Skip to main content

Redactie Beroepseer

Medewerkers in de zorg- en welzijnssector slapen steeds minder goed

De zelfstandige pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM & Co en IZZ Zorgverzekering van mensen in de zorg hebben 1290 medewerkers in de zorg & welzijnssector gevraagd naar de kwaliteit van hun nachtrust. Een samenvatting van de resultaten van het onderzoek dat ging over fitheid en de werk-privé-balans, staat op de site van PGGG & Co, waar ook het rapport is te downloaden.

Het blijkt dat bijna de helft van hen te maken heeft met slaapproblemen. In 2021, midden in de coronacrisis, gaf 33% aan moeite te hebben met een goede nachtrust. Op dit moment geeft bijna de helft (46%) aan te maken te hebben met slaapproblemen.
Met name de leeftijdsgroep jonger dan 40 jaar slaapt slecht. Een hoge werkdruk wordt als belangrijkste reden gegeven maar ook ervaren zij meer zorgen over de financiële situatie dan oudere werknemers.

Goed slapen is belangrijk voor een gezond leven en dus voor een optimale invulling van een werkdag. De impact van een slechte nachtrust is overdag merkbaar. Vermoeidheid en lusteloosheid zijn het vaakst (70%) merkbaar bij medewerkers met slaapproblemen maar ook vergeetachtigheid (42%) en snel geïrriteerd raken (33%) worden vaak genoemd als een gevolg van slechte nachtrust.

Delen op de werkvloer verlicht

Ruim twee derde van de medewerkers met slaapproblemen heeft dit besproken op het werk. 59% van hen heeft gemerkt dat het helpt als je slaapproblemen met collega’s en/of leidinggevenden bespreekt. Door het gesprek aan te gaan merkt een medewerker dat hij of zij niet de enige is. Er ligt een belangrijke rol voor de werkgever om ruimte te creëren om het onderwerp bespreekbaar te maken. Dit blijkt ook uit het feit dat een deel (33%) van de ondervraagden die hun slaapprobleem op het werk heeft gedeeld aangeeft dat er weinig begrip of interesse is.

Onregelmatige diensten zorgen voor minder slaap

Van de medewerkers met een primaire zorgfunctie in verpleeg- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en gehandicaptenzorg geeft een kwart aan dat de onregelmatige diensten een oorzaak van slecht slapen zijn. In andere functies ligt dit percentage aanmerkelijk lager.
Volgens Irma Leijten slaapexpert bij Hallo Slaap, is dit te verklaren door hoe ons bioritme is geprogrammeerd. “Ons systeem werkt volgens een dag- en nachtritme. Als je dat doorbreekt wordt, zorgt dat voor minder goede slaap. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat mensen met wisselende diensten zoals nachtdiensten 1 tot 1,5 uur minder slapen per etmaal”.

Maar wat is dan een oplossing om tot een betere slaap te komen? Irma Leijten geeft een paar adviezen voor het vinden van een goede balans tussen werk en privé en te streven naar momenten van rust, zowel overdag als ‘s nachts.

Downloaden onderzoeksrapport Fitheid en slaap, PGGM & Co, IZZ en Miles Research, maart 2023: www.pggmenco.nl

Uitkomst onderzoek: steeds groter deel zorgmedewerkers komt onvoldoende uitgerust op het werk, PGGM & Co., 4 april 2023: www.pggmenco.nl

Zo val je sneller in slaap na je nachtdienst: www.pggmenco.nl

Webinar: Meer slaap, meer energie! PGGM & Co., december 2021. In dit webinar legt slaapexpert Irma Leijten van Hallo Slaap uit wat de functie van slaap is en wat je kunt doen om beter te slapen. www.pggmenco.nl/gezond-leven/beter-slapen/webinar-meer-slaap-meer-energie/

 

Afbeelding bovenaan is ontleend aan het rapport ‘Fitheid en slaap’

Zwitserse krant NZZ onderzocht waarom artsen in opleiding de gezondheidszorg verlaten

De Neue Zürcher Zeitung heeft in de periode 2ē7 december 2022 – 10 januari 2023 een enquête gehouden onder meer dan 4.500 artsen in opleiding, wonend in Duitstalig Zwitserland. Doel van de enquête was te achterhalen waarom velen van hen de gezondheidszorg de rug toekeren. Deze 4.500 artsen vormen ongeveer een derde van alle 13.000 artsen in opleiding. De Neue Zürcher Zeitung (NZZ) is het oudste landelijke dagblad – en een van de grootste – van Zwitserland, opgericht in 1780.

Als kind droomde Julian Krämer ervan dokter te worden. Hij wilde weten hoe het lichaam werkte. Hij wilde een witte jas dragen en een stethoscoop omhangen. Hij wilde mensen helpen.
Een paar jaar later slaagde Krämer (niet zijn echte naam) voor het toelatingsexamen om medicijnen te studeren. Twaalf semesters lang leerde hij lichaamsdelen, ziekten en medicijnen benoemen. Hij deed mee aan de een na andere natuur- en scheikundeproef, liep verschillende stages en slaagde uiteindelijk voor het staatsexamen. Krämer had zijn doel in het leven bereikt en werkte een jaar als arts-assistent in een ziekenhuis.

Toen spatte zijn jeugddroom uiteen.

Achteraf kan Krämer niet meer precies zeggen wanneer hij het merkte. Misschien was het toen hij na dertien uur werken geen energie meer had om zijn vrienden te ontmoeten. Misschien gebeurde het toen hij weer een dag aan zijn bureau doorbracht in plaats van aan het bed van zijn patiënten. Of misschien toen hij zich realiseerde dat al zijn superieuren gescheiden waren.

“Op een gegeven moment drong het tot me door,” zegt Krämer. “Ik heb alles moeten opgeven voor deze baan”.

Stress, frustratie en bureaucratie

Krämer stapte eruit. In een tijd waarin Zwitserland wanhopig op zoek is naar jonge artsen, hing hij zijn witte jas aan de kapstok. Redenen waren de slechte werkomstandigheden, de bureaucratie en de stress in de medische wereld.
Krämer staat niet alleen in zijn kritiek. In de afgelopen maanden heeft de NZZ met meer dan een dozijn jonge artsen uit Zürich gesproken. Allen werken als arts-assistent en willen aan het eind van de ongeveer zesjarige opleiding specialist worden. Allen hebben soortgelijke ervaringen gerapporteerd en dezelfde conclusie getrokken: Als er niets verandert, komt de Zwitserse gezondheidszorg in ernstige problemen

De resultaten van het NZZ-onderzoek zijn schrikbarend. Ze laten zien dat artsen in opleiding enorm belast worden, dat de kwaliteit van hun opleiding afneemt en dat ziekenhuizen de Zwitserse arbeidswetgeving stelselmatig zouden overtreden.

Dit heeft gevolgen: voor de artsen die onder de situatie lijden – en voor de patiënten, omdat door het overwerk het risico op fouten toeneemt. En voor Zwitserland als geheel – omdat de opleiding van degenen die het beroep hebben verlaten veel geld heeft gekost – duwt hun afwezigheid de overbelaste gezondheidszorg nog verder naar de rand van de afgrond.

Velen werken 11 uur of meer

Bijna 40% van de respondenten zegt gemiddeld meer dan 11 uur per dag te werken. De langste werkdagen zijn die van chirurgen, maar ook gynaecologen en co-assistenten maken lange dagen.
Dat is problematisch. Volgens het arbeidsrecht is meer dan 50 uur per week werken alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Dat geldt ook voor ziekenhuizen, en sinds 2005 vallen arts-assistenten onder de arbeidswet.

Velen van hen hebben al een contract van 50 uur per week, maar daarboven moeten zij vaak extra uren werken. In de enquête zei twee derde van de vrouwelijke artsen dat de maximaal toegestane arbeidsduur al op het rooster werd overschreden.

Het is vooraf gepland overwerk.

Bijna niemand durft

De respondenten noemen twee belangrijke redenen voor overwerk: zware werkdruk en bureaucratie. Emma Welti, een van de deelnemers aan de enquête, kent het probleem uit eigen ervaring: “Soms bestaat 30% van mijn dag uit medisch werk, de andere 70% zit ik aan de telefoon en schrijf ik rapporten”.
Respondenten klagen ook over verouderde computersystemen. Dat leidt ertoe dat jonge artsen vaak pas na de officiële werktijd de facturen en patiëntenverslagen schrijven. Dat kan uren duren – en wordt vaak gratis gedaan. Volgens het onderzoek heeft een op de vijf coassistenten druk van leidinggevenden ervaren om overuren niet naar waarheid te melden.

Ondanks al deze bezwaren, durft bijna niemand zijn nek uit te steken. Veel jonge artsen zijn bang hun carrière te beschadigen als ze hun grieven uiten en niet in het gareel lopen.

Verkeerde spuit, een duizendvoudige dosis

De lange uren en de weinige pauzes tasten de veiligheid van de patiënt aan. Driekwart van de ondervraagde artsen vindt dat zij door de tijdsdruk hun werk niet goed kunnen doen, en 80% zegt al eens fouten te hebben gemaakt omdat zij overwerkt of oververmoeid waren. Emma Welti kan zich situaties herinneren waarin ze overwerkt was en daardoor fouten maakte. Eén keer injecteerde ze een patiënt met de verkeerde medicatie. Een andere keer verwarde ze bij het doseren grammen met milligrammen.

In het ergste geval kan zo’n faux pas fataal zijn. In dit geval merkte een nurse practitioner de fout op. “Als je 12, 14 of zelfs 16 uur werkt, gebeuren deze dingen. Het systeem is extreem foutgevoelig. De vraag is niet of er fouten gebeuren, maar hoe erg ze zijn”, aldus Welti.

Is het de schuld van de ziekenhuizen?

Het NZZ confronteerde de Zwitserse ziekenhuisvereniging H+ met de resultaten van het onderzoek. Directeur Anne Bütikofer verweerde zich tegen beschuldigingen dat ziekenhuizen stelselmatig de maximale werktijden aan hun laars lappen en niet voldoen aan de opleidingsvoorwaarden. Uit een door H+ onder ziekenhuizen en klinieken gehouden snelle enquête bleek dat deze voorstelling van zaken niet klopt. Volgens Bütikofer staan ziekenhuizen onder enorme druk. De politiek wil bezuinigen maar legt tegelijkertijd steeds meer eisen en regels aan ziekenhuizen op.

Wel tevreden

36% van de respondenten van de enquête zegt tevreden of enigszins tevreden te zijn met de huidige werksituatie. Enerzijds heeft dit waarschijnlijk te maken met de werksfeer onder de werknemers, die de meesten van hen als goed tot zeer goed beoordelen. Anderzijds vinden velen hun werk zinvol en bevredigend.

Voor Bütikofer is het duidelijk dat ziekenhuizen alleen de problemen in de gezondheidszorg en van arts-assistenten niet kunnen oplossen. Er zijn evenwel werkgevers die dat wel proberen. Het Universitair Ziekenhuis Zürich is bijvoorbeeld in 2022 begonnen met een proefproject voor kortere werktijden. De artsen in opleiding van het Institute of Critical Care Medicine krijgen sindsdien niet meer dan 42 uur klinisch werk per week toegewezen. Met deze stap wil het ziekenhuis het werk aantrekkelijker te maken. Bovendien garandeert deze stap de naleving van de arbeidswetgeving met betrekking tot de maximale arbeidstijd.
Tot nu toe is dit proefproject evenwel een uitzondering.

Meer dan de helft van de respondenten zegt geen goed evenwicht tussen werk en privéleven te hebben. Evenveel mensen voelen zich gestrest of vrezen zelfs een burn-out, 5% – dat zijn meer dan 220 mannelijke en vrouwelijke artsen – zegt al eens een burn-out te hebben gehad.
Een 28-jarige arts vertelt dat in haar omgeving bij drie collega’s een burn-out of medicatieverslaving is vastgesteld. Een 24-jarige aspirant-chirurg schrijft in de enquête: “Ik voel me uitgeput, emotieloos en hopeloos”. Een 35-jarige arts meldt kortaf: “Ik sta op de rand van een burn-out”.

Uitvallers laten een duur gat achter

Veel jonge artsen zijn niet langer bereid het noodlijdende zorgstelsel te dragen. Ongeveer 10% van de artsen verlaat het beroep voortijdig, volgens cijfers van de Association of Swiss Assistant and Senior Physicians. Voor de artsen in opleiding in het onderzoek ziet het er niet beter uit: meer dan 70% zegt minstens één keer concreet te hebben overwogen het artsenberoep op te geven vanwege de arbeidsomstandigheden.ê

Dat heeft verstrekkende gevolgen. Niet alleen omdat het Zwitserland volgens een ander onderzoek in 2040 een tekort zal hebben aan ongeveer 5.500 artsen, maar ook omdat volgens de Kantonsraad van Zürich een artsendiploma het land bruto 1,3 miljoen frank kost. Elke arts die zijn beroep niet uitoefent, kost Zwitserland dus veel geld.

De hier eerder genoemde Krämer kent deze cijfers, maar heeft geen spijt van zijn vertrek. Momenteel werkt hij als medisch adviseur in de farmaceutische industrie.

Lees het hele artikel: «Doctor» used to be a dream job, but the profession is now in decline, door Matthias Niederberger en Nils Pfändler, Neue Züricher Zeitung, 21 februari 2023: www.nzz.ch/english/long-hours-force-swiss-doctors-to-leave-medicine-ld.1726895

Uitnodiging themabijeenkomst ‘Ambtenaar: een bijzonder vak, en dat is het!’

U i t n o d i g i n g

VDNA*) Themabijeenkomst i.s.m. Stichting Beroepseer
Ambtenaar: een bijzonder vak, en dat is het!

Thijs Jansen, Stichting Beroepseer

Datum en tijd: Woensdag 24 mei 2023, 15:00 uur
Plaats: ROC Mondriaan, Kon. Marialaan 9 in Den Haag, ingang INVITEZ

In de afgelopen decennia is de ambtenaar zich ten onrechte steeds meer gaan zien als een gewone werknemer. De ambtenaar werkt aan zijn/haar  individuele competenties voor zijn/haar individuele carrière.  Je zou dit de individualisering van de ambtenaar kunnen noemen: men is steeds minder  gaan zien wat het onderscheidende gemeenschappelijke kenmerk  is van ambtelijk vakmanschap.  Veel te weinig is daardoor onderkend dat deze functie wel degelijk  een belangrijk onderscheidend kenmerk heeft:  ambtenaren werken in een apparaat dat bevoegd is macht uit te oefenen over anderen en dienen dat deskundig, zorgvuldig en behoorlijk te doen.  Deze normatieve visie op ambtelijk vakmanschap was de afgelopen decennia ver weggezakt. Ze is weer tot leven gekomen door onder andere de Toeslagenaffaire. Deze renaissance van de normatieve visie op machtsuitoefening is dringend noodzakelijk en recent op gang gekomen. Thijs Jansen zal een overzicht en evaluatie geven van wat er nu in gang is gezet, en aangeven wat er zijns inziens nog dient te gebeuren.

Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer (https://beroepseer.nl) en verbonden aan het Centrum Èthos (Vrije Universiteit, Amsterdam). Hij heeft de afgelopen jaren heel wat gepubliceerd over de noodzaak van een normatieve visie op ambtelijk vakmanschap. Onlangs publiceerde hij met anderen het boek Het recht op ambtelijk vakmanschap (2022). Eerder publiceerde hij o.a. Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag  (met Gabriël van den Brink, 2016) en Gezagsdragers. De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers (met Gabriël van den Brink en René Kneyber, 2012).

Aanmelding is mogelijk tot uiterlijk 18 mei 2023 op info@nieuweambtenaar.nl

*) VDNA –  Vereniging De Nieuwe Ambtenaar,
een beroepsgroep die bestaat uit een
vakbondsgedeelte en een vakvereniging.

 

De Jonge Akademie opent ‘Iedereen professor Jaar’. Geef universitair (hoofd)docenten en hoogleraren gelijke rechten rondom promotietrajecten

Hoewel universitair (hoofd)docenten tijdens een promotietraject grotendeels dezelfde plichten als hoogleraren hebben, hebben zij niet dezelfde rechten. De Jonge Akademie*) pleit er met Iedereen professor! voor deze rechten los te koppelen van het functieprofiel hoogleraar en deze toe te kennen aan alle universitair (hoofd)docenten.

Je eigen promovendus tot doctor benoemen is een bijzonder moment voor alle wetenschappers. Maar op dit moment is die eer alleen weggelegd voor hoogleraren en een klein aantal universitair hoofddocenten. En dat is niet het enige: verschillende rechten rondom (promotie)plechtigheden zijn op dit moment gekoppeld aan het functieprofiel hoogleraar.

Dit moet anders, vindt De Jonge Akademie, want universitair (hoofd)docenten hebben in een promotietraject wel dezelfde plichten, maar niet dezelfde rechten als een hoogleraar. Terwijl ze in veel gevallen wél de meeste verantwoordelijkheid en leiding nemen in promotietrajecten en expert zijn op het betreffende onderzoeksgebied. Daarom opent De Jonge Akademie op 28 maart 2023 het Iedereen professor Jaar, met als doel het gesprek over Iedereen professor!  binnen universiteiten te bevorderen en er zo voor te zorgen dat jonge universitair (hoofd)docenten meer slagkracht en zelfstandigheid kunnen verkrijgen en minder afhankelijk zijn van een hoogleraar.

Wat is ‘Iedereen professor!’?

Iedere universitair docent, universitair hoofddocent of hoogleraar mag voortaan:

  • een toga dragen;
  • de titel professor voeren;
  • in leescommissies in eigen en andere universiteiten optreden;
  • meestemmen over cum laude;
  • en, indien passend, eigen promovendi promoveren tot de graad ‘doctor’.

Sociale veiligheid

Toga’s, promotierecht, titel: hoewel dit ‘cosmetische’ verschillen zijn, werken ze door in de dagelijkse praktijk van een academische loopbaan en zijn ze zelfs van invloed op de sociale veiligheid. Deze verschillen dragen namelijk bij aan de sterk hiërarchische structuur van de Nederlandse academie. Het opheffen van deze verschillen kan ertoe leiden dat veelal jongere academici zich makkelijker durven uitspreken, vaker zelfstandige promotietrajecten initiëren en begeleiden en eerder gehoord worden bij besluit- en beleidsvorming.

Let wel, Iedereen professor! is geen pleidooi voor algehele nivellering of het ontbreken van bevorderingsmogelijkheden of carrièrepaden. De Jonge Akademie zegt: behoud functieniveaus en laat mensen daarin doorgroeien op basis van transparante en onafhankelijke beoordelingen.
Iedereen professor! moedigt universiteiten, faculteiten en de academische gemeenschap aan om na te denken over bevorderingsmogelijkheden en hoe de takenhiërarchie en verantwoordelijkheidshiërarchie vorm te geven.

Het ‘Iedereen professor Jaar’

Op 28 maart 2023 zijn de nieuwe leden van De Jonge Akademie geïnstalleerd en over een jaar is er weer een nieuwe lichting geïnstalleerd. Tegen die tijd hoopt De Jonge Akademie dat er concrete stappen gezet zijn binnen universiteiten om Iedereen professor! te initiëren. De Jonge Akademie vindt het nu de tijd om het gesprek binnen de Nederlands academie te voeren en om te zetten in acties. Daarvoor nodigt De Jonge Akademie de hele academische gemeenschap uit.
Vragen en op- of aanmerkingen zijn van harte welkom, stuur daarvoor een mail naar dja@knaw.nl

Noot
*) De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen besloot in 2005 tot oprichting van De Jonge Akademie.
De Jonge Akademie functioneert zelfstandig binnen de KNAW, met een eigen werkplan en verantwoordelijkheid voor haar activiteiten en standpunten. De Jonge Akademie en de ‘klassieke’ Akademie werken vooral samen op het gebied van inhoud en interdisciplinariteit.

Downloaden Iedereen professor! Titel, toga en promotierecht voor universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren, De Jonge Akademie, maart 2023: https://beroepseer.nl/wp-content/uploads/2023/03/dja_iedereen_professor_jaar_2023.pdf

Iedereen professor!, De Jonge Akademie: www.dejongeakademie.nl

Advies aan kabinet: Andere aanpak regionaal beleid nodig

Hoewel Nederland relatief klein is, kent ons land aanzienlijke regionale verschillen. Die verschillen zijn er in landschappelijk en cultureel opzicht, maar ook als het gaat om de kansen die mensen hebben om een passende baan te vinden, om onderwijs te volgen op een goed bereikbare locatie en om gezond oud te worden. Bepaalde gebieden in Nederland, veelal gelegen buiten de economische centrumgebieden, hebben te maken met een stapeling van achterstanden op één of meer aspecten. Deze situatie is niet nieuw, maar de ongelijkheid neemt de laatste jaren verder toe.

Doordat de bedrijvigheid zich nu voornamelijk concentreert in economische kerngebieden zoals de Randstad en de regio Eindhoven, geldt datzelfde voor de werkgelegenheid, het aanbod van diensten en voorzieningen enzovoort.
In de regio’s buiten de economische kerngebieden is het vaak rustiger en is er vaak meer ruimte. Dat laatste maakt deel uit van de charme van die gebieden; het wordt als zeer positief ervaren. Deze positieve waardering weegt echter steeds minder op tegen de gegroeide verschillen in brede welvaart en negatieve ontwikkelingen die elkaar versterken. Essentiële voorzieningen in de regio’s brokkelen gelijktijdig af: basisscholen gaan dicht, huisartspraktijken verdwijnen, winkels sluiten hun deuren, bushaltes worden opgeheven. Deze neerwaartse spiraal van verschraling heeft verstrekkende gevolgen voor het gemeenschapsleven in een regio. De leefbaarheid van dorpen, buurten en gemeenschappen komt onder druk te staan en dit leidt in diverse regio’s tot achterstanden. Dit betreft onder meer verschillen in gezondheid (de gemiddelde levensverwachting is in sommige gebieden zeven jaar lager dan elders) en de hoogte van het gemiddelde inkomen. Ook is de beschikbaarheid van culturele voorzieningen, openbaar vervoer en ontmoetingsplekken in bepaalde regio’s onder de maat.
In regio’s als Zeeuws-Vlaanderen, de Kop van Noord-Holland, de Veenkoloniën, Twente en Parkstad Limburg is al langere tijd sprake van forse achterstanden.

De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en de Raad voor het Openbaar bestuur (ROB)*) hebben het advies Elke regio telt! overhandigd aan minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 27 maart 2023. Het advies bevat een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s’.

Investeer in regionale brede welvaart

In het huidige rijksbeleid gaan investeringen vooral naar regio’s die al sterk zijn. De drie raden pleiten voor ander beleid waarin het realiseren van brede welvaart overal in Nederland voorop staat. Hiervoor is het nodig dat de rijksoverheid bij de verdeling van gelden over de regio’s naast economisch rendement ook de bredere maatschappelijke opbrengsten meeweegt. Dit moet  eraan bijdragen dat een betere spreiding van onderwijs, zorg en rijksorganisaties over het land wordt gerealiseerd. Ten tweede willen de raden dat de regio’s zelf kansenagenda’s ontwikkelen voor de lange termijn. Deze moeten de basis vormen voor langjarige en substantiële investeringen in de regio door het kabinet. Ten derde is een forse verbetering van de relaties tussen regio’s en rijk noodzakelijk om het belang van regionale ontwikkeling beter mee te kunnen wegen in het rijksbeleid en om regio’s meer stem te geven in de besluiten hierover.

Zet in op een basis voor vitale gemeenschappen

Om de onwenselijke verschillen tussen regio’s te verkleinen vinden de drie adviesraden dat in het hele land een basis van bereikbare voorzieningen beschikbaar moet zijn. Dit hoeft niet overal in Nederland dezelfde basis te zijn, maar onderwijs, zorg, werk, cultuuraanbod en publieke ontmoetingsruimten moeten wel overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk zijn voor mensen.
Alleen dan kunnen regio’s zich op een gezonde manier ontwikkelen en vitaal blijven.

Schep een basis voor vertrouwen en democratie

De huidige verschillen tussen regio’s vinden de drie raden problematisch voor de inwoners van de regio’s waarin de achterstanden zich opstapelen omdat ze bijdragen aan ongelijke kansen en de afnemende vitaliteit van de gemeenschappen waarin mensen wonen. Deze ongelijkheid is schadelijk voor het vertrouwen van mensen in de overheid en in onze democratie. Dit vormt een bedreiging voor Nederland als geheel. Bovendien bemoeilijken de verschillen tussen regio’s ook een effectieve aanpak van grote nationale vraagstukken zoals de energietransitie, de woningbouwopgave, of de hervorming van de landbouw. Juist op deze terreinen zijn er kansen voor de genoemde regio’s en voor heel Nederland.

Noot
*) De drie raden zijn onafhankelijk en adviseren gevraagd en ongevraagd over langetermijnvraagstukken.
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het brede domein van de fysieke leefomgeving. Voorzitter is ir. J.J. (Jan Jaap) de Graeff.
www.rli.nl
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het gebied van zorg en sociaal domein. Voorzitter is prof. dr. M. (Jet) Bussemaker.
www.raadrvs.nl
De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) is het strategische adviescollege voor regering en parlement over de inrichting en het functioneren van het openbaar bestuur en de financiële verhoudingen tussen rijk, provincies en gemeenten. Voorzitter is drs. J.M.M. (Han) Polman.
www.raadopenbaarbestuur.nl

Downloaden  Advies ‘Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s’, ROB, 27 maart 2023: www.raadopenbaarbestuur.nl/documenten/publicaties/2023/03/27/elke-regio-telt-een-nieuwe-aanpak-van-verschillen-tussen-regios

Kohnstammlezing van Kim Putters: ‘De toekomst zal het leren’. Hoe kunnen onderwijs, werkgevers en werkenden zélf stappen met lef zetten?

De Kohnstammlezing van 2023, getiteld De toekomst zal het leren is gehouden door Kim Putters op 24 maart 2023. Sinds 16 september 2022 is Putters voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER). In zijn lezing gaat hij in op de vraag hoe onderwijs, werkgevers en werkenden zélf stappen met lef kunnen zetten. Hij houdt een pleidooi voor herbezinning op werken en leren in de toekomst.
Hoe zorgen we dat (jonge) mensen voorafgaand en tijdens hun loopbaan tijd en ruimte krijgen om talenten te ontdekken? En hoe verhoudt zich dat tot het aantrekkelijk maken van beroepen waaraan een tekort is? Leren en ontwikkelen kan soms voelen als topsport. Hoe maken we daar een teamprestatie van, waarbij naast talentontwikkeling ook het waarderen van ieders talent centraal staat?

Fragmenten uit de lezing

“Misschien stelt u zichzelf, net als ik, wel eens de vraag hoe toekomstige generaties zullen terugkijken op onze tijd en wat wij deden. Wellicht moeten we die vraag wat vaker aan onszelf stellen. Wat zullen toekomstige generaties vinden van de uitdagingen waar wij voor stonden, de beslissingen die wij namen – de beslissingen die wij uitstelden?
Laten we ons verbeelden hoe het is om in de schoenen van toekomstige generaties te staan. Om vanuit hun ogen naar onszelf te kijken: naar de visie die wij hadden op de vraagstukken van onze tijd én van de toekomst. Naar hoe wij onze planeet, onze samenleving achterlieten.
Zullen zij ons bewonderen om onze moed om het roer om te gooien en systemen te veranderen? Om onze wijsheid om bij beslissingen niet alleen de belangen en wensen van de huidige generaties mee te nemen, maar ook een stem te geven aan die van toekomstige generaties? Zullen
zij ons als goede voorouders zien?
Vermoedelijk hebben mensen door alle tijden heen gedacht dat de wereld nooit zo razendsnel veranderde als in hun tijd. Ook wij zitten middenin een storm van veranderingen. Alles is in beweging: op het gebied van klimaat, energie, grondstoffen, demograf ie, migratie, zorg, technologie en ICT. En ook op het gebied van veiligheid en defensie, zeker sinds de oorlog in Oekraïne. Het zou heel makkelijk zijn om vandaag een gloom- en doomverhaal te houden. Maar wees niet bang, dat ga ik niet doen”.

Tijd voor een doorbraak

“Ik denk dat wij zoals we hier zitten, allemaal een samenleving willen waarin ieder mens een bijdrage kan leveren en iedereen van de brede welvaart profiteert. Een samenleving die verantwoordelijkheid neemt voor de mensen van nu en voor de generaties van de toekomst. Om dat ideaal te bereiken, is een doorbraak nodig: in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Nu iedereen de urgentie ziet om de tegenstellingen in de samenleving te verkleinen, is het de hoogste tijd om woorden om te zetten in daden.

Daar wil ik het vandaag met u over hebben. We doen dit in drie stappen:

1. Eerst zoomen we verder in op wat ik als de potentieel grootste ‘gelijkheidsmaker’ zie voor de volwassen samenleving: meer inzet op leven lang ontwikkelen.
2. Daarna kijken we hoe we tot een doorbraak kunnen komen, wat daarvoor nodig is en van wie.
3. Tot slot kijken we wat de doorbraak oplevert en wat we nog te doen hebben met het oog op de toekomst.

De wereld verandert in een razend tempo. Heeft het grondrecht op onderwijs niet allang een nieuwe interpretatie nodig, vanuit het idee dat mensen het recht hebben zich een leven lang te (kunnen) ontwikkelen, in het onderwijs, maar ook breder: in het werk en de maatschappij? Wordt het niet tijd om de leerplicht en het onderwijssysteem daarop te herzien?Want waarom zien we leren en ontwikkelen eigenlijk vooral als een plicht van het individu, terwijl het een recht is, dat voor iedereen toegankelijk en aantrekkelijk zou moeten zijn, en dat we als maatschappij gezamenlijk moeten vormgeven.
Ik vraag me af wat Philip Kohnstamm hierover zou zeggen. En u, mensen betrokken bij het pedagogisch- en onderwijsveld, hoe denkt u hier eigenlijk over? Vraagt deze tijd niet om een nieuw onderwijssysteem waarop volgende generaties weer kunnen voortbouwen? Moeten we niet toe naar leerrechten die passen bij een leven lang ontwikkelen als basisrecht?

Het recht op leren is in Europese verdragen vastgelegd en behoort tot de sociale grondrechten, naast het recht op huisvesting, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Sociale grondrechten gelden een leven lang. Bij de SER zien we een leven lang ontwikkelen als een van de speerpunten op weg naar brede welvaart en gelijke kansen. De noodzaak daarvan wordt breed gedeeld. Uit de Monitor Leercultuur, een gezamenlijk onderzoek van de SER en TNO, blijkt dat 91 procent van de werknemers leren en ontwikkelen op het werk ‘belangrijk’ of ‘heel belangrijk’ vindt. En toch breekt dat maar niet echt door.

Uit de monitor blijkt zelfs dat het leergedrag blijft afnemen en dat de verschillen tussen groepen groter worden. De mensen die investeren in leven lang ontwikkelen, zijn met name hbo’ers en wo’ers — en dan ook nog eens in vaste dienst en onder de 55 jaar. We lijken leven lang ontwikkelen dus vooral aan de leergierigen over te laten. Wat betekent het voor de rest?

Er zijn in ieder geval twee manieren om naar dit vraagstuk te kijken.

A. Je kunt leven lang ontwikkelen zien als hét voorbeeld van een transitieproces dat ondanks vele proeftuinen en pilots steeds weer vastloopt in belangentegenstellingen en ondoorzichtige regelingen.

B. Je kunt er toch ook op een andere manier naar kijken. Er is de laatste jaren enorm veel gaande op het gebied van leven lang ontwikkelen. Overal in het land draaien proeftuinen, experimenten en pilots, waarin veel organisaties en partijen met enorm veel energie samenwerken en mooie resultaten bereiken”.

Écht onmisbare, vitale beroepen

Putters vindt dat er teveel aandacht gaat naar processen en dat er te weinig ruimte is voor de professionals in het onderwijs en de echte samenwerking met het werkveld: “De systeemwereld en de alledaagse mensenwereld lijken parallelle universums geworden die elkaar nauwelijks meer raken.
Volgens het Platform Perspectief Jongeren, een onafhankelijke commissie die het Nationaal Programma Onderwijs begeleidt, moeten professionals tijd en ruimte krijgen voor een goede pedagogische relatie. Zodat zij elke leerling echt zíen en kunnen inschatten wat iemand nodig heeft. Zonder relatie geen prestatie, schrijft het Platform in zijn advies.

Banen in de techniek, de zorg, het onderwijs en bij overheidsdiensten zullen aantrekkelijker moeten worden. En dan bedoel ik niet alleen in financiële zin. Er moet ook iets veranderen in het imago van bepaalde beroepen. Tijdens de coronapandemie hebben we ontdekt wat de écht onmisbare, vitale beroepen in de samenleving zijn. Wat doen we vandaag met die ervaring? En waarom zouden jongeren voor die beroepen kiezen? Als de aantrekkingskracht van (semi)publieke sectoren wordt bepaald door begeleiding, adequate toetsing van prestaties, ontwikkeling en loopbaanmogelijkheden, dan moeten juist die sectoren ‘kampioen leven lang ontwikkelen’ willen zijn.

In de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt speelt het middelbaar beroepsonderwijs een cruciale rol. Robbert Dijkgraaf, de huidige minister van OCW, is vorig jaar een campagne begonnen voor de emancipatie van het beroepsonderwijs. Het mbo verdient volgens hem alle mogelijkheden en meer waardering, omdat allerlei beroepen staan te springen om mbo-afgestudeerden. Hij benadrukte dat ook in zijn Kohnstammlezing vorig najaar”.

Dowloaden Kohnstammlezing op site Kohnstamm Instituut: De toekomst zal het leren, door Kim Putters, Vossius Pers UvA, maart 2023: https://kohnstamminstituut.nl/wp-content/uploads/2023/03/Putters.pinn_bis.pdf

 Kohnstammlezing

Opvoeding en onderwijs verlangen een kritisch en levendig publiek debat. De docenten en onderzoekers van het Samenwerkingsverband Onderwijs en Opvoeding Amsterdam, een coalitie van opleidings- en onderzoeksinstellingen, proberen maatschappelijke betrokkenheid te combineren met hoogwaardige opleidingen en gedegen onderzoek. Ze zetten daarmee een traditie voort die begon in 1919, het jaar waarin Philip Kohnstamm met de rede Staatspaedagogiek of persoonlijkheidspaedagogiek het ambt van bijzonder hoogleraar in de opvoedkunde aanvaardde.

In die oratie beargumenteerde Kohnstamm dat de pedagogiek als wetenschap pas ‘waarlijk vrucht kan dragen’ indien ze in contact treedt met vragen van levensleer en wereldbeschouwing. Vanuit deze overtuiging ontwikkelde hij concrete methoden om de reken- en leesvaardigheid van kinderen te verbeteren en was hij een praktisch voorstander van het individuele leren van het kind. Kohnstamm werd in hetzelfde jaar tevens directeur van het Nutsseminarium voor Pedagogiek, dat leraren in het voortgezet onderwijs en aan de kweekscholen een pedagogische scholing bood, en waar onderzoek werd verricht ten behoeve van de schoolpraktijk. Beide taken leven voort bij de instellingen die het Samenwerkingsverband Onderwijs en Opvoeding Amsterdam vormen.

Kohnstamm was een veelzijdig geleerde: filosoof, leerpsycholoog en theoloog. Opgeleid als natuurwetenschapper volgde hij in 1908, op 33-jarige leeftijd, zijn leermeester Van der Waals op als buitengewoon hoogleraar in de thermodynamica. Bij zijn inauguratie plaatste hij kanttekeningen bij het dogma van het determinisme. Maar het was meer dan intellectuele twijfel die Kohnstamm al voor de eeuwwisseling aanzette tot maatschappelijke en politieke strijdlust, waarin liberale vrijzinnigheid en een diepgaande christelijke overtuiging samengingen. Kohnstamm was in geen enkel opzicht sektarisch in zijn overtuigingen; hij was een groot voorstander van het openbare debat met mensen van verschillende richtingen.

Kohnstamminstituut: https://kohnstamminstituut.nl/

Proefschrift Janós Betkó over sociaal experiment met bijstandsontvangers. Huidig bijstandsbeleid werkt minst goed voor meest kwetsbaren

János Betkó, beleidsadviseur bij de gemeente Nijmegen op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling is gepromoveerd op het proefschrift Effects of welfare policies based on autonomy and unconditionality – A social experiment with social assistance recipients aan de Radboud Universiteit op 23 maart 2023. Onderwerp is het Nijmeegse bijstandsexperiment. De basis voor deze studie is een sociaal experiment met de bijstand dat is gehouden tussen 2017 en 2020. De gemeente Nijmegen, uit onvrede met het strenge beleid van de Participatiewet, organiseerde een experiment waarbij het reguliere bijstandsbeleid werd vergeleken met twee ruimhartigere alternatieven, die meer op onvoorwaardelijkheid waren gestoeld, en waarbij deelnemers meer vertrouwen kregen en autonomie hadden.

In beide alternatieve behandelingen (‘treatments’) mochten deelnemers meer geld bijverdienen naast hun uitkering dan normaal, wat de mogelijkheid gaf voor meer financiële armslag. Daarnaast hadden beide alternatieven een andere regel rondom re-integratie, en de begeleiding daarbij.
De eerste, de ontheffingsgroep, kreeg volledige ontheffing van de re-integratieplicht (en alle daarbij behorende boetes voor eventueel niet-naleven). De tweede, de gecoachte groep, kreeg intensieve begeleiding richting een zelfgekozen doel, die de reguliere re-integratieplicht verving

Vier deelstudies

Als het gaat om experimenten met de bijstand en re-integratie, wordt vaak in eerste instantie (of: alleen maar) gekeken naar het effect op de uitstroom uit de uitkering naar werk. Hoewel belangrijk, zijn andere uitkomsten dat minstens evenzeer, maar de impact van sociaal beleid daarop is veel minder vaak het onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. De interesse in dit proefschrift, aldus Betkó in de Nederlandstalige Samenvatting, ging uit naar enkele van deze andere uitkomsten. Ook is er bijzondere aandacht voor effecten op subgroepen, bijvoorbeeld op basis van migratieachtergrond of opleidingsniveau, en de werking van enkele mechanismen: waarom vindt een bepaald effect plaats?. Over deze onderwerpen zijn er nog lacunes in de bekende literatuur, waarbij dit proefschrift bijdraagt aan het opvullen daarvan

De studie bestaat uit vier deelstudies, waarbij de eerste methodologisch van aard is. Hierin is gekeken wat voor bijstandsgerechtigden (op basis van persoonskenmerken, zoals leeftijd en migratieachtergrond) ervoor kozen om deel te nemen aan het experiment.
In de tweede studie werd ingezoomd op de effecten van het experiment op politiek en sociaal vertrouwen, en welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor een eventuele stijging of daling.
In de derde studie was het onderwerp van onderzoek ‘gezondheid’, en is gekeken of er andere effecten waren op deelpopulaties, op basis van beschikbare hulpbronnen.
In de vierde en laatste studie werd gekeken naar het effect van het experimentele beleid op maatschappelijke participatie (zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg), en werd wederom gekeken naar effecten op deelpopulaties (zoals migratie-achtergrond en opleidingsniveau).

Toename vertrouwen in lokale politiek

De algemene conclusie is dat er, op treatment-niveau, enkele statistisch significante effecten zijn gevonden. Dit zijn een toename in vertrouwen in de lokale politiek, en een tijdelijke dip in welbevinden voor de ontheffingsgroep. De toename in vertrouwen kan, voor de ontheffingsgroep, deels verklaard worden door een grotere tevredenheid over het beleid, dat als meer passend en minder belemmerend werd ervaren. Wanneer gekeken wordt naar de effecten op specifieke subgroepen binnen de treatments, zien we dat deze effect hebben op verschillende subgroepen, en dan vooral op meer kwetsbare groepen.

Dit is extra interessant wanneer we dit vergelijken met de resultaten van de eerste studie, over wie meededen aan het experiment. Groepen die het meeste baat hebben bij de alternatieve aanpak, zijn ook groepen die ondervertegenwoordigd
zijn. Met andere woorden: het ligt in de rede te veronderstellen dat wanneer de alternatieve treatments zouden worden uitgerold over de hele bijstandspopulatie, effecten groter en positiever zijn, simpelweg omdat de hele bijstandspopulatie meer mensen uit deze kwetsbare groepen bevat.

Relevant vervolgonderzoek

De gevonden resultaten bieden aanknopingspunten voor interessant en relevant vervolgonderzoek. Zo ligt het voor de hand om breder te kijken, bij andere experimenteergemeenten en in andere contexten, waar nog meer het de meest kwetsbaren zijn voor wie het beleid minder goed werkt. En om daar waar dat het geval is de reden daarvan te achterhalen

Ter overweging voor beleidsmakers

De resultaten bieden eveneens een aantal zaken ter overweging voor beleidsmakers. De vraag of het huidige sociaal beleid niet averechts werkt voor juist de meest kwetsbare groepen, is iets dat (los van eventueel academisch vervolgonderzoek) aandacht behoeft. Dat geldt ook voor de resultaten op treatmentniveau: de resultaten van de alternatieve (ruimhartigere, meer op vertrouwen gebaseerde) behandelingen, op de hier onderzochte uitkomsten, wijken weinig af van de resultaten van het reguliere beleid. Dat betekent dat ‘effectiviteit’ geen argument is om het huidige beleid in stand te houden – des te meer omdat het beleid van de Participatiewet relatief streng is, en door veel berokkenen als hard wordt ervaren.

Downloaden proefschrift Effects of welfare policies based on autonomy and unconditionality A social experiment with social assistance recipients, met Samenvatting in het Nederlands, János Betkó, Radboud repository, 23 maart 2023: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/290385/290385.pdf?sequence=1&isAllowed=y

Commissaris van de Koning René Paas: ‘Waar ingewikkeldheid leidt tot onrecht en onbegrip, is eenvoud een opdracht’

“Eenvoud is het kenmerk van het ware”, was de lijfspreuk van de legendarische arts Herman Boerhaave. Op zijn twaalfde jaar, in 1680, krijgt hij een abces aan zijn been waaraan hij jaren lijdt. Uiteindelijk lukt het hem zich te genezen “met zijn eigen water en zout”.
Eind 2019 schreef Commissaris van de Koning in Groningen René Paas een artikel voor de bijlage Het goede leven van het Friesch Dagblad. Op Linkedin verwijst Paas naar dit artikel waarin hij een noodzakelijk pleidooi houdt voor meer eenvoud. Dit in verband met de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen.
Eenvoud is de tegenpool van ‘bureaucratisme’: bureaucratie die is verworden tot een klakkeloos toepassen van regels en voorschriften. Bureaucratisme is een gevaarlijke plaag van de moderne maatschappij.
Graag had Paas, wat de Groninger gaskwestie betreft, gezien dat er op drie terreinen tempo ontwikkeld was: de afbouw van de gaswinning, de afhandeling van schade en de aanpak van versterking van huizen. Onorthodoxe maatregelen waren er nodig, daarover leek iedereen het eens.

Er kan veel, maar er mag weinig

2019 Zou het jaar van de uitvoering worden. Maar daarvan is niets terecht gekomen. Paas: “We staan tot onze middel in de stroop. Te veel formele stappen. Te lange aanbestedingsprocedures”.
Hij vervolgt: “De aanbestedingsregels, de zorgvuldige taxaties en berekeningen, ze waren bedoeld om zekerheid en rechtvaardigheid te brengen. Maar ze brachten traagheid en machteloze woede. En de afgesproken versnelling blijkt steeds opnieuw moeilijk te bereiken. Er kan veel, maar er mag weinig.

De Groningse gasellende is uniek, maar dat van die regels is een bekend patroon. Waar je ook werkt, overal zijn de wetten zo ingewikkeld geworden, dat ook doorgewinterde professionals er in vastlopen. Als ik met burgemeesters praat over hun zorg voor verwarde personen, dan zeggen ze dat ze hun verantwoordelijkheid niet waar kunnen maken. Als ik de medewerkers van Veilig Thuis vraag waarover ze opscheppen op verjaardagsfeestjes, dan gaat het over de keer dat ze een jongere konden helpen, ‘ondanks de regels’. En dat is raar, want de regels zijn er om hulpverleners te helpen bij hun werk. Niet om ze tegen te werken.

De antwoorden van burgemeesters en jeugdhulpverleners lijken sterk op wat verpleegkundigen, leraren, politieagenten, maatschappelijk werkers en bijstandsambtenaren zeggen als je vraagt waar ze trots op zijn in hun werk. Zonder aarzelen vertellen ze dan hoe ze mensen echt konden helpen – ondanks de regels. Nederlandse werknemers zijn hoger opgeleid dan ooit tevoren. Maar de regels waaraan ze moeten voldoen – die van de overheid en die van hun eigen protocollen – belemmeren hun professionele ruimte meer dan ooit. De regels zijn vaak tegenstrijdig en zo ingewikkeld dat ook de mensen die ze moeten toepassen ze niet meer helemaal begrijpen.

[ … ]

Ruim tien jaar geleden leidde ik een commissie die de VNG moest adviseren over jeugdzorg. We brachten geduldig een doolhof in kaart: de jeugdzorg leek gemaakt om in te verdwalen. Ik voelde me een soort ‘Alice in Jeugdzorgland’. Want wat is het een ingewikkelde wereld, die van preventie en jeugdgezondheidszorg, van ondersteuning en vele soorten van geïndiceerde zorg voor jeugdigen, van bureaus jeugdzorg en centra voor jeugd en gezin.

Die ingewikkelde wereld was geen natuurverschijnsel. Hij was door mensen gemaakt.

[ … ]

Het begon veelbelovend

Toen ik in 2009 voorzitter werd van Divosa, de vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten, was net het rapport ‘Werken naar vermogen’ gepresenteerd. Het ging over de kansen op werk van mensen die niet op eigen kracht het minimumloon kunnen verdienen. Al deze mensen hadden slechte kansen op de arbeidsmarkt. En maar een klein deel van hen kon terecht in sociale werkplaatsen, die allemaal kampten met uitzichtloze wachtlijsten.

Werkgevers werden gek van de ingewikkelde regels. Van de verschillen tussen Wajong, Sociale werkvoorziening en bijstand. We wilden een einde maken aan concurrerende doelgroepen, ambtenaren en uitvoeringsinstanties. Wij stelden daarom voor dat er één eenvoudige regeling zou komen voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat zou voor iedereen betere kansen bieden. Het voorstel haalde veel verkiezingsprogramma’s en ook het regeerakkoord van het eerste kabinet Rutte.

Het begon veelbelovend. Maar vijf jaar, twee kabinetten en een sociaal akkoord, twee wetsvoorstellen en veel wijzigingsvoorstellen later was het mooie idee van één regeling door de inbreng van allerlei bezorgde betrokkenen vertimmerd tot de Participatiewet die we nu kennen.

[ … ]

Het gevolg laat zich raden. Werkgevers worden nog steeds gek van de ingewikkelde regels. En gemeenteambtenaren en ondernemers maken er het beste van ‘ondanks de regels’.

De reeks is langer te maken”.

Niet in de wet persen en overlaten aan verstandige ambtenaren

Paas concludeert dat het systeem vastloopt, maar we blijven dapper de symptomen bestrijden. Het leidt tot frustratie en gekmakende voorbeelden: “Kennissystemen bij uitkeringsinstanties kunnen onbegrijpelijke regels bijna foutloos toepassen. Maar geen ambtenaar kan het meer uitleggen: ‘Computer says no’.

[ … ]

Als we bij de volgende wetswijzigingen nou eens volstaan met de eenvoudige hoofdregel, in de wetenschap dat een klein deel van de situaties daar niet goed in past. Die proberen we niet in de wet te persen, maar die laten we over aan verstandige, hoogopgeleide ambtenaren. Zij krijgen de opdracht om in individuele gevallen een verstandige beslissing te maken. Om altijd na te denken wat de bedoeling was van de wet. En om te vragen aan de meneer of mevrouw tegenover hem: ‘wat hebt u nodig?’ Dat is geen willekeur. Dat is maatwerk.

[ … ]

Waar ingewikkeldheid leidt tot onrecht en onbegrip, is eenvoud een opdracht. Weersta dus de neiging om elk gaatje meteen met extra regels dicht te smeren. Geef ruimte. Stop de stopverfstaat!”

Lees het hele verhaal: Eenvoud als opdracht, door René Paas, Linkedin, 23 maart 2023: www.linkedin.com/pulse/eenvoud-als-opdracht-ren%C3%A9-paas?trk=public_profile_article_view

Aanbevolen boek: Te goed geregeld. De overorganisatie van Nederland, door Chris van der Heijden. Dit boek verscheen in 2019 en wordt met de dag actueler. Nog verkrijgbaar als e-boek bij uitgeverij Atlas/Contact: www.atlascontact.nl/boek/te-goed-geregeld/

 


Afbeelding helemaal bovenaan is van Gerd Altmann

Democratiseer ons werk! Pleidooi voor een reorganisatie van de economie

Hoe kunnen we de stem van werknemers versterken? was de vraag op een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam naar aanleiding van de publicatie van het boek Democratiseer ons werk! Het boek is een pleidooi voor de democratisering van de werkplek teneinde het evenwicht tussen economie en samenleving te herstellen.
Voorafgaand aan het boek verscheen in mei 2020 – in 27 talen, waaronder het Nederlands – het manifest Arbeid: meer democratie, minder markt, meer milieuherstel dat door meer dan drieduizend onderzoekers van ruim zevenhonderd universiteiten en wetenschappelijke instellingen van over de hele wereld was ondertekend.

Kort daarna verscheen het manifest in boekvorm, aangevuld met essays: Le Manifeste Travail. De Engelse editie Democratize Work  kwam uit in 2022, waarna de Nederlandse editie Democratiseer ons werk! in februari 2023.
Initiatiefnemers van het manifest zijn drie wetenschappers: Isabelle Ferreras, Julie Battilana, en Dominique Méda. Met negen andere vrouwelijke wetenschappers – economen, filosofen, sociologen en politicologen – schreven zij het boek dat twaalf essays bevat, warm aanbevolen door de Franse econoom Thomas Piketty, auteur van het in 2013 gepubliceerde boek Le Capital au XXIe siècle: “Een fundamentele bijdrage aan het denken over een andere wereld, een ander economisch systeem, een rechtvaardige samenleving die trots is op haar diversiteit. Een essentiële stap naar een participatief socialisme: democratisch, ecologisch en feministisch”.
Kern van het boek is dat werkers niet langer als louter handelswaar worden gezien, door ze een gelijkwaardige stem te geven in het bestuur van ondernemingen.

Helmer Stoel in Jacobin

Naar aanleiding van de publicatie van de Nederlandse editie heeft redacteur Helmer Stoel een artikel geschreven in het tijdschrift Jacobin: Geef werkers, niet alleen aandeelhouders, zeggenschap in ondernemingen. Hij schrijft:
“In maart 2020, tijdens de eerste lockdowns, lag het dagelijkse leven in veel landen stil. Ziekenhuizen waren overvol, schappen van supermarkten leeg, en distributiecentra draaiden overuren. De economische machine haperde. Deze problemen brachten heel duidelijk aan het licht hoe alle sectoren van de economie draaien op mensenwerk. Artsen en verplegers, vrachtwagenchauffeurs en bezorgers, leraren en jeugdhulpverleners – vele beroepsgroepen werden zichtbaarder dan ooit.

Laagbetaalde werkers die structureel over het hoofd worden gezien en nauwelijks waardering krijgen, heetten opeens ‘cruciaal’. Terwijl veel goedbetaalde werkers veilig thuis zaten, stonden de meest kwetsbare groepen – werkers in distributiecentra, seizoensarbeiders – buitenproportioneel bloot aan de gevaren van covid, met alle gevolgen van dien (besmetting betekende vaak baanverlies).

Even vonden linkse en rechtse partijen eensgezind dat de werkers in de zorg meer waardering verdienen. De Tweede Kamer debatteerde over extra investeringen op de lange termijn in de sector. Rutte wees die ideeën van de hand. Toch schroomde hij niet om op persconferenties keer op keer een lofzang op ‘onze zorghelden’ af te steken.

Nu, slechts twee jaar later, lijken we al teruggekeerd naar business as usual. Met de laatste golf van de covidpandemie is ook de maatschappelijke interesse voor deze werkers weggeëbd”.

Positie werkers ondermijnd

Stoel wijst erop dat het goed is ons te herinneren dat de macht van aandeelhouders over ondernemingen sinds de jaren zeventig sluipenderwijs is gegroeid. Winst maken is het allesoverheersende doel geworden. Tegelijkertijd is de invloed van organen die het belang van werkers vertegenwoordigen – ondernemingsraden en medezeggenschapsraden – afgenomen. De behandeling van werkers als een van de vele stakeholders in een onderneming, miskent niet alleen hun onmisbare rol, maar ondermijnt ook hun positie.
De positie van werkers is structureel verzwakt. Een van de redenen is de toename van tijdelijke dienstverbanden en platformwerk. Een andere reden is de decennialange erosie van de vakbonden, traditioneel gezien de organisaties die door collectief onderhandelen de belangen van werkers behartigen.

Democratie op de werkvloer

Stoel: “Met hun pleidooi voor democratisering beroepen de auteurs zich op een oud socialistisch ideaal: dat van de zogeheten ‘economische democratie’ of workplace democracy. De strijd voor inkomensgelijkheid gaat niet ver genoeg, want gelijkheid moet ook op de werkvloer worden gerealiseerd door het invoeren van democratische praktijken. Maar waar radicale varianten van economische democratie de afschaffing van de loonarbeid als inzet hebben, en de vervanging van de bedrijfshiërarchie door het zelfbestuur van arbeiders, kiezen de auteurs voor een minder utopisch, maar daarmee wel haalbaarder voorstel.

Werkers zouden volgens dit voorstel inspraak moeten hebben bij de keuze voor een ceo, het bepalen van de algemene koers van een onderneming, en het maken van beslissingen over de winstverdeling. Voorbeelden die de auteurs noemen zijn Mondragon, een Spaanse organisatie van coöperatieven, en de Amerikaanse detailhandelaar Costco. Bij Mondragon kiest een algemene vergadering ieder jaar het management. En Costco, de ‘anti-Walmart’, zoals The New York Times het bedrijf doopte, staat bekend om zijn relatief hoge lonen en goede arbeidsvoorwaarden”

Stoel beëindigt zijn artikel met: “Al met al zijn het manifest en het boek Democratiseer ons werk! een urgent appèl aan ondernemingen om de jarenlange hegemonie van aandeelhouders te doorbreken, niet alleen voor werkers, maar ook voor de planeet. Want de arbeid die werkers dagelijks investeren is essentieel; de winst van aandeelhouders niet”.

Lees het hele artikel Geef werkers, niet alleen aandeelhouders, zeggenschap in ondernemingen, door Helmer Stoel, Jacobin Nederland, 21 maart 2023: https://jacobin.nl/democratiseer-werk/

Jacobin Nederland: https://jacobin.nl/

Democratiseer ons werk! (€ 20,00) is een uitgave van Starfish: www.starfishbooks.org/product/isabelle-ferreras-democratiseer-ons-werk/

Downloaden Manifest Arbeid: meer democratie, minder markt, meer milieuherstel (vertaald door Ingrid Robeyns, Universiteit van Utrecht), 16 mei 2020: https://beroepseer.nl

Democratize work: https://democratizingwork.org

Democratiseer ons werk! Pakhuis de Zwijger, Amsterdam, 15 februari 2023: https://dezwijger.nl/programma/democratiseer-ons-werk