Skip to main content

Redactie Beroepseer

Echte levens van echte mensen lopen door de overheid in het honderd. Door argwaan

“Jonathan van Dijk is een van de hoofdrolspelers in het alle verbeelding tartende Belastingdienst-horrorverhaal dat Jonathan Witteman in de Volkskrant schreef. Van Dijk werkte in het verleden voor een werkgever die zonder zijn medeweten geen loonbelasting over zijn salaris afdroeg. Van Dijk maakte de dienst zelf hierop attent, en kon vervolgens de schuld terugbetalen.
Of beter gezegd: dat kon hij niet. Hij verloor zijn huis, zijn relatie strandde. ‘Zoals het er nu voor staat’, zei hij, ‘ga ik ervan uit dat ik tot mijn dood in de schulden zit’.

Wittemans artikel stond vol met dit soort afgrondelijke ellendezinnen. Halverwege de ontstaansgeschiedenis van een volgende casus begon het me te duizelen: onterechte afwijzingen, foute afgiften, verkeerde aanslagen, boetes die maar blijven komen, advocaten die nauwelijks een factuur durven sturen, omineuze cijfercodes”.

Frank Heinen verwijst in zijn column in de Volkskrant naar Wittemans artikel Vermorzeld in de raderen van de belastingdienst waarvoor 25 (ex-)belastingschuldenaren waren geïnterviewd. Een ander verhaal betreft de 45-jarige Nijkerker die vorig jaar maart, net toen Nederland op slot ging door corona, dakloos raakte met zijn jonge gezin. De fiscus had genadeloos beslag gelegd om een achteraf onterecht gebleken schuld van 50 duizend euro te innen. Het leeuwendeel was inkomstenbelasting over twee jaar waarin de ex-KLM-werknemer door een ontslagronde maar enkele maanden had gewerkt en verder in de WW zat – allemaal inkomen waarover hij al belasting had betaald.

Super SyRI ligt al in de marinade

Heinen schrijft dat uit Wittemans artikel de contouren verrezen van een door technologie gedicteerd systeem waarin argwaan jegens het individu het fundament vormt: “Het Systeem Risico Indicatie (SyRI), dat de rechter vorig jaar in strijd met het recht op privacy achtte, werd met name ingezet in buurten met relatief lage inkomens en bij mensen met een migratieachtergrond. Kortom, het voortijdig leeggeflubberde proefballonnetje van de voortijdig leeggeflubberde VVD-fractieleider Dijkhoff om wetsovertredingen in probleemwijken zwaarder te straffen, werd even verderop al min of meer in praktijk gebracht.
Inmiddels is SyRI uitgerangeerd, maar Super SyRI ligt al in de marinade. Super SyRI, het klinkt als een huishoudrobot die zich in een B-film zomaar opeens tegen zijn baasjes keert – prima gekozen naam, kortom.

Het zijn tekenen aan dezelfde wand. De overheid beschermt zichzelf tegen de burger, die wie weet wat voor kwaads in de zin heeft. ‘Een mensbeeld waarin elke burger een potentiële fraudeur is’, noemde Nationaal Ombudsman Reinier van Zutphen het in Wittemans artikel”.
Lees de hele column van Frank Heinen: Dat echte levens van echte mensen door de overheid in het honderd lopen is geen pech of toeval, maar beleid, de Volkskrant, 24 augustus 2021: www.volkskrant.nl

Vermorzeld in de raderen van de Belastingdienst, door Jonathan Witteman, de Volkskrant, 20 augustus 2021: www.volkskrant.nl

Schrijnende ervaringen met instanties. Journalist Jonathan Witteman kent er te veel om op te noemen. Wat gaat er fout? door Myrel Morskate, de Volkskrant, 21 augustus 2021: ww.volkskrant.nl

Afbeelding bovenaan: de betekenis van argwaan volgens het Groot woordenboek der Nederlandse Taal

Streven naar menswaardige zorg begint bij een bescheiden en minder sturende opstelling van politiek en beleid

Onze verzorgingsstaat wil een menswaardig bestaan voor iedereen mogelijk maken. Maar diezelfde verzorgingsstaat toont zich vaak abstract, technocratisch en ver weg van het dagelijks leven van mensen met een hulpvraag. Zo kan het gebeuren dat regels en systemen die bedoeld zijn om mensen te helpen averechts werken en soms zelfs vernederend uitpakken. Historica Willemijn van der Zwaard onderzoekt dit spanningsveld in haar proefschrift Omwille van fatsoen. De staat van menswaardige zorg, waarop zij op 24 augustus 2021 aan Tilburg University promoveert.

In het proefschrift staan de decentralisaties uit 2015 als casus centraal. Aan de extra zorgtaken die de Nederlandse gemeenten toen kregen waren niet alleen bezuinigingen, maar ook normatieve opvattingen over ‘goed leven’ gekoppeld. Namelijk: de mens die zichzelf redt, actief meedoet en niet onnodig medicaliseert. Maar wat betekent dit mensbeeld concreet voor de lokale zorgpraktijk? En hoe klinkt deze beleidstaal door in ontmoetingen tussen mensen met een hulpvraag en mensen die ‘namens’ de gemeente zorg en ondersteuning verlenen?

In de gemeente Utrecht observeert Van der Zwaard voor haar onderzoek ontmoetingen tussen buurtteammedewerkers en inwoners. In die ontmoetingen wordt duidelijk wat nodig is om mensen in hun waarde te laten. Buurtteammedewerkers nemen veel ruimte om zich een beeld te vormen van de mensen die zij ontmoeten en ondersteunen. In de keuzes die ze vervolgens maken is het abstracte beleidsideaal van de zelfredzame burger verre van leidend.

Dat vraagt van professionals dat zij hun eigen koers durven varen

Van der Zwaard: “Ruimte nemen om mensen in hun waarde te laten lukt soms dankzij, maar vaker ondanks de opvattingen over menswaardig bestaan die de medewerkers van politiek en beleid meekrijgen.” Dat vraagt echter wel van professionals dat zij hun eigen koers durven varen en zich daarin ondersteund voelen. Goedbedoelde regels en richtlijnen kunnen daarbij helpen, maar als ze doorslaan dan ondermijnen ze juist het streven naar menswaardige zorg.

In Omwille van fatsoen schetst Van der Zwaard aan de hand van klassieke en eigentijdse denkers over de (Nederlandse) verzorgingsstaat dat sprake is van een permanent balanceren tussen handelen met en handelen zonder aanzien des persoons. En dat is een razend ingewikkelde opdracht voor iedereen die probeert om burgers met een hulpvraag te helpen. Het wordt al helemaal lastig als politici en beleidsmakers daar grote beloften over doen (‘dit nooit meer’) of zich laten meeslepen door de drang om alles wat in de praktijk gebeurt meetbaar, tastbaar en grijpbaar te maken. Hoewel dat met goede bedoelingen gebeurt, leidt dit in de praktijk juist tot risico’s van kille bureaucratie en paternalistisch overheidsoptreden. Dat betekent: ‘institutionele vernedering’ in plaats van menswaardige zorg.

Flinke portie bescheidenheid bij politici, beleidsmakers en bestuurders maakt verschil

Een belangrijke conclusie van haar promotieonderzoek is daarom dat een flinke portie bescheidenheid bij politici, beleidsmakers en bestuurders een groot verschil kan maken. Van der Zwaard: “In Utrecht wordt hier al jaren actief aan gewerkt en met positief resultaat. Maar het blijft hard werken om de ruimte van professionals niet teveel in te kleuren, zelfs als alle neuzen dezelfde kant op staan, omdat de neiging tot categoriseren en controleren nu eenmaal eigen is aan de verzorgingsstaat.”

Dit proefschrift laat zien dat het streven naar menswaardige zorg begint bij een meer bescheiden en minder sturende opstelling van politiek en beleid. De ruimte die dan ontstaat komt ten goede aan het respecteren van menselijke waardigheid in de praktijk. Laat dat nu net zijn waar de verzorgingsstaat van oudsher voor is bedoeld.

Willemijn van der Zwaard (1990) deed haar promotieonderzoek bij Tilburg University en de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) naast haar werk als senior adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS). Promotores: prof. dr. P.H.A. Frissen, prof. dr. T. Schillemans.

Promotie W. van der Zwaard MA, dinsdagmiddag 24 augustus 2021 om 16.00 uur. Via livestream te volgen: www.tilburguniversity.edu/nl/actueel/agenda/promotie-w-zwaard

Omwille van fatsoen. De staat van menswaardige zorg’is uitgegeven bij Boom Bestuurskunde: www.boomdenhaag.nl/webshop/omwille-van-fatsoen

Menswaardige zorg begint bij politieke bescheidenheid, Tilburg University, 23 augustus 2021: www.tilburguniversity.edu

Lerarentekort leidt tot fusie twee groepen 8 op basisschool: 52 kinderen in de klas

Er is een digitale ouderavond gepland voor De Boeier op donderdag 26 augustus 2021. Basisschool De Boeier in Lelystad is namelijk gedwongen door het landelijke lerarentekort tot een noodoplossing: de fusie van twee groepen 8. Sinds maandag 23 augustus vormen zij gezamenlijk een megaklas van 52 leerlingen. De twee groepen krijgen les van een docent en een onderwijsassistent.

Omroep Flevoland meldt dat de directie van de school een e-mail heeft gestuurd naar de ouders. Normaal gesproken telt een klas 25 leerlingen, maar nu zitten 52 leerlingen in één lokaal. Om ervoor te zorgen dat de onderwijzer samen met de onderwijsassistent alle leerlingen in de gaten kan houden, is een muur uitgebroken tussen twee lokalen.

Geen andere oplossing

Directeur Roelie Renzema zag geen andere oplossing voor het probleem dan het doorbreken van de muur. “De sollicitant die we vlak voor de vakantie hadden aangenomen heeft er toch voor gekozen om niet te komen”, schreef ze in een brief aan de ouders van de leerlingen. “Dat was wel even schrikken. We hadden namelijk verder geen kandidaten, er had niemand gereageerd op de vacature die nog openstond”. Ook konden de andere docenten van de school niet meer uren werken

De juf geeft de beide klassen instructies, waarna de onderwijsassistent meehelpt tijdens de les. Renzema in de brief: ­”We moeten samen ontdekken wat hierin goed werkt en wat niet. Deze werkwijze waarbij een onderwijsassistent in de groep bij de leerkracht is, komt op kleinere schaal al voor binnen onze school maar dit is voor het eerst dat we op deze manier aan twee groepen tegelijk gaan lesgeven”.

Lerarentekort basisschool De Boeier: muurtje doorgebroken voor klas van 52 kinderen, Omroep Flevoland, 23 augustus 2021: www.omroepflevoland.nl

 

Afbeelding bovenaan is van  Clker-Free-Vector-Images

Anno 2021 werken in de rechtspraak meer vrouwen dan mannen. Hebben zij de rechtspraak veranderd?

Precies één eeuw geleden ontspon zich een fel politiek debat over de toetreding van vrouwen in het rechtersambt. Zou haar komst (grond)wettig en wenselijk zijn? Regering en parlement kwamen er niet uit en consulteerden de Hoge Raad. ’s Lands hoogste rechter presenteerde zijn advies in 1921: de wet leverde weliswaar geen beletsel op, maar er bestonden wel enkele bezwaren tegen vrouwen in het rechtersambt. Vervolgens was de politiek weer aan zet. In liberale en sociaaldemocratische kringen zag men vrouwen graag toetreden tot de rechterlijke macht. Confessionele parlementariërs – de antirevolutionaire voorop – keken er anders tegenaan. Zij hekelden de ‘meer en meer voortwoekerende epidemie’ die, in strijd met Gods schepping, de verschillen tussen man en vrouw zou opheffen.Het gevolg: christelijke regeringscoalities traineerden jarenlang de openstelling van rechterlijke functies voor vrouwen. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam de ommezwaai en trad in Nederland de eerste vrouw op als rechter.

No 28 van het Nederlandse Juristenblad (NJB) is gewijd aan vrouwen in de rechterlijke macht. Jurist Rowin Jansen bijt het spits af met een interessante historische inleiding op de discussie in Nederland over vrouwen in de rechtspraak: Wachten tot de tijd rijp is. Regering, parlement en Hoge Raad over de (on) benoembaarheid van vrouwen in het rechtersambt (1921).

24 Rechters geïnterviewd

Honderd jaar later is de situatie in Nederland bepaald anders. Er werken anno 2021 in de rechtspraak meer vrouwen dan mannen. De vraag rijst: Hebben vrouwelijke rechters de rechtspraak veranderd? Jurist Ashley Terlouw schrijft in haar bijdrage dat die vraag lastig te beantwoorden is.
Er waren naast de emancipatiegolf zo veel ontwikkelingen die ongetwijfeld van invloed zijn geweest op de taakopvatting van de rechter, dat vrijwel onontwarbaar is welke invloed de toename van het aantal vrouwelijke rechters heeft gehad.
Desalniettemin is het interessant de beroepsgroep zelf te laten reflecteren op dit onderwerp. Er zijn 24 rechters m/v geïnterviewd. In Terlouws bijdrage wordt een beeld gegeven van de (strekking van de) interviews, gevolgd door een bespreking van een aantal schijnbare tegenstrijdigheden die uit de interviews naar voren kwamen.

‘Han’ Hudig

Aan de eerste vrouwelijke rechter van Nederland wordt ruimschoots aandacht besteed in Portret van Johanna C. Hudig. Esther de Boer brengt een bezoek aan haar vroegere Utrechtse hoogleraar professor Constantijn Kelk, met emeritaat sinds 2008 die haar vertelt over zijn persoonlijke ervaringen met Johanna ‘Han’ Hudig, de eerste vrouw die rechter werd in Nederland in 1947.

“Maar wat ik me vooral van haar herinner is dat zij uitstekend kon luisteren. Ze was een magistraat, die door goed te luisteren zich snel kon verdiepen in een ander en dan – zonder omhaal van veel woorden – een scherp en wijs oordeel kon geven. En een wijs oordeel, dat begint natuurlijk altijd met goed luisteren. Maar zij was ook een intellectueel, breed geïnteresseerd in kunst, literatuur en wetenschap. En ze kon goed relativeren, hoor. Het was geen persoon die ooit stampij maakte. Ze was de redelijkheid zelve”.

Hudig bepleitte al in 1976 ‘de menselijke maat’; zij stelde vast: “Recht is nooit onder alle omstandigheden recht, en onrecht nooit onder alle omstandigheden onrecht. Nog belangrijker dan een goede wet is een goede rechter”.

Downloaden Nederlands Juristenblad, no 28, 14 juli 2021: www.njb.nl/magazines/njb-28-2021/

Te veel vrouwen in de rechtspraak?

Lezing en discussie met juristen Ashley Terlouw en Rowin Jansen. en antropoloog Marieke van den Brink in Nijmegen op woensdag 22 september 2021, georganiseerd door Studium Generale ‘Radboud Reflects’ en Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit.

Meer info op RU: https://www.ru.nl/radboudreflects/terugblik/terugblik-2021/terugblik-2021/21-11-30-vrouwen-rechtspraak-lezingen-gesprek/ (Niet meer beschikbaar)

Van ‘homo economicus’ naar de samenwerkende mens

In aflevering twee van de debatserie Nieuwe werkelijkheid reflecteert hoogleraar wijsbegeerte Gabriël van den Brink met journalist Bas Mesters op een andere manier van samenwerking, We dienen te beseffen dat we geen homo economicus zijn. De mens is een sociaal wezen en maakt deel uit van een gemeenschap.

De neoliberale droom ligt in duigen. De politieke klasse van rechts tot links heeft het neoliberale gedachtegoed met behulp van beleid opgelegd aan de samenleving. De nadruk verschoof daardoor ook bij de overheid van het ondersteunen van arbeid naar meer oriëntatie op kapitaal, naar marktwerking in de publieke sector, en naar een bedrijfsmatige aansturing van publieke instellingen.

Gevangen in het frame van neoliberalisme hebben bestuurlijke elites de menselijke behoefte aan meer gezamenlijkheid en wederkerigheid onderschat. Veel mensen op de werkvloer hebben hierdoor inmiddels last van ‘beroepszeer’. Men ervaart spanning tussen de eigen sociale en ideële doelen enerzijds en de taken en opdrachten waarop de chef hen afrekent anderzijds. Dat leidt tot frustratie. Men wil meer voldoening uit werk halen, gehoord worden. Voor velen is dat belangrijker dan meer loon. Hetzelfde geldt in de publieke ruimte. Ook daar toont de Nederlander zich meer als een solidair wezen dan de bestuurlijke klasse lijkt te kunnen geloven. Nederlanders geven bijvoorbeeld veel aan goede doelen.

Herwaardering coöperatieve werkwijzen

Een uitweg ligt volgens Van den Brink in de herwaardering van coöperatieve werkwijzen: ondernemers en gemeenschap die elkaar de hand reiken. Politici die andersdenkenden serieus nemen. Door de eeuwen heen vormde deze coöperatie het DNA van het Europese continent: Het wordt tijd dat Europa zijn eigen wijsheid weer waardeert en afscheid neemt van de verheerlijking van competitie en top-down management.

Gabriël van den Brink was tot 2016 hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en werkt sindsdien als hoogleraar wijsbegeerte bij Centrum Èthos aan de Vrije Universiteit. Kenmerkend is dat hij empirisch onderzoek en filosofisch nadenken over de meer algemene vragen van het leven combineert.
Van den Brink schreef het boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom En de eigenheid van het Europese continent (2020).

Meer info over sociaal lab Tussenruimte en debatserie De nieuwe werkelijkheid: www.emma.nl/tussenruimte (Niet meer beschikbaar).

Hieronder video De Tussenruimte: Gabriël van den Brink – Een coöperatieve toekomst? Hoe dan? met suggesties en adviezen voor het inrichten van een samenwerkende gemeenschap (november 2020).

 

Eerste versie veldnorm voor medische algoritmen is voltooid. Ministerie VWS laat deze nu opnieuw beoordelen en testen in de praktijk

Het is de bedoeling dat de herbeoordeling van de veldnorm voor medische algoritmen eind 2021 is afgerond en voor iedereen beschikbaar is.
Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) is druk bezig met het ontwikkelen en toepassen van Artificiële intelligentie (AI) – in de gezondheidszorg. Sinds 2020 wordt door een brede groep experts en betrokkenen gewerkt aan een veldnorm voor het beoordelen van de (medische) kwaliteit en effectiviteit van voorspellende Artificiële Intelligentie(AI)-gestuurde algoritmen voor gezondheid en zorg. In het najaar van 2020 is een team van experts en vertegenwoordigers van (koepel)organisaties gestart met de eerste stappen in de ontwikkeling van de norm. Door een zestal werkgroepen is vervolgens gewerkt aan een eerste versie van de veldnorm. Deze is nu gereed om opnieuw te worden bekeken. Naar verwachting is deze versie van de veldnorm in december 2021 voor iedereen beschikbaar.

Voor en door het veld

De veldnorm wordt door en voor het veld ontwikkeld. Volgens het ministerie begint het besef door te dringen dat AI de potentie heeft om enorme impact op de kwaliteit van de zorg en de gezondheid te hebben. Het toepassen van AI in de gezondheidszorg kan zorgverleners namelijk ondersteunen met met preventiemodellen, diagnostiek, prognostiek, screening of behandeling, inclusief het accuraat beoordelen en samenvatten van data.

De veldnorm is relevant voor:

  • Toepassers – zorgprofessionals, zorgaanbieders, medische en wetenschappelijke verenigingen, onderwijs, IT leveranciers en burgers
  • Ontwikkelaars – onderzoekers, datamanagers en dataleveranciers
  • Controlerende instanties – toezichthouders, verzekeraars
  • Maatschappelijke partijen – patiëntenverenigingen, politieke partijen

Totstandkoming van de veldnorm

Het actieteam is gestart op basis van de resultaten van een literatuuronderzoek, uitgevoerd door het Universitair Medisch Centrum van de Universiteit Utrecht (UMCU) en het Universitair Medisch Centrum van de Universiteit Leiden (LUMC) naar wetenschappelijke kwaliteitscriteria voor voorspellende AI.
Naar aanleiding van het onderzoek is een overzicht gemaakt van de beschikbare nationale en internationale richtlijnen en criteria voor de ontwikkeling, validatie, evaluatie en implementatie van AI in de medische sector. Dit is vastgelegd in een rapport.
De focus is gelegd op voorspellende AI-algoritmen (AI prediction algorithms, ofwel AIPA’s) die onderdeel zouden kunnen worden van een medisch hulpmiddel zoals beschreven in de MDR (Medical Device Regulation). Het gaat om hulpmiddelen die zich als medisch profileren, waarbij het beoogde gebruik leidend is. In het rapport zijn verder zes fasen onderkend voor het ontwikkelen, valideren, implementeren en toepassen van AIPA’s.

In de komende periode worden er twee soorten reviews uitgevoerd: allereerst krijgen de leden van de werkgroep de gelegenheid het gehele werk te beoordelen. Daarnaast zijn een veertigtal beoogde gebruikers van de veldnorm bereid hun bevinden te delen en zijn er praktijktesten en spiegelsessies met het veld. (een spiegelsessie is een strategische data-sessie voor de verantwoordelijke bestuurders en het strategisch management binnen de organisatie).

Update: medische veldnorm AI gereed – review gestart, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS, 13 augustus 2021: www.datavoorgezondheid.nl/actueel/nieuws/2021/08/13/update-medische-veldnorm-ai-gereed—review-gestart
Aan het slot van het bericht staan de namen van de leden van het actieteam en van de werkgroepen vermeld.

Het Ministerie van VWS heeft een speciale website ingericht voor gebruik van AI  in de gezondheidszorg: www.datavoorgezondheid.nl/

Wie op de hoogte wil blijven van de ontwikkelingen kan zich abonneren op de nieuwsbrief Waardevolle AI voor gezondheid: www.datavoorgezondheid.nl/actueel/nieuwsbrieven/waardevolle-ai-voor-gezondheid

P.S.

De vraag die bij de volle inzet van ICT door de Rijksoverheid op het gebied van de gezondheidszorg oprijst is of we niet bezig zijn nog meer bureaucratie en tussenlagen te creëren? Het bericht over artificiële intelligentie en de veldnorm heeft op communicatieplatform voor actueel zorgnieuws SKIPR een reactie opgeleverd van Koos Dirkse, voorzitter van stichting Healthy Community Foundation:
“Mensen kinderen, waar zijn de bureaucraten van de overheid mee bezig! Om ze nog even te herinneren waar het omgaat: Je hebt een patiënt met een aandoening. Deze moet geholpen worden. Daar heb je artsen, verpleegkundigen en hulpafdelingen voor nodig en een praktijk of ziekenhuis waar dit kan plaatsvinden. Meer niet! Nu roept de overheid dat er gebrek aan bedden en personeel is. Dan moet je daaraan iets doen, door geld beschikbaar te stellen. Als men nu dit geld besteedt aan oa bovenstaande flauwekul, dan lopen de wachtlijsten op en vliegen de zorgkosten nog meer omhoog! Wachtlijsten los je niet op door nog meer managers en consultants aan te stellen. We zitten al op 35% overhead! Van een manager met een tablet is nog geen patiënt beter geworden!” www.skipr.nl/nieuws/veldnorm-voor-medische-algoritmes-gereed-voor-review/#comments

U P D A T E

Resultaten VWS-programma Waardevolle AI voor gezondheid –Toolkaart en programmatoelichting, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS, 30 maart 2022: www.datavoorgezondheid.nl

Leidraad kwaliteit AI in de zorg opgeleverd door en voor het veld, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS, 21 december 2021: www.datavoorgezondheid.nl

Leidraad kwaliteit AI in de zorg, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS: www.datavoorgezondheid.nl/documenten/publicaties/2021/12/17/leidraad-kwaliteit-ai-in-de-zorg-nieuw

 

Afbeelding bovenaan is ontleend aan de eerste versie van de veldnorm voor medische AI

Advies aan minister VWS in ‘Aan de slag voor de zorg’: Geef de zorgmedewerker de ruimte en bouw aan vertrouwen

Als we mensen willen behouden voor de zorg, moeten we de professionele ruimte vergroten, meer scholingsmogelijkheden en waardering bieden (ook in beloning) en de zorgmedewerkers betrekken bij innovaties. Bovendien moet de balans tussen werk en privé steviger worden door regionale samenwerking tussen branches en sectoren.
Dat is het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) in Aan de slag voor de zorg: een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt.

Hoe kan de zorg een aantrekkelijke werkgever worden én blijven? Minister van Ark van VWS vroeg het de SER na publicatie in 2020 van het advies De toekomst van de zorg. Het antwoord van de SER is het advies Aan de slag voor de zorg. Om mensen die in de zorg (willen) werken, te motiveren en vast te houden, zijn belangrijk: zicht op een mooie loopbaan, ruimte voor opleiding en ontwikkeling, zeggenschap over het eigen werk en de werk-privé-balans, én een goed salaris.

Actie op drie niveaus

De SER heeft een agenda van vijf punten opgesteld. Daarbij geeft de SER op elk punt aanbevelingen op drie niveaus: overheid en zorgverzekeraars, sector en branches, en zorgmedewerkers en hun zorgorganisaties.

De belangrijkste aanbevelingen uit het advies zijn:

  • Vergroot de professionele ruimte van en voor zorgmedewerkers. Bouw aan vertrouwen, verminder de regeldruk, heroverweeg interne regels van rapportage. Vergroot de autonomie van de zorgmedewerker.
  • Verbeter de mogelijkheden voor scholing, ontwikkeling en loopbaanperspectief en maak hiervoor geoormerkt geld vrij.
  • Behoud medewerkers door betere stageplekken te bieden, organiseer regionale samenwerking tussen branches en sectoren zodat de werk-privé-balans op orde komt, en maak hiervoor financiering mogelijk.
  • Vergroot de waardering en betrokkenheid door structureel extra geld vrij te maken om de beloningen te verbeteren, in het bijzonder daar waar sprake is van een achterstand ten opzichte van de markt, zodat een niveau dat vergelijkbaar is met de marktsector kan worden gerealiseerd. Achterstanden worden vooral gezien bij verplegenden en verzorgenden. Organiseer dat de zorgdiscipline in de besturen van zorgorganisaties is vertegenwoordigd.
  • Betrek zorgmedewerkers bij technologische en sociale innovaties, zodat de technologie is aangesloten op de werksituatie.

Drie zorgprofessionals aan het woord

In het online SER Magazine geven drie zorgprofessionals antwoord op de vraag hoe zorgverleners gemotiveerd blijven:

  • Eline de Kok, adviseur van de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN): Waar het om gaat, is het krijgen én nemen van verantwoordelijkheid;
  • Marieke Tetteroo, verpleegkundig specialist GGZ Delfland en voorzitter verpleegkundige en agogische staf (VAS): Trots wint terrein van bescheidenheid;
  • Anton van Mansum, voorzitter Raad van Bestuur Surplus organisatie voor zorg, welzijn en wonen: We moeten van een werkgevers- en systeemvisie naar een werknemersvisie.

Downloaden advies Aan de slag voor de zorg: een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt, Sociaal Economische Raad, mei 2021: www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2021/arbeidsmarkt-in-zorg.pdf

Zorgmedewerkers zijn onmisbaar. Hoe houden we ze gemotiveerd? SER Magazine, 27 juli 2021: www.ser.nl/nl/Publicaties/zorgmedewerkers-zijn-onmisbaar

Dringend gewenst: Journalist in Raad van Bestuur publieke omroep

In Een schitterende slangenkuil (juli 2021) beschrijft Ton Verlind zijn persoonlijke ervaring met vijftig jaar journalistiek en geeft hij een inkijk in het Nederlandse medialandschap. Verlind was werkzaam als eindredacteur van KRO’s Brandpunt en als mediadirecteur en leidinggevende bij omroep KRO. In 2008 vestigde hij zich als zelfstandig strategisch en creatief adviseur. In een recensie in Het Parool schrijft Roelf Jan Duin:
“Dertig jaar werkte Ton Verlind (71) voor de KRO, maar vraag hem waar zijn omroep tegenwoordig voor staat en hij gooit zijn armen de lucht in. ‘Geen idee. De omroep is in het publieke debat totaal afwezig, ik zou niet weten wat de doelen zijn of welke visie ze voorstaan. Ja, iets met ‘liefde’ volgens mij. De KRO zoals die was – eigenzinnig, brutaal, anti-autoritair – bestaat niet meer. De fusie met de NCRV was een historische vergissing en heeft de weg bereid richting de uitgang’.

Volgens Verlind wacht omroepen, niet alleen KRO-NCRV maar ook AVROTROS, een duidelijke keuze: óf ze zorgen ervoor dat ze weer relevant worden in de samenleving, óf ze verdwijnen. Want een omroep zonder duidelijk profiel heeft geen bestaansrecht, vindt hij. Verlind ziet in toenemende mate een Hilversumse eenheidsworst ontstaan. ‘Voor afwijkende geluiden is nauwelijks plaats, de bandbreedte van de discussie is de afgelopen vijftien jaar steeds smaller geworden, van pluriformiteit is nauwelijks nog sprake’. Terwijl daarin nou juist de kracht van het publieke bestel schuilt, denkt Verlind”.

NPO

De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) verzorgt de programma’s op de publieke zenders. Zowel op de radio als op televisie. Doel is programma’s uitzenden die geschikt zijn voor alle groepen in de samenleving en zorgen voor een gevarieerd media-aanbod. Dat staat in de Mediawet. De programma’s moeten ook een publieke waarde hebben. De NPO bestaat uit de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO-organisatie) en de landelijke publieke omroepen.

NPO-organisatie
Dit is het bestuur van de publieke omroep. De NPO zorgt voor gemeenschappelijke zaken. Zij bepaalt bijvoorbeeld welke programma’s op welke tijd worden uitgezonden. Dit gebeurt na overleg met de omroeporganisaties. Ook verzorgt ze de on-demand-platforms van de NPO en de ondertiteling. De NPO zorgt ervoor dat het aanbod op alle zenders herkenbaar en geordend is. Sinds september 2016 is Shula Rijxman voorzitter van de Raad van Bestuur.

De publieke omroepen
Deze omroepen maken de programma’s die worden uitgezonden op de publieke radio- en televisiezenders. Zij bepalen de inhoud en zijn hier ook verantwoordelijk voor.

Journalistiek zwaargewicht benoemen in Raad van Bestuur NPO

Op uitnodiging van KIM, forum voor reflectie en journalistiek, schreef Verlind een essay waarover te lezen is op de site van Villamedia, vakblad voor de journalistiek. Verlind schrijft dat er journalistieke betonrot is ontstaan bij de publieke omroep. Hij vindt het hoogtijd om een journalistiek zwaargewicht te benoemen in de Raad van Bestuur van de NPO om affaires rond de VPRO-documentaire over minister en D66-fractieleider Sigrid Kaag en Op1-presentator Jort Kelder in de toekomst te voorkomen. Kelder kwam in opspraak, omdat hij een redacteur betaalde die van dat geld campagnevideo’s maakte voor Forum voor Democratie. Verlind schrijft dat hij rond deze affaires een aantal opmerkelijke feiten ziet.

“Allereerst de reactie van AVROTROS op de actie van Kelder. Als een van de beeldbepalende presentatoren van het opiniërende Op1, moet hij zich kritisch en onpartijdig opstellen. Het is ongelukkig dat door zijn betrokkenheid bij een politieke partij de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan. Kelder deed het voorval luchthartig af, de directie van zijn omroep reageerde té onverschillig door erop te wijzen dat Kelder freelancer is en het de omroep niet aangaat wat hij in zijn vrije tijd verder nog doet.

Het is een argument dat geen hout snijdt en een zwakte zichtbaar maakt in de werkwijze van de publieke omroep waar steeds vaker gebruik wordt gemaakt van freelance presentatoren op beeldbepalende posities. Ze zijn de directeur van hun eigen bedrijf en voor hun opdrachten afhankelijk van de marktwaarde die ze hebben. Het kan niet anders of dit heeft invloed op de manier waarop ze zich manifesteren. Een perverse prikkel, waardoor de kijker er niet meer zeker van is dat deze journalistieke functies (nog) in onafhankelijkheid worden vervuld. De discussie binnen de publieke omroep zou zich op dit bredere feit moeten richten, niet alleen op het incident rond Kelder.

VPRO
De kritiek op de VPRO is van een andere orde. De omroep wordt aangevallen op een documentaire waar veel op viel aan te merken. Weinig kritisch, ogenschijnlijk vooringenomen, minstens gemakzuchtig en van een geringe informatieve waarde. De VPRO evenwel is een onafhankelijke omroep met een missie en is niet – zoals dat voor de journalisten van NTR, NOS en Nieuwsuur wél geldt – gebonden aan neutraliteit. De VPRO mag dus uitgaan van een vooringenomen standpunt: het omroepbestel is er ooit voor opgericht. Dat er discussie ontstaat over de manier waarop de VPRO invulling geeft aan zijn taak laat zien dat het omroepbestel zich in een crisis bevindt. Steeds meer verdwijnt uit het zicht dat omroepen autonome organisaties zijn, die over hun eigen inhoud gaan en de NPO slechts over de plaatsing van programma’s. In werkelijkheid gaat de bemoeienis van de NPO veel verder.

Steeds meer partijen mengen zich in de discussie

Een ander opmerkelijk feit bestaat eruit dat ook het Commissariaat voor de Media de neiging ontwikkelt om zich een inhoudelijk oordeel te vormen over de onafhankelijkheid van omroepjournalistiek. Daarnaast is er de Ombudsman van de NPO. Dat steeds meer instanties zich bezighouden met het controleren van journalisten, raakt óók aan de journalistieke onafhankelijkheid en is daarom niet per definitie een goede ontwikkeling. Het is een typisch Nederlandse reflex: problemen aanpakken door regels te bedenken, die niet werken, waarna er nog meer regels komen. Laat die ontwikkeling aan journalisten voorbijgaan.

Dat journalisten van NTR, NOS en Nieuwsuur aan bestuursvoorzitter Rijxman vragen om zich met de discussie te bemoeien mag worden gezien als een opmerkelijke actie. Is dat niet de omgekeerde wereld?
[ … ]

Systeemfout

De sturing van het omroepbestel is in de loop van de jaren meer en meer verlegd van de omroepen naar de NPO. De NPO heeft – anders dan de omroepverenigingen – geen directe worteling in de samenleving en ademt in de ogen van zijn critici de geur van gevestigde belangen. Van een organisatie met sterke betrokkenheid van burgers en programmamakers (civil society) heeft de publieke omroep zich ontwikkeld tot een gouvernementele organisatie, waarin managers grote invloed hebben op de programmering. In praktijk beschikt de NPO over veel formele en informele, dus onzichtbare, sturingsmechanismen die direct de inhoud raken”.

Journalist in de top

Wat is de oplossing? Verlind stelt voor om te beginnen een fundamentele discussie te beginnen over de journalistieke rol die de publieke omroep voor zichzelf ziet. Een mooie kans voor meer betrokkenheid en het doorbreken van de lethargie door bij de komende bestuurswisseling in de Raad van Bestuur van de NPO niet de zoveelste manager of oud-politicus te benoemen maar een journalist, met de opdracht om het journalistieke klimaat bij de publieke omroep (aanmerkelijk) te verbeteren.

Ton Verlind: ‘Benoem een journalist in de top van de NPO’, door Ton Verlind, Villamedia, 10 augustus 2021: www.villamedia.nl

Oud-omroepbaas Ton Verlind: ‘De publieke omroep is doodsbang voor discussie’, door Roelf Jan Duin, Het Parool, 9 augustus 2021: www.parool.nl

 

Mag een leraar weer gewoon leraar zijn? Dat zou een zegen zijn voor het hele onderwijs

De beste vraag die momenteel in het onderwijs gesteld kan worden is of de leraar weer gewoon leraar mag zijn? Wilfried Admiraal stelt de vraag in zijn artikel op de site van ICLON, Interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden. Admiraal is hoogleraar Onderwijskunde bij ICLON en hoofd van het onderzoeksprogramma ‘Student participation, engagement and achievement in online learning in higher education’ van het Centre for Education and Learning (CEL) van de strategische alliantie tussen de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam.

Admiraal schrijft dat studenten hybride moeten worden om maar niet in de fuik van het leraarschap terecht te komen. Je kunt een paar jaar leraar zijn, maar dan is het tijd voor wat anders. Maar de vraag is natuurlijk of een leraar het niet geweldig zou moeten vinden om te mogen bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen? En zou onze maatschappij niet juist het leraarschap hogelijk moeten waarderen in plaats van als een fuik te bestempelen?

Tevredenheid, motivatie en werkomstandigheden van leraren

Admiraal: “Deze zomer heb ik me eens vastgelegd in de data van de Teaching and Learning International Survey om te kijken wat leraren tevreden leraren maakt. In deze enquête, die in 2018 is afgenomen (en daarvoor in 2008 en 2013), is veel relevante informatie bevraagd over gevolgde opleidingen en professionalisering van leraren, hun motivatie, hun ervaringen met het leraarschap en werkomstandigheden op school. Ik heb uitsluitend de data van de leraren in het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs in Nederland en Vlaanderen bekeken omdat deze data beschikbaar zijn. En daar kwam een ​​zichtbaar plaatje uit, voor primair en voortgezet onderwijs, en voor Nederland en Vlaanderen. Tevredenheid van leraren wordt vooral bepaald door zaken die een leraar maakt: hun motivatie voor het leraarsberoep en de werkomstandigheden op school.

Wat betreft hun motivatie voor het leraarsberoep zijn leraren vooral leraren die het maatschappelijke nut van het leraarschap erkennen en bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen. Tevreden leraren zijn ook leraren die het leraarschap als eerste beroepskeuze hadden.
[ … ]
Ook goede werkomstandigheden op school maken leraren meer tevreden. In het bijzonder maken een schoolklimaat waarin sprake is van een veilige en respectvolle leer- en bagage veel uit. Maar werkomstandigheden kunnen ook negatief uitpakken”.

Ons richten op zaken die juist voor het leraarschap van belang zijn

Het is zo langzamerhand geen geheim meer dat negatieve elementen het onderwijs zijn ingeslopen: barrières in de professionele ontwikkeling, de werkdruk waaronder leraren nu al jaren achtereen gebukt gaan en de almaar toenemende bijzaken.

Leraren zijn tevreden als zij leraar mogen zijn en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen.
Hybride loopbanen kunnen studenten aantrekken voor de lerarenopleiding en tijdelijk het lerarentekort oplossen, maar de vraag is of deze leraren wel behouden blijven voor het beroep? Zouden we ons niet meer moeten richten op de zaken die juist voor het leraarschap van belang zijn?

Kort en goed: Het gaat om erkenning van het beroep van leraar en om waardering voor wat leraren doen. Op die manier wordt het leraarschap aantrekkelijk voor studenten. Als een leraar weer gewoon leraar mag zijn, dan is dat goed voor het hele onderwijs. Het kan niet vaak genoeg worden herhaald.

Mag een leraar weer leraar zijn?, Research blog ICLON, 12 augustus 2021: https://researchblog.iclon.nl/mag-een-leraar-weer-leraar-zijn/

 

Tekening bovenaan is van Augusto Ordóñez