Skip to main content

Redactie Beroepseer

Anno 2021 werken in de rechtspraak meer vrouwen dan mannen. Hebben zij de rechtspraak veranderd?

Precies één eeuw geleden ontspon zich een fel politiek debat over de toetreding van vrouwen in het rechtersambt. Zou haar komst (grond)wettig en wenselijk zijn? Regering en parlement kwamen er niet uit en consulteerden de Hoge Raad. ’s Lands hoogste rechter presenteerde zijn advies in 1921: de wet leverde weliswaar geen beletsel op, maar er bestonden wel enkele bezwaren tegen vrouwen in het rechtersambt. Vervolgens was de politiek weer aan zet. In liberale en sociaaldemocratische kringen zag men vrouwen graag toetreden tot de rechterlijke macht. Confessionele parlementariërs – de antirevolutionaire voorop – keken er anders tegenaan. Zij hekelden de ‘meer en meer voortwoekerende epidemie’ die, in strijd met Gods schepping, de verschillen tussen man en vrouw zou opheffen.Het gevolg: christelijke regeringscoalities traineerden jarenlang de openstelling van rechterlijke functies voor vrouwen. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam de ommezwaai en trad in Nederland de eerste vrouw op als rechter.

No 28 van het Nederlandse Juristenblad (NJB) is gewijd aan vrouwen in de rechterlijke macht. Jurist Rowin Jansen bijt het spits af met een interessante historische inleiding op de discussie in Nederland over vrouwen in de rechtspraak: Wachten tot de tijd rijp is. Regering, parlement en Hoge Raad over de (on) benoembaarheid van vrouwen in het rechtersambt (1921).

24 Rechters geïnterviewd

Honderd jaar later is de situatie in Nederland bepaald anders. Er werken anno 2021 in de rechtspraak meer vrouwen dan mannen. De vraag rijst: Hebben vrouwelijke rechters de rechtspraak veranderd? Jurist Ashley Terlouw schrijft in haar bijdrage dat die vraag lastig te beantwoorden is.
Er waren naast de emancipatiegolf zo veel ontwikkelingen die ongetwijfeld van invloed zijn geweest op de taakopvatting van de rechter, dat vrijwel onontwarbaar is welke invloed de toename van het aantal vrouwelijke rechters heeft gehad.
Desalniettemin is het interessant de beroepsgroep zelf te laten reflecteren op dit onderwerp. Er zijn 24 rechters m/v geïnterviewd. In Terlouws bijdrage wordt een beeld gegeven van de (strekking van de) interviews, gevolgd door een bespreking van een aantal schijnbare tegenstrijdigheden die uit de interviews naar voren kwamen.

‘Han’ Hudig

Aan de eerste vrouwelijke rechter van Nederland wordt ruimschoots aandacht besteed in Portret van Johanna C. Hudig. Esther de Boer brengt een bezoek aan haar vroegere Utrechtse hoogleraar professor Constantijn Kelk, met emeritaat sinds 2008 die haar vertelt over zijn persoonlijke ervaringen met Johanna ‘Han’ Hudig, de eerste vrouw die rechter werd in Nederland in 1947.

“Maar wat ik me vooral van haar herinner is dat zij uitstekend kon luisteren. Ze was een magistraat, die door goed te luisteren zich snel kon verdiepen in een ander en dan – zonder omhaal van veel woorden – een scherp en wijs oordeel kon geven. En een wijs oordeel, dat begint natuurlijk altijd met goed luisteren. Maar zij was ook een intellectueel, breed geïnteresseerd in kunst, literatuur en wetenschap. En ze kon goed relativeren, hoor. Het was geen persoon die ooit stampij maakte. Ze was de redelijkheid zelve”.

Hudig bepleitte al in 1976 ‘de menselijke maat’; zij stelde vast: “Recht is nooit onder alle omstandigheden recht, en onrecht nooit onder alle omstandigheden onrecht. Nog belangrijker dan een goede wet is een goede rechter”.

Downloaden Nederlands Juristenblad, no 28, 14 juli 2021: www.njb.nl/magazines/njb-28-2021/

Te veel vrouwen in de rechtspraak?

Lezing en discussie met juristen Ashley Terlouw en Rowin Jansen. en antropoloog Marieke van den Brink in Nijmegen op woensdag 22 september 2021, georganiseerd door Studium Generale ‘Radboud Reflects’ en Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Radboud Universiteit.

Meer info op RU: https://www.ru.nl/radboudreflects/terugblik/terugblik-2021/terugblik-2021/21-11-30-vrouwen-rechtspraak-lezingen-gesprek/ (Niet meer beschikbaar)

Van ‘homo economicus’ naar de samenwerkende mens

In aflevering twee van de debatserie Nieuwe werkelijkheid reflecteert hoogleraar wijsbegeerte Gabriël van den Brink met journalist Bas Mesters op een andere manier van samenwerking, We dienen te beseffen dat we geen homo economicus zijn. De mens is een sociaal wezen en maakt deel uit van een gemeenschap.

De neoliberale droom ligt in duigen. De politieke klasse van rechts tot links heeft het neoliberale gedachtegoed met behulp van beleid opgelegd aan de samenleving. De nadruk verschoof daardoor ook bij de overheid van het ondersteunen van arbeid naar meer oriëntatie op kapitaal, naar marktwerking in de publieke sector, en naar een bedrijfsmatige aansturing van publieke instellingen.

Gevangen in het frame van neoliberalisme hebben bestuurlijke elites de menselijke behoefte aan meer gezamenlijkheid en wederkerigheid onderschat. Veel mensen op de werkvloer hebben hierdoor inmiddels last van ‘beroepszeer’. Men ervaart spanning tussen de eigen sociale en ideële doelen enerzijds en de taken en opdrachten waarop de chef hen afrekent anderzijds. Dat leidt tot frustratie. Men wil meer voldoening uit werk halen, gehoord worden. Voor velen is dat belangrijker dan meer loon. Hetzelfde geldt in de publieke ruimte. Ook daar toont de Nederlander zich meer als een solidair wezen dan de bestuurlijke klasse lijkt te kunnen geloven. Nederlanders geven bijvoorbeeld veel aan goede doelen.

Herwaardering coöperatieve werkwijzen

Een uitweg ligt volgens Van den Brink in de herwaardering van coöperatieve werkwijzen: ondernemers en gemeenschap die elkaar de hand reiken. Politici die andersdenkenden serieus nemen. Door de eeuwen heen vormde deze coöperatie het DNA van het Europese continent: Het wordt tijd dat Europa zijn eigen wijsheid weer waardeert en afscheid neemt van de verheerlijking van competitie en top-down management.

Gabriël van den Brink was tot 2016 hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg en werkt sindsdien als hoogleraar wijsbegeerte bij Centrum Èthos aan de Vrije Universiteit. Kenmerkend is dat hij empirisch onderzoek en filosofisch nadenken over de meer algemene vragen van het leven combineert.
Van den Brink schreef het boek Ruw ontwaken uit een neoliberale droom En de eigenheid van het Europese continent (2020).

Meer info over sociaal lab Tussenruimte en debatserie De nieuwe werkelijkheid: www.emma.nl/tussenruimte (Niet meer beschikbaar).

Hieronder video De Tussenruimte: Gabriël van den Brink – Een coöperatieve toekomst? Hoe dan? met suggesties en adviezen voor het inrichten van een samenwerkende gemeenschap (november 2020).

 

Eerste versie veldnorm voor medische algoritmen is voltooid. Ministerie VWS laat deze nu opnieuw beoordelen en testen in de praktijk

Het is de bedoeling dat de herbeoordeling van de veldnorm voor medische algoritmen eind 2021 is afgerond en voor iedereen beschikbaar is.
Het ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS) is druk bezig met het ontwikkelen en toepassen van Artificiële intelligentie (AI) – in de gezondheidszorg. Sinds 2020 wordt door een brede groep experts en betrokkenen gewerkt aan een veldnorm voor het beoordelen van de (medische) kwaliteit en effectiviteit van voorspellende Artificiële Intelligentie(AI)-gestuurde algoritmen voor gezondheid en zorg. In het najaar van 2020 is een team van experts en vertegenwoordigers van (koepel)organisaties gestart met de eerste stappen in de ontwikkeling van de norm. Door een zestal werkgroepen is vervolgens gewerkt aan een eerste versie van de veldnorm. Deze is nu gereed om opnieuw te worden bekeken. Naar verwachting is deze versie van de veldnorm in december 2021 voor iedereen beschikbaar.

Voor en door het veld

De veldnorm wordt door en voor het veld ontwikkeld. Volgens het ministerie begint het besef door te dringen dat AI de potentie heeft om enorme impact op de kwaliteit van de zorg en de gezondheid te hebben. Het toepassen van AI in de gezondheidszorg kan zorgverleners namelijk ondersteunen met met preventiemodellen, diagnostiek, prognostiek, screening of behandeling, inclusief het accuraat beoordelen en samenvatten van data.

De veldnorm is relevant voor:

  • Toepassers – zorgprofessionals, zorgaanbieders, medische en wetenschappelijke verenigingen, onderwijs, IT leveranciers en burgers
  • Ontwikkelaars – onderzoekers, datamanagers en dataleveranciers
  • Controlerende instanties – toezichthouders, verzekeraars
  • Maatschappelijke partijen – patiëntenverenigingen, politieke partijen

Totstandkoming van de veldnorm

Het actieteam is gestart op basis van de resultaten van een literatuuronderzoek, uitgevoerd door het Universitair Medisch Centrum van de Universiteit Utrecht (UMCU) en het Universitair Medisch Centrum van de Universiteit Leiden (LUMC) naar wetenschappelijke kwaliteitscriteria voor voorspellende AI.
Naar aanleiding van het onderzoek is een overzicht gemaakt van de beschikbare nationale en internationale richtlijnen en criteria voor de ontwikkeling, validatie, evaluatie en implementatie van AI in de medische sector. Dit is vastgelegd in een rapport.
De focus is gelegd op voorspellende AI-algoritmen (AI prediction algorithms, ofwel AIPA’s) die onderdeel zouden kunnen worden van een medisch hulpmiddel zoals beschreven in de MDR (Medical Device Regulation). Het gaat om hulpmiddelen die zich als medisch profileren, waarbij het beoogde gebruik leidend is. In het rapport zijn verder zes fasen onderkend voor het ontwikkelen, valideren, implementeren en toepassen van AIPA’s.

In de komende periode worden er twee soorten reviews uitgevoerd: allereerst krijgen de leden van de werkgroep de gelegenheid het gehele werk te beoordelen. Daarnaast zijn een veertigtal beoogde gebruikers van de veldnorm bereid hun bevinden te delen en zijn er praktijktesten en spiegelsessies met het veld. (een spiegelsessie is een strategische data-sessie voor de verantwoordelijke bestuurders en het strategisch management binnen de organisatie).

Update: medische veldnorm AI gereed – review gestart, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS, 13 augustus 2021: www.datavoorgezondheid.nl/actueel/nieuws/2021/08/13/update-medische-veldnorm-ai-gereed—review-gestart
Aan het slot van het bericht staan de namen van de leden van het actieteam en van de werkgroepen vermeld.

Het Ministerie van VWS heeft een speciale website ingericht voor gebruik van AI  in de gezondheidszorg: www.datavoorgezondheid.nl/

Wie op de hoogte wil blijven van de ontwikkelingen kan zich abonneren op de nieuwsbrief Waardevolle AI voor gezondheid: www.datavoorgezondheid.nl/actueel/nieuwsbrieven/waardevolle-ai-voor-gezondheid

P.S.

De vraag die bij de volle inzet van ICT door de Rijksoverheid op het gebied van de gezondheidszorg oprijst is of we niet bezig zijn nog meer bureaucratie en tussenlagen te creëren? Het bericht over artificiële intelligentie en de veldnorm heeft op communicatieplatform voor actueel zorgnieuws SKIPR een reactie opgeleverd van Koos Dirkse, voorzitter van stichting Healthy Community Foundation:
“Mensen kinderen, waar zijn de bureaucraten van de overheid mee bezig! Om ze nog even te herinneren waar het omgaat: Je hebt een patiënt met een aandoening. Deze moet geholpen worden. Daar heb je artsen, verpleegkundigen en hulpafdelingen voor nodig en een praktijk of ziekenhuis waar dit kan plaatsvinden. Meer niet! Nu roept de overheid dat er gebrek aan bedden en personeel is. Dan moet je daaraan iets doen, door geld beschikbaar te stellen. Als men nu dit geld besteedt aan oa bovenstaande flauwekul, dan lopen de wachtlijsten op en vliegen de zorgkosten nog meer omhoog! Wachtlijsten los je niet op door nog meer managers en consultants aan te stellen. We zitten al op 35% overhead! Van een manager met een tablet is nog geen patiënt beter geworden!” www.skipr.nl/nieuws/veldnorm-voor-medische-algoritmes-gereed-voor-review/#comments

U P D A T E

Resultaten VWS-programma Waardevolle AI voor gezondheid –Toolkaart en programmatoelichting, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS, 30 maart 2022: www.datavoorgezondheid.nl

Leidraad kwaliteit AI in de zorg opgeleverd door en voor het veld, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS, 21 december 2021: www.datavoorgezondheid.nl

Leidraad kwaliteit AI in de zorg, Data voor gezondheid, Ministerie van VWS: www.datavoorgezondheid.nl/documenten/publicaties/2021/12/17/leidraad-kwaliteit-ai-in-de-zorg-nieuw

 

Afbeelding bovenaan is ontleend aan de eerste versie van de veldnorm voor medische AI

Advies aan minister VWS in ‘Aan de slag voor de zorg’: Geef de zorgmedewerker de ruimte en bouw aan vertrouwen

Als we mensen willen behouden voor de zorg, moeten we de professionele ruimte vergroten, meer scholingsmogelijkheden en waardering bieden (ook in beloning) en de zorgmedewerkers betrekken bij innovaties. Bovendien moet de balans tussen werk en privé steviger worden door regionale samenwerking tussen branches en sectoren.
Dat is het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) in Aan de slag voor de zorg: een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt.

Hoe kan de zorg een aantrekkelijke werkgever worden én blijven? Minister van Ark van VWS vroeg het de SER na publicatie in 2020 van het advies De toekomst van de zorg. Het antwoord van de SER is het advies Aan de slag voor de zorg. Om mensen die in de zorg (willen) werken, te motiveren en vast te houden, zijn belangrijk: zicht op een mooie loopbaan, ruimte voor opleiding en ontwikkeling, zeggenschap over het eigen werk en de werk-privé-balans, én een goed salaris.

Actie op drie niveaus

De SER heeft een agenda van vijf punten opgesteld. Daarbij geeft de SER op elk punt aanbevelingen op drie niveaus: overheid en zorgverzekeraars, sector en branches, en zorgmedewerkers en hun zorgorganisaties.

De belangrijkste aanbevelingen uit het advies zijn:

  • Vergroot de professionele ruimte van en voor zorgmedewerkers. Bouw aan vertrouwen, verminder de regeldruk, heroverweeg interne regels van rapportage. Vergroot de autonomie van de zorgmedewerker.
  • Verbeter de mogelijkheden voor scholing, ontwikkeling en loopbaanperspectief en maak hiervoor geoormerkt geld vrij.
  • Behoud medewerkers door betere stageplekken te bieden, organiseer regionale samenwerking tussen branches en sectoren zodat de werk-privé-balans op orde komt, en maak hiervoor financiering mogelijk.
  • Vergroot de waardering en betrokkenheid door structureel extra geld vrij te maken om de beloningen te verbeteren, in het bijzonder daar waar sprake is van een achterstand ten opzichte van de markt, zodat een niveau dat vergelijkbaar is met de marktsector kan worden gerealiseerd. Achterstanden worden vooral gezien bij verplegenden en verzorgenden. Organiseer dat de zorgdiscipline in de besturen van zorgorganisaties is vertegenwoordigd.
  • Betrek zorgmedewerkers bij technologische en sociale innovaties, zodat de technologie is aangesloten op de werksituatie.

Drie zorgprofessionals aan het woord

In het online SER Magazine geven drie zorgprofessionals antwoord op de vraag hoe zorgverleners gemotiveerd blijven:

  • Eline de Kok, adviseur van de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN): Waar het om gaat, is het krijgen én nemen van verantwoordelijkheid;
  • Marieke Tetteroo, verpleegkundig specialist GGZ Delfland en voorzitter verpleegkundige en agogische staf (VAS): Trots wint terrein van bescheidenheid;
  • Anton van Mansum, voorzitter Raad van Bestuur Surplus organisatie voor zorg, welzijn en wonen: We moeten van een werkgevers- en systeemvisie naar een werknemersvisie.

Downloaden advies Aan de slag voor de zorg: een actieagenda voor de zorgarbeidsmarkt, Sociaal Economische Raad, mei 2021: www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2021/arbeidsmarkt-in-zorg.pdf

Zorgmedewerkers zijn onmisbaar. Hoe houden we ze gemotiveerd? SER Magazine, 27 juli 2021: www.ser.nl/nl/Publicaties/zorgmedewerkers-zijn-onmisbaar

Dringend gewenst: Journalist in Raad van Bestuur publieke omroep

In Een schitterende slangenkuil (juli 2021) beschrijft Ton Verlind zijn persoonlijke ervaring met vijftig jaar journalistiek en geeft hij een inkijk in het Nederlandse medialandschap. Verlind was werkzaam als eindredacteur van KRO’s Brandpunt en als mediadirecteur en leidinggevende bij omroep KRO. In 2008 vestigde hij zich als zelfstandig strategisch en creatief adviseur. In een recensie in Het Parool schrijft Roelf Jan Duin:
“Dertig jaar werkte Ton Verlind (71) voor de KRO, maar vraag hem waar zijn omroep tegenwoordig voor staat en hij gooit zijn armen de lucht in. ‘Geen idee. De omroep is in het publieke debat totaal afwezig, ik zou niet weten wat de doelen zijn of welke visie ze voorstaan. Ja, iets met ‘liefde’ volgens mij. De KRO zoals die was – eigenzinnig, brutaal, anti-autoritair – bestaat niet meer. De fusie met de NCRV was een historische vergissing en heeft de weg bereid richting de uitgang’.

Volgens Verlind wacht omroepen, niet alleen KRO-NCRV maar ook AVROTROS, een duidelijke keuze: óf ze zorgen ervoor dat ze weer relevant worden in de samenleving, óf ze verdwijnen. Want een omroep zonder duidelijk profiel heeft geen bestaansrecht, vindt hij. Verlind ziet in toenemende mate een Hilversumse eenheidsworst ontstaan. ‘Voor afwijkende geluiden is nauwelijks plaats, de bandbreedte van de discussie is de afgelopen vijftien jaar steeds smaller geworden, van pluriformiteit is nauwelijks nog sprake’. Terwijl daarin nou juist de kracht van het publieke bestel schuilt, denkt Verlind”.

NPO

De Nederlandse Publieke Omroep (NPO) verzorgt de programma’s op de publieke zenders. Zowel op de radio als op televisie. Doel is programma’s uitzenden die geschikt zijn voor alle groepen in de samenleving en zorgen voor een gevarieerd media-aanbod. Dat staat in de Mediawet. De programma’s moeten ook een publieke waarde hebben. De NPO bestaat uit de Stichting Nederlandse Publieke Omroep (NPO-organisatie) en de landelijke publieke omroepen.

NPO-organisatie
Dit is het bestuur van de publieke omroep. De NPO zorgt voor gemeenschappelijke zaken. Zij bepaalt bijvoorbeeld welke programma’s op welke tijd worden uitgezonden. Dit gebeurt na overleg met de omroeporganisaties. Ook verzorgt ze de on-demand-platforms van de NPO en de ondertiteling. De NPO zorgt ervoor dat het aanbod op alle zenders herkenbaar en geordend is. Sinds september 2016 is Shula Rijxman voorzitter van de Raad van Bestuur.

De publieke omroepen
Deze omroepen maken de programma’s die worden uitgezonden op de publieke radio- en televisiezenders. Zij bepalen de inhoud en zijn hier ook verantwoordelijk voor.

Journalistiek zwaargewicht benoemen in Raad van Bestuur NPO

Op uitnodiging van KIM, forum voor reflectie en journalistiek, schreef Verlind een essay waarover te lezen is op de site van Villamedia, vakblad voor de journalistiek. Verlind schrijft dat er journalistieke betonrot is ontstaan bij de publieke omroep. Hij vindt het hoogtijd om een journalistiek zwaargewicht te benoemen in de Raad van Bestuur van de NPO om affaires rond de VPRO-documentaire over minister en D66-fractieleider Sigrid Kaag en Op1-presentator Jort Kelder in de toekomst te voorkomen. Kelder kwam in opspraak, omdat hij een redacteur betaalde die van dat geld campagnevideo’s maakte voor Forum voor Democratie. Verlind schrijft dat hij rond deze affaires een aantal opmerkelijke feiten ziet.

“Allereerst de reactie van AVROTROS op de actie van Kelder. Als een van de beeldbepalende presentatoren van het opiniërende Op1, moet hij zich kritisch en onpartijdig opstellen. Het is ongelukkig dat door zijn betrokkenheid bij een politieke partij de schijn van belangenverstrengeling is ontstaan. Kelder deed het voorval luchthartig af, de directie van zijn omroep reageerde té onverschillig door erop te wijzen dat Kelder freelancer is en het de omroep niet aangaat wat hij in zijn vrije tijd verder nog doet.

Het is een argument dat geen hout snijdt en een zwakte zichtbaar maakt in de werkwijze van de publieke omroep waar steeds vaker gebruik wordt gemaakt van freelance presentatoren op beeldbepalende posities. Ze zijn de directeur van hun eigen bedrijf en voor hun opdrachten afhankelijk van de marktwaarde die ze hebben. Het kan niet anders of dit heeft invloed op de manier waarop ze zich manifesteren. Een perverse prikkel, waardoor de kijker er niet meer zeker van is dat deze journalistieke functies (nog) in onafhankelijkheid worden vervuld. De discussie binnen de publieke omroep zou zich op dit bredere feit moeten richten, niet alleen op het incident rond Kelder.

VPRO
De kritiek op de VPRO is van een andere orde. De omroep wordt aangevallen op een documentaire waar veel op viel aan te merken. Weinig kritisch, ogenschijnlijk vooringenomen, minstens gemakzuchtig en van een geringe informatieve waarde. De VPRO evenwel is een onafhankelijke omroep met een missie en is niet – zoals dat voor de journalisten van NTR, NOS en Nieuwsuur wél geldt – gebonden aan neutraliteit. De VPRO mag dus uitgaan van een vooringenomen standpunt: het omroepbestel is er ooit voor opgericht. Dat er discussie ontstaat over de manier waarop de VPRO invulling geeft aan zijn taak laat zien dat het omroepbestel zich in een crisis bevindt. Steeds meer verdwijnt uit het zicht dat omroepen autonome organisaties zijn, die over hun eigen inhoud gaan en de NPO slechts over de plaatsing van programma’s. In werkelijkheid gaat de bemoeienis van de NPO veel verder.

Steeds meer partijen mengen zich in de discussie

Een ander opmerkelijk feit bestaat eruit dat ook het Commissariaat voor de Media de neiging ontwikkelt om zich een inhoudelijk oordeel te vormen over de onafhankelijkheid van omroepjournalistiek. Daarnaast is er de Ombudsman van de NPO. Dat steeds meer instanties zich bezighouden met het controleren van journalisten, raakt óók aan de journalistieke onafhankelijkheid en is daarom niet per definitie een goede ontwikkeling. Het is een typisch Nederlandse reflex: problemen aanpakken door regels te bedenken, die niet werken, waarna er nog meer regels komen. Laat die ontwikkeling aan journalisten voorbijgaan.

Dat journalisten van NTR, NOS en Nieuwsuur aan bestuursvoorzitter Rijxman vragen om zich met de discussie te bemoeien mag worden gezien als een opmerkelijke actie. Is dat niet de omgekeerde wereld?
[ … ]

Systeemfout

De sturing van het omroepbestel is in de loop van de jaren meer en meer verlegd van de omroepen naar de NPO. De NPO heeft – anders dan de omroepverenigingen – geen directe worteling in de samenleving en ademt in de ogen van zijn critici de geur van gevestigde belangen. Van een organisatie met sterke betrokkenheid van burgers en programmamakers (civil society) heeft de publieke omroep zich ontwikkeld tot een gouvernementele organisatie, waarin managers grote invloed hebben op de programmering. In praktijk beschikt de NPO over veel formele en informele, dus onzichtbare, sturingsmechanismen die direct de inhoud raken”.

Journalist in de top

Wat is de oplossing? Verlind stelt voor om te beginnen een fundamentele discussie te beginnen over de journalistieke rol die de publieke omroep voor zichzelf ziet. Een mooie kans voor meer betrokkenheid en het doorbreken van de lethargie door bij de komende bestuurswisseling in de Raad van Bestuur van de NPO niet de zoveelste manager of oud-politicus te benoemen maar een journalist, met de opdracht om het journalistieke klimaat bij de publieke omroep (aanmerkelijk) te verbeteren.

Ton Verlind: ‘Benoem een journalist in de top van de NPO’, door Ton Verlind, Villamedia, 10 augustus 2021: www.villamedia.nl

Oud-omroepbaas Ton Verlind: ‘De publieke omroep is doodsbang voor discussie’, door Roelf Jan Duin, Het Parool, 9 augustus 2021: www.parool.nl

 

Mag een leraar weer gewoon leraar zijn? Dat zou een zegen zijn voor het hele onderwijs

De beste vraag die momenteel in het onderwijs gesteld kan worden is of de leraar weer gewoon leraar mag zijn? Wilfried Admiraal stelt de vraag in zijn artikel op de site van ICLON, Interfacultair centrum voor lerarenopleiding, onderwijsontwikkeling en nascholing van de Universiteit Leiden. Admiraal is hoogleraar Onderwijskunde bij ICLON en hoofd van het onderzoeksprogramma ‘Student participation, engagement and achievement in online learning in higher education’ van het Centre for Education and Learning (CEL) van de strategische alliantie tussen de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam.

Admiraal schrijft dat studenten hybride moeten worden om maar niet in de fuik van het leraarschap terecht te komen. Je kunt een paar jaar leraar zijn, maar dan is het tijd voor wat anders. Maar de vraag is natuurlijk of een leraar het niet geweldig zou moeten vinden om te mogen bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen? En zou onze maatschappij niet juist het leraarschap hogelijk moeten waarderen in plaats van als een fuik te bestempelen?

Tevredenheid, motivatie en werkomstandigheden van leraren

Admiraal: “Deze zomer heb ik me eens vastgelegd in de data van de Teaching and Learning International Survey om te kijken wat leraren tevreden leraren maakt. In deze enquête, die in 2018 is afgenomen (en daarvoor in 2008 en 2013), is veel relevante informatie bevraagd over gevolgde opleidingen en professionalisering van leraren, hun motivatie, hun ervaringen met het leraarschap en werkomstandigheden op school. Ik heb uitsluitend de data van de leraren in het primair onderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs in Nederland en Vlaanderen bekeken omdat deze data beschikbaar zijn. En daar kwam een ​​zichtbaar plaatje uit, voor primair en voortgezet onderwijs, en voor Nederland en Vlaanderen. Tevredenheid van leraren wordt vooral bepaald door zaken die een leraar maakt: hun motivatie voor het leraarsberoep en de werkomstandigheden op school.

Wat betreft hun motivatie voor het leraarsberoep zijn leraren vooral leraren die het maatschappelijke nut van het leraarschap erkennen en bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen. Tevreden leraren zijn ook leraren die het leraarschap als eerste beroepskeuze hadden.
[ … ]
Ook goede werkomstandigheden op school maken leraren meer tevreden. In het bijzonder maken een schoolklimaat waarin sprake is van een veilige en respectvolle leer- en bagage veel uit. Maar werkomstandigheden kunnen ook negatief uitpakken”.

Ons richten op zaken die juist voor het leraarschap van belang zijn

Het is zo langzamerhand geen geheim meer dat negatieve elementen het onderwijs zijn ingeslopen: barrières in de professionele ontwikkeling, de werkdruk waaronder leraren nu al jaren achtereen gebukt gaan en de almaar toenemende bijzaken.

Leraren zijn tevreden als zij leraar mogen zijn en kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van jonge mensen.
Hybride loopbanen kunnen studenten aantrekken voor de lerarenopleiding en tijdelijk het lerarentekort oplossen, maar de vraag is of deze leraren wel behouden blijven voor het beroep? Zouden we ons niet meer moeten richten op de zaken die juist voor het leraarschap van belang zijn?

Kort en goed: Het gaat om erkenning van het beroep van leraar en om waardering voor wat leraren doen. Op die manier wordt het leraarschap aantrekkelijk voor studenten. Als een leraar weer gewoon leraar mag zijn, dan is dat goed voor het hele onderwijs. Het kan niet vaak genoeg worden herhaald.

Mag een leraar weer leraar zijn?, Research blog ICLON, 12 augustus 2021: https://researchblog.iclon.nl/mag-een-leraar-weer-leraar-zijn/

 

Tekening bovenaan is van Augusto Ordóñez

Aanpak van tekort aan arbeidskrachten in de EU-lidstaten

Europa kampt nog steeds met het probleem van een tekort aan arbeidskrachten. Het rapport Aanpak van het tekort aan arbeidskrachten in de EU-lidstaten belicht diverse kanten van het arbeidskrachtentekort en brengt de discussies op nationaal niveau over het te voeren beleid in kaart. Het rapport biedt een overzicht van de maatregelen van overheden en sociale partners om het tekort aan te pakken. De maatregelen betreffen de bevordering van de geografische of beroepsmobiliteit, de bestrijding van het tekort aan vakmensen en investering in vaardigheden, de verbetering van arbeidsvoorwaarden en procedures voor het op elkaar afstemmen van vraag en aanbod.

In de jaren voorafgaand aan de COVID-19-crisis had de kwestie van het tekort  al een prominentere plaats op de agenda van de EU. Dit leidde tot bezorgdheid over het vermogen van bepaalde sectoren om hun productiviteit en concurrentievermogen te verbeteren en om een dienstverlening op het vereiste niveau en in de vereiste kwaliteit te leveren. Hoewel de stijgende werkloosheid als gevolg van de pandemie het tekort aan arbeidskrachten in sommige sectoren heeft omgezet in een overaanbod aan beschikbare arbeidskrachten, zijn in andere sectoren de reeds lang bestaande problemen nog verergerd – de gezondheidszorg is daar een goed voorbeeld van. Ook de daling van de vacatures als indicatie van een afnemend tekort aan arbeidskrachten is geen reden tot zelfgenoegzaamheid, aangezien de inspanningen voor een ‘betere wederopbouw’ na de pandemie de aandacht zullen vestigen op andere gebieden met tekorten in de ICT sector. Dat komt door de versnelde digitalisering en de overgang naar een klimaatneutrale economie.

Nieuwe strategieën van de EU

Het herstelplan Next Generation EU – economisch herstelplan van de Europese Raad voor de coronacrisis – en de daarvoor beschikbare 672,5 miljard euro bieden, samen met andere bestaande EU-fondsen, het financieel kader om de verschuiving naar een meer circulaire economie te ondersteunen, met nadruk op verdere investeringen in ‘groene’ en digitale banen en vaardigheden. Deze middelen dienen ter ondersteuning van de uitvoering van de nieuwe industriële strategie van de EU, de Europese Green Deal en de digitale strategie van de EU, die gedeeltelijk operationeel wordt gemaakt via de nieuwe vaardighedenagenda voor Europa. Het fenomeen van het arbeidskrachtentekort is echter complex en bestrijkt verschillende beleidsterreinen van de EU en de lidstaten, waaronder verschillende beginselen van de Europese pijler van sociale rechten en beleid.

Belangrijkste bevindingen

Kwantitatieve tekorten duiden op een absoluut tekort aan arbeidskrachten en gaan doorgaans hand in hand met een laag werkloosheidspercentage en aanzienlijke problemen bij het vullen van vacatures. Bepalend hiervoor zijn een sterke economische groei en een grote consumentenvraag, alsook demografische tendenzen die leiden tot tekorten in de bevolking in de beroepsgeschikte leeftijd. Andere factoren die hiertoe ook kunnen bijdragen zijn de migratiepatronen en de hoge mate van economische inactiviteit onder vaak kwetsbare groepen. In het geval van kwalitatieve tekorten gaan vacatures waarin niet voorzien kan worden soms gepaard met betrekkelijk hoge werkloosheidspercentages. Deze tekorten worden veroorzaakt door veranderingen in de vraag en de economie in het algemeen, met inbegrip van technologische veranderingen, die een wanverhouding tussen het aanbod van en de vraag naar specifieke vaardigheden doen ontstaan. Een andere bepalende factor is het verschil tussen de voorkeur van de werkzoekenden en de kwaliteit van de beschikbare banen. In de EU als geheel is de onvervulde vraag naar arbeidskrachten tussen 2013 en 2019 toegenomen, met enkele aanzienlijke verschillen tussen de lidstaten. De tekorten zijn het grootst in Tsjechië, gevolgd door België, Nederland en Oostenrijk, terwijl er slechts beperkte tekorten zijn in Griekenland, Portugal, Polen en Slowakije.
Door de pandemie zijn de reeds lang bestaande tekorten in sectoren als gezondheidszorg en ICT nog verder toegenomen.

Samenvatting

  • In sectorbrede zin waren de tekorten vóór het uitbreken van de COVID-19-pandemie het sterkst gestegen in de bouwsector, na het herstel van de gevolgen van de economische en financiële crisis, gevolgd door de productiesector en de dienstensector, met belangrijke verschillen tussen de subsectoren.
  • De COVID-19-pandemie heeft bijgedragen tot een aanzienlijk tekort aan arbeidskrachten in de gezondheidszorg. Verpleegkundigen en andere zorgverleners behoorden in 2020 tot de beroepen met de nijpendste tekorten in de meeste lidstaten, gevolgd door ICT’ers, geschoolde beroepen, technici en vrachtwagenchauffeurs.
  • In het kader van het herstel na de pandemie ondervinden de sectoren bouw, energie, verwerkende industrie en vervoer wellicht de gevolgen van de overgang naar een klimaatneutrale economie, waarvoor extra arbeidskrachten en nieuwe vaardigheden nodig zijn.

Beleidsadviezen

  • Op nationaal en regionaal niveau is inspanning nodig om de kennis over sectorale en beroepstekorten te verbreden, onder meer door middel van betrouwbaarder prognosesystemen.
  • Bij het uitwerken van beleidsmaatregelen om het tekort aan te pakken, is een duidelijke evaluatie van de bepalende factoren voor de tekorten van cruciaal belang. Om tot duurzame resultaten te komen, is  het nodig de oorzaken van de tekorten aan te pakken.
  • Hoewel sommige bepalende factoren in het ene land een groter gewicht in de schaal leggen dan in het andere, is vaak een veelzijdige aanpak nodig.
  • Voor strategieën gericht op regionale ontwikkeling is een belangrijke rol weggelegd voor de aanpak van het regionale tekort aan arbeidskrachten.
  • Niet alleen de regering, maar ook de sociale partners dienen zich in te zetten voor een doeltreffende aanpak van het probleem van het tekort aan arbeidskrachten.
  • Bijzondere inspanningen zijn nodig om de tekorten aan te pakken in de sectoren waar de COVID-19-pandemie de  reeds bestaande tekorten heeft vergroot.
  • Bij herstel na de pandemie kan de nadruk op digitalisering en klimaatneutrale overgang leiden tot nieuwe tekorten, maar ook tot een verergering van bestaande tekorten. Analyse is hier nodig.

Rapport Tackling labour shortages in EU Member States, Eurofound (2021), Publications Office of the European Union, Luxembourg: www.eurofound.europa.eu

Aanpak van het tekort aan arbeidskrachten in de EU-lidstaten, door Tina Weber en Dragos Adăscăliței, Eurofound, 20 juli 2021: www.eurofound.europa.eu

Naam ‘Inspectie SZW’ verandert in ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’ per 1 januari 2022

De Inspectie  Sociale Zaken en Werkgelegenheid – Inspectie SZW – krijgt vanaf vanaf 1 januari 2022 een nieuwe naam.

De officiële nieuwe naam wordt ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’ en in het Engels ‘Netherlands Labour Authority’. In het Nederlands en Engels afgekort tot NLA. De keuze hiervoor is, aldus Inspectie SZW, mede ingegeven door de komst van de Europese toezichthouder European Labour Authority (ELA). De nieuwe naam van de nationale toezichthouder, Netherlands Labour Authority (NLA) geeft duidelijk de verbinding en het verschil tussen de twee aan.

Nog steeds blijkt dat de term Arbeidsinspectie vaak wordt gebruikt en voor werkgevers en werknemers veelzeggender is dan de officiële naam Inspectie SZW. De nieuwe naam voorkomt het misverstand dat de Inspectie SZW, zoals bij een aantal andere inspecties, als taak zou hebben om toezicht te houden op onderdelen van het ministerie (SZW).

European Labour Authority – ELA

De toenemende Europese mobiliteit heeft ook gevolgen voor het toezicht op de arbeidsmarkt. In 2019 is door de EU gestart met de vormgeving van toezicht vanuit overkoepelend Europees perspectief, met de oprichting van de European Labour Authority. Om in haar naamgeving de verbinding tussen het Europese en nationale niveau tot uitdrukking te brengen, wordt de naam van de Inspectie SZW gewijzigd. Naar analogie met de naam op Europees niveau, ELA, hanteert de Inspectie SZW voortaan als afkorting NLA: Netherlands Labour Authority.

En we noemen haar: ‘Nederlandse Arbeidsinspectie’, Nederlandse Arbeidsinspectie, 15 juli 2021: https://www.nlarbeidsinspectie.nl/actueel/nieuws/2021/07/15/en-we-noemen-haar-nederlandse-arbeidsinspectie

Nieuwe richtlijn ‘Eenzaamheid onder ouderen’ van V&VN. De gevolgen van eenzaamheid zijn groot

In Nederland wonen ongeveer 2,9 miljoen 65-plussers. Hiervan voelen maar liefst 900.000 mensen zich eenzaam. Verontrustende cijfers, vindt wijkverpleegkundige Marjolein Zilverentant, die meewerkte aan de nieuwe richtlijn Eenzaamheid onder ouderen: “De gevolgen van eenzaamheid zijn groot. Het vergroot de kans op allerlei gezondheidsklachten, zoals hartklachten, depressies, dementie en verlies van eetlust. Maar nog gevaarlijker: eenzame ouderen blijken 14 procent meer kans te hebben op een vroege dood”.

De nieuwe richtlijn is samengesteld door de Vereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden (V&VN) en gefinancierd door ZonMw, organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie. Doel van de richtlijn is verbetering van de wijkverpleegkundige zorg voor thuiswonende ouderen (65+) die zich eenzaam voelen. Verpleegkundigen en verzorgenden in de wijk signaleren vaak als eersten de maatschappelijke problemen. Eenzaamheid bij ouderen is zo’n probleem. Hoe ga je met dit kwetsbare onderwerp om? Wat moet je wel doen? En wat liever niet?

Marjolein Zilverentant ziet de cijfers terug in haar werk. “Ik werk in een multiculturele wijk. Hier wonen veel eenzame ouderen met een migratieachtergrond. Zij missen aansluiting met de Nederlandse samenleving. Bijvoorbeeld door een taalbarrière of culturele verschillen”.
Ook herinnert zij zich een andere cliënt. “Hij was niet getrouwd, had geen kinderen of familie en leefde om te werken. En toen ging hij met pensioen… Hij verloor zijn levensvreugde en werd heel eenzaam. Hij stelde mij vragen zoals: doet mijn leven er nog wel toe? Ben ik nog belangrijk? Die wanhoop vond ik schrijnend”.

Het gevaar van eenzaamheid

Eenzaamheid leidt soms tot gevaarlijke situaties.
Marjolein Zilverentant: “Een collega behandelde een dame op leeftijd met diabetes. In de weekenden belandde ze regelmatig met een hypo op de SEH. Dat vond mijn collega vreemd, want dit gebeurde doordeweeks nooit. Wat bleek? Mevrouw vond de weekenden verschrikkelijk. Ze ontving nooit bezoek en voelde zich heel eenzaam. Met een ziekenhuisbezoekje kreeg ze wel aandacht én was onder de mensen”.

De oplossing? De cliënt was vroeger kunstenares en wilde graag weer creatief zijn. De collega koppelde haar aan een buurthuis: “Hier geeft ze nu ieder weekend teken- en schilderles. Ze voelt nu: ik doe er weer toe. Puur door te luisteren vond mijn collega de oorzaak van haar ogenschijnlijk lichamelijke probleem. En de hypo’s? Die heeft ze niet meer gehad”.

Downloaden Richtlijn Eenzaamheid onder ouderen, V & VN, 1 juli 2021: www.venvn.nl/media/wnvhg5n1/vvn-rl-eenzaamheid-20210713.pdf

Aan het begin van de Richtlijn staat een samenvatting met drie belangrijke aanbevelingen:

  • Vaststellen van eenzaamheid – Doen
  • Screenen van eenzaamheid – Niet doen
  • Bespreken van eenzaamheid en hulp – Doen

Downloaden Gesprekshandleiding: www.venvn.nl/media/orvbojgw/v-vn-rl-eenzaamheid-gesprekshandleiding-1.pdf

  • Stap 1: Herkennen van eenzaamheid
  • Stap 2: In gesprek gaan
  • Stap 3: Praten over ondersteuning
  • Afstemmen van zorg

Nieuwe V&VN-richtlijn eenzaamheid: ‘Zorgprofessionals worstelen met dit thema’, V en VN, 22 juli 2021: www.venvn.nl