Skip to main content

Redactie Beroepseer

Bijdrage van prof. Remco Breuker aan hoorzitting Tweede Kamer over ‘Verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap’

Op 23 april 2019 vond er in de Groen van Prinstererzaal van de Tweede Kamer een rondetafelgesprek/hoorzitting plaats over Verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap. Doel van de hoorzitting was de Kamerleden informatie en inzicht verschaffen over verscheidenheid in de wetenschappelijke wereld. Het gaat dan om informatie van binnen en buiten de wetenschappelijke wereld.
In de huidige kabinetsperiode is er veel aandacht voor het onderwerp. Zo wordt verscheidenheid in verband gebracht met diversiteit en diversiteitsbeleid en zijn ook de academische vrijheid en onafhankelijkheid verbonden aan het onderwerp.
Er zijn verschillende moties ingediend en aangenomen waarin diversiteit, verscheidenheid of onafhankelijkheid expliciet worden genoemd. In de Wetenschapsbrief van de minister van Onderwijs (OCW) is het derde hoofdstuk voor het overgrote deel gewijd aan het onderwerp.*)

Een van de genodigden om een bijdrage te leveren aan de hoorzitting was prof. dr. Remco Breuker, hoogleraar Koreastudies aan de Universiteit van Leiden. Hij vertelde dat de academische vrijheid onder zware druk staat. Dat betreft hemzelf ook persoonlijk, zoals blijkt uit zijn verhaal.
Breukers bijdrage aan de hoorzitting is – in PDF – te lezen op de site van de Tweede Kamer.

De eerste vraag van de TK luidde:

1. Wat betekent ‘verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap’ voor u en uw
werk?

Breuker: Laat ik Uw vragen puntsgewijs beantwoorden, al zou ik deze eerste vraag graag omdraaien en aan U stellen. Dit vanwege het schokkende – en van de maatschappij losgezongen – gebrek aan diversiteit in de drie panels die U voor vandaag heeft samengesteld en de arbitrair overkomende selectieprincipes die hier klaarblijkelijk aan ten grondslag hebben gelegen (zo hoor ik graag uw uitleg over het verschil tussen een ‘wetenschapper’ en een ‘feitelijk
expert’). Ik kan u verzekeren dat ik bij het organiseren van een soortgelijke bijeenkomst aan de universiteit hier niet mee was weggekomen. Maar laat ik de eerste vraag beantwoorden: ik versta onder verscheidenheid en
diversiteit in de wetenschap in de eerste plaats verscheidenheid in onderzoek, aanpak en methodologie, onderwerp: niet iets dat institutioneel wordt aangemoedigd, al is het intellectueel aantrekkelijk. Verder begrijp ik het als steevast geconfronteerd worden met andere methodologieën, met onbekende discourses, met analyses die zowel bevestigen, ontkennen, aanvullen, als nieuwe vragen opwerpen. Verscheidenheid en diversiteit schuren altijd, kunnen disruptief zijn, in het onderzoek, in het onderwijs – verscheidenheid en diversiteit van mening tussen docenten onderling, tussen docent en student, en tussen studenten onderling is cruciaal voor academische vorming- en in kennisvalorisatie. U had in plaats van dit debat ook met WOinActie kunnen gaan praten: een beweging die uit de wetenschap zelf is voortgekomen, uit studenten én wetenschappers, waarin allerlei
stromingen en achtergronden een plaats hebben gevonden, verenigd door het besef dat wij als academische gemeenschap onszelf moeten vertegenwoordigen, omdat niemand of niets anders dat nog adequaat doet – ook de VSNU niet.

2. Hoe ervaart u de mate van verscheidenheid en diversiteit in uw werk? Hoe ervaart u uw academische vrijheid?

Ik vermoed dat, gezien de context en de maatschappelijke discussie, deze vraag informeert naar de politieke verscheidenheid en diversiteit in mijn werk? Die is aan de Leidse universiteit overduidelijk aanwezig, maar zolang de wetenschap die er geproduceerd wordt in orde is, laat deze me eigenlijk koud. Ik raad U dezelfde basishouding aan: het is een verdienste én een vereiste van de democratische staat dat de wetenschap soeverein en onafhankelijk is. In de huidige maatschappelijke context houdt Uw vraagstelling politieke bemoeienis met de wetenschap in: dat is een zorgwekkende ontwikkeling.

U stelt feitelijk een politieke vraag aan een wetenschapper: mijn antwoord kan alleen wetenschappelijk zijn, dus daar gaan we. In mijn eigen vakgebied bevind ik me qua verscheidenheid en diversiteit in een zeer luxueuze positie. Waar andere regiowetenschappers het veelal met één regio moeten doen, heb ik er twee: Noord- en Zuid-Korea. Ik laveer elke dag op tussen de meest uiteenlopende voorbeelden van diversiteit en verscheidenheid. Veel verscheidener of diverser dan Noord- en Zuid-Korea heb je bovendien niet. Beide leveren instructieve voorbeelden op over verscheidenheid en diversiteit: in het noorden is er ten behoeve van de nationale moraal een ban uitgesproken op verscheidenheid en diversiteit – in de wetenschap (daar begon het), maar in feite tegenwoordig in alles. De geesteswetenschappen zijn daar eerst verordonneerd om de natie en alleen de natie te dienen, en zodra ze dit deden en hun kritische houding opgaven, werd hen daarna de nek omgedraaid, waardoor Noord-Korea heden ten dage prachtige raketten en kernkoppen construeert, maar kritische wetenschapsbeoefening er niet meer bestaat. Er zijn wel nog diegenen die zich kleden in de toga van de wetenschapper en praten in het bijbehorende idioom, maar zij laten alleen het door de natie gesanctioneerde geluid horen – maar dat zien we hier ook wel (ik hebhier een boek over geschreven: De B.V. Noord-Korea: een kernmacht in de marge, Prometheus, 2018).

Het Zuiden heeft dat beter gedaan, daar heeft de academische gemeenschap vaak met gevaar voor eigen leven de eigen stemmen laten horen. Sommigen hebben daar een hoge prijs voor betaald. De afgelopen tien jaar, echter, hebben de in ons veld met de term ‘pseudowetenschappers’ aangeduide politieke lobbyisten/activisten (al dan niet zelf ooit als wetenschapper actief geweest) de vrijheid van wetenschap in hoge mate aangetast door het ijkpunt van alle (geestes-)wetenschap ‘Korea’ te maken en uit de wetenschap afkomstige geluiden die óf de bij hun gangbare opvatting over de natie en haar verleden, heden en toekomst tegenspreken óf de vaak geopperde etnische exceptie-argumenten (waarin Korea een empirisch niet aantoonbare uitzonderingspositie toebedeeld kreeg) weerspreken, te vuur en te paard te bestrijden. Dit geschiedde door mediahetzes, vragen in het parlement en zelfs door rechtszaken. Zo fungeerden de pseudo-wetenschapppers als useful idiots van politieke boodschappen (van zowel links als rechts)

Over academische vrijheid heb ik ook zelf wel het een en ander te melden. Hoe ervaar ik die? Nu, ik bevind mij op dit moment in de Tweede Kamer voor een hoorzitting over verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap. Dat is wat. Of dat zou het moeten zijn. Want tegelijkertijd moet ik erkennen dat de universiteit door externe krachten wordt belaagd die haar of willen uitkleden of willen censureren. Of beide. Ik erken ook dat het financieringsmechanisme noch onderwijskwaliteit noch academische vrijheid in de hand werkt (zie hier voor een uitwerking van deze notie: http://www.frontaalnaakt.nl/archives/de-wet-van-breuker.html). Structurele weeffouten in de financiering van de universiteit en toenemend politiek en maatschappelijk antagonisme hebben gevolgen voor de individuele wetenschapper. Ik neem mijzelf hier als voorbeeld, omdat ik deze casus het best ken.

Academische vrijheid wordt veelal met de mond beleden.Tegenover elke ferme uitspraak over academische vrijheid staat de praktijk van de alledaagse werkelijkheid. Want tegelijkertijd moet ik tegenwoordig mijn onderzoek over Noord-Korea eerst door een advocatenkantoor laten lezen (en probeer die kosten maar eens in een subsidiebudget te zetten) uit de niet ongegronde angst om aangeklaagd te worden door de grote bedrijven die in
dat onderzoek naar voren komen. Tegelijkertijd heb ik deze ochtend nog weer een gesprek gehad over mijn persoonlijke veiligheid en die van mijn onderzoeksdata- en resultaten omdat de Noord-Koreaanse staat mij van drie halsmisdaden heeft beschuldigd. Het zou tevens niet voor de hand moeten liggen dat een hoogleraar Koreastudies vanwege zijn onderzoek onder druk kan worden gezet door grote multinationals, zowel binnenlands als buitenlands, en toch gebeurt het – ik raak eraan gewend. Gestalkt worden in eigen land door boze ambassadeurs en diplomaten die om je ontslag vragen, omdat je als wetenschapper moet zeggen wat je geconstateerd hebt? Het zou niet moeten kunnen, maar toch gebeurt het. Te horen krijgen van één zo’n boze ambassadeur dat zijn buitenlandse inlichtingendienst een dossier over je heeft aangelegd op basis waarvan rechtsvervolging aanstonds is? Kafkaësk, maar waar. Het laatste jaar onderzoeksgeld van een grote onderzoekssubsidie terugsturen omdat de verstrekkende instantie verklaard heeft dat je academische vrijheid relatief is aan het ontvangen van fondsen
van desbetreffende instantie, waardoor je op een zwarte lijst voor fondsenwerving terechtkomt? Idem dito. Ik heb voorbeelden te over, de politiek heeft waarschijnlijk niet in diezelfde mate belangstelling hiervoor – dat althans leert de ervaring. Ik heb er wel van geleerd: ik spreek me uit en houd me verre van elke financieringsbron die me zou kunnen compromitteren, ondanks de institutionele druk om grote bedragen van buiten binnen te blijven halen.

3. Wat betekent ‘verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap’ voor u en uw werk?

Klik hier voor verder lezen van de bijdrage aan de hoorzitting Verscheidenheid en diversiteit in de wetenschap van Remco Breuker in PDF: https://beroepseer.nl

Omslag Nieuwsgierig en betrokken De waarde van wetenschap
*)
Verscheidenheid in wetenschap, met lijst van genodigden, Wetenschapsbrief Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap en het Briefadvies van de KNAW Vrijheid van wetenschapsbeoefening in Nederland, Tweede Kamer, 23 april 2019: https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/commissievergaderingen/details?id=2019A01310

Profiel Remco Breuker op site Universiteit Leiden: www.universiteitleiden.nl/medewerkers/remco-breuker#tab-1

Foto bovenaan: Infographic uit Nieuwsgierig en betrokken. De waarde van wetenschap,   Rijksoverheid, 28 januari 2019: www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2019/01/28/nieuwsgierig-en-betrokken

De toekomst van vakbonden wordt bepaald door ‘witte boorden’-werknemers

Toen de Amerikaanse senator Elizabeth Warren aankondigde dat ze zich kandidaat stelde voor de presidentsverkiezing liet ze duidelijk zien dat ze solidair was met de vakbonden. Ze had voor haar aankondiging namelijk een historische plek uitgekozen: de Everett Mills in Lawrence, Massachusetts. Bij die fabrieken brak in 1912 een staking van textielarbeiders uit, de Bread and Roses-staking, zo genoemd naar de leuze van de stakers: “We want bread and roses too”.

Film van Ken Loach Bread and Roses

Deze staking – door vakbondsactivisten beschouwd als een mijlpaal in de geschiedenis van de Amerikaanse arbeidersbeweging – werd aangevoerd door de vakbondsorganisatie Industrial Workers of the World (IWW). Tegen de dertigduizend stakers namen er aan deel, bestaande uit migrantenkolonies, de meesten afkomstig uit Europa. Aanleiding tot de staking was een wet van de staat Massachusetts: voortaan mochten vrouwen en kinderen per week niet langer werken dan 54 uur (in plaats van 56 uur). Dat betekent uiteraard ook minder loon. Prompt namen fabriekseigenaren het besluit de werkweek voor de mannen ook met twee uur in te korten, met als gevolg ook minder loon. De fabriekseigenaren waren van mening dat de vrouwen en kinderen en de onderling sterk verdeelde immigranten weinig konden inbrengen tegen het besluit.
Maar dat bleek niet het geval. De arbeiders vernielden machines, sloegen ruiten in en vochten twee weken lang met de politie en veiligheidsdiensten. Uiteindelijk kregen ze loonsververhoging, niet alleen voor zichzelf maar voor alle arbeiders in Nieuw-Engeland.

Jongeren blijken gevoelig

Elizabeth Warren is van de Democratische Partij. Democraten beschouwen de vakbonden nog steeds als een belangrijke bron van kiezers. Maar er is wel een probleem. Het aantal mensen dat lid is van een vakbond slinkt met het jaar. De arbeiders verdwijnen uit de vakbonden, ze vormen niet langer meer de kern van een vakbond. Wel is het zo dat, volgens een Gallup-peiling, het aantal mensen dat vakbonden steunt de laatste vijftien jaar constant is gebleven in de V.S.
In zijn artikel The Future of Unions Is White-Collar in Slate schrijft Bret Schulte dat de arbeiders dan wel verdwenen mogen zijn, maar dat er een nieuw type vakbondslid in aantocht is: de ‘witte boorden’-werknemer (de traditionele arbeider wordt wel de ‘blauwe boorden’-werknemer genoemd).
Schulte is hoogleraar journalistiek aan de Universiteit van Arkansas en voorzitter van AFSCME Local 965, een in 1962 opgerichte organisatie van werknemers in de publieke sector van een aantal provincies van Arkanas. Slate is een algemeen in 1996 opgericht digitaal magazine met analyse en commentaar op politiek, nieuws, bedrijfsleven, technologie en cultuur.

Als politici de volgende generatie vakbondsleden voor zich willen winnen, aldus Schulte, dan is het nodig dat ze zich gaan richten tot jonge kiezers in plaats van tot de verkeerde mensen. De jongeren blijken wel gevoelig te zijn voor het vakbondswezen. Gebleken is dat werknemers onder de 35 jaar eerder lid worden van een vakbond dan andere leeftijdsgroepen. Dat komt overeen met de cijfers van het U.S.Bureau of Labor Statistics in 2019. Ze tonen de geleidelijke overgang van de arbeidersklasse naar professionals en technici. Denk hierbij aan leraren, verpleegkundigen, geschoolde werknemers, journalisten, scenarioschrijvers, afgestudeerde studenten, universiteitsmedewerkers, werknemers in de non-profit sector, mediaprofessionals en professionals in de entertainmentindustrie. Hier horen ook de ambtenaren bij, de grootste, georganiseerde sector.

Tegen de zeven miljoen professionals lid van een vakbond

De ambtenarenvakbonden kregen in 2018 een zware klap te verduren na een uitspraak van het Hooggerechtshof in de zaak Janus versus AFSCME – de Amerikaanse Federatie van overheidsambtenaren (staat, provincie- en gemeente).De zaak ging over het innen van vergoedingen door vakbonden. Voortaan hoefden ambtenaren die geen lid waren van een vakbond geen vergoeding meer te betalen aan de vakbonden ook al kwamen deze voor hun belangen op. Sindsdien hebben meer dan 200.000 werknemers geprofiteerd van de gerechtelijke uitspraak en zijn ze gestopt met betalen. Dit verzuim treft uiteraard de vakbonden in de portemonnee.
Daar staat tegenover dat het aantal ambtenaren dat al lid was van een vakbond, zich grotendeels heeft gehandhaafd.

Al met al zijn meer dan een miljoen professionals in de afgelopen twintig jaar lid geworden van een vakbond. Hun aantal liep op tot 6.18 miljoen in 2018. Het aantal ‘blauwe-boorden’-vakbondsleden is intussen gedaald met drie miljoen in dezelfde periode volgens cijfers van het AFL-CIO, de grootste vakbondsfederatie van de V.S.

Schulte schrijft dat het vakbondslidmaatschap op de universiteit waar hij werkt in enkele jaren tijd is verdubbeld. Hoewel zijn vakbond in de jaren zestig is opgericht door de onderhoudsploeg van de universiteit, is bijna elk nieuw lid leraar of vakkracht. Ze houden zich bezig met de veiligheid van de campus, een fatsoenlijk loon voor alle medewerkers, collectieve onderhandelingsrechten en meer invloed op het universiteitsbeleid.

Lijst actievoerders is groeiende

Lane Windham, arbeidshistoricus op Georgetown-universiteit en schrijver van Knocking on Labor’s Door, heeft de afgelopen 25 jaar de ontwikkelingen gevolgd: “Er is momenteel meer belangstelling bij werknemers dan ooit tevoren. Je ziet het bij universiteitsmedewerkers en journalisten. We zijn ook getuige geweest van de werkonderbrekingen van Google-personeel. Die actie is niet uitgegaan van een vakbond maar van werknemers die zich hebben verenigd en actie voerden voor hun rechten”.

Een van de oorzaken van deze verschuiving is de ontwikkeling van de Amerikaanse economie. Banen in de industrie zijn verdwenen terwijl banen in de dienstverlening zijn toegenomen. Dat betekent minder kans voor arbeiders om zich aan te sluiten bij een vakbond als zij dat zouden willen (werkgevers willen niet dat zij dat doen).
De beroepsgroepen compenseren zeker niet het verlies aan vakbondsleden, maar de manier waarop de nieuwkomers zich gedragen laat zien dat ze terdege de werking van gezamenlijk actievoeren beseffen. Ze laten hun goede manieren thuis en stellen eisen. Vriendelijke leraren in landelijk West Virginia lieten zich gelden tijdens een staking die het nationale nieuws haalde, net zoals dat gebeurde met de staking van de textielarbeiders in 1912, maar nu zonder het ingooien van ruiten.

De lijst van actievoerders neemt toe. Universiteitspersoneel eist bijvoorbeeld een hoger loon alsmede uitbreiding van diensten en meer rechten, ook voor buitenlanders. Het symfonieorkest van Vermont heeft zich ook georganiseerd om een hoger loon af te dwingen. Dat deed ook het radiostation KUOW. Werknemers van de Engelstalige afdeling van Al-Jazeera stemden voor toetreding tot een vakbond.
De scenarioschrijvers die lid zijn van de Writers Guild of America zijn bezig hard te onderhandelen met de Association of Talent Agents over nieuw beleid dat moet voorkomen dat zij gedupeerd worden door belangenverstrengeling.

Volgens Windham hebben werkgevers al dat organiseren en actievoeren over zichzelf uitgeroepen. De economie is er niet langer meer voor de professionals, net zoals de economie er niet meer was voor de arbeiders. Windham noemt dat ‘compressie’, verkleinen van het verschil in loon tussen diverse groepen. Het is niet zo dat werknemers met een laag loon de ladder opklimmen, maar dat de middenklasse de ladder afdaalt en zienderogen gedesillusioneerd raakt wat betreft de vooruitzichten.

Karen Nussbaum, oprichter en directeur van Working America zegt dat er nieuwe inzichten zijn gekomen. De mensen die zich organiseren zijn niet degenen met de slechtste banen. Het betreft in hun werk teleurgestelde mensen. Ze hebben verwachtingen van hun beroep en hun baan maar deze worden niet waargemaakt. Working America heeft tot doel de juiste werknemers te werven voor de juiste vakbonden.

Steun van meer dan de helft

De teleurstelling in de verwachtingen verklaart de plotselinge opleving van het socialisme dat bezig is een soort merk te worden in de V.S. Toen senator Bernie Sanders in 2016 socialisme tot onderdeel van zijn verkiezingscampagne voor het presidentschap maakte, werd hij door het establishment van de Democratische Partij met de nek aangekeken. Nu rivaliseert hij met andere Democratische kandidaten die veel van hem hebben overgenomen.

Ondertussen heeft het New Yorkse tijdschrift Intelligencer een juichend artikel gepubliceerd over de Democratic Socialists of America – DSA – de grootste socialistische beweging van de V.S. Een van de leden is oproerkraaister Alexandria Ocasio-Cortez, Democraat in het Huis van Afgevaardigden en het jongste vrouwelijke congreslid ooit.
Leden van de DSA zijn hoofdzakelijk professionals: verpleegkundigen, leraren, schrijvers en onderzoekers. Sommigen hebben gestudeerd aan elitaire scholen als Middlebury College of Stanford-universiteit.

Nu wil deze ontwikkeling niet zeggen dat de nieuwe klasse van professionals en technici de vakbonden qua aantal weer zal brengen op het niveau van de hoogtijdagen. Wel is het zo dat de opkomst van de professionals in de eeuwenoude strijd tussen kapitaal en arbeid het oude patroon van de klassenstrijd heeft veranderd.
De aansluiting van de middenklasse bij de arbeidersbeweging laat zien waar sociale verandering het meest nodig is.

Wat niet is veranderd is dat vakbonden een effectief middel zijn om prioriteiten aan te passen. Lokale gemeenschappen beslissen over hun contract, zoals de studenten van de Columbia-universiteit hebben gedaan, en niet de landelijke organisaties.|
Wat ook telt is dat professionals meer opleiding hebben genoten. Dat vertaalt zich in vernieuwende onderhandelingstechnieken, public relations en organisatietactieken. Toen de werknemers van Vox – een Amerikaanse nieuws- en opiniewebsite – de aandacht van het management wilden trekken, organiseerden ze een korte werkonderbreking door uit te loggen uit de real-time tekstverzendingsplatforms. In plaats van te werken zaten de medewerkers te lummelen. Deze actie lukte. De medewerkers werd toegestaan voortaan collectief te onderhandelen over hun rechten. Daarnaast zijn er natuurlijk nog veel andere manieren om de druk op te voeren, door retweets bijvoorbeeld.

Een onderzoek door de afdeling van professionele werknemers van AFL-CIO, heeft uitgewezen dat 56 procent van de professionals een vakbond op hun werkgebied zou steunen. Voorzitter Jennifer Dorning: “We zien dat mensen een vakbond willen. Het is aan ons, de arbeidersbeweging, ervoor te zorgen dat de deur voor hen open staat”.

The Future of Unions Is White-Collar, door Bret Schulte, Slate, 19 april 2019: https://slate.com/business/2019/04/white-collar-professionals-labor-unions.html

Foto rechtsboven: Affiche van de film Bread and Roses van regisseur Ken Loach die gaat over de staking van 1912 in Lawrence, vanaf 2000 vertoond in de bioscopen.

‘Waarom moet het altijd beter? Wanneer is het een keer goed?

“Waarom moet het altijd beter? Wanneer is het een keer goed?”

Efficiency en doelmatigheid worden te pas en te onpas gebruikt door beleidsmakers en zorgverzekeraars. Dan kan anders aldus Pauline Meurs in Het Financieele Dagblad. Verbetering volgens beleidsmakers is niet altijd beter voor de zorg.
Meurs is socioloog, hoogleraar Bestuur van de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en voorzitter van de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS).

De zorg moet altijd beter

Pauline Meurs: “Ervaringen ophalen van mantelzorgers en professionals in de zorg is een goede manier om te begrijpen wat er in de dagelijkse praktijk speelt. Het zou mooi zijn als beleidsmakers dat ook regelmatig zouden doen.

Nu weet ik van enkele bestuurders en toezichthouders dat zij het in hun werkroutine hebben opgenomen. Zij horen en ervaren wat het effect is van beleid, zij kunnen zien op welke punten ander beleid nodig of gewenst is en, nog belangrijker, waar moet worden afgezien van beleid. Bij dit laatste spelen twee centrale normen: optimalisatie en vergroting van de efficiëntie. Of anders gezegd: permanente verbetering en altijd streven naar doelmatigheidswinst. Die normen zijn mantra’s geworden waar te weinig bij wordt stilgestaan, terwijl dat stilstaan in de zorg meer dan ooit nodig is.

De zorg moet altijd beter. De Inspectie voor de Gezondheidszorg, maar ook veel kwaliteitsgoeroes vragen om verbeterplannen, verbeteracties en feedbacksessies om van te leren. De onderliggende aanname hierbij is dat verbetering altijd mogelijk is, maar ook dat verbetering altijd ook echt beter is”.

Terechte vragen

Het voorbeeld dat Van Meurs geeft betreft de initiatieven voor verhoging van de kwaliteit van de zorg in het verpleeghuis: “Bij die initiatieven horen plannen met actielijsten en verantwoordingsschema’s. Die schema’s laten vooral de verandering tussen toen en nu zien. Een ziekenverzorgende in een van deze verpleeghuizen verzuchtte eens tegen mij: ‘Waarom moet het altijd beter? Wanneer is het een keer goed?’ En even later: ‘Waarom is er zo weinig waardering voor wat we nu doen en worden we steeds door anderen gewezen op wat we nog meer moeten doen?’
Het was geen klaagzang van deze professional, maar oprechte en, naar mijn idee, terechte vragen over wat onder kwaliteit van verpleeghuiszorg wordt verstaan. Zou het niet mogelijk zijn om te aanvaarden dat zorgverlening is wat het is, dat ‘meer’ en ‘anders’ doen niet per se beter is”.

Lees het hele artikel Verbetering volgens beleidsmakers is niet altijd beter voor de zorg, door Pauline Meurs, Het Financieele Dagblad, 17 april 2019: https://fd.nl

Hoe zorgverleners en slaafse zorgbestuurders niet verplichte richtlijnen braaf blijven uitvoeren

Weekblad De Groene Amsterdammer heeft onderzocht hoe het staat met het ’regelfetisjisme’ in de zorg. Volgens Pierre de Winter werden “zorgprofessionals nog nooit zo ruimhartig ondersteund in hun strijd tegen het veelkoppige monster. In 2017 krijgt de protestbeweging van de huisartsen, luisterend naar de naam Het Roer Moet Om, gezelschap van denktank (Ont)Regel de Zorg, ontstaan ten burele van sectorverzekeraar VvAA, die met veel succes een eerste schrapconferentie organiseert. Als eind dat jaar de huidige ministersploeg op VWS aantreedt maakt ze met veel gevoel voor publiciteit de strijd tegen administratieve lasten en doorgeslagen regelgeving prioriteit nummer 1.
Het ministerie biedt zichzelf aan als partner/regisseur van de beweging. Afgelopen mei wordt een meerjarig actieplan gepubliceerd en sindsdien spant het ministerie van VWS zich in om de resultaten uit schrapsessies te laten opnemen in sectorplannen, waaraan ‘het veld’ – zorgverzekeraars, koepels van zorginstellingen, patiënten- en beroepsverenigingen en accountants – zich dient te committeren”.

Alsof het niet op kan wordt begin dit jaar zelfs een speciaal adviseur tegen de regeldruk benoemd, aldus De Winter: “Oud-minister Rita Verdonk lijkt geknipt voor die baan. Het is niet meer de zorgprofessionals tegen de regelbedenkers, maar heel Holland dat schrapt”.

Uit onderzoek blijkt dat  zorgverleners gemiddeld veertig procent van hun tijd kwijt zijn aan administratieve taken. In ziekenhuizen is de administratie in tien jaar minimaal vertienvoudigd, getuige rapporten van de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen en KPMG Plexus.
Een gemiddelde ggz-aanbieder schrijft volgens het rapport Het roer moet om in de GGZ zo’n drieënhalfduizend A4’tjes (één kilometer papier) vol op jaarbasis om zich te verantwoorden naar de zorgverzekeraars.

De vijf-minutenregistratie

De Winter is aanwezig bij een bijeenkomst van circa veertig wijkverpleegkundigen van woonzorgcentrum Margaretha in Kampen. Ze zijn bij elkaar gekomen om te leren schrappen waar ze het meest last van hebben in hun werk. Dat blijkt de vijf-minutenregistratie, te zijn aldus de moderator van de groep: Wie doet daar nog aan?. Dat blijkt nog de helft van de verzorgers te zijn.

De Winter: “De vijf-minutenregistratie is misschien wel het meest besproken management-exces in de zorg. Het instrument dicteert dat zorgverlener 1 bij mevrouw Jansen twintig minuten mag besteden om haar te helpen met douchen en vijf minuten om haar steunkousen aan te trekken. Daarna mag zorgverlener 2 – hoger opgeleid, dus duurder – nog vijf minuten langskomen voor een injectie. Als mevrouw Jansen dan vertelt dat haar kat is gestorven, kan geen van beide zorgverleners haar daarover te woord staan, helaas, want die handeling kan niet geregistreerd worden en dus wordt er niet voor betaald”.

Nooit wettelijk verplicht

Nu is het zo dat de vijf-minutenregistratie nooit een wettelijke verplichting is geweest. Het was een landelijke richtlijn, bedacht in 2000, die zich “zorgbestuurlijk in het landschap heeft ingevreten”.
De Winter: “De overheid propageerde hem en zorgverzekeraars hadden er een handig, meetbaar instrument aan om zorgverleners te dwingen efficiënt te werken. Toezichthouder de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) kon er mooi de zorgverzekeraars op controleren. En voor accountants in de sector was het ook een overzichtelijke tool om de rechtmatigheid van de omzet van zorginstellingen te bepalen. Bestuurders van veel van die instellingen waren al deze ‘stakeholders’ maar al te graag ter wille.
Gevolg: zorgverleners werden massaal ingekapseld in een knellende managementlogica.

Het bleek overal te zijn. Er was sprake van een keten van gestold wantrouwen, waarin iedereen doodsbenauwd was om door een boven hem of haar gestelde te worden afgerekend als gedeclareerde zorg niet kon worden verantwoord. Verandering was ongemakkelijk en financieel ongewis. Pas als ze van de zorgverzekeraars te horen kregen dat ze er niet op zouden worden afgerekend, durfden de zorgverleners te bewegen. En ook de zorgverzekeraars en hun accountants moesten gerustgesteld worden door de NZa”.

Lees het hele artikel Onderzoek Regelfetisjisme in de zorg. Genoeg gevinkt, door Pierre de Winter, waarin hij ook ingaat op de regelgeving in de ziekenhuizen, de rol van zorgverzekeraars en de Patiëntenfederatie, De Groene Amsterdammer, 17 april 2019: www.groene.nl/artikel/genoeg-gevinkt

Manifest met oproep: ‘Onderwijs om (te) vormen’

Ellen Klatter en Rob Martens hebben een manifest geschreven met oproep voor een ander soort onderwijsonderzoek. Hun pleidooi: Als we leerlingen gelijke kansen willen bieden, dan zullen we meer (complex) onderzoek moeten doen naar verbeteringen in ons onderwijs.
Ellen Klatter is lector Versterking Beroepsonderwijs & lector Studiesucces aan de Hogeschool Rotterdam. Rob Martens is hoogleraar en programmaleider bij het Welten-instituut van de Open Universiteit en wetenschappelijk directeur van stichting NIVOZ

Het manifest is gepubliceerd op de site van het onderwijsvakblad Didactief. Onderaan het manifest worden de medestanders van het manifest met name genoemd. Wie het manifest wil ondertekenen kan een mail sturen naar redactie@didactiefonline.nl

‘Manifest Onderwijs om (te) vormen’

In Nederland is sprake van een groeiende kloof tussen arm en rijk én hoog en laag opgeleide mensen (Rinnooy Kan, 2018; Denessen, 2017; Elffers, 2018; Dronkers, Elffers, Karsten, & van der Werfhorst, 2016). Het huidige onderwijs vergroot de kansenongelijkheid eerder dan die te verkleinen (Inspectie van het Onderwijs, 2019). Maatregelen van OCW om te bevorderen dat kinderen met gelijke talenten gelijke kansen krijgen in het onderwijs (OCW, zie hieronder bij 1), getuigen van een probleembewustzijn en urgentiegevoel. Maar omdat een goede probleemdefinitie en -analyse ontbreekt, zijn deze maatregelen onvoldoende.

Onderzoek laat zien dat de manier waarop wij in het Nederlandse onderwijs omgaan met differentiatie en leerlingen selecteren nadelig uitpakt voor kansarme leerlingen (OECD, 2016). Zij worden, onder het mom van goedbedoelde termen als ‘adaptief onderwijs’ en ‘onderwijs op maat’ steevast in lagere niveaus weg-geselecteerd en vastgezet (Denessen, 2018). Ook het sterk scheiden van de algemeen vormende en de beroepsgerichte opleidingsroutes leidt tot niveauverschillen in diploma- en baangarantie. Daarbij hebben vooroordelen en verwachtingen van leraren effect op de schoolloopbaan van hun leerlingen (Zeemeijer, 2019). Kortom, er zijn tal van aanwijzingen dat de manier waarop wij het onderwijs hebben ingericht, onbedoeld een belangrijke rol speelt in de toenemende segregatie in Nederland.

Wat verstaan we eigenlijk onder goed onderwijs? En hoe onderzoeken, onderbouwen en staven we dat? En wat betekent dat voor de vraag: wat is goed onderwijsbeleid en hoe organiseren we het onderwijs zo dat alle kinderen ervan profiteren?

Lees het hele manifest: Onderwijs om (te) vormen, door Ellen Klatter & Rob Martens, Didactief, 16 april 2019: https://didactiefonline.nl/blog/blonz/onderwijs-om-te-vormen

Continuïteit als succesfactor in de ondersteuning van kwetsbare mensen

Piet-Hein Peeters schrijft dat er een wonderlijk element schuilt in het sociaal domein. Er is een breed gedeeld idee van wat werkt in de ondersteuning van kwetsbare mensen, maar het lijkt maar moeizaam te lukken die factor praktijk te laten zijn. Peeters is journalist, gespreksleider en dagvoorzitter bij congressen. Hij schrijft regelmatig voor Zorg + Welzijn, de website voor professionals en beleidsmakers in het sociaal domein. Van 2014 tot 2018 was hij hoofdredacteur van het magazine Zorg +  Welzijn.

In de blog Continuïteit: de saaie succesfactor gaat Peeters in op het gebrek aan continuïteit en volhouden in het sociaal domein. Zonder die eigenschappen kunnen sociaal werkers niet goed vertrouwen opbouwen of een relatie aangaan. Sinds 2015 is het sociaal domein in één klap het grootste domein binnen het takenpakket van gemeenten geworden, zowel financieel als inhoudelijk. Dat heeft tot gevolg gehad dat de continuïteit – we kunnen het ook bestendigheid noemen – voortdurend in het gedrang komt. Tot  het sociaal domein behoren alle sectoren die te maken hebben met de sociale kant van het gemeentelijke beleid: zorg, welzijn, onderwijs, gezondheidszorg, opvoeding, inburgering en sociale activering.

Hij gaat niet weg. Hij blijft

Peeters begint met een verhaal uit eigen ervaring. Hij schrijft: “Een half jaar geleden mocht ik op een Zorg+Welzijn congres de ervaringswerkers Hans van Eeken en Marcello van den Anker interviewen. Van Eeken vertelde, zo begreep ik het, dat hij soms een hele middag bij mensen met stevige psycho-sociale problematiek gaat zitten. Dat mag u vrij letterlijk nemen. Hij komt binnen, gaat in gesprek, scharrelt wat mee rond in het huishouden en, en dit is het punt, hij gaat niet weg. Hij blijft. Gaat dus niet weg omdat de tijd op is. Op het congres met lichte grijns: ‘Ik doe mijn jas uit’. Vanuit de zaal kwam de voorspelbare vraag hoe dat dan betaald wordt.

In het verhaal van Van Eeken weerklinkt de presentie-benadering die bij sociaal professionals op veel sympathie mag rekenen. Er zijn voor de mens die het moeilijk heeft, maar vooral er blijven, diens situatie verdragen, volhouden. Vertrouwen opbouwen, een relatie aangaan. Zowel op individueel niveau als in een buurt of wijk. Denk ook aan de huisarts, een verwante beroepsgroep, wiens kwaliteit sterk afhankelijk is van het lang ’meelopen’ met de patiënt. Ik ben zelden een professional tegengekomen die de succesfactor ‘continuïteit’ niet erkent”.

De verbinding wordt verbroken

Op lokaal niveau is continuïteit voortdurend het kind van de rekening, vervolgt Peeters. Hulp- en zorgorganisaties verliezen een aanbestedingsronde, waardoor de verbinding tussen bijvoorbeeld hulpverlener en hulpbehoevende verbroken wordt. Het belang van continuïteit wordt uit het oog verloren.

Maar er zijn ook sociale professionals die persoonlijk zorgen voor continuïteit en daarmee tegen de norm van onze tijd ingaan. Ze veranderen niet van werkplek en blijven op hun post, trouw aan de mensen die hun steun nodig hebben.

Lees de hele blog Continuïteit: de saaie succesfactor, Piet-Hein Peeters, Zorg + Welzijn, 15 april 2019: www.zorgwelzijn.nl

‘Gepest van 9 tot 5’. Tv-programma over pesten op de werkvloer

In het nieuwe EO tv-programma Gepest van 9 tot 5 schakelen slachtoffers van pesten op de werkvloer de hulp in van Bert van Leeuwen. Ze zijn ten einde raad: ze hebben alles geprobeerd om het pestgedrag aan te kaarten, maar zonder succes. Met de hulp van het tv-programma proberen zij de situatie op te lossen en achter zich te laten.
Gepest van 9 tot 5 is in eerste instantie een eenmalig programma en wordt uitgezonden op 19 april 2019, de Landelijke Dag tegen het Pesten, maar als het aan de EO ligt, wordt het een serie.

Pesten op de werkvloer is een enorm taboe, terwijl de cijfers er niet om liegen. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat 1 op de 8 volwassenen in Nederland wordt gepest op de werkvloer en dat meer dan de helft van de Nederlandse bedrijven nog geen anti-pestbeleid heeft. Daarnaast becijferde het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid dat deze vorm van pesten de samenleving jaarlijks vier miljard euro kost.
Het pesten kan bestaan uit allerlei vormen van verbaal, non-verbaal en lichamelijk geweld of het negeren van een collega in allerlei sociale activiteiten.

Mediator

Vaak beseffen de pesters niet dat hun gedrag zo veel impact heeft. Pesten kan onder meer leiden tot stress, depressie, burn-out en tot minder presteren en produceren. Om tot een werkbare oplossing te komen, gaat Bert van Leeuwen als mediator met alle betrokken partijen op een respectvolle manier het gesprek aan. Hij brengt ook bewijsmateriaal op tafel dat kan bestaan uit apps, mails, geluidsopnames of – in sommige gevallen – videobeelden. Na de intensieve gesprekken wordt de leiding van het betreffende bedrijf geïnformeerd.

Taboe doorbreken

Met Gepest van 9 tot 5 wil de EO individuele slachtoffers van pestgedrag helpen, maar ook het taboe op pesten op het werk doorbreken. “We laten zien dat er oplossingen zijn om de vicieuze cirkel van negativiteit te doorbreken, waarbij het anti-pestbeleid een zeer belangrijk onderdeel is, zegt Bert van Leeuwen.”

Gepest van 9 tot 5 wordt uitgezonden op vrijdag 19 april 2019 op NPO1 om 21.30 uur.

Meer info bij EO: https://visie.eo.nl

Zie ook Stichting Omgaan met pesten: www.omgaanmetpesten.nl

Stop pesten nu!: www.stoppestennu.nl

Posicom, professionele aanpak van pesten: www.posicom.nl/

Website Gijs van Loef en Platform betrouwbare zorgcijfers

Gijs van Loef bekritiseert de effecten van marktwerking in de zorg op basis van onderzoek naar kwaliteit van zorg

Sinds 1997 publiceert Gijs van Loef kritische artikelen over de organisatie van het openbaar bestuur. De laatste jaren schrijft hij vooral over de effecten van de marktwerking in de zorg op basis van onderzoek.
In 2013 publiceerde hij zijn boek Kiezen tussen overheid en markt – Een wake-up-call voor onze volksvertegenwoordigers, waarin hij overheid en markt als principes tegenover elkaar plaatst en duidelijk maakt dat ze niet zonder elkaar kunnen. Hij beschrijft wat marktwerking binnen het publieke domein is en wat het in de praktijk betekent. Het boek biedt een concreet handvat voor het verbeteren van de kwaliteit van het openbaar bestuur aan de hand van een eenvoudig, breed toe te passen denkmodel.

Goede gezondheidszorg begint bij betrouwbare cijfers

Van Loef – hij is adviseur marktwerking gezondheidszorg – was de financieel expert achter het Nationaal ZorgFonds, een in 2016 gelanceerd plan van de Socialistische Partij (SP) dat tot doel heeft: afschaffing van het eigen risico, een ruime basisverzekering en het vervangen van zorgverzekeraars door een enkele organisatie.
Met Renske Leijten schreef hij het artikel Zorgstelsel op basis van samenwerking stelt patiënt centraal voor een themanummer over het zorgstelsel van het vakblad voor economen ESB (januari 2017).

Van Loef beheert een eigen website die plaats biedt aan het Platform Betrouwbare zorgcijfers, een groep deskundige leden op het gebied van gezondheidszorg, accountancy, juridische zaken, toezicht en bestuur.
Uitgangspunt is dat goede gezondheidszorg begint bij betrouwbare cijfers. Op 11 mei 2018 publiceerde het Platform het verslag van een uitgebreid onderzoek naar de kwaliteit van de zorg. Uit de cijfers bleek dat de gezondheidszorg in Nederland helemaal niet zo goed is als steeds maar weer wordt beweerd. De Rijksoverheid maakt zich schuldig aan tendentieuze berichtgeving en heeft de afgelopen jaren bewust een te positief beeld geschetst van de medische zorg. Bovendien is het Nederlandse systeem erg duur en op termijn zelfs onhoudbaar.
De door het Platform verzamelde cijfers zijn ontleend aan verschillende nationale en internationale onderzoeken.

De uitkomst van het onderzoek werd gepresenteerd aan de Algemene Rekenkamer, die met dank voor de informatie reageerde: “Deze is doorgeleid naar de betreffende onderzoeksdirectie en zal betrokken worden in de bredere afwegingen over onderzoek naar het Ministerie van VWS en de zorgsector”.
Op de site van Van Loef kunnen we de in elf punten samengevatte uitkomst van het onderzoek lezen: https://gijsvanloef.nl/2018/05/11/platform-betrouwbare-zorgcijfers-wordt-gehoord-door-algemene-rekenkamer/

Het Platform Betrouwbare zorgcijfers pleit voor onafhankelijk en waardevrij onderzoek naar de informatieverstrekking over de kwaliteit en kosten van de Nederlandse gezondheidszorg. Alleen op die manier kan beleid worden gebaseerd op betrouwbare gegevens en cijfers. Ook de houdbaarheid en de draagkracht van het gezondheidsstelsel wordt hiermee vergroot.

Existentieel vraagstuk

De site van Van Loef is in de loop der jaren uitgegroeid tot een rijke bron van kennis en informatie van het Nederlandse zorgstelsel, met blogs, columns, publicaties, rapporten en commentaren op artikelen in bijvoorbeeld vakbladen.

Een recente bijdrage (5 april 2019) getiteld Gezondheidszorg staat voor existentieel vraagstuk vat in twee, naast elkaar geplaatste overzichtelijke kolommen het verschil samen tussen een gezondheidszorg die de patiënt centraal stelt en gericht is op de relatie patiënt-zorgverlener en een gezondheidszorg gericht op centraal verantwoording afleggen en afvinken. In een oogopslag zie we wat dat existentiële vraagstuk behelst. Gaan we naar een menselijke gezondheidszorg of naar een technocratisch zorgstelsel waarbij geld en centrale controle de boventoon voeren? Naar persoonlijke zorg of een door verzekeraars en digitale gegevens gedomineerde zorg? Van Loef waarschuwt voor een stelsel dat voor buitenlandse zorgverzekeraars en steeds machtiger wordende high-tech bedrijven tot een jachtterrein wordt. Er zijn teveel private krachten en er is te weinig publieke sturing in het zorgstelsel. Het publiek is ondergeschikt gemaakt aan privaat.

Krenten uit de pap

Op 11 april 2019 bericht Van Loef dat het jachtseizoen in de zorg is geopend. De kop boven zijn blog luidt: Eerste buitenlandse zorgverzekeraar haalt de krenten uit de pap (en ondermijnt de solidariteit). Het is een reactie op een artikel in het tijdschrift Zorgvisie: Zwitserse zorgverzekeraar IptiQ mikt op fors rendement: “IptiQ is de eerste nieuwe zorgverzekeraar sinds de invoering van het zorgstelsel in 2006. IptiQ, een dochter van het Zwitserse bedrijf Swiss Re, heeft in 2017 drie bestaande labels overgenomen van VGZ: Promovendum, National Academic en Besured. Deze zorgverzekeringen, die 225.000 verzekerden telden, lagen onder vuur in de media doordat zij mikken op hoogopgeleiden. Daarmee wekken zij de schijn van risicoselectie. Hoogopgeleiden zijn gezonder, maken minder zorgkosten en zijn daarom goed voor het rendement van zorgverzekeraars. Kort na de overname heeft IptiQ de zorgpremie in 2018 vrij fors verhoogd, wat heeft geleid tot het vertrek van 25.000 verzekerden” (10 april 2019).

In een reactie schrijft Van Loef: “IptiQ haalt de krenten uit de pap, nietwaar? Het is – voor wie openstaat voor onafhankelijke, oprechte en belangeloze analyse – allemaal zo duidelijk als het maar zijn kan”.
Van Loef had het zien aankomen. In de rechterkolom van zijn overzicht staat onderaan: Versplintering van het zorgaanbod (profijtelijk scheidt zich af van niet-profijtelijk).

Site van Gijs van Loef, met het Platform Betrouwbare zorgcijfers https://gijsvanloef.nl/

Jaarverslag Ombudsman 2018 Iedereen noet mee kunnen doen

Jaarverslag Nationale ombudsman 2018: ‘Protocollen en procedures staan goede dienstverlening in de weg’

Het gaat nog te vaak mis tussen (overheids)instanties en de mensen die een beroep op hen doen. “Het zijn al lang niet meer alleen de meest kwetsbare mensen die niet mee kunnen komen. Ook zelfredzame burgers lopen vast”, stellen Reinier van Zutphen en Margrite Kalverboer in hun gezamenlijk jaarverslag, dat op 10 april 2019 is aangeboden aan de Tweede Kamer. Om iedereen mee te kunnen laten doen moeten (overheids)professionals meer ruimte, tijd en middelen krijgen.

De Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman komen op voor mensen die vastlopen in de maatschappij. Uit de bijna 28.000 vragen, hulpverzoeken en klachten die zij in 2018 gezamenlijk ontvingen, blijkt hoe moeilijk het soms is voor mensen om gewoon mee te kunnen doen. De vrouw die na een scheiding in de schulden komt en als ze voor hulp durft aan te kloppen bij haar gemeente tegen een muur van bureaucratie aanloopt. Het meisje met verslaafde ouders dat, ondanks de aanwezigheid van hulpverlening in het gezin, toch op straat terecht komt. De veteraan die kampt met ernstige psychische problemen, alles kwijt raakt en toch lange tijd geen invaliditeitspensioen ontvangt. Stuk voor stuk liepen zij tegen een dichte deur bij de instanties die er juist voor hen hadden moeten zijn.

(Overheids)professionals beter faciliteren

Ondanks de goede wil van professionals gaat het toch vaak mis tussen (overheids)instanties en de mensen die een beroep op hen doen. Protocollen en procedures staan goede dienstverlening in de weg. Het werk moet zo efficiënt mogelijk. Diensten worden, ondanks de decentralisaties, verder weg van de burger georganiseerd, loketten verdwijnen en het wordt steeds lastiger om een echt mens aan de lijn te krijgen. Het is daarom belangrijk dat (overheids)professionals meer tijd, ruimte en middelen krijgen om te doen wat ze moeten doen. Om zelf in te kunnen schatten wat nodig is, om maatwerk te kunnen leveren en om dichtbij de mensen te kunnen staan voor wie ze er zijn.

De Nationale ombudsman en de Kinderombudsman roepen alle organisaties die werken voor de mensen in Nederland op om zich te bezinnen op hun bestaansrecht: “Bedenk voor wie je er eigenlijk bent en wat zij van jou nodig hebben om mee te kunnen doen. Als we in Nederland willen dat iedereen meedoet, vraagt dat niet alleen wat van de burger, maar ook van de politiek, van de overheid en van andere instanties die werken voor de inwoners van Nederland”, aldus Van Zutphen en Kalverboer.

Omslag jaarverslag Nationale Ombudsman 2018Klik hier voor het jaarverslag 2018 Iedereen moet mee kunnen doen, april 2019: www.nationaleombudsman.nl

Nationale ombudsman en Kinderombudsman: Iedereen moet mee kunnen doen, nieuwsbericht Nationale Ombudsman, 10 april 2019: www.nationaleombudsman.nl

Feiten en cijfers Jaarverslagen, Nationale Ombudsman, 10 april 2019: www.nationaleombudsman.nl