Skip to main content

Redactie Beroepseer

Zorgmedewerkers hebben weinig vertrouwen in actieplan (Ont)Regel de zorg

Uit een enquête van onderzoeksbureau Markteffect onder 523 medewerkers werkzaam binnen Nederlandse zorginstellingen, blijkt dat slechts één op de vijf (22%) zorgmedewerkers gelooft dat het actieplan (Ont)Regel de zorg verbeteringen gaat opleveren binnen de sector waarin zij werkzaam zijn. Het onderzoek is verricht in opdracht van ICT-dienstverlener Ictivity.

Tot op heden merken zij weinig van het plan dat inzet op minder regels voor zorgverleners en meer tijd voor de cliënt. Zo ervaart slechts iets meer dan een derde (36%) van de zorgmedewerkers minder papieren rompslomp en zegt slechts 28% tijd te besparen sinds de introductie van het plan.
Ministers Hugo de Jonge en Bruno Bruins en staatssecretaris Paul Blokhuis van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport (VWS) presenteerden op 23 mei 2018 het actieplan (Ont)Regel de zorg om de zorg te ontdoen van overbodige bureaucratie. Het plan zette in op minder regels voor zorgverleners en meer tijd voor de patiënt.

Weinig effect op regeldruk

Niet alleen het verminderen van de papieren rompslomp en het besparen van tijd blijven uitdagingen. Ook de realisatie van een uniforme werkwijze blijft achter. Slechts 30 procent merkt hier verbetering in. Daarnaast zegt eveneens 30 procent van de zorgmedewerkers nu een standaardisering van informatie-uitwisseling te ervaren.

Het Financieele Dagblad heeft het ministerie enkele vragen gesteld n.a.v. het onderzoek. Er blijken inmiddels zo’n vijftig maatregelen te zijn genomen, waaronder, aldus een woordvoerder “doorbraken die eerder niet mogelijk bleken. Tegelijkertijd zien wij ook wel dat we nog niet zijn waar we willen. We zien bijvoorbeeld dat het simpelweg afschaffen van een regel, formulier of procedure niet altijd voldoende is. Vaak gaat het namelijk om ingesleten patronen en werkwijzen. Aanpassen daarvan kost tijd”.

Ouderenzorg loopt op alle gebieden achter

Per zorgsector blijken verschillen te bestaan in wat zorgmedewerkers merken van het actieplan. Zo loopt jeugdzorg voorop als het gaat om minder papieren rompslomp: twee op de vijf medewerkers ervaart hier een verschil. De gehandicaptenzorg profiteert het meest van een standaardisering van informatie-uitwisseling (37%). Medewerkers in de thuiszorg lijken het meest te merken van tijdbesparing (35%). Opvallend is dat de ouderenzorg op elk gebied achterblijft. Het actieplan lijkt hier vooralsnog het minste resultaat te boeken.

Luister naar de stem van de medewerker

In het onderzoek hebben zorgmedewerkers ook de ruimte gekregen om hun visie op het actieplan toe te lichten. Zo reageert een zorgmedewerker uit de ouderenzorg: “De zorg blijft landelijk een uitdaging in alle sectoren. Wanneer wordt er eens aan de uitvoerenden gevraagd wat werkbaar is in plaats van aan iemand die vanachter een bureau zaken bedenkt die tijd en geld kosten, maar uiteindelijk niets opleveren”.

Wilbert van Beek, commercieel directeur bij Ictivity, vult aan: “ICT kan een belangrijke rol spelen in verlagen van de administratieve lasten in de zorg. De technologie moet echter zo ingestoken worden dat het de zorgverlener helpt en dagelijkse werkzaamheden eenvoudiger maakt. Alleen door te beginnen bij de behoeften van de medewerker kan daadwerkelijk een verschil worden gemaakt”.

De volledige resultaten van het onderzoek zijn te lezen in het onderzoeksrapport Dossier ICT: de digitale stand van zaken in de zorg: www.ictivity.nl/dossier-ict-zorg

Zorgmedewerkers hebben weinig vertrouwen in actieplan (Ont)Regel de zorg, Ictivity, 11 juni 2019: www.ictivity.nl

Zorgprofessionals merken nog weinig van deregulering, door Pim Brasser, Het Financieele Dagblad, 12 juni 2019: https://fd.nl

Foto bovenaan is van Gerd Altmann

Nieuw pamflet van actiegroep Het Roer Moet Om: Zorg voor samenhang

Actiegroep Het Roer Moet Om (HRMO)*), bestaande uit zestien huisartsen,  is met een nieuw pamflet gekomen, Zorg voor samenhang. Het is een oproep aan politieke partijen voor meer samenwerking in de zorg en minder concurrentie, minder productiedwang en minder bureaucratie. HRMO verzoekt collega huisartsen en zorgverleners en sympathisanten het pamflet te ondertekenen. 

Pamflet Zorg voor samenhang

Als huisarts ben ik een betrouwbaar anker en kompas in een complexe zorgwereld. Patiënten raken daarin zelf al gauw de weg kwijt. Wie echt kwetsbaar is, valt steeds vaker tussen de wal en het schip, zeker in de regio. Zonder verandering ziet de toekomst van de zorg voor de patiënt er somber uit. De tijd dringt! Als huisarts heb ik de overtuiging dat het anders moet en kan.

Alles zou er in ons zorgsysteem op gericht moeten zijn om samenwerking te versterken. In plaats daarvan staan we los van elkaar op smeltende ijsschotsen. Tijd, geld en kwaliteit lekken in rap tempo weg. Niet de opdracht tot concurrentie, maar de wil tot samenwerking moet leidend zijn.

Daarom deze oproep aan politiek, verzekeraars en zorgverleners.
Maak samenhang door samenwerking het leidende principe in de zorg, voor én met de patiënt.

Herken de blokkades en financiële schotten die samenwerking frustreren en bureaucratiseren;
Stop de leegloop van zorgprofessionals door meer erkenning van en vertrouwen in de kwaliteit van hun werk. Alleen zo kan adequate zorg beschikbaar en betaalbaar blijven;
Herpak het politieke mandaat. Zorg is gebaat bij een duurzame herinrichting en pijnlijke keuzes. Dat is het mandaat en de verantwoordelijkheid van de politiek.

Zonder regie geen gezamenlijkheid
Er is in Nederland regie nodig om tot een werkbare samenhang in de zorg te komen. Decennia van concurrentie- en productiegericht denken hebben de noodzaak van samenwerking weggedrukt. Om die terug te krijgen is een plan nodig. Een plan van de minister van VWS en de Tweede Kamer hoe die samenwerking in de zorg in Nederland weer centraal te stellen, in een evenwichtig netwerk samen met ziekenhuizen, spoedposten, verpleeghuizen en thuiszorg. Erken de groeiende schaarste, en neem passende maatregelen die de zorg voor kwetsbare patiënten en regio’s verbetert. Schrap de bureaucratie, versterk het vertrouwen in professionals en biedt hen ruimte voor de uitoefening van hun vak.

Zorgverzekeraars past een ondersteunende rol in financiering en ideeën. Luister en bespreek zonder te dicteren.

En tot slot wij zorgverleners zelf: denk en beslis mee, over samenhangende oplossingen die in de eigen regio gaan werken. Laten we niet afwachten maar elkaar aanspreken en de ongemakkelijkheid niet schuwen.

Ga naar de site van Het Roer Moet Om voor ondertekenen van het pamflet: https://hetroermoetom.nu/pamflet.html


*)
Actiegroep Het Roer Moet Om is voortrekker van Stichting Beroepseer. Zie voor meer info: https://beroepseer.nl

Huisartsen publiceren manifest ‘Het roer moet om’. Er moet een eind komen aan de ‘geëxplodeerde zorgbureaucratie’, Blogs Beroepseer, 11 maart 2019: https://beroepseer.nl

Man neemt 68-jarige werknemer aan en dat is heel ongebruikelijk, blijkt uit reacties

Werkloze 50-plussers zijn zo goed als kansloos op de arbeidsmarkt. Leeftijdsdiscriminatie blijft hardnekkig, blijkt uit een grootschalige enquête van arbeidseconoom Stijn Baert van de Universiteit van Gent en Vacature.com onder bijna 4.000 oudere werkenden, werkzoekenden en inactieven in België. Vacature.com maakt deel uit van de Persgroep en helpt mensen bouwen aan een professionele loopbaan.

In België is nog hooguit de helft van de 55- tot 64-jarigen aan het werk. Baert: “Ter vergelijking: in Nederland en Duitsland is dat ongeveer zeven van de tien. Dat roept toch wel vragen op: wat zijn nu eigenlijk de drempels die de Vlaming verhinderen om tot aan de officiële pensioenleeftijd van 65 te blijven werken? Het leek me heel interessant om het hen gewoon eens zelf te vragen”.
In België ligt de pensioenleeftijd op 65 jaar; in Nederland per 1 januari 2018 op 68 jaar.

Het blijkt dat werkende 50-plussers vooral worstelen met moeilijke werkomstandigheden. Met stip op één – vermeld door 44 procent van de werkende 50-plussers – staat het ontbreken van een goede werkorganisatie, op de voet gevolgd door de afwezigheid van een degelijke leidinggevende (43%) en een manifest gebrek aan waardering (42%).
36,80 procent van de mannen en liefst 45,40 procent van de vrouwen kreeg bovendien naar eigen zeggen het afgelopen jaar af te rekenen met leeftijdsdiscriminatie.

Hardnekkige vooroordelen

Volgens onderzoekster Hannah Van Borm van de Universiteit van Gent denkt “ruim de helft (52%) van de respondenten dat 50-plussers in de ogen van veel werkgevers beduidend minder gemotiveerd zijn. Slechts 13 procent gelooft dat die perceptie ook effectief een grond van waarheid bevat. Een vermeend gebrek aan flexibiliteit is volgens 55 procent van onze ouderen een serieuze drempel tot de arbeidsmarkt, terwijl hooguit 19 procent van hen vindt dat jongeren echt wel beter presteren. De drie percepties over 50-plussers die de respondenten zelf het meeste waar achten en die in hun visie hun kansen het zwaarst hypothekeren, zijn de hogere loonkost, de verminderde fysieke capaciteiten en de lagere technologische kennis en vaardigheden. Dat zijn dus de terreinen waarop de komende jaren met een gerichte aanpak de grootste winst kan worden geboekt”.

In Nederland vormen ouderen (ouder dan 45 jaar, jonger dan 75) van de langdurig werklozen 68 procent, in 2008 was dat 59 procent. Het ziet ernaar uit dat Nederland zich moet instellen op een vaste kern van oudere werklozen. Gelet op de vergrijzing, wordt die veronderstelling in de komende decennia waarschijnlijk bewaarheid.

Lieve mensen, ik voel me goed en trots

Op 4 juni 2019 kreeg een Nederlandse tweet aandacht in de Belgische krant Het Laatste Nieuws (HLN). De kop luidde: Man die 68-jarige werknemer aanneemt bedolven onder lofbetuigingen: Voorbeeld voor de maatschappij.

Een Nederlandse man die op Twitter deelde dat hij een 68-jarige werknemer had aangenomen, wordt overstelpt met positieve reacties. De werknemer was al drie keer eerder afgewezen door zijn leeftijd, maar Bram besloot hem toch een kans te geven. Al snel stroomden de fijne reacties binnen en mensen begonnen spontaan verhalen te delen over de positieve impact die oudere werknemers kunnen hebben. En hoe die zelf openbloeien als ze weer aan de slag kunnen.

De twitteraar, zich Bram noemende (hij blijft liever anoniem) heeft de man vanwege zijn kwaliteiten aangenomen: “Hij had 20 jaar ervaring in de technische klantenservice”, zegt hij, “maar ik heb hem vooral aangenomen om zijn motivatie”.
Een dag na de tweet was deze al ruim 6.000 keer geliket en 500 keer gedeeld. Een kleine 300 mensen reageerden al.
Bram blijkt onder de indruk. “Ik had nooit gedacht dat ik zo veel reactie zou krijgen. Dat was eerlijk gezegd ook niet de bedoeling”.
schermafbeelding tweet Bram

Man die 68-jarige werknemer aanneemt bedolven onder lofbetuigingen: “Voorbeeld voor de maatschappij”, door KVDS, HLN, 4 juni 2019: www.hln.be

Werkloze 50-plussers momenteel zo goed als kansloos op arbeidsmarkt, door Piet Verbeest HLN, 31 mei 2019: www.hln.be

Onderzoek Stijn Baert (UGent) en vacature.com: deze drempels ervaren 50-plussers op de arbeidsmarkt, Universiteit Gent, mei 2019: https://users.ugent.be/~sbaert/Welke_drempels_ervaren_50-plussers_zelf_op_onze_arbeidsmarkt_-_Analyse_en_commentaren.pdf

 

Foto bovenaan is van Bicanski

Tim Robbe lucht zijn hart over Kamerbrief ministerie VWS over voortgang programma Zorg voor de jeugd

Vanuit de auto, staande in een file, lucht Tom Robbe in een video zijn hart over de brief met bijlagen van 7 juni 2019 die minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid heeft gestuurd aan de Tweede Kamer over de voortgang van het programma Zorg voor de jeugd.

“Ik sta in de file en dan lees ik wel eens wat op mijn telefoon en wat ik zojuist heb gelezen, daar moet ik echt wat over kwijt. Ik lees zojuist de nieuwe brieven van onze minister De Jonge van VWS over de voortgang van zijn programma voor de jeugdzorg. En ik ben boos. Ik ben niet boos als adviseur of advocaat omdat ik mijn geld verdien in het sociaal domein. Ik ben boos als vader van een jongen van tien met klassiek autisme. Want wat lees ik in de brief over inkoop? We moeten vooral de keuzevrijheid niet heel belangrijk meer vinden, we moeten toe naar een inkoop om omzetgaranties te kunnen gaan bieden aan partijen die dan ook zeker zijn dat ze de jeugdhulp kunnen gaan verlenen aan jawel, kinderen zoals mijn zoon.

Daar moet de inkoop dus om draaien. Omzetgaranties zodat zorgaanbieders in ieder geval zeker zijn dat ze zorg kunnen verlenen aan mijn zoon. Heb ik daar ook nog wat over te zeggen? Heb ik daar nog wat over te zeggen mijnheer de minister? Daarnaast lees ik dat er allerlei andere bezwaren zijn om wat te doen met keuzevragen, o.a. omdat wijkteams het werken wel erg lastig wordt gemaakt op het moment dat wij zelf zouden kunnen kiezen waar wij onze zorg zouden willen halen voor onze zoon.

Wat schrijf je nou op? Ik als vader maak het werk van het wijkteam moeilijk en daarom moeten we op een andere manier gaan inkopen. Daarom wordt het sturen zo lastig. Omdat ik me ertegenaan bemoei wat ik doe met mijn eigen zoon. Dit is echt bizar, wat er hier op papier is gezet.

De minister noemt het allemaal principieel kwestieus wat er gebeurt bij bepaalde inkoopmodellen omdat keuzevrijheid zo belangrijk zou zijn Maar déze uitspraken zijn juist principieel kwestieus en ik verzoek Den Haag, met name de Tweede Kamerleden om eens een keer op te staan en dit soort dingen op te merken omdat cliënten, waaronder ikzelf, het zat zijn dat er op deze manier over ons wordt gesproken.

De samenwerking tussen gemeenten en aanbieders is een instrument. Ook als een gemeente niet kan samenwerken met een aanbieder, interesseert mij dat vrij weinig. Het enige dat mij interesseert is dat een zorgaanbieder goede zorg verleent aan mijn zoon. Regel dat gewoon in plaats van nu te spreken over omzetgaranties en wijkteams die hun werk niet kunnen doen omdat ik mij wil bemoeien met wat er gebeurt met mijn zoon.

Tot slot, het gaat niet om keuzevrijheid. Laten we dat nu ook een keer duidelijk hebben. Die framing, daar moeten we van af. Het gaat erom dat je mensen met een beperking niet beperkt op het moment dat er goede alternatieven zijn naast de alternatieven die gecontracteerd zijn.
Ik heb het niet over PGB, want PGB is een keuze. Ik heb het erover dat ik als ouder, omdat ik het zorglandschap redelijk goed kan overzien hoor, en tachtig tot vijfentachtig procent van de ouders met mij kunnen dat prima overzien.

Als wij een alternatief vinden, waarvan wij denken, dit is goed en wij ook expertise kunnen inhuren die zegt, dit is goed, waarom zouden wij dan naar die aanbieders toe moeten die dan de garantie hebben dat ze mogen leveren en daar een omzetgarantie ook voor krijgen.
Waar zijn wij mee bezig in het sociaal domein op het moment dat wij op déze manier over cliënten gaan praten, op deze manier.

Er moet iemand zich enorm schamen voor dit zo opschrijven op papier. Het is weekeind, ik ga nu ontspannen, maar hier moet echt iets mee gaan gebeuren. Want dit gaat de verkeerde kant op voor de cliënt, voor kinderen zoals mijn zoon. En daar ga ik voor strijden.
Fijn weekeind, wellicht tot de volgende keer”.

Actieprogramma Zorg voor de jeugd

*) Zie Kamerbrief van de regering: Voortgang Zorg voor de jeugd, Tweede Kamer, 7 juni 2019: www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019D23915

Lees ook: Hoe een ambtenaar jeugdzorg als vader vast kwam te zitten in zijn ‘eigen verstikkende web’, door Niek Megens, De Stentor, 9 juni 2019: www.destentor.nl

Tim Robbe is advocaat en bestuurskundige en voortrekker van Stichting Beroepseer.

VIDEO NIET MEER BESCHIKBAAR

https://www.youtube.com/watch?v=kFfQ4uvwCYY

 

Regieverpleegkundige

Besluit minister Bruins tot overgangsregeling voor verpleegkundigen. Introductie van de regieverpleegkundige

Minister Bruno Bruins voor Medische Zorg en Sport heeft op 5 juni 2019 zijn besluit bekend gemaakt over de overgangsregeling verpleegkundigen. Aan de voorzitter van de Tweede Kamer heeft hij een brief gestuurd over het beleidsstandpunt en het rapport Verpleegkundige op niveau – een overgangsregeling in het kader van BIG II-register.

Eerder al had de minister – op 25 april 2019 – een brief gestuurd om de Tweede Kamer in te lichten over de stand van zaken rondom de overgangsregeling voor de zittende groep verpleegkundigen in het licht van het wetsvoorstel BIG II. Met dit wetsvoorstel beoogde de minister “een duidelijker onderscheid te maken tussen de mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen, door het beroep van regieverpleegkundige te introduceren en het deskundigheidsgebied van de verpleegkundige te actualiseren. Om het voorgaande te bewerkstelligen is het van belang om helderheid te krijgen over de overgangsregeling voor de zittende groep verpleegkundigen”.

Om de overgangsperiode te regelen had de minister de Commissie ter Beoordeling van de Verpleegkundige Vervolgopleidingen ingesteld met de taak de diverse verpleegkundige vervolgopleidingen op inhoud en niveau te toetsen teneinde te kunnen bepalen welke groepen verpleegkundigen straks voldoende gekwalificeerd zijn om tot het register van regieverpleegkundigen te worden toegelaten.
Na ontvangst van het definitieve rapport van de commissie is de minister in gesprek gegaan met de beroepsvereniging Verpleegkundigen en Verzorgenden Nederland (V&VN), de vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties (Brancheorganisaties zorg – Boz) en de vertegenwoordigers van werknemersorganisaties (FNV, CNV en NU’91).

Verschillende scenario’s

In het rapport Arbeidsmarktonderzoek toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging staan verschillende scenario’s over de invoering van het beroep van regieverpleegkundige. Vanuit de Regiegroep Toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging was behoefte aan meer inzicht in de mogelijke effecten van dit wetsvoorstel om zich zo beter voor te bereiden op deze ontwikkeling.

De minister besluit zijn brief van 25 april 2019 met: “Het voorliggende rapport beschrijft een aantal mogelijke scenario’s en geeft hierover een aantal aanbevelingen voor onder andere de beroepsvereniging, de werkgevers- en werknemersorganisaties en voor het Ministerie van VWS zelf. Dit met het doel om het onderscheid van de mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen goed in de praktijk te implementeren. Zoals de Regiegroep zelf heeft aangegeven is het onderzoek naar zijn aard een scenario-onderzoek met vele variabelen en onzekerheden. De uitkomsten van het onderzoek zijn volgens de Regiegroep indicatief en derhalve beperkt te hanteren. De Regiegroep beschouwt het onderzoek als een rapport dat inspiratie biedt die de transitie rondom de functiedifferentiatie ondersteunt. Ik zal het rapport op dezelfde wijze benutten”.

In de Kamerbrief van de minister van 5 juni staat op pagina 4 een passage uit het advies dat de Commissie ter Beoordeling van de Verpleegkundige Vervolgopleidingen heeft gegeven t.a.v. de term regieverpleegkundige:

Beroepstitel regieverpleegkundige
Ook de commissie heeft in haar advies aandacht besteed aan de titulatuur van de hbo-opgeleide verpleegkundige. De commissie stelt voor om in plaats van de titel regieverpleegkundige, de titel ‘verpleegkundige BN’ te gaan hanteren. De titel van regieverpleegkundige wordt op dit moment al gebruikt in het veld en is wijdverbreid. Veldpartijen ondersteunen deze benaming ook. Verder geldt dat in de aangedragen suggestie van ‘verpleegkundige BN’ een afkorting van een opleidingstitel (Bachelor of Nursing) wordt gebruikt. De opleidingstitel ‘Bachelor’ is beschermd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Dat vormt een beletsel om een beschermde graad of een verwijzing daarnaartoe te gebruiken in de beroepstitel. Om die reden en bij gebrek aan betere alternatieven, streef ik ernaar om bij de verdere uitwerking van BIG-II de titel ‘regieverpleegkundige’ te hanteren.

We kunnen concluderen dat het niet zo eenvoudig is geweest een nieuwe titel te bedenken voor de hbo-opgeleide verpleegkundige. Waren er echt geen alternatieven?

Opleidingstitel

In een Nieuwsbericht van het ministerie van VWS van 5 juni staat dat de minister een overeenstemming heeft bereikt over een overgangsregeling voor verpleegkundigen die regieverpleegkundige willen worden: “Dit is een nieuw op te nemen beroep in het BIG-register. De regeling is bedoeld voor verpleegkundigen die zich straks als regieverpleegkundige willen registreren, maar daarvoor nog niet over alle benodigde kwalificaties beschikken. Bruins heeft de partijen intensief betrokken bij de besluitvorming en het resultaat is een breed gedragen overeenkomst. Hij werkt de overgangsregeling nu uit in een wetsvoorstel”.

Het Nieuwsbericht heeft het over “een nieuw op te nemen beroep”, waarmee dat van de regieverpleegkundige wordt bedoeld. Maar in feite gaat het niet om een ‘nieuw beroep’.
Het gaat hier in feite om een opleidingstitel binnen het beroep verpleegkunde. De term beroepstitel is voorbehouden aan een beroep, zoals dat van verpleegkundige, arts, leraar, rechter, advocaat, timmerman of loodgieter. Binnen die beroepen zijn er specialisaties en functies: cardioloog, strafrechter, leraar mbo, scheepstimmerman. Als een arts wordt benoemd tot directeur van een ziekenhuis dan betreft dat een functie.
Het Ministerie van VWS is indertijd begonnen met het opstellen van een lijst van beschermde titels van medische beroepen waaronder ook het beroep van verpleegkundige n.a.v. de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG). De wet regelt de bescherming van beroepstitels en opleidingstitels van beroepen in de gezondheidszorg.

‘Complexe materie’

Het ministerie geeft te kennen dat het wetsvoorstel is ingegeven door de wens van de beroepsgroep verpleegkundigen duidelijk onderscheid te maken tussen mbo- en hbo-opgeleide verpleegkundigen, en hun deskundigheidsgebieden. Deze wens zou zijn ontstaan doordat patiënten en cliënten steeds vaker ingewikkelde zorg nodig hebben.

Maar de overgangsregeling Wet BIG en alles wat daarbij komt kijken – toetsen maken bijvoorbeeld of een aanvullende scholing – blijkt bij veel verpleegkundigen niet in goede aarde te vallen en onrust te veroorzaken.  Zij staan niet bepaald te juichen na bekendmaking van de overgangsregeling, gelet op reacties en de commentaren op internet. Het regent vragen die blijk geven van grote verwarring. Bijvoorbeeld:

Titel regieverpleegkundige is weer een move van VWS om het allemaal nog onduidelijker te maken. Moet ik nu inschrijven als regievpk omdat ik HBO recent klaar heb maar nu ingeschreven sta als VPK? Ik begrijp er weinig van.

Er is sprake van ‘complexe materie’, ‘overmatige rationalisatie’, ‘theoretisch bureaucratisch gedachtegoed’ en dan rijst de onvermijdelijke vraag of de dingen niet onnodig ingewikkeld zijn gemaakt en of men niet te ver gaat in opsplitsen en onderverdelen waardoor het eigenlijke beroep van verpleegkundige uit het zicht dreigt te raken? Het is toch zo dat deskundigheid juist in de praktijk door de meeste verpleegkundigen wordt ontwikkeld, stelde een verpleegkundige een jaar geleden al vast in een reactie over het onderwerp. Danst de beroepsgroep niet naar de pijpen van VWS, vraagt iemand, terwijl een ander opmerkt de hele regeling een ‘onbegrijpelijke actie van onze beroepsvereniging’ te vinden.

Tot slot de tweet: “Los van mijn gevoel bij dit besluit vraag ik mij af welk direct positief effect dit heeft op patiënt, cliënt, bewoner. Kan iemand dit uitleggen? Deden wij ons werk dan niet goed?”

V&VN gaat op haar site uitgebreid in op het wetsvoorstel en de consequenties. Er is ook een overzicht van meest gestelde vragen: Besluit minister Bruins: brede overgangsregeling voor verpleegkundigen, 5 juni 2019: www.venvn.nl/nieuws/besluit-minister-bruins-brede-overgangsregeling-voor-verpleegkundigen/

V &VN heeft ook een telefonisch spreekuur beroepsprofielen ingesteld: https://outlook.office365.com/owa/calendar/Telefonischspreekuurberoepsprofielen@venvn.nl/bookings/

Nieuwsbericht Minister Bruins stelt overgangsregeling verpleegkundigen vast, Rijksoverheid, 5 juni 2019: www.rijksoverheid.nl (Niet meer beschikbaar op Rijksoverheid). Dit nieuwsbericht is terug te vinden in het sitearchief van de Rijksoverheid. Type in het zoekveld van de grijze linkerkolom de titel van het bericht: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive

Kamerbrief over de overgangsregeling in het kader van BIG II-register, Rijksoverheid, 5 juni 2019: https://beroepseer.nl

Overgangsregeling in het kader van BIG II register, Rijksoverheid, 18 april 2019: https://beroepseer.nl

Beleidsstandpunt inzake overgangsregeling en aanbieden rapport ‘Verpleegkundige op niveau, een overgangsregeling in het kader van BIG II-register’, Tweede Kamer, 5 juni 2019: www.tweedekamer.nl

Arbeidsmarktonderzoek toekomstbestendige beroepen in de verpleging en verzorging – Hoofdrapport, Rijksoverheid, 25 april 2019: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-881345.pdf

Brief van minister voor medische zorg. nr 359 – Arbeidsmarktbeleid en opleidingen zorgsector, Kamerstuk, Officiële bekendmakingen, 25 april 2019: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29282-359.html

Veel gestelde vragen op NU’91: www.nu91.nl/veelgestelde-vragen/

9 snelle vragen aan V&VN over de overgangsregeling, Nursing, 6 juni 2019: www.nursing.nl


U P D A T E

Minister Bruins komt met verkenner BIG-2, Rijksoverheid, 21 augustus 2019: www.rijksoverheid.nl (Niet meer beschikbaar op Rijksoverheid). Bericht is te vinden in sitearchief van de Rijksoverheid. Type de titel van het bericht in het zoekveld van de grijze linkerkolom: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive

Geef actiegroep Wet BIG II een plek aan tafel, Thijs Jansen, Blogs Beroepseer, 19 augustus 2019: https://beroepseer.nl

We nemen jullie zorgen mee naar Den Haag, V&VN, 13 juni 2019: www.venvn.nl/nieuws/we-nemen-jullie-zorgen-mee-naar-den-haag/

Overgangsregeling Wet BIG II: ‘Ik was er 2 dagen ziek van’, door Margot Hamel, Nursing, 12 juni 2019: www.nursing.nl

Petitie tegen regieverpleegkundige: Iedere hbo-v’er in register regieverpleegkundige. De petitie is opgezet door HBO Verpleegkundigen met een diploma ouder dan 2012. Einddatum 4 oktober 2019: https://hbovinregister.petities.nl

Petitie Gespecialiseerde verpleegkundige, inservice, mbo of hbo-v voor 2012: alle verpleegkundigen. De petitie is opgezet door Ervaren BIG geregistreerde verpleegkundige met een diploma ouder dan 2012. Einddatum: 6 oktober 2019: https://verpleegkundigevoor2012.petities.nl/

 

Foto bovenaan: Minister Bruins temidden van vertegenwoordigers van V&VN, bonden en zorgwerkgevers

The Good Univesity, boek van Raewyn Connell

Hoe zou een ‘goede universiteit’ er uit behoren te zien? Raewyn Connell geeft een aantal aanwijzingen

Het hoger onderwijs is ‘booming business’ met wereldwijd meer dan tweehonderd miljoen studenten op universiteiten en hogescholen. Subsidies en onderzoeksgelden stromen toe als nooit tevoren. Maar feit is ook dat mensen die op deze instituten werken nog nooit zo ongelukkig zijn geweest. Een zakelijke managementstijl, bezuinigende overheid, zich mobiliserende boze studenten en stakingen door ontevreden medewerkers eisen in bijna elk land inmiddels hun tol. Geen wonder dat er sprake is van een ‘universiteitscrisis’.

Hoe zou een ‘goede universiteit’ er behoren uit te zien? Raewyn Connell vraagt ons daarover na te denken en daagt ons uit de grondbeginselen van de universiteit te heroverwegen.
In haar boek The Good University – What universities actually do and why it’s time for radical change beschrijft zij welke stappen er genomen kunnen worden om de crisis in de academische wereld af te wenden en te komen tot een goede, voor de maatschappij waardevolle universiteit.
Raewyn Connell is socioloog, onderwijshervormer, vakbondslid en emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Sydney, de oudste universiteit van Australië, opgericht in 1850.

Op de site van Unite for Quality Education schrijft Connell dat er de laatste tijd veel slechte dingen zijn gebeurd op universiteiten. Daarvan getuigen boektitels als The University in Ruins, The Fall of the Faculty, Selling Students Short en The End of the South African University. Er zijn honderden artikelen geschreven met kritiek op neoliberale politiek die de universiteit zou hebben omgevormd tot een handelsonderneming. Jaren geleden waren er in Chili massale demonstraties tegen privatisering van het hoger onderwijs en universiteiten in Zuid-Afrika werden opgeschud door actievoerders die opriepen tot afschaffing van studieleningen en dekolonisering van het curriculum. Stakingen in het hoger onderwijs nemen toe, van Groot-Brittannië tot Australië.

Schaduwkant

Er is alle reden tot onrust. Universiteiten hebben zich wereldwijd verspreid en onderwijs en onderzoek zijn belangrijker dan ooit voor de maatschappij. Maar deze groei heeft ook een schaduwkant.
Connell noemt de druk op het personeel en de enorme toename van onzekere arbeidssituaties en outsourcing. Er is meer wantrouwen en minder democratie op de universiteit. Sociale rechtvaardigheid is ver te zoeken.
Volgens Connell kan het nog erger worden. In diverse landen met een rechtse regering zijn universiteiten openlijk aangevallen en probeert men faculteiten te sluiten en subsidies te schrappen.

Universiteitsmedewerkers hebben, als ze worden geconfronteerd met kwalijke veranderingen, de neiging naar het verleden te kijken waarin de universiteit nog respect genoot. Het boek The Idea of a University van John Henry Newman, gepubliceerd in 1852, wordt weer gelezen. Maar nostalgie is niet de oplossing. Er is nooit een Gouden Eeuw van de universiteit geweest, zonder onrechtvaardigheid of uitsluiting en waarin geen strijd geleverd hoefde te worden.

Democratische doelen

Connell: “Jarenlang heb ik gesprekken gevoerd met collega’s op zes continenten en heb ik een berg aan documenten en onderzoeken verzameld. Het resultaat is een nieuw boek over de universiteit, maar ik hoop een ander boek dan de gebruikelijke boeken. The Good University is geschreven vanuit het gezichtspunt van de vakbond. Het biedt geen vastomlijnde blauwdruk, maar ik heb geprobeerd met een frisse blik naar de universiteit te kijken en na te denken over haar toekomst”.

Startpunt is de taak van de universiteit en de medewerkers die het werk doen. Onderzoek en tertiair onderwijs zijn beide gecompliceerde soorten arbeid en het is belangrijk in te zien dat de helft van de vereiste werknemers niet-academici zijn. Ze zijn administratief medewerker, bibliothecaris, chauffeur, zakenman of ICT-medewerker. Hun werk is verweven met het academische werk. Zo kunnen lesgeven en onderzoek gedijen. Kennis en inventiviteit van de medewerkers zorgen voor een goed functionerende universiteit. De huidige opvatting dat managers het beter kunnen is onjuist. Strak toezicht van managers maakt de problemen alleen maar erger.

We hebben democratie nodig op de universiteit, vindt Connell, net zoals dat nodig is in andere sectoren.
Universiteiten zijn overal ter wereld aanwezig en de kennis die zij produceren en verspreiden vindt plaats op wereldwijde schaal. Het personeel op de universiteit is mondiaal, maar mondiaal betekent nog niet gelijk. Er is een diepe hiërarchische kloof tussen rijke universiteiten als Harvard en Stanford in de VS en de aan geldgebrek lijdende landbouwhogescholen in Azië en Afrika.

Om over de toekomst van de universiteit goed te kunnen nadenken is het nodig, aldus Connell, het hele spectrum in ogenschouw te nemen. Goede regionale universiteiten zijn even belangrijk als goede elitaire onderzoekscentra. Universiteiten zijn lange tijd geassocieerd met maatschappelijke privileges, en dat is eigenlijk nog steeds zo. Het idee dat de universiteit een wereldwijde elite voortbrengt is een marketingstrategie geworden om collegegeld betalende studenten aan te trekken.

Maar er is ook vraag naar democratische toegang tot hoger onderwijs. De toegang van kinderen uit de arbeidersklasse, boerenfamilies, vrouwen, etnische en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen kent een lange geschiedenis: “Een goede universiteit is naar mijn mening een universiteit die zich richt op democratische doelen in de maatschappij”.
Sociale rechtvaardigheid bijvoorbeeld is een democratisch doel maar dit soort doelen zijn niet erg populair bij de meeste machthebbers.
Wat kan ons hoop bieden? Een belangrijke bron van hoop is de kennis van de universiteitsmedewerkers zelf, evenals het doorgaan met brede steun bieden aan het hoger onderwijs.

De experimentele en alternatieve universiteit

In The Good University heeft Connell het over nog een andere bron van hoop: de rijke geschiedenis van experimentele en alternatieve universiteiten en stromingen, variërend van de anti-koloniale universiteit tot de underground-universiteit, de onofficiële ‘vrije universiteit’, gedurfde hervormingen op de officiële universiteit en de universiteit gebaseerd op inheemse of islamitische kennis of populaire wetenschap.
Aan bronnen geen gebrek. Helaas domineren in de huidige tijd gevestigde belangen in de door geld gedreven, geprivatiseerde en hiërarchische universiteit. Wat volgens Connell nodig is zijn verbeeldingskracht en strijdlust. Dan krijgen we weer een betrokken en creatieve universiteit, gedreven door maatschappelijke waarden in plaats van winst maken. Zo bouwen we ook een rechtvaardige maatschappij op.

The Good University, door Raewyn Connell, een uitgave van Books: www.zedbooks.net

The Good University – What Universities Actually Do and Why It’s Time for Radical Change, Raewyn Connell, Unite for Quality Education, 3 juni 2019: www.unite4education.org

Unite for Quality Education is een campagne van Education International (EI), de internationale federatie van lerarenvakbonden met dertig miljoen leden en vierhonderd aangesloten organisaties. IE is vertegenwoordigd in meer dan honderdzeventig landen en regio’s en zet zich in voor de kwaliteit van het onderwijs en onderwijs voor iedereen.

wetenschappelijke integriteit symposium LERU

League of European Research Universities in gesprek over wetenschappelijke integriteit

Op een symposium in Leiden van de League of European Research Universities (LERU) over wetenschappelijke integriteit waren ongeveer zestig deelnemers aanwezig: vertegenwoordigers van universiteiten binnen LERU en leden van een commissie wetenschappelijke integriteit van verschillende Nederlandse universiteiten en hogescholen.
Hoe gaan commissies wetenschappelijke integriteit van universiteiten te werk en wat kunnen ze van elkaar leren? Hierover werd gediscussieerd onder leiding van Frits Rosendaal, hoogleraar Klinische epidemiologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

Wetenschappelijke integriteit

Op het symposium dat op 21 mei 2019 plaatsvond, werd uitgebreid ingegaan op verschillende cases. Bij schendingen van de wetenschappelijke integriteit is er vaak nog sprake van een grijs gebied. “Worden co-auteurs bijvoorbeeld ook verantwoordelijk gehouden, of is alleen de eerste auteur verantwoordelijk?”, vroegen de deelnemers zich af.

Ook hebben universiteiten in Europa vaak verschillende richtlijnen. “Neem de publicatie van een onderzoek. De ene universiteit noemt een overtreder openbaar bij naam en toenaam, terwijl andere universiteiten het slechts anoniem of intern houden. Over deze onderwerpen hebben we tijdens het symposium een goede discussie gevoerd”, vertelt Rosendaal.

Betere samenwerking universiteiten

De LERU streeft naar samenwerking en harmonisatie op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Op het symposium is ook gesproken over hoe dit bereikt zou kunnen worden. Daarom heeft Rosendaal bij 18 universiteiten binnen de LERU en in Nederland een vragenlijst uitgezet over hoe zij omgaan met verschillende voorbeelden van het schenden van de wetenschappelijke integriteit. De overeenkomsten en verschillen presenteerde hij tijdens het symposium.

Een onderdeel van een betere samenwerking tussen universiteiten is het efficiënt uitwisselen van informatie. “Nu is het vaak nog zo dat wetenschappers die verdacht worden van fraude makkelijk aan de slag kunnen bij een andere universiteit. Dit omdat universiteiten meestal geen informatie geven over ex-werknemers. Door een vorm te vinden waarbij we dit soort informatie wel kunnen delen, denk bijvoorbeeld aan een soort VOG, hopen we de wetenschappelijke integriteit in Europa in de toekomst beter te waarborgen”.

League of European Research Universities (LERU) in gesprek over wetenschappelijke integriteit. LUMC, 27 mei 2019: www.lumc.nl/over-het-lumc

League of European Research Universities – 23 leading universities pushing the frontiers of innovative research, The LERU Network: https://www.leru.org/

Zie ook de bundel Goed werk voor academici, Gabriël van den Brink, Wout Scholten & Thijs Jansen (red.), uitgave Stichting Beroepseer, 2016: https://beroepseer.nl

Omslagproefschrift Bert Wienen inclusief onderwijs

Promotie Bert Wienen over inclusief onderwijs: Naar een meer ontspannen onderwijs- en zorgpraktijk

Vanmiddag 3 juni 2019 promoveert Bert Wienen op de rol van medicalisering en leefstijlpolitiek in het onderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen bij de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. Het onderwerp heeft al lange tijd zijn belangstelling. Steeds meer kinderen in het regulier onderwijs krijgen psychische hulp of medicatie vanwege AD(H)D, angst of depressie.
Bert Wienen is psycholoog, onderwijswetenschapper en bedrijfskundige en heeft ervaring in de jeugdhulp en in het onderwijs. Vanaf 2018 werkt Wienen als Associate Lector bij het lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim in Zwolle en als zelfstandig adviseur en projectleider. Sinds 2010 is Wienen gemeenteraadslid in Assen en sinds 2018 lid van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) bestuurscommissie Zorg, Jeugd en Onderwijs.

Hoe kan dit?

Wienen schrijft in zijn proefschrift dat hij zichzelf gedurende zijn promotieonderzoek vaak de vraag heeft gesteld: “Hoe kan dit? Hoe kan het dat zoveel kinderen en jongeren in Nederland een diagnose, zoals bijvoorbeeld ADHD, krijgen? Wat gebeurt er nu precies op de grens van onderwijs en jeugdhulp rond dit soort diagnoses? En is de manier waar op we ons onderwijs organiseren en dat wat we daarin belangrijk vinden niet in hoge mate van invloed op dat wat we massaal als ‘ziek’ zijn gaan bestempelen? Het hield en houdt mij bezig.
Het kan toch niet zo zijn dat er in Nederland zoveel kinderen en jongeren ‘ziek’ zijn?
In sommige gemeenten krijgt maar liefst 1 op de 8 kinderen te maken met een vorm van jeugdhulp. Nog steeds vraag ik mij af: wie heeft er nu echt baat bij deze medicalisering van gedrag? Zijn de kinderen en jongeren dat? Zijn wij, volwassenen, dat? Omdat het er dan voor ons overzichtelijker op wordt? Omdat we er geld mee verdienen, er onze professionaliteit of status aan ontlenen? Omdat we onszelf en elkaar voorhouden dat wanneer we iets een naam geven we het direct begrijpen en de oplossing binnen handbereik is? Ligt het aan onze wens om de wereld te begrijpen en in de vingers te krijgen, of om de wereld te “bemeesteren”, zoals Paul Verhaeghe dat noemt?”

Weten we van gekkigheid nog wel wat normaal is?

Volgens Wienen zit de kracht van zijn proefschrift, of in ieder geval het promotieonderzoek erin dat “ik op zoveel snijvlakken mijn werk kon (en kan) doen. Het continu schakelen tussen de werelden van onderwijs en zorg en mijn rol als vader, praktijkmens, onderzoeker, wetenschapper en politicus is en was het lastigste, maar ook het meest waardevolle in dit project. Ik kon genieten van het deelnemen aan het maatschappelijk debat […] bijvoorbeeld op basis van de lezing die ik gedurende dit proefschrift ontwikkelde […] met de titel: Weten we van gekkigheid nog wel wat normaal is?”

De belangrijke vraag die we volgens Wienen tot ons moeten laten doordringen is: Waarom organiseren en vormen we de samenleving zo dat er zoveel kinderen en jongeren een vorm van jeugdhulp nodig hebben?

Tussen wetenschap en praktijk

Wienen heeft zich dus vaak een grensgeval gevoeld en moest tijdens zijn onderzoek regelmatig een grens  passeren. Ook de grens  tussen praktijk en wetenschap: “Voor mij is het belangrijk dat mijn werk bijdraagt (in ieder geval voor mijn gevoel) aan een iets betere wereld. Maar dat is als wetenschapper niet altijd makkelijk. Wetenschap is vaak afstandelijk, abstraherend en niet direct praktisch. Terwijl de praktijk soms gewoon vraagt om concrete oplossingen en handreikingen die niet te veel tijd kosten. Ik vond het prachtig om gedurende de periode van dit proefschriftproject steeds te schakelen. De praktijk in te brengen in de wetenschap en de wetenschap in de praktijk”.

Drie conclusies

Wienen noemt drie overkoepelende conclusies uit zijn verschillende onderzoeken:

1. Leerkrachten zijn een zeer heterogene groep voor wat betreft de perceptie van het gedrag van kinderen in de klas;
2. De context waarbinnen de leraar werkt heeft invloed op zijn/haar perceptie ten opzichte van het gedrag van
leerlingen;
3. De grootste groep leraren staat ambivalent ten opzichte van het nut van een classificatie in de onderwijscontext maar ziet er vooral voordelen van.

Negatieve spiraal voorkomen

“Op basis van het onderzoek wijzen we erop dat een ADHD-classificatie voor een leraar de functie kan hebben om ‘mentaal te ontsnappen’ aan het overbelaste onderwijssysteem. Het is voor professionals die betrokken zijn bij het stellen van classificaties daarom belangrijk om goed te achterhalen waar een wens tot een ADHD-classificatie echt vandaan komt.
Uit de resultaten in dit onderzoek leiden we af dat wanneer een leraar terechtkomt in een negatieve spiraal in de klas, de kans bestaat dat hij of zij meer en meer kinderen als problematisch of afwijkend gaat beschouwen.
Een belangrijke implicatie voor beleidsmakers is daarom ook om leraren op die negatieve spiraal te wijzen en hen de mogelijkheid te geven om uit deze spiraal te komen en hulp te vragen. Het ideaal van inclusieve vormen van onderwijs kan ook verkeerd uitpakken als leraren meer kinderen als afwijkend van de norm beschouwen. In de uiterste vorm gaat het ideaal van inclusief onderwijs dan leiden tot meer in plaats van minder classificaties.

Signalen van leraren dat er zaken niet goed gaan in de klas moeten daarom uiterst serieus worden genomen. Ons onderzoek suggereert dat het ook kan helpen om leraren meer ruimte en tijd voor training en coaching te geven”.

Wienen geeft ook aanbevelingen voor verder onderzoek. Daarbij is belangrijk om te werken met onderzoeksdesigns waarin rekening gehouden wordt met verschillen tussen scholen, leraren en leerlingen.

De promotie van Bert Wienen vindt plaats op maandag 3 juni 2019 om 14.30 uur in Academiegebouw van de Rijksuniversiteit van Groningen: www.rug.nl

Proefschrift Inclusive education: from individual to context, Wienen, A. W., 2019, [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen. 143 p.: www.rug.nl

Bert Wienen schreef het hoofdstuk Hoe onze hoge verwachtingen van kinderen in het onderwijs ziekmakend worden voor het boek Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp, uitgave van Stichting Beroepseer, november 2018: https://beroepseer.vrijeboeken.com

23 maatschappelijke organisaties lanceren ‘Manifest voor het Kind’

Stichting Beroepseer sluit zich  aan bij Het Manifest van het Kind dat op initiatief van vakbond FNV met 23 maatschappelijke organisaties*) is opgesteld. Een roep om te komen tot de beste zorg voor kinderen. De organisaties maken zich zorgen dat kinderen in de jeugdzorg niet krijgen wat ze nodig hebben en daardoor bedreigd worden in hun ontwikkeling. Zij pleiten voor het centraal stellen van kinderen en professionals, over een goede prijs voor zorg en voor het maatschappelijke belang van zorg voor de jeugd.

Maaike van der Aar, bestuurder FNV Zorg & Welzijn: ‘Ik ben ongelooflijk trots dat partijen in het jeugdveld elkaar hebben opgezocht en gesterkt om deze maatschappelijk oproep te doen. Het is van levensbelang dat de zorg voor de kwetsbare jeugd in Nederland goed is geregeld. Daar staan wij allen voor.’

Stichting Beroepseer pleit voor effectieve, kleinschalige jeugdhulp. Het boek Écht doen wat nodig is –  in november 2018 verschenen in de boekenreeks Beroepseer – laat zien welke stappen er genomen kunnen worden om dat te bereiken. Op basis van het  boek organiseert Stichting Beroepseer het Alternatieven-lab jeugdhulp voor gemeenten. Doel is gemeenten en jeugdhulpprofessionals te prikkelen tot  andere oplossingen door een andere manier van kijken en handelen.
Op naar een jeugdhulp waarin professionals écht kunnen doen wat nodig is!

 

Manifest voor het Kind

1 juni is de Internationale Dag van het Kind. De kindertijd is voor de meeste mensen de gelukkigste periode in hun leven. Helaas is dat niet voor iedereen zo. Eén op de tien kinderen krijgt te maken met tijdelijke of langer durende problemen. In het gezin of met zichzelf. Deze kinderen hebben voor korte of lange tijd extra hulp, zorg en ondersteuning nodig passend bij de eigen situatie.

Wij maken ons zorgen over die extra hulp, zorg en ondersteuning. Over het aanbod. Over de beschikbaarheid ervan. Over de wachtlijsten. Over de professionals die de hulp en zorg moeten bieden maar door het vele papierwerk, en krapte in bezetting, veel te weinig tijd hebben. We maken ons zorgen over de kinderen die geen passende hulp, te weinig aandacht en teveel verschillende hulpverleners krijgen. We maken ons zorgen omdat kinderen zo niet krijgen wat ze nodig hebben en daardoor bedreigd worden in hun ontwikkeling.

Opgeven is voor ons geen optie. Zo doorgaan kan ook niet. Er moet iets veranderen. Nu. En in gezamenlijkheid. We willen allemaal de beste zorg voor onze kinderen. We hebben daarin allen een eigen verantwoordelijkheid, maar we hebben elkáár nodig om echt tot een beter Nederland te komen waarin alle kinderen kind mogen zijn.

Wij werken samen aan de volgende punten:

Kinderen en professionals staan centraal

De kwetsbare kinderen, de gezinnen en de professionals die de zorg en hulp verlenen, vormen de kern van de zorg voor de jeugd. Het systeem eromheen moet ondersteunend zijn. Met de juiste randvoorwaarden staat het belang van het kind écht centraal.

Goede zorg heeft een prijs

We hebben de plicht om zorg van goede kwaliteit te leveren aan onze kinderen. Kwaliteit kost geld. Het beschikbare geld moet terechtkomen waar het nodig is. Als we het nu juist besteden, kost het later minder. Zo komen we tot genoeg passende en tijdige zorg die mee ontwikkelt met wat, naar steeds het beste inzicht, kinderen nodig hebben.

 Zorg voor jeugd is van maatschappelijk belang

Zorg voor jeugd gaat iedereen in de samenleving aan. Nu doen wat nodig is voor kwetsbare kinderen, zorgt later voor volwassenen die volwaardig kunnen meedoen in onze maatschappij. Daar zijn we allemaal bij gebaat. ‘Zorg voor de Jeugd’ is dus niet zomaar een titel van een actieplan, of van de sector, maar is iets van iedereen in onze samenleving.

*) Vakbonden: FNV Zorg & Welzijn, CNV Zorg & Welzijn, FBZ
Brancheorganisaties: Jeugdzorg Nederland, Sociaal Werk Nederland en VNG
Beroepsverenigingen: VNJA (Vereniging van Jeugdrechtadvocaten), NIP (Nederlands Instituut van Psychologen), Vereniging van Geestelijke Verzorgers, NVLF (Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie), FVB (Federatie Vaktherapeutische Beroepen), NVO (Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen), BPSW (Beroepsvereniging van professionals in sociaal werk), Koninklijk Genootschap voor Fysiotherapie en Ergotherapie Nederland
Belangenorganisaties: ieder(in), Jong Wijs, Kinderrechten Collectief, LOC Jeugd, MIND, Defence for Children, Het Vergeten Kind en Stichting Beroepseer

Manifest voor het Kind in PDF: https://beroepseer.nl

23 maatschappelijke organisaties lanceren ‘Manifest voor het Kind’, FNV , 31 mei 2019: www.fnv.nl

Stichting Beroepseer organiseert Alternatieven-lab Jeugdhulp door heel Nederland: https://beroepseer.nl