Skip to main content

Redactie Beroepseer

Inspecteurs geïnterviewd over hun beroep

omslag inspecteurs over hun vakInspecteurs zijn onderwerp van gesprek geworden. Ze staan regelmatig in de belangstelling, of dat nu in de Tweede Kamer is of in de media. Inspecteurs krijgen de opdracht om strenger of juist flexibeler te zijn. Hun wordt gevraagd transparant te zijn over wat ze doen en wat ze aantreffen. Er is verontwaardiging over de ‘afvinklijstjes’ waarmee ze werken of er is ophef om de misstanden die door inspecteurs worden aangekaart. Om meer inzicht te krijgen in het werk van inspecteurs besloot Teusjan Vlot, algemeen secretaris Inspectieraad en hoofd Bureau Inspectieraad, tot een onderzoek om de ‘stam’ van inspecteurs in beeld te brengen.

Antropoloog Manja Bomhoff ging daarmee eind 2016 aan de slag. Wie zijn die inspecteurs nu precies? Wat voor type mensen zijn zij? Wat houdt hen bezig? Wie vinden zij een goede inspecteur? Hebben inspecteurs rolmodellen?
Een antropoloog onderzoekt de leefwereld van mensen in verschillende subculturen (‘stammen’). Manja Bomhoff: “Als antropoloog heb ik aandacht voor waarden; wat vinden mensen belangrijk? Daarnaast kijk ik naar de omgeving − de context − waarin mensen werken. Want die bepaalt voor een groot deel de bewegingsruimte die individuen ervaren in hun werk.
In ‘inspectieland’ wordt van inspecteurs veel verwacht. Op allerlei manieren worden zij in hun professioneel handelen gestuurd. Maar je kunt lastig mensen sturen wanneer je niet weet wat hun waarden en beweegredenen zijn. In dit onderzoek kreeg ik alle ruimte om erachter te komen wat inspecteurs zélf belangrijk vinden”.

Vlot: “Als Bureau Inspectieraad hebben wij de opdracht om een bijdrage te leveren aan de professionalisering van inspecties en inspecteurs. Als je dat goed wilt doen, moet je inspecteurs en hun werk goed kennen. We weten al veel over inspecties, maar veel minder over de mensen achter de inspecties”.

De keuze voor kleinschalig kwalitatief onderzoek was een bewuste, legt Vlot uit: “Kwantitatief evidence based onderzoek heeft ook z’n waarde natuurlijk, maar ik wilde nu juist het onderzoek gebruiken om mensen te laten vertellen over hun vak, en daarmee ook de dialoog te stimuleren; binnen en tussen inspecties. Laat mensen maar vertellen wie ze zijn, wat ze doen, waarom ze dingen doen, waar ze zich over verwonderen of waar ze zich aan ergeren”.

Vlot is zich ervan bewust dat je op basis van dit onderzoek geen generaliserende conclusies kunt trekken over wat inspecteurs denken of doen. “Maar het geeft wél inzichten over hoe je toezicht nog verder kunt professionaliseren”.

Uniek rapport van inspecteurs over hun beroep

Het resultaat van het onderzoek heeft Vlot aangenaam verrast: “Ik vond het mooi om te zien dat inspecteurs zulke heldere opvattingen hebben over wat een goede inspecteur is en hoe die omgaat met normen. Dat maakt het voor mij duidelijke professionals. Ik zie ook dat ze op zoek zijn naar de balans tussen kaders en eigen opvattingen. Dit noemen we ‘professionele ruimte’, een thema waarmee we ons al een aantal jaar bezighouden. Aan de ene kant wil je inspecteurs die − waar ze ook zijn − oog hebben voor de context. Tegelijkertijd geef je ze als organisatie richtlijnen mee, soms zelfs protocollen, of geautomatiseerde systemen. Hierdoor kunnen inspecteurs minder rekening houden met de diversiteit in context en krijgen ze minder ruimte voor eigen afwegingen. Dat ingewikkelde spanningsveld is er, elke inspectie worstelt ermee. Dit onderzoek biedt stof voor het doorlopende gesprek over vragen als ‘hoe gaan we hiermee om’ en ‘hoe kunnen we de balans zo goed mogelijk vinden?’”

Dit rapport laat zien dat de geïnterviewde inspecteurs heel goed nadenken over hoe ze hun werk het beste kunnen doen. Vlot: “Daar hoort ook bij dat ze niet allemaal hetzelfde denken. Ze kunnen juist in hun vak groeien als ze de gelegenheid krijgen om in gesprek te gaan over de dilemma’s die ze in hun werk tegenkomen, en ontdekken welke verschillende opvattingen er leven. Het inspectievak is nog een vak in ontwikkeling”.

Voor het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met inspecteurs die begonnen met enkele persoonlijke vragen over de achtergrond van de inspecteur, de motivatie om voor dit beroep te kiezen en de belangrijkste doelstellingen in het dagelijkse werk. Daarna ging het over de ervaren ruimte en kaders in het werk, ideeën over het nut en de effectiviteit van het inspectiewerk, randvoorwaarden voor een goede beroepsbeoefening en de kenmerken van een ‘goede inspecteur’. Verder ging het in de gesprekken over de relaties met onder toezichtstaan den, beleidsmakers en andere stakeholders.
In de gesprekken was ruimte om dieper in te gaan op door de inspecteurs zelf aangedragen thema’s. De inspecteurs hebben een conceptversie van het rapport gelezen, de tekst gecontroleerd en aangegeven wat volgens hen de belangrijkste inzichten zijn en of zij zich voldoende herkennen in de beschrijvingen. Hun opmerkingen zijn vervolgens in het eindrapport verwerkt. De interviews werden gehouden met het oog op grotere thema’s van de inspectie, waaronder transparantie, professionaliteit, disciplinering, uniformiteit en onafhankelijkheid.

Inspecteurs krijgen niet vaak de gelegenheid om op deze manier open over hun werk en hun opvattingen te praten. Dit is dan ook een uniek rapport van inspecteurs over hun beroep, nuttig voor de Inspectieraad, de Academie voor Toezicht en voor iedereen die beleidsmatig en strategisch nadenkt over toezicht en aansluiting wil houden met de werkvloer.

Enkele uitkomsten

De inspecteurs laten zien welke risico’s er kleven aan een te grote juridificering, bureaucratisering en uniformering. In sommige gevallen lijkt er een onzekerheid te zijn ontstaan door een
haast verlammende angst voor reputatieschade. Enkele inspecteurs geven aan te vinden dat zo veel energie intern is gericht dat er te weinig energie overblijft voor de buitenwereld. Ze ervaren hinder van politieke en beleidsdruk en hebben (nog) geen productieve manier gevonden om hier goed mee om te gaan. Tegelijkertijd zoeken de inspecteurs continu naar allerlei manieren om hun vak zo goed en zo zinnig mogelijk uit te oefenen. Die zoektocht vinden ze boeiend. Hun drang om bij te dragen aan het grotere maatschappelijke doel houdt ze hierbij gemotiveerd.

Download Inspecteurs over hun vak, door Dr. Manja Bomhoff, uitgave van de Inspectieraad, juli 2017: www.rijksinspecties.nl

inspecteurs over hun vak

Red het onderwijs, begin bij de leraren!

lerares voor de klasRaoul du Pré weet een goede oplossing voor het onderwjjsprobleem. In de Volkskrant haakt hij in op het op 11 april 2018 gepubliceerde rapport van de Onderwijsinspectie, De Staat van het Onderwijs. Hij schrijft: “Het rapport van de Onderwijsinspectie komt hard aan dit jaar: de kwaliteit van het onderwijs daalt al twintig jaar gestaag. Op de scholen voor basis- en voortgezet onderwijs behalen leerlingen gemiddeld steeds slechtere resultaten voor vakken als lezen, rekenen en natuurwetenschappen.

Vanwege die verstrekkende conclusie is het jammer dat de Inspectie niet dieper ingaat op de oorzaken. Ze wijst op de grote autonomie van de schoolbesturen en suggereert dat er meer overheidsbemoeienis moet komen. Maar waar die zich dan precies op moet richten, is nu meteen alweer onderwerp van een discussie waarin alle betrokkenen hun eigen stokpaardjes berijden: deugt het curriculum wel, geven we de juiste vakken, zijn het er niet te veel? Iets meer sturing door de inspecteurs was wenselijk geweest.

Dé constante van het Nederlandse onderwijsprobleem duikt immers ook in dit rapport prominent op.

Toch hoeven politici die verlangen naar oplossingen ook weer niet zo lang te zoeken. Dé constante van het Nederlandse onderwijsprobleem duikt immers ook in dit rapport prominent op: de wankele positie van de leerkrachten. Die conclusie is allesbehalve nieuw”.

Du Pré schrijft aan het slot van zijn artikel dat de Inspectie aandringt op meer onderzoek. Dat is prima. Maar één ding is al zeker. Het beste is “goede, trotse leerkrachten voor de klas die zich kunnen concentreren op hun kerntaak, dat zou al heel veel helpen..

Red het onderwijs, begin bij de leraren!”

Het onderwijs zou gebaat zijn bij goede en trotse leerkrachten voor de klas, door Raoul du Pré, De Volkskrant, 12 april 2018: https://beta.volkskrant.nl

Rapport De Staat van het Onderwijs 2018, Blogs Beroepseer, 12 april 2018: https://beroepseer.nl

Rapport ‘De Staat van het Onderwijs 2018’

omslag rapport de staat van het onderwijs 2018 klDe Inspectie van het Onderwijs presenteerde op het jaarlijkse congres De Staat van het Onderwijs in Utrecht op 11 april 2018 de bevindingen uit het gelijknamige rapport. Inspecteur-generaal Monique Vogelzang stelde tijdens de opening dat “de resultaten van het Nederlands onderwijs afglijden”, Ook zorgwekkend is de toenemende sociaal-economische segregatie, wat tot kansenongelijkheid leidt. Een urgente boodschap, maar er zijn volop kansen: “We kunnen de trend keren, als scholen hun autonome positie optimaal benutten en de overheid duidelijk is over verwachtingen”.

De prestaties van leerlingen zijn de afgelopen twintig jaar geleidelijk gedaald. Vooral toptalent komt onvoldoende tot wasdom. Reden tot zorg? Ja, vindt Monique Vogelzang. Want hoewel Nederlandse kinderen nog steeds tot de gelukkigste ter wereld behoren, blijft veel potentieel onbenut. Daarnaast neemt segregatie langs opleidingsniveau en inkomen in het onderwijs de laatste jaren verder toe. Die eilandvorming heeft gevolgen voor de maatschapelijke opdracht van het onderwijs.
Goed nieuws is dat we het tij gezamenlijk kunnen keren. Vogelzang benoemt drie kansen”: “Laten we ten eerste werken aan een gedeeld beeld van wat goed onderwijs is”. Een tweede opgave is het waarmaken van autonomie: verantwoordelijkheid nemen voor kwaliteitsverbetering. Tot slot wijst Vogelzang op de grootste opgave: de maatschappelijke opdracht bewaken. “Laten we samen vaart maken, zonder de verhoudingen verder op scherp te zetten. Wijs niet naar de ander, kijk eerst naar wat je zelf kunt doen”.

Geen grauwsluier over het onderwijs trekken

De ook op het congres aanwezige ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), Ingrid van Engelshoven en Arie Slob, namen het rapport in ontvangst. Van Engelshoven: “We moeten focus aanbrengen in wat we verwachten van het onderwijs. Nu is het programmaboekje enorm vol. Niemand overziet wat prioriteit heeft”.
Daarbij benadrukken de ministers dat er ruimte moet blijven voor scholen om eigen keuzes te maken. Slob: “Autonomie is zo’n groot goed, dat wil ik niet loslaten. Dat vraagt wel om verantwoordelijheid. Alle scholen moeten zich afvragen: halen wij wel het beste uit alle kinderen?”

Van Engelshoven: “Ik zie ook veel lichtpuntjes. Ons onderwijs is internationaal gezien nog steeds heel goed. Ook positief is dat segregatie langs etnische lijnen afneemt. Meer scholen hebben de basiskwaliteit op orde. Een tandje erbij zou mooi zijn, want basiskwaliteit mag nooit het eindpunt zijn”. De ministers nemen de scherpe teksten uit het rapport ter harte. Slob: “Laten we vooral ook de goede voorbeelden delen en geen grauwsluier over het onderwijs trekken”.

Leraren moeten hun autonomie terugpakken

Verschillende organisaties in het onderwijs hebben een eigen rapport ‘Staat van …’ gepubliceerd die tijdens het congres zijn overhandigd aan de ministers van OCW:
De Staat van de ouder, van Ouders & Onderwijs dat voornamelijk gaat over de samenwerking tussen ouders en scholen.
De Staat van de leraar, over de samenhang tussen het welbevinden van leraren, emoties en werkdruk. Het rapport is gemaakt door vier leraren, met medewerking van de Onderwijscoöperatie.
De Staat van de samenwerkingsverbanden, met praktijkvoorbeelden van passend onderwijs.
De Staat van het Nederlands onderwijs in het buitenland over het schooljaar 2017/2018 van de Stichting Nederlands Onderwijs in het Buitenland.

Onderdeel van het congres was de workshop Leraren moeten hun autonomie terugpakken. Hoge werkdruk en lage waardering spelen een prominente rol in de uitvoering van het leraarsberoep. Hebben leraren nog plezier in hun vak? Of spelen negatieve emoties een grote rol? Hoe hangt dit samen met burn-out klachten en het welzijn van leraren?
De vier redactieleden van De Staat van de leraar gaven een toelichting op hun onderzoekmethode en de bevindingen. Tot de aanbevelingen behoren interventies om burn-outklachten te voorkomen. Men Het is nodig zich te richten op de omgang met negatieve emoties van leraren. Een passende status van leraren en erkenning voor het werk dat zij doen is wenselijk, net als meer aandacht voor leraren die in hun klas veel zorg- en gedragsproblematiek van leerlingen ervaren.

Andere workshops hadden tot thema: Verder met burgerschapsonderwijs; Terugspeeltheater: improvisatietheater leidt tot verrassende inzichten; De weg naar inclusief onderwijs: Inclusie begint aan de wieg.
Op het gebied van burgerschap blijkt een kwaliteitsslag nodig. Om tot goed burgerschapsonderwijs te komen dient aan bepaalde randvoorwaarden te worden voldaan. Een heel belangrijke factor is het schoolklimaat met aandacht voor persoonlijke waarden.

Rapport De Staat van het Onderwijs 2018 | Onderwijsverslag over 2016/2017, Inspectie van het Onderwijs, 208 pagina’s, 11 april 2018: www.onderwijsinspectie.nl/rapport-de-staat-van-het-onderwijs

Rapporten van de verschillende onderwijsorganisaties: www.onderwijsinspectie.nl/onderwijsveld

Congres De Staat van het Onderwijs – 11 april 2018, Inspectie van het Onderwijs: www.onderwijsinspectie.nl/congres (Niet meer beschikbaar)

Waarom zijn mythen in het onderwijs zo hardnekkig?

Paul A. Kirschner en Mirjam Neelen vragen zich af waarom mythen zich gedragen als zombies? Een zombie is volgens het woordenboek een persoon of een opnieuw tot leven gewekt lijk dat veranderd is in een schepsel dat kan bewegen maar niet kan denken en dat leeft van mensenvlees. In de meeste primitieve culturen bestaan zombies niet echt, maar in het onderwijs bestaan ze wel degelijk. Daar bestaan ze als onderwijs- en leervisies – onderwijsmythen – die van geen wijken willen weten. Nee, ze verspreiden zich juist, ook al is al lang bewezen dat ze niet deugen. Een onderwijszombie is daarom een tot leven gewekte mythe die veranderd is in een onderwijsvisie die zich beweegt in tijd en ruimte en in staat is invloed uit te oefenen op de manier van lesgeven. Ze is evenwel niet gebaseerd op rationeel denken en leeft van menselijke kennis. Het is bovendien onmogelijk ze weg te krijgen.
In hun blog Why myths are like zombies proberen Kirschner en Neelen antwoord te geven op de vragen waarom onderwijsmythen zo hardnekkig zijn en waarom ze net zo moeilijk uit te roeien zijn als zombies.
Prof. dr. Paul A. Kirschner is universiteitshoogleraar aan de Open Universiteit in Nederland en gasthoogleraar Onderwijs aan de Universiteit van Oulu in Finland. Mirjam Neelen is Learning Experience Design Expert en Learning and Development Consultant.

Kirschner heeft zich beziggehouden met deze vragen toen hij bezig was aan het boek Jongens zijn slimmer dan meisjes XL – 35 mythes over leren en onderwijs (2016) dat hij samen met Pedro De Bruyckere en Casper Hulshof schreef. Hij stuitte op een aantal hoofdoorzaken van het hardnekkige voortbestaan van mythen.

De rol van mythen in de cultuur van de maatschappij

De 20e eeuwse antropoloog Bronislaw Kasper Malinowski schreef dat in een primitieve cultuur de mythe een onontbeerlijke rol speelt. De mythe drukt iets uit, moedigt aan en omkadert het geloof. De mythe biedt veiligheid, zet aan tot moraliteit, waarborgt de doelmatigheid van het ritueel en bevat praktische richtlijnen voor de mens. De mythe is dus een vitaal bestanddeel van de menselijke beschaving.
In het voorwoord van Malinowski’s boek The sexual life of savages in north-western Melanesia noemt Havelock Ellis mythen verhalen die, hoewel ze ons fantastisch en onwaarschijnlijk voorkomen, te maken hebben met goed vertrouwen. Ze hebben tot doel, althans dat wordt geloofd, een concrete en heldere verklaring te geven voor abstracte ideeën of vage en moeilijke begrippen.

Een tweede oorzaak is de vele informatie of het teveel aan informatie. In zijn boek Renaissance earwitnesses verbond Keith Botelho het begrip historia aan storia (historie en verhaal/gerucht). Sinds de invoering van nieuwe druktechnieken zijn er alternatieve interpretaties van gebeurtenissen gepubliceerd en wijd verspreid. Hij beweert dat we kwetsbaar zijn geworden voor geruchten en roddels, en dat komt zowel door de drukpers als door de toename van de alfabetisering van de bevolking ten tijde van de Renaissance.
Nu worden we overstroomd met een overdaad aan informatie van omvangrijke netwerken van gelijkgezinde mensen. Meningen verspreiden zich snel en worden versterkt door herhaling en overdrijving, zelfs nog voordat ze zijn onderbouwd. Tunnelvisies worden eindeloos herhaald. We raken verdwaald in onze zelfgeschapen geloofwaardigheid.

De derde oorzaak van het hardnekkeig voortbestaan van mythen is het photoshop-effect. Dat wil zeggen dat elke zelfverklaarde expert kan publiceren wat hij of zij maar wil. Kirschner noemt deze ‘experts’ – op z’n Engels – quacksperts of eduquacks. Een quack is een kwakzalver of bedrieger. Zij storten zich van alle kanten op ons, via elk medium en vanuit elke hoek. Deze invasie van quackspert-mind snatchers*) is griezeliger dan we denken.
Het idee achter het raadplegen van een expert is dat de persoon werkelijk ergens kennis van heeft en jou iets kan leren dat je niet wist of waarvan je weinig wist. Dat is nu een gevaarlijk idee. Aangezien jij een groentje bent, bevind je je in een achterstandspositie. Hoe weet je eigenlijk wie van de experts die de publieke opinie domineren de echte experts zijn?
Volgens Farhad Manjoo in zijn boek Truth enough: Learning to live in a post-fact society, dreigt het echte gevaar van leven in de eeuw van Photoshop niet te komen van de wildgroei van nepfoto’s. Het is eerder zo dat echte foto’s worden genegeerd omdat ze nepfoto’s zouden zijn. Met andere woorden, als er bij elke foto, elk bericht en elke expert vraagtekens worden geplaatst, dan kunnen alle foto’s, alle berichten en alle experts worden genegeerd.

Dood van de expertise?

Brengt het ontmaskeren van de mythe ons dichter bij de waarheid? Door de met bewijs gestaafde feiten? Denk eens na.
Mythen doorprikken is een zeer lastig karwei. Tenzij zorgvuldigheid in acht wordt genomen, kan elke poging om nepnieuws te ontmaskeren onwillekeurig de mythen versterken die men nu juist wil ontkrachten. Met andere woorden, nepnieuws proberen te ontmaskeren verhoogt paradoxaal genoeg de weerstand van iemands mening. In feite gebeurt er niets, behalve dan de mythe versterken. Zijn mensen nu gek of hoe zit het?

Men zegt dat we in het zogenaamde post-waarheid- of post-feitentijdperk leven, waarin mensen in naam van democratie en vrijheid van meningsuiting een mening d.m.v. bewijsvoering weten te misvormen. Erger nog, wetenschap wordt gezien als ‘slechts een andere mening’. Expertise wordt ‘elitair’ gevonden en alle meningen zijn evenveel waard.

Tom Nichols van het American Naval War College schreef in The death of expertise dat hij vreesde ‘de dood van de expertise’ mee te maken: een door Google gevoede en op Wikipedia gebaseerde blogverzadigde ineenstorting van elk onderscheid tussen de professional en de leek, de student en de leraar, de kenner en de zoekende. Met andere woorden, tussen degenen die iets hebben bereikt op een of andere gebied en degenen die dat helemaal niet hebben. Nichols bedoelt hiermee niet de dood van de expertise zelf, specifieke kennis van zaken waarin mensen zich onderscheiden van anderen. Er zullen altijd dokters zijn, advocaten, ingenieurs en andere specialisten op verschillende gebieden. Nichols vreest het einde van de erkenning van expertise als iets dat onze gedachten of onze manier van leven zou kunnen veranderen.

De aard van de dynamiek verandert

C.A. Anderson en K.L. Kellam concluderen in hun onderzoek Belief perseverance, biased assimilation, and covariation detection dat iemands geloof gewoonlijk overeind blijft, zelfs als gegevens dat geloof weerleggen of zelfs tegenspreken. A. Noymer schrijft in The transmission and persistence of ‘urban legends’ dat volharding zelfs versterkt wordt door bewijs dat het tegendeel levert. Hij schrijft dat sceptici die proberen een gerucht te ontzenuwen, in werkelijkheid de weg vrijmaken voor hardnekkig volharden. Hij noemt dat ‘autokatalyse’. De snelste weg naar volharding wordt gemaakt door sceptici die proberen een gerucht te ontzenuwen. Dat proberen werkt averechts. Als sceptici proberen de verspreiding van een gerucht tegen te gaan, dan verandert de aard van de dynamiek van epidemische cycli in die van endemische transmissie.

Kirschner en Neelen besluiten hun blog met: “Dit wetende, zou je je kunnen afvragen of goed geïnformeerde en onderbouwde blogs wel nut hebben? Zou het niet beter zijn te zwijgen?” Hun antwoord luidt: Nee. Zij blijven in ieder geval bloggen.
Hun antwoord illustreren ze met drie treffende citaten aan het eind van hun artikel Why myths are like zombies op de blog: 3-Star Learning Experiences: An evidence-informed blog for learning professionals, 3 april 2018: https://3starlearningexperiences.wordpress.com

Noot
*) Variatie op de titel van de film Invasion of the body snatchers (1978), gebaseerd op het verhaal van de science-fictionroman The body snatchers uit 1955 van de Amerikaanse schrijver Jack Finney. Een remake kwam uit in 1978. Na een korte afwezigheid keert plattelandsdokter Miles Bennell terug naar zijn praktijk. Daar treft hij zijn oude vlam Becky aan, èn twee patiënten die ervan overtuigd zijn dat hun familieleden zijn vervangen door bedriegers. Volgens een bevriende psychiater is het ‘waarschijnlijk een neurose, van mensen die zich zorgen maken over ontwikkelingen in de wereld’.

Inspecteur Primair Onderwijs pleit voor ‘denktijd’. Het is oké om je tijd te nemen

Daniëlla Nicolaes, Inspecteur van het Primair Onderwijs, zag op een dag tijdens een schoolbezoek een meisje in een kleutergroep stilletjes voor zich uit staren, terwijl de andere kleuters bezig waren. Een eerste vraag zou zijn: Is dit meisje wel betrokken bij de les? In een blog op de site van  de Onderwijsinspectie en Het Kind geeft Nicolaes antwoord op de vraag. Ze kwam tot het besef dat ze zelf soms ‘denktijd’ nodig heeft en dat momenten waarop je voor je uit staart en dingen verwerkt noodzakelijk zijn in het leven.
Haar manier van observeren is veranderd. Ze schrijft: “En daar lig ik dan…. Wakker in bed, aan het denken geslagen terwijl ik eigenlijk zou moeten slapen. Ik vraag me af hoe het kan dat ik juist nu begin met denken. Heb ik hier overdag te weinig tijd voor gehad? De vraag stellen is hem beantwoorden. Natuurlijk heb ik daar overdag te weinig tijd voor gehad. Overdag doe ik namelijk vooral, omdat ik denk dat dit van mij verwacht wordt. Ik moet immers mijn planning halen!

Leegte in de agenda

Pfff. Waarom gun ik mezelf geen denktijd? Ik ben ervan overtuigd dat velen met mij zichzelf geen denktijd gunnen. Mijn dagelijkse praktijk bestaat voornamelijk uit doen. Terwijl ik juist ontzettend veel behoefte heb aan denktijd. En wanneer ik zou moeten slapen, begin ik na te gaan hoe het komt dat ik geen denktijd voor mijzelf inplan. Nog niet zo lang geleden had ik een gesprek met een vriendin. Ze vertelde me dat zij op een training had gehoord dat je je werkagenda eigenlijk voor één derde per week leeg zou moeten houden. Deze leegte is niet enkel bedoeld voor denktijd, maar ook om acute zaken een plek in je agenda te kunnen geven. Nu biedt mijn agenda momenteel geen plek voor acute zaken, laat staan voor denktijd. Zo voelt het, maar het is natuurlijk niet helemaal waar. Acute zaken moeten en dus kun je die eventueel ‘s avonds, ’s nachts en in het weekend doen. Maar dat is natuurlijk niet het streven”.

Lees de hele blog van Danielle Nicolaes: Denktijd, Weblog Onderwijsinspectie, 28 maart 2018: www.onderwijsinspectie.nl/actueel/weblog/weblogberichten/2018/weblog-denktijd

Leraar denkt mee over terugdringen lerarentekort. Hij vindt ‘leraren klaarstomen voor ons vak in een jaar’ een goed idee

Martin Bootsma –  ‘schoolmeester te Wittenburg, Amsterdam’ – schrijft op zijn blog Meesterlezer hij dat hij de discussie volgt over de aanpak om het lerarentekort terug te dringen en de mogelijkheid met een versnelde, aangepaste opleiding of een jaar extra studie leraar te worden. Hij vindt dat wel een goed idee, leraren in een jaar klaarstomen voor het vak. Hij schrijft: “Ik denk dat het zou kunnen en dat het, gezien het grote tekort aan leerkrachten, misschien ook zou moeten.
Ik zal in het onderstaande stukje tekst wat kleine klapjes uitdelen. Dit komt omdat ik redeneer vanuit mijn opvatting over vakmanschap en niet vanuit de instituties die betrokken zijn bij de opleiding van studenten tot leerkracht. Ik denk dat die kleine klapjes nodig zijn.

Want laten we eerlijk zijn, de pabo stelt inhoudelijk maar weinig voor. Ik heb de tweejarige opleiding gedaan. Ik zat in de bankjes met allemaal HBO’ers en universitair geschoolde mensen die er wel brood in zagen om leerkracht te worden. We waren enorm verbaasd over de leegte van de opleiding. Gewend als wij waren om hard te studeren, bemerkten wij dat er weinig viel te bestuderen. We verlangden naar de dagen voor de klas en niet naar de sessies met een docent die zijn visie op onderwijs met ons deelde, maar dat deed op een wijze die geheel haaks stond op wat hij predikte.

Die intellectuele leegte van de opleiding deed en doet me twijfelen of dit wel een HBO-waardige opleiding is. Maar daar ga ik niet over. Ik kan wel zeggen dat ik grote vraagtekens heb bij de opmerking van collega-leerkrachten die op Twitter de vierjarige pabo een volwaardige opleiding noemen. Ik ben opleider in school, begeleid derhalve collega’s en studenten en ik verbaas me nog steeds over de inhoud van de opleiding. Die is er te vaak niet.

Ik heb op een andere plek weleens gepleit om de pabo niet als leidend instituut te zien als het gaat om het opleiden van leerkrachten. Dat is, lijkt me, de school. Daar zit de werkelijke kennis over het vak, daar vindt het onderwijs plaats en daar kun je, begeleid door ervaren leerkrachten, het vak beter en sneller leren. Wat ik schreef over het vmbo-b geldt misschien ook wel voor de pabo: daar wordt ontleerd”.

Lees de hele blog Leraar in een jaar, Meesterlezer, 7 april 2018: https://meesterlezer.wordpress.com

—————————————————-

 “Bijna iedereen kan een goede vakman worden. In veel beroepen wordt dat
vakmanschap ontwikkeld op de plek waar de vonken er vanaf vliegen: de werkvloer”

Delen uit de boeken Flip the System en de Britse versie van Het alternatief nu als gratis PDF beschikbaar

flipping the system free e book Uitgeverij Routledge heeft delen uit het boek Flip the System en Flip the system UK, de Britse versie van Het alternatief. Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! gratis digitaal beschikbaar gesteld als freebook. Titel: Flipping the System.
De internationale versie Flip the System: Changing education from the ground up, verscheen in 2015; Flip the System UK. A Teachers’ Manifesto in 2017.
Flipping the system telt 55 pagina’s en is samengesteld door de redacteuren Jelmer Evers, René Kneyber, JL Dutaut en Rycroft-Smith.

Internationale trend

Voor het boek Flip the System: Changing education from the ground up, gepresenteerd op het 7e Wereldcongres Education International in juli 2015 in Ottawa, Canada, waren leraren en onderwijskundigen uit alle delen van de wereld uitgenodigd door redacteuren René Kneyber en Jelmers Evers van Het alternatief, een bijdrage te leveren. Ze pleiten er in dit boek voor de economische benadering van het onderwijs en de afrekencultuur achter ons te laten en daarvoor in de plaats te kiezen voor een meer menselijke, democratische benadering. Dat wordt flipping the system genoemd en dat betekent dat leraren wereldwijd zelf de regie nemen over het onderwijs en zelf aan het roer gaan staan, in plaats van slechts uitvoerders te zijn van wat anderen allemaal bedenken voor het onderwijs. Van onderop beginnen met verandering van het onderwijssysteem.
De trend naar professionalisering van het onderwijs is internationaal. Redacteur Lucy Rycroft-Smith daarover in een interview: “We luisteren naar elkaar en we leren van elkaar over hoe we druk moeten uitoefenen op politici en beleidsmakers om het onderwijsstelsel beter, rechtvaardiger en bestendiger te maken. We moeten ophouden met het ziekmakende onderwijsstelsel waarin leraren opbranden en hun beroep vaarwel zeggen. Het is nodig krachtige netwerken op te bouwen voor ons mooie beroep”.

In Groot-Brittannië was lang uitgezien naar Flip the system UK: A teacher’s Manifesto. Er is twee jaar aan het boek gewerkt door de redacteuren Lucy Rycroft-Smith, van oorsprong lerares en thans werkzaam als onderzoeker bij Cambridge Mathematics, en Jean-Louis Dutaut, leraar burgerschap, media en politiek en voormalig hoofd van een basisschool. Flip the System UK gaat over het Britse onderwijsstelsel en behandelt niet alleen de problemen, maar biedt ook oplossingen. Het Manifest is bedoeld als blauwdruk voor een wezenlijke verandering. Met deze uitgave was de internationalisering van het streven naar flip the system weer een stap verder gekomen.

Inhoudsopgave Flipping the system

Foreword
Introduction
The Teachers’ Manifesto: Cognitive agency
The Teachers’ Manifesto: Collective agency
The Teachers’ Manifesto: Ethical agency
The Teachers’ Manifesto: Political agency
The Teachers’ Manifesto: Global Agency
Conclusion

Klik hier voor freebook: Flipping the System.

Zie ook: Nieuwe uitgave van Flip the system – een manifest van leraren. Internationale invloed groeit, Blogs Beroepseer, 4 december 2017: https://beroepseer.nl

reeks alternatief flipping the system

 

 

 

 

Hoogleraar psychiatrie Jim van Os daagt GGZ uit in interview in Arts en Auto

In Arts en Auto, het ledenmagazine van de beroepsvereniging van zorgverleners VvAA, daagt hoogleraar psychiatrie Jim van Os de GGZ uit in een interview met Martijn Reinink. Van Os ergert zich aan de status quo binnen de Geestelijke Gezondheidszorg: “Met polderen achter de schermen bereik je niets. Het is tijd dat we als zorgprofessionals en patiënten meer de regie nemen, zoals de huisartsen met Het Roer Moet OM hebben gedaan”.

Van Os levert niet alleen kritiek, hij geeft ook oplossingen. Dat doet hij al langer. Bijvoorbeeld op het Nationale Zorgdebat Politieke keuzes in de zorg in Amsterdam op 21 januari 2017 waar Van Os de oplossing presenteerde voor het wegwerken van de hyperadministratielast in de zorg: het opnemen in de CAO dat administratieve overhead maximaal 5% van de tijd mag bedragen.
Voor de GGZ in zijn geheel bedacht Van Os een nieuw plan onder de titel De Nieuwe GGZ.
Met collega Philippe Delespaul heeft Van Os in het najaar van 2017 een alternatief plan geschreven voor het benchmark met ROM-systeem*): Een valide kwaliteitskader voor de GGZ: Van Benchmark ROM aan de achterkant naar regionale regie en co-creatie aan de voorkant. Een valide kwaliteitskader kan, in combinatie met het instellen van een publieke GGZ, de huidige ondoelmatigheid en kwaliteitsblindheid opheffen.
Van Os in Arts en Auto: “GGZ is public health: 20 tot 30 procent van de volwassen bevolking kwakkelt jaarlijks psychisch, maar de ggz-sector heeft slechts capaciteit voor 6 procent. Als je kwaliteit wilt meten en vergelijken, moet je niet kijken naar symptoomreductie bij de 6 procent die is geselecteerd voor ggz. Je wilt weten wat de impact van de ggz is op het totaal van psychisch lijden in een regio”.

Kwaliteit is is volgens Van Os “aantonen dat je de moeilijkste patiënten snel helpt, zodat de huisartsen er niet mee blijven zitten, want dat gebeurt nu vaak. Zij kunnen mensen niet kwijt bij het zorgpad depressie omdat er ook sprake van verslaving is, en niet bij het zorgpad verslaving omdat er ook persoonlijkheidsproblematiek is. Stress voor huisartsen”.

Een kwestie van goede hulpverleners die moeten werken in een falend systeem, stelt Van Os. “Marktwerking leidt tot ondoelmatigheid: zorgbehoefte en -consumptie zijn niet op elkaar afgestemd. Iedereen mag een ggz-winkeltje beginnen. Als je omzet wilt hebben, moet je je niet richten op de moeilijke patiënten. Beter richt je je op milde angst en depressie. De darlings van sommige ggz-winkeltjes, die bovendien goed kunnen ‘rommen’. En dan hoor ik een zorgverzekeraar zeggen: hoe kan het dat dat bedrijfje zo goed scoort en die instelling niet? Nou, omdat ze bij die instelling patiënten met complexe problematiek opvangen en intensief begeleiden om ergere belasting voor de samenleving te voorkomen.” Hij schudt zijn hoofd. “Zorgverzekeraars begrijpen die cijfers niet”.

Ze willen geen ruzie met de minister

Dagblad Trouw meldt eind februari 2018 dat ggz-aanbieder Parnassia Groep toch weer ROM-data deelt met een externe databank. Van Os keurt dat af, zowel in de krant als op sociale media. Parnassia Groep laat in een reactie weten dat het artikel “helaas halve waarheden bevat” en betreurt het dat Jim van Os “de feiten verdraait”. Op Twitter krijgt de hoogleraar bijval, maar er zijn ook twitteraars uit de ggz die zich afvragen waarom hij in het openbaar kritiek uit. “Waarom kunnen we in de ggz niet bondgenoten zijn in ons streven de zorg te verbeteren?”, vraagt hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie Robert Vermeiren zich af.

“Met polderen achter de schermen bereik je niets”, pareert Van Os. “Kijk naar de bestuurlijke poldertafels. GGZ Nederland en zorgverzekeraars jassen er bestuurlijke akkoorden en interventies doorheen, vaak zonder dat de juiste deskundigheid aan tafel zit. Benchmarken met ROM is het klassieke voorbeeld. En die interventies hebben grote gevolgen voor honderdduizenden patiënten en 80.000 hulpverleners, die het mogen uitvoeren. Het is tijd dat we ons als zorgprofessionals en patiënten empoweren en meer regie nemen. Zoals de huisartsen met Het Roer Moet Om hebben gedaan. Groot verschil met de huisartsen is dat we in de ggz gelaten zijn, omdat we in dat polderproces zitten, en als je daar eenmaal inzit, dan zijn je vrijheidsgraden nul. De beroepsvereniging en een enkele geprotoprofessionaliseerde patiëntenvereniging zijn blij dat ze aan die tafel zitten, ze willen geen ruzie met de minister. Protesteren is ontslag nemen en voor jezelf beginnen”.

Lees het hele artikel ‘We moeten uit die productiemal’Hoogleraar psychiatrie Jim van Os daagt GGZ uit, door Martijn Reinink, Arts en Auto, april 2018: www.artsenauto.nl

De nieuwe GGZ: www.denieuweggz.nl

Stop benchmark met ROM: https://www.stopbenchmark.nl/

Een valide kwaliteitskader voor de ggz: van benchmark-ROM aan de achterkant naar regionale regie en cocreatie aan de voorkant, J. van Os, Ph. Delespaul, gepubliceerd in het Tijdschrift voor psychiatrie, februari 2018: www.stopbenchmark.nl

Een alternatief voor ROM als benchmark: Een valide kwaliteitskader voor de GGZ met regionale regie en co-creatie, Blogs Beroepseer, 27 november 2017: https://beroepseer.nl

Noot
*) Met ROM wordt bedoeld: Routine Outcome Monitoring, het regelmatig invullen van vragenlijsten, bedoeld ter ondersteuning van de behandeling. Begin 2017 deden psychiaters een oproep om de petitie Stop ROM als benchmark in de GGZ te ondertekenen.
In 2012 waarschuwden acht kernhoogleraren psychiatrie voor grootschalige invoering van dit ROM-systeem ter vergelijking van de kwaliteit van behandelingen. Daarvoor is het totaal ongeschikt vonden zij.

Beroepsregister met competentieprofiel en beroepscode voor sociaal werk geopend

Medio maart 2018 is het eerste Beroepsregister Sociaal Werk officieel opengesteld voor sociaal werkers die werkzaam zijn in het werkgebied welzijn en maatschappelijke dienstverlening, ongeacht de CAO waaronder zij vallen.

Deze beroepsregistratie bij Registerplein biedt sociaal werkers richting en stimulans bij het op peil houden van competenties en bij het reflecteren op het eigen handelen. De kwaliteit van sociaal werkers wordt op deze manier transparant naar burgers/cliënten en opdrachtgevers en werkgevers.
De registratiecriteria bij Registerplein sluiten aan bij de dagelijkse praktijk en bij de eigen professionele ontwikkelingsbehoefte. Géén vinkjes voor uren in de schoolbank, maar erkenning van in de praktijk opgedane ervaring en kennis. Beroepsregistratie draagt bij aan betere kwaliteit van hulp en ondersteuning door sociaal werkers, en versterkt de arbeidsmarktpositie.

Dit eerste Beroepsregister met beroepscompetentieprofiel en de eerste beroepscode voor sociaal werkers is het resultaat van een jarenlange samenwerking tussen beroeps- en cliëntenorganisaties, vakbonden, werkgevers, kennis- en onderwijsinstituten en het Registerplein. In het beroepscompetentieprofiel (BCP) voor sociaal werkers in welzijn en maatschappelijke dienstverlening staat welke algemene en specifieke competenties zij in huis moeten hebben om hun werk goed te doen.

Landelijk vastgestelde beroepscode

Op de site van Sociaal Werk Nederland, de brancheorganisatie voor alle organisaties in het sociaal domein, staat dat sociaal werk een vak is dat je moet bijhouden. Burgers mogen rekenen op actuele vakbekwaamheid. Professionals in wijkteams, buurtwerk en het snel veranderde sociaal domein worden vaker aangesproken op hun expertise. Wat doe je als sociaal werker, en waarin onderscheid je je van de andere wijkprofessionals?
Sociaal werkers kunnen het competentieprofiel gebruiken om gericht het vak bij te houden en zichzelf te blijven ontwikkelen als professional. Het profiel geeft inzicht in waar je als sociaal werker al staat, en dient als hulpmiddel bij deskundigheidsbevordering en om te leren op de werkplek.

De beroepscode (BC) ondersteunt sociaal werkers bij het maken van morele afwegingen. De code bevordert ethische bekwaamheid en het vermogen om doordachte besluiten te nemen.
De normen van de beroepsgroep zijn niet altijd vastgelegd in protocollen van de organisaties van de sociaal werkers. Daarom is het goed dat er nu een landelijk vastgestelde beroepscode is die geldt voor alle sociaal werkers.

Beroepsregister Sociaal Werk: www.registerplein.nl/registers/register-sociaal-werkers/

Historische mijlpaal voor sociaal werkers, Sociaal Werk Nederland, 16 maart 2018: https://www.sociaalwerknederland.nl/actueel/nieuws/6217-historische-mijlpaal-voor-sociaal-werkers (Niet meer beschikbaar)