Skip to main content

Redactie Beroepseer

jeugdhulp 5-punten manifest

Hoe kunnen gemeenten jeugdhulp beter maken in plaats van slechter?

Nu het nog steeds niet echt goed gaat met de jeugdhulp in Nederland, zijn gemeenten geneigd te vervallen in oude patronen.
Hoe kunnen gemeenten de jeugdhulp beter maken in plaats van slechter?

Een wenselijke situatie is pas haalbaar als gemeenten bereid zijn de bezuinigingskramp los te laten en anders te gaan denken.
Lees hoe dat kan op Sociale Vraagstukken waarop het 5 punten-manifest te lezen is uit de bundel Écht doen wat nodig is. Pleidooi. voor kleinschalige effectieve jeugdhulp.
Ga naar: De jeugdhulp wordt alleen beter als gemeenten lef tonen, door Thijs Jansen, Jos de Blok, Toosje Valkenburg en Marco Mout, Sociale Vraagstukken, 8 januari 2019: www.socialevraagstukken.nl

Op Sociale Vraagstukken publiceren en debatteren onderzoekers en deskundigen op basis van data en empirie over maatschappelijke kwesties.

Enquête AOb: Lerarentekort ontregelt het onderwijs, kwaliteit staat onder druk

De uitkomsten van een enquête van de Algemene Onderwijsbond (AOb) laten zien dat het lerarentekort het onderwijs ontregelt. Schoolteams staan onder druk. Leraren, onderwijsondersteuners en directeuren uit het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs werken massaal door bij ziekte, zijn voortdurend invallers aan het zoeken of aan het inwerken en de klassen zijn bomvol. De enquête werd eind november 2018 verstuurd naar 10.000 AOb-leden van het po, vo en mbo. In totaal reageerden 5603 leraren, onderwijsondersteuners en directeuren uit het primair onderwijs. In het voortgezet onderwijs hebben 3542 leden gereageerd en in het mbo 957.

Werkdruk neemt toe en kwaliteit staat onder druk

Het toenemende gebrek aan invallers en het aantal openstaande vacatures vergroot de werkdruk onder de mensen die de school draaiende houden. Mensen werken massaal door als zij zich ziek voelen om te voorkomen dat er nog meer gaten vallen. De invallers geven lessen, maar draaien lang niet altijd mee bij oudergesprekken of rapportbesprekingen. Het komen en gaan van invallers of uitzendkrachten maakt dat zij moeten worden ingewerkt.
De kwaliteit van het onderwijs staat hierdoor onder druk.

Op 84 procent van de scholen voor basis- en speciaal onderwijs zijn er geen of te weinig invallers. Er zijn meer openstaande vacatures dan vorig jaar bij dezelfde peiling.

De belangrijkste conclusies:

1. De ernst van het lerarentekort neemt toe
2. Met kunst en vliegwerk organiseren scholen opvang
3. Leraren werken ziek door om niet nog meer gaten te laten vallen
4. Onrust voor leerlingen door noodmaatregelen
5. Werkdruk personeel neemt toe
6. Kwaliteit neemt af

Overspannen

Ondanks de nood investeert kabinet Rutte III niet meer in het onderwijs. “Vreemd, want economen zijn het erover eens dat investeren in onderwijs goed is voor de maatschappij en economische groei”, aldus AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen: “Ondertussen focust dit kabinet op lastenverlichting voor bedrijven, terwijl wij met z’n allen meer baat hebben bij goed onderwijs. Zelfs voor buitenlandse bedrijven is dat belangrijk: een goed opgeleide bevolking staat bij vestigingsplannen hoog op hun wensenlijstje”.

Verheggen vervolgt: “Het onderwijs is overspannen door hoge verwachtingen van politiek, ouders, leerlingen en studenten. Met het huidige budget kunnen we die verwachtingen niet waarmaken. De aantrekkelijkheid van een baan in het onderwijs is afgenomen. Simpelweg omdat de salarissen door voortdurende bezuinigingen achterlopen bij de markt. Het personeelstekort zorgt voor een stijgende werkdruk, terwijl onderwijs nu al het hoogste burn-out risico heeft. Dat moet echt anders”.

Actievoeren en staking op 15 maart 2019: Investeer in onderwijs!

Om het tij te doen keren zijn AOb en vakbond FNV Onderwijs en Onderzoek van plan actie te voeren in de week van 11 maart 2019 voor meer investeringen in het onderwijs. De bonden roepen leden uit alle onderwijssectoren op om mee te doen. De week wordt afgesloten met een landelijke onderwijsstaking op 15 maart met demonstratie op het Malieveld in Den Haag.

De actieweek vindt plaats voorafgaand aan de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart. Voor die tijd wil de AOb duidelijk maken dat er een investeringsplan nodig is voor het onderwijs. Nog deze kabinetsperiode dient er een begin gemaakt te worden met het inlopen van de achterstanden en investering in het onderwijs. Voor primair tot en met wetenschappelijk onderwijs is daarvoor structureel vier miljard euro nodig.
Alleen op die manier kunnen de dalende prestaties van leerlingen en de lerarentekorten tegengegaan worden.
De huidige coalitie gaat waarschijnlijk zijn meerderheid verliezen in de Eerste Kamer. Liesbeth Verheggen: “We moeten daarom vooraf duidelijk maken dat onderwijs weer bovenaan de politieke prioriteitenlijst komt”.

De actiebereidheid bij het onderwijspersoneel blijkt volgens de enquête in alle sectoren hoog. Staken en demonstreren worden het vaakst genoemd als actiemiddel. Ook bij de universiteiten, waar FNV Onderwijs en Onderzoek het personeel vertegenwoordigt, is de actiebereidheid hoog.

Lerarentekort ontregelt scholen, AOb, 9 januari 2019: www.aob.nl/nieuws/lerarentekort-ontregelt-scholen/

Download hier de enquête Lerarentekort ontregelt onderwijs van AOb: www.aob.nl/wp-content/uploads/2019/01/Rapportage-lerarentekort-AOb_jan2019.pdf

Actieweek in maart voor meer investeringen onderwijs. AOb, 9 januari 2019: www.aob.nl/nieuws/actieweek-in-maart-voor-meer-investeringen-onderwijs/

poster actieweek en stakingsdag onderwijs maart 2019

Consistente beleidsvoering in onderwijs werkt positief en gaat beleidsvervreemding tegen

Bestuurskundige Nadine van Engen promoveert donderdag 10 januari 2019 aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het onderwerp beleidsvoering in het onderwijs. In haar proefschrift stelt zij dat consistentie in de uitvoering van beleid een positief effect heeft en zinvol en legitiem beleid oplevert.

Beleid wordt niet altijd uitgevoerd zoals het bedoeld is. Oud-vicepresident van de Raad van State, Herman Tjeenk Willink concludeerde onlangs nog dat beleidsuitvoering regelmatig achterblijft bij politieke ambities.
In haar proefschrift staat Nadine van Engen stil bij dit contrast tussen ambities en uitvoering. Titel: How previous policy experiences affect the frontline: Understanding implementation success and failure through a general policy alienation lens.

Voor haar proefschrift deed Van Engen grootschalig survey-onderzoek onder 779 schoolleiders en leraren. Bij haar onderzoek werd zij begeleid door Lars Tummers, universitair hoofddocent Public Management van de Universiteit Utrecht en onderzoeker aan de Arizona State University in de VS.
Tummers heeft een model ontwikkeld om beleidsvervreemding onder professionals te peilen. Zijn onderzoek richtte zich op het specific policy alienation model, terwijl Van Engens onderzoek zich richtte op het general policy alienation model – het algemene beleidsvervreemdingsmodel.
Het specifieke model houdt in dat professionals vervreemd raken van een beleid omdat dit beleid bijvoorbeeld niet betekenis- of waardevol is voor de professional, terwijl het algemene model meer uitgaat van een historisch perspectief om uit te vinden welk beleid werkt en niet werkt. Algemene ervaringen met beleid staan centraal. Hoeveel invloed is er op beleid? Hoe zinvol is dat beleid? Een belangrijk voorbeeld hiervan is de rekentoets die binnen het onderwijs heeft geleid tot forse vervreemding.

Regelmatig nieuw en wisselend beleid kan resulteren in beleidsmoeheid: onverschilligheid of cynisme. Die ervaring van algemene beleidsvervreemding heeft weer invloed op de wijze waarop nieuw beleid word beoordeeld en in praktijk gebracht.

Verbetering onderwijsbeleid

Voor politici en beleidsmakers lijkt het zinvol om vast te houden aan een ingezette koers en weloverwogen om te gaan met beleidsveranderingen. Denk aan het aantreden van een nieuw kabinet of als reactie op een incident.
Het onderzoek laat evenwel ook zien dat consistentie geen ‘one-size-fits-all’ oplossing is. Het effect van die consistentie wordt beïnvloed door de mate van autonomie die leraren ervaren en zeker ook door de inhoud van het beleid dat wordt gecontinueerd of juist wordt gestopt.

Wat de kans op succes of mislukking bij het invoeren van beleid betreft, Van Engen betoogt dat het relevant is onderscheid te maken tussen de ervaringen van uitvoerende professionals met specifiek (nieuw) beleid en hun algemene ervaringen met beleid.

Van Engens promotie-onderzoek is een samenwerking tussen de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences (ESSB) en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Het ministerie gebruikt de resultaten van het onderzoek ter verdere verbetering van de kwaliteit van het onderwijsbeleid, ten gunste van leraren, leerlingen en ouders.

Zie voor meer info over promotie en proefschrift: ‘Meer consistente beleidsvoering in het onderwijs’, Erasmus Universiteit Rotterdam, 8 januari 2019: www.eur.nl

Klik hier voor downloaden van proefschrift How Previous Policy Experiences Affect the Frontline: https://repub.eur.nl/pub/113840

U P D A T E

Inconsistent overheidsbeleid leidt tot cynisme, Science Guide, 23 januari 2019: www.scienceguide.nl

Beleidsnota EU voor mensen met een beperking

Nieuwe beleidsnota over arbeidsparticipatie en sociale omstandigheden voor mensen met een beperking in de EU

Er is voor mensen met een beperking, wonend in de EU, enige vooruitgang te bespeuren op sociaal gebied en op gebied van werkgelegenheid. Zowel arbeidsparticipatie als het aantal mensen dat deelneemt aan de maatschappij is toegenomen. Wel is het zo dat deze mensen in de EU nog steeds behoren tot de meest achtergestelde groep en hebben zij meer kans op geestelijke gezondheidsproblemen. Ook voltooit een lager percentage studenten een opleiding in het hoger onderwijs.

Voor het opstellen van de nieuwe beleidsnota over arbeidsparticipatie en sociale omstandigheden van mensen met een beperking is gebruikt gemaakt van de gegevens van de European Quality of Life Surveys van 2011 en 2016. De belangrijkste onderwerpen zijn: werkgelegenheid, onderwijs en scholing, maatschappelijke deelname, sociale bescherming en gezondheidszorg. Het ziet ernaar uit dat de werkgelegenheidspercentages voor mensen met een beperking zijn toegenomen van 41% naar 50% tussen 2011 en 2016. Deze stijging in arbeidsparticipatie was groter dan van de mensen zonder beperking; bij de laatste is een stijging te zien van 66% naar 70% in dezelfde periode.

Deelnemen aan de samenleving

Er valt ook verbetering te constateren op het gebied van sociale integratie. Er zijn minder mensen met een beperking die buitengesloten worden in 2016 dan in 2011. We zien dat er meer mensen met een beperking actief meedoen in de samenleving dan voorheen. In feite bestaat er niet langer een kloof tussen mensen met en mensen zonder een beperking wat maatschappelijke participatie betreft. Maar, geestelijk welzijn blijft wel een zorg. Mensen met een beperking lopen een aanzienlijk grotere kans op depressiviteit dan de rest van de bevolking: 46% van mensen met een beperking tegen 16% zonder.

De beleidsnota werpt ook licht op de teruggang aangaande tertiair onderwijs. In 2016 raakten mensen met een beperking ten opzichte van 2011 meer achterop dan mensen zonder een beperking in het voltooien van een opleiding. Dat is vooral zorgwekkend gelet op het feit dat het verschil in werkgelegenheid voor mensen met een beperking met een hogere opleiding aanzienlijk kleiner is dan voor mensen met een lagere opleiding. Degenen met een beperking met een lager onderwijsniveau zijn vooral in het nadeel. Slechts 26% met een beperking met een voltooide basisschoolopleiding heeft een baan. Dit cijfer stijgt naar 46% voor degenen met een middelbare schoolopleiding en 72% voor degenen met een voltooide opleiding in het hoger onderwijs.

Een gezamenlijke aanpak

Over het algemeen zijn de verbeteringen voor mensen met een beperking wat betreft werkgelegenheid en maatschappelijke omstandigheden positief te noemen, vooral voor mensen met werk die participeren in de samenleving. Maar er is nog belangrijk werk te doen om de kloof tussen mensen met en zonder een beperking te dichten wat betreft werkgelegenheid en kwaliteit van leven. Een gezamenlijke aanpak is nodig, vooral wat betreft toegang tot tertiair onderwijs, het verschaffen van voorzieningen voor geestelijke gezondheidszorg en het stimuleren van kansen op werk voor laag opgeleide mensen met een beperking.
Het streven is naar omstandigheden waarin het hebben van een beperking niet langer een bepalende factor is voor de kwaliteit van leven in Europa.*)

Download hier Eurofound (2018), The social and employment situation of people with disabilities, Daphne Ahrendt and Robert Anderson, Publications Office of the European Union, Luxembourg. www.eurofound.europa.eu

Some improvements in the lives of people with disabilities but disadvantage remains, Eurofound, 3 december 2018: www.eurofound.europa.eu

*) Met het aanvaarden van de European Disability strategy 2010 – 2020  stimuleert de Europese Unie sociale inclusie en volledige participatie van mensen met een beperking. Een evaluatie van de eerste vijf jaar toont enige vooruitgang, vooral op het gebied van toegankelijkheid. Maar kijken we naar het gemiddelde, dan blijven mensen met een beperking in het nadeel op diverse gebieden. Download hier European Disability strategy 2010-2020 – A Renewed commitment to a barrier-free Europe: https://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0636:FIN:en:PDF

Pagina uit State of the Global Workplace 2017

Slechts 15 procent van werknemers wereldwijd voelt zich betrokken bij hun werk. In West-Europa is dat 10%

State of the Global Workplace 2017Uit de gegevens van de State of the Global Workplace 2017 van Gallup blijkt dat slechts 15 procent van de werknemers wereldwijd zich betrokken voelt bij hun werk. In West-Europa is de betrokkenheid nog lager: 10%.
Wereldwijd is er wel een verbetering zichtbaar. Het aantal actief niet-betrokken mensen (bijvoorbeeld gefrustreerde, niet-productieve werknemers met een negatieve invloed op collega’s) is gedaald tussen 2009 en 2017, van 26% naar 17%.
Aan de andere kant blijkt dat het aantal echt betrokken werknemers niet is toegenomen.

Gallup is een Amerikaans onderzoek- en adviesbureau – opgericht in 1935 – dat vooral bekend is van de opiniepeilingen wereldwijd. Gallup deed onderzoek in 155 landen naar de arbeidsmarkt, arbeidsomstandigheden en de manier waarop werkgevers omgaan met hun personeel.
Uit de gegevens blijkt dat wereldwijd de productiviteit afneemt. Het BBP per hoofd van de bevolking – de productiviteit – is een essentiële graadmeter in de internationale economie, een startpunt om bijna alles mee te meten dat heeft te maken met economische groei en menselijke ontwikkeling. Als de productiviteit wereldwijd afneemt, dan heeft dat gevolgen voor de beschikbaarheid van goede banen met fatsoenlijk loon. Geringe productiviteit belemmert maatschappelijke en economische groei.

Oorzaken

Het Gallup-rapport behandelt een reeks strategieën voor het verhogen van de productiviteit op de werkvloer, toont regionale cijfers van de beroepsbevolking, specifieke kenmerken per land en inzichten van experts van Gallup vanuit de hele wereld.
De vraag is uiteraard: wat is de oorzaak van het lage percentage betrokkenheid?

Er blijken vele oorzaken te zijn. Weerstand tegen snelle veranderingen is er een van. Organisaties maken geen haast met aanpassing aan baanbrekende veranderingen die worden veroorzaakt door de informatietechnologie, de globalisering van markten voor producten en arbeid, de opkomst van de gig-econonie (‘klusjeseconomie’) en de unieke eisen van jonge werknemers.
Het rapport adviseert leidinggevenden zich in te spannen de productiviteit te verbeteren door zich meer te richten op de werknemer en het verstevigen van de organisatie met de capaciteiten van de werknemer. Daarnaast zouden zij bekwame managers moeten aannemen om een positieve verandering in hun organisatie door te voeren. Dat is niet alleen nodig om te overleven, maar ook om te gedijen.

West-Europa

Hoofdstuk 5 is gewijd aan achttien landen van West-Europa, waaronder Nederland. Een opmerkelijk gegeven is dat het aantal betrokken werknemers in West-Europa, behorend tot een van de meest ontwikkelde regio’s van de wereld – lager is dan het mondiale gemiddelde. Slechts 10% procent van hen is betrokken bij het werk. Dat wil zeggen dat ze geëngageerd zijn en plezier hebben in hun werk.
Bovenaan de lijst betrokken Europeanen staat Noorwegen met 17%. In Frankrijk, Italië en Spanje ligt het percentage gemiddeld onder de 10%. In Italië blijkt het slechts 5% te zijn.

Gallup merkt op dat Europese werkgevers bij lezing van het rapport niet blij zullen worden. Het blijkt dat de capaciteiten van de meeste werknemers niet worden benut en dat werknemers niet in staat worden gesteld echt hun best te doen. De percentages van betrokkenheid zijn al tien jaar lang laag. Als dat niet verandert, zal het productiviteitsniveau van Europese landen achterblijven bij dat van de V.S. Als daarbij wordt opgeteld dat sommige Europese landen te kampen krijgen met vergrijzing van de bevolking zonder voldoende jonge werkende mensen om hen te vervangen, zal de kloof alleen nog maar groter worden

Betrokkenheid wordt vaak bepaald door leiderschap en managementcultuur. Het blijkt dat beide In Europa worden ervaren als direct, afstandelijk en onpersoonlijk. Hoe meer betrokkenheid, des te meer productiviteit. Gallup toont aan dat  teams met zeer betrokken leden gemiddeld 17% productiever zijn in industrieën en landen dan teams met een lagere betrokkenheid.

Volgens Pa Sinyan in een interview over The State of the Global Workplace, is de manager bepalend. Sinyan is manager van Gallup in Duitsland. Als de manager zijn werk niet goed doet, werkt de organisatie ook niet goed. Het is de manager die een betrokken werkplek creëert. Een probleem van het huidige management is dat werknemers zich niet gehoord voelen. Zij hebben niet de indruk dat hun manager hen kent of de tijd neemt hen te leren kennen. Daar komt nog bij dat veel werknemers vinden dat hun manager niet in staat is hun duidelijk te maken welke richting ze uitgaan en wat echt belangrijk is. Slechts 50% weet wat er van hen wordt verwacht. Het gevolg is dat werknemers moeite hebben de zin van hun werk in te zien. Het is triest om te constateren, aldus Pa Sinyan, dat het lage niveau van betrokkenheid wereldwijd te wijten is aan de kwaliteit van de managers en toezichthouders.

“It’s the manager stupid”

Hoe weinig betrokken de werknemers ook mogen zijn, vast staat dat er enorm veel potentieel in hen huist. Hier valt nog een wereld te winnen. Sinyan merkt op dat het helemaal niet zoveel moeite kost om de situatie te verbeteren. Over het algemeen vragen mensen niet om een enorme loonsverhoging en vele kleine ingrepen maken een groot verschil.
Managers die in staat zijn betrokken werknemers aan te trekken blijken een meer holistische visie te hebben op de ervaringen van hun werknemers. Ze zoeken een gemeenschappelijke basis tussen de persoonlijke doelen van de werknemer en de behoeften van het bedrijf opdat de twee gezamenlijk kunnen gedijen.
Deze managers vinden zichzelf meer een coach of een mentor die de talenten van werknemers stimuleren. President Bill Clinton zei altijd: “It’s the economy, stupid”. Wij van Gallup, aldus Sinyan zeggen: “It’s the manager, stupid”.

Werknemers aanmoedigen in hun ontwikkeling maakt het verschil. Tussen enthousiaste, goed presterende en ongeïnteresseerde, slecht presterende werknemers.

Downloaden 2017 State of the Global Workplace, Gallup, december 2017: https://beroepseer.nl

Gallup: www.gallup.com

Gallup: The holy grail of Employee Engagement in 2018, Service Future, februari 2018: www.servicefutures.com/gallup-holy-grail-employee-engagement-2018 (Website is niet meer actief)

Start van training Omgaan met intimidatie en bedreigingen voor bestuurders

Op 21 januari 2019 start er een nieuwe reeks van de training Omgaan met intimidatie en bedreigingen voor bestuurders. Na een groot succes onder burgemeesters, staat de training vanaf dit jaar ook open voor wethouders.

Bestuurders kunnen worden geconfronteerd met diverse vormen van intimidatie, beïnvloeding en bedreiging. Met fysieke en/of stresssymptomen – mogelijk ook voor de omgeving – tot gevolg. Zo’n situatie komt vaak onverwacht. Wat te doen? Deze training bereidt deelnemers voor op dergelijke situaties.

Deze training  is ontwikkeld als onderdeel van het thema ‘Weerbaar bestuur’ door het Opleidingsinstituut DJi – Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie en Veiligheid – in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK).

Zie voor meer informatie bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK): www.politiekeambtsdragers.nl

Zie ook de brochure Omgaan met intimidatie en bedreiging voor burgemeesters en wethouders, Opleidingsinstituut DJI, 3 januari 2019:  www.politiekeambtsdragers.nl

Klokkenluiders en de democratische rechtsstaat

“De democratische rechtsstaat Nederland is met alle mediaberichten over bij de overheid vastgestelde misstanden, machtsmisbruik en forse schendingen van integriteit onderhevig aan fikse erosie. Volgens sommige zwartkijkers is de erosie zo sterk dat er nog maar weinig verschil is met een bananenrepubliek. Anderen beweren dat het juist een goed teken is dat veel misstanden bekend worden en vervolgens worden onderzocht. Dat toont volgens hen de weerbaarheid van de democratische rechtsstaat aan tegen corruptie, machtsmisbruik en andere verschijnselen die haaks staan op integriteit. Een redenering die wel één belangrijk aspect over het hoofd ziet: het melden van misstanden en deze vervolgens onderzoeken zegt nog niet zoveel. Zeker niet wanneer uit de resultaten van de onderzoeken geen harde conclusies worden getrokken en noodzakelijke verbeteringen worden doorgevoerd, zodat uiteindelijk er niets verandert. En juist dat aspect speelt burgers die van mening zijn dat we inmiddels niet ver verwijderd zijn van een ordinaire bananenrepubliek behoorlijk in de kaart”.

Klare taal van Antonie Kerstholt die in The Post Online pleit te stoppen met klokkenluiders voor de gek te houden. Hij haakt in op de berichten over vermoedens van misstanden bij het Huis voor Klokkenluiders en de toezegging van minister Ollongren van Binnenlandse Zaken op 19 december 2018 die vermoedens te onderzoeken. De berichten betreffen:

– het algemeen functioneren
– de benoemingsprocedure van de huidige voorzitter van het Huis

Het Huis voor Klokkenluiders heeft toegezegd voluit mee te werken. Het onderzoek naar het functioneren van het Huis wordt gedaan door de Nationale Ombudsman. Het onderzoek naar de benoemingsprocedure van de huidige voorzitter door een externe commissie.
In het belang van het onderzoek en om betrokkenen niet te benadelen, heeft de minister geen verdere informatie verschaft. Gedurende het onderzoek gaan het bestuur en de medewerkers van het Huis voor Klokkenluiders door met hun werk.

Het Huis voor klokkenluiders is opgericht in 2016 en ingesteld op basis van de Wet Huis voor klokkenluiders, voortgekomen uit een initiatiefvoorstel uit 2012.

Taken Huis voor Klokkenluiders

– Het Huis geeft advies aan mensen die in hun werk te maken hebben met (een vermoeden van) een misstand;
– Na meldingen over mogelijke misstanden kan het Huis daar onderzoek naar (laten) doen; de melder geniet daarbij bescherming;
– Preventie: het Huis ondersteunt werkgevers en bijvoorbeeld vertrouwenspersonen bij het voorkomen van problemen en misstanden.

Bijna op de kop af een jaar geleden, in december 2017, verschenen er berichten dat het Huis voor klokkenluiders ‘in elkaar stort’. Volgens het Algemeen Dagblad “zou de organisatie die melders van misstanden op het werk zou moeten beschermen na anderhalf jaar terug bij af zijn. Vanwege een bestuurscrisis in oktober 2017 stapte bestuursvoorzitter Paul Loven al op. Na het rapport-Ruys*) volgen nu de overige vier bestuursleden. Daarmee is de crisis compleet.
Gebleken is dat honderden klokkenluiders vergeefs een beroep deden op de organisatie. Van de meldingen die het Huis als echte klokkenluiderszaken betitelde, is er in anderhalf jaar niet één afgerond.
Het gros van de klokkenluidersmeldingen wordt op juridische gronden afgewezen. Die strikt juridische benadering van klokkenluidersproblematiek zorgde voor een tweestrijd binnen de organisatie. Vooral de afdeling Advies en de afdeling Onderzoek stonden lijnrecht tegenover elkaar”.

Moeizaam proces

De totstandkoming van het Huis voor Klokkenluiders was een moeizaam proces. Het initiatief van Kamerlid Ronald van Raak (SP) stuitte op weerstand binnen de Tweede en Eerste Kamer. Op het laatste moment werden nog enkele angels uit de wet getrokken, waardoor het Huis voor Klokkenluiders aan kracht inboette. Zo mag het zich niet bemoeien met zaken waarover de rechter heeft geoordeeld.
Ook de organisatievorm onder het ministerie van Binnenlandse Zaken stond ter discussie. Mr Pieter van Vollenhoven, die ook hard heeft gelobbyd om het Huis voor Klokkenluiders van de grond te krijgen, zei daar bij de start over: “Nederland heeft reuze moeite met het woord onafhankelijkheid. Men zegt altijd wel dat de onderste steen moet boven komen, maar toch heeft men het liefst zelf een vinger in de pap. Dan kun je namelijk een beetje controleren hoe die onderste steen eruitziet”.

Het Huis voor Klokkenluiders is een zelfstandig bestuursorgaan, maar valt wel onder verantwoordelijkheid van het ministerie.

Eerlijker is het om te stoppen

De hamvraag is, aldus Antonie Kerstholt, “of klokkenluiders überhaupt wel beschermd kunnen worden. Machtsongelijkheid komt immers overal voor en is van alle tijden. In Nederland is dat niet anders. Eerlijker is het om te stoppen met het langer voor de gek houden van klokkenluiders. Die moet je niet in de waan laten dat zij veilig, ongestraft en beschermd misstanden in Nederland aan de kaak kunnen stellen”.
Kerstholt ziet liever dat er meer recht wordt gedaan aan de werkelijkheid en dat het beter was geweest “als minister Ollongren de Kamer had geïnformeerd over een grootschalig te starten publiekscampagne waarin klokkenluiders worden gewaarschuwd voor alle gevaren en risico’s als ze voornemens zijn misstanden te melden, Zo’n campagne zou valse hoop en verwachtingen bij toekomstige klokkenluiders kunnen voorkomen. En tegelijkertijd voldoen aan een belangrijke norm van onze democratische rechtsstaat: Een echt transparante en betrouwbare overheid”.

Moed en integriteit

Geven we het op? Een goed functionerend Huis voor Klokkenluiders moet toch mogelijk zijn in Nederland? Neem moedige mensen op in de organisatie van het Huis, mensen die het doel nastreven, goed en integer werk leveren en zich inspannen voor mensen die benadeeld worden en schade ondervinden.
Het Huis noemt zich ‘een betrouwbare professionele organisatie’, met kernwaarden (te lezen op de website van het Huis, onder Missie en kernwaarden).

Onderzoek naar Huis voor Klokkenluiders zélf, Huis voor klokkenluiders, december 2018: https://huisvoorklokkenluiders.nl

Het Huis voor Klokkenluiders is een totaal mislukt project, door Antonie Kerstholt, The Post Online, 1 januari 2019: https://tpo.nl

Onderzoek naar misstanden Huis voor Klokkenluiders, door Politieke redactie, Algemeen Dagblad, 19 december 2018: www.ad.nl

Huis voor Klokkenluiders stort in elkaar, door Koen Voskuil, 14 december 2017: www.ad.nl

*) Advies voor een herstart van het Huis voor klokkenluiders: advies, onafhankelijk onderzoek en preventie door Maarten Ruys, 14 december 2017: www.huisvoorklokkenluiders.nl/Publicaties/publicaties/2017/12/14/advies-voor-een-herstart-voor-het-huis-voor-klokkenluiders—rapport-ruys

Nederland kent vier bekende klokkenluiderszaken: Ad Bos, Fred Spijkers, Paul Schaap en Paul van Buitenen. Zie slot van artikel  in AD van 14 december 2017: www.ad.nl

Corina Koolen schrijft tweeluik over de academische wereld en de tombola van wetenschap

Corina Koolen maakt op de laatste dag van 2018 de balans op. Ze vindt het tijd om terug te kijken op een “heel druk, gek, slopend, bijzonder, geweldig, overweldigend jaar. Ik ben moe. Niet het type moe van ‘twee nachtjes slapen en het gaat weer’, maar van ‘dit kan zo niet langer en ik moet iets veranderen’. Dit gaat over mij, en tegelijkertijd over meer. Dit is deel 1 van een tweeluik over de academische wereld, de cultuur en het effect dat dat heeft op haar werknemers. De gezichten achter de duizenden demonstranten die op 14 december naar Den Haag trokken vanuit het hele land. Deel 2 gaat over andere wetenschappers, die op hun eigen manier hetzelfde gevecht voeren — of voerden en verloren hebben. Dit is mijn verhaal”.

Corina Koolen is sinds augustus 2017 doctoraal assistente Digital Humanities (digitaal geesteswetenschappelijk onderzoek) aan het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING), een onderzoeksinstituut op het gebied van geschiedenis en cultuur van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Koolen analyseert Nederlandse fictieve proza met het project The Riddle of Literary Quality.
Koolen promoveerde in mei 2018. Haar proefschrift heet Reading beyond the female: The relationship between perception of author gender and literary quality (Te downloaden in PDF op de site van de Universiteit van Amsterdam: https://pure.uva.nl/ws/files/23823454/Thesis.pdf).

Alleen excellente onderzoekers

Koolen noemt eerst de mooie kanten van haar werk sinds haar promotie en besluit: “Het was dus een goed jaar, carrière-technisch gezien, zou je denken”
Dan beschrijft ze de lastige kanten: “Nu is het zo dat het met de academische wereld slecht gaat. Professor Rens Bod, mijn andere voormalig promotor, zette WO in Actie op, dat 14 december met duizenden mensen demonstreerde tegen de bezuinigingen op de wetenschap. Waarvan de NOS het overigens pas nieuws vond toen Twitter zich boos maakte dat het werd genegeerd. Zeker in mijn hoek, de geesteswetenschappen, wordt de geldkraan steeds verder dichtgedraaid. Dit betekent dat uiteindelijk elke onderzoeker in feite steeds haar/zijn eigen salaris opnieuw bij elkaar moet bedelen bij NWO, de wetenschappelijke subsidieverstrekker van Nederland. Ook onderzoekers die al tientallen jaren meegaan en allang hun sporen verdiend hebben, moeten dit. Zij hebben een vast contract, maar vissen noodgedwongen om dezelfde zak met geld als jonge onderzoekers wiens carrière letterlijk van die subsidies afhangt. Dat probleem staat nog los van het feit dat honderden uren die aan onderzoek besteed hadden kunnen worden, gestopt worden in het schrijven van voorstellen om geld te vragen voor dat onderzoek. Omdat er zo veel mensen geld nodig hebben en er zo weinig is, kreeg NWO te veel aanvragen de afgelopen jaren. Hun semi-nieuwe strategie: alleen Excellente Onderzoekers krijgen nog geld”.

Lees het hele verhaal van Corina Koolen Een tweeluik over de overspannen wetenschapper – deel 1,blog  Corina Koolen, 31 december 2018: http://www.corinakoolen.nl/uncategorized/een-tweeluik-over-de-overspannen-wetenschapper-deel-1/

Steun ook WOinactie en teken de petitie: Stop de afbraak van het hoger onderwijs! op de site van De goede zaak: https://actie.degoedezaak.org/petitions/stop-de-afbraak-van-het-hoger-onderwijs-2

 

A field guide to the future of work

Essays met nieuwe perspectieven op de toekomst van arbeid. Gids voor de beroepsbevolking

Benedict Dellot heeft met zijn team een aantal essays verzameld voor een gids met verschillende nieuwe perspectieven op de toekomst van arbeid. De belangstelling daarvoor neemt toe maar hij vindt dat er de afgelopen tijd veel moeite is verspild. Hij is moe van de clichés die de ronde doen over de toekomst van arbeid en vindt ook dat het openbare debat opvallend oppervlakkig blijft. Het is de hoogste tijd voor nieuwe ideeën. Ze staan beschreven in A field guide to the future of work met daarin nieuws over de opkomst van ‘fauxtomatie’ tot de neergang van ‘kathedraalfirma’s’.

Benedict Dellot is hoofd van het Future Work Centre en onderdirecteur van het team Economy, Entreprise and Manufcaturing van de RSA, de Royal Society for the encouragement of Arts, Manufactures and Commerce.
Onderzoek is gericht op zelfstandig ondernemerschap, de makersbeweging en de toekomst van productie, kapitaal en eigendomsrecht in de 21ste eeuw.
De RSA is een in Londen gevestigde Britse multidisciplinaire organisatie, gesticht in 1743, met als doel het verrijken van de maatschappij door middel van ideeën en activiteiten.

Algoritmen die kanker even nauwkeurig kunnen traceren als professionele pathologen; persoonlijke kunstmatige intelligentie die de menselijke stem kan nabootsen en een afspraak kan maken; machines die zes keer zo snel als mensen stenen kunnen stapelen… De technologie blijft zich ontwikkelen, elke dag komen er nieuwe mogelijkheden bij. Maar wat betekent dat voor de werkende mens?
Over het algemeen worden we geconfronteerd met twee meningen. Òf we staan aan de vooravond van een ramp met verlies van banen en economische ellende voor het grote publiek. Òf er vindt, dankzij de nieuwe technologie, een toename van productie plaats die zal leiden naar een stijging van de levensstandaard en een overvloed aan kwaliteitsbanen. Spraakmakende cheerleaders van beide kampen in het debat wijzen enthousiast op statistische analysen die hun visie op de toekomst ondersteunen.

Vier vergissingen bij het voorspellen

De eerste vergissing die analytici maken bij het voorspellen van de toekomst van arbeid is dat ze zich blind staren op de technologie – kunstmatige intelligentie en robotica. Ze besteden weinig aandacht aan de minder flitsende, maar altijd nog effectieve innovaties zoals e-commerce-platforms, het Internet of Things (IoT  het -tijdelijk – verbinden van apparaten met internet om gegevens te kunnen uitwisselen), distributed ledgers (blockchain is daarvan een vorm), cloud computing en smartphones.

De tweede vergissing betreft de onafgebroken concentratie op automatisering, alsof dat de enige manier is waarop technologie het leven van werknemers kan beïnvloeden. Machines veranderen ook de wervingspraktijken, maken surveillance en bewaking eenvoudiger. Ook veranderen en reconstrueren ze de aard van businessmodellen en industrieën.

De derde vergissing is dat bij het analyseren van de effecten van technologie men te vaak blijft stilstaan bij theoretische mogelijkheden. Ondertussen negeert men wat er in werkelijkheid gaande is. We horen van een doorbraak in persoonlijke technologie, zoals de zelf rijdende auto of persoonlijke stemassistenten, maar zelden horen we of deze innovaties al in de echte wereld worden toegepast.

De vierde vergissing is dat we te weinig aandacht besteden aan de systemische effecten van technologie. Het is namelijk zo dat toepassing in de ene sector van de economie het leven van werknemers kan beïnvloeden in een andere sector. Voorbeeld is het verschijnsel ‘kringloopvraag’, waarbij de inzet van technologie in de ene tak van industrie leidt tot kostenbesparing voor de consument, waardoor geld vrij komt voor stimulering van de vraag in een andere tak.

Gids voor de toekomst van werk

Deze tekortkomingen kunnen niet worden genegeerd. De kwaliteit van het debat over technologie doet ertoe en kan ons helpen ons goed voor te bereiden. We noemen de beleidsambtenaar die gaat over belastingheffing; een leidinggevende in het vervolgonderwijs die het onderwijsprogramma opnieuw bekijkt; de personeelschef die de maatregelen voor het welzijn van personeel herziet. Deze personen zijn vatbaar voor het maken van slechte beslissingen op grond van slechte informatie.

Het is noodzakelijk versleten vragen achter ons te laten en meer ruimte te gunnen aan alternatieve en evenwichtige toekomstplannen om met technologie vorm te geven aan arbeid.
Nicolas Colin heeft eens gezegd dat de opkomst van de digitale economie de consument bovenaan de voedselketen heeft geplaatst en momenteel zijn zij het die eisen stellen aan werknemers in plaats van aan werkgevers.
Anderen richten zich op de gebruikelijke automatisering, maar dan wel met een frisse blik. Calum Chace beweert dat, hoewel automatisering een meedogenloze banenmoordenaar is, automatisering wel drastisch de kosten van levensonderhoud kan verminderen van mensen met een laag inkomen. Nick Srnicek ziet op zijn beurt een nieuw machinetijdperk van de zonnige kant. Hij gelooft dat zo’n tijdperk kan uitmonden in een vierdaagse werkweek. Astra Taylor schrijft daarentegen dat automatisering grotendeels een schertsvertoning is, een truc van bedrijven om modern te ogen terwijl de mensen achter de schermen het zware blijven doen.

Planetaire arbeidsmarkt

Dan zijn er nog die voorspellen dat er een overvloed aan werk zal zijn in de komende jaren. Maar zij waarschuwen ook dat er kritischer naar werk gekeken zal worden. Phoebe Moore voorziet een kille toekomst waarin werknemers overgeleverd zijn aan de tirannie van een alomtegenwoordig surveillancesysteem, een waarbij niet alleen prestaties worden gecontroleerd maar ook al het doen en laten van werknemers.

Landen als Groot-Brittannië zijn niet het enige land dat de gevolgen van technologie ondervindt. Mark Graham schrijft over de opkomst van een planetaire arbeidsmarkt waar nieuwe technologieën zorgen voor uitbesteding van meer banen van ontwikkelde landen naar ontwikkelingslanden. Daarbij hoort ook het gruwelijke werk van content moderation, het opsporen van mogelijk aanstootgevende en ongewenste afbeeldingen en teksten op internet.
Urvashi Aneja vraagt zich af wat een nieuw machinetijdperk betekent voor de 1.3 miljard inwoners van India? Zal het de sociale mobiliteit bevorderen of juist de informele economie en het kastensysteem versterken?

Onze verslaving aan voorspellingen onderdrukken

Dellot oppert dat de lezer van de essays misschien zal vinden dat de perspectieven de hele kwestie van technologie en arbeid ingewikkelder in plaats van eenvoudiger maken. Maar dat is nu juist het punt waar het om gaat. We willen veel te graag nauwkeurige voorspellingen die ons precies vertellen hoe de toekomst eruit gaat zien: ‘X miljoen banen verdwenen tegen 2040!’ Het is beter ons te verdiepen in verschillende scenario’s om ons op de toekomst voor te bereiden. Dat is de enige manier. De toekomst vormgeven op de manier die ons het beste lijkt is beter dan passief op de toekomst gaan zitten wachten.

De serie essays gaat over de toekomst van de arbeidsmarkt van Groot-Brittannië, maar ook over recente veranderingen. De analyse van de Labour Force Survey laat zien hoe de beroepsbevolking verandert. Bijvoorbeeld:

Onder de twintig snelst groeiende banen bevinden zich:

– programmeurs en software-ontwikkelaars
– chefs van personeelszaken en bestuurders
– medewerkers in de zorg – hulpverleners – thuiszorgers
– elementaire beroepen: opslag, warenhuizen, magazijnmedewerkers

Onder de twintig snelst verdwijnende banen bevinden zich:

– kassamedewerkers in de detailhandel
– bankmedewerkers en postboden
– telefonische verkoopmedewerkers
– administratieve beroepen bij de overheid

Klik hier voor downloaden in PDF A field guide to the future of work, collected essays, geredigeerd door Benedict Dellot m.m.v. Rich Mason, Fabian Wallace-Stephens en Toby Murray: www.thersa.org/globalassets/pdfs/reports/rsa_field-guide-future-work.pdf

Tired of the same old clichés about the future of work? You’re not alone, door Benedict Dellot. RSA, 29 december 2018: www.thersa.org