Skip to main content

Redactie Beroepseer

Nieuwe arbeidsvormen ten gevolge van veranderingen op de Europese arbeidsmarkt

Hoewel vast dienstverband nog steeds het meest voorkomt in de Europese Unie, worden de Europese arbeidsmarkten in toenemende mate gekenmerkt door verscheidenheid. De nieuwe arbeidsvormen omvatten nieuwe formele dienstverbanden of werkpatronen – gekoppeld aan bijvoorbeeld arbeidsplaats, arbeidstijden en gebruik van ICT.

Het rapport New forms of employment: 2020 update belicht negen innovatieve vormen van werkgelegenheid in de 27 lidstaten van de EU, Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk. Het analyseert de beleidskaders van elk land, brengt de omvang, reikwijdte en frequentie van de nieuwe vormen in kaart en belicht de belangrijkste kansen en risico’s voor elke vorm.
Het rapport sluit af met een aantal aanbevelingen, daarbij rekening houdend met de toekomst van arbeid die bepaald zal worden door een tweeledige overgang. Een toekomst die wijst naar het digitale tijdperk én naar een CO2-neutrale economie. Daar komt nog bij de nieuwe manier van werken als gevolg van COVID-19.

Hoofdconclusies

  • Vast dienstverband komt nog steeds het meeste voor in de EU, maar andere vormen nemen hun plaats in op de arbeidsmarkten.
  • Verwacht wordt dat sommige nieuwe arbeidsvormen blijven groeien als gevolg van de overgang naar het digitale tijdperk en een CO2-neutrale economie. Maar, er zullen nieuwe arbeidsvormen zijn die negatief worden beïnvloed door de economische gevolgen van COVID-19.
  • Veel nieuwe arbeidsvormen worden gedreven door de behoefte aan flexibiliteit van werkgevers, opdrachtgevers, klanten en werknemers. Bij het ontwikkelen van nieuwe vormen van werkgelegenheid is het cruciaal ervoor te zorgen dat de flexibiliteit niet ten koste gaat van bescherming van werknemers.
  • Nieuwe arbeidsvormen vragen om een nieuwe aanpak wat betreft arbeidstijd, vertegenwoordiging, gezondheid en veiligheid. Daaronder vallen op ICT gebaseerd mobiel werk, platformwerk, onzekere arbeid en op vouchers gebaseerd werk.
  • Voor sommige nieuwe arbeidsvormen kan de onduidelijke arbeidssituatie van werknemers bijdragen tot segmentering van de arbeidsmarkt.

Downloaden rapport New forms of employment: 2020 update, door Irene Mandl, Eurofound (2020), New forms of employment series, Publications Office of the European Union, Luxembourg: https://beroepseer.nl

New forms of employment: 2020 update, door Irene Mandl, Eurofound, 15 december 2020: www.eurofound.europa.eu/nl/publications/report/2020/new-forms-of-employment-2020-update

Het raport New forms of employment: 2020 update maakt deel uit van de reeks New forms of employment. In deze reeks wordt gerapporteerd over de nieuwe arbeidsvormen die in heel Europa ontstaan als gevolg van maatschappelijke, economische en technologische ontwikkelingen en die in een aantal opzichten verschillen van de traditionele arbeidsvormen – en atypische werkgelegenheid. Onderzocht wordt wat deze nieuwe arbeidsvormen kenmerkt en welke consequenties zij hebben voor de arbeidsomstandigheden en de arbeidsmarkt.

Eurofound – Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden is een agentschap van de Europese Unie, opgericht in 1975 en gevestigd in Dublin. www.eurofound.europa.eu

Het grote geld heeft nu écht zijn intrede gedaan in de huisartsenzorg. Leveren huisartsen in 2021 hun autonomie in?

Op 18 januari 2021 verstuurde Quin het volgende persbericht: “De Nederlandse digitale zorgaanbieder Quin, die onlangs van start is gegaan met de ondersteuning van fysieke huisartspraktijken door integratie van digitale zorginnovaties, heeft onlangs een grote zogenoemde Series A investeringsronde afgesloten van 25 miljoen euro. Investeerder Partners in Equity (PiE), neemt deze injectie voor haar rekening. Met eerdere investeringen door Bergman Clinics, twee grote zorgverzekeraars (project- en seed investeringen) en ExO Capital (founder investeringen door participatiemaatschappij van Quin-oprichter Bart Malenstein), komt het totaal geïnvesteerde groeikapitaal in Quin uit op 36 miljoen euro. Quin investeert hiermee substantieel in de digitalisering van de huisartsenzorg in Nederland. De Series A investering door PiE biedt ook de mogelijkheid de stap naar het buitenland voor te bereiden“.

Het verzamelen van medische gegevens is altijd een teer punt, schrijft Maarten van Poll in Het Financieele Dagblad in een artikel over de investering en zorgstart-up Quin: “Quin huist in een modern verbouwde industriële ruimte, inclusief pingpongtafel, zoals het een jong techbedrijf betaamt. Maar een verhuizing lijkt onvermijdelijk, want het is de bedoeling dat het personeelsbestand razendsnel gaat groeien. Naast programmeurs zijn er ook 20 artsen in dienst. Dat moeten er de komende tijd 40 worden.
Ongebruikelijk voor een start-up is dat Quin ook fors investeert in fysieke activa: huisartsenpraktijken.”

Inmiddels heeft Quin twaalf huisartsenpraktijken met 50.00 patiënten. Dat moeten er vijftig worden. Het plan is aan het eind van 2021 te starten in Duitsland.

Geen filantropische activiteit

Het nieuws over de investering bracht Wim J. Jongejan, huisarts in ruste en ict-expert, tot een commentaar op zijn website Zorg-ICT Zorgen: “Het geld stoppen in zakelijke activiteiten, ook in de zorg, is geen filantropische activiteit. Altijd draait het om return-on-investment, namelijk het geïnvesteerde bedrag terugkrijgen met een rendement.
[…]
Het is opvallend te noemen dat enkele zorgverzekeraars, zijdelings, via een innovatie-/investerings-vehikel geld stoppen in deze ontwikkeling. Het zal ingegeven zijn door de terugloop in het aantal praktijkhouders en de daarmee mogelijk gepaard gaande potentiële inzakking van de huisartsenzorg. Echter, ook al doen CZ en Zilveren Kruis het indirect, toch is het bedenkelijk dat zorgverzekeraars op enige wijze financieel zich verbinden met instellingen/bedrijven die als zorgaanbieder zorgverleners in dienst hebben. Er bestaat dan een zakelijke relatie tussen de zorgverleners en de investeerder, waardoor de eersten hun handelen vroeg of laat laten beïnvloeden door de laatsten. Zorgverzekeraars krijgen dan een ongewenste sturende invloed omdat de relatie nimmer gelijkwaardig zal zijn.
[…]
De gedachte van de mensen achter Quin is dat door het verregaand toepassen van digitalisering een flink deel van de contacten met de huisarts, naar hun idee 12 procent, te kunnen opvangen door een soort online-constructie met triage-functie. Quin noemt het een digitaal platform voor patiënten.

Quin combineert de digitale oplossingen in één systeem dat huisartsen kunnen aanbieden aan patiënten. Zo kunnen mensen met klachten via een “symptoomchecker” in de Quin-app direct advies inwinnen of ze naar de huisarts moeten. Vervolgens kan een videoconsult of fysieke afspraak ingepland worden. Daarmee zou men volgens directeur Malenstein dan een deel van de hulpvraag kunnen wegfilteren. Dat zou dan 230 miljoen euro kunnen besparen. De vraag is echter of dat bedrag inclusief of exclusief de kosten van Quin zijn. Quin heeft gezien haar investeerders een duidelijk verdienmode,l dus zal los van wat de zorgaanbieders verdienen ook haar aandeel opeisen daarin”.

Volgens Malenstein is een groot deel van consulten met de huisarts overbodig. Maar, werpt Jongejan tegen: “De vraag is maar helemaal vanuit wiens standpunt je zoiets bekijkt. Het is een waardeoordeel vanuit het financieringsstandpunt”.

Jongejan wijst aan het eind van zijn commentaar op de reactie van een patiënte. De praktijk van haar huisarts was overgenomen door Quin. De online-functie met triage noemt ze een callcenter waarmee men verregaand een fysiek contact met een huisarts probeert te voorkomen. Zij stipt ook het probleem aan dat data die je invult in de Quin-symptoomcheckerapp niet bij de huisarts primair terechtkomen maar in de database van Quin.

Lees het hele artikel Concernbouwer huisartspraktijken Quin mede gefinancierd door innovatiefonds zorgverzekeraars, door W.J Jongejan, Zorg ICT Zorgen, 23 januari 2021: www.zorgictzorgen.nl/innovatiefondsen-zorgverzekeraars-stoppen-geld-in-huisartsconcernbouwer/

Persbericht Substantiële investering maakt verdere ontwikkeling mogelijk van het Quin platform, Quin, 18 januari 2021: https://quin.md/nl/nieuws/persbericht-substantiele-investering-maakt-verdere-ontwikkeling-mogelijk-van-het-quin-platform (Bericht niet meer beschikbaar op site Quin)

Adyen-investeerder steekt € 25 mln in zorgstart-up Quin, door Maarten van Poll, Het Financieele Dagblad, 18 januari 2020: https://fd.nl/

Met ondernemerschap komt ook de autonomie waar artsen (terecht) sterk aan hechten

Henk-Jan van Roekel van Van Lanschot Healthcare vraagt zich af n.a.v. de investering in Quin of huisartsen bezig zijn hun autonomie in te leveren in 2021? Hij schrijft dat het grote geld nu écht zijn intrede heeft gedaan in de huisartsenzorg: “Quin koopt onder meer huisartspraktijken van zelfstandig gevestigde professionals. Maar zijn huisartsen wel bereid hun vrijheid in te leveren, in het jaar waarin de rest van ons juist hoopt op een beetje méér vrijheid?

Apothekers, tandartsen en dierenartsen zijn er inmiddels aan gewend: een steeds groter deel van de markt is in handen van (buitenlandse) ketens. Zweedse investeerder EQT is met haar dochters Evidensia en DentConnect zelfs in de markt van dierenartsen én tandartsen te vinden. Een ander deel van de dierenklinieken is in handen van Mars; bekend van de repen maar veel groter in diervoeding (bijvoorbeeld Pedrigee, Whiskas). En maar liefst 87% van alle openbare apotheken is verbonden aan een keten of formule.

Fear of missing out

Wat de afgelopen jaren wel duidelijk is geworden, is dat dit proces zichzelf versterkt. Wanneer collega’s om je heen hun praktijk voor mooie bedragen verkopen, ligt de fear of missing out op de loer, ofwel de angst om de boot te missen. Dat heeft zeker niet alleen met geld te maken. Denk ook aan onzekerheid over opvolging en de toenemende complexiteit in de praktijk en haar omgeving. De vraag is nu dan ook of de huisarts, net als collega’s in de mondzorg en diergeneeskunde, zijn ondernemerschap aan de wilgen zal hangen.

Hoewel er in de huisartsenzorg uiteraard initiatieven tot schaalvergroting zijn, is deze beroepsgroep (tot deze week) grotendeels buiten schot gebleven als het gaat om ketenvorming. De ingrediënten zijn er wel: de vraag naar zorg wordt groter en complexer, het takenpakket van de huisarts breidt alleen maar uit en het praktijkhouderschap wordt niet meer door elke huisarts aantrekkelijk gevonden. Huisartsen stellen zelf dat ‘het zorghuis wankelt’.”

Ondernemende zorgverlener

Van Roekel draagt in zijn artikel alternatieven aan: “Wanneer het gaat om professionaliseren, zie ik vooral kansen voor de ondernemende zorgverlener. Een betrokken huisarts, midden in de samenleving en met oog voor zijn patiënten in een lokale omgeving: die combinatie lijkt altijd nog het beste geborgd in de traditionele praktijk. Door investeerders gefinancierde ketens zullen rekening moeten houden met het vereiste – vaak hoge – rendement van hun aandeelhouders. Tegelijk zullen dokters in ketens steeds meer passanten zijn, waarbij voor deze professionals de belofte om ontzorgd te worden lang niet altijd wordt waargemaakt.

Liever zou ik dan ook zien dat huisartsen zélf tot nieuwe oplossingen en innovaties komen”.

Lees het hele artikel Leveren huisartsen in 2021 hun autonomie in? door Henk-Jan van Roekel, Van Lanschot, 21 januari 2021: www.vanlanschot.nl/inspiratie/vermogensregie/2021/leveren-huisartsen-in-2021-hun-autonomie-in#

U P D A T E

Quin-app in licentiemodel zuigt patiënt-, huisarts- en specialistendata op, W.J. Jongejan, Zorg ICT Zorgen, 9 juli 2022: www.zorgictzorgen.nl/quin-app-in-licentiemodel-zuigt-patient-huisarts-en-specialistendata-op/

 

 

Afbeelding bovenaan is van Marek Studzinski

Ombudsagenda 2021

In 2021 agendeert de Nationale ombudsman*) de problemen die sociale minima ervaren met de overheid. Tegen welke knelpunten lopen deze burgers aan? In hoeverre worden zij door de overheid ondersteund? En wat zijn mogelijke oplossingen voor dit hardnekkige probleem?
Ongeveer 1 miljoen burgers in Nederland moeten rondkomen van een inkomen op of iets boven het sociaal minimum. De meesten leven in (langdurige) armoede en slagen er niet (meer) in om hun hoofd financieel boven water te houden.

Door de coronacrisis dreigt deze groep financieel kwetsbaren groter te worden, met name onder jongeren, flexwerkers en zzp’ers. Juist zij krijgen te maken met de meest complexe regelingen en raken verstrikt in spelregels en verplichtingen. Voldoen zij bijvoorbeeld niet aan hun inlichtingenplicht of maken zij per ongeluk een foutje, dan kan dat desastreuze financiële gevolgen hebben. Door de terugvorderingen en boetes kunnen problematische schulden ontstaan.

Mantelzorgers

Ook mantelzorgers zitten in een kwetsbare positie. Zij hebben een belangrijke rol en willen hun tijd daarbij besteden aan hun naasten. Maar dat kan alleen als zij voldoende ondersteuning krijgen. In 2021 houdt de Nationale ombudsman via gesprekken met mantelzorgers, belangenorganisaties, wetenschap en overheid de ontwikkelingen rond de ondersteuning van mantelzorgers kritisch tegen het licht en vraagt aandacht voor concrete verbeteringen.

Coronacrisis en bereikbaarheid overheid

Twee voorbeelden van onderzoeken op de Ombudsagenda 2021. In 2020 veranderde de coronacrisis het dagelijks leven van iedereen, volwassenen én kinderen. Veel burgers hadden de overheid extra hard nodig. Ondernemers voor financiële ondersteuning, mensen die hun baan zijn verloren voor een uitkering en kinderen voor een laptop omdat zij voor een groot deel onderwijs online moesten volgen. Tegelijkertijd was voor veel burgers de overheid moeilijker te bereiken. Loketten werden gesloten; dienstverlening van de overheid was opeens niet beschikbaar. Behoorlijk overheidshandelen zoals toegankelijkheid, verantwoordelijkheid en betrouwbaarheid komen in crisistijd onder een vergrootglas te liggen. Sommige processen lopen opeens spaak, terwijl andere met stoom en kokend water opeens wel mogelijk zijn, omdat in crisistijd regels soepeler toegepast kunnen worden.

De thema’s in 2021

De thema’s waar de Nationale ombudsman, Kinderombudsman en Veteranenombudsman zich in 2021 op richten zijn misschien nog wel relevanter door de coronacrisis en de maatschappelijke gevolgen ervan.

Binnen het thema Fundamentele rechten staan dit jaar o.a. op de agenda een onderzoek naar etnisch profileren en de klachtbehandeling daarover. Daarnaast huisvesting: een prangend maatschappelijk probleem voor veel verschillende groepen burgers en kinderen, terwijl het zo cruciaal is om mee te kunnen doen in de samenleving.

Binnen het thema Participatie en invloed staan op de planning, de decentralisaties die voor veel burgers niet blijken te hebben gebracht wat ervan verwacht werd. In de rol van lokale ombudsman voor driekwart van de gemeenten wil de Nationale ombudsman kijken hoe burgers hun invloed kunnen uitoefenen bij taken die overgedragen worden naar gemeenten. De Kinderombudsman zet hierbij specifiek in op een toolkit om de belangen van kinderen een goede positie te geven in besluitvormingsprocessen die hen aangaan.

Bij Toegang tot voorzieningen richten de ombudsmannen zich op veel verschillende onderwerpen, van mantelzorgers tot de opvang van veteranen bij acute nood en klachtafhandeling bij gecertificeerde instellingen. Maar ook de onderbenutting van voorzieningen staat op de agenda. Doet de overheid altijd voldoende om ervoor te zorgen dat burgers ook daadwerkelijk gebruik maken van de voorzieningen die er speciaal voor hen zijn?

Ook Armoede is een thema dat door de coronacrisis hoog op de agenda staat. Zo gaan de ombudsmannen o.a. kijken naar de toegang tot schuldhulpverlening voor zzp’ers, er is aandacht voor sociale minima en onderzoeken zij verder hoe het staat met de armoede in Caribisch Nederland onder alleenstaande ouders en hun kinderen.

Binnen het thema Leefbaarheid blijft er aandacht voor de gevolgen van de gaswinning in Groningen maar ook staat de energietransitie op de agenda.

Download voor een volledig overzicht van de onderwerpen: Ombudsagenda 2021, uitgave van de Nationale ombudsman,
Kinderombudsman en Veteranenombudsman, januari 2021: https://beroepseer.nl/wp-content/uploads/2021/01/ombudsagenda_2021_nationale_ombudsman.pdf


*) Nationale ombudsman
Dagelijks signaleren de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman dat burgers, kinderen en veteranen de overheid hard nodig hebben: bijvoorbeeld voor een voorziening zoals een uitkering, voor zorg of voor ondersteuning. En voor het beschermen van hun fundamentele rechten (ook wel grondrechten genoemd) of voor duidelijkheid over plannen voor hun directe leefomgeving.
Als het misgaat tussen de burger en de overheid, kan de ombudsman tussenbeide komen, bemiddelen of onderzoek instellen. Ook kan de ombudsman uit eigen beweging structurele problemen aandacht geven. Ieder jaar zet de ombudsman daarom onderwerpen op de agenda, waar extra zichtbaarheid aan wordt gegeven. www.nationaleombudsman.nl/

Enquête denktank Jeugdsprong

Fijn dat je de enquête van de denktank Jeugdsprong wil invullen. Met deze enquête willen we input ophalen voor de agenda van de denktank Jeugdsprong. De denktank is een initiatief van FNV en Stichting Beroepseer om stevige veranderingen in de jeugdzorg te realiseren. Wij zetten ons in voor minder bureaucratie, minder administratieve taken, meer professionele vrijheid vanuit ‘praktische wijsheid’, meer inbreng van en samenwerking met jeugd en familie zelf en meer zeggenschap van professionals over hun eigen vakgebied.

De vragenlijst is onderverdeeld in vier inhoudelijke kernblokken. Ieder blok begint met een aantal stellingen, waarna een open vraag volgt.

Het invullen duurt circa 10 minuten. De antwoorden worden strikt vertrouwelijk behandeld. Het is niet verplicht om op alle vragen te antwoorden, maar we hopen dat je alles wilt beantwoorden. Je helpt ons er enorm mee en het leidt tot een goede agenda voor de denktank Jeugdsprong. De uitkomsten zullen niet tot individuele personen te herleiden zijn.

Heb je vragen over de enquête, dan kun je contact opnemen met Maaike van der Aar van FNV, via: maaike.vanderaar@fnv.nl

Ga naar vragenlijst: https://nl.surveymonkey.com/r/EnqueteJeugdsprong


Meer info over Jeugdsprong: Jeugdzorg en Vereniging Nederlandse Gemeenten: financiële verlichting, maar onverminderde bewustzijnsvernauwing, Blogs Beroepseer, 21 december 2021: https://beroepseer.nl

Geen dagbesteding, maar werk! Wasstraat met succes gerund door mensen met ‘een afstand tot de arbeidsmarkt’. Welk bedrijf volgt?

Wat als een autowasstraat gerund wordt door mensen met ‘een afstand tot de arbeidsmarkt’? Lukt het hen om hun persoonlijke sores te overwinnen en intussen van de wasstraat een goed draaiend bedrijf te maken?
Martin Kniest, ondernemer en directeur van Matz Carwash in Deventer heeft meegewerkt aan een documentaire televisieserie voor omroep HUMAN – De Wasstraat – waarin hij en vijf werknemers centraal staan.
De serie portretteert op intieme wijze de strijd om ‘erbij te horen’, het niet begrepen worden en de verwarring om alledaagse dingen. We krijgen de veerkracht van mensen te zien die de ene na de andere hobbel moeten nemen om hun plek te vinden. Naast de persoonlijke portretten, die zich deels afspelen in de privé-omgeving van de hoofdpersonen, toont de wasstraat het leven op de werkvloer.

Mensen met een arbeidsbeperking komen lastig aan een baan, aldus het Sociaal en Cultureel Planbureau. De afgelopen jaren is de sociale werkvoorziening onder druk komen te staan en worden minder extra banen voor deze mensen gecreëerd dan de bedoeling is. Kniest bewijst dat een bedrijf waarvan ruim negentig procent van de werknemers een arbeidsbeperking heeft, levensvatbaar kan zijn. Op de vraag wat zijn bedrijf zo succesvol maakt antwoordt hij dat hij zijn werknemers als mens behandelt, en niet als een nummer.

Kniest heeft een wonderbaarlijke loopbaan achter de rug als dansleraar, horecaman en DJ. Na een faillissement kwam hij in de schuldhulpverlening terecht en verbaasde zich over de traagheid en inefficiëntie van het systeem. Dit stoorde hem zo dat hij besloot een hbo-opleiding schuldhulpverlening te volgen. Vijf jaar geleden besloot hij de wasstraat over te nemen. Alles wat hij deed en meemaakte lijkt hier bij elkaar te komen. Hij is psycholoog, vriend, vader, baas en succesvol ondernemer ineen.

Oproep

Sinds januari 2021 voert Kniest campagne. Hij zou graag zien dat andere bedrijven zijn voorbeeld volgen: Op LinkedIn doet hij een oproep: ‘Werkgevers in Deventer, Zutphen of omgeving gezocht met het sociale hart op de juiste plaats in de organisatie’. Hij schrijft: “Wil jij na het zien van onze documentaire ‘De Wasstraat’ jouw bedrijf een sociaal hart geven? Meld je dan nu aan! Wij zoeken uiteenlopende bedrijven voor een pilot. Omdenken en kansen creëren voor zowel werknemers als werkgevers. Wij zorgen voor alle informatievoorziening, begeleiding en vraagstukken. Meld je aan voor de online bijeenkomst”.
Kniest is momenteel bezig met het opzetten van een werkcarrousel onder de toepasselijke naam Matz Socials. “Hoe mooi zou het zijn als je op een gegeven moment gewoon tien partijen hebt om mee samen te werken waar je deze mensen kunt plaatsen en begeleiden. Dat is mijn ideaalplaatje”.
Intussen heeft ook de gemeente oren naar zijn plannen: “Momenteel ben ik in gesprek met de wethouder van Deventer en van Zutphen. Ook met de directeur van de sociale werkplaats. Zij willen graag plaatsnemen binnen het nieuwe bedrijf”.

Lees meer over Kniest’s drijfveren en denkbeelden in Interview met Martin Kniest: Persoonlijke aandacht, dat is de crux, door Leonie Linotte, Human, 8 januari 2021: www.human.nl/de-wasstraat/lees/interview-met-martin-kniest.html

Op Facebook – De washelden – vertelt een dankbare Kniest over de vele reacties die hij heeft ontvangen naar aanleiding van de serie: https://nl-nl.facebook.com/dewashelden/videos/1189866508075141/

Emanciperen voor de samenleving

Producent van de serie is Beau van Erven Dorens: “Mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt is een breed begrip. We hebben het hier over ex-gevangenen, mensen met een autistische stoornis, asielzoekers, noem maar op. Het is van alles wat, maar als die mensen in de wasstraat komen zijn ze totaal gelukkig. Ze mogen gewoon werken. Ze worden voor volwaardig aangezien. Ze hebben daar hun vrienden en de problemen uit het dagelijkse leven lijken dan even vergeten. Het belangrijkste van zo’n programma is dat je niet alleen de individuen in het zonnetje zet en probeert te helpen. Je probeert ook die hele wereld te emanciperen voor de samenleving. Of het nou over daklozen of veteranen met PTSS gaat. Mensen herkennen zich in zulke verhalen”.

De serie van vijf afleveringen is dagelijks uitgezonden van 4 t/m 8 januari 2021 op NPO2. Terugkijken kan op de site van NPO2 DOC: www.2doc.nl/documentaires/series/2doc/2021/de-wasstraat.html#4ef4446d-c9d4-4e6d-808f-2e8378627b95

De Wasstraat – Ontmoet alle hoofdpersonen, Human, 16 december 2020: www.human.nl/de-wasstraat/hoofdpersonen.html

 “Er is ook werk voor mensen aan de zijkant van de arbeidsmarkt,
maar ze moeten de kans krijgen zichzelf te laten zien” (Martin Kniest)

Gesprek met wijkagenten en plaatsvervangend korpschef Liesbeth Huyzer. ‘Laat zien dat de wijkagent belangrijk is’

Wijkagenten zijn de ogen, de oren en de voelsprieten van de samenleving. Ze zijn opsporingsambtenaar, maar in de praktijk ook vaak hulpverlener. De vooruitgeschoven post die de problemen op straat herkent voordat ze onoplosbaar zijn geworden. Maar dan moet de wijkagent wel het grootste deel van de tijd op straat zijn. En daar zit het probleem. Want hij wordt steeds ingezet voor andere politietaken. En daarmee raakt de politie ongemerkt de onzichtbare voelsprieten op straat kwijt.

In de tweede aflevering van seizoen 2021 in de serie De publieke tribune van Omroep HUMAN zijn te gast zes wijkagenten, een oud-wijkagent, een teamchef en een politieonderzoeker. Zij gaan in gesprek met Liesbeth Huyzer, plaatsvervangend korpschef van de landelijke politie. Gespreksleider is Coen Verbraak. Ook Danielle Braun is aanwezig. Zij is corporate antropoloog en politie-expert. Haar antropologische veldwerk doet ze anderhalf jaar lang achterin de politieauto. Daar leert ze het klappen van de zweep van zowel het onderzoekswerk als de straat kennen.

Problemen herkennen voordat ze onoplosbaar zijn

De vraag is of de wijkagent nog langer de oren en de ogen van de wijk kan zijn? Nederland heeft met de wijkagent hét unieke wapen tegen radicalisering. Ze zijn de ogen en de oren van de buurt en herkennen problemen voordat ze onoplosbaar zijn geworden. Maar de wijkagent wordt steeds vaker ingezet voor andere politietaken, dus raakt de politie die onmisbare voelsprieten kwijt.

Wijkagent Loubna Laabid: “Ik ben als echte werktijger liever de problemen voor, maar vertrouwen opbouwen duurt lang. Als de meldingen uit de buurt blijven liggen dan ben ik zo het vertrouwen van mijn wijk kwijt”.

Wijkagent Edward Nikamp: “Alle wijkbureaus zijn weggesaneerd. Waar de lijntjes vroeger met een bureau in de wijk veel korter waren, gaat tegenwoordig alles via andere bureaus en is de afstand letterlijk en figuurlijk te groot. Criminele netwerken kunnen zich dan makkelijk verder ontwikkelen”.

Wijkagent Koen Simmers vraagt zich af of meer blauw op straat realistisch is: “We kunnen ons beter afvragen hoe we ervoor gaan zorgen dat de wijkagent online beter zichtbaar is en in staat is online criminaliteit te signaleren”.

Jan Schoenmaker, oud-wijkagent, werkte twintig jaar lang als wijkagent in de Utrechtse tippelzone en ging in 2011 met pensioen: “Als wijkagent hoor je vrijgeroosterd te zijn voor jouw wijk. Die vrijheid nam ik ook echt zelf. Ik wilde dingen op mijn eigen manier doen en was rebels. Als een prostitué uit mijn wijk belde omdat ze in de problemen zat, dan ging ik wel eens langs. Soms was het niet mijn taak, maar dan hielp ik wel. Aan die vrijheid moet je als politieorganisatie niet tornen. Maar als wijkagent moet je ook opkomen voor jezelf en je niet altijd laten leiden door wat de leiding wil”.

Hieronder terugkijken video van uitzending Voordat het écht onveilig wordt van zondag 17 januari 2021 op NPO2:

 

De waarde van data. Hoe bepalen we die?

Data – gegevens – worden steeds belangrijker in de samenleving en in de economie. Met data wordt ook veel geld verdiend, maar de waarde van data was tot nu toe niet terug te vinden in de statistieken. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deed in het afgelopen jaar onderzoek naar de vraag hoe die lacune opgevuld kan worden.
Het onderzoek naar de waarde van data past binnen het CBS-project Adequaat meten van de economie (AME)*) en de wens om immateriële activa beter in beeld te brengen.

Beproefde methode

“We hebben geprobeerd zo breed mogelijk naar de waarde van data te kijken”, zegt onderzoeker Hugo de Bondt van het CBS: “Daarbij is veel aandacht voor definities en kwalificaties. Wat zijn precies data? En hoe kun je daar een prijskaartje aan hangen?” Het is een lastig onderwerp, benadrukt hij. “We hebben bijvoorbeeld bekeken hoe bedrijven de waarde van data verwerken in hun jaarrekening en balans. Maar we zien de waarde van data daar nauwelijks terug. Daarom hebben we een omweg bedacht, geïnspireerd op de aanpak van het statistiekbureau van Canada”.

Het CBS schat de waarde van data die bedrijven beheren op basis van de kosten die gemoeid zijn met het verkrijgen van die data. “Dat is een beproefde methode”, zegt De Bondt. “We brengen daartoe verschillende beroepen in kaart en stellen vast hoeveel werktijd mensen in deze beroepen besteden aan data. Vervolgens tellen we loonkosten, opslagkosten en een winstpercentage bij elkaar op om tot een waarde te komen”.

Belang voor Nederlandse economie

In 2017 signaleerde het Britse weekblad The Economist dat ’s werelds meest waardevolle grondstof niet langer olie is, maar data. Deze vaststelling kwam niet uit de lucht vallen, maar vloeit voort uit de sterke groei van tech-bedrijven die steeds meer met data(-analytics) grote winsten weten te behalen. Door de toenemende digitalisering van allerlei processen in de samenleving ontstaan er bewust en onbewust enorme hoeveelheden gedigitaliseerde gegevens (‘big data’). Bedrijven zijn in toenemende mate bezig te bezien in hoeverre uit deze data, patronen en inzichten kunnen worden gedistilleerd die kunnen bijdragen aan efficiëntere bedrijfsprocessen dan wel het ontwikkelen van nieuwe businessmodellen en daarmee een vergroting van de omzet. Met andere woorden: deze data zijn in toenemende mate geld waard voor deze bedrijven.

Het in januari 2021 gepubliceerde pilot-onderzoek De waarde van data 2001-2017  heeft als doel een eerste schatting te maken van de waarde van data voor Nederland, op basis van bestaande bronnen – waaronder de enquête beroepsbevolking (EBB) en de polisadministratie – en voorbeelden uit andere landen.

Waarde van data neemt toe

Het onderzoek laat zien dat de waarde van data in Nederland gemeten in jaarlijkse uitgaven tussen de 15,6 en 20 miljard euro bedraagt in 2017 en elk jaar toeneemt. Vooral de categorie data-science groeit sterk. Het beheer van opslag van data vindt juist weinig plaats in Nederland, aldus De Bondt. “Dat wordt vaak uitbesteed, bijvoorbeeld naar organisaties in Azië”. De overheid, waaronder het CBS zelf, en het onderwijs zijn bij het onderzoek naar de waarde van data buiten beschouwing gelaten. “We hebben deze sectoren niet meegenomen omdat zij geen ‘eigenaar’ zijn van de data. Maar eigendom is altijd een lastig onderwerp bij data, met name als het om persoonsgegevens gaat”.

Datavraagstukken hoog op de agenda

Het onderzoek naar de waarde van data is gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. De waarde van data is moeilijk vast te stellen, benadrukt ook Rogier de Boer van het ministerie: “Weten wat data waard zijn is van belang om te onderbouwen waarom er bepaalde regels nodig zijn en waarom de overheid bepaalde initiatieven ondersteunt”.
Datavraagstukken staan steeds hoger op de politieke agenda, zowel in Nederland als binnen de EU, waarbij zowel aandacht is voor de risico’s als de kansen van het toenemend datagebruik.

Noot
*) CBS-programma ‘Adequaat meten van de economie’? Het meten van de economie vraagt door allerlei ontwikkelingen zoals globalisering, verdienstelijking en digitalisering extra aandacht. Dat is de reden waarom het CBS in 2018 het programma ‘Adequaat meten van de economie’ (AME) is gestart. Samen met een groot aantal partners – zoals ministeries, universiteiten en andere kennisinstituten – deelt het CBS op dit gebied expertise en boort het nieuwe databronnen aan om zodoende de economische indicatoren in de toekomst nog beter meetbaar te maken. De verschillende onderzoeken die het CBS inmiddels in dit kader heeft gepubliceerd zijn op de website terug te vinden. https://www.cbs.nl/nl-nl/economie/macro-economie/adequaat-meten-economie

Publicatie De waarde van data 2001-2017, door Hugo de Bondt, Andries Kuipers, Nino Mushkudiani, Cyrille Pluijmen, CBS, 12 januari 2021: www.cbs.nl/nl-nl/longread/aanvullende-statistische-diensten/2020/de-waarde-van-data-2001-2017

CBS onderzoekt de waarde van data, door Masja de Ree, CBS, 12 januari 2021: www.cbs.nl/nl-nl/corporate/2021/02/cbs-onderzoekt-de-waarde-van-data

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Hoe komt de WMo met beoogde zelfregie en samenwerking wél van de grond? René Bot geeft advies voor verbetering in de uitvoering

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) kwam in november 2020 met een evaluatie van vijf jaar decentraal beleid: Sociaal domein op koers? Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid.
René Bot heeft deze evaluatie vergeleken met een eerdere, uit 2017. Bot is procesanalist bij het Expertisecentrum Processen voor de Bestuurs- en Concernondersteuning van de gemeente Rotterdam. In maart 2020 is hij gepromoveerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het onderwerp interorganisationele samenwerking van de zorg aan ouderen in de context van strategische vernieuwing.

Dezelfde conclusie als 2017

Bot schrijft in het vakblad voor economen ESB dat de nieuwe evaluatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) door het SCP dezelfde conclusie bevat als de evaluatie uit 2017: de ondersteuning van de doelgroep van de Wmo-mensen met een chronische lichamelijke of psychische beperking – is nog niet op orde. ‘Zo nam een op de vier Wmo-melders geen deel aan de samenleving en een op de vijf voelde zich zeer eenzaam (SCP, 2017)’. De evaluatie uit 2020 is in hoofdlijnen vergelijkbaar en stelt dat de beleidsdoelstelling ‘meedoen op gelijke voet’ niet wordt gehaald.
Opvallend in beide evaluaties van het SCP is volgens Bot de terugkerende problematiek rond de zelfregie van de zorgvrager evenals de samenwerking tussen zorgverlenende organisaties.

Zorgelijke conclusies

Bot:

Deze conclusies zijn zorgelijk. Het doel van de Wmo – in 2007 ingevoerd als een verdere stap in de overheveling van taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) – was juist om meer te bereiken dan enkel de broodnodige zorg. Door een strategische vernieuwing zou de Wmo ook de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de doelgroep vergroten, via meer zelfregie van de zorgvrager. Ook werd er een appèl gedaan op zorgaanbieders om samen te werken. Het beoogde resultaat: een integrale werkwijze van de professionals en meer maatwerk voor de zorgvrager.

Relevant hierbij is dat deze strategische vernieuwing niet een zaak is geweest van één eigenzinnig kabinet. Uit eigen onderzoek (Bot, 2020) blijkt dat het streven naar zelfregie en interorganisationele samenwerking (IOS) zich over een periode van circa veertig jaar heeft ontwikkeld, al sinds de invoering van de AWBZ in 1968, maar pas met de Wmo écht in gang werd gezet. Het probleem ligt niet zozeer in het nastreven van deze twee gezonde doelstellingen, maar de uitvoering ervan in de praktijk. De oplossing ligt dan ook niet in het loslaten van deze twee doelstellingen en het terugdraaien van de vernieuwing die de Wmo bracht, maar in het verbeteren van de uitvoering.

Bot geeft vervolgens een aantal aanbevelingen ter verbetering:

  • Zorgvragers beter monitoren. Het is inmiddels wel duidelijk dat de lovenswaardige doelstelling van zelfregie een schaduwzijde heeft: kwetsbare mensen kunnen er in de praktijk niet altijd mee uit de voeten.
  • Interorganisationele samenwerking. De samenwerking met de klanten – de zorgvragers – zou meer aandacht kunnen krijgen door introductie van vormen van co-creation. Cliënten meer betrekken bij de inrichting van het zorgarrangement.
  • Verhoging budget. Er is minder geld voor de taken die nu onder de Wmo vallen dan voorheen het geval was. Er dient een meerjarige afspraak te komen wat betreft verhoging van het budget.

De Wmo: goede intenties, nu de uitvoering nog, door René Bot, ESB, 6 januari 2021: https://esb.nu/blog/20061637/de-wmo-goede-intenties-nu-de-uitvoering-nog

Evaluatierapport Sociaal domein op koers?Verwachtingen en resultaten van vijf jaar decentraal beleid, door Mariska Kromhout, Patricia van Echtelt, Peteke Feijten, SCP, november 2020: www.scp.nl/publicaties/publicaties/2020/11/16/sociaal-domein-op-koers

Zorg en ondersteuning thuis – WMo: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/zorg-en-ondersteuning-thuis/wmo-2015

Verklaring invoering functiedifferentiatie voor verpleegkundigen ondertekend

In december 2020 is in de zorgbranches overeenstemming bereikt over de afspraken rond de invoering van functiedifferentiatie. Deze verklaring zorgt ervoor dat verpleegkundigen en andere professionals voortaan (beter) betrokken moeten worden bij de creatie van verschillende functies binnen hetzelfde beroep. Daarbij zijn competenties en ervaring leidend, en niet alleen het diploma.

De verklaring is opgesteld door vakbonden FNV Zorg & Welzijn, NU’91 en CNV zorg en welzijn; branchevereniging van zorgorganisaties ActiZ; Nederlandse GGZ; Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU); Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ); Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN) en beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN).

In de zomer van 2019 bereikte de discussie over functiedifferentiatie en het werken op verschillende niveaus in de verpleging een hoogtepunt. Plannen voor invoering van de Wet BIG II en in het kader daarvan de overgangsregeling voor de zittende groep verpleegkundigen stuitten op massaal verzet. Bij beroepsvereniging V&VN die zich achter het voorstel had geschaard, brak er een bestuurscrisis uit. Het wetsvoorstel voorzag in groter onderscheid tussen verschillende verpleegkundige beroepsgroepen, wat betekende dat veel – ervaren – verpleegkundigen zich zouden moeten laten omscholen.

Daarop besloot toenmalig minister Bruins voor Medische Zorg & Sport het wetsontwerp niet in te dienen in oktober 2019. In plaats daarvan vroeg hij aan Alexander Rinnooy Kan te bemiddelen. Rinnooy Kan adviseerde: laat partijen samen tot een breed gedragen oplossing komen. Resultaat hiervan is de verklaring waarover nu overeenstemming is bereikt.

FNV Zorg & Welzijn licht toe de overeenstemming belangrijk te vinden: “… omdat we in de praktijk zien dat zorginstellingen soms nog functiedifferentiatie doorvoeren volgens de systematiek van BIG II. Ervaren verpleegkundigen komen dan bijvoorbeeld niet in aanmerking voor bepaalde functies of ontwikkelmogelijkheden, omdat zij geen hbo-diploma hebben. En dat terwijl veel van deze verpleegkundigen met hun vooropleiding en ervaring wel degelijk op hbo-niveau werken. Met de afspraken in de verklaring kunnen vakbonden zorginstellingen hier voortaan op aanspreken”.

Uitgangspunten

Voortaan gelden bij functiedifferentiatie de volgende uitgangspunten:

  • Transparant en in overleg: werkgevers/zorginstellingen die aan de slag gaan met functiedifferentiatie doen dit op een transparante manier en betrekken medewerkers daarbij.
  • Draagvlak: bij functiedifferentiatie moeten verpleegkundigen adequaat betrokken zijn en voldoende directe zeggenschap hebben op team- of afdelingsniveau en indirect op organisatieniveau via VAR, OR, Stafconvent, etc.
  • Breder kijken dan diploma: iedere verpleegkundige, ongeacht het diploma, heeft recht op loopbaan- en ontwikkelingskansen. Bij de toegang tot functies van verschillend werk- en denkniveau wordt gekeken naar competenties, bekwaamheden, ervaring, talenten, wensen, ambities, motivatie, en niet alleen naar de diploma’s van betrokken verpleegkundigen.

Met deze verklaring zijn drie punten van het vijfpuntenplan dat volgde op het stopzetten van Wet BIG II gerealiseerd. De resterende punten betreffen de ontwikkeling van een nieuw beroepsprofiel en een betere aansluiting tussen de verschillende opleidingen w.o. erkenning van de in-serviceopleiding als hbo-opleiding.

Er is met deze verklaring dus nog geen eind aan de discussie gekomen over functiedifferentiatie en regieverpleegkundige.
V&VN heeft in elk geval het standpunt dat functiedifferentiatie voor verpleegkundigen gebaseerd behoort te zijn op opleiding, competenties en werkervaring. De initiële opleiding is dus niet bepalend voor het in aanmerking komen voor de functie van regieverpleegkundige.

Actiecomité van verpleegkundigen Wet BIG II heeft de verklaring niet ondertekend. Het comité is opgericht in de zomer van 2019 als verzet tegen de invoering van de overgangsregeling. In augustus 2019 publiceerden zij het Verpleegkundig Manifest: https://wetbig2.nl/verpleegkundig-manifest/

Downloaden Verklaring: www.fnv.nl/getmedia/5628412b-5366-4cb2-b261-b6cb173d35c5/Verklaring-functiedifferentiatie.pdf

Afspraken over functiedifferentiatie in de zorgbranches, FNV, 6 januari 2021: www.fnv.nl

Zorgveld zet met gezamenlijke verklaring punt achter BIG-tumult, door Philip van de Poel, Skipr. 8 januari 2021: www.skipr.nl/nieuws/zorgveld-zet-met-gezamenlijke-verklaring-punt-achter-big-tumult/

Actiecomité Wet BIG II: https://wetbig2.nl/

Geef actiegroep Wet BIG II een plek aan tafel, door Thijs Jansen, Blogs Beroepseer, 19 augustus 2021: https://beroepseer.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Megan Rexazin