Skip to main content

Redactie Beroepseer

Nomineren Verkiezing Jonge Ambtenaar van het Jaar 2021 van start

De Verkiezing Jonge ambtenaar van het jaar 2021 gaat van start. Bent u zelf of kent u een actieve jonge ambtenaar die in aanmerking komt voor deze titel? Nomineren kan vanaf 17 augustus tot 20 september 2020.

De Verkiezing Jonge ambtenaar van het jaar wordt elk jaar georganiseerd door FUTUR, het landelijk netwerk van en voor jonge ambtenaren die werkzaam zijn bij de overheid. Dit doet FUTUR om de kwaliteit en toegevoegde waarde van jonge ambtenaren in de overheid onder de aandacht te brengen, andere collega’s te inspireren hun rol te nemen in de veranderende overheid èn om het imago van het werken bij de overheid te verbeteren.

Thema: Trots

Voor de verkiezing van 2021 is FUTUR op zoek naar een trotse jonge ambtenaar. Het gaat om de jonge ambtenaar die maatschappelijke impact heeft en er trots op is ambtenaar te zijn.

Het vakmanschap van de ambtenaar is vaak nog onderbelicht, terwijl er zoveel jonge ambtenaren én organisaties zijn waar we trots op mogen zijn. Daarnaast is bewezen dat trots zijn een positief effect heeft op het functioneren van ambtenaren en dat dit bijdraagt aan de dienstverlening aan burgers. Helaas blijkt dat drie op de tien Nederlandse ambtenaren niet trots zijn op hun eigen werk.
Dat is jammer. Immers, een trotse ambtenaar is een gelukkige ambtenaar, en een gelukkige ambtenaar presteert beter en dat komt iedereen ten goede. Een fijne werkomgeving is daarbij essentieel.

De trotse Jonge Ambtenaar van 2021:

  • Is trots op zijn of haar werk en organisatie en straalt dit uit
  • Maakt (maatschappelijke) impact
  • Ziet zelfreflectie als hét instrument voor zijn/haar persoonlijke ontwikkeling
  • Werkt samen met collega’s, burgers en andere belanghebbenden
  • Is niet ouder dan 35
  • Werkt in de publieke sector

De winnaar staat als ambassadeur voor jonge ambtenaren volop in de belangstelling, net als de organisatie waar de jonge ambtenaar werkt. De Jonge ambtenaar van het jaar is een geliefd spreker op congressen en evenementen en treedt daarnaast ook toe tot de jury van Overheidsorganisatie van het jaar.

Verkiezing FUTURPROOF-organisatie 2021

Naast het organiseren van de verkiezing Jonge ambtenaar van het jaar reikt FUTUR de FUTURPROOF-award uit aan de overheidsorganisatie die toekomstgericht is en voorop loopt met verjongen. Omdat een trotse organisatie hieraan bijdraagt, gaat FUTUR voor de FUTURPROOF-award 2021 op zoek naar een trotse organisatie die het trots zijn toejuicht en aanjaagt onder de eigen medewerkers én daarbuiten. Bij trots valt in de eerste plaats te denken aan werkgeluk, een belangrijke pijler die het werk van een ambtenaar naar een hoger niveau tilt.

Zet een organisatie in op creëren van een trots collectief gevoel? Durft een organisatie hiervoor tot spannende of interessante oplossingen te komen? Draagt deze organisatie een steentje bij aan het positief in het licht zetten van het ambtenarenvak? Dan is deze organisatie mogelijk FUTURPROOF!

De FUTURPROOF-overheidsorganisatie 2021:

  • Streeft naar verjonging en werkgeluk in de organisatie
  • Is trots op zichzelf, het ambtenaarsschap en haar werknemers en laat dit ook duidelijk zien
  • Maakt maatschappelijke impact
  • Zet in op samenwerking, ook met andere organisaties, want: samen kom je verder

Nomineren / aanmelden

Tot 20 september 2020 is het mogelijk een jonge ambtenaar te nomineren voor de verkiezing Jonge ambtenaar van het jaar 2021. Dat geldt ook voor nomineren van de FUTURPROOF-overheidsorganisatie.
Nomineren kan vanaf 17 augustus 2020. Ga naar de site van FUTUR: https://futur.nl

De winnaars van beide verkiezingen worden bekend gemaakt op het verkiezingsfeest op donderdag 21 januari 2021.

FUTUR/Jonge ambtenaar van het jaar: https://futur.nl/javhj

FUTUR is in 1997 opgericht als jongerenorganisatie van de Vereniging voor Overheidsmanagement (VOM). Sinds juli 2003 is FUTUR een onafhankelijke, zelfstandige stichting.

Het bestuur van FUTUR bestaat uit zes vrijwilligers die bij verschillende overheidsorganisaties werken. Door het werken voor de overheid jong, fris en eigentijds te maken haalt FUTUR veel werk uit handen van verschillende overheidsdiensten. FUTURisten zijn bevlogen, betrokken, ambitieus en meer dan gemiddeld geïnteresseerd in ontwikkelingen binnen de maatschappij, de politiek en vooral de overheid. Bestuursleden ontvangen geen vergoeding en doen de activiteiten puur uit enthousiasme en passie voor de missie en de toekomst van de publieke sector.
Meer info op: https://www.futur.nl/over-ons

Aanbevolen literatuur: Beroeptrots – een ongekende kracht: https://beroepseer.nl/beroepstrots/


U P D A T E

Op 21 januari 2021 is Kaj van Brummelen, teammanager Kwijtschelding van de Dienst Belastingen bij Gemeente Amsterdam, verkozen tot Jonge Ambtenaar van het Jaar 2021.
Meer info op FUTUR: www.abp.nl/over-abp/actueel/nieuws/jonge-ambtenaar-van-het-jaar-2021.aspx

Non-conformisme leidt tot zelfeffectiviteit en welzijn, en minder burn-out bij onderwijzers

Nyenrode Business Universiteit Utrecht heeft onderzoek verricht onder 401 Nederlandse basisschooldocenten naar hun welzijn in relatie tot de werkomgeving. Het blijkt dat docenten in het primair onderwijs die non-conformistisch handelen, en autonomie over hun eigen lessen opeisen minder vaak te maken krijgen met een burn-out*).
De afgelopen jaren is de werkdruk toegenomen in het basisonderwijs, of in ieder geval is het gevoel onder hoge druk te staan op het werk sterk toegenomen. Dit negatieve gevoel heeft in de onderwijssector geleid tot meer burn-out en bijgevolg tot ziekteverzuim, hoge kosten, dalende productiviteit, vermindering van kwaliteit en docenten die het onderwijs verlaten. Nederland kampt met een tekort aan leraren en dat komt door de bepaald niet gunstige reputatie van de lerarenbaan.

Hoe meer autonomie, des te kleiner de kans op burn-out

Frank van Heest heeft aandacht besteedt aan het onderzoek in Science Guide. Hij schrijft:

“Aan de hand van meerdere vragenlijsten kwamen de onderzoekers tot een interessante vondst. Hoe meer autonomie docenten opeisen en hoe meer vrijheid ze nemen in het onderwijsproces, des te kleiner de kans op een burn-out lijkt te zijn. Wanneer docenten zich niet veel hoeven te conformeren, kunnen ze hun eigen normen en methoden in de lessen hanteren. Wanneer docenten zich in hoge mate moet conformeren, zal die persoon een lage zelfeffectiviteit ervaren. Docenten die het gevoel hebben hun doelen in het algemeen goed te kunnen bereiken, ofwel een hoge mate van zelfeffectiviteit ervaren, blijken beter in staat om zich non-conformistisch op te stellen in de klas en in de school. (…)

Autonomie en controle zijn volgens de universele psychologie belangrijke elementen en behoeften die belangrijk zijn voor het algehele welzijn. Op die manier ontstaat het gevoel dat men de eigen situatie kan beheersen en beïnvloeden en daarmee is de kans op een burn-out kleiner.

Samengevat

Burn-out en emotionele uitputting vormen een ernstige bedreiging voor de onderwijssector. De rol van docenten bij het succes van leerlingen, het onderwijssysteem en de samenleving als geheel is van cruciaal belang. De resultaten van deze studie hebben aangetoond dat zelfeffectiviteit (het vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid) emoties beïnvloedt en burn-out van leraren vermindert, en dat non-conformisme op zijn beurt de zelfeffectiviteit positief beïnvloedt. Bijgevolg kan non-conformisme  worden beschouwd als een voorspeller van gevoelens van groter welzijn en minder burn-out in de onderwijssector.

Non-conformism as precursor for self-efficacy and well-being among schoolteachers in the Netherlands, door Bas Kodden, Ramon van Ingen en Stijn Langeweg, Nature, 4 augustus 2020: www.nature.com/articles/s41599-020-00551-6

Non-conformistische docent kampt minder vaak met burn-out, door Frans van Heest, Science Guide, 12 augustus 2020:www.scienceguide.nl

Noot
*) Definitie van burn-out: een langdurige reactie op chronische emotionele en persoonlijke stressfactoren op het werk die leidt tot uitputting, cynisme en gebrek aan betrokkenheid,

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Grote uittocht van jonge journalisten uit Franse journalistiek

Gehaat, onzeker, versleten … Er zijn veel redenen waarom journalisten in Frankrijk erover denken hun beroep eraan te geven. In de Franse media verschenen de afgelopen jaren regelmatig berichten over journalisten die zich verzetten tegen haastwerk, de SEO-race en een algemeen gebrek aan arbeidsvoorwaarden.
Loris Guémart laat op Ârret sur image vijftien journalisten – al of niet anoniem – aan het woord die hun ‘door rampen getroffen beroep’ hebben opgegeven en daarover hebben geschreven. Ârret sur image is een onafhankelijke Franse website voor mediakritiek, gerund door professionele journalisten.

Al twee decennia lang heerst er crisis in de journalistiek. “Het vinden van een vaste baan kost steeds meer tijd“, aldus dagblad Le Monde op 2 juli 2020. In 2019 had weekblad Les Inrocks het over jonge “onderbetaalde, onzekere, bekritiseerde” journalisten die het moeilijk hadden met aan hen gerichte verwijten tijdens hun reportages over de Gele hesjes. Weekblad Marianne publiceerde in 2019 over een rapport van de firma Technologia, opgesteld in samenwerking met journalistenvakbond SNJ, over de malaise bij journalisten: 37% van van hen zou van baan willen veranderen.

In januari 2019 schreef Audrey Kucinskas in opinieweekblad L’Express een artikel over de ‘journalistenblues’, de neergang van de geschreven pers. Inmiddels heeft ze zelf de lier aan de wilgen gehangen. Een van de geïnterviewden concludeerde: “In deze tijd zou de pers een Jack London niet meer weten te vinden. Hij zou nu podcasts maken voor Spotify of documentaires voor Netflix”.

‘Informatie-arbeiders’

De journalisten, dertigers, hadden alles in zich om te slagen in hun beroep. Ze waren efficiënt en wilskrachtig, ze hadden op de beste scholen gezeten of een of andere competitie gewonnen. Ze waren lid van diverse redacties geweest, maar kozen er toch voor een andere weg in te slaan. Ze koesterden geen haatgevoelens, maar waren wel ontgoocheld. Al waren ze niet per se idealistisch, ze wilden zich graag inzetten voor de democratie.
Ze zijn van mening dat ze vooral hebben gefungeerd als ‘informatie-arbeiders’ en behandeld op een manier die ver afligt van de mooie woorden van de directeur van het mediabedrijf of de hoofdredacteur.

Volgens hen kan alleen een revolutie hun beroep uit de crisis halen, en die crisis is wat hun betreft zowel systemisch als economisch.

Jonge journalisten over hun werk

Sensatie en muisgeklik; geen journalistiek

De situatie op webredacties: “Doel was niet om dingen voor mensen te beschrijven, maar voor Google Actu of Apple News. Redactionele kwaliteit was volkomen ondergeschikt. Het is naamloos verdriet: je zit daar als een machine die berichten van persbureau Agence France Presse inslikt en weer uitspuugt, opgemaakt voor de site, met interne hyperlinks”, aldus een teleurgestelde 28-jarige jongeman in een Parijs weekblad. “Toen ik daar begon, kreeg ik te horen dat ik wat langere teksten kon schrijven maar het bleef marginaal, ook al aarzelden ze niet om te vragen om langere artikelen die in een ochtend klaar moesten zijn. Maar dat was niet haalbaar”. De jongeman werkt nu op de communicatieafdeling van een groot bedrijf.

Webjournalisten hebben een meerderwaardigheids- en een minderwaardigheidscomplex

“Ze hadden een journalist ingehuurd die zich toelegde op SEO (zoekmachine-optimalisatie) om hoog te schoren in Google. Artikelen kregen een nieuwe titel als dat nodig bleek. Het ging voor alles om zichtbaarheid. Er gold maar één regel voor de redactie. Aldus romanschrijfster Mathilde Tournier die zich herinnerde hoe het toeging bij een nieuwszender midden jaren 2010.

Hoe ‘Google News’ online het nieuws beïnvloedt

Ook bij lokale media heeft haast dikwijls voorrang op de rest. Nathan Lohéac die eigenlijk naar Thailand was gegaan om les te geven in plaats van journalistiek te bedrijven, herinnert zich nog levendig hoe op een keer een superieur hem erop aansprak dat hij een nieuwsbericht van een persbureau had gekopieerd en geplakt zonder het te verifiëren of er iets aan toe te voegen. “Op andere redacties schreeuwen ze tegen je dat dat tijdverspilling is!”
Hij herinnert zich nog een geval uit de tijd waarin hij stage liep bij dagblad Le Parisien: “Een redactrice kopieerde voor mijn neus een nieuwsbericht en legde me uit wat er moest gebeuren. Het resultaat is dat als er een fout in staat men die overal terugvindt”.
Michael Ducousso herinnert zich een absurde ervaring met een ‘content farm’ die discreet websites van enkele grote mediaconcerns voorzag van inhoud. “Op een dag gebeurde er iets vlakbij het redactiekantoor. We zijn niet eens naar buiten gelopen maar hebben gewacht op nieuws daarover van persbureau AFP”.

Houd het kort en simpel; blijf aan de oppervlakte

Bij het betreden van de afdeling sport bij Radio Monte Carlo (RMC) en de 24 uurs-nieuwszender BFMTV in 2012 – na haar opleiding aan de beroemde School voor Journalistiek in Lille – had Camille Gelpi niet gedacht dat ze zes jaar lang verslag zou uitbrengen van grote, internationale sportevenementen. ”‘Hard news’ maken laat weinig ruimte over voor analyse en afstand nemen. Dat was behoorlijk frustrerend. We deden aan infotainment, vooral bij sport dat op zichzelf al een spektakel is. Sommige redacteuren zeiden dat we meer moesten uitzoeken, maar eigenlijk kan het niemand wat schelen als je je ter plaatse verdiept in supporters van een voetbalvereniging. Men zegt dat dat geen onderwerp is, dat het te So Foot*) is en niet genoeg RMC.
Het is een systeem waarin zowel iedereen als niemand ongelijk heeft, en ondertussen verdiepen we ons nergens in”. Aldus het verhaal van een jonge vrouw die tegenwoordig als stoffeerster werkt in de omgeving van Parijs. Mentaal en fysiek was ze versleten, na in haar ogen jarenlang zinloze reportages maken.

Burn-out komt veel voor; onmenselijke redacties

Ondanks beledigingen, bleef een aantal geïnterviewden aanvankelijk hun werk naar beste vermogen doen. Corentin Durand kwam bij toeval in de journalistiek terecht, bij de nieuwssite Numerama. Hij had aanvankelijk geen ‘journalistiek ideaal’, dat was “iets dat kwam tijdens het werk”. In de maanden waarin hij daar werkte “wilde hij het beter doen dan artikelen kopiëren die op Engelstalige sites stonden”.
Hij gaat dus zelfstandig aan de gang: “Ik heb een tamelijk groot onderzoek buiten werktijd opgezet”. Nadat hij zijn eerste artikel had gepubliceerd, ondervond hij van zijn collega’s weinig aanmoediging om ermee door te gaan. Uiteindelijk heeft hij zijn informatie maar doorgegeven aan een collega van een groot dagblad. “Ik heb tegen mezelf gezegd dat ik dit werk niet mijn hele leven onder deze omstandigheden wilde doen”. Hij zit nu in het openbaar onderwijs.

De gevolgen zijn soms ernstiger voor de gezondheid van degenen die het meest investeren, en het meest teleurgesteld zijn. “Of je houd je strikt aan de opdracht, of je spant je extra in en maakt lange dagen. Ik dwong mezelf om de dingen altijd groots en diepgaand aan te pakken te pakken”, aldus Justin Daniel Freeman, een van de auteurs van L’affaire Joseph K.Chronique d’un fiasco judiciaire (2017). Geconfronteerd met grote persoonlijke moeilijkheden, tengevolge van zijn professionele betrokkenheid, verbrak hij zijn vaste contract bij het regionale dagblad L’Union en ging een opleiding tot slager te volgen. Hij geeft ‘zijn ego’ de schuld in plaats van zijn bazen.
Michael Ducousso merkt niettemin op over zijn eigen ervaringen bij de lokale pers: “Ik heb collega’s hun gezondheid zien verpesten. Ze hebben door hun werk een beroerte gehad of een gescheurd netvlies”. Zelf is hij vertrokken en metaalbewerker geworden.
Een ander voegt eraan toe: “Ze zeggen dat het een beroep met een passie is, maar dat is een belachelijke opmerking als je beseft dat men de werknemers, hun fysieke en mentale gezondheid niet weet te respecteren. Het is een truc om jonge journalisten ertoe te bewegen akkoord te gaan met onaanvaardbare arbeidsvoorwaarden”.

Journalisme : la grande désertion, door Loris Guémart, Arret sur image, 26 juli 2020: www.arretsurimages.net/articles/journalisme-la-grande-desertion

Noot
*)
So Foot is een succesvol Frans maandblad over voetbal, opgericht in 2003.

 

Afbeelding bovenaan is van Alexas

Maatschappelijke effecten van corona

Welke gevolgen zijn te verwachten van corona voor de houding en opvattingen van Nederlanders? Het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) zocht het uit in het kader van het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) dat als doel heeft een beeld te geven van de veranderingen en constanten in de persoonlijke, politieke en maatschappelijke opvattingen van burgers. Voor dit onderzoek wordt elk kwartaal een peiling gehouden onder leden van het panel van onderzoeksbureau SAMR. In het tweede kwartaal van 2020 wordt het COB gehouden onder leden van het LISS panel (COB-LISS) en onder leden van het SAMR panel (parallelmeting). Vanaf het derde kwartaal van 2020-3 zal het COB alleen gehouden worden onder het LISS panel. LISS staat voor Langlopende Internet Studies voor de Sociale wetenschappen. In het LISS panel zitten mensen uit alle lagen van de Nederlandse bevolking.

De coronacrisis zorgt vermoedelijk niet voor grote structurele verschuivingen in het denken over instituties, politieke onderwerpen of de samenleving. Ook blijken na een crisis de toegenomen voorkeuren voor herverdeling, meer solidariteit in inkomensondersteuning en het sociale vertrouwen over het algemeen niet blijvend te zijn veranderd. Als de crisis langer aanhoudt is het discrimineren en stigmatiseren van groepen die, in de ogen van mensen, iets met het virus te maken hebben een punt van zorg. Het is verstandig dit te monitoren en waar nodig actie op te ondernemen. Deze conclusies trekt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) in haar publicatie Verwachte gevolgen van corona voor de opvattingen en houdingen van Nederlanders.

De slotbeschouwing

Wie denkt dat de coronacrisis op korte termijn voor grote verschuivingen zal zorgen in het denken over instituties, politieke onderwerpen of de samenleving, komt waarschijnlijk bedrogen uit. Hoewel het vertrouwen in maatschappelijke en politieke instituties tijdens de coronacrisis toeneemt, blijkt uit de wetenschappelijke literatuur dat dit soort opvattingen na de crisis meestal weer op het oude niveau terugkeert. Ook herverdelingsvoorkeuren, solidariteitsgevoelens en politieke attitudes blijken na een crisis vaak niet blijvend te zijn veranderd.

Hoewel veranderingen in opvattingen en houdingen niet altijd beklijven als de crisis geweken is, is de invloed van de coronacrisis (en de gevolgen ervan) niet bij voorbaat kortstondig te noemen. Het coronavirus blijft voorlopig onder ons en kan weer tot nieuwe maatregelen leiden. Ook staat een economische crisis voor de deur, die mogelijk jaren gaat duren. Om deze reden kan de crisis toch gepaard gaan met langdurige veranderingen in opvattingen en houdingen van mensen, voordat deze weer geleidelijk terugveren.

We willen in deze slotbeschouwing nog stilstaan bij het politieke en maatschappelijke debat en hoe dat kan (blijven) zorgen voor schommelingen in de publiek opinie, en bij de mogelijkheden voor beleid om discriminatie en stigmatisering tijdens een pandemie tegen te gaan.

Politiek en maatschappelijk debat

De eerste fase van de coronacrisis was hoofdzakelijk een gezondheidscrisis, die nu draait naar een economische crisis. In deze nieuwe fase, waarin het land steeds meer opengaat, dienen zich nieuwe kwesties aan en is er meer ruimte voor politieke keuzes. Na de behoefte aan leiderschap (en mogelijke rally ‘round the flag-effecten) komen er inmiddels andere vragen op. Welke mensen en bedrijven hebben overheidssteun nodig, hoe gaan we de werkloosheid bestrijden en voorkomen we tegelijk dat er weer een gezondheidscrisis uitbreekt? Welke bedrijven en instellingen krijgen de ruimte om meer bezoekers toe te laten? En zal er meer geld gaan naar het zorgpersoneel, waar Nederland tijdens de crisis massaal voor klapte?
De vraag is of het politieke vertrouwen hoog blijft als er een aantal moeilijke keuzes gemaakt moeten worden. Ook vraagstukken rondom solidariteit en herverdeling kunnen bij schaarse middelen meer op de voorgrond komen: wie moet er zorg krijgen, wie heeft recht op financiële ondersteuning en hoe lang moet het noodpakket van kracht blijven? Een veelgebruikte theorie om te verklaren waarom mensen meer solidariteitsgevoelens hebben voor de ene sociale groep dan voor andere sociale groepen, is de deservingness theory (Van Oorschot et al.2007). Het idee is dat mensen vinden dat sommige groepen meer steun verdienen op basis van bepaalde kenmerken, zoals de mate waarin ze denken dat anderen steun nodig hebben, anderen al hebben bijgedragen aan de collectieve sociale zekerheid, anderen geen schuld aan de hulpvraag hebben en er ook niets aan kunnen doen om er zelf uit te komen, anderen verondersteld worden dankbaarheid te tonen voor de hulp en zich bescheiden opstellen en in hoeverre zij zich identificeren met personen die steun behoeven (Van Oorschot et al. 2007; Roosma 2019).
We verwachten dat deze punten, weliswaar niet in deze academische termen, steeds meer in het brandpunt van het maatschappelijk debat komen te staan en voor politieke frictie kunnen zorgen.

Zeker wat het vertrouwen in verschillende instituties betreft, is het voor de politiek en beleidsmakers belangrijk zich niet rijk te rekenen. Na de eerste fase van de crisis zullen vragen worden gesteld over de verantwoordelijkheid: waren de overheid, bedrijfsleven en bevolking voldoende voorbereid op een pandemie? Is er goed ingegrepen? Waar ontbrak het aan? Wat moet er gebeuren om dit in het vervolg te voorkomen of nog sneller en beter te reageren?

Het is niet te verwachten dat politiek vertrouwen bij een tweede golf van de corona-uitbraak weer tot recordhoogten stijgt. Recente demonstraties tegen de coronamaatregelen laten ook zien dat het vertrouwen bij een deel van de mensen juist een dieptepunt heeft bereikt.
Wil de overheid legitimiteit voor haar instituties en beleid blijven behouden – een basisvoorwaarde voor het voortbestaan en het functioneren van elke democratie – dan zal ook blijvend moeten worden gecommuniceerd over de keuzes die men maakt en welk algemeen belang hiermee wordt nagestreefd. Er moet verantwoording worden afgelegd over de redenen die men daarvoor heeft, de belangen die zijn afgewogen, de mogelijke alternatieven, de risico’s, wat wordt gedaan om deze te beperken, en over de behaalde resultaten. Juist ook tijdens een crisis, wanneer de eerste schok wegebt, ligt beleid onder een vergrootglas en bestaat behoefte aan inzicht in de redenen voor bepaalde besluiten. En omdat niet iedereen in deze crisis even kwetsbaar lijkt en de crisis ook op sociaal en economisch gebied steeds meer impact heeft, staat in toenemende mate ter discussie wat ‘het’ algemeen belang is, waardoor de afweging tussen algemene en individuele belangen mogelijk ook meer gaat wringen. Dit maakt de behoefte aan een open debat groter.

Aandacht voor discriminatie en stigmatisering

Als het gaat om de opvattingen van mensen ten aanzien van elkaar, zijn er tijdens de coronacrisis enkele punten van zorg. Discriminatie en stigmatisering kunnen tijdens epidemieën opspelen. Of dit plaatsvindt en wie daar slachtoffer van zijn, is sterk afhankelijk van het verloop van de coronacrisis en het debat erover. Volgens Van Bavel et al. (2020) zijn er manieren om toenemende discriminatie tijdens een epidemie of pandemie terug te dringen. Het is belangrijk om de naam van het virus in de communicatie niet te koppelen aan een land of de regio, zoals bij de Mexicaanse en Spaanse griep wel is gebeurd. Ook is de virusbestrijding iets wat gezamenlijk moet gebeuren; met medewerking en inclusie van verschillende groepen kunnen tegenstellingen overbrugd worden. Hierbij helpt het om te benadrukken dat iedereen in hetzelfde schuitje zit. Zoals we tussen maart en mei hebben gezien, worden grote groepen mensen getroffen. De ernst van de aandoeningen verschilt, maar iedereen behalve (zo lijkt het) jonge kinderen kan het virus krijgen. Door discriminatie en stigmatisering te monitoren en in gesprek te gaan met mensen uit kwetsbare groepen kunnen de negatieve gevolgen van deze uitsluiting worden geminimaliseerd. Na de SARS-epidemie hebben Person et al. (2004) nagedacht over een manier om stigmatisering tegen te gaan.
Daarvoor is het in eerste instantie nodig hier specifiek beleid op te voeren. Dit kan gaan om het monitoren van ervaren uitsluiting, maar ook om het onderzoeken van debatten in de maatschappij en in de media. In hoeverre worden daarin specifieke groepen mensen in verband gebracht met het virus? Mochten in het verdere verloop van de coronacrisis groepen worden uitgesloten, dan kan in de overheidscommunicatie geprobeerd worden mensen met deze vooroordelen van repliek te dienen. Ten slotte kan de overheid met vertegenwoordigende organisaties in gesprek gaan, zodat deze mensen zich gehoord en gesterkt voelen.

De onbekendheid met en de onvoorspelbaarheid van het verloop van de coronacrisis stellen Nederland voor een uitdaging. Het vraagt om een lastige balans: eensgezindheid, onderling begrip en solidariteit in de samenleving zijn belangrijk, maar politieke en maatschappelijke discussie die het beleid voldoende uitdaagt is dat ook. Het eerstgenoemde is belangrijk voor het opvolgen van de maatregelen vanuit een gezamenlijk doel, het indammen van het coronavirus en het beteugelen van de negatieve gevolgen. Het laatstgenoemde is belangrijk voor de democratie: kritiekloos en met blind vertrouwen achter het beleid van de overheid blijven staan is op termijn ook niet goed: het democratisch proces is gebaat bij debat en controle van de regering door het parlement en de burger.

Downloaden van Verwachte gevolgen van corona voor de opvattingen en houdingen van Nederlanders, d0or Emily Miltenburg en Joep Schaper, Sociaal Cultureel Planbureau, 17 juli 2020: www.scp.nl


Referenties

Oorschot, W. van, F. Roosma, B. Meuleman en T. Reeskens (2017). The social legitimacy of targeted welfare: Attitudes on welfare deservingness. Cheltenham: Edward Elgar.
Roosma, F. (2019). Wie verdient nog onze solidariteit? Veranderingen in solidariteitsgevoelens met ouderen, zieken en gehandicapten,
werklozen en immigranten in de 21ste eeuw. In: Mens en Maatschappij, jg. 94, nr. 4, p. 483-505.
Person, B., F. Sy, K. Holton, B. Govert en A. Liang (2004). Fear and stigma: the epidemic within the SARS outbreak. In: Emerging Infectious Diseases, jg. 10, nr. 2, p. 358.
Bavel, J. van, K. Baicker, P. Boggio, … R. Willer (2020). Using social and behavioural science to support COVID-19 pandemic response. In: Nature Human Behaviour, nr. 1-12.

 

AI en journalistiek

In 2018 hebben de London School of Economics (LSE) en het Google News Initiative een mediadenktank opgericht om de invloed van kunstmatige intelligentie – Artificial Intelligence (AI) – op de journalistiek in kaart te brengen: Journalism.AI
Hannes Cools, promovendus op het gebied van Nieuwe media en journalistiek aan de Katholieke Universiteit Leuven schrijft erover op de site van het Stimuleringsfonds voor de journalistiek.
Van nieuwsproductie tot factchecking, AI raakt aan allerlei facetten van de journalistiek. Toch zijn er nog veel hindernissen te nemen voordat AI-tools algemeen aanvaard zijn op een redactie. Zo is er een gebrek aan financiering voor media-innovatie en ontbreekt er bij media veel kennis over deze technologie. Veel mediabedrijven blijken nog geen idee te hebben van wat ze met AI moeten aanvangen.

Journalism.AI heeft in november 2019 een rapport uitgebracht, gebaseerd op een enquête onder 71 nieuwsorganisaties in 32 verschillende landen over AI en aanverwante technologieën. Een breed scala aan journalisten die met AI werken hebben vragen, beantwoord over hun kennis van AI, de manier waarop het wordt toegepast op hun redactie en over hun visie op ruimere mogelijkheden en de risico’s voor nieuwsbedrijven.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat kunstmatige intelligentie al een belangrijk onderdeel is van de journalistiek, maar ongelijk is verdeeld. AI geeft journalisten meer macht, maar daarmee gaan ook redactionele en ethische verantwoordelijkheden.
gepaard.

Verstrekkend en diepgaande invloed

De invloed van AI op de toekomst is onzeker, maar AI heeft in potentie een verstrekkende en diepgaande invloed op de manier waarop journalistiek wordt bedreven en door het publiek wordt geaccepteerd.
AI kan journalisten bevrijden van routine zodat ze meer toekomen aan het betere journalistiek werk in een tijd waarin de nieuwsbedrijven vechten voor economische duurzaamheid, waarde en vertrouwen van het publiek. AI kan het publiek ook helpen bij het omgaan met nepnieuws en een teveel aan informatie. Het kan ook helpen het publiek op een makkelijke manier in contact te brengen met geloofwaardige, relevante en nuttige inhoud.
Het rapport is geen handleiding voor het implementeren van AI, maar eerder een inleiding tot en een discussie over journalistiek en AI.

Online AI-cursus

Journalism.AI heeft samen met de Vlaamse Radio- en Televisieomroeporganisatie (VRT) en het Google News Initiative een online cursus, bestaande uit zeven lessen, samengesteld over AI in een journalistieke context. De cursus laat je kennismaken met de mogelijkheden van machineleren – machine learning – en helpt met nadenken over verantwoord gebruik om betere journalistiek te bedrijven.

JournalismAl Collab

Naast de cursus is er het JournalismAI Collab, een samenwerking van verschillende redacties van meer dan 24 nieuwsorganisaties, van Argentinië tot India en Hong Kong. Ze verdiepen zich bijvoorbeeld in diversiteit op redacties of nieuwe verdienmodellen.
De bedoeling is in het najaar van 2020 een aantal projecten te presenteren die geschikt zijn om door een redactie te worden getest. “Het doel is niet om een volledig afgewerkte tool of systeem af te leveren, maar de prototypes kunnen wel leiden tot meer concrete projecten. Zo heeft de Duitse regionale publieke omroep Bayerischer Rundfunk (BR) een lab waar ze werken aan tools met kunstmatige intelligentie. Ze bouwen aan tools en schrijven over hun proces, wat ook op de redactie van The Washington Post wordt gedaan”, aldus Mattia Peretti van JournalismAI.

Een voorproefje van het samenwerkingsexperiment om prototypes te maken van door AI aangedreven journalistieke oplossingen is sinds half juli 2020 te zien op JournalismAI Collab Diary: https://blogs.lse.ac.uk/polis/2020/07/14/journalismai-collab-diary-episode-1/

Deze denktank onderzoekt de impact van AI op de journalistiek: ‘Veel media hebben geen idee’, door Hannes Cools, Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 6 augustus 2020: www.svdj.nl

Meer info over de denktank Journalism.AI: https://blogs.lse.ac.uk/polis/category/journalism-ai/

Downloaden New powers, new responsibilities. A global survey of journalism and artificial intelligence, door professor Charlie Beckett, The Journalism AI report, november 2019: https://drive.google.com/file/d/1utmAMCmd4rfJHrUfLLfSJ-clpFTjyef1/view

Online AI-cursus: https://newsinitiative.withgoogle.com/training/course/introduction-to-machine-learning

JournalismAI Collab: https://blogs.lse.ac.uk/polis/2020/06/03/news-organisations-worldwide-join-the-journalismai-collab/

KHMW zoekt bouwers aan vertrouwen. Maak kans op de Brouwer Vertrouwensprijs van 100.000 euro

De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW) is op zoek naar hét maatschappelijke of wetenschappelijke initiatief dat het onderling vertrouwen in de Nederlandse samenleving versterkt.

Tot en met 30 september 2020 is het mogelijk om via het formulier op de website van de KHMW initiatieven aan te melden die kans maken op de Brouwer Vertrouwensprijs ter waarde van 100.000 euro: https://khmw.nl/vertrouwensprijs

Van fundamenteel belang

Onderling vertrouwen is van fundamenteel belang om als samenleving goed te functioneren in de breedste zin van het woord. Zo was vertrouwen in elkaar en in de overheid essentieel in onze reactie op de corona crisis. Tegelijkertijd is er sprake van ontwikkelingen die het maatschappelijk vertrouwen ondermijnen, zoals dreigende economische recessie, handelsconflicten, onevenredige welvaartsverdeling en resulterende migratiestromen, polarisatie in politiek en media, onzekerheid over de juistheid van informatie, kansenongelijkheid en klimaatverandering.

De Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen beoogt als sinds 1752 een brug te slaan tussen wetenschap en samenleving. Met de Brouwer Vertrouwensprijs stimuleert de KHMW de verdere ontwikkeling van een bestaand project dat bewezen succesvol bijdraagt aan het versterken van het onderling vertrouwen. Doel is opschaling om op deze manier nog meer mensen te bereiken. Het prijswinnende initiatief moet wetenschappelijk onderbouwd kunnen worden.
Het is de vierde keer dat de Brouwer Vertrouwensprijs uitgereikt wordt.

Eerdere prijswinnaars

– De Liberaal-Joodse Gemeente in Amsterdam voor het project Leer je buren kennen, gericht op beter begrip tussen verschillende groepen Nederlanders;
– De Stichting Privacy by Design voor het ontwikkelen en beschikbaar stellen van de app IRMA (I Reveal My Attributes) om op een veilige manier persoonsgegevens te kunnen tonen;
– Het journalistenplatform DROG voor het ontwikkelen en beschikbaar stellen van de game Slecht Nieuws, om de weerbaarheid tegen opzettelijke desinformatie (‘fake news’) te vergroten.

De KHMW geeft er de voorkeur aan de prijs elk jaar toe te kennen aan een initiatief op een ander maatschappelijk gebied

Een jury onder voorzitterschap van Marlies Veldhuijzen van Zanten-Hyllner beoordeelt de nominaties.

De prestigieuze prijs wordt op 18 januari 2021 feestelijk uitgereikt in Haarlem in het monumentale Hodshon huis, zetel van de KHMW.

Circulaire Brouwer Vertrouwensprijs 2021: https://khmw.nl/wp-content/uploads/Call-Brouwer-Vertrouwensprijs-2021-def.pdf

De KHMW zoekt bouwers aan vertrouwen. Maak kans op de Brouwer Vertrouwensprijs van 100.000 euro, KHMW: https://khmw.nl/vertrouwensprijs

U P D A T E

Het is ongepast zorgbestuurders in tijden van crisis op te zadelen met meer controle en regels

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hebben begin juli 2020 aangekondigd strenger toezicht te gaan houden op zorginstellingen. Ze willen een einde maken aan ‘zorgcowboys’ en meer gaan samenwerken om dokters, ziekenhuizen, verpleeg- en thuiszorginstellingen te wijzen op goed bestuur en een meer professionele werkwijze van de raden van toezicht.
In het document Kader Goed Bestuur staat gedetailleerd geformuleerd wat van de zorginstellingen verwacht wordt op het gebied van gedrag, cultuur, kwaliteit en veiligheid. Het gezamenlijk optrekken zou de effectiviteit van het toezicht vergroten en duidelijkheid geven aan de zorgaanbieders:

“Zorgaanbieders moeten goede, betaalbare en voor iedereen toegankelijke zorg leveren. De IGJ en de NZa zien daarop toe. Bij het bewaken van deze publieke belangen is goed bestuur een belangrijke factor. In dit kader leggen wij als toezichthouders uit wat we verstaan onder goed bestuur, wat onze taken op dat gebied zijn en wat wij doen om goed bestuur te bevorderen. Wij maken hiermee duidelijk wat wij verwachten van het bestuur en het interne toezicht van zorgaanbieders. Ook als een zorgaanbieder geen bestuur of raad van toezicht heeft, zijn de uitgangspunten in dit kader van toepassing. Deze gelden voor alle zorgaanbieders, ongeacht omvang of organisatiestructuur”.

Verslaggever en auteur Rob de Lange schrijft in Het Financieele Dagblad dat zorgbestuurders het ongepast vinden om in coronatijd aangekondigd scherper toezicht door te zetten. Hij interviewde voorzitter Rutger Jan van der Gaag van de beroepsvereniging van zorgbestuurders NVZD, die zei: “De crisis moet aanleiding zijn het vertrouwen in de zorgbestuurders te vergroten. In plaats daarvan gooien we er tot onze grote ergernis nog eens nieuwe controle tegenaan om ze op het rechte pad te houden”.

Werken vanuit vertrouwen

Van der Gaag, tevens emeritus hoogleraar jeugdpsychiatrie, vindt het niet opportuun dat zorgbestuurders hier nu al mee aan de slag moeten. Ziekenhuizen hebben volgens hem laten zien goed te kunnen reageren op een crisis door de zorg voor covid-19-patiënten snel uit te breiden. Ze deden dat door naar bevind van zaken te handelen en bestaande protocollen te versimpelen of te versoepelen. “Het gedwongen werken vanuit vertrouwen in plaats vanuit nauwgezette regels en besluitvormingsprocessen verlicht de crisis en brengt innovatie”.

Naast het scherpere toezicht zijn er volgens Van der Gaag nog tien vormen van wetsaanpassingen en regelgeving in de maak. De Wet toetreding zorgaanbieders is er een van, net als uitbreiding van de Wet normering topinkomens (Wnt), maatregelen rond het persoonsgebonden budget (PGB), de Jeugdwet en het toezicht op de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
De zorgbestuurders vragen zich af waarom niet eerst de ingezette zelfregulering tot wasdom kan komen voordat wordt ingezet op meer overheidsregulering. “Het gebeurt constant: de ene maatregel is nog niet geëvalueerd of er komt weer een nieuwe regel overheen”.

95 procent gedraagt zich verantwoord

Van der Gaag merkt op dat 95 procent van de instellingen zich verantwoord gedraagt. Het is een reactie op een uitspraak  van waarnemend inspecteur-generaal bij IGJ, Marina Eckenhausen, die in juli 2020 in het FD beweerde dat de nieuwe aanpak van de toezichthouders voor sommige bestuurders nodig is: “Ik noem geen namen, maar we kennen allemaal de voorbeelden van cowboys in de zorg, faillissementen en andere tekortkomingen”.

Volgens Van der Gaag heeft extra regeldruk geen enkele zin. 95 procent voldoet aan de door NVZD opgestelde code. De regeldrift zet bestuurders alleen maar in een slecht daglicht: “In de overige 5% kan beschamend optreden plaatsvinden. Maar veel van deze wankele instellingen zijn al bij de inspecties in het vizier. Ik zou zeggen: richt daar je energie op, eventueel via verscherpt toezicht. Daar hoeven ze echt geen overuren voor te draaien. En als het fout gaat, hebben we het Scheidsgerecht Gezondheidszorg (een gespecialiseerde rechtbank voor de zorg, red.) om het gedrag te corrigeren”.

Volgens de bestuurders schiet de stapeling van toezicht haar doel voorbij en werkt het demotiverend. Wie kan straks door de bomen het bos nog zien, of aan besturen toekomen?

Een commentaar gelezen op internet: ”Integraal regeldruk vermeerderen in de zorg. Meer regels, meer toezicht, meer paarse krokodillen minder vertrouwen in zorgbestuurders en professionals”.

Lees het hele interview met Van der Gaag in Het Financieele Dagblad: Zorgbestuurders gruwelen van aangekondigd verscherpt toezicht, door Rob de Lange, 3 augustus 2020: https://fd.nl/

Kader Goed Bestuur, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, 3 juli 2020: www.igj.nl/publicaties/publicaties/2020/07/03/kader-goed-bestuur

IGJ en NZa: goed bestuur vraagt om actieve rol raad van toezicht, Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, 3 juli 2020: www.igj.nl

Toezicht in de zorg op ‘cowboys en gebrekkig bestuur’ verder aangescherpt, Rob de Lange, Het Financieele Dagblad, 2 juli 2020: https://fd.nl

 

Afbeelding bovenaan is ontleend aan document ‘Kader Goed Bestuur’

Enquête: 64 procent van sociaal werkers vindt afname face-tot-face-contact met cliënten problematisch

Saxion Hogeschool is eind mei 2020 met een landelijk onderzoek gestart naar de ervaringen van sociaal werkers in coronatijd. De antwoorden van de respondenten blijken nogal eens tegenstrijdig te zijn.
Ines Schell-Kiehl, onderzoeker en projectleider van Saxion Hogeschool en Evert van Rest van kennisinstituut Movisie voor sociale vraagstukken geven een analyse van de resultaten van het onderzoek in een interview met Evelien Snel op de site van Sociale Vraagstukken. De resultaten blijken nogal tegenstrijdig aan elkaar te zijn.

Een aantal zaken valt op: het beeldbellen is sterk toegenomen. Van een half procent van de totale contacttijd met cliënten voor coronatijd tot twintig procent tijdens coronatijd. De face-to-face contacttijd met cliënten is sterk gedaald, van vijfenvijftig procent naar twaalf procent. Opmerkelijk is dat dit de meeste sociaal werkers niet helemaal lekker zit, want zestig procent van de respondenten vindt de wijzigingen in de vormen van contact problematisch. Tegelijkertijd zegt tweeëntachtig procent van de sociaal werkers haar opdracht ook tijdens coronatijd te vervullen en is het gemiddelde oordeel over het nut van de inzet van techniek in het sociaal werk positief.

Voor het veilig gebruik van technieken als beeldbellen en chatten ontbraken professionele richtlijnen. Wat is het antwoord op de vraag of je een foto van een privacygevoelig document kan delen via WhatsApp? Verder bleek contact met collega’s  ingewikkelder te zijn geworden en zijn intervisie en teamoverleg tijdens de crisis afgenomen.

Lees het hele artikel Sociaal werkers hebben zorgen over meer beeldbellen, door Evelien Vos, Sociale Vraagstukken, 3 augustus 3030: www.socialevraagstukken.nl

Saxion Hogeschool: www.saxion.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Werkenden en werkzoekenden kunnen kosteloos een ontwikkeladvies aanvragen bij loopbaanadviseur

Per 1 augustus 2020 kunnen werkenden en werkzoekenden in Nederland kosteloos een ontwikkeladvies aanvragen bij een gekwalificeerd loopbaanadviseur. Daarmee krijgen mensen zicht op de mogelijkheden die er voor hen zijn op de huidige arbeidsmarkt. Is het nodig om je bij te scholen, liggen er voor jou kansen in een andere sector of zit je goed op je plek? Dat zijn vragen waar de loopbaanadviseur mee kan helpen. Mensen kunnen zich daardoor beter voorbereiden op een mogelijke overstap naar ander werk. Door de coronacrisis verandert de economie namelijk fors. Werk wordt vaker digitaal uitgevoerd, er komen nieuwe banen bij en tegelijkertijd zijn er banen die verdwijnen. Het kabinet wil mensen helpen om zich aan te passen aan die nieuwe realiteit.

Zicht op arbeidsmarktkansen

In het ontwikkeladvies krijgen mensen zicht op de arbeidsmarktkansen die er in deze crisis voor hen zijn. Ook kunnen loopbaanadviseurs mensen ondersteunen bij het kiezen van de juiste (bij)scholing of tips geven bij het zoeken en solliciteren naar werk. Aan het einde van het traject krijgt de deelnemer een ontwikkelplan mee, waarin acties staan die iemand kan ondernemen om beter voorbereid te zijn op de toekomst. Iedereen tussen 18 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd kan gebruikmaken van deze mogelijkheid. Naar verwachting zullen zo’n 20.000 mensen dat de komende maanden doen. Om mee te doen, hoeven deelnemers zich alleen aan te melden bij een loopbaanadviseur bij hen in de buurt. De loopbaanadviseur vraagt vervolgens subsidie aan en handelt de administratie verder af. Op www.hoewerktnederland.nl kunnen mensen meer informatie vinden.

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hoopt dat veel mensen deze zomer al aan de slag gaan met een loopbaanadviseur: “Onze arbeidsmarkt is snel aan het veranderen. Het is zaak dat iedereen zich daar goed op voorbereidt. Loopbaanadviseurs kunnen mensen daarbij helpen. Nu is het moment om in actie te komen en zo’n ontwikkeladvies aan te vragen”.

Met de mogelijkheid om kosteloos een ontwikkeladvies te volgen is het programma NL Leert Door definitief uit de startblokken. Het programma helpt werkenden en werkzoekenden zich voor te bereiden op veranderingen op de arbeidsmarkt, aan de hand van kosteloze ontwikkeladviezen en online scholing. Het kabinet stelt hier 50 miljoen euro voor beschikbaar. Werknemers kunnen bovendien gebruik maken van bestaande regelingen zoals de fiscale studieaftrek of de mogelijkheden die hun werkgever of O&O-fonds biedt.

Kosteloos een ontwikkeladvies volgen vanaf morgen mogelijk, Rijksoverheid, 31 juli 2020: www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2020/07/31/kosteloos-een-ontwikkeladvies-volgen-vanaf-morgen-mogelijk

Hoe werkt Nederland: www.hoewerktnederland.nl