Skip to main content

Redactie Beroepseer

‘Spanningen in het grijs’. Wanneer is er sprake van oneigenlijke druk in politiek en bij ambtenaren?

In het rapport Spanningen in het grijs staat de vraag centraal: Hoe kan ‘oneigenlijke druk’ in de politiek-bestuurlijke en ambtelijke context vanuit de wetenschap worden gedefinieerd en welk onderscheid is er te maken tussen de verschillende typen oneigenlijke druk?

Leonie Heres en Clara Bovens hebben in opdracht van de gemeente Rotterdam onderzoek gedaan naar ‘oneigenlijke druk’ – een fenomeen dat zich kan voordoen in afhankelijkheidsrelaties tussen opdrachtgevers en uitvoerders. Ambtenaren of onderzoekers hebben soms het gevoel door de politiek of opdrachtgevers onder druk gezet te worden en zien zich voor morele dilemma’s geplaatst. Er moet meer ruimte komen om met elkaar te spreken over ieders rol en verantwoordelijkheid en welke grenzen daaraan zitten, zeggen de onderzoekers. In hun rapport doen zij concrete aanbevelingen voor beleid, bestuurders, topambtenaren en medewerkers.
Leonie Heres en Clara Bovens zijn beiden verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht.

In juli 2018 presenteerde de Rekenkamer Rotterdam het onderzoek Werken onder druk. Onderzoek oneigenlijke politiek-bestuurlijke druk op ambtenaren. Op basis van dat onderzoek stelde de rekenkamer vast dat in de periode van 2010 tot medio 2017 tenminste 7% van de ambtenaren binnen de gemeente Rotterdam vermoedelijk te maken heeft gehad met een vorm van oneigenlijke politiek-bestuurlijke druk. Sindsdien staat oneigenlijke druk hoog op de agenda binnen de gemeente en wordt oneigenlijke druk als een belangrijk onderwerp gezien. Ook buiten de gemeente Rotterdam is de laatste jaren veel aandacht voor de verhoudingen tussen het ambtelijk apparaat en de politiek, en voor de (mogelijke) uitoefening van oneigenlijke druk en invloed binnen publieke organisaties. Illustratief is de geruchtmakende WODC-affaire*).

Efficiënte aanpak van oneigenlijke druk van groot belang

Sindsdien vindt ook breder onderzoek plaats naar oneigenlijke druk in de politiek-ambtelijke context. In de 2020 Monitor Integriteit en veiligheid openbaar bestuur rapporteerde het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) dat 25% van de politieke ambtsdragers vermoedt dat collega-ambtsdragers oneigenlijke druk hebben uitgeoefend op ambtenaren. En I&O – het onderzoeksbureau voor overheid en non-profit – concludeerde in 2018 dat bij gemeenten ongeveer de helft van de ambtenaren en politieke ambtsdragers bij het uitoefenen van hun taken wel eens een ‘oneigenlijk verzoek’ krijgt.
In het I&O-onderzoek werd echter aangetekend dat er onder betrokkenen onduidelijkheid bestaat over wat eigenlijk precies een ‘oneigenlijk’ verzoek is en hoe men dan kan handelen. Tegelijkertijd is een effectieve aanpak van oneigenlijke druk van groot belang: voor de bescherming van de integriteit van het openbaar bestuur, maar ook voor de direct betrokkenen waarop oneigenlijke druk een grote impact kan hebben. Zo rapporteert de helft van de respondenten in een onderzoek in opdracht van vakbond FNV naar integriteit binnen de Rijksoverheid dat zij psychische klachten ervaren nadat zij in hun organisatie onder druk zijn gezet om niet-integer te handelen. Ook geven respondenten aan zich aangetast te voelen in hun professionaliteit, cynisch te zijn geworden en/of minder plezier te hebben in hun werk.

RIVM

Een recent voorbeeld van oneigenlijke druk is de zichtbare worsteling van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) met de dilemma’s in de onafhankelijke, wetenschappelijke bijdrage aan de bestrijding van het coronavirus.
Leonie Heres: “Tijdens een debat in de Tweede Kamer werd Diederik Gommers (voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care) gebeld door een ambtenaar van het ministerie van VWS of hij extra bedden op de IC-afdelingen kon toezeggen, zodat minister Hugo de Jonge dat nog tijdens het debat aan de kamer kon beloven. Terwijl hij dat ook niet wist en geen invloed had op beschikbare ic-bedden. Daar zie je een vorm van druk ontstaan die het kritisch bekijken waard is”.

Definitie

De onderzoeksters komen in hun rapport tot een definitie van oneigenlijke druk:

“Oneigenlijke druk vindt plaats wanneer in de context van een principaal—agentrelatie een persoon kracht uitoefent op een andere persoon in een poging diens besluitvorming of gedrag te beïnvloeden, en daarbij zowel de
inhoud van de boodschap áls de middelen waarmee de boodschap wordt overgebracht door de bredere sociaal-professionele omgeving worden opgevat als strijdig met algemeen geldende omgangsnormen en de specifieke
rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de betrokken partijen”.

Een interview met Heres en universitair docent Kim Loyens is te lezen op de site van de Universiteit van Utrecht. Daarin noemen ze een een aantal oplossingen voor oneigenlijke druk. Volgens Heres zou een middel kunnen zijn een externe vertrouwenspersoon of een ethische commissie. Zonder meteen te spreken van een integriteitsschending, zou men een morele kwestie kunnen voorleggen, waarnaar mensen van buiten de ambtelijke en politieke wereld kunnen kijken. Heres: “Nodig de kritische blik van buiten uit, durf voorbij de eigen organisatie te kijken. Organiseer op die manier je eigen kritische tegenspraak. Je moet de interne, kwetsbare dynamiek in de organisatie een tegenwicht van buiten bieden”.

Wanneer is er sprake van oneigenlijke druk?, o.a. met interview Leonie Heres en Kim Loyens, Universiteit Utrecht: www.uu.nl

Downloaden Spanningen in het grijs – Over de conceptualisering en operationalisering van oneigenlijke druk in de politiek-ambtelijke omgeving, door dr. Leonie Heres en Clara Bovens BSc, Universiteit Utrecht, 2020: www.uu.nl

Monitor Integriteit en Veiligheid 2020, Rijksoverheid, juli 2020: www.rijksoverheid.nl

Onderzoeksrapport Integriteit bij de Rijksoverheid, FNV, oktober 2018: www.fnv.nl

Week van de integriteit en integriteitsconferentie

Elk jaar vindt er een Week van de integriteit plaats. In 2020 van 1 tot en met 9 december. Zie voor programma en meer info: https://www.weekofintegrity.org/
Initiatiefnemer van de Week van de Integriteit is ICC Nederland, Den Haag. https://www.iccwbo.nl/

Op woensdag 9 december vindt plaats de International Integrity & Anti-corruption Conference 2020: Ethics and Progress, Towards Conscious Capitalism, van van 14.00 – 17.00 u. De conferentie kan online worden bijgewoond.
Booklet Ethics & Progress, Towards Conscious Capitalism, Week of Integrity Foundation and ICC Netherlands, 2020: https://beroepseer.nl


Noot

*) WODC: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) verricht onderzoek voor het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV). In 2017 is de onafhankelijkheid van het WODC ernstig aangetast. De politiek zou jarenlang onderzoeken hebben beïnvloed om uitkomsten te krijgen die het eigen gelijk van ministers en topambtenaren zouden moeten bewijzen.

Manifest Decentraal communicatienetwerk voor de zorg

Medische data behoren toe aan de patiënt en de zorgprofessional, niet aan de softwareleverancier. Het uitgangspunt van softwareleveranciers in de zorgsector behoort te zijn optimale digitale ondersteuning van patiënten en alle betrokken zorgprofessionals bij hun werkzaamheden. Software heeft impact op kwaliteit van zorg, beheersbaarheid, cliënt- en medewerkerstevredenheid en duurzaamheid. Het is de verantwoordelijkheid van leveranciers om dit te erkennen en daar zorgvuldig mee om te gaan.

Stichting NUTS (gestart in 2019) heeft een manifest opgesteld voor een communicatienetwerk voor de zorg. Doel van de stichting is het stimuleren en uitvoeren van onderzoek naar manieren van uitwisseling van medische data tussen patiënten en zorgverleners – van ziekenhuis en fysiotherapeut tot thuiszorgorganisatie en ggz – en het bevorderen van samenwerking tussen ICT-leveranciers in de gezondheidszorg. Belangrijk hierbij is dat de patiënt volledige controle heeft over eigen data en kan beslissen welke data hij met welke zorgverlener deelt.

De stichting ondersteunt een open source community van samenwerkende ICT-leveranciers die een decentrale infrastructuur voor gegevensuitwisseling in de zorg realiseren met het ​NUTS-manifest​ als uitgangspunt.

Brief naar de Kamer

Om de haalbaarheid van zo’n communicatienetwerk te onderzoeken heeft NUTS in oktober 2020 een brief met een oproep gestuurd aan de Tweede Kamer om te onderzoeken op welke manier een decentrale infrastructuur voor de uitwisseling van medische gegevens aansluit bij de wens van de minister van Volksgezondheid (VWS) om medische gegevens in de behandelrelatie uit te wisselen.
Deze oproep komt niet te vroeg, aangezien de druk op de minister om de invoering van de Wet Elektronische gegevensuitwisseling in de Zorg (Wegiz) te bespoedigen met de dag toeneemt..

NUTS:  “Met een naadloze digitale integratie kunnen we fouten tot een minimum beperken, administratieve lasten verlichten en de kosten in de hand houden, ook in de toekomst. We willen patiënten en zorgverleners optimaal laten samenwerken. Wij geloven dat het de taak van softwareleveranciers is om deze uitdaging aan te gaan”.

Acht standpunten van het NUTS-Manifest

1. Basis
2. Patiënt centraal
3. Eigenaarschap
4. Gedistribueerd netwerk
5. Open standaarden
6. Privacy by design
7. Security by design
8. Cryptografische basis

Een toelichting bij de standpunten is te vinden op de site van NUTS: https://nuts.nl/manifest

Eerste gegevensuitwisseling

De inspanningen van NUTS hebben zich onlangs vertaald in de eerste gegevensuitwisseling op basis van NUTS. Zie het artikel Huisarts en thuiszorg Drechtsteden wisselen NUTS-gebaseerd data uit, door Sytse Wilman, Skipr, 14 september 2020: www.skipr.nl/nieuws/huisarts-en-thuiszorg-drechtsteden-wisselen-nuts-gebaseerd-data-uit/

Wat maakt een jeugdhulporganisatie aantrekkelijk om voor te werken? Uitslag van een enquête

Wat maakt een jeugdhulporganisatie aantrekkelijk om voor te werken? ‘Jeugdhulp Alles in het werk’*) vroeg aan medewerkers en bestuurders in de sector welke ingrediënten het succes bepalen. Uit het onderzoek blijkt dat het centraal stellen van het belang van kinderen en jongeren op nummer 1 staat.

In het rapport Ingrediënten voor aantrekkelijke organisaties in jeugdhulp zijn de resultaten opgenomen van twee onderzoeken. Het eerste onderzoek was gericht op het achterhalen van de belangrijkste ingrediënten die organisaties in het jeugddomein aantrekkelijk maken voor medewerkers. Hiervoor is een online-enquête ontwikkeld waaraan 308 medewerkers hebben deelgenomen. Ze zijn afkomstig uit verschillende takken in de brede jeugdhulp, waaronder organisaties voor jeugd-en opvoedhulp, gecertificeerde instellingen, organisaties voor jeugd ggz, organisaties voor jeugd gehandicaptenzorg, JeugdzorgPlus, Veilig Thuis, organisaties die meerdere soorten jeugdhulp aanbieden en overige organisaties. Het merendeel van de deelnemers heeft een functie met jeugdigen of kinderen (primair proces, 73%).

Het tweede onderzoek betreft een secundaire analyse op data uit de werknemersenquête van 2019, uitgevoerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als onderdeel van het Onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (OAZW). De volgende vraag stond bij deze secundaire analyse centraal: “Zijn er beïnvloedende factoren (of voorspellers) die de uitkomsten van de benoemde ingrediënten van aantrekkelijke organisaties onderstrepen of hier aanvullende informatie voor geven?”

Aantrekkelijke organisaties zijn van onschatbare waarde voor de sector. Zij weten nieuwe medewerkers te trekken en te behouden en dragen zo bij aan een sterke arbeidsmarkt jeugd. Een sector die te maken heeft met een hoog verloop en verzuim. Hoe doen ze dat? De onderzoekers komen met een lijst van bijna veertig ingrediënten die passen bij een organisatie waar het fijn werken is.

Uitkomsten onderzoek

78 procent van de deelnemers noemt het belang van kinderen en jongeren centraal stellen als het belangrijkste ingrediënt. Op nummer twee staat met 63 procent de organisatie die medewerkers tijd geeft voor reflectie, het bespreken en ontwikkelen van ideeën. Als derde ingrediënt noemt 59 procent de waardering en erkenning van professionals. Daarna volgt met 57 procent een cultuur van vertrouwen binnen de organisatie. Aandacht voor werkplezier staat met 55 procent op nummer vijf.

Ook blijkt dat steun van leidinggevenden en de organisatie meteen de belangrijkste voorspeller is voor het verminderen van de ervaren vermoeidheid van medewerkers. Daarnaast spelen werkinhoud, autonomie en arbeidsvoorwaarden een belangrijke rol in het welbevinden van medewerkers.

Jeugdprofessionals aan je binden

De resultaten zijn belangrijk voor de sector, zegt Maaike van der Aar, landelijk bestuurder FNV Zorg en Welzijn. Als lid van de Arbeidsmarkttafel Jeugd is ze trekker van het project ‘Aantrekkelijke organisatie’, waarvan het onderzoek deel uitmaakt. “Uit een rondgang in het veld blijkt dat je op zo’n manier jeugdprofessionals aan je kunt binden als werkgever. Door de organisatie rond medewerkers op te bouwen en niet andersom. Zij zijn per slot van rekening de kern van de sector. Zonder hen geen jeugdzorg”.

Medewerkers geven in het onderzoek ook aan voor welke ingrediënten in organisaties nog onvoldoende aandacht is. Ze noemen doorgroeimogelijkheden en voortdurend aandacht hebben voor het verminderen van regels, bureaucratie en administratieve druk. Ook wordt het ontzorgen van medewerker op het gebied van beroepsregistratie als een belangrijk aandachtspunt genoemd.

In het komend jaar volgt ‘Jeugdhulp. Alles in het werk’ het leerproces van twee organisaties die met deze uitkomsten aan de slag gaan. Maaike van der Aar: “We onderzoeken gaandeweg hoe je deze ingrediënten in de praktijk brengt. Wat merken medewerkers als je daar bewust aandacht aan geeft? De twee organisaties begeleiden we in dit spannende proces. Misschien dat er een cultuurverandering nodig is of een andere manier van werken. Hoe dan ook, wat we ook doen, het moet tot verbeteringen leiden”.

Downloaden rapport Ingrediënten aantrekkelijke organisatie in jeugdhulp, Jeugdhulp Alles in het werk, Joris de Rooij, 1 december 2020: https://jeugdhulpallesinhetwerk.nl/wp-content/uploads/2020/12/Ingredie%CC%88nten-aantrekkelijke-organisatie-in-jeugdhulp-december-2020.pdf

Aanpak Aantrekkelijke organisatie, Jeugdhulp. Alles in het werk: https://jeugdhulpallesinhetwerk.nl/thema/aantrekkelijke-organisatie/

Kamerbrief over Arbeidsmarkttafel Jeugd, 17 december 2019: https://beroepseer.nl


Noot

*) ‘Jeugdhulp. Alles in het werk’ is een initiatief van het platform Arbeidmarkttafel Jeugd, een samenwerkingsverband van Jeugdzorg Nederland, FNV zorg & Welzijn, CNV Zorg & Welzijn en de ministeries VWS en J&V.
Hoge werkdruk, agressie en een tekort aan personeel zorgen ervoor dat veel professionele krachten de jeugdzorg verlaten. Jeugdhulp Alles in het werk wil dat voorkomen d.m.v. activiteiten met vijf doelgerichte thema’s:
– Inwerken en behouden
– Blijf voor de jeugd
– Aantrekkelijke organisaties
– Agressievrij werken
– Arbeidsmarkteffecten SKJ-registratie.

 

Afbeelding bovenaan: infographic Top tien van ingrediënten die een organisatie in de jeugdhulp aantrekkelijk maken.  https://jeugdhulpallesinhetwerk.nl

 

NZa en Zorginstituut presenteren nieuwe randvoorwaarden voor zorgstelsel. ‘Niet-effectieve zorg’ verdwijnt uit basispakket

De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en Zorginstituut Nederland (ZIN) hebben gezamenlijk een actieplan voor behoud van goede en toegankelijke gezondheidszorg gestuurd aan minister voor Medische Zorg Tamara van Ark op 27 november 2020: Samenwerken aan passende zorg: de toekomst is nú.
De basis daarvan is dat alleen die zorg wordt geboden die bijdraagt aan het functioneren van mensen en hun kwaliteit van leven. Alleen zo blijft zou de zorg betaalbaar, aldus NZa en ZIN.

Volgens bestuursvoorzitters Marian Kaljouw en Sjaak Wijma van NZa en ZIN zet hun advies “een punt achter de vrijblijvendheid die heerst in de zorg en die uitgaat van de gedachte dat alles wat kan, vergoed moet worden. Er komt minder vrijblijvendheid, het is tijd voor samenwerking op basis van harde afspraken”. Mensen uit de dagelijkse praktijk van de zorg zijn betrokken en geraadpleegd bij de totstandkoming van het actieplan voor de randvoorwaarden voor passende zorg.

Zorg is koekoeksjong geworden

De beide instituten vinden dat het 5 voor 12 is voor de toekomst van de zorg. Ze merken op dat door vergrijzing, steeds meer mensen met chronische ziekten en steeds meer dure geneesmiddelen de kosten in de zorg elk jaar blijven stijgen. Als we niet ingrijpen verdubbelen de kosten binnen twintig jaar. Steeds meer belastinggeld gaat naar de zorg en ook de maandelijkse premies die iedere Nederlander vanaf 18 jaar betaalt, stijgen. De zorg is een koekoeksjong geworden die investeringen in andere belangrijke sectoren van onze samenleving verdringt. Passende zorg en een daarvoor noodzakelijke, andere organisatie van zorg, moet de kostenstijging afremmen. “We moeten niet langer met publiek geld betalen voor zorg die niet-effectief is of zelfs onnodig”, aldus Wijma en Kaljouw. “Dit advies moet worden gelezen als een oproep aan alle partijen in de zorg om hun rol en verantwoordelijkheid te nemen”.

Juiste zorg op de juiste plek

Passende zorg is zorg die samen met de patiënt tot stand komt, betekent de juiste zorg op de juiste plek en gaat niet over ziekte, maar over gezondheid en preventie. Het actieplan schetst noodzakelijke randvoorwaarden om het zorgstelsel zo te laten functioneren dat passende zorg de norm wordt. Door de gezondheid en het functioneren van het individu als uitgangspunt te nemen ontstaat gepast gebruik van zorg en wordt ‘verspilling’ door onnodige of niet-effectieve zorg voorkomen.

Geen automatisch recht op álle gewenste zorg

Het adviesrapport spreekt over ‘gelijkgerichtheid’. Ofwel: de neuzen van alle betrokken partijen in de zorg moeten in dezelfde richting gaan wijzen om de problemen in de zorg aan te pakken. “Daarbij denken we niet alleen aan zorgaanbieders, zorgverzekeraars, patiëntenverenigingen en overheden, maar aan alle 17 miljoen Nederlanders”, aldus Kaljouw en Wijma. “Die moeten gaan beseffen dat er geen automatisch recht bestaat op álle gewenste zorg”. Passende zorg vereist dat iedereen zijn rol op de juiste manier vervult. Om gelijkgerichtheid te bevorderen moet er onder andere een nationale dialoog tussen alle betrokken partijen komen, aldus het advies.

Pakketbeheer en bekostiging van zorg

Zorginstituut en NZa gaan hun instrumenten voor pakketbeheer en bekostiging van zorg actief inzetten om de gewenste transitie te bewerkstelligen. Als pakketbeheerder gaat het Zorginstituut onder meer ervoor zorgen dat bestaande zorg die bewezen niet-effectief is, uit het basispakket gaat. Daarnaast wordt ingezet op het versneld tot het pakket toelaten van innovatieve digitale zorg en zorg gericht op preventie. De NZa neemt het bekostigingssysteem onder de loep. Dat is nu nog gericht op de kosten per behandeling, hetgeen tot verkeerde productieprikkels leidt. In een stelsel van passende zorg zal er straks betaald worden voor gepast gebruik van zorg die bijdraagt aan iemands kwaliteit van leven.

Downloaden: Samenwerken aan passende zorg: de toekomst is nú – Actieplan voor het behoud van goede en toegankelijke gezondheidszorg, NZa en ZIN, november 2020: https://beroepseer.nl

Commentaar van Wim J. Jongejan

Wim J. Jongejan heeft een commentaar geschreven op het actieplan op zijn site Zorg-ICT Zorgen. Jongejan was van 1976 tot medio 2007 huisarts. Hij schrijft bijvoorbeeld dat er een nieuwe term is geïntroduceerd in het Nederlandse zorgstelsel: passende zorg: “De NZa en het ZiN introduceren het begrip “passende zorg” om daarmee de zorg op termijn betaalbaar te houden. Zonder het begrip Value Based Health Care(VBHC) expliciet te noemen komt dit begrip toch nadrukkelijk voor in het stuk. De Nederlandse vertaling van VBHC is: waardegedreven zorg. Het woord “waarde” komt 81 maal in het document voor. “Waardegedreven” komt acht keer voor. Het geheel ademt de bekering tot het geloof van de VBHC in de zorg”.

Grote hoeveelheid gegevens

Passende of waardegedreven zorg is sterk afhankelijk van een grote hoeveelheid gegevens en datastromen binnen de zorg, merkt Jongejan op: “In deel A “Advies passende zorg” van het rapport spreekt men in hoofdstuk 5.5. over de noodzaak van een strakke regie op het organiseren van noodzakelijk gegevensuitwisseling en versneld tot stand komen van wettelijke verplichtingen daartoe. Men roept zelfs de minister op de invoering van de Wet Elektronische gegevensuitwisseling in de Zorg(Wegiz) te bespoedigen”.

Jongejan concludeert: “Waardegedreven zorg is één van de vele economische visies op hoe tegen de zorg aangekeken wordt. Wel één die gebaseerd is op een enorm verantwoordingscircus met zorgdata. Dat circus vormt op zich weer een enorme belemmering om überhaupt tot het geven van zorg te komen. Het verdringt namelijk de beschikbare tijd van zorgaanbieders om zorg te verlenen”.

Lees het hele commentaar van Wim J. Jongejan: Actieplan NZA en Zin over passende zorg bekering naar Value Based HealthCare-religie, Zorg-ICT Zorgen, 2 december 2020: www.zorgictzorgen.nl

‘Goed voorbeeld doet goed volgen’. Het nieuwe erkennen en waarderen van academici. De Jonge Akademie doet vijf aanbevelingen

Het erkennen en waarderen van wetenschappers moet anders. Het beoordelingssysteem dat momenteel wordt gebruikt past niet meer bij de huidige tijdgeest en de maatschappelijke rol van wetenschappers. Dit is de heldere boodschap van de nota Ruimte voor ieders talent; naar een nieuwe balans in het erkennen en waarderen van wetenschappers, opgesteld in 2019 door de Vereniging van Universiteiten (VSNU), de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW), de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en De Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMW)..

Wetenschappers worden volgens verouderde criteria beoordeeld op hun onderzoeksprestaties, waardoor taken als onderwijs, wetenschapscommunicatie en patiëntenzorg onderbelicht blijven. Dit moet anders, maar hoe? De Jonge Akademie interviewde acht wetenschappers. Hun tot de verbeelding sprekende verhalen zijn gepubliceerd in de bundel Goed voorbeeld doet goed volgen. Naast de interviews zijn vijf concrete aanbevelingen opgenomen voor bestuurders, leidinggevenden en individuele wetenschappers. Hun opdracht is te zorgen voor brede erkenning en waardering van wetenschappers.
De Jonge Akademie is een in 2005 door de KNAW opgericht “dynamisch en innovatief platform van jonge topwetenschappers met visie op wetenschap en wetenschapsbeleid”.

Geïnterviewd zijn

– Dr. Geert Schenk, assistant professor, Anatomie en Neurowetenschappen, Amsterdam UMC [VUmc]: “Ik voel minder bewijsdrang, en meer blijheid”

– Dr. Erik van Sebille, Universitair hoofddocent, oceanografie en klimaatverandering, Universiteit Utrecht: “Laat weten waar jouw passie ligt”

– Prof. dr. ir. Pieter Geiregat, docent optische eigenschappen en interactie met straling, Universiteit Gent: “Ik kan nu exotische ideeën bedenken en meer risico nemen”

– Dr. ir. Matthan Caan, assistant professor, Artificial Intelligence in Medical Imaging, Amsterdam UMC [AMC]: “Sommige inspanningen kunnen onverwacHt iets moois opleveren”

– Prof. dr. Nelly Litvak, hoogleraar Algorithms for Complex Networks, University of Twente en hoogleraar Stochastic Operations, TU Eindhoven: “We moeten alleen talent investeren in wat er echt toe doet!”

– Dr. mr. Christiaan Vinkers, associate professor, Psychiatrie, Amsterdam UMC [VUmc] en psychiater GGZ inGeest: “Gooi Het kind niet met het badwater weg”

– Dr. Vanessa LaPointe, associate professor, MERLN Institute for Technology-Inspired Regenerative Medicine, Maastricht University: “Lijstjes zijn niet nodig, Je herkent talent als jet tegenover je zit”

– Dr. Simone van der Burg, senioronderzoeker ethiek, Wageningen University & Research: “Waarom kunnen we geen verschillende soorten hoogleraren hebben?”

Twee verhalen laten zien waarin het huidige systeem tekortschiet, de andere verhalen gaan over successen, zoals van de wetenschapper die meer ruimte kreeg voor het geven van onderwijs en daardoor beter werd in onderzoek. Of de onderzoeker die zijn academische positie juist mede te danken heeft aan media-optredens.

Over het nieuwe erkennen en waarderen

In 2019 is binnen de universiteiten, de KNAW en NWO het initiatief genomen het huidige stelsel van ‘erkennen en waarderen’ kritisch onder de loep te nemen. Met als doel onder andere: meer ruimte voor diversiteit in de loopbaan, zichtbare erkenning van team-science, erkenning van het belang van maatschappelijke impact en organisatietalent. Uiteindelijk zal dit alles gevolgen hebben voor de manier waarop wetenschappers – maar ook, bijvoorbeeld, hun projectvoorstellen – worden beoordeeld.

 

 

 

 

 

 

Downloaden Goed voorbeeld doet goed volgen. Het nieuwe erkennen en waarderen volgens De Jonge Akademie, Amsterdam, 2020: https://beroepseer.nl

Position paper Ruimte voor ieders talent. Naar een nieuwe balans in het erkennen en waarderen van wetenschappers, door VSNU, NFU, KNAW, NWO en ZonMw, november 2019: www.zonmw.nl

U P D A T E

Science Guide onderzoekt Erkennen en Waarderen, Science Guide, 5 april 2023:

Wat vinden academici van het brede programma om wetenschap en wetenschappers anders te erkennen en waarderen? Science Guide vraagt academici om mee te werken aan een uitvoerig onderzoek naar hun ervaringen met en verwachtingen van Erkennen en Waarderen. Alle wetenschappers van universiteiten en kennisinstellingen worden uitgenodigd om de enquête in te vullen en hun mening te delen: www.scienceguide.nl/2023/04/scienceguide-onderzoekt-erkennen-en-waarderen/

 

 

 

Datamining in Frankrijk ingezet in strijd tegen belastingontduiking. Bedreiging voor privacy van hele bevolking

In Frankrijk ondersteunt sinds 2014 een team van datawetenschappers de lokale belastingkantoren bij het opsporen van complexe fraude. Maar het motief zou wel eens het overbodig maken van belastingambtenaren kunnen zijn, veronderstelt Alexandre Léchenet op AlgorithmWatch.1)

Volgens een verklaring van de Franse regering in februari 2020 heeft de Belastingdienst 785 miljoen euro in 2019 kunnen terugvorderen dankzij ‘datamining’.2) Het was mogelijk gemaakt door een team van dertig datawetenschappers. De groep werd gevormd in 2014 door de Franse fiscus (DGFiP) om technieken voor machinaal leren te ontwikkelen en te helpen bij fiscale controles. De Franse belastingdienst int alle belastingen in Frankrijk (inclusief de lokale belastingen, die vervolgens weer worden teruggestuurd naar de lokale overheden), ongeveer 540 miljard euro per jaar.

Onder de naam CFVR – Ciblage de la fraude et valorisation des requêtes (Fraudebestrijding en het bepalen van de waarde van verzoeken) richten de instrumenten zich op het vinden van fouten en fraude in belastingaangiften aan de hand van talrijke gegevens van belastingplichtigen. Het ministerie van Financiën is van plan 21,3 miljoen euro te investeren in het programma in de periode 2016 – 2023. Net als de belastingdienst is het team dat CFVR runt, gevestigd in Parijs.

De Franse gegevensbeschermingsautoriteit – Commission Nationale de l’Informatique et des Libertés – heeft over CFVR gepubliceerd voordat zij het groene licht gaf tot uitvoering van het programma. De waakhond voor persoonlijke gegevens heeft de doelstellingen van de algoritmen op een rijtje gezet: het vinden van fouten en incoherenties in belastingaangiften, het opsporen van mogelijke fraudepatronen en deze vinden in de opgaven, het opsporen van onsamenhangend koopgedrag, het vinden van fouten d.m.v. een analyse van eerdere belastingaangiften, en nog veel meer.

Deze algoritmen worden gevoed met gegevens uit tientallen databases van de overheid (bankrekeningen, belastingaangiften, kadaster), maar ook met gegevens uit de particuliere sector, zoals vermeldingen van buitenlandse bedrijven of financiële gegevens. De op regels gebaseerde algoritmen die voorheen werden gebruikt, zijn in de nieuwe instrumenten geïntegreerd. Dit betekent dat een deel van de bevindingen die aan CFVR worden toegeschreven, er al eerder waren. De overheid geeft niet aan hoeveel van het teruggevorderde bedrag te danken is aan regelgebaseerde algoritmen.

Een op de drie belastingcontroles

Volgens het ministerie werd in 2019 één op de vijf belastingcontroles op bedrijven (één op de tien op huishoudens) uitgevoerd met behulp van data-analyses van CFVR. In 2020 is het aantal gestegen tot één op drie. Doel van het ministerie is om in 2023 één op twee te bereiken. AlgorithmWatch sprak met verschillende belastingambtenaren. Ze zijn anoniem vanwege contracten die hen niet toestaan met de media te praten. Ze vertelden dat het streefdoel moeilijk te behalen is. Volgens de belastinginspecteurs wordt op dit moment, als CFVR hen een lijst van bedrijven of huishoudens geeft om te controleren, slechts 10% tot 30% van hen gecontroleerd. De inspecteurs zien geen reden om de resterende 70% tot 90% te controleren.

Het ministerie is van plan de algoritmen van CFVR te verbeteren en meer gegevens te verzamelen. Ook zal het in bepaalde regio’s de criteria voor uitvoering van een controle versoepelen. Op het moment is het zo dat belastinginspecteurs ernstige twijfels hebben over een belastingaangifte voordat ze kunnen gaan controleren. In de toekomst kunnen de richtlijnen van het ministerie een inspecteur dwingen een volledige controle uit te voeren, zelfs als hij maar lichte twijfels heeft die met een telefoontje kunnen worden weggenomen.
Ministers zijn niet erg vlot met mededelingen over de relatief slechte prestaties van de datamining-algoritmen. Uit een in juli 2020 gepubliceerd parlementair rapport3) blijkt dat slechts één op de drie controles die op basis van CFVR-gegevens zijn uitgevoerd, tot terugvordering van belastinginkomsten heeft geleid.
De verhouding tussen succesvolle controles – een op de drie – is ongeveer gelijk aan wat de traditionele methoden bereiken. Maar, in het geval van CFVR moeten de belastinginspecteurs zonder enige aanleiding de voor controle gemarkeerde instanties opsporen.

Het totale aantal instanties dat door CFVR naar lokale belastinginspecteurs wordt gestuurd, is niet openbaar. De auteurs van het parlementaire verslag bevelen aan nieuwe indicatoren te creëren om het succes van CFVR efficiënt te meten. Nieuwe indicatoren kunnen zijn: het aantal instanties en personen dat correct voor een controle is gemarkeerd, het aantal doublures tussen de resultaten van CFVR en andere onderzoeken, controles die tot een juridische procedure hebben geleid, ‘zware’ controles die dankzij CFVR-meldingen zijn uitgevoerd of de bedragen die door succesvolle controles zijn teruggevorderd.

Wat betreft de 785 miljoen euro waarover de regering heeft opgeschept, merken de auteurs op dat dit bedrag te verwaarlozen is in vergelijking met de 12 miljard die in datzelfde jaar is teruggevorderd.
Data-mining is, wat de regering daarover ook mag beweren, traag en daardoor niet effectief. Dit roept vragen op over de effectiviteit van het streefdoel, aldus de auteurs van het rapport.

Meer gegevens

Volgens het ministerie van Financiën zal het streefdoel eerder worden gehaald door aanpassing van de algoritmen en door groei van de voor hen toegankelijke databases. Negenennegentig samenwerkende platforms, waaronder veilingsites, verhuur en boekingsites van huis-accommodaties en online marketing, stemden ermee in gegevens aan het ministerie te verstrekken. Gebruikers-ID’s, aantal transacties, uitgegeven bedragen en bankrekeninggegevens zouden binnenkort beschikbaar moeten zijn voor CFVR.

Het Franse parlement heeft in december 2019 ingestemd met een experiment waardoor het Ministerie van Financiën ook gegevens van sociale netwerken mag verzamelen. Het is nog niet zo ver; eerst is toestemming nodig van de gegevensbeschermingsautoriteit en van de hoogste bestuursrechtbank.
Aan de andere kant zijn, volgens de vakbond voor belastinginspecteurs, door veranderingen in het fiscale beleid interessante gegevensbronnen verdwenen. De vermogensbelasting, in 2017 afgeschaft, was een goede bron van gegevens over rijke belastingbetalers en hun vermogen.

Wanneer algoritmen fouten maken kan, volgens het ministerie, een netwerk van geselecteerde lokale rapporteurs de fout melden bij CFVR. Belastinginspecteurs daarentegen die gebruik moeten maken van de lijsten met verdachte belastingplichtigen kunnen dat niet doen. Sommigen van hen betreuren het dat ze niet direct kunnen reageren.

Volledige automatisering

De ontwikkeling van algoritmen voor belastinginning is niet alleen een kwestie van efficiëntie of communicatie. Deze experimenten vinden plaats in een klimaat van massale personeelskrimp. Sinds 2008 zijn er jaarlijks gemiddeld 2000 banen bij de fiscus geschrapt. Het Ministerie van Financiën schat dat er nog eens 546 banen gaan verdwijnen vanwege machinaal leren. De belastingdienst vertelde AlgorithmWatch dat de automatisering die CFVR heeft ingevoerd, de belastinginspecteurs in staat zou stellen zich te concentreren op ‘lokale planning’, ‘het gebruik van intelligentie’ en op ‘werk met meer toegevoegde waarde’.
Ooit beschreven als een manier om belastinginners te helpen met ‘beter gerichte of hoge inzet-controles’ zoekt CFVR nu naar elke vorm van fraude. In plaats van te kijken naar fraude die voor mensen moeilijk te achterhalen is, zoeken de algoritmen naar kleine fouten, inconsistenties en duidelijke fraude.

Het doel zou uiteindelijk zijn de meeste belastingcontroles ‘volledig te automatiseren’, zoals een belastinginspecteur vertelde. Vorig jaar introduceerde een nieuwe wet het recht voor de belastingbetaler ‘om eerlijke fouten’ te maken. Het algoritme kan de belastingbetaler nu automatisch een bericht sturen met de waarschuwing dat er een fout is ontdekt in zijn belastingaangifte. “Deze niet-bindende verzoeken zullen eerlijke belastingbetalers in staat stellen hun belastingaangiften te corrigeren zonder een volledige belastingcontrole te moeten ondergaan”, schreef de gegevensbeschermingsautoriteit in 2019.

De Franse belastingdienst beweegt van een systeem waarin de belastingaangiften door mensen worden behandeld, naar een systeem waarin belastingbetalers de door machines ontdekte fouten moeten herstellen. Als machines fouten maken, zijn het de belastingbetalers die moeten controleren. Het ziet ernaar uit dat machines het recht krijgen om ook eerlijke fouten te maken, maar dan moeten de belastingbetalers wel onbetaald werk verrichten om die fouten te herstellen.

French tax authority pushes for automated controls despite mixed results, door Alexandre Léchenet, AlgorithmWatch, 23 november 2020: https://algorithmwatch.org/en/story/france-tax-automated-dgfi

Noten
1) AlgorithmWatch is een non-profit organisatie die zich toelegt op het evalueren en toelichten van algoritmische besluitvormingsprocessen met maatschappelijke relevantie. Deze worden gebruikt zowel voor het voorspellen of voorschrijven van menselijk handelen als voor automatische besluitvorming.
2) Datamining = het via een computer gericht zoeken naar verbanden, bijvoorbeeld statistische, in grote verzamelingen gegevens voor wetenschappelijke of commerciële doeleinden.
3) RAPPORT D’INFORMATIONFAIT au nom de la commission des finances (1) sur les moyens du contrôle fiscal. Par MM. Claude NOUGEIN et Thierry CARCENAC: http://www.senat.fr/rap/r19-668/r19-6681.pdf

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Rapport Pilot cliëntprofielen wijkverpleging eerste stap naar bekostiging op basis van zorginhoud. Wijkverpleging is er niet blij mee

Het begint door te dringen wat de consequenties zijn van het Onderzoeksrapport Pilot cliëntprofielen wijkverpleging. Het rapport is op 13 oktober 2020 door minister Hugo de Jonge van Volksgezondheid gestuurd naar de Tweede Kamer, vergezeld van een brief over de stand van zaken in de wijkverpleging, het NZa-advies Bekostiging wijkverpleging per 2022 en het wetsvoorstel bevorderen zorgcontractering. Eenzelfde brief is aan de Eerste Kamer gestuurd.

De brief besluit met de woorden: “De NZa heeft met de betrokken partijen de afgelopen jaren hard gewerkt om een advies voor een bekostigingsmodel op te stellen dat beter aansluit bij de inhoud van het vak en de ontwikkelingen in de wijkverpleging. Dit was een complexe opgave en ik wil dan ook complimenten geven aan de NZa en de betrokken partijen voor het behaalde resultaat. Met dit advies wordt een eerste stap naar bekostiging op basis van zorginhoud gezet. Er volgen nog meerdere stappen en ik heb er vertrouwen in dat partijen deze stappen met elkaar blijven zetten.Uiteraard blijf ik u hierover tijdig informeren”.
Het onderzoek is verricht door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), de Universiteit van Tilburg, de Universiteit van Maastricht m.m.v. vier zorgorganisaties: Cordaan, Envida, Meandergroep en Vierstroom.

De commentaren op het rapport op internet spreken voor zich. Een greep:

  • We gaan de wijkverpleging eens lekker ingewikkeld maken moet de minister gedacht hebben. Kijk en huiver. Toppunt van bureaucratie. Hoe jaag je zorgprofessionals de zorg uit!
  • Ik geloof dat ik dit weiger te snappen.
  • Niet te geloven, wat een achter het bureau bedacht schema, geen enkel idee van hoe het op de werkvloer gaat. Onthutsend.
  • Jaren 70 bedrijfskunde. Uit de vorige eeuw. Toen werd niet geloofd dat sturen op kwaliteit, menswaardigheid en duurzaamheid veel efficiënter is dan sturen op kostprijs per eenheid. Is inmiddels bewezen. De regering speelt fabrieksdirecteurtje volgens een totaal achterhaald model.
  • Dit komt uit de ‘pilot cliëntprofielen wijkverpleging’, een rapport waarvan de eerste zinnen van de samenvatting je alle lust ontnemen om de rest te lezen. Case mix – classificatie – risicoselectie. Dat werk. Het gaat wel over mensen hè.
  • De Haagsche bureaucratie zal nooit leren hoe je zorg zo kan inrichten en financieren dat het proces van cliënten met zorgprofessionals centraal staat en de zorgprofessional echt het vak kan uitoefenen dat hij/zij geleerd heeft. We gaan dit nu opnieuw voor de Jeugdzorg bedenken.
  • Zo te zien gemaakt door iemand die nooit in de praktijk gewerkt heeft. Flowchartfundamentalisme is de vervanger van spreadsheetfundamentalisme, maar dan moet je het wel goed doen. Stop met mensen tot op de millimeter in hokjes te stoppen.
  • Ziekmakende, geldverslindende, ambtelijke verzinsels. Overheidbreed zouden pragmatische specialisten de zorg, de belastingdienst en alle departementen moeten doorlichten. Het geld wat dán vrijkomt, door afslanken en afschalen van managementlagen en regelingen is ónvoorstelbaar.
  • Zo stuur je een robot aan.
  • Te veel beleidsambtenaren. Krijg je als de bestuurders (er) geen verstand (van) hebben.
  • Het schema geeft het antwoord al, je hebt een groep N, daarvan weet je ook wat ruwweg de uren zijn die je voor zo een groep nodig hebt, daarmee weet je ook hoeveel FTE je ruwweg nodig hebt, individueel classificeren is dus zinloos en verspilling.
  • Eens ! Zo jaag je vakbekwame proactieve verpleegkundige weg. Van dit soort ‘beslisbomen’ wordt de zorg niet beter of inzichtelijker. Kafkaiaanse situaties zijn ontstaan . Verpleegkunde is een kunde. Geïntegreerde kunde. Dat past niet in een A-4 tje.
  • Ik voel na de toeslagenaffaire #belastingdienst nu n #indicatie-affaire aankomen in de thuiszorg.
  • Excelsheetvakjes management… Wat doen we met die mensen die niet in een schemaatje passen?
  • Met zo’n stroomschema hoef je ook niet meer geschoold of geaccrediteerd. Geen BIG register, gewoon alles en iedereen uitkleden letterlijk en figuurlijk
  • Zeg alstublieft dat dit een hele slechte grap is.
  • Weet iemand wat het de gemeenschap heeft gekost om dit schema te maken?

Aan de hand van cliëntkenmerken voorspellen hoeveel zorg cliënt in een bepaalde periode krijgt

Samenvatting van het rapport:  “Het ontwikkelen van cliëntprofielen in de wijkverpleging, ook wel case-mix groepen genoemd, is een voorwaarde voor meer innovatieve vormen van bekostiging, zoals vaste bedragen per cliëntprofiel per maand. Inzicht in de zorgvraag en een uniforme classificatie van cliënten is hierbij van belang om risicoselectie tegen te gaan. De verwachting is dat dit helpt om een meer inhoudelijk gesprek te voeren tussen zorgaanbieder en zorgverzekeraar, en dat cliëntkenmerken nodig zijn om inzicht te krijgen in zorguitkomsten op populatieniveau. De ontwikkeling van cliëntprofielen die zowel voldoende voorspellend als voldoende herkenbaar zijn, is geen eenvoudige opgave. Momenteel kennen we al een voorbeeld van cliëntprofielen in de wijkverpleging, namelijk de ZN-doelgroepen (ZN: Zorgverzekeraars Nederland). Deze zijn echter zeer beperkt voorspellend voor zorginzet op maandbasis. Ook blijkt uit eerder onderzoek dat het gebruik van kenmerken uit verpleegkundige classificatiesystemen (NANDA-I en Omaha System, hierna NANDA en Omaha resp.) voor cliëntprofielen nog een groot deel van de variatie in zorginzet onverklaard laa”t.

Uniform toepasbaar instrument

“Daarom is de NZa vanuit het Wetenschappelijk Programma Wijkverpleging (WPW), samen met de Universiteit Maastricht, begin 2019 een onderzoek bij vier grote zorgaanbieders gestart. Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van cliëntprofielen in de wijkverpleging op basis van een uniform toepasbaar instrument. De centrale vraag is: kunnen we op basis van een beperkt aantal cliëntkenmerken voorspellen hoeveel zorg een cliënt in een bepaalde periode krijgt? Om dit te onderzoeken is een vragenlijst (de case-mix vragenlijst) opgesteld met vragen over cliëntkenmerken die volgens eerder wetenschappelijk onderzoek voorspellend zijn voor wijkverpleegkundige zorginzet. De deelnemende zorgaanbieders hebben van juni 2019 t/m december 2019 deze extra cliëntkenmerken geregistreerd. Dit heeft geresulteerd in circa 5.500 vragenlijsten, ingevuld door 351 wijkverpleegkundigen. Dit rapport bevat de analyse en resultaten van dit onderzoek.

Cliëntprofielen met ‘voorspelkracht’

De belangrijkste uitkomst van het onderzoek is dat het mogelijk is om met een korte vragenlijst cliëntprofielen voor wijkverpleging op te stellen met vergelijkbare voorspelkracht ten opzichte van reeds bestaande case-mix modellen voor thuiszorg in andere landen. Dit heeft praktisch potentieel omdat het om een beperkte registratie gaat en onafhankelijk van de verpleegkundige classificatiesystemen gebruikt kan worden, waar een landelijke standaard nog ontbreekt.

De wijkverpleegkundigen die betrokken waren bij het onderzoek geven aan dat zij de inzichten uit de case-mix vragenlijst waardevol vinden, en dat het invullen slechts enkele minuten duurt. Uit dit onderzoek blijkt dat de case-mix vragenlijst met een beperkt aantal vragen een maximale voorspelkracht voor de wijkverpleegkundige zorginzet heeft van 25% (op basis van random forest). Dit is aanzienlijk meer dan de huidige cliëntprofielen in wijkverpleging, de ZN-doelgroepen. Deze kenmerken hebben een voorspelkracht van circa 10%. Op basis van de case-mix vragenlijst vinden we aan de hand van een beslisboom 10 cliëntprofielen met een voorspelkracht van 21%. De toeleiding naar deze cliëntprofielen is in onderstaande beslisboom weergegeven*).

We zien dat net als in het Nieuw-Zeelandse model, het model vooral arbeidsintensieve elementen als hulp met wassen, hulp met kleden, etc. selecteert. Kenmerken uit de ZN-doelgroepen worden niet geselecteerd door het CART-algoritme. Wanneer we Omaha- of NANDA-kenmerken uit de anamnese of het zorgplan toevoegen, zien we slechts een beperkte toename in de voorspelkracht. De gevonden cliëntprofielen zijn enkel gebaseerd op de case-mix vragenlijst, wat het mogelijk maakt om los van systemen als Omaha en NANDA op uniforme wijze een cliënttypering te hanteren”.

Downloaden Onderzoeksrapport Pilot cliëntprofielen wijkverpleging – Ontwikkeling van cliëntprofielen in de wijkverpleging, Nederlandse Zorgautoriteit, 2020: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2020/09/09/onderzoeksrapport-pilot-clientprofielen-wijkverpleging

*) Afbeelding bovenaan – ‘Beslisboom cliëntprofielen’- staat op pagina 5 van het rapport

Kosten en baten van lockdowns in economenvakblad ESB

Het is deze week Economenweek, van 16 – 20 november 2020. Maandag de 16e is de week geopend door Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank met een speech waarin hij onder meer terugkeek op de economische impact van de coronacrisis. Dat die impact groot is blijkt wel uit het speciale novembernummer van ESB – vakblad voor economen – dat gewijd is aan lockdowns. Wegen de baten van de coronamaatregelen op tegen de kosten?
In juni 2020 deed hoofdredacteur van ESB Jasper Lukkezen op zijn website een ‘wat bozige oproep’. Twee geplande bijdragen met maatschappelijke kosten-batenanalyses van de coronamaatregelen konden niet worden gepubliceerd. De auteurs hadden de stukken niet aangeleverd vanwege ‘externe druk’ en ‘onzekerheid over de uitkomsten’.

Het novembernummer van ESB bevat een aantal maatschappelijke kosten-batenanalyses van de coronamaatregelen in Nederland. De analyses zijn gemaakt door Bas Kolen, een risico-expert die onderzoek doet aan de TU Delft en ook onderzoeksdirecteur is bij een adviesbureau op het gebied van waterveiligheid, en door welzijnseconoom Paul Frijters.

Bas Kolen

Kolen past zijn kennis over maatschappelijke kosten-batenanalyses – die hij ontwikkeld heeft voor evacuatiebeslissingen bij dreigende dijkdoorbraken – toe op de vraag of de intelligente lockdown die op 23 maart was ingesteld, verstandig was met zowel de kennis van toen, als die van nu. Hij vindt dat de lockdown dit voorjaar verdedigbaar was, zeker met de kennis van toen, maar waarschuwt dat dit waarschijnlijk nu niet langer het geval is. De kosten van lockdowns blijven oplopen naarmate ze langer voortduren, terwijl de baten gelijk blijven.

Paul Frijters

Frijters zoomt uit, en kijkt behalve naar de gezondheids- en economische schade ook naar de gevolgen van de beperkende maatregelen voor het psychische welbevinden en de levenstevredenheid. Vanuit zijn perspectief zijn de kosten van lockdowns een veelvoud van de baten, en zou het verstandiger zijn als de overheid erop zou inzetten de bevolking op een goede manier om te laten gaan met een coronabesmetting en de angst daarvoor.

Naast de analyses zijn er bespiegelingen en commentaren op de analyses.

Themanummer lockdowns

  • Maatschappelijke kosten-batenanalyse als spiegel – Beschouwing door Bas Haring
  • Een eerste kwantitatieve analyse van de Nederlandse coronamaatregelen – Analyse door Bas Kolen
  • Vanuit geluk bezien zijn de kosten van een lockdown veel hoger dan de baten – Analyse door Paul Frijters
  • Kosten en baten van lockdowns blijven onzeker – Reactie door Carl Koopmans
  • Analyses vormen startpunt van inhoudelijke discussie over coronabeleid – Reactie door Niek Mouter, Sander Boxebeld en Job van Exel
  • Bij corona is de rule of rescue aan het werk – Reactie door Pieter van Baal

Themanummer over de kosten en baten van lockdowns, door Jasper Lukkezen, ESB, 12 november 2020: https://esb.nu/esb/20061417/themanummer-over-de-kosten-en-baten-van-lockdowns

Afbeelding bovenaan is van Tumisu

Promotie Danielle Bartels: Placebo- en nocebo-effecten op jeuk. Verwacht je jeuk, dan krijg je ook jeuk

Als je verwacht dat iets gaat jeuken, neemt de jeuk daadwerkelijk toe. De Leidse gezondheidspsycholoog Danielle Bartels bewees het effect van negatieve verwachtingen voor jeuk. Opvallend is dat dit nocebo-effect bij jeuk weer om te buigen is. ‘Dat biedt perspectief voor de klinische praktijk’, hoopt Bartels. Promotie 18 november.

Wat helpt tegen jeuk en wat maakt jeuk alleen maar erger? Er is al heel veel onderzoek naar placebo- en nocebo-effecten bij pijn, maar bij jeuk niet of nauwelijks. ‘Dat is heel erg nieuw en daar zijn wij als Leidse onderzoekgroep zo’n beetje mee gestart,’ vertelt Danielle Bartels over haar promotieonderzoek.

Jeukonderzoek lijkt op pijnonderzoek

In onderzoek naar pijn zien we de twee meest onderzochte manieren om placebo- en nocebo-effecten*) te leren, namelijk door eerdere ervaringen met behandelingen en door wat een arts tegen je zegt. Door deze combinatie van conditionering met verbale suggesties ontstaan verwachtingen, positief en negatief, die van invloed zijn op de behandeluitkomsten. Bartels: ‘Op dezelfde manier als pijn zijn we jeuk gaan onderzoeken. Zien we dan ook placebo- en nocebo-effecten? Deze effecten blijken het sterkste wanneer we conditionering van jeuk combineren met verbale suggesties. Dat komt overeen met onderzoekuitkomsten van placebo- en nocebo-effecten bij pijn.’

Elektrodes, prikkel en lampjes

De deelnemers aan het onderzoek van Bartels zijn onderverdeeld in drie groepen. Eén groep kreeg alleen conditionering, een andere groep alleen verbale suggestie, een derde groep een combinatie van conditionering en verbale suggestie. De deelnemers kregen prikkels toegediend via twee elektrodes, geplakt op de arm. Daarbij zagen ze op een computerscherm verschillende kleuren lampjes oplichten. ‘Het verhaal ofwel de verbale suggestie is dat een derde electrode de jeuk beïnvloedt; bij groen wordt die jeuk minder, bij rood sterker, en bij geel is er geen verandering. Maar die electrode beïnvloedt de jeuk helemaal niet en dient als een placebo, omdat die nep is.’

Placebo-effect

In de leerfase van het onderzoek verschillen de toegediende prikkels per groep. In de groep deelnemers die alleen de verbale suggestie krijgen, blijft de sterkte van de prikkel gelijk. Maar in de derde groep waarin de onderzoekers conditionering combineren met verbale suggestie, verlagen ze stiekem de jeuk bij een groen lampje en verhogen die bij een rood lampje, zodat de deelnemer denkt dat de derde electrode ook werkt. In de testfase van het onderzoek krijgen alle deelnemers dezelfde prikkels van medium intensiteit. Bartels: ‘Terwijl de prikkels gelijk zijn, ervaren de deelnemers van de groep waarin we conditionering met verbale suggestie combineren toch minder jeuk bij de groene lichtjes en meer jeuk bij de rode. In deze groep is het verschil met de controlegroep significant.’

Nocebo-effect is omkeerbaar

In een volgende studie heeft Bartels een heel belangrijk resultaat gevonden van nocebo-effecten bij jeuk. ‘Als we jeuk hebben opgewekt met conditionering en verbale suggestie, dan is het mogelijk om dat weer terug te draaien. Dat doen we ook via conditionering, counter-conditioning noemen we dat. Dat is klinisch heel relevant, want nocebo-effecten wil je natuurlijk niet in de praktijk. Maar stel dat ze toch ontstaan, zijn die dan blijvend of kun je die weer teniet doen? Wat wij hebben onderzocht in een experimentele fase bij gezonde mensen is niet zomaar toe te passen in een klinische setting, maar wel heel interessant om uit te zoeken. Want je wilt natuurlijk zo min mogelijk nocebo-effecten, en de placebo-effecten boosten. Dit onderzoek is zo nieuw dat dit zelfs bij pijn nauwelijks was onderzocht.’

Leidse onderzoekslijn

Inmiddels werkt Bartels als docent toegepaste psychologie op de Fontys Hogeschool in Eindhoven. ‘Een dag in de week wel op school, gelukkig, maar met een klein groepje studenten. Online wil ik zo interactief mogelijk lesgeven en vraag ik iedereen om te beginnen de camera aan te zetten. Zodra het in het lesprogramma past vertel ik mijn studenten over mijn onderzoek naar placebo- en nocebo-effecten.’ Deze studie maakt deel uit van de onderzoeklijn van Andrea Evers naar de impact van verwachtingen op de gezondheid door placebo- en nocebo-effecten.

Placebo And Nocebo Effects On Itch. Promotie van Danielle Bartels, woensdag 18 november, aanvang 15.00 uur, Academiegebouw, Rapenburg 73, Leiden.
Proefschrift is na de promotie digitaal beschikbaar via het Leids Repositorium.
www.universiteitleiden.nl/agenda/2020/11/placebo-and-nocebo-effects-on-itch

Verwacht je jeuk, dan krijg je ook jeuk, Universiteit Leiden, 17 november 2020: www.universiteitleiden.nl/nieuws/2020/11/promotie-danielle-bartels

Noot
*) Het nocebo-effect is een negatief verwachtingseffect en de tegenhanger van het positieve verwachtingseffect dat bekend is als het placebo-effect.

Afbeelding bovenaan is van Anastasia Gepp