Skip to main content

Redactie Beroepseer

Zwitserse architect Herzog: ‘Architecten kunnen het verschil maken’. Over architectuur, politiek en gezondheidszorg

De Zwitserse architect Jacques Herzog heeft in een brief een boeiend en uitgebreid antwoord gegeven op de vraag over de verantwoordelijkheid van architecten. De vraag is gesteld door zijn Britse collega David Chipperfield. Wat zouden architecten kunnen doen aan sociale ongelijkheid, armoede, uitputting van grondstoffen, toekomstige milieurampen en de pandemie die ons in een bijna surreële wereld heeft doen belanden en die wordt geleid door cynische politici?
Herzorgs anwoord is kort en bondig: “Niets”.
Brief en vraag zijn gepubliceerd in DOMUS, Italiaans maandblad voor architectuur en design. Herzog vraagt op zijn beurt of Chipperfield een moment in de architectuurgeschiedenis kent waarop een architect een bijdrage heeft geleverd aan de oplossing van wezenlijke vraagstukken van de samenleving? Architecten hebben zich altijd opgehouden in gezelschap van de machtigen der aarde. Ze bouwden paleizen, tempels, stadions, hele steden. Meestal in de geest van de tijd en zelden als uitdrukking van vernieuwing en verandering.
Kan architectuur daadwerkelijk iets veranderen? Anticiperen op iets? Bijvoorbeeld in de kunstwereld?

Vercommercialisering van de kunst

Herzog refereert aan zijn bezoek aan de in 2000 geopende Turbine Hall van het Britse museum Tate Modern in Londen, een uitgestrekte, iconische ruimte voor grootschalige beeldhouwkunst en kunstinstallaties. De ruimte trok een nieuw publiek aan. Kunstenaars bedachten een compleet nieuw universum. Ze waren niet langer visionairs, ze waren ook in staat hele universa naar eigen model te creëren. De architectuur had hen daarvoor maatstaven en een platform gegeven. Het was gedurfd, niemand kon zeker weten of kunstenaars gebruik zouden maken van de ruimte. In zekere zin was het een antwoord op de toentertijd veelgestelde vraag: Wat komt hierna? De Turbine Hall was het antwoord en bood de mogelijkheid van een spectaculaire, unieke museumervaring.
Maar, het was ook een ideaal platform voor het ontstaan van een kwalijke ontwikkeling: de radicale vercommercialisering van de kunst. De kunstwereld in Londen had in de moderne tijd nog nooit eerder zoiets meegemaakt op internationale schaal. In het kielzog van Tate Modern beleefde de kunstmarkt een ongekende bloei. Een hausse die ook het vastgoed niet ongemoeid liet. De Londense skyline is in slechts twee decennia getransformeerd ten gevolge van een stortvloed van willekeurige hoogbouw zonder enige notie van stedenbouwkundige planning.

Kortom, aldus Herzog: “Wij architecten kunnen de vercommercialisering van kunst niet tegenhouden, laat staan een hausse in vastgoed. Dat heeft te maken met andere zaken, namelijk met internationaal monetair beleid en investeringsstrategieën. Welke architect zou vormgeving van een mooi torentje laten schieten en daarmee actieve steun aan de vastgoedzeepbel, vermeerdering van de eigen bekendheid en medewerking aan de bouw van kilometerslange, leegstaande woon- en kantoorruimte? Wij architecten hebben klanten nodig. Hoe beroemder het architectenbureau, des te meer opdrachtgevers en investeerders het zal aantrekken. Niet alleen particuliere investeerders, maar ook overheden. Vooral als het gaat om belangrijke openbare gebouwen, zoals stadions”.

Een tastbare bijdrage

Nee, architecten kunnen de samenleving niet veranderen, maar volgens Herzog kunnen ze wel een tastbare bijdrage leveren. Waar en hoe? Laten we eens kijken naar de grote vraagstukken van vandaag: landschap, migratie, gezondheidszorg, klimaat en digitalisering.
Herzog komt met een voorbeeld uit zijn eigen praktijk. Twintig jaar geleden heeft hij met Pierre de Meuron ETH Studio Basel opgericht, dat gericht is op onderzoek naar de thema’s landschap en verstedelijking. Eerst alleen in Zwitserland, later ook in de Nijlvallei, op de Canarische Eilanden, in Hongkong, Kenia en de Sahara.
ETH heeft diverse boeken gepubliceerd, waarvan twee een merkbare en blijvende invloed hebben gehad op de Zwitserse politiek en op voorschriften voor ruimtelijke ordening: Switzerland. An urban portrait (2006) en Achtung, die Landschaft (2015).
Het laatste boek is bijna een manifest waarvan de kern luidt: Bouw op het gebouw. Deze aanpak is vooral urgent in  dichtbebouwde landen als Zwitserland, Hongkong of Tenerife, en niet voor landen als Kenia, de Verenigde Staten of Rusland.
Herzog vraagt zich af wie eigenaar van land is, het landschap? Wie neemt de beslissingen, wie geeft toestemming om het te ontruimen en te exploiteren? Voor bouwvergunningen in the middle of nowhere?

De maatschappij veranderen is niet mogelijk, maar afzonderlijke projecten kunnen, zoals ETH’s studie van het Zwitserse landschap laat zien, onderdeel worden van politiek beleid. Dat betekent dat het werk van de architect politiek kan zijn, maar, paradoxaal genoeg, alleen als architecten op zodanige manier werken en denken, dat de ‘utopie’ fysiek gestalte krijgt en tastbaar wordt. Bij architectuur gaat het om fysieke actie. Dat wordt wel duidelijk in dit jaar van corona, waarin mensen wekenlang thuis moeten blijven.

In 2020 voltrekt zich voor veel mensen een intern drama. Het is, aldus Herzog, of we in een toneelstuk van Beckett op het kleine podium van een theater in de provincie zijn beland. Met zijn collega’s realiseerde hij zich dat het wel degelijk verschil maakt of het raam op de juiste plek staat, zodat de krappe ruimte licht krijgt en de zon naar binnen kan schijnen. En misschien is er wel een terras met uitzicht en een boom in de buurt. Dat zijn geen spectaculaire vooruitzichten voor ons verwende architecten, merkt Herzog op, maar dergelijke, ontegenzeggelijk cruciale, aangelegenheden hebben architecten wel laten versloffen.

Het verschil maken

Architecten kunnen dus het verschil maken door te werken aan projecten die inspelen op de behoeften van gebruikers. Intelligent gebruik van de ruimte, eigenlijk een traditionele taak van de architect, is nog steeds van fundamenteel belang. Niet alleen de ruimte, maar ook de manier waarop architecten de ruimte vormgeven en gebruik maken van materialen. Er bestaat geen bouwkunst zonder bouwmaterialen die ergens vandaan moeten komen – en die al dan niet duurzaam zijn. Men kan bijvoorbeeld zonder beton, tenzij het bedoeld is voor een speciaal, esthetisch doel. Of onmisbaar is, zoals in extreem hoge gebouwen of gebouwen die tot diep onder de grond reiken.
Zonder beton zou de CO2-uitstoot wereldwijd aanzienlijk afnemen en zouden kostbare hulpbronnen als grind en zand behouden blijven.

Naar een andere architectuur

In feite zouden we opnieuw moeten gaan nadenken over het gebruik van beton en niet alleen vanwege het milieu. Beton is gemeengoed geworden, het is alomtegenwoordig op bouwplaatsen omdat je er bijna alles mee kunt doen.  Herzog: “Wij architecten maken misbruik van materialen. We buiten ze uit en interesseren ons alleen maar voor de aantrekkelijke buitenkant. Dat is in ons nadeel, omdat we daarmee ook onze eigen speelruimte beperken. Architectuur als ordening of productie van ideeën is geen architectuur, maar slechts decoratie en daarmee niet alleen lelijk, maar ook schadelijk voor de hele architectenwereld. Architectuur heeft een enorm potentieel, juist omdat haar zintuiglijke, materiële en ruimtelijke diversiteit zo vergelijkbaar is met ons mensen, die zo fragiel en kwetsbaar zijn. We kunnen het horen, het kan geluiden versterken en dempen. Ze kan geuren opslaan in trappenhuizen en woonkamers. Architectuur heeft een geur; elke kamer, elke flat ruikt anders. Zoals de mensen die er wonen.

Soms struikel je als architect bij toeval over iets; je hebt zelden de gelegenheid om te beslissen in welk vakgebied je gaat werken. Toen we twintig jaar geleden de aanbesteding voor de bouw van de REHAB-kliniek in Bazel binnenhaalden, hadden we er geen idee van dat ons onderzoek naar revalidatie van patiënten zo’n blijvende invloed zou hebben en zou leiden tot zoveel projecten op het gebied van de gezondheidszorg. We kwamen met een nieuwe ziekenhuisindeling, grotendeels bepaald door platte volumes, zoals groengebieden met talloze binnenplaatsen. Stuk voor stuk verschillend in ontwerp, materiaal, detaillering, begroeiing, verlichting. Een gebouw met ruimten die zo opvallend van elkaar verschillen veroorzaakt een intense beleving bij patiënten die hun mobiliteit die ze ooit als vanzelfsprekend hebben beschouwd, hebben moeten opgeven”.

Gezondheidszorg en architectuur

Er is vrijwel geen enkel ander door Herzogs bureau ontworpen gebouw met een dergelijke holistische combinatie van landschap, stad en interieur, toegankelijk voor iedereen die in die ruimten woont en werkt: patiënten, artsen, zorgverleners en bezoekers: “De REHAB-kliniek heeft ons veel geleerd over de ziekenhuiswereld. Kennis die we hebben kunnen gebruiken voor projecten in Denemarken, Zwitserland en nu ook in San Francisco. Uiteraard zeggen architecten altijd dat ze leren van hun projecten, maar in dit geval is het echt zo. Gezondheidszorg is een totaal veronachtzaamd gebied. Architecten mochten zich er zelden mee bemoeien en als ze dat wel deden, waren ze niet in staat om van het ziekenhuis een leefbare plek te maken die de moeite waard is.

Kunt u zich een dergelijk ziekenhuis voorstellen dat sinds 1945 is gebouwd? Een plek die zowel aan zorgverleners als patiënten een omgeving biedt die kan helpen moeilijke momenten draaglijk te maken? In veel gevallen is het eerder het tegenovergestelde. Zelfs sommige van de medisch best uitgeruste klinieken ter wereld zijn vaak saaie dozen, lelijke monsters die nog lelijker worden gemaakt door aanbouwsels. Tijdens de huidige pandemie zijn die lelijke plaatsen pijnlijk zichtbaar geworden in de journaals op tv. We zien de verwaarlozing en het wereldwijde onvermogen van de politiek, de geneeskunde en de maatschappij hiermee om te gaan. De gezondheidszorg en haar architectuur zal de komende jaren een punt van zorg zijn – en ik denk dat veel architecten zullen ontdekken dat er een nieuw werkterrein op hen ligt te wachten”.

Jacques Herzog: letter to David Chipperfield, Domus, 13 oktober 2020: www.domusweb.it/en/architecture/2020/10/13/jacques-herzog-letter-from-basel.html

Herzog & De Meuron: www.herzogdemeuron.com/index/practice/people/partners/jacques-herzog.html

Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisaties begonnen met hoorzittingen. ‘Luister goed naar professionals bij maken van nieuw beleid’

De Tijdelijke commissie Uitvoeringsorganisatie (TCU) die onderzoek doet naar het functioneren van uitvoeringsorganisaties en het verlies van de menselijk maat, is op 26 oktober 2020 gestart met de openbare hoorzittingen in de Tweede Kamer.
Aanleiding vormen de aanhoudende klachten over uitvoerende overheidsinstanties als het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
Burgers lopen vast in hun contacten met de overheid. In de afgelopen periode hebben zich problemen voorgedaan met aanzienlijke gevolgen voor grote groepen mensen. Het sterkste voorbeeld is de uit de hand gelopen toeslagenaffiare van de Belastingsdienst met duizenden gedupeerde ouders. Een ander voorbeeld is het overbelaste CBR met de lange wachttijden voor mensen boven de 75 jaar die voor de verlenging van hun rijbewijs verplicht zijn zich medisch te laten keuren.

Het lukt uitvoeringsorganisaties niet altijd om vragen te beantwoorden of problemen op te lossen. Om te voorkomen dat een burger vastloopt in wetten, regels of overheidssystemen is de aanwezigheid van de menselijke maat noodzakelijk. Op basis van de door de commissie verzamelde informatie, wordt een eindrapport opgesteld met daarin een aantal aanbevelingen die het proces tussen ‘beleid en balie’ moeten gaan verbeteren. De verwachting is dat het rapport voor de verkiezingen in 2021 wordt gepresenteerd.
De Onderzoekscommissie bestaat uit zeven Kamerleden: André Bosman (VVD, voorzitter), Nevin Özütok (GroenLinks, ondervoorzitter), Evert Jan Slootweg (CDA), Maarten Groothuizen (D66), Cem Laçin (SP), John Kerstens (PvdA) en Corrie van Brenk (50PLUS)

Zes hoorzittingsdagen

De zes openbare hoorzittingsdagen zijn opgesplitst in verschillende thema’s en zijn verdeeld over de maandagen en vrijdagen in drie aaneengesloten weken. In totaal verschijnen er veertig personen voor de commissie. In de eerste week worden deskundigen gehoord die het perspectief van de burger en de professional op uitvoeringsorganisaties kunnen toelichten en wordt een blik geworpen op de uitvoering van beleid bij de Belastingdienst.
Op 26 oktober waren o.a. aan het woord: Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen; Loek Schueler van werknemersorganisatie CNV; Kim Putters van Sociaal Cultureel Planbureau en Albert Jan Kruiter, medeoprichter en actie-onderzoeker van het Instituut voor Publieke Waarden (IPW). Het Instituut helpt per jaar ongeveer vierhonderd door de bureaucratie vastgelopen mensen/huishoudens en doet vervolgens onderzoek naar de systemen achter de bureaucratie. Op de hoorzitting van 25 oktober vertelde hij dat hij een fascinatie heeft voor bureaucratie: “Ik kan niet met en ik kan niet zonder”.

Praktische wijsheid

Volgens Kruiter zien wij de mensen op de werkvloer, de professionals, nog steeds als handjes en voetjes van degenen die ‘boven’ hen gesteld zijn. We zien hen niet als kennisbron. Een van de voorbeelden die Kruiter wel eens gebruikt is van Ans, een professional die ziet dat heel veel mensen die schulden hebben, op een gegeven moment ook ziek worden van de stress. Ans gaat naar de huisarts en vraagt aan de huisarts: Krijg jij vaak mensen in de praktijk waar je eigenlijk niet zoveel mee kan? Ja, zegt die huisarts. Ans: Ik denk dat zij schulden hebben. Zal ik bij jou in de praktijk gaan zitten, dan kan ik die mensen gelijk met de schulden gaan helpen. Dan lossen wij dit probleem samen op.
Dit is gerekend buiten de zorgverzekeraar die de huisarts moet betalen. En buiten de teamleider die de opdracht heeft gekregen van de wethouder om de wachtlijsten weg te werken. Mensen als Ans behoren serieus te worden genomen en ingezet bij het maken van nieuw beleid. Aristoteles noemde dat praktische wijsheid. De hoogste vorm van kennis ligt besloten in de ervaring van de professionals.
Dit type oplossingen behoort uit de schaduw getild te worden. Het gaat om een andere houding en een andere mentaliteit. Wijsheid, kennis en ervaring van professionals benutten bij het maken van nieuw beleid en hen niet zien als slechts een ‘ojbect van uitvoering’.

De volgende hoorzitting is op vrijdag 30 oktober over de uitvoering van beleid bij de Belastingdienst. De hoorzittingen vinden plaats tot en met vrijdag 13 november 2020 en zijn te volgen via de livestream van de Tweede Kamer. De hoorzittingen zijn terug te kijken via www.tweedekamer.nl/kamerleden_en_commissies/commissies/tcu

De laatste spreker op 13 november is Herman Tjeenk Willink, sinds december 2012 minister van Staat.

Naar een intelligente en waardegedreven uitvoering

Kruiter heeft voorafgaand aan de hoorzitting een nota met een positiebepaling gestuurd naar de Tweede Kamer: Naar een intelligente en waardegedreven uitvoering. Daarin geeft hij een belangrijke waarschuwing en biedt hij een aantal oplossingen aan. Hij gaat uitgebreid in op de betekenis van ‘de menselijke maat’ en ‘de burger centraal’. Komen mensen klem te zitten in de bureaucratie door ‘het verlies’ van de menselijke maat, of door iets anders? Volgens hem is de menselijke maat niet ‘verloren gegaan’, deze is nooit onderdeel geweest van het instrumentarium van uitvoeringsinstellingen.

“De commissie loopt met haar onderzoek het risico dat ze uitvoeringsinstellingen gaat verwijten dat ze de menselijke maat niet respecteren, terwijl ze daar niet voor opgericht zijn. Tegelijkertijd loopt de commissie met haar onderzoek het risico dat organisaties en professionals die juist wel aan de lat staan om de menselijke maat te omarmen, en dat dagelijks proberen, niet gezien worden. En dat zou exemplarisch zijn voor de top down manier waarop Rijk en parlement gewend zijn om naar uitvoeringsvraagstukken te kijken. Door een laag van Haagse instituties, politieke compromissen, beleid en regels die het zicht ontnemen op de menselijke maat in de praktijk.

De verleiding is tot slot groot om een nieuwe systeemoplossing te formuleren. Als ik die verleiding niet zou kunnen weerstaan zou ik de commissie adviseren om de oplossing te zoeken in de volgende richting:

  • Stel lokale professionals in staat om voor mensen die vastlopen in uitvoeringsorganisaties, namens die organisaties te besluiten.
  • Geef Rijksuitvoeringsinstellingen de opdracht om zich nog verder te specialiseren in de standaarden waar ze succes mee boeken voor 90% van de Nederlanders.
  • Maar geef ze ook de opdracht om sneller te ontdekken waar dat niet zo is, zo dat lokale, analoge professionals op een praktisch wijze manier lokaal de menselijke maat kunnen herstellen.
  • Laat de Rijksuitvoeringsinstellingen daarnaast een gezamenlijke servicedesk inrichten voor wijkteam-professionals, waarin ze die professionals snel, integraal (namens alle instellingen) van dienst kunnen zijn.
  • Voor de duidelijkheid: dat kan budget neutraal. De duizenden professionals zijn er al. Het zal ze ontzettend veel tijd besparen, uitvoeringsinstellingen ontlasten, en burgers op maat bedienen.

Maar ik kan die verleiding weerstaan. De commissie staat immers aan het begin van haar onderzoek. Daarom zal ik de commissie adviseren om een aanzienlijk deel van de haar toebemeten tijd in gesprek te gaan met professionals die lokaal, op straat en achter de voordeur hun werk doen. Vraag hen hoe de menselijke maat eruitziet en wat ervoor nodig is om die structureel te organiseren. En onderzoek samen met die professionals wat regering en parlement daarvan kunnen leren. Mocht de commissie dat op prijs stellen, dan organiseer ik dat gesprek graag”.

Downloaden schema hoorzittingen: www.tweedekamer.nl/sites/default/files/atoms/files/tcu_programma_0.pdf

Hoorzittingen onderzoek uitvoeringsorganisaties gestart, Tweede Kamer, 26 oktober 2020: www.tweedekamer.nl/kamerleden_en_commissies/commissies/tcu

40 personen gehoord door Parlementaire onderzoekscommissie Uitvoeringsorganisaties, namen en data bekend, Tweede Kamer, www.tweedekamer.nl

Downloaden Naar een intelligente en waardegedreven uitvoering – Een positiebepaling, met brief aan Tweede Kamer t.a.v. de Tijdelijke Commissie Uitvoeringsorganisatie, 5 mei 2020: https://beroepseer.nl

Video Openbaar verhoor Albert Jan Kruiter, maandag 26 oktober 2020. Zie https://debatdirect.tweedekamer.nl/2020-10-26/financien/enquetezaal/openbaar-verhoor-de-heer-kruiter-11-30/onderwerp

‘Hoe TOP werk jij?’ Ministerie SZW start campagne om beroepsziekten te voorkomen

Er is meer aandacht nodig voor het voorkomen van beroepsziekten door lichamelijke belasting. Uit cijfers van TNO blijkt dat bijna een half miljoen werknemers kampen met fysieke aandoeningen door het werk. Deze klachten leiden jaarlijks tot zeven miljoen verzuimdagen en een kostenpost voor werkgevers van 1,5 miljard euro, nog los van de zorgkosten.

Daarom lanceert staatssecretaris Bas van ‘t Wout van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op woensdag 28 oktober 2020 de campagne Hoe TOP werk jij? Pak lichamelijke belasting aan!

“Vele duizenden Nederlanders krijgen last van hun lichaam door het werk. Met name in de bouw, industrie, zorg, land- en tuinbouw en vervoer en opslag is dit een probleem. De coronacrisis vraagt bovendien extra veel van werkenden. Denk aan de zorgmedewerkers, maar ook aan alle thuiswerkers. Bij die laatste groep ligt een verkeerde houding of te weinig lichaamsbeweging op de loer. Extra aandacht voor de risico’s van lichamelijke overbelasting of juist onderbelasting is daarom zeker nu op zijn plaats. Ik wil samen met werkgevers en werknemers werken aan risicobewustzijn en preventie. Omdat voorkomen zo veel beter is dan genezen”.

Staatssecretaris Bas van ‘t Wout

TOP-campagne

Staatssecretaris Van ’t Wout trapt de campagne af in het (digitale) gezelschap van arboprofessionals, experts, brancheorganisaties en werkgevers en werknemers uit sectoren waar lichamelijke overbelasting veel voorkomt. De campagne zet in op de zogenoemde TOP-strategie. TOP staat voor de technische, organisatorische en persoonsgebonden maatregelen ter preventie van lichamelijke belasting. Daarbij wordt gestart met technische maatregelen om de bron van lichamelijke belasting aan te pakken, zoals het gebruik van machines en hulpmiddelen. Vervolgens wordt gekeken naar organisatorische maatregelen, zoals meer afwisseling in het werk. En tot slot wordt samen met de werknemer gekeken of zijn of haar fysieke werkhouding moet worden aangepast.

De campagne is onderdeel van een EU-brede campagne over lichamelijke belasting op het werk. In Nederland ligt de uitvoering hiervan bij het ministerie van SZW en bij Focal Point Nederland.

Hoe TOP werk jij?

Naast voorlichtingsactiviteiten wordt aan werkgevers en brancheorganisaties een online toolbox met gratis hulpmiddelen en instrumenten ter beschikking gesteld. Werknemers kunnen zelf via een online test in vijf minuten in kaart brengen welke risico’s zij lopen op lichamelijke belasting, waarna ze doorverwezen worden naar voor hen relevante hulpmiddelen en adviezen.

De test is te vinden op www.hoetopwerkjij.nl

Staatssecretaris Van ‘t Wout lanceert campagne om fysieke overbelasting tegen te gaan, Rijksoverheid, 26 oktober 2020: www.rijksoverheid.nl/

TNO fysieke belasting: https://fysiekebelasting.tno.nl/

Aanmelden voor Kick-off bijeenkomst: Hoe TOP werk jij? Pak lichamelijke belasting aan! https://mailchi.mp/ba928d08fa20/save-the-datekick-off-campagne-hoe-top-werk-jij-pak-lichamelijke-belasting-aan
Datum: woensdag 28 oktober 2020
Tijdstip: 10:00 – 12:00 uur
Locatie: online

Belastingdienst gaat bouwen aan herstel van vertrouwen. Seminar op 27 oktober 2020

De toeslagenaffaire houdt de Vereniging van Hogere ambtenaren (VHMF) bij het Ministerie van Financiën behoorlijk bezig. De berichtgeving hierover was de afgelopen maanden niet mals en heeft het vertrouwen in de Belastingdienst danig ondermijnd. Jarenlang heeft de Belastingdienst honderden gezinnen – het juiste aantal wordt nog onderzocht – in diepe financiële problemen gebracht door onrechtmatig kinderopvangtoeslag stop te zetten en terug te vorderen.  Ambtenaren zoeken naar antwoorden op de vraag hoe het vertrouwen in de Belastingdienst kan worden hersteld. De vraag staat centraal op het webinar Bouwen aan vertrouwen. Hoe nu samen verder? dat de Vereniging organiseert op 27 oktober 2020.

Brief aan secretaris-generaal

Vertrouwen is ook het onderwerp van een brief van het bestuur van VHMF aan de secretaris-generaal van het ministerie van Financiën, de heer Van den Dungen. De brief is te lezen op de site van VHMF.

Enkele passages uit de inhoud:

“Om het vertrouwen van burgers in de Belastingdienst weer op te bouwen is waarheidsvinding essentieel. Daartoe dient zo snel mogelijk een open onderzoek te worden gestart, liefst in de vorm van een parlementaire enquête. Niet gericht op het vinden van een zondebok, maar op waarheidsvinding. In dit onderzoek moet aandacht worden besteed aan de rol van de wetgevende, rechtsprekende en de uitvoerende macht. Deze machten dienen lering te trekken uit dit onderzoek. Om dit echt te realiseren moeten alle heilige huisjes ter discussie gesteld worden. Dat kan alleen als de veiligheid van medewerkers voorop staat.

Vragen die gesteld en beantwoord moeten worden zijn bijvoorbeeld:

  • wat is de invloed geweest van de politiek en wetgeving, dit vanaf het opzetten van de toeslagen;
  • wat is de rol geweest van de opdrachtgevende ministeries;
  • wat zijn de effecten geweest van de bedrijfsmatige inrichting van de processen van Toeslagen;
  • wat is de invloed geweest van de keuze bij de inrichting van Toeslagen om het werkproces van Toeslagen de juridische regels en beperkingen slechts te in de werkinstructies en handboeken en in concrete situaties, waarin een afweging van juridische en andere aspecten vereist, juristen niet of onvoldoende te betrekken of hun advies te ‘overrulen’.

Om dit parlementaire onderzoek de vereiste openheid te geven dient het strafrechtelijke onderzoek te worden opgeschort. Slechts zonder druk van een strafrechtelijk onderzoek kunnen goede antwoorden gevonden worden. Pas na een dergelijk parlementair onderzoek kan eventueel worden bekeken of er reden is voor een strafrechtelijk onderzoek tegen personen”.

Webinar Bouwen aan vertrouwen

Op het webinar van 27 oktober 2020 wil VHMF aandacht geven aan vertrouwen in de fiscaliteit. De kernvraag luidt: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat belastingplichtigen, toeslaggerechtigden, politiek én medewerkers weer vertrouwen krijgen in de Belastingdienst?

Op de poster van het webinar staat dat “geen onderwerp zal worden geschuwd: vertrouwen, politiek en maatschappij, scheiding der machten, complexe wetgeving, freies Ermessen, menselijke maat, IT, cultuur, vakmanschap, wantrouwen…”
De relatie tussen vertrouwen en de cultuur binnen de Belastingdienst komt eveneens ter sprake. Wat zijn de dilemma’s voor de behandelende belastingdienst-medewerker? Wanneer slaat vertrouwen om in gerechtvaardigd wantrouwen? Mag en durf je zelf een beslissing te nemen of leg je alles voor aan de rechter? Hoe ga je om met de macht die je als inspecteur hebt bij het nemen van ingrijpende beslissingen?

Dagvoorzitter op het webinar is prof. dr. Leo Stevens, emeritus-hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.  Stevens was betrokken bij o.a. de herziening van het Nederlandse inkomstenbelastingstelsel in 2001. Voor Informatief schreef hij het artikel Vaktrots:

“Voor velen levert vaktrots een belangrijke bijdrage aan de zin van het leven. Het gevoel waardering te ervaren voor het werk dat je doet en nuttig te zijn, geeft voldoening en versterkt je zelfrespect. Het is gewoon fijn om professioneel engagement te kunnen delen met collegae en te voelen dat je werk wordt erkend en gewaardeerd. Ook maatschappelijk. Het lijken zweverige sentimenten, maar in feite zijn dit de gevoelens die kleur en fleur geven aan je leven.

Maar als de vaktrots wegsijpelt, grijpen negatieve verdringingsalternatieven hun kans. Dan slaat onverschilligheid toe en verliest het professionele verantwoordelijkheidsgevoel zijn glans. Daarom gaat mij de zichtbaar afbladderende rechtsstatelijkheid van de Belastingdienst zo aan het hart. Ik sta daarin bepaald niet alleen. Het is tijd om alle constructieve krachten te verbinden en te versterken om terug te winnen wat we hebben verloren.
[…]
We moeten weer bouwen aan een proces van rechtsbedeling waarin alle persoonlijke schakels van rechtvaardigheid en doelmatigheid harmonisch in elkaar grijpen, waardoor een evenwichtige en vloeiende cadans in de wetstoepassing ontstaat. Natuurlijk blijft de ingewikkeldheid van de samenleving de uitvoerders in hun werkprocessen geregeld voor dilemma’s plaatsen. Maar belangrijker dan de stelligheid waarmee de ‘juiste’ wetsuitleg in de uitvoering wordt uitgedragen, is de integriteit waarmee naar de juiste beslissing wordt gezocht. Een echte professional kent zijn kracht én zijn zwakte en laat zich inspireren door collegiale inzichten”.

Stevens wees tevens op het overtrokken geloof in de maakbaarheid van de samenleving en de stelselmatige onderschatting van de uitvoerbaarheidsproblemen. Die zouden het functioneren van de Belastingdienst in diskrediet hebben gebracht.
Naast de structurele onderschatting van het vermogen tot uitvoeren vormt het gebrek aan affiniteit van leidinggevende topambtenaren met de werkvloer een fundamenteel probleem.

Lees het hele artikel van Stevens in Informatief no 96, oktober 2020: www.vhmf.nl/images/stories/informatief/Informatief2020-96w.pdf

Meer info over webinar Bouwen aan vertrouwen, programma op site Belastingdienst: https://channel.royalcast.com/belastingdienst/#!/belastingdienst/20201027_2

en op VHMF: www.vhmf.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=122&Itemid=111

en  www.youtube.com

Het webinar staat open voor alle geïnteresseerden binnen en buiten de Belastingdienst.

Rapport verschenen met resultaten van extern cultuuronderzoek naar Belastingdienst: ‘Van visie naar actie’, Blogs Beroepseer, 27 mei 2020: https://beroepseer.nl

Beroepstrots, een ongekende kracht: https://beroepseer.nl/beroepstrots/

Howard Gardner bespreekt boek van Michael Sandel over meritocratie en de tirannie van verdienste

In zijn boek De tirannie van verdienste maakt Michael Sandel de balans op van een in gevaar verkerende democratie. Een oorzaak is de onevenredige beloning van mensen met een hogere opleiding en het terzijde schuiven van de rest. Sandel noemt dat de tirannie van verdienste. Het boek is een vertaling van The tyranny of merit en is evenals de Nederlandse uitgave verschenen in september 2020.
Michael J. Sandel (1953) is hoogleraar politieke wetenschappen aan Harvard University in de V.S.
Howard Gardner bespreekt Sandels boek in het artikel The Costs of Meritocracy:  Two Destructive Forms of Being “Smart” op de site van The Good Project, waarna Sandel reageert met een kort commentaar. Gardner is hoogleraar Cognition and Education aan Harvard Graduate School of Education. In de jaren 1995 – 2006 werkte hij met collega’s Mihaly Csikszentmihalyi en William Damon aan het Good Work Project*), uitmondend in The Good Work Toolkit**).

Meritocratie

De tirannie van verdienste is een forse aanklacht tegen de hedendaagse samenleving, schrijft Gardner, vooral die van de Verenigde Staten en Engeland. In dit provocerende boek overdenkt Sandel uitvoerig het belang van het hedendaagse ‘slim’ zijn. Gardner is bekend geworden van zijn theorie over de meervoudige intelligentie, beschreven in zijn in 1983 verschenen boek Frames of mind: The theory of multiple intelligences. Hij voelt zich dan ook verplicht als iemand die vier decennia lang het gebruik van het woord ‘intelligent’ heeft bekritiseerd, zorgvuldig aandacht te besteden aan de door Sandel gebruikte woorden.
Het begrip ‘meritocratie’ is in het midden van de jaren vijftig bedacht door de Britse sociaal-analist Michael Young. Het betekent een ooit aristocratische, overerfbare samenleving die wordt overgenomen door personen die geacht worden een getalenteerder en geschikter leider te zijn voor verschillende sectoren in de samenleving.

In eerste instantie klinkt een dergelijke overdracht van macht en gezag juist te zijn. We behoren ons te laten leiden en inspireren door mensen met vaardigheden (denk aan het Britse Lagerhuis) in plaats van door mensen die hun rijkdom, titel en positie erven (denk aan het Hogerhuis).
Ook al schreef Young zijn betoog met een zekere ironie – willen we het echt aan leerlingen met de hoogste cijfers op school overlaten beslissingen te nemen over oorlog, vrede, handel of gezondheid? – hij gebruikt het begrip meritocratie in positieve zin. Het is bekend dat de beide presidenten Clinton en Obama voortdurend en met nadruk spraken over het belang van een samenleving waarin verdienste wordt beloond… en steeds weer opnieuw wordt beloond..

Slim

Heel belangrijk voor deze en andere hedendaagse leiders is ‘slim zijn’. In deze tijd van Google-getallen staat dat wel vast. President Obama gebruikte steeds weer het woord ‘slim’. In zijn eigen woorden: slim beleid, slim buitenlands beleid, slimme regelgeving, slimme groei, slimme bezuinigingen, slimme netwerken, slimme technologieën. Over het geheel genomen gebruikte hij het bijvoeglijk naamwoord ‘slim’ in verband met politiek en programma’s meer dan 900 keer! Zo ook zijn voorganger Bill Clinton.

Zelfs Donald Trump – hoewel in veel opzichten verschillend van deze Democraten – zegt steeds weer dat hij slim is, ‘zeer slim’; zijn kabinet heeft de hoogste IQ; zijn oom was professor aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT). Hij schept op over de toelating van zijn familie tot de Wharton School (de businessschool van de University of Pennsylvania). Joe Biden is ‘traag’. Maar, tijdens het verkiezingsdebat van 29 september heeft hij het door Biden gebruikte woord ‘slim” aan de kaak gesteld en sprak hij denigrerend over het intellect en de schoolcijfers van zijn tegenstander.
Sandel zou kunnen opmerken dat de opwinding over intellect partijpolitiek en tijdperken overstijgt. Voorts doemt er van geen enkele kant ook maar een tegenverhaal op. Niemand roept op tot de terugkeer naar een erfelijke aristocratie of zelfs van erfelijke rijkdom en posities… hoewel Trump wel belijdt dat hij ‘de laagopgeleiden’ liefheeft.

Sandel gaat ver met zijn kritiek. Zoals de titel suggereert, is de viering van – of zelfs een schuchtere overgave aan – de meritocratie rampzalig gebleken voor de huidige samenleving. Hij schrijft dat mensen die het goed doen op school en slagen voor gestandaardiseerde toetsen, worden toegelaten tot elitaire hogescholen, goed betaalde banen met bijbehorende ‘privileges’ krijgen en deze maatschappelijke voordelen aan hun kinderen doorgeven.De statistieken spreken voor zich en zijn onweerlegbaar, om koude rillingen van te krijgen. En zelfs de meritocraten die erkennen dat ze misschien niet volledig verantwoordelijk zijn voor hun eigen succes, kunnen het niet helpen neer te kijken op degenen die het niet zo goed hebben gedaan in de Darwinistische strijd om wereldse successen.

Erger en schadelijker is het – dit is voor rekening van Sandel – als degenen die niet zijn toegelaten tot de universiteit of niet zijn afgestudeerd, en misschien zelfs geen ‘achtenswaardige’ baan hebben, zich afgekeurd of genegeerd voelen. Of als ze beschouwd worden als ‘deplorabelen’, weggezonken in ‘fly-over country’, de binnenlanden van de VS. Uiteindelijk leidt deze situatie tot een samenleving in oorlog met zichzelf, en, heel misschien, tot het einde van de democratie en de Amerikaanse (of een andere nationale) droom.

Meervoudige intelligentie

Sandel stelt twee soorten oplossing voor: 1) een technologische, bijvoorbeeld een radicale verandering van de manier waarop men kandidaten selecteert voor toelating tot elitescholen; 2) een gemeenschappelijke en zelfs spirituele: alle burgers als gelijkwaardig beschouwen met recht op evenveel respect.

Het indrukwekkende (maar ook deprimerende) verhaal van Sandel leidt bij Gardner tot een tweeledige gedachtegang die beide zijn verbonden met zijn eigen ideeën over intelligentie waarover hij decennialang heeft nagedacht. Gardner daagde indertijd als eerste de theorie uit dat er slechts een enkele soort intelligentie bestaat zoals gemeten door de IQ-test of de SAT-test, een gestandaardiseerde toelatingstest voor hogescholen en universiteiten. Daarvoor in de plaats riep Gardner op tot erkenning van de meervoudige intelligentie, en, misschien ook wel, tot een eerbetoon aan verschillende soorten geestgesteldheid. Hoewel begrippen als ‘sociale’ of ‘emotionele’ intelligentie in de openbare discussie zijn opgenomen, komen ze niet voor in de analyse van Sandel.
Gardner heeft daar vrede mee. Maar, om de analyse van Sandel te nuanceren, zou hij willen opmerken dat de soorten intelligentie of intelligenties die in 2020 worden gewaardeerd, heel anders zijn dan die in het verleden.

Een voorbeeld: 150 jaar geleden vereiste toelating tot bepaalde hogescholen en universiteiten de beheersing van klassieke talen, de zogenaamde verbaal-linguïstische intelligentie. Tegenwoordig geeft niemand meer om talen (laat staan om klassieke talen), maar des te meeer om coderings- en rekenkundige intelligenties (logisch-mathematisch intelligentie). Naarmate machines ‘slimmer’ worden, kunnen we misschien wel kiezen voor nog andere soorten intelligentie – die niet relevant zijn voor machines – zoals de muzikaal-ritmische, de lichamelijke of de interpersoonlijke intelligentie.

Het woord ‘slim’’mag dan wel niet veranderen – maar de kennis en vaardigheden waar het naar verwijst, kunnen wel radicaal veranderen. En inderdaad, sommige van onze succesvolste ondernemers – bijvoorbeeld Bill Gates en Steve Job – hebben zelfs nooit hun studie afgemaakt omdat hun temperament en ambities niet in overeenstemming waren met het programma van de universiteit. Uiteindelijk hebben ze een eredoctoraat gekregen. Zelfs Donald Trump, die blijkbaar iemand anders zijn SAT-test heeft laten maken en weigert zijn examencijfers te onthullen, heeft duidelijk ‘media’-intelligentie.

Respect

Tot zover over de slimheid van Sandel waar Gardner, zoals eerder opgemerkt, geen moeite mee heeft. Maar Gardner voelt zich wel behoorlijk slecht op zijn gemak bij Sandels algemene aanbeveling dat meritocratie dient te worden vervangen door het toekennen van waardigheid aan alle mensen: “Volgens Sandel verdienen alle mensen waardigheid of respect (ik geef de voorkeur aan de laatste term), onafhankelijk van wie ze zijn, hoe ze zich gedragen, hoe ze denken over de wereld. Dat klinkt in eerste instantie misschien redelijk, maar het is niet de manier waarop ik de kwestie opvat.
Mijn mening: Als ze groeien – of liever, als wij groeien – wordt van personen verwacht zich te gedragen met respect jegens anderen, zowel bekende personen als vreemden. En wanneer we geconfronteerd worden met uitdagende vraagstukken of ideeën, behoren alle mensen te proberen er met zoveel mogelijk gevoel en verstand mee om te gaan.
Miljonairs of zelfs miljardairs behoren niet met respect worden behandeld vanwege hun geërfde of vergaarde geld; integendeel, ze behoren die status te verdienen door de manier waarop ze zich gedragen, en van die status te worden beroofd als ze zich misdragen. Op dezelfde manier hebben de loodgieter, de elektricien of de ober – drie vaak door Sandel en andere filosofisch georiënteerde analisten gebruikte voorbeelden – recht op evenveel respect en waardigheid als de rijke persoon, maar niet alleen door hun vakopleiding… maar eerder door de manier waarop zij zich normaal gesproken, dag in dag uit, ten opzichte van anderen gedragen.
Natuurlijk is de manier waarop we ons jegens anderen gedragen ons niet aangeboren. We leren ons te gedragen door familie, buren, vrienden, lessen op school, een religieuze omgeving, wat we lezen en zien op school, in de bioscoop, en tegenwoordig vooral online. Hier verschillen mijn ideeën van die van Michael Sandel”.

“De samenleving waarin ik zou willen leven”

Gardner denkt niet dat goed, moreel en respectvol gedrag meer of minder waarschijnlijk is bij degenen die met meritocratische lauweren worden gekroond dan bij degenen die om welke reden dan ook die lauweren niet zoeken of ermee pronken.
In geen van beide gevallen heeft het gedrag van de mens ten opzichte van anderen iets te maken met een intelligentie-functie, of hoe we het ook gedefinieerd en/of gemeten hebben. Volgens Gardner kan een intelligentie positief of destructief worden gebruikt. Zowel Goethe als Goebbels bezaten een hoge verbaal-linguïstische intelligentie in het Duits; Goethe schreef lofwaardige poëzie, Goebbels bevorderde haat. Zowel Mandela als Milosevic hadden veel interpersoonlijke intelligentie; Mandela bracht elkaar vijandige groepen van de Zuid-Afrikaanse bevolking bij elkaar, Milosevic bevorderde etnische zuivering.

Gardner concludeert aan het eind van zijn reflectie: “Of men nu slim is of niet – wat voor soort intelligentie men ook heeft – of winnaar of verliezer is in een wedijverende meritocratie (of het nu gaat om een CEO of een arbeider), het staat los van de vraag of men respect of waardigheid verdient. Men ontwikkelt deze eigenschappen in de loop van het leven – het is nooit te vroeg, maar het kan ook nooit te laat zijn. Een samenleving waarin personen elkaar respecteren vanwege de manier waarop ze zich tot anderen verhouden, is de samenleving waarin ik zou willen leven”.

Goed werk

Gardners reflectie op Sandels boek leverde een commentaar op van Sandel, waarna Gardner reageerde met:

“Bedankt, Michael voor deze weloverwogen en nuttige verduidelijking. Ik denk dat we het in grote lijnen eens zijn. Ik ben er niet zeker van dat we mensen eenvoudigweg kunnen instrueren of aanmoedigen alle arbeid in dezelfde mate te waarderen, hoewel sociale hervormers daar al eeuwenlang naar streven. Ik heb er iets meer vertrouwen in dat we mensen kunnen instrueren of aanmoedigen onderscheid te maken tussen enerzijds goed betaald werk en anderzijds ‘goed werk’. Dat werk berust op vakmanschap, persoonlijke betrokkenheid en morele verantwoordelijkheid. Maar ik moedig beide benaderingen graag aan”.

Noten
*) Samenwerking Stichting Beroepseer & Good Work Project: https://beroepseer.nl/good-work-project/
**) Good Work Toolkit: https://beroepseer.nl/goed-werk-toolkit/

The Costs of Meritocracy: Two Destructive Forms of Being “Smart”, door Howard Gardner, The Good Project, 14 oktober 2020: www.thegoodproject.org/good-blog/2020/10/14/the-costs-of-meritocracynbsp-two-destructive-forms-of-being-smart
Onder het artikel van Gardner staat een commentaar van Michael Sandel: Comment by Michael Sandel.

De tirannie van verdienste, door Michael Sandel, uitgeverij Ten Have, september 2020: /www.uitgeverijtenhave.nl/boek/de-tirannie-van-verdienste/

SER-verkenning: De platformeconomie biedt grote kansen maar ook meer risico

De platformeconomie heeft ons in zijn greep. En biedt ons grote kansen, schrijft Mariëtte Hamer in het Voorwoord van de verkenning Hoe werkt de platformeconomie? Hamer is voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER). Je huis laten schoonmaken door iemand die je niet kent, sushi laten bezorgen, ook al is het midden in de nacht, of een website laten ontwerpen door iemand in Azië: het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend, maar er gaat een wereld achter schuil.
Een commissie van de SER is die wereld gaan ontdekken. Dat heeft een rijk gedocumenteerd beeld opgeleverd van de praktijk van de platformeconomie en van werkplatforms, met een uitgebreide beschrijving van de positie van de platformwerker en de vragen die de platformeconomie opwerpt. Een eerste, belangrijke constatering is dat de diversiteit groot is: qua soorten platforms en werkwijzen, qua werkenden en qua werkomstandigheden.

Commerciële platforms,  die vraag en aanbod van werk bij elkaar brengen, zoals Werkspot, Helpling of Clickworker, bieden kansen. Ze vormen een snelle manier om aan werk te komen, ook als dat door opleiding of achtergrond moeilijk is. Meer mensen kunnen dus aan het werk. Ondernemers kunnen meer omzet maken door bijvoorbeeld een bezorgdienst op te zetten en consumenten krijgen meer keuze en gemak.

Risico

Maar er zijn ook risico’s. Vooral voor wie weinig opleiding heeft, eenvoudig werk doet zoals oppassen of schoonmaken en geen ander inkomen heeft. Zulke platformwerkers zijn afhankelijk van het platform of ze wel werk krijgen, ze werken soms voor lage tarieven en moeten dan veel uren maken. Er zijn echter ook platformwerkers die goed verdienen. Zij beschikken vaker over specifieke vaardigheden en een betere opleiding en gebruiken platforms als een extra kanaal om aan werk te komen. Er zijn dus grote verschillen.

Werknemer of zelfstandig ondernemer?

De arbeidsrelatie van platformwerkers, en van zzp’ers in het algemeen, is onduidelijk. Zijn ze werknemer of (zelfstandige) ondernemer? Veel werkplatforms zetten de werkers als zzp’ers in, maar het is de vraag of dat terecht is. De aard van de arbeidsrelatie is bepalend voor de geldigheid van cao’s en andere werknemersrechten, en dus van groot belang voor de positie van werkers. De SER beveelt aan om hierover snel besluiten te nemen, en het toezicht door de Belastingdienst en de Inspectie SZW hierop te intensiveren.

Decent work – eerlijk inkomen, veilig werk

Decent work, een veelgebruikte term door internationale instellingen, houdt in dat mensen een eerlijk inkomen verdienen en aanspraak kunnen maken op bescherming, scholing, inspraak en veilig werk. Platformwerkers die op locatie werken, zoals schoonmakers, chauffeurs en maaltijdbezorgers, hebben vaak weinig zekerheden, lage verdiensten en geen recht op sociale zekerheid zoals WW. Voor online platformwerk zijn de vergoedingen vaak nog lager, door het grotere aanbod aan werk en de concurrentie van platformwerkers uit lage-lonenlanden. Werkplatforms gebruiken daarnaast vaak algoritmen om het werk te verdelen en sturen, wat de autonomie en privacy van platformwerkers kan aantasten. Om dit te verbeteren moeten de Nederlandse en Europese wetgeving beter op elkaar aansluiten.

Vraag en aanbod bij elkaar – kluseconomie

De platformeconomie is enorm. Commerciële platforms bemiddelen in werk, goederen, communicatie, geld, entertainment en informatie. Bedrijven als Google en Booking leveren niet alleen informatie of reizen, maar ook een platform voor andere bedrijven. Daarmee verwerven ze veel invloed en omzet. Werkplatforms brengen vraag en aanbod in werk bij elkaar. Het werk dat zo ontstaat wordt de kluseconomie genoemd. De kluseconomie is een klein deel van de totale platformeconomie en het aantal platformwerkers in Nederland is nog klein: ongeveer 1% van de beroepsbevolking. Maar de werkwijze van de platformeconomie beïnvloedt ook de rest van de economie. Platforms kunnen de markt verstoren als voor hen niet dezelfde regels gelden als voor andere bedrijven. Dat kunnen bijvoorbeeld fiscale regels zijn, of regels over de inzet van data. Er is een Europese aanpak nodig om voor een gelijk speelveld te zorgen dat er een gelijk speelveld is en om de rechten van consumenten te beschermen. Tegelijkertijd zorgen zulke nieuwe toetreders dat andere bedrijven vernieuwen in hun manier van werken, hun producten en diensten.

Nieuwe technologieën

Om de kansen die de platformeconomie biedt beter te kunnen benutten, zal Nederland meer moeten doen aan het ontwikkelen en implementeren van nieuwe technologieën. Dit vraagt om meer durfkapitaal, meer passend opgeleid personeel, met name bij de grotere platforms en investeringen in digitale vaardigheden van burgers. Werkgevers, werknemers, overheid en de platformbedrijven moeten hierin samen optrekken.

Aanleiding voor deze verkenning is de motie die Tweede Kamerlid Gijs van Dijk c.s. heeft ingediend op 29 november 2018 bij de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van SZW voor het jaar 2019. In deze motie wordt de regering gevraagd om: “de SER een verkenning te laten doen naar de praktijk van de platformeconomie waarin onder andere wordt gekeken naar de positie van platformwerkers, de positie en aard van platformbedrijven en de handhaving van schijnzelfstandigheid.”
De motie werd op 4 december 2018 aangenomen door de Tweede Kamer en is opgenomen in de kabinetsbrief aan de SER van medio maart 2019. In deze brief kondigt het kabinet aan welke onderwerpen naar verwachting tot een advies- of verkenningsaanvraag aan de SER zullen leiden. Op basis van de motie is deze verkenning opgesteld.

De verkenning is grotendeels geschreven voordat de coronacrisis uitbrak. De coronacrisis zorgt op heel veel plekken voor een versnelling van bestaande trends, waaronder ook automatisering en digitalisering van taken. Er is voor gekozen om slechts in beperkte mate aandacht te besteden aan de gevolgen van de coronacrisis voor deplatformeconomie en platformwerk, omdat de blijvende gevolgen pas over enige tijd
vastgesteld kunnen worden.

Downloaden van Hoe werkt de platformeconomie? ADVIES 20/09, Commissie Platformeconomie en Werk, oktober 2020: www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2020/platformeconomie-hoe-werkt.pdf

Platformeconomie: meer kansen, maar ook meer risico, SER, 19 oktober 2020: www.ser.nl/nl/Publicaties/hoe-werkt-platformeconomie

Aandacht voor het ‘doenvermogen’ van burgers bij het ontwerpen van beleid en regelgeving

Veel beleid en regelgeving hanteren een rationalistisch perspectief: als burgers maar genoeg voorlichting en de juiste financiële prikkels krijgen, zullen zij vanzelf de regels volgen. De praktijk is anders, zo leren de vele affaires rond toeslagen en uitkeringen. Daar kwamen bonafide burgers in grote problemen, omdat de regelgeving teveel alertheid van hen verwacht. De gedragswetenschap leert dat het denk- en doenvermogen van burgers niet onuitputtelijk is. Dat geldt niet alleen voor laaggeletterden of minder begaafden, maar ook voor goedopgeleide burgers.

In 2017 verscheen het rapport Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid, waarin de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aandacht vroeg voor het belang van niet-cognitieve vermogens, zoals een doel stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag. Naast denkvermogen is ‘doenvermogen’ minstens zo belangrijk om aan de hoge eisen van de participatiesamenleving te kunnen voldoen. De overheid verwacht van burgers steeds vaker dat ze zelfredzaam zijn op het gebied van gezondheid, persoonlijke financiën en de arbeidsmarkt. Het rapport kwam tot stand na een intensief proces van consultatie en analyse. Naast bestudering van de wetenschappelijke literatuur waren er gesprekken gevoerd met ruim negentig experts, beleidsmakers en betrokkenen uit de praktijk. De WRR-projectgroep staat onder leiding van prof. dr. Mark Bovens.

Vervolg op Weten is nog geen doen: Doenvermogen: van toets naar tools

Om beleidsmakers en wetgevingsjuristen handvatten te bieden schreef de WRR een vervolg: Doenvermogen: van toets naar tools, geïnspireerd op twee expertsessies die de WRR samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid organiseerde. Tijdens deze sessies bogen de deelnemers zich over de vraag hoe meer aandacht te besteden aan het doenvermogen van de burger.

Er is sprake van tools omdat dit document instrumenten biedt aan iedereen die de doenlijkheid van regels wil vergroten. Dat kunnen wetgevingsjuristen zijn die formeel verantwoordelijk zijn voor het (laten) uitvoeren van een doenvermogen-toets als onderdeel van de uitvoeringstoetsen bij ontwerpwetgeving, maar ook anderen die betrokken zijn bij het ontwerpen van beleid.

Realistisch burgerperspectief

Doenvermogen: Van toets naar tools onderscheidt vijf basisstappen, geeft suggesties voor een paar hulpmiddelen die van pas kunnen komen en benoemt tot slot vier proceselementen om succesvol tot een realistisch burgerperspectief te komen.

Podcast over Weten is nog geen doen

In aflevering 4 van WRR podcast-serie Vogelvlucht (17 september 2020) vertellen raadslid Mark Bovens en staflid Anne-Greet Keizer wat er na publicatie van Weten is nog geen doen is gebeurd en geven zij een toelichting op het nieuwe document Doenvermogen: van toets naar tools: https://pod.link/wrrvogelvlucht/episode/34090fa6d45c17b0fe4eb93a07a7a288

Downloaden van Doenvermogen: van toets naar tools, WRR, 17 september 2020: www.wrr.nl/publicaties/publicaties/2020/09/15/doenvermogen

Downloaden van Weten is nog geen doen – Een realistisch perspectief op redzaamheid, WWR rapport no 97, 24 aril 207:
https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is-nog-geen-doen

Huidige trend naar optimalisatie ontmoedigt personeel. Behandel werknemers niet als machines

De lange mars naar verlicht management is begin jaren dertig van de vorige eeuw begonnen. In die periode stapten onderzoekers en, belangrijker nog, bedrijfsleiders af van het idee dat werknemers als machines moesten worden behandeld en verplicht waren taken uit te voeren volgens nauwkeurig uitgewerkte voorschriften. Ze waren ervan overtuigd dat bedrijfsprestaties zouden verbeteren als werknemers betrokken zouden worden bij de besluitvorming. Decennia lang groeide het kamp dat de voorkeur gaf aan empowerment van werknemers*). Maar vandaag zijn er sterke aanwijzingen dat er een tegenbeweging in opkomst is. De slinger dreigt de andere kant uit te gaan. Het oude managementmodel doet zich weer gelden.
Volgens Peter Cappelli geeft deze ontwikkeling reden tot bezorgheid. In zijn artikel Stop Overengineering People Management in Harvard Business Review (HBR) – Amerikaans vaktijdschrift op bedrijfseconomisch gebied – legt hij uit waarom.
Cappelli is hoogleraar Management en directeur van het Center for Human Resources aan de Wharton School, University of Pennsylvania, VS. Hij is de auteur van diverse boeken, waaronder Will college pay off? A Guide to the most important financial decision you’ll ever make ( PublicAffairs, 2015).

Optimalisatie van personeel

Terwijl veel bedrijven en organisaties nog steeds zeggen te geloven in het belang van betrokken werknemers, schijnt een aanzienlijk en stijgend aantal te kiezen voor optimalisatie**) van personeel. Besluitvorming en zeggenschap over het eigen werk maken plaats voor experts en algoritmen. Arbeid wordt behandeld als handelswaar. De bedoeling is dat die arbeid tot een minimum wordt teruggebracht. Dat gebeurt door werknemers te vervangen door contract- en gig-personeel***) en door inzet van automatisering en software. Zodoende wordt de behoefte aan menselijk beoordelingsvermogen verminderd. De overige werknemers wordt ideaal gedrag aangeleerd. Zij worden nauwlettend gecontroleerd op naleving.
Tot nu toe is niet onderzocht of deze verandering een verbetering is.

Optimalisatie spreekt de meeste leidinggevenden aan omdat ze het snappen en geleerd hebben hoe ze het moeten toepassen. De idee als zouden problemen slechts van technische aard zijn, blijkt zeer hardnekkig, zoals de geschiedenis leert. We zouden intussen beter moeten weten. Bewijzen van de voordelen van empowerment van werknemers worden genegeerd, evenals de hoogte van de kosten bij afschaffing ervan. Nu is het weliswaar mogelijk een evenwicht te vinden tussen de beide modellen en te profiteren van beider voordelen, maar dat vereist dat we afzien van het idee dat prestaties van werknemers van technische aard zijn.

Human relations movement

De populariteit van de technische benadering neemt toe tijdens een economische recessie – werknemers stappen niet op, ook al verafschuwen ze het als een machine te worden behandeld – en daalt tijdens een hoogconjunctuur; werknemers stappen dan wel op, of protesteren. De gevolgen van de door Covid-19 veroorzaakte economische recessie laten zich raden. Optimalisatie zal zich verder doorzetten als er geen tegenwicht komt van de arbeidsmarkt en de gevolgen worden onderzocht. Het zou een vreselijke vergissing zijn.

Het zogenaamde ‘wetenschappelijke management’ werd uitgevonden in de VS en toegepast in fabrieken aan het begin van de twintigste eeuw. De intellectuele drijfkracht achter deze bedrijfsvoering was de Amerikaan Frederick Taylor (1856-1915). Arbeid moest puur analytisch benaderd worden. Objectieve productienormen werden vastgesteld aan de hand waarvan prestaties konden worden beoordeeld.
In de jaren dertig kwam er een tegenkracht. Het Amerikaanse elektronische en produktiebedrijf Western Electric en andere werkgevers zagen dat deze aanpak niet goed werkte. Werknemers presteerden onder hun kunnen. Men begon daarop te experimenteren met meer inspraak van werknemers. De veranderingen leverden aanzienlijke voordelen op.

Elton Mayo en zijn collega’s van Harvard Business School verwerkten de resultaten van deze ontwikkeling en lanceerden vervolgens in 1930 de ‘human relations movement’, gericht op verkenning van het verband tussen het welzijn van werknemers en hun productiviteit. Aandacht voor de psychologische en sociale behoeften van de werknemers stond centraal: relaties met andere werknemers, het gevoel dat hun werk van belang is en betrokken worden bij besluitvorming.
Als aan deze voorwaarden was voldaan, schoten de prestaties van de werknemers omhoog. Als er niet aan was voldaan gebeurde het tegenovergestelde.

Software die letterlijk alles in de gaten houdt

Cappelli belicht in zijn artikel de cruciale momenten in de ontwikkeling van personeelsmanagement en belandt uiteindelijk bij de aanpak tijdens de Covid-19-crisis. Hij schrijft dat er een ‘onthullend moment’ kwam tijdens de lockdown. Organisaties droegen hun werknemers op thuis te gaan werken en vroegen zich af of hun mensen wel waren te vertrouwen. Zouden ze wel werken? Of gingen bedrijven hun mensen thuis controleren? Dat laatste blijkt het geval. Drew Harwell van dagblad The Washington Post meldde een toename van het gebruik van ‘tattleware’, software die letterlijk alles in de gaten houdt wat werknemers thuis doen op hun computer. Een leverancier van de software zei dat zijn klanten zich “volledig gerechtigd voelen te weten wat de werknemers thuis doen”.
Konrad Putzier en Chip Cutter van The Wall Street Journal rapporteerden dat bedrijven die na de lockdown de werknemers weer toelieten op hun werkplek, zogenaamde ‘indoor-mapping’-software installeerden voor controle van werknemers. Ze wilden weten of de werknemers zich wel hielden aan de nieuwe regels waaronder sociale distantie. Waarnemers merkten op dat er geen redenen waren om de software na de pandemie te verwijderen.

Werknemers hebben het nooit prettig gevonden gecontroleerd te worden. De stakingsgolf van fabrieksarbeiders in de jaren dertig mondde uit in de geboorte van vakbonden. Deze werden evenzeer gemotiveerd door het terugdringen van managementcontrole en Tayloristische eisen – zoals de toegestane tijd voor een korte pauze om naar de wc te gaan – als door de onvrede over lonen. Bovendien werkt controle zelden zoals bedoeld, omdat werknemers manieren vinden controle te mijden. Meer dan een kwart van de werknemers geeft toe de webcam van hun bedrijfscomputer af te dekken. Volgens onderzoek van de banenzoeksite SimplyHired schakelt bijna een derde over van bedrijfstelefoon naar een persoonlijke mobiele telefoon wanneer ze met collega’s praten om te voorkomen dat de werkgever meeluistert.

Niet goedkoop

Op kunstmatige intelligentie (AI) gebaseerde optimalisatie blijkt niet goedkoop te zijn. Het is niet gratis. Net zoals met Taylors wetenschappelijk management het geval was en fabrieken een stoet deskundigen in dienst moesten nemen vanwege de toenmalige eisen van de industrie, voeden de optimaliseringsinspanningen van vandaag de vraag naar datawetenschappers. De banen voor mensen die algoritmen bouwen nemen snel toe. Hun gemiddelde basissalaris is 113.309 dollar volgens carrièresite Glassdoor.

Cappelli besluit met een waarschuwing die erop neerkomt dat we niet opnieuw in de val moeten lopen. Want dat doen we steeds. Intellectueel worden we aangetrokken tot optimalisatie en de belofte van een simpele manier van management die voorgoed de beste blijkt te zijn. Managers kunnen zodoende inspanning vermijden. In plaats van medewerkers te betrekken bij het oplossen van problemen op het werk, wijden ze zich aan opwindende beleidstaken.
De schrijver Kurt Vonnegut verwoordde het zo in zijn roman Player Piano, een dystopie van een volledig geautomatiseerde samenleving ergens in de toekomst: “Als het niet om de mensen ging, die verdomde mensen die altijd verstrikt raken in machines… dan zou de wereld een paradijs voor technici zijn”.
Het mag dan makkelijk lijken mensen te negeren, maar we zijn er nog steeds, merkt Cappelli droogjes op. Het is belangrijk rekening te houden met onze behoeften en belangen. Op efficiëntie gerichte leiddinggevenden behoren daar rekening mee te houden.

Noten
*) Een gangbare definitie van empowerment is ‘een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie’.(Canon sociaal werk).
**) Optimalisatie levert volgens voorstanders een robuust systeem op dat wordt geacht langer winstgevend te blijven in een veranderende markt. De resultaten van een optimalisatie kunnen worden gevisualiseerd in een grafiek.
***) Een gig-economie drijft niet op vaste banen maar op projecten en klein ondernemerschap.

Stop Overengineering People Management, door Peter Cappelli, Harvard Business Review, september/oktober 2020: https://hbr.org/2020/09/stop-overengineering-people-management

Harvard Business Review, september/oktober 2020: https://hbr.org/archive-toc/BR2005

 

Afbeelding bovenaan is van slon.pics

Door covid-crisis en snelle technologische ontwikkeling behoort mobiliteit van werknemers prioriteit te hebben

Het lijkt een goed moment voor de overheid om met fiscale maatregelen te komen die snelle aanpassingen op de arbeidsmarkt mogelijk maken, schrijft Han Mesters in het artikel Human capital: het enige kapitaal dat ertoe doet op ZiPconomy, onafhankelijke kennisplatform en community voor eigenzinnige meningen over flexibilisering van organisaties en de markt voor interim professionals. Mesters is Sector Banker bij ABN AMRO en binnen de afdeling Sector Advisory verantwoordelijk voor de zakelijke dienstverlening.
ABN AMRO onderzoekt of het mogelijk is een verlaging van de lasten op arbeid en verhoging van belastingen op grondstoffen en vervuilende productie in te voeren in een serie publicaties waarin de voor- en tegenargumenten worden belicht.

Mesters: “De coronacrisis komt bovenop een trend binnen de arbeidsmarkt die al veel langer gaande is; de verschuiving van banen met een repetitief karakter naar banen waar creativiteit en analytisch vermogen noodzakelijk is. Het Centraal Planbureau (CPB) toont deze ontwikkeling door de verschillende vormen van werk in een aantal herkenbare categorieën te classificeren, een methode die al langer wordt gebruikt door het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics (BLS). De boodschap is voor Nederland en de Verenigde Staten identiek: technologie vervangt al jaren werk met een sterk routinematig karakter. Deze ontwikkeling was eerst vooral zichtbaar bij fysieke arbeid met een sterk routinematig karakter, zoals bij productieprocessen in de auto-industrie waarbij de arbeider langzaam werd verdrongen door de robot. Inmiddels laat de computer ook diepe sporen na bij repetitief denkwerk (‘routine cognitief’). Hier gaat het om bijvoorbeeld administratieve functies en teken- en rekenwerkzaamheden in technische beroepen die in toenemende mate worden geautomatiseerd.

De aandacht van werkgevers in de meeste sectoren gaat tegenwoordig vooral uit naar zogeheten kenniswerkers, professionals met opleiding HBO+
[ … ]
Het zijn deze kenniswerkers die nu het verschil maken; bij het ontwikkelen van nieuwe producten, bij het samenwerken met andere professionals in teams, bij het te woord staan van klanten en bij het aansturen van andere professionals. Koplopers als Microsoft laten zien dat het onderscheidend vermogen van succesvolle ondernemingen allang niet meer ligt in machines, productiecapaciteit en procesoptimalisatie, maar in kennis en creativiteit van medewerkers. Microsoft kent aan deze laatste factoren in ieder geval zelf verreweg de hoogste financiële waarde toe”.

Omscholing

Mesters schrijft vervolgens dat de gevolgen van de coronacrisis en de al langer ingezette automatisering een flexibele arbeidsmarkt vereisen waarbij werknemers makkelijk naar andere sectoren en ander type werk kunnen overstappen. Dit vergt hoge investeringen in om- en bijscholing en het aanbieden van werkplekken waar relatief onervaren werknemers ervaring kunnen opdoen.

Mesters besluit met het voorstel de lasten op arbeid generiek te verlagen: “Dit stimuleert werkgevers om nieuwe werknemers op de werkvloer ervaring te laten opdoen en het creëert extra financiële ruimte om fondsen voor om- en bijscholing op te zetten. Specifieke maatregelen om opleidingskosten te drukken, zijn eveneens welkom. Waar de overheid nu wel een speciale investeringsaftrek biedt voor bijvoorbeeld kleinschalige investeringen in bedrijfsmiddelen of in milieumaatregelen, ontbreekt het aan een dergelijke regeling voor scholingskosten. In een samenleving die op de kop staat door de crisis en razendsnelle technologische ontwikkeling, zou mobiliteit van de werknemers prioriteit moeten hebben”.

Human capital: het enige kapitaal dat ertoe doet, door Han Mesters, Zipconomy, 13 oktober 2020: www.zipconomy.nl/2020/10/human-capital-het-enige-kapitaal-dat-ertoe-doet/

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann