Skip to main content

Redactie Beroepseer

Is ons onderwijs nog wel bestuurbaar? Arnold Jonk belicht zwaktes en sterktes van ons onderwijssysteem die tijdens de coronacrisis zichtbaar werden

Het onderwijs heeft een urgent sturingsvraagstuk, constateert Arnold Jonk in zijn artikel Plastic daadkracht op de site van onderwijsvakblad Didactief. Arnold Jonk is bestuurder in het Amsterdamse basisonderwijs bij ‘Samen Tussen Amstel en IJ’ (STAIJ). Eerder werkte hij bij de onderwijsinspectie en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Jonk: “De bestuurbaarheid van ons onderwijs is al langer een vraagstuk. Problemen in de ontwikkeling van basisvaardigheden en kansengelijkheid, het lerarentekort dat inmiddels onbeheersbaar lijkt geworden, pogingen om het curriculum te vernieuwen die stranden op governance-conflicten: tijdens Corona zijn de zwaktes en sterktes van ons onderwijssysteem volop aan het licht gekomen. Opnieuw is aangetoond dat ons onderwijs een urgent sturingsvraagstuk heeft”

Jonk ingaat uitgebreid in op de gebreken van ons onderwijsstelsel. Een voorbeeld uit de periode van de eerste lockdown:

“Hoe houdt zo’n systeem zich in crisistijd? En leren ervaringen in crisistijd eigenlijk iets over hoe het systeem zich buiten die crisis zou kunnen verbeteren?

Eerste sluiting
De eerste sluiting van de scholen verliep chaotisch. Zondag 15 maart 2020 hoorden we officieel van de overheid dat de scholen de dag erna moesten sluiten. We moesten dus direct overgaan op afstandsonderwijs. Daarna kwamen we erachter dat ook scholen verantwoordelijk bleken voor de opvang van kinderen met ouders in cruciale beroepen. Dat was even schrikken. Leerkrachten moesten naast afstandsonderwijs ook de kinderen van ouders in cruciale beroepen opvangen. Hoe moesten we dat organiseren? Daar kwam bij dat de lijst met cruciale beroepen voor veel interpretaties vatbaar bleek.

De zichtbaarheid van belangenorganisaties rond het onderwijs die eerste dagen was heel laag. De indruk was sterk dat er niet of nauwelijks werd overlegd met vakbonden of de sectorraden in het onderwijs. Het ging primair over het OMT, de minister-president en de minister van VWS. Zij namen de besluiten. En er werd gecommuniceerd over het onderwijs in maatschappelijk instrumentele termen.
Toen op vrijdag 13 maart het Kabinet sprak over te grote maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een eventuele schoolsluiting, werd dat opgevat als: ‘Dat is te lastig, want dan moeten ouders thuisblijven en dan komt de economie stil te liggen.’

De meeste onderwijsprofessionals kun je moeilijk kwader krijgen. Zij zijn gericht op de ontwikkeling van kinderen en herkennen de school niet als een kinderbewaarplaats, van praktisch nut omdat er nu eenmaal gewerkt moet worden. Later herhaalde minister Hugo de Jonge die faux pas met het argument dat een tweede schoolsluiting ouders zou dwingen thuis te blijven. Je kunt je voorstellen wat een dergelijke uitspraak met het draagvlak voor kabinetsbeleid in de onderwijssector doet. Zo’n uitspraak deprofessionaliseert de leerkracht. Hij voelt zich niet serieus genomen”.

Ventileren

Een treffend voorbeeld van zogenaamde daadkracht gaat over ventileren:

“Klaslokalen zijn vrij klein en verse lucht is schaars. Wie een groep 8 inloopt, ruikt het meteen. Het belang van goede ventilatie werd gedurende de coronacrisis steeds duidelijker. Dan is het jammer dat veel scholen te maken hebben met achterstallig onderhoud, of met lokalen waarvan de ramen niet open kunnen. Dit probleem speelt al jaren. Per saldo is er te weinig geïnvesteerd, waarbij het een boeiende vraag is wiens schuld dat is. Maar daar heb je in een pandemie natuurlijk weinig aan.

Op 1 oktober 2020 verstuurde OCW een persbericht waarin 300 miljoen beschikbaar werd gesteld voor dit doel. Dat wekte verwachtingen die niet zijn uitgekomen. Er moest immers sprake zijn van 70% cofinanciering door gemeenten, die vrijwel allemaal door hun geld heen waren. Of lange procedures moesten optuigen om te kiezen tussen scholen die vrijwel allemaal betere ventilatie nodig hadden.

Het is een voorbeeld van plastic daadkracht, of politiek via beeldvorming. Je kunt je moeilijk voorstellen dat het ministerie zich niet realiseert dat een regeling met gemeentelijke cofinanciering nooit op tijd tot extra ventilatie gaat leiden. Dat hij dan toch de wereld in wordt gestuurd, is schadelijk voor de vertrouwensrelatie tussen het ministerie en beleidsveld”.

De conclusie van Jonk: “Opnieuw is aangetoond dat ons onderwijs een urgent sturingsvraagstuk heeft. Echt tevreden kan nu niemand zijn. Waar die sturing versterkt moet worden (op gemeenteniveau, bestuursniveau of landelijk) zal afhangen van
persoonlijke opvattingen. Het is daarmee een politieke vraag. Dat het moet gebeuren staat wel vast”.


Plastic daadkracht
, door Arnold Jonk, Didactief, 29 maart 2022: https://didactiefonline.nl/blog/arnold-jonk/plastic-daadkracht

Plastic daadkracht is een ingekorte versie van het essay Yossarian leeft. De onderwijspraktijk in tijden van Corona dat Jonk eerder schreef voor de Essaybundel institutionele verhoudingen tijdens en na crisistijd, een uitgave van de Rijksoverheid. In de bundel wordt ingegaan op de rol van instituties die hebben geholpen bij het laten draaien van de samenleving tijdens de pandemie-crisis en de vraag wat ervan geleerd kan worden voor de toekomst.
Meer info op Domeinoverstijgende herstelopgaven DG Samenleving en COVID-19, Rijksoverheid, 23 december 2021: www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2021/12/23/domeinoverstijgende-herstelopgaven-dg-samenleving-en-covid-19

NZa publiceert Monitor Ouderenzorg Trendanalyses met zorgbreed actieplan voor ouderenzorg

Om de ouderenzorg toegankelijk en betaalbaar te houden pleit de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) voor een integrale benadering. Door samenwerking tussen zorgverleners, zorgverzekeraars, zorgkantoren én de overheid kan duurdere en zwaardere zorg worden voorkomen. Het is nodig dat de overheid de integrale benadering ondersteunt vanuit de bekostiging en zorgt voor verdere versterking van het sociaal domein.

De betaalbaarheid en toegankelijkheid van zorg voor ouderen staat steeds meer onder druk. Eén van de oorzaken is de dubbele vergrijzing. Dit betekent dat het aandeel ouderen de komende jaren zal toenemen ten opzichte van de rest van de bevolking, én dat de gemiddelde leeftijd binnen de groep 65-plussers ook stijgt door de toename van 80-, 90- en 100-plussers. In 2012 waren er nog 2,7 miljoen 65-plussers, in 2041 zullen dat er 4,7 miljoen zijn. Tot 2060 blijft het aantal schommelen rond 4,7 miljoen. Het aandeel 65 – 79-jarigen zal sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe.

De gemiddelde leeftijd stijgt en de complexiteit van de zorgvraag van ouderen neemt toe. Ook is er sprake van een oplopend personeelstekort in de (ouderen)zorg. Tenslotte staat de mantelzorg onder druk. Er zijn steeds minder 50- tot 74-jarigen als mantelzorger beschikbaar voor het aantal 85-plussers. Dit stelt ons voor de vraag hoe we de kwaliteit, de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de ouderenzorg, ook voor komende generaties, kunnen waarborgen.

Integrale benadering

In de monitor heeft NZA het zorggebruik en de zorguitgaven van ouderen in de verschillende zorgsectoren tussen 2015 en 2019 in kaart gebracht. Hieruit blijkt onder meer dat de gemiddelde zorguitgaven stijgen naarmate iemand ouder wordt. De verschillen in zorggebruik zijn groot: zo maken zelfredzame ouderen aanzienlijk minder gebruik van de zorg. De komende jaren zal het aantal 65-plussers én de gemiddelde leeftijd binnen deze groep verder toenemen. Om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden, is het nodig ouderen zodanig te ondersteunen dat de behoefte aan zwaardere en duurdere zorg zo lang mogelijk wordt uitgesteld of wordt voorkomen. Hierbij is samenwerking en afstemming tussen de verschillende zorgverleners essentieel. Deze monitor is een vervolg op de monitor Zorg voor ouderen uit 2018, waarin NZa de ontwikkelingen in de ouderenzorg tussen 2012 en 2016 in kaart bracht.

Het is aan de verzekeraars om de gewenste inhoud en organisatie binnen de regio te vertalen naar de inkoop en contractering in de verschillende domeinen. De NZa kijkt hoe ze de integrale benadering vanuit de bekostiging kan ondersteunen. Ook kortdurende zorg en het inzetten van een specialist ouderengeneeskunde kunnen ziekenhuisopnames voorkomen of een opname in een Wlz-instelling vertragen. (Wet langdurige zorg).
Het is dan ook belangrijk dat deze zorg een goede plek krijgt binnen de eerstelijn en dat zorgverzekeraars hierop inzetten in de contractering en sturing in de regio. Bij advance care planning kijken oudere, familie en zorgverlener samen naar welke zorg past bij de oudere en diens (gezondheids)situatie. Dit voorkomt niet-passende zorg.

Versterken sociaal domein

Ook een sterk en proactief sociaal domein kan verergering van de zorgvraag vertragen of voorkomen. Bijvoorbeeld door het vroegtijdig oppakken van signalen en het voorkomen van vereenzaming. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) moet daarvoor de rol van het sociaal domein nadrukkelijk verder verstevigen en zo inrichten dat dit domein de groei van de ouderen nog beter opvangt. Daarbij is het wenselijk dat gemeente, zorgverzekeraar en zorgkantoor samen bijdragen aan preventie. Het moet dan ook mogelijk zijn om vanuit de Zvw (Zorgverzekeringswet) en Wet langdurige zorg (Wlz) te investeren in preventieve maatregelen in het sociaal domein. Bijvoorbeeld om een valpartij (en dus heupfractuur) te voorkomen.

Monitor Ouderenzorg – Trendanalyses, deel 2, NZa, 7 april 2022: https://puc.overheid.nl

Bijlage: Monitor Ouderenzorg – Trendanalyses, deel 2, NZa, 7 april 2022: https://puc.overheid.nl

 

 

Als we niet ingrijpen zal 75% van zorgverleners hun beroep verlaten rond het jaar 2025

In zijn artikel voor het Amerikaanse zakentijdschrift Forbes gaat Jack Kelly in op een onderzoek naar de toekomst van de gezondheidszorg: Unless We Future-Proof Healthcare, Study Shows That By 2025, 75% Of Healthcare Workers Will Leave The Profession.
Kelly is CEO en oprichter van WeCruitr, een Amerikaans start-up bedrijf met een missie die het zoeken en vinden van een baan menselijker en aangenamer wil maken. Dat wil zeggen, mensen met elkaar in contact brengen, zonder tussenkomst van robots en kunstmatige intelligentie.
Wij denken over het algemeen dat artsen en verpleegkundigen nooit hun beroep zullen verlaten omdat ze een roeping hebben, een beroep voor het leven. Hun werk is veeleisend, maar de voldoening die het geeft anderen te helpen, gecombineerd met de maatschappelijke status en de honorering, zorgen ervoor dat professionals altijd trots op hun beroep zijn. Maar, de tijden zijn veranderd. De burn-out waaraan zij al langere tijd lijden, is nog erger geworden tijdens de coronapandemie. De stress is toegenomen door allerlei oorzaken en het gevolg is dat velen niet anders kunnen dan ermee ophouden.

Om een idee te krijgen in welke mate trends en veranderingen de toekomst van de gezondheidszorg gaan beïnvloeden, heeft Elsevier Health wereldwijd een onderzoek ingesteld. De resultaten zijn gepubliceerd in het rapport Clinician of the Future: a 2022 report. Elsevier Health levert aan klanten informatie en geeft analyses van prestaties van professionals werkzaam in de gezondheidszorg, de wetenschap en de technologie. Voor het onderzoek Clinician of the Future heeft Elsevier Health samengewerkt met marktonderzoeksbureau Ipsos.

Het onderzoek

Aan bijna 3.000 artsen en verpleegkundigen uit 111 landen is gevraagd hoe de gezondheidszorg er over tien jaar zal uitzien – en hoe men toekomstige uitdagingen het hoofd kan bieden.

Jan Herzhoff, voorzitter van Elsevier Health, in een reactie op het rapport: “Artsen en verpleegkundigen spelen een vitale rol in de gezondheid en het welzijn van onze samenleving. Door ervoor te zorgen dat zij worden gehoord, kunnen zij de steun krijgen die zij nodig hebben om in deze moeilijke tijden betere patiëntenzorg te leveren […] We moeten de discussie gaan verleggen van het bespreken van de huidige problemen in de gezondheidszorg naar het leveren van oplossingen die helpen de resultaten voor de patiënt te verbeteren. Uit ons onderzoek is duidelijk gebleken op welke gebieden zij ondersteuning nodig hebben; we moeten nu handelen om de zorgverlener van de toekomst te beschermen, te equiperen en te inspireren”.

Markante punten uit het rapport

Er is nog nooit zoveel behoefte van zorgverleners geweest hun stem te laten horen. Uit het wereldwijde onderzoek blijkt dat 71% van de artsen en 68% van de verpleegkundigen van mening is dat hun baan de afgelopen tien jaar aanzienlijk is veranderd; velen zeggen dat hun baan slechter is geworden.

Een op de drie zorgverleners overweegt tegen 2024 de huidige functie op te geven en in sommige landen zou zelfs de helft van deze groep de gezondheidszorg voorgoed verlaten. Dit komt bovenop het bestaande wereldwijde tekort aan zorgpersoneel. Zorgverleners blijven ernstige verschijnselen van vermoeidheid en burn-out vertonen sinds Covid-19 tot pandemie werd verklaard.

Volgens de enquête beaamt meer dan de helft van de artsen en verpleegkundigen wereldwijd (56%) dat patiënten de afgelopen tien jaar meer mogelijkheden hebben hun eigen ziekten en aandoeningen te managen. Ondanks de toename van het gebruik van technologie en consulten op afstand vindt 82% van de zorgverleners dat de zg. ‘soft skills’ – zoals luisteren en empathie – de laatste tien jaar steeds belangrijker zijn geworden voor zorgverleners. Artsen gaven ook aan dat ze weinig tijd hebben. Slechts de helft (51%) van de artsen vindt dat de tijd die ze met patiënten kunnen doorbrengen voldoende is om hen goede zorg te geven.

Voor een positieve wending en het opvullen van de leemten, wijzen de zorgverleners op de volgende prioriteiten:

  • Verbetering van technologische vaardigheden
  • Meer aandacht voor de relatie patiënt – zorgverlener
  •  Uitbreiding van personeel in de gezondheidszorg

Marion Broome, professor verpleegkunde aan de Amerikaanse Duke University in een reactie: “Hoewel bekend is dat veel verpleegkundigen hun beroep opgeven vanwege een burn-out, is ook bekend dat de pandemie anderen heeft geïnspireerd om in de zorg te gaan werken vanwege een sterk verlangen naar zinvol werk. We moeten de volgende golf van zorgverleners omarmen en ervoor zorgen dat hun intrede een succes wordt. Onze toekomst als samenleving hangt ervan af”.

De zorgverlener van de toekomst volgens het rapport:

  • De zorgverlener van de toekomst werkt samen met zijn of haar patiënten en is bedreven in het gebruik van gezondheidsgegevens en geavanceerde klinische inzichten om weloverwogen beslissingen te nemen.
  • Zij communiceren op verschillende manieren met patiënten, van beperkte virtuele check-ins tot persoonlijke consulten bij de patiënt thuis. Hun patiënten hebben veel meer controle over hun eigen medische dossiers en gezondheidsgegevens. Om op de hoogte te blijven van de laatste ontwikkelingen heeft de zorgverlener van de toekomst meer tijd vrijgemaakt voor het bijhouden van nieuwe, digitale technologieën.

Zorgverleners blijken over het algemeen nog steeds zeer gemotiveerd te zijn om hun werk goed te doen. Leo Anthony Celi, directeur klinisch onderzoek van het Laboratory of Computational Physiology aan het Massachusetts Institute of Technology (MIT) over zijn beroepskeuze: “Mijn moeder was verpleegster en zij heeft een grote invloed gehad op mijn beslissing om voor het medische beroep te kiezen. Op de Filipijnen (waar ik opgroeide) wordt geneeskunde beschouwd als een zeer prestigieuze carrièrekeuze. Alleen het priesterschap overtreft het beroep van arts als het gaat om wat Filipijnse ouders willen dat hun zonen worden”.

Erlinger, een vrijwillige arts in Austin, over zijn beroepskeuze: “Ik ben geneeskunde gaan studeren om mensen te helpen. Hoe simpel dat ook klinkt, voor mij was het waar. Ik waarder de relatie en geniet ervan, ik help graag mensen wanneer ik kan. Om die reden heb ik ervoor gekozen een vrijwilligerskliniek te steunen. Ik wilde graag een langdurige relatie opbouwen met patiënten en hun familie.
[…]
Ik zie patiënten die worden beschouwd als de ‘werkende armen’, of de meer dan 80% van de onverzekerde Amerikanen. Ze hebben een of meer banen en zijn desondanks niet in staat een ziektekostenverzekering te betalen. De meeste onverzekerde mensen werken hard, maar hebben geen baan met een ziektekostenverzekering en dat is een vreselijke situatie voor hen en hun gezin. Ik wil hen graag helpen zich zekerder te voelen bij het onder controle houden van hun chronische ziekten en aandoeningen, zodat de kwaliteit van hun leven verbetert. Het is dankbaar werk en ik werk samen met gelijkgestemde professionals die iets terug willen doen voor hun gemeenschap”.

Teveel aandacht voor kosten

Verspreid in het rapport staan diverse statements. Die op pagina 39 luidt: Er is te veel aandacht voor kosten in plaats van zorg.
Waar hoorden we dat eerder? In het boek Het alternatief voor de zorg staan voorbeelden van manieren waarop de zorg anders kan worden georganiseerd. Ook wat kosten betreft. Als statement staat er: Als je focust op kosten, gaat de kwaliteit omlaag; als je focust op kwaliteit gaan de kosten omlaag. Het boek sluit af met een manifest waarin de gewenste nieuwe koers in de gezondheidszorg wordt samengevat.
Het rapport van Elsevier Health kan worden toegevoegd aan de lijst boeken en artikelen die blijk geven van de urgentie van een nieuwe koers inslaan in de gezondheidszorg. Met de zorgverleners  sporen ze aan: “Geen getreuzel meer. Ga over tot actie”.

Downloaden Clinician of the Future: a 2022 report, Elsevier, maart 2022:
www.elsevier.com/__data/assets/pdf_file/0004/1242490/Clinician-of-the-future-report-online.pdf

Unless We Future-Proof Healthcare, Study Shows That By 2025, 75% Of Healthcare Workers Will Leave The Profession, door Jack Kelly, Forbes, 15 maart 2022: www.forbes.com

Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie, door Jos de Blok, Herman Suichies, Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen (red.), 2015: https://beroepseer.nl/het-alternatief-voor-de-zorg/

Inzenden van werk voor meedingen ‘Cross Media Awards 2022’ kan t/m 15 april

Wie in aanmerking wil komen voor een van de prijzen van de Cross Media Awards 2022 kan cases*) inzenden tot en met 15 april. De prijzen worden uitgereikt aan de inzenders van de beste crossmedia cases van het jaar.
De Cross Media Awards – voor het eerst uitgereikt in 2013 – is de enige vakprijs die crossmedia centraal stelt. De cases worden in interview-vorm opgebouwd en aan de jury voorgelegd. Inzenders kunnen bij iedere case aangeven of deze mag worden gepubliceerd op relevante vakmedia als Nederlands MediaNieuws en Marketing Report. Daarmee levert Cross Media Awards als een van de weinige vakprijzen daadwerkelijk een bijdrage aan de ontwikkeling van het vak. Tegelijkertijd maakt dit dat alle inzenders een podium kunnen krijgen en niet alleen genomineerden en winnaars.

Crossmedia is een uit de de marketing- en communicatiewereld afkomstig begrip. In het algemeen wordt ermee bedoeld dat meerdere soorten media geïntegreerd gebruikt worden om een eenduidige boodschap uit te dragen. De verschillende soorten media zijn: televisie, radio, internet, sociale media, mailings.
Crossmedia is een van de belangrijkste middelen waar exploitanten, bureaus en adverteerders gebruik van maken. Het is niet overdreven te stellen dat een groot deel van de dynamiek in de media wordt veroorzaakt door de ontwikkeling van crossmedia.

De organisatoren van de Cross Media Award, Bas Vlugt en Peter Wybenga, presenteerden begin april 2022 de jury, bestaande uit twee deeljury’s: de bureau-jury en de exploitant-jury, ieder bestaand uit acht leden. Voorzitter van de jury is John Olivieira.

De prijsuitreiking van editie 2022 vindt plaats op dinsdag 8 juni 2022 in de Kromhouthal in Amsterdam.
De winnende cases worden gepubliceerd in het Het grote Marketing & Media Jaarboek 2022 – dat dit jaar voor het eerst verschijnt. De printuitgave ziet het levenslicht tijdens het Media100 & Marketing100 Event begin december 2022.

Noot
*) Cases: media-uitingen, voorbeelden, werkstukken

Meer info Cross Media Awards 2022 op: https://crossmediaawards.nl

Nederlands Medianieuws: https://nederlandsmedianieuws.nl

Genomineerden en winnaars 2021: https://crossmediaawards.nl/nominatiesenwinnaars2021/

U P D A T E

Genomineerden en Winnaars 2022: https://crossmediaawards.nl/nominatiesenwinnaars2022/

 

Uitkomst onderzoek Sociale samenhang en welzijn CBS: Vertrouwen in Tweede Kamer steeg in 2020 en daalde in 2021

Het vertrouwen in instituties is in 2020 vergeleken met de jaren daarvoor gestegen, vooral het vertrouwen in de Tweede Kamer nam toe, tot 53 procent. Wel is dit, net als bij het vertrouwen in ambtenaren en politici, in de loop van 2021 afgenomen. Het vertrouwen in de meeste andere instituties en in de medemens nam wel verder toe. Dit blijkt uit het onderzoek Sociale samenhang en welzijn van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), dat sinds 2012 onder ruim 75 duizend personen van 15 jaar of ouder is gehouden.

Van alle instituties nam het vertrouwen in de Tweede Kamer de laatste jaren het sterkst toe. Waar in de periode 2012-2016 jaarlijks gemiddeld genomen zo’n 35 procent van de inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder vertrouwen had in dit politieke instituut, en gemiddeld 41 procent in 2017-2019, zei 53 procent in 2020 vertrouwen in de Tweede Kamer te hebben. Vorig jaar daalde het vertrouwen wel weer tot 42 procent. In het vierde kwartaal zei maar 35 procent vertrouwen in de Tweede Kamer te hebben. Het vertrouwen in politici laat een vergelijkbaar patroon zien.

Het vertrouwen in de Europese Unie is toegenomen naar 48 procent in 2020, 10 procentpunt meer dan in 2012. In 2021 steeg dit verder naar 53 procent. Ook het vertrouwen in de pers stijgt gestaag; in 2020 was dit 39 procent, in 2021 was dit 46 procent.

Meer vertrouwen in instituties

Een duidelijke meerderheid van de inwoners van Nederland van 15 jaar en ouder gaf in 2020 aan gezaghebbende instituties te vertrouwen. Het grootste vertrouwen was er in de politie (78 procent), rechters (77 procent) en het leger (72 procent). Ten opzichte van 2019 is dit met respectievelijk 3 (politie), 4 (rechters) en 5 (leger) procentpunt toegenomen. Sinds 2012 groeide het vertrouwen in deze instituties met ongeveer 10 procentpunt.

In 2021 is het vertrouwen in de politie en rechters verder toegenomen en is het vertrouwen in het leger niet veranderd.

Stijging vertrouwen in medemens

In 2021 zei 66 procent de medemens te vertrouwen, een jaar eerder was dat 63 procent. In de periode 2012–2014 was dat 58 procent, 60 procent in 2015–2016 en 62 procent in 2017-2019. In het tweede kwartaal van 2020, aan het begin van de Covi-19 pandemie, veranderde het vertrouwen vergeleken met een kwartaal eerder niet. In de tweede helft van 2021 steeg het vertrouwen naar 67 procent.

Vertrouwen in Tweede Kamer steeg in 2020 en daalde in 2021, CBS, 31 maart 2022: www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/13/vertrouwen-in-tweede-kamer-steeg-in-2020-en-daalde-in-2021

Van start gegaan: Proeftuin voor buurtplatformrecht. Er doen tien buurten mee

Buurtplatformrecht is een nieuw buurtrecht. Het geeft een buurt niet alleen het recht zichzelf te organiseren, maar kent daar ook een positie en middelen als een netwerk en een budget aan toe. Een buurtplatform geeft de gemeenschap een stem en een structuur om activiteiten te ontwikkelen. Het platform heeft daarbij het recht te fungeren als een netwerk van buurtbewoners en -organisaties die willen samenwerken aan verbeteringen in hun buurt.

De roep voor buurtrechten, begonnen in 2020, klonk steeds luider in Amsterdam. In dat jaar verenigden Amsterdamse wijkorganisaties zich in De kracht van Mokum en deden zij een oproep aan de gemeente: “In tijden van crisis gaan politici, stads(deel)besturen en ambtenaren extra hard aan de slag om de problemen op te lossen. De reflex is om meer ambtenaren en professionals in te zetten. Maar de gemeente kan het niet alleen en Mokum heeft veel kracht in zich. Er zijn zoveel Amsterdammers die willen en kunnen meedenken en zich willen inzetten voor hun stad en stadgenoten. Bewonersorganisaties en -initiatieven mogen niet aan de besluitvormingstafel ontbreken”.

Betrokken bewoners zijn van groot belang voor de stad. Zonder hun inbreng zouden vele zaken niet lopen. De gemeente kan immers niet alles zelf regelen. De actieve bewoners lopen evenwel tegen de grenzen van het vrijwilligerswerk aan. Het is als vrijwilliger niet makkelijk actief te zijn in eigen buurt, overal bij te zijn en inbreng te leveren en ook nog eens praktische zaken te moeten regelen, je te verantwoorden en hobbels te moeten overwinnen.

De eerste certificaten

Op 24 maart 2022 zijn door wethouder Groot Wassink van Amsterdam als erkenning de eerste certificaten uitgereikt aan een aantal buurtplatformen tijdens de conferentie Proeftuin Buurtplatformrecht. Deze uitreiking is het startsein voor een proeftuin waarin het buurtplatformrecht getoetst gaat worden. Op een eerdere bijeenkomst in januari 2022 heeft de wethouder gezegd dat “buurtplatformen volwaardige partners van de gemeente zouden moeten zijn”. De bedoeling van de proeftuin is uit te zoeken hoe de platformen, de gemeente en wijkpartners tot een effectieve duurzame manier van samenwerking kunnen komen. Omdat veel buurtplatformen op meerdere domeinen acteren in hun buurt, is samenwerking met stakeholders binnen diverse domeinen van groot belang. Via de platformen kunnen alle bewoners bereikt worden, ook de bewoners die anders niet snel gehoord worden.

Er doen tien buurten (stadsdelen) mee aan de proeftuin. Uitgebreide informatie over hun deelname is te lezen in het boekje: #buurtplatformrecht. De proeftuin. Downloaden: https://beroepseer.nl

In Pakhuis de Zwijger in Amsterdam vond op 22 maart 2022 de discussie Perspectief voor het buurtplatformrecht plaats waar de huidige staat van het buurtplatformrecht kritisch werd bekeken en waar vooruit werd gekeken. Want hoe ziet een stad eruit waarin de buurt zelf meer kan bepalen?  Van de bijeenkomst is een video gemaakt, terug te kijken op: https://dezwijger.nl/programma/perspectief-voor-het-buurtplatformrecht

Mike Brantjes coördinator van buurtplatform Hart voor de K-buurt dat meedoet aan de proeftuin schreef in zijn essay Amsterdam verdient de kracht van buurtplatforms:

“De gemeente, dat zijn we uiteindelijk zelf. De overheid is de samenballing van wat we er met zijn allen van maken. Dat vraagt om borging en checks and balances. Het politieke bestuur bepaalt het beleid, het ambtelijk apparaat voert het beleid uit. De realiteit van de wijk is dat in de uitvoering van dat beleid heel veel macht zit en dat die macht nauwelijks gecontroleerd wordt. Als het mis gaat wordt het politiek bestuur ter verantwoording geroepen, hun kop gaat eraf, door de gekozen vertegenwoordigers, en wint het uitvoeringsapparaat aan relatieve macht. Het politiek bestuur heeft, uiteraard ter voorkomen van vriendjespolitiek, geen directe macht over het ambtelijk apparaat. Ook daarom is het zo belangrijk dat er vanuit de leefwereld, de realiteit van alledag, toch een tegenmacht in kracht gezet wordt. De overheid, de maatschappij en de mensen in de buurt, hebben die luis in de pels vanuit de werkvloer van de wijk echt nodig”.

Downloaden essay Amsterdam verdient de kracht van buurtplatforms: https://www.dropbox.com

Lees ook: Certificaat voor Buurtplatforms: De proeftuin, Stichting WOON, 22 maart 2022: www.wooninfo.nl/nieuws/2022/03/certificaat-voor-buurtplatforms-de-proeftuin/

In het kader van de proeftuin voor het buurtplatformrecht maakten de bewoners van Platform Gein, Amsterdam Zuidoost, deze video in februari 2022:

 

Foto bovenaan staat op de laatste pagina van het boekje #buurtplatformrecht

Eindrapport van Nivel: Eén tegen eenzaamheid

Momenteel zijn er 1,3 miljoen mensen van 75 jaar en ouder in Nederland. Dit aantal zal oplopen tot 2,1 miljoen in 2030. Een groot deel van de ouderen geeft aan gevoelens van eenzaamheid te ervaren. De overheid heeft het programma Eén tegen eenzaamheid opgezet om eenzaamheid bij ouderen te voorkomen en te bestrijden. Het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg – Nivel – monitort zelf-gerapporteerde eenzaamheid van thuiswonenden van 75 jaar en ouder voor Eén tegen eenzaamheid sinds 2019. Dat betekent dat er regelmatig metingen worden uitgevoerd om de ontwikkeling van eenzaamheid en maatschappelijke participatie onder ouderen te volgen.
Het Eindrapport Eén tegen eenzaamheid verscheen in november 2021.

Het eerste deel gaf een overzicht van de ontwikkeling van eenzaamheid en maatschappelijke participatie onder ouderen tussen 2015 en 2018. In het tweede deel is de sociale cohesie aan de metingen toegevoegd. Ook zijn daarin de eerste resultaten van eenzaamheid en participatie tijdens de coronapandemie vermeld. Dit betrof toen nog alleen cijfers over ouderen met een lichamelijke beperking.
Voor het derde en laatste deel dat voortbouwt op de twee eerdere rapportages, onderzocht Nivel de sociale cohesie onder ouderen en de samenhang met eenzaamheid en participatie.

Conclusie

Eenzaamheid is een aanhoudend fenomeen onder zowel zelfstandig wonende ouderen met een lichamelijke beperking als zelfstandig wonende ouderen in de algemene bevolking. Door de coronapandemie is onder beide groepen ouderen eenzaamheid toegenomen en maatschappelijke participatie afgenomen. De ervaring van sociale cohesie in de buurt is stabiel gebleven.Er is niet één specifieke oplossing voor eenzaamheid en er is aandacht nodig vanuit verschillende invalshoeken en partijen. Zo is er inhoudelijk aandacht nodig voor beide vormen van eenzaamheid.
Beleidsmatig kan men zich richten op verschillende doelgroepen, waarbij ouderen met een lichamelijke beperking extra aandacht vragen. De coronapandemie heeft het belang van het versterken van de zelfwerkzaamheid en medeverantwoordelijkheid van bewoners bij hun eigen woon- en leefomgeving en het leggen van onderlinge verbindingen nog eens benadrukt. Hier ligt een taak voor bijvoorbeeld gemeenten en wijkteams om de sociale cohesie in woonwijken te bewaken en te bevorderen. Ook het programma Eén tegen eenzaamheid werkt met verschillende partijen, zowel via landelijke campagnes als lokaal door het ondersteunen van gemeenten en lokale initiatieven

Downloaden: Eindrapport Eén tegen eenzaamheid. Monitoring eenzaamheid, participatie en sociale cohesie onder ouderen 2015 – 2020, door Jill Knapen, Mariska Scheffer en Hennie Boeije, Nivel, november 2021: www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004113.pdf

Een tegen eenzaamheid: https://www.eentegeneenzaamheid.nl

Medisch specialisten willen geen verplichte loondienst en schreven manifest. ‘Wij staan voor het behoud van vrije beroepskeuze’

Zestig medisch-specialistische bedrijven (msb’s) verzetten zich tegen verplichte loondienst.  Ze hebben hun handtekening gezet onder een manifest, gepubliceerd is de site van Zorgvisie op 24 maart 2022.

In dienstverband dwingen

In het coalitieakkoord spreekt de regering het voornemen uit om 7000 vrijgevestigd medisch specialisten in een dienstverband te dwingen. Er staat letterlijk:

“Voor transformatie naar passende zorg, de bestuurbaarheid van ziekenhuizen en afremmen van perverse prikkels hebben ook medisch-specialistische bedrijven een verantwoordelijkheid. Indien bij deze medisch-specialistische bedrijven onvoldoende verbetering optreedt binnen twee jaar zal er regelgeving komen zodat alle medisch specialisten in loondienst gaan. Daartoe wordt regelgeving voorbereid”.

Deze passage roept bij  bij veel medisch specialisten verontwaardiging op. Het is juist zo dat in de afgelopen jaren op gelijkgerichtheid, passende zorg en ombuiging van de prikkels grote stappen zijn gezet. Dit regeringsvoornemen zorgt dan ook voor veel onbegrip, onrust en boosheid in de Nederlandse ziekenhuizen. Gedwongen dienstverband lost geen enkel probleem op, het creëert er juist een.

In het manifest waarschuwen de msb’s voor ‘hogere kosten, administratieve rompslomp, juridisch getouwtrek en rechtszaken’ als gevolg van verplichte loondienst. Vrijgevestigde medisch specialisten brengen volgens hen ‘creativiteit, flexibiliteit en innovatiekracht’, en dragen zo al bij aan meer kwaliteit en passende zorg.

Het land der fabelen

In artsenblad Medisch Contact staat een interview met Paul van Schaik, woordvoerder namens de msb’s. Het standpunt dat msb’s niet goed zijn voor de gelijkgerichtheid en bestuurbaarheid van ziekenhuizen kan wat hem betreft naar het land der fabelen: “De msb’s hebben dat juist verbeterd. Voorheen zaten raden van bestuur aan tafel met dertig vakgroepbestuurders, nu met één gesprekspartij”.

Volgens Van Schaik lijken politieke partijen en bestuurders in de loondienstdiscussie vooral gedreven door ‘emotie’, of ‘electorale afwegingen’. “Het is moeilijk om hierover inhoudelijk het gesprek met ze aan te gaan. Als je vraagt wat het oplevert, krijg je geen duidelijk antwoord. Dat het geld zou opleveren als medisch specialisten allemaal in loondienst gaan, is zeer ongewis, daar zijn allemaal rapporten over”.

Manifest: Vrijgevestigd medisch specialisten zijn onmisbare partners voor de toekomst. Met alle handtekeningen, Zorgvisie, 24 maart 2022: www.zorgvisie.nl/blog/manifest-vrijgevestigd-medisch-specialisten-zijn-onmisbare-partners-voor-de-toekomst

Medisch specialisten in touw tegen verplichte loondienst, door Ilse Kleijne, Medisch Contact, 25 maart 2022: www.medischcontact.nl/nieuws/laatste-nieuws/nieuwsartikel/medisch-specialisten-in-touw-tegen-verplichte-loondienst.htm#reacties

Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomstCoalitieakkoord 2021 – 2025, VVD, D66, CDA en ChristenUnie: www.kabinetsformatie2021.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Onderwijsraad adviseert over functie extern toezicht in onderwijsbestel

Nieuw advies over extern toezicht van de Onderwijsraad: Inspecteer de school- en niet het bestuur – en doe dat onverwacht. Dus onaangekondigd een bezoek brengen aan een school en lessen bijwonen.

Geef in het extern toezicht op het onderwijs meer prioriteit aan de kwaliteitsbeoordelende taak en zorg voor direct zicht op de onderwijspraktijk. Richt het toezicht daartoe meer op wat er binnen een school gebeurt en doe vaker kwaliteitsonderzoek op scholen en opleidingen. Zo kan de overheid beter haar verantwoordelijkheid voor de onderwijskwaliteit waarmaken. Het advies van de Onderwijsraad is getiteld  Essentie van extern toezicht, aangeboden aan de onderwijsministers op 23 maart 2022.

De overheid heeft de grondwettelijke verantwoordelijkheid voor onderwijs van voldoende kwaliteit voor iedere leerling en student. En voor de borging hiervan met extern toezicht. In het funderend onderwijs is dat belegd bij de Inspectie van het Onderwijs en in het hoger onderwijs vooral bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie. Met het oog op de evaluatie van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) en de plannen voor instellingsaccreditatie in het hoger onderwijs heeft de minister van Onderwijs aan de Onderwijsraad om advies gevraagd hoe extern toezicht de kwaliteit van het onderwijs het beste kan borgen.

Voorzitter Edith Hooge van de Onderwijsraad

“Kijkend naar de primaire functie van het extern toezicht in het onderwijsbestel, verdient de beoordelende taak van het externe toezicht meer prioriteit. Hiervoor heeft het extern toezicht direct zicht nodig op de plek waar onderwijskwaliteit ontstaat: op school of in een opleiding.”

Direct zicht op kwaliteit

In de WOT is vastgelegd dat de inspectie een taak heeft om de onderwijskwaliteit te beoordelen en een taak om die kwaliteit te bevorderen. De verhouding tussen deze twee taken is een voortdurend punt van discussie. De Onderwijsraad adviseert om de prioriteit te geven aan de beoordelende taak en dat vast te leggen in de WOT. De bevorderende taak van de inspectie ziet de raad als een secundaire taak, die wel van belang is, maar ondergeschikt is aan de beoordelende taak.

Om de onderwijskwaliteit te kunnen beoordelen, is direct zicht nodig op de onderwijspraktijk. Daar wordt de onderwijskwaliteit zichtbaar. Daarom moet het extern toezicht op iedere school en opleiding van tijd tot tijd een kwaliteitsonderzoek doen, aldus de raad. Om de onderwijskwaliteit goed te kunnen beoordelen zijn daarnaast duidelijke en toetsbare wettelijke eisen nodig, die vooraf zijn vastgelegd. De duidelijkheid van wettelijke voorschriften staat volgens de raad nu onder druk door het gebruik van open normen en zorgplichtbepalingen. De raad constateert dat er daardoor teveel ruimte is voor interpretatie.

Hoger onderwijs

Ook in het hoger onderwijs is het volgens de raad belangrijk om in het extern toezicht de onderwijspraktijk in beeld te houden. Met het oog op de plannen voor instellingsaccreditatie voor het hoger onderwijs, geeft de raad ter overweging mee om instellingsaccreditatie zodanig vorm te geven dat het extern toezicht zicht blijft houden op de kwaliteit van de opleiding. Zodat de overheid haar verantwoordelijkheid voor het toezicht op onderwijskwaliteit waar kan maken. Een overgang naar instellingsaccreditatie is een ingrijpende wijziging. Daarom adviseert de raad de evaluatie van pilots af te wachten voordat er vervolgstappen worden genomen.

Downloaden advies: Essentie van extern toezicht, Onderwijsraad, 23 maart 2022: www.onderwijsraad.nl/publicaties/adviezen/2022/03/23/essentie-van-extern-toezicht

Afbeelding bovenaan: Infographic uit ‘Essentie van extern toezicht’