Skip to main content

Redactie Beroepseer

Hoe kan de huisarts in zijn praktijk het beste omgaan met administratieve rompslomp?

In Zorgvisie – online platform voor beleid en management in de zorg – zijn de eerste twee delen van een drieluik gepubliceerd over de positie van de huisarts. Is de huidige organisatie van huisartsenzorg wel toekomstbestendig?
Het eerste deel gaat over de poortwachtersfunctie. Kan de huidige organisatie van huisartsenzorg die functie in deze tijd nog aan?
In het tweede deel wordt ingegaan op de administratieve lasten. Wie of wat veroorzaakt de bureaucratie, de registraties en de administratie? Het derde deel behandelt de bekostiging en de organisatie van de huisartsenzorg.

Auteur van het drieluik is Martien Bouwmans. Hij schreef het boek Het zorgstelsel ontrafeld, gepubliceerd in 2021 bij Bohn Stafleu van Loghum, waarin hij ons gidst door de geschiedenis van de ziektekostenverzekering en het huidige zorgstelsel. Daarbij rijst de vraag: Hebben we nu de beste zorg ter wereld of valt er nog wat te verbeteren?

Een belangrijke vraag in het tweede deel – over de administratieve lasten – is wie of wat de veroorzaker is van de bureaucratie, de registraties en de administratie. Hoewel de problematiek algemeen bekend is, is het goed nog eens te kijken wie er in feite verantwoordelijk zijn voor al die lasten.
Zorgverleners die 40 procent van hun tijd kwijt zijn aan registreren, eindeloos verantwoording moeten afleggen, ten onder gaan aan verstikkende bureaucratie, meestal veroorzaakt door ‘de marktwerking’, met als grote boeman: de zorgverzekeraar. Wie kent de verhalen niet?

Bouwmans citeert Danka Stuijver, Volkskrant-columnist en huisarts, die kort en bondig opmerkte: “Meerdere malen schreef ik over externe factoren die het werk van dokters hebben veranderd. Zoals de bureaucratische rompslomp, waaraan zorgverleners twintig uur per week kwijt zijn, ontstaan uit wantrouwen, een drang naar controle en een onstilbare honger naar het keurmerken van zorg”.

De onderwerpen van deel 2:

  • Registraties voor het patiëntendossier
  • Contracteren en declareren
  • Verantwoorden vanuit wantrouwen?
  • Productiegedreven manier van betalen
  • Onstilbare honger naar keurmerken

Lees verder in deel 2: Hoe kunnen huisartsen beter omgaan met administratieve lasten? door Martien Bouwmans, Zorgvisie, 21 april 2022: www.zorgvisie.nl/blog/hoe-kunnen-huisartsen-beter-omgaan-met-administratieve-lasten/

Deel 1: Huisartsen: duizenddingendoekjes of poortwachters? door Martien Bouwmans, Zorgvisie, 20 april 2022: www.zorgvisie.nl/blog/huisartsen-duizenddingendoekjes-of-poortwachters/

Deel 3: Huisartsenzorg kan ook anders, door Martien Bouwmans, Zorgvisie, 22 april 2022: www.zorgvisie.nl/blog/huisartsenzorg-kan-ook-anders/

Leraren gaan kopje-onder door werkdruk als gevolg van politici en beleidsmakers die verkeerde, in de klas doorwerkende keuzes maken

Tot haar verbazing hoorde Merel van Vroonhoven de inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie, Alida Oppers, op televisie zeggen dat zij de toverstok heeft gevonden die alle onderwijsproblemen gaat oplossen. En wel binnen twee jaar. ‘Het roer moet radicaal om’, vertelt ze. Want taal- en rekenvaardigheden in het basisonderwijs zijn voor het vijftiende jaar op rij weer verder gedaald. De oplossing: focus!

Over de voornemens van Alida Oppers schrijft Van Vroonhoven in haar column in de Volkskrant: “Geen woord over waarom leraren en scholen kopje-onder gaan door de tsunami van werk. Of hoe ‘meer focus’ valt te rijmen met het almaar groeiende lerarentekort. Terwijl er in de aanpak daarvan eerder sprake is van meer versnippering en minder focus (het aantal opleidingsroutes is het afgelopen jaar weer verder gegroeid – het waren er pas 384). Nergens lees of hoor ik hoe politici, beleidsmakers en alle anderen die zelf niet voor de klas staan, maar wel elke dag keuzes maken die doorwerken in de klas, gaan zorgen voor die focus”.

Aan het eind van haar column adviseert Van Vroonhoven de inspecteur-generaal van de Onderwijsinspectie: “Als u, in plaats van met uw toverstok te wijzen naar het klaslokaal, er eens driftig op los zwaait richting de vele bestuurskamers, dan kan het goedkomen”.

Over Merel van Vroonhoven

Merel van Vroonhoven maakte een opvallende carrièrestap. Ze gooide het roer om in 2019 en werd juf van groep zes op een school voor speciaal onderwijs in Den Haag. Meer dan twintig jaar lang bekleedde ze verschillende bestuursfuncties bij Nationale-Nederlanden, ING, Nederlandse Spoorwegen en de Autoriteit Financiële Markten. In het boek De stap vertelt ze voor het eerst het verhaal van haar carrière. Het boek geeft een unieke inkijk in de dilemma’s van de directiekamers. Het is een persoonlijk, openhartig verhaal over hoe ze als vrouw steeds verder omhoog klom in een door mannen gedomineerde wereld, en de top bereikte. Om die vervolgens te verlaten voor het klaslokaal.

Lees de hele column Geen woord over waarom leraren kopje-onder gaan door de tsunami van werk, door Merel van Vroonhoven, de Volkskrant, 15 april 2022: www.volkskrant.nl

Website Merel van Vroonhoven: https://merelvanvroonhoven.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Venita Oberholster

Stand van zaken van de platformeconomie in de Europese Unie

Er is opnieuw onderzoek gedaan naar de platformeconomie in Europa. De resultaten staan vermeld in het rapport The platform economy in Europe – Results from the second ETUI Internet and Platform Work Survey. Het onderzoek is uitgevoerd in veertien lidstaten van de Europese Unie in het voorjaar van 2021 door European Trade Union Institute (ETUI), onafhankelijk onderzoeks- en opleidingscentrum van het Europees verbond van vakverenigingen.

De ETUI-enquête over internet- en platformarbeid is opgezet om de diverse vormen van digitale arbeid vast te leggen. Er wordt onderscheid gemaakt tussen internetarbeid en platformarbeid. De eerste vorm omvat brede, digitale arbeid, de tweede wordt gemeten op basis van zowel een beschrijving van het soort werk als de namen van platforms die door de respondenten worden verstrekt. Door gebruikmaking van een op standaard kanssteekproeven gebaseerde onderzoeksmethode, is een schatting mogelijk van het aandeel internet- en platformwerkers en kunnen hun kenmerken worden vastgesteld. De resultaten van het onderzoek laten zien dat platformwerk nog steeds vrij zeldzaam is, maar dat internetwerk wel alomtegenwoordig is.

Uniforme ontwikkeling

Een interessante uitkomst is dat de prevalentie van internet- en platformarbeid in de veertien onderzochte Europese landen tamelijk gelijk is. Dat wijst op een uniforme ontwikkeling van dit soort werk in die landen. 17 procent van de beroepsbevolking heeft via internet gewerkt; 4,3 procent via een platform; 1,1 procent kan worden beschouwd als hoofdplatformwerker – dat wil zeggen 20 uur of meer per week werken of meer dan 50 procent van de inkomen verdienen via platforms. Geschat wordt dat er in de 27 landen van de Europese Unie in 2021 ongeveer 47,5 miljoen internetwerkers zijn, 12 miljoen platformwerkers en 3 miljoen hoofdplatformwerkers.

Internet- en platformwerkers verschillen in diverse opzichten van de offline beroepsbevolking. Zij zijn gemiddeld jonger, maar ze zijn niet overwegend mensen in de studentenleeftijd die wat bijverdienen. Ze zijn vaker hoog opgeleid dan degenen die nooit internetwerk hebben verricht. Dat geldt met name voor degenen die creatief, freelance werk verrichten.

Online-arbeid lijkt vooral een aanvulling te zijn op onzekere offline-arbeid en fungeert als een extra bron van inkomsten voor mensen met minder stabiele contracten. Dat geldt met name voor werk op locatie, en werk in transport- en bezorgsector. Clickwerk*), verhuur en verkoop zijn over het algemeen de meest voorkomende werkzaamheden. De uren die aan online-werk worden besteed, lijken geen verband te houden met de uren aan offline-werk. Dat betekent dat mensen die economisch niet actief zijn op de traditionele arbeidsmarkt een vergelijkbaar aantal uren besteden aan platformwerk als degenen in loondienst of als zelfstandige werken.

Lage inkomsten

De inkomsten uit internet- en platformarbeid zijn zeer laag. Voor de grote meerderheid van werknemers vormt dit soort werk slechts een klein deel van hun totale inkomen. De laagste lonen zijn te vinden in clickwerk, waarmee de gemiddelde werknemer 50 euro per maand verdient, gevolgd door bezorging (100 euro) en transport (113 euro). Slechts een kleine groep – ongeveer 5 à 10 procent van de internet- en platformwerkers – verdient een aanzienlijk bedrag, met name via de verhuur van woonruimte, freelance-werk op afstand en transportwerk.

Het is met de thans beschikbare gegevens niet mogelijk vast te stellen in hoeverre dergelijke lage inkomsten het gevolg zijn van het feit dat de respondenten dit werk slechts als bijverdienste beschouwen of van de manier waarop de online-markt functioneert. In het licht van eerdere studies die wijzen op onvoldoende beschikbaar werk als een van de belangrijkste grieven onder platformwerkers en de hoeveelheid werk waarom wordt gevraagd, maar niet wordt vergoed door platforms, blijkt dat lage
verdiensten allesbehalve welkom zijn. Desondanks zijn die lage inkomsten geneigd een integraal kenmerk van de platformeconomie te worden, als er geen actie wordt ondernomen om de arbeidsvoorwaarden en de arbeidsomstandigheden te verbeteren.

Noot
*) Zie video Wat is clickwork? Clickwerk uitgelegd in één minuut: https://www.youtube.com/watch?v=xkuls01e3LY

The platform economy in Europe – Results from the second ETUI Internet and Platform Work Survey (IPWS), door Agnieszka Piasna, Wouter Zwysen en Jan Drahokoupil, European Trade Union Institute, februari 2022: www.etui.org

The second ETUI Internet and Platform Work Survey Country tables, door Wouter Zwysen, Agnieszka Piasna en Jan Drahokoupil, European Trade Union Institut, februari 2022: www.etui.org

SER-verkenning: De platformeconomie biedt grote kansen maar ook meer risico, SER, Blogs Beroepseer, 20 oktober 2020: https://beroepseer.nl

The platform economy in Europe: www.etui.org/publications/platform-economy-europe

David van Lennep Scriptieprijs 2022 uitgereikt aan drie jonge gedragswetenschappers

De David van Lennep Scriptieprijs 2022 is uitgereikt aan drie jonge gedragswetenschappers. In een tijd waarin de wereld er opeens heel anders uitzag dan we gewend waren, schreven zij hun masterthesis over mens, werk en organisatie. De drie winnaars geven een mooi overzicht van de huidige omstandigheden op de werkvloer.
De bekendmaking van de winnaars en de prijsuitreiking vonden plaats tijdens een symposium in Arnhem op vrijdag 8 april 2022. Voorafgaand aan de bekendmaking hield Saskia Nijs een lezing, getiteld Want de toekomst van werk gaat niet over werk!“. Daarin presenteert ze relevante Ideeën voor het vormgeven van de toekomst van werk waarin technologie en digitale transformatie de mens echt gaan helpen. Nijs is oprichter van Studio 21st, een organisatieadviesbureau voor robotisering en de toekomst van werk; daarnaast is zij onderzoeker aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.

De eerste Van Lennep Scriptieprijs is gegaan naar Charlotte Rodriguez Conde van de Maastricht Universiteit vanwege haar onderzoek naar existentiële vraagstukken rondom werk. De tweede prijs ging naar Lee Colmer van de Universiteit van Amsterdam die onderzoek deed naar werknemers die hun chronische ziekte kenbaar maken – of juist niet – aan hun werkgever.
De derde prijs ging naar Dieuwertje van Dijk van de Maastricht Universiteit. Zij onderzocht leiderschap en stress in crisisteams.

David van Lennep Scriptieprijs

Jaarlijks reikt de Nederlandse Stichting voor Psychotechniek (NSvP) de David van Lennep Scriptieprijs uit aan drie jonge gedragswetenschappers. Het gaat om een prestigieuze prijs die wordt toegekend voor uitzonderlijk goede Mastertheses op het gebied van mens, werk en organisatie. Deze Scriptieprijs is één van de manieren waarop de NSvP bijdraagt aan innovatie op het terrein van de psychologie van arbeid, beroep en organisatie. De NSvP zet zich in voor een menswaardige toekomst van werk.
Alleen de beste theses worden door de universiteiten genomineerd voor de prijs. De hoogleraar van de vakgroep dient de nominaties in en een onafhankelijke jury – in 2022 bestaande uit prof. dr. Toon Taris, dr. Diana Rus en dr. Machteld van den Heuvel – beslist wie de winnaars zijn.
De theses hebben, zo blijkt uit ervaring, ontegenzeggelijk een maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie. Voor de auteurs, die in het begin van hun carrière staan, is de prijs een aansporing om op de ingeslagen weg door te gaan en zich in te zetten voor de verdere ontwikkeling van het vakgebied.
De David van Lennep Scriptieprijs, genoemd naar de grondlegger van de NSvP, werd voor het eerst uitgereikt in 1997. David Jacob van Lennep (1896-1982) wordt beschouwd als een van de pioniers van de psychotechniek (later de Arbeids- en Organisatiepsychologie) in Nederland.
De prijswinnaars ontvangen een geldbedrag van respectievelijk € 2.000, € 1.500 en € 1.000.

Werk en de zin van het leven

We leven in onzekere tijden en velen van ons denken na over de zin en de betekenis daarvan. Charlotte Rodriguez Conde speelt hierop in en combineert in haar thesis filosofie en psychologie. Ze deed onderzoek naar de manier waarop werk bijdraagt aan de zin van ons leven. Ze ontwikkelde zelf een beoordelingsinstrument om vijf existentiële vraagstukken rond werk te meten: betekenis, identiteit, vrijheid, isolatie en dood. Haar onderzoek behelsde ook de relatie tussen betekenisvol werk en burn-out. Haar scriptie is relevant voor onze tijd en kan mogelijk inspireren tot een nieuwe manier van onderzoek naar werkgerelateerde emotionele uitputting.
Titel van de these van Charlotte Rodiguez Conee: Sisyphus Really Happy? Construction and Initial Validation of an Assessment Tool Measuring Existential Concerns Rooted in Work.

Lee Colmer onderzocht onder welke omstandigheden werknemers bereid waren hun chronische ziekte te delen met hun werkgever. Werknemers laten vaak niet merken dat zij lijden aan een chronische ziekte, omdat zij  bijvoorbeeld bang zijn gestigmatiseerd te worden. Maar ervan op de hoogte zin is zowel in het belang van de werkgever als de werknemer, met als gevolg  een gezonde, positieve werkomgeving voor iedereen.

Dieuwertje van Dijk deed onderzoek naar stress bij crisismanagers. Wat veroorzaakt de stress? En hoe ervaren zij deze? Uit het onderzoek kwam een aantal stressoren. Er werd ook gekeken in hoeverre de mentale gesteldheid van invloed is op de stresservaring, en welke kenmerkende omstandigheden van invloed waren op de stresservaring. De interessante bevindingen uit het onderzoek kunnen door crisisorganisaties worden gebruikt ter verbetering van de mentale gezondheid van crisismanagers.

De scripties van de dertien genomineerden van de David van Lennep Scriptieprijs 2022 zijn te lezen op de site van Innovatief in werk: www.innovatiefinwerk.nl/arbeidsmarkt-van-morgen-innovatie/2022/03/dit-zijn-de-genomineerden-david-van-lennep-scriptieprijs

David van Lennep Scriptieprijs 2022 uitgereikt, NSVP, 11 april 2022: www.innovatiefinwerk.nl

Hieronder video van de uitreiking van de Van Lennep Scriptieprijs en de lezing van Saskia Nijs op 8 september 2022.

Foto bovenaan is een moment uit de video-opname van prijsuitreiking David van Lennep Scriptieprijs 2022

Toekomstscenario’s voor de zorg worden steeds onheilspellender. Maar de zorg kan op simpele wijze toekomstproof gemaakt worden

Het door rampscenario’s bedreigde zorgstelsel kan grondig worden opgeknapt en betaalbaar blijven. En dat kan zonder stelselwijziging maar wél met een andere regisseur. Dat schrijft Herman Suichies in de Volkskrant van 13 april 2022. Suichies is oud-huisarts en oud-bestuurder bij beroepsvereniging VPHuisartsen.
Hij schrijft dat toekomstscenario’s voor de zorg steeds onheilspellender worden. Als de groei zo doorgaat, neemt de zorg een steeds grotere hap uit ons totale budget en wordt zij onbetaalbaar. Personeel is niet te krijgen of verlaat vroegtijdig gefrustreerd de zorg. Niet iedereen krijgt meer een huisarts, het kennisinstituut Nivel voorspelt dat in bepaalde regio’s huisartsenzorg binnen een jaar niet meer geleverd kan worden.

We moeten dus een stapje terug doen en het ziekenhuis Bernhoven bracht dat in de praktijk. Overbodige zorg werd geschrapt, alleen passende zorg werd geleverd. Maar ja, de schoorsteen moet wel roken, dus in het huidige productie-gedreven zorgstelsel ontstaan dan tekorten.

Vriend en vijand zijn het inmiddels wel eens dat er fundamenteel iets moet wijzigen in dit zorgstelsel. Volgens de Nederlandse Zorgautoriteit (de NZa, die over de financiering van de zorg gaat), moet de productieprikkel helemaal en overal verdwijnen. En snel ook. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) adviseert ook fundamentele wijzigingen. Maar hoe dan?

Kamerolifant: de zorgverzekeraar

Zorgverzekeraars moeten veranderen, maar kunnen door het systeem niet veranderen. Een ander basispakket, concentratie van spoedeisende zorg, chronische zorg buiten het ziekenhuis (gebeurt allang) en kijk- en luistergeld. Maar de olifant in de kamer, de regisseursrol van de zorgverzekeraars, aan hen door de politiek opgelegd en niet waargemaakt, staat merkwaardigerwijs niet ter discussie. En dat is vreemd.

Zorgverleners en zorgverzekeraars vertrouwen elkaar voor geen meter. Dat bleek uit een onlangs gehouden onderzoek (van zorgverlenersvereniging VvAA) onder tweeduizend zorgverleners, waarbij nog geen 13 procent vertrouwen heeft in de regisseur van de zorg. Dat moet een negatief effect hebben op de zorgkwaliteit.

Suichies vraagt zich af wat die zorgverzekeraar in de eerste lijn nou eigenlijk toevoegt? Is het niet beter die regisseursrol te schrappen? Te beginnen bij de huisartsenzorg, de wijkzorg en de paramedische zorg (10 procent van de totale zorgkosten). De zorg het dichtst bij de burger, de zorg die is gebaat bij langdurige relaties, vertrouwen, kleinschaligheid, samenwerking en lokale of regionale netwerken, en eigenlijk zonder marktwerking.

Lees het hele artikel van Herman Suichies: Opinie: Ministers, leest u even mee? Zo simpel maakt u de zorg toekomstproof, door Herman Suichies, de Volkskrant, 13 april 2022: www.volkskrant.nl

Resultaten van brede verkenning van zorglandschap: Grote kloof tussen beleid en praktijk, Blogs Beroepseer, 17 februari 2022: https://beroepseer.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Manfred Steger

Vertrouwen in vakmanschap kan de zorg ‘ontregelen’. Petrouschka Wind-Werker laat zien hoe je dat doet

Op een dag verving Petrouschka Wind-Werker een zieke collega in een strategie-overleg. Haar gloedvolle betoog over vertrouwen in vakmanschap leidde tot een aanpassing in de strategische koers en tot een omslag in het denken over leren tijdens het werk.
Petrouschka Wind-Werker is adviseur Lerende Organisatie bij het Leerhuis van het OLVG-ziekenhuis in Amsterdam met zo’n 6500 medewerkers, allemaal vakmensen. Ze is daar, zoals ze het zelf zegt, ‘een radertje in een grote machine’. Zij is voorstander van het Rijnlandse managementmodel.

In een artikel in het tijdschrift O & O – Opleiding en Ontwikkeling (nr 1, 2022) schrijft Petrouschka Wind-Werker over de manier waarop vertrouwen in vakmanschap de zorg kan ‘ontregelen’. Zij laat de lezer meekijken in de praktijk van het OLVG-ziekenhuis, dat per april 2021 gestopt is met het afnemen van toetsen van de Voorbehouden- en Risicovolle Handelingen (VBH/RVH). Dat gebeurde na het besef dat steeds maar weer toetsen niet zinvol bleek.

Petrouschka: “Sinds ongeveer 25 jaar verplichten ziekenhuizen, maar ook andere zorginstellingen, hun zorgprofessionals om periodiek hun bekwaamheid aan te tonen door middel van een praktijktoets; al dan niet voorafgegaan door een theorietoets. Iedere zorginstelling moet daarvoor een toets- of scholingsbeleid hebben en daar uitvoering aan geven. Dat vraagt de nodige investeringen, zoals een Learning Management System (LMS), een vaardigheidslokaal met fantomen en oefenmateriaal, beschikbaarheid van praktijktoetsers, inzet van opleidingsadviseurs, vaardigheidsdocenten, het ontwikkelen van actuele theorie- en praktijktoetsen, etc.

In OLVG hadden we dit allemaal goed georganiseerd. Althans, we dachten dat we een goed systeem hadden neergezet om het aantonen van bekwaamheid te faciliteren. Maar tot onze verbazing constateerden we in 2018 dat wij evenwel niet voldeden aan de norm van aangetoonde bekwaamheid. Wat hadden we niet goed gedaan, vroegen we ons af”.

Bezwaren tegen de praktijktoetsen

“Een van de opvallendste redenen – zo bleek toen we ons er verder in gingen verdiepen – was dat het laten afnemen van een praktijktoets een behoorlijk beslag legde op de tijd van de zorgprofessional. De praktijktoets vond meestal plaats onder werktijd en dat betekent meer werk in minder tijd doen, werk overdragen, tijd om naar een praktijklokaal te lopen, wachttijd, de praktijktoets doen, teruglopen. Voor een enkele praktijktoets was de zorgprofessional al gauw een uur kwijt. Alles bij elkaar geteld kostte het afnemen van praktijktoetsen (inclusief de tijd van de assessor, die ook zorgprofessional is) onze organisatie zo’n 3.200 uur verlettijd per jaar. Tijd die niet besteed kan worden aan patiëntenzorg.

Bovendien vonden zorgprofessionals dat het ‘toetsen om het toetsen’ was. Het laten zien van een handeling in de gestandaardiseerde omgeving van een praktijklokaal, met behulp van oefenmateriaal (een fantoom genoemd) doet immers geen recht aan de complexiteit van de realiteit, waar sprake is van tijdsdruk, rumoer, gespannen patiënten, etc. Terwijl juist het beargumenteerd kunnen afwijken van een protocol een teken van vakmanschap en bekwaamheid is”.

Het roer gaat om

Kortom, er werd veel tijd en energie gestoken in het organiseren, afnemen en verwerken van toetsen. Maar hoe verhielden deze inspanningen zich tot het onderhouden van belangrijke competenties, zoals samenwerking, klinisch redeneren, communicatie, methodische overdracht of handelen in acute situaties?

Het systeem bleek verworden tot een nodeloos ingewikkelde, controle-gestuurde, tijdrovende en niet-realistische manier van toetsing, om te voldoen aan (de interpretatie van) een wettelijke verplichting.
De tijd was rijp voor verandering:  Anders gaan denken over controle en de kosten daarvan,  anders gaan kijken naar bekwaamheid en anders gaan doen. Het roer ging om waarbij de belangrijkste koersverandering was dat niet controle leidend moet zijn, maar vertrouwen in vakmanschap.

Vanuit het Leerhuis OLCG werd een duurzaam fundament gelegd voor nieuw beleid en nieuwe uitvoering, afgestemd op de wensen en behoefte van zorgprofessionals.
‘Vertrouwen in vakmanschap’ werd een leidend principe om administratieve last en regeldruk te verminderen. Het principe is opgenomen in de strategische koers. En, met vertrouwen in vakmanschap als leidende principe, kan men er ook op vertrouwen dat professionals heel goed in staat zijn gezamenlijk de kwaliteitsnormen van de zorg te bepalen en na te streven.
Het ontwerpen en schrijven van het nieuwe beleid – Aantoonbaar bekwaam – genoemd heeft een jaar geduurd. In de praktijk komt het neer op leren op de werkvloer, waar het leren en aantonen van bekwaamheid – zoals het hoort – tijdens het werk gebeurt. De zorgprofessional bepaalt zelf op welke wijze hij bekwaamheid wil aantonen en registreert dit ook zelf in het portfolio.

De impact van het nieuwe beleid is intussen geëvalueerd tijdens en na een pilot en er is een enquête gehouden onder alle – 212 – deelnemende verpleegkundigen.

Een greep uit de uitkomsten:

  • De gemiddelde bekwaamheid in VBH/RVH steeg van 45% naar 80%
  • Zorgprofessionals tonen verantwoordelijkheid ten aanzien van het getoonde vertrouwen en er is vertrouwen in elkaar
  • De keuzevrijheid en mogelijkheden van beleid Aantoonbaar Bekwaam worden positief ontvangen en doen recht aan professionaliteit
  • Een ruime meerderheid van de respondenten ervaart minder studie- en controledruk
  • Het kunnen maken van eigen keuzes in het versterken en aantonen van bekwaamheid draagt bij aan de autonomie van de professional

Petrouschka besluit haar artikel met een belangrijke les die ze heeft geleerd: Als blijkt dat zaken vastlopen of gaan tegenwerken is het tijd om de regels ter discussie te stellen en de dingen anders te gaan doen, daarbij steeds het doel in het oog houdend.

Lees het hele artikel van Petrouschka Wind-Werker, Hoe vertrouwen in vakmanschap de zorg kan ‘ontregelen’, O&O / NR 1, 2022: beroepseer.nl

Rijnlands managementmodel: www.delimes.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Moondance

Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding van professionals in het onderwijs

Wat kan ‘aandachtige betrokkenheid’ in pedagogische zin voor het onderwijs betekenen? Om dat te onderzoeken besloot Lisette Bastiaansen de praktijk van het onderwijs in te duiken. Ze bezocht leraren, leerlingen en leidinggevenden op vijftien verschillende scholen in het primair en voortgezet onderwijs. In januari 2022 promoveerde zij op het proefschrift Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding aan de Universiteit voor Humanistiek in Utrecht. Promotor was onderwijspedagoog Gert Biesta, hoogleraar Public Education aan Maynooth University in Ierland. Tussen 2015 en 2019 was Biesta geassocieerd lid van de Onderwijsraad.

De kernvragen van het onderzoek: Hoe, wanneer, waarom en in welke vorm zijn leraren aandachtig betrokken bij hun leerlingen? Welke betekenis geven zij aan die aandachtig betrokkenheid en kan die betekenis  überhaupt wel gegeven worden? Hoe belangrijk is aandachtige betrokkenheid voor leraren, gezien vanuit hun persoonlijke opvattingen over professionaliteit? En hoeveel ruimte hebben ze binnen het huidige tijdsgewricht om die aandachtige betrokkenheid bij de leerling ook daadwerkelijk gestalte te geven?
Lisette Bastiaansen is als gastdocent verbonden aan de Masteropleiding Pedagogiek van de Hogeschool Arnhem Nijmegen en werkt als zelfstandig begeleider/coach op het gebied van interpersoonlijke communicatievraagstukken binnen het onderwijs. Zij werkte jarenlang als docent en studieloopbaanbegeleider bij HBO-instelling Fontys. Daar kreeg zij het idee een masteropleiding pedagogiek te gaan volgen.

Wij hebben als school een opdracht hier

Op de site van de Vereniging voor katholiek en christelijk onderwijs – Verus, staat een interview met Bastiaansen waarin zij over haar motivatie zegt: “In de klas heb je altijd kinderen met wie het niet goed gaat. Zo was er een leerlinge met een moeilijke thuissituatie. Zij liep vast in de opleiding. Ik vroeg me af of en hoe we haar als school konden en moesten helpen, hoe en waarbij we aandachtig betrokken konden en moesten zijn. Dit was de derde opleiding die ze probeerde. We konden haar toch niet gewoon óók weer op straat zetten? Wat mij betreft hebben we als school een opdracht hier. Een opdracht om haar te leren om op eigen benen in de wereld te kunnen (be)staan, los van haar familie, haar geschiedenis en thuissituatie. Om haar te ‘leren’ dus om zelf iemand te zijn.

Ik besloot de masteropleiding pedagogiek bij de HAN te volgen met de vraag in mijn achterhoofd: Wat staat je te doen als leraar bij dat op eigen-benen-in-de-wereld-brengen van jonge mensen en waar gaat je aandacht en betrokkenheid dan naar uit? Je wil geen therapeut zijn, maar wel leraar. Er was nog te weinig beschreven hoe dit relationeel in zijn werk gaat en wat hierbij komt kijken. Want als jij een kind ‘ziet’, waar kijk je dan naar? En zie je dan het zelfde als ik?”

En zo werd het thema voor haar proefschrift geboren. Er was al wel veel onderzocht en geschreven over de instrumentele kant van de relatie tussen leraar en leerling. Bijvoorbeeld over hoe een goede relatie bijdraagt aan het verbeteren van de prestaties, maar veel minder over de pedagogisch-relationele kant ervan. “Dus de kwestie van het op eigen benen laten staan van een jong mens in de wereld, in relatie tot anderen en wat daar relationeel bij komt kijken. Dat was nog nauwelijks onderzocht. Bij het pedagogisch-relationele handelen van leraren gaat het in essentie over het uitnodigen, uitdagen en verleiden van leerlingen om op een volwassen manier om te gaan met hun eigen vrijheid. Hoe dóe je dat? Wat vraagt dat in relationele zin van een leraar en van een school? En wat zou het kunnen brengen?’’

Drie bewegingen

‘Aandachtige betrokkenheid’ bestaat volgens Bastiaansen uit drie bewegingen die de pedagogische grondhouding van leraren vormen:

  • Aandachtig zijn: een binnenkomende beweging. De ander werkelijk ontvangen.
  • Aanwezig zijn: een innerlijke beweging. Wakker zijn in het hier en nu.
  • Betrokken zijn: een uitgaande beweging. Bijdragen aan het-op-eigen-benen-leren-staan

Via het aandachtig betrokken handelen van leraren krijgt een leerling de kans om te oefenen met het op een volwassen manier omgaan met de eigen vrijheid.

Juweeltjes en kruimeltjes

In een bespreking van het proefschrift op de site van het Nederlands Instituut voor Onderwijs en Opvoedingszaken – Nivoz, schrijft Frederike de Jong – docente levensbeschouwing en filosofie – dat de door Bastiaansen beschreven portretten – van vijf leraren, vijf leerlingen en vijf leidinggevenden – uit het boek ‘juweeltjes’ zijn: “Ze zijn een feest om te lezen. Daarbij geven ze inzage in de wijze waarop ‘aandachtige betrokkenheid’ zich in het dagelijkse (school-) leven al dan niet manifesteert en wat daarvoor nodig is”.

Deze juweeltjes beschrijven hoe de aandachtig betrokken grondhouding vorm krijgt in de klas. Bastiaansen: “Ik heb het over alledaagse aandachtsgeleiders. Werkelijke aandacht en betrokkenheid vraagt niet om het inrichten van speciale coachingsuren of iets dergelijks. Het kan gewoon via de lesinhoud lopen, via een goed diepgaand gesprek bijvoorbeeld. Het gaat eigenlijk over kleine momentjes, vaak haast onzichtbare mini-manifestaties van aandacht, die op het eerste oog niet opvallen. Ik noem het kleine kruimeltjes: ze zijn bijna niet zichtbaar en tegelijk onmisbaar. Dat kan zitten in een klein contactmoment op de gang, een kort gesprek over iemands hobby of een aai over je bol”.

Met lijf en leden in het hier en nu

In de onderwijspraktijk manifesteert aandachtige betrokkenheid zich dus subtiel. Aandachtige betrokkenheid is niet is af te dwingen, zegt Bastiaansen. Niet in organisatievormen, niet door het vast te leggen in visies of missies, maar ook niet in het individuele handelen van leraren. “Ik maakte ook lessen mee van een leraar die met zijn ziel en zaligheid liefdevol aandachtig betrokken aanwezig wilde zijn bij leerlingen, maar hij was zo hard aan het proberen dat het gekunsteld overkwam en dat hij niet meer met lijf en leden in het hier en nu was. Daar gaat het namelijk over: over het werkelijk met lijf en leden aanwezig willen, durven en kunnen zijn. Dat gaat over ontvangen en over afstemmen op je binnenste en van daaruit op de wereld. Dat kun je niet afdwingen, wel oefenen. Alleen een leraar die werkelijk aanwezig is, nodigt leerlingen uit om ook tot aanwezigheid te komen”.

Lees het hele interview met Lisette Bastiaansen: Vanuit aandachtige betrokkenheid lesgeven: kleine interacties die veel in beweging brengen, Verus, 9 maart 2022.
Daarin worden voorbeelden gegeven van portretten – momenten van aandachtige betrokkenheid in de klas, alsmede een link naar een download van gedeelten uit het proefschrift: www.verus.nl/actueel/nieuws/vanuit-aandachtige-betrokkenheid-lesgeven-kleine-interacties-die-veel-in-beweging

Hoe ‘aandachtige betrokkenheid’ zich in het dagelijkse leven op school manifesteert en wat daarvoor nodig is: 15 onderwijsportretten, door Frederike de Jong, Nivoz, 11 april 2022: https://nivoz.nl

Op de site van NIVOZ is een podcast te beluisteren: “#50 Lisette Bastiaansen over aandachtige betrokkenheid: ‘Ik denk dat het gaat over samen mens-zijn. En daar steeds bij terug durven komen”: https://podcastluisteren.nl/komen

Het proefschrift is in boekvorm uitgegeven: Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding, door Lisette Bastiaansen, Garant Uitgevers, 2022.

Symposium met workshops op 18 mei 2022

Op woensdag 18 mei 2022 is er een symposium met elf workshops in Nijmegen, speciaal gewijd aan ‘aandachtige betrokkenheid’. Lisette Bastiaansen geeft daar een lezing. Aanvang 12.30 uur. Adres: HAN VDO, Groenewoudseweg 1, Nijmegen.
Entree: € 40,- of  € 80,-.

“Waar gaat jouw aandacht en betrokkenheid in de relatie met jouw leerlingen naar uit? Wat is aandachtige betrokkenheid eigenlijk? Wat vraagt het? En wat is de betekenis ervan? Om deze vragen draait het tijdens het symposium ‘Aandachtige betrokkenheid als pedagogische grondhouding’”.

Het symposium is een gezamenlijk initiatief van de Masteropleiding Pedagogiek (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen), Stichting NIVOZ, LOEPP netwerk van Leraren Onderzoeken Eigen Pedagogische Professionaliteit en Lisette Bastiaansen. Het symposium is bedoeld voor leraren, lerarenopleiders en andere pedagogische professionals. Ook studenten binnen deze vakgebieden zijn welkom.

Volledig programma, meer info en aanmelden op HAN: www.han.nl/agenda/2022/05/symposium-aandachtige-betrokkenheid-als-pedagogische-grondhouding/#

Ronde 5 van enquête over leven, werken en COVID-19 in de EU gelanceerd. Deelnemen aan onderzoek kan tot 2 mei 2022

Eurofound*) is begonnen aan de de vijfde ronde van de digitale enquête over leven, werken en COVID-19. Sinds begin 2020 wordt deze enquête gehouden in de Europese Unie. Doel ervan is het in kaart brengen van de verstrekkende gevolgen van de pandemie voor EU-burgers.

Helaas schetsen de bevindingen tot nu toe een somber beeld. In het voorjaar van 2021 bereikte het geestelijk welzijn in alle leeftijdsgroepen het laagste niveau sinds het begin van de pandemie. Vooral jongeren werden hierdoor getroffen. Het vertrouwen in instellingen kelderde en in heel Europa voelden burgers de verdeeldheid die de sociale en economische gevolgen veroorzaakten, terwijl een slinkend aantal de crisisondersteunende maatregelen als rechtvaardig en efficiënt beschouwde.

De rol van Eurofound is er evenwel niet alleen om vast te stellen wat er is gebeurd, maar ook om op feiten gebaseerde analyses te verstrekken die kunnen helpen bij het formuleren van beleid. Eurofound benadrukt dat COVID-19 een katalysator kan zijn voor fundamentele veranderingen voor de toekomst van Europa. In plaats het ‘herstellen’ van een crisis zoals tien jaar geleden, kunnen wij onze verwachtingen bijstellen en ons begrip van wat we door samenwerking kunnen bereiken, opnieuw vorm  geven.

De langetermijneffecten van de pandemie op leven en arbeid worden onderzocht aan de hand van dit nieuwe onderzoek, waarbij vooral wordt gelet op de manier waarop de lockdowns de arbeidsmarkt en de digitalisering de werkplek hebben veranderd, COVID-19 de bedrijfscontinuïteit heeft beïnvloed en de crises van invloed is geweest op gelijkheid en cohesie in Europa.
De uitbraak van COVID-19 in Europa mag dan geleidelijk aan geschiedenis worden, de langetermijngevolgen van de pandemie voor arbeid en leven van de burger zijn nog maar net begonnen.

De vijfde ronde van de digitale enquête loopt van 29 maart tot 2 mei 2022. Doel is de laatste ontwikkelingen in kaart brengen: Hoe is het leven in Europa de afgelopen twee jaar veranderd?
De uitslag van de enquête geeft beleidsmakers een zo actueel mogelijk beeld van alle taken die hen te wachten staan in verband met herstel na de pandemie.

De enquête

Eurfound verzoekt deelnemers alle vragen te beantwoorden. Als u het antwoord op een vraag niet weet of geen antwoord wenst te geven, klik dan op “weet niet/beantwoord liever niet” om door te gaan naar de volgende vraag.
Het onderzoek is voor personen van 18 jaar en ouder. Deelname is geheel vrijwillig. De antwoorden worden anoniem verwerkt.

Deelnemen aan de enquête: https://s2survey.net/eurofound/index.php?l=dut&q=Wave5_public&htR=AwA%3D

COVID-19 dossier van Eurofound : www.eurofound.europa.eu/topic/covid-19

Noot
*) Eurofound is het EU-agentschap dat zich richt op het delen van kennis ten behoeve van de ontwikkeling van beter sociaal, arbeidsgerelateerd en werkgelegenheidsbeleid. Meer informatie over Eurofound op: êêwww.eurofound.europa.eu.

Overheidsalmanak heet voortaan Register van Overheidsorganisaties

De Overheidsalmanak heet sinds kort Register van Overheidsorganisaties. Het register biedt toegang tot informatie van alle (ongeveer) 1.600 overheidsorganen in Nederland.

Jarenlang kon je in de Overheidsalmanak zoeken naar namen, adressen en andere contactgegevens van Nederlandse overheidsorganisaties en naar persoonsgegevens van leidinggevenden binnen de Nederlandse overheid.

Meer gegevens overheidsorganisaties

De laatste jaren zijn er in het register steeds meer gegevens van overheidsorganisaties opgenomen, waardoor het register nu veel meer inhoudt dan de oorspronkelijke almanak. In het register vind je, naast de contactgegevens, ook bijvoorbeeld de taken en bevoegdheden en samenhang met andere organisaties van onder andere alle Nederlandse gemeenten, provincies, waterschappen, ministeries, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen.

Completere bron

In de toekomst worden nog meer gegevens in het register opgenomen. In 2022 worden alle domeinnamen die overheidsorganisaties hebben geregistreerd toegevoegd. Hiermee wordt het Register van Overheidsorganisaties een steeds completere bron voor iedereen die informatie over overheidsorganisaties zoekt.

Het Register van Overheidsorganisaties wordt beheerd door het Kennis- en exploitatiecentrum Officiële Overheidspublicaties (KOOP) in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Naast het register van overheidsorganisaties is er ook een register van organisaties buiten de Nederlandse overheid: politieke partijen, internationale overheidsorganisaties of Europese organisaties.

Register van Overheidsorganisaties: https://organisaties.overheid.nl/

Organisaties buiten de Nederlandse overheid: www.overheid.nl

Almanak heet nu Register van Overheidsorganisaties, Digitale overheid, 23 februari 2022: www.digitaleoverheid.nl/

Zie ook: Allmanak, zoeken naar contactgegevens overheden en politici: https://allmanak.nl/
Waarom deze Allmanak: https://allmanak.nl/waarom

 

Foto bovenaan is van Ro Ma