Skip to main content

Redactie Beroepseer

Internetexpert Mikko Hypponen over surveilleren en het verzamelen van gegevens

mikko hypponenMinister Opstelten van Veiligheid en Justitie wil reisgegevens van Nederlandse burgers opslaan in een database. Hij maakte op 7 november 2013 in een brief aan de Tweede Kamer bekend dat hij plannen wil uitwerken “om op korte termijn de mogelijkheden om reisgegevens te kunnen gebruiken uit te breiden”, met als doel jihadisten te kunnen opsporen. “Opslaan gebeurt al in veel landen”, reageerde de minister sussend op kritische vragen hierover.

Op Twitter regende het andere commentaren. Zijn we bezig een totalitaire staat, politiestaat of surveillance-staat op te bouwen? Het verzamelen en verhandelen van persoonlijke gegevens door de overheid en het bedrijfsleven lijkt geen grenzen te kennen, zoals bleek in België in september 2013 waar gemeenten adresgegevens van hun inwoners aan commerciële bedrijven hebben verkocht.

Volgens Mikko Hypponen verandert surveilleren en het verzamelen van gegevens de geschiedenis. Een voorbeeld is de Amerikaanse Republikeinse president Richard Nixon die in de jaren zeventig afluisterapparatuur liet plaatsen in het hoofdkantoor van de politieke tegenstander, de Democratische partij.
Hypponen is een Finse expert in internetbeveiliging en mede-oprichter van antivirusbedrijf F-Secure. Hij refereerde aan Nixon in zijn TEDx lezing*) in Brussel over schending van het vertrouwen van de wereld door grootschalige spionagepraktijken op internet door de Amerikaanse geheime dienst NSA. Het door de NSA wereldwijd in de gaten houden van online communicatie door middel van het programma PRISM werd openbaar gemaakt door systeembeheerder Edward Snowden in juni 2013, met als gevolg dat de hele wereld nu op de hoogte is.

De twee grootste uitvindingen van onze tijd zijn stukken gereedschap van de overheid geworden

Hypponen citeerde ook de reactie van de president van Brazilië, Dilma Roussef, die het doelwit is geweest van afluisteren. Volgens haar kan er “geen echte vrijheid van meningsuiting zijn als er geen recht op privacy meer is”. Zonder privacy kan er ook geen sprake zijn van een “effectieve democratie”. Privacy is de hoeksteen van de samenleving.
Iemand vroeg Hypponen waar hij zich zo druk om maakte. Verzond hij naaktfoto’s? Had hij soms iets te verbergen? Zijn reactie: “Wat ik verstuur, gaat niemand wat aan, ook de regering niet. Het gaat om privacy en over privacy valt niet te onderhandelen. Privacy zou in alle door ons gebruikte systemen moeten worden ingebouwd”.
Binnenkort wordt er een kolossaal nieuw NSA datacentrum geopend met een supercomputer en opslagplaats in de Amerikaanse staat Utah, dat een oppervlakte beslaat van vijf grote Ikea-vestigingen.

Hypponen stelt voor dat Europa en andere landen zich gaan toeleggen op vrije, open source veiligheidssystemen om surveillances van organisaties als NSA te omzeilen. Een Europees land kan ermee beginnen en een kleine rimpeling in het water veroorzaken. Rimpelingen worden lange golven, samengesteld uit open source systemen. Het uiteindelijke effect daarvan is dat een krachtige golf ons zal optillen, tot hoog boven de surveillance-staat.
De twee grootste uitvindingen van onze tijd zijn stukken gereedschap van de overheid geworden waarmee ze ons bespiedt: internet en de mobiele telefoon, aldus Hypponen. Het wordt tijd dat de burger daar verandering in brengt.

Vervagen van scheidslijn tussen publiek en privé en het toenemende wantrouwen

Nu de scheidslijn tussen publiek en privé steeds meer begint te vervagen, rijst de vraag wat voor rol er nog is weggelegd voor het beroepsgeheim of de geheimhoudingsplicht van artsen, apothekers, advocaten, maatschappelijk werkers, politieagenten, journalisten, leerkrachten, ambtenaren en werknemers in fabrieken en organisaties die omgaan met vertrouwelijke en gevoelige informatie. Wat stelt vertrouwelijkheid nog voor als personeel van organisaties toegang krijgt tot steeds meer gegevens van alles en iedereen? We zijn nauwelijks begonnen met daarover na te denken en lopen met wetgeving achter de feiten aan.

Ondermijning van de scheiding tussen publiek en privé ondergraaft het vertrouwen in het publieke imago van de politiek, en daarmee uiteindelijk van de politiek zelf. Dat is wel gebleken uit reacties op het voornemen van minister Opstelten. De noodzaak van afluisteren, observeren, bespioneren en analyseren van de hele bevolking om een x-aantal terroristen te traceren is niet aangetoond. Het wettelijk mogelijk maken van het bewaren en verder verwerken van steeds meer gegevens moèt ter discussie worden gesteld, nu het nog kan. Of niet?
Op 9 november 2013 werd bekend dat De Nederlandse inlichtingendiensten systemen hebben besteld om net als de Amerikaanse NSA grootschalig telefoon- en internetverkeer op te kunnen vangen en verwerken, hoewel dat nog grotendeels onwettig is. Volgens de toezichthouder op de diensten, de CTIVD, is de wet achterhaald.

Een gepensioneerde spion in Engeland heeft eens opgemerkt dat hij bij aanvang van zijn carrière dacht dat hij een goed patriot was door te gaan spioneren voor het vaderland. Maar, zei hij, terwijl ik dacht bij te dragen aan het voorkomen van narigheid en het oplossen van problemen, is me allengs gebleken dat het spioneren zelf tot onderdeel is geworden van de oorzaak van problemen.

Mikko Hypponen: How the NSA betrayed the world’s trust – time to act, TEDxTalk op video, oktober 2013. Met Engelse ondertiteling.
Er is tevens een transcriptie in het Engels beschikbaar. Open rechts onder afbeelding het menu Show transcript, en klik op English, of op een andere taal op site:
https://www.ted.com/talks/mikko_hypponen_how_the_nsa_betrayed_the_world_s_trust_time_to_act/transcript
Duur video: 19 minuten.

*) Meer info over TEDx-lezingen en conferenties: www.ted.com

Aanbevolen: Privacydebat is nuttig, maar Snowdens actie deugt niet? door Tijmen Wisman, voorzitter van het Platform Bescherming Burgerrechten, 4 november 2013: http://platformburgerrechten.nl/2013/11/04/privacydebat-is-nuttig-maar-snowdens-actie-deugt-niet/ (Niet meer beschikbaar)

René Kneyber: nieuw bestuurslid van Stichting Beroepseer

René Kneyber is sinds 7 november 2013 toegetreden tot het bestuur van de Stichting Beroepseer. We heten hem van harte welkom!
René was al – sinds 2012 – voortrekker van Beroepseer. Momenteel staat hij met  Jelmer Evers volop in de belangstelling vanwege hun in oktober verschenen boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!
Een maand na publicatie blijkt het boek regelmatig de “talk of the town” te zijn. Tot in het Binnenhof.  Tijdens de behandeling van de begroting 2014 van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen op 30 oktober, refereerde Tweede Kamerlid Jasper van Dijk naar het boek, waarop vervolgens minister Bussemaker van Onderwijs inhaakte. Ze hield het boek omhoog zodat iedereen het goed kon zien. Ze bleek in te stemmen met de uitdagingen van het boek. En: “Wat ik ook mooi vind is dat leraren oproepen om niet af te wachten maar zelf de eerste stap te zetten in het streven naar meer professionele ruimte en autonomie”.

In NRC van 9 november 2013 besteedt Marc Chavannes in zijn rubriek Opklaringen aandacht aan Het alternatief, èn de reeks Beroepseer-boeken waarvan Het alternatief het vijfde deel is. Aan de basis van Stichting Beroepseer, opgericht in 2006, staat ook een boek: Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt dat binnen een jaar tijd vier drukken beleefde.

René Kneyber, voortrekker van Beroepseer, zie: https://beroepseer.nl

Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! https://beroepseer.nl/het-alternatief/

Minder afrekenen, meer verdienen, rubriek Opklaringen door Marc Chavannes, NRC, 9 november 2013: https://www.nrc.nl

Video met Jasper van Dijk in de Tweede Kamer over Het alternatief, 30 oktober 2013: https://www.youtube.com

Video met Minister Bussemaker in de Tweede Kamer over Het alternatief:  www.youtube.com

rene kneyber thijs jansen jelmer evers lerarencongres 2013
Links René Kneyber, nieuw bestuurslid van Stichting Beroepseer, met mede-oprichter van de stichting Thijs Jansen in het midden, en rechts Jelmer Evers na de presentatie van het boek Het alternatief op het Lerarencongres op 8 oktober 2013 in Ede.
Het alternatief is het vijfde deel in de Beroepseer-boekenreeks. Het eerste boek, Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt, vormde de aanzet tot de oprichting van de stichting.

 
 

 

 

 

 

Ergens bij willen horen

Jaap Boonstra vraagt zich in zijn blog Sense of belonging af… “waarom nog zoveel mensen pleiten voor het creëren van een ‘sense of urgency’ als het om veranderen gaat. Dit denken is achterhaald. In onze huidige tijd gaat het om het creëren van verlangen en een ‘sense of belonging’.

In veel managementboeken lees je dat het nodig is om een urgentiebesef te creëren voordat mensen willen veranderen. In de vorige uitgave van Managementboek magazine stond een interview met John Kotter. Die heeft er zelfs een heel boek aan gewijd. De heersende gedachte is dat mensen alleen onder druk willen veranderen. Mensen moeten oude zekerheden loslaten en daarbij moeten ze geholpen worden. Het creëren van urgentie om anderen te veranderen, is een achterhaalde gedachte. Alles is al in beweging. Organisaties veranderen doorlopend. De ene reorganisatie is nog niet voorbij of de volgende wordt alweer aangekondigd. Door de economische malaise is er eerder een te groot besef van urgentie en onzekerheid waardoor verlamming optreedt en veranderingen stagneren.

Het boek van John Kotter over urgentie is achterhaald, net zoals zijn boek met acht stappen om van veranderingen een succes te maken. Het zijn denkbeelden uit de vorige eeuw. Toen bleven mensen nog hun hele leven bij één baas. Toen waren bedrijven weinig flexibel en overwegend georganiseerd op bureaucratische principes. Toen bestond er nog een eenduidige hiërarchie. Toen werd er nog geluisterd naar de baas, of men deed in ieder geval alsof. Toen was veranderen een opgave voor managers die alles in het werk stelden om planmatig veranderingen door te voeren. De tijden zijn veranderd. Veranderen is niet langer voor anderen. Bedrijven zijn minder star dan voorheen. De arbeidsmarkt is flexibeler dan ooit en het aantal zelfstandig werkenden groeit met de dag. Het nieuwe werken leidt een grotere afstand tussen bedrijf en werknemer en draagt soms bij aan vervreemding. De huidige tijd is wispelturig, spannend en uitdagend. Daar past geen geplande en van bovenaf opgelegde verandering bij. Mensen willen best veranderen, maar niet langer veranderd worden.

Laten we stoppen met die onzin dat managers urgentiebesef moeten creëren om veranderingen mogelijk te maken. Natuurlijk, als een bedrijf in crisis verkeert, is het zaak om open en eerlijk te vertellen hoe het er voor staat. Leiders in verandering zullen een crisis altijd aangrijpen om veranderingen door te voren. Een crisissituatie kan een aanleiding zijn voor verandering maar het is geen vóórwaarde voor verandering. Een duidelijke toekomstvisie is dat wel. Minstens zo essentieel is de klantwaarde die het bedrijf wil leveren. Bedrijven die succesvol zijn in diepgaande veranderingen hebben helder voor ogen wie hun klanten zijn, wat de behoeften zijn van deze klanten en hoe ze daaraan invulling kunnen geven. Het gaat bij veranderen niet om het organiseren van een crisis, maar om het organiseren van verlangen.

Maar zelfs met het organiseren van verlangen zijn we er niet. In onzekere tijden is er een toenemende behoefte om ergens bij te horen. Het gaat niet om ‘sense of urgency’, maar om ‘sense of belonging’. Organisaties met teveel crisisgevoelens hebben lage overlevingskansen. Ze raken op drift. In onze tijd gaat om het creëren van werkgemeenschappen waarin mensen het gevoel hebben dat ze erbij horen en een zinvolle bijdrage leveren. Het gaat erom mensen te verbinden waardoor ze samen een aanlokkelijke toekomst kunnen realiseren. Bedrijven met een helder toekomstbeeld en een krachtig samenhorigheidsgevoel hebben in onzekere tijden de beste kansen om te overleven”.

Sense of Belonging, door Jaap Boonstra, 3 november 2013: www.jaapboonstra.nl
Jaap Boonstra is wetenschapper, bestuurder, adviseur en hoogleraar Organisatieverandering aan de Universiteit van Amsterdam.

Net als bij banken ook perverse prikkels in de wetenschap

Onderzoekers worden veel te veel opgejaagd om resultaten te publiceren. Onder biotechnologen is het een vuistregel dat de helft van al het gepubliceerde onderzoek niet repliceerbaar is, en sommige Chinese onderzoekers krijgen zelfs geldbonussen uitgekeerd wanneer ze een Engelstalig toptijdschrift halen. Prikkels in de wetenschap zijn net zo pervers als bij banken.
Dat zegt Frank Miedema, decaan van het UMC Utrecht in een interview met de Volkskrant van 7 november 2013.

Het is zeldzaam dat een universiteitsbestuurder zich in zulke felle bewoordingen uitlaat over het functioneren van het wetenschappelijk bedrijf. Met gelijkgestemden startte Miedema de beweging Science in Transition, die een ommekeer wil teweegbrengen.

De verleiding om ook een flutpromotie goed te keuren omdat het onderwijsinstituut anders 90 duizend euro misloopt, is te groot, vindt Miedema. “De overheid betaalt de universiteit per afgestudeerde en per promotie. Het is sturing op kwantiteit, niet op kwaliteit. Ditzelfde gebeurt bij de wetenschappelijke tijdschriften. Onderzoekers moeten zo vaak mogelijk publiceren in toonaangevende tijdschriften; de inkomsten van de onderzoeksgroep en het eigen carrièresucces zijn daar direct van afhankelijk.’ Ook bij publicaties in gerenommeerde bladen als Science en Nature gaat het mis, volgens Miedema. De peer review, waarbij vakgenoten een studie keuren vóór publicatie, schiet ook bij die bladen te kort. ‘Met een studie van matige kwaliteit kun je Science of Nature halen, zolang het maar een spectaculaire claim is over een onderwerp dat in de mode is.”

Nederige houding media

Miedema hekelt ook de nederige houding van de media ten opzichte van wetenschap. Volgens hem worden wetenschappers te weinig kritisch ondervraagd. “Wetenschappers zijn net mensen: ze hebben zuivere motieven, maar ook minder zuivere motieven. Een onderzoeker die in het Journaal pleit voor de invoering van een vaccin doet dat vast omdat hij denkt dat dit goed is voor de volksgezondheid. Maar zijn eigen carrière speelt op de achtergrond ook mee. Want dit is ‘mijn vaccin waar ik jarenlang aan heb gewerkt en ik wil nu eindelijk thuis tegen mijn partner kunnen zeggen dat al die avonden in het lab niet voor niets waren’. In de zakenwereld of in de politiek snapt iedereen dondersgoed dat dergelijke motieven zwaar meewegen, maar op de een of andere manier geloven we dat wetenschappers er immuun voor zouden zijn. Het is de hoogste tijd om die mythe door te prikken.”

De decaan pleit met zijn initiatief voor ‘minder sturen op kwantiteit en meer op kwaliteit’. “Dat klinkt als loos managersjargon, maar bij het UMC Utrecht maken we hier serieus werk van. Als wij aanvoelen dat een van onze onderzoekers tien jaar nodig heeft omdat hij dan misschien wel iets echts belangrijks gaat ontdekken, dan geven we hem tien jaar. Is zo’n oordeel subjectief? Ja, dat is inderdaad heel subjectief. Maar het werkt een stuk beter dan iemand opjagen om vooral snel resultaten te publiceren, waardoor hij zich ook nog eens alleen aan onderzoek zal wagen waarvan hij direct resultaten verwacht.”

Prikkels in wetenschap net zo pervers als bij de banken, 7 november 2013, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Zie ook Blogs Beroepseer: Science in Transtion debatteert over een nieuw wetenschapssysteem voor de 21ste eeuw, 22 september 2013: https://beroepseer.nl

Gevolgen van gepieker over het werk risicovol voor gezondheid

Het publiekssymposium Stress in het brein van 1 november 2013 in Leiden had als thema de oorzaken en gevolgen van stress in een mensenleven: van baby tot bejaarde.
Een van de wetenschappers die een lezing gaf op het symposium was dr. Bart Verkuil, universitair docent sectie klinische, gezondheids- en neuropsychologie aan de Universiteit van Leiden. Hij sprak over werkstress en gezondheid en stelde de vraag of wij ziek kunnen worden van gepieker.

In haar artikel Gepieker is niet onschuldig en vraagt aanpak schrijft Anette Karimi dat veel Nederlanders momenteel piekeren over hun werk of hun baan al hebben verloren. Deze stress kan wel degelijk kwaad, ondanks sommige berichten dat “stress gezond is”. Houdt stress aan – en daarbij de overmatige aanmaak van stresshormoon cortisol – treedt schade op in onze hersenen, waarschuwen wetenschappers. Met mogelijk vergeetachtigheid, concentratieverlies, aantasting van beslisvaardigheid, en uiteindelijk zelfs schade aan hart en vaten.

“Een risico voor veel mensen in deze tijd: een op de acht werknemers heeft burnoutklachten, en de nummer 1 oorzaak voor uitval op het werk zijn psychische klachten onder dertigers”, vertelt Bart Verkuil: “75 procent van de mensen piekert op zondagavond over de komende werkweek, en 38 procent piekert dagelijks. Bij gepieker staat de stressreactie voortdurend aan. Zelfs in rust.”

(Chronische) piekeraars en burnout-patiënten komen bij de GGZ-psycholoog voor behandeling. “Ik denk dat het gepieker zal toenemen. Vooral mensen die werkloos (dreigen te) raken lopen een hoog risico. Maar ook mensen die een hoge werkdruk hebben, een conflict hebben met collega’s of chef, en/of geen erkenning ervaren op hun werkplek.”

Cruciaal is hoe we denken. “Gedachten bepalen ons gevoel. Recent onderzoek toont aan dat we 47 procent van de tijd aan het dagdromen zijn en zijn we niet bezig met het hier en nu. Als dat negatieve gedachten zijn, dan ga je je ook zo voelen.”

Het goede nieuws is dat er dus ook iets tegen te doen valt. “Als iemand zegt: ‘Ik ben gestressed, dat komt door mijn baas die me kapot maakt’, gaat het vaak om perceptie van diegene van de baas. Dus door perceptie en gedachten te veranderen kan je gepieker tegengaan. Dat is te leren. Het goede nieuws is dat hersenen bij jonge mensen zich weer kunnen herstellen bij voldoende rust. Bij oudere mensen gebeurt dat minder snel.”

Met steeds minder baanzekerheid, is het belangrijk om de jongste generatie te leren hoe je stress en gepieker kan voorkomen. “Van mij mag het vak mentale weerbaarheid gegeven worden, waarin jongeren vaardigheden leren tegen gepieker.”

Zie: Gepieker is niet onschuldig en vraagt aanpak, door Anette Karimi in Metro, 4 november 2013: https://www.metronieuws.nl/binnenland/2013/11/gepieker-is-niet-onschuldig-en-vraagt-aanpak (Niet meer beschikbaar op Metronieuws)

Het symposium was georganiseerd door Leiden Institute for Brain and Cognition(LIBC), Zie voor deelnemende wetenschappers en onderwerp van hun lezing: https://www.libc-leiden.nl/former-symposia/item/132-stress-in-het-brein (Niet meer beschikbaar). Website van Leiden Institute for Brain and Cognition(LIBC) is: www.universiteitleiden.nl/sociale-wetenschappen/libc

Bart Verkuil schreef met Arnold van Emmerik het boek Omgaan met stress en burnout, verschenen in 2007 bij Bohn Stafleu Van Lochem.

Leraren in actie start burgerinitiatief voor kleinere schoolklassen

De onderwijsvakbond Leraren in actie (LIA) is van mening dat er nu eindelijk iets moet gebeuren aan de klassen die steeds groter worden. Hoe meer bezuinigingen des te groter de klassen. Dit geldt  voor het primair, speciaal en voortgezet onderwijs. LIA gaat nu echt actie ondernemen via het burgerinitiatief*):

“Door middel van een burgerinitiatief willen we de Tweede Kamer dwingen ervoor te zorgen dat er een maximum aantal leerlingen per klas van overheidswege wordt vastgesteld.

LIA stelt de Tweede Kamer voor om onmiddellijk maatregelen te nemen tegen de overvolle klassen. Het maximum aantal leerlingen per klas in het regulier onderwijs moet door de regering met ingang van het schooljaar 2014-2015 worden teruggebracht naar 28. Vervolgens moet dit met een stappenplan van drie jaar worden afgebouwd naar maximaal 24. U kunt de volledige tekst van het burgerinitiatief lezen op de speciaal hiervoor ingerichte website van stopdeovervolleklassen

De officiële lancering van het burgerinitiatief zal maandagochtend 28 oktober om 10.00 plaatsvinden. Vanaf dat moment kunt u het ook meteen online ondertekenen. Voor een uitgebreide motivering voor dit burgerinitiatief verwijzen wij u naar de tekst van de aan de Tweede Kamer gerichte brief.

Het is merkwaardig dat terwijl zo ongeveer iedere leraar uit eigen ervaring weet dat een klas van zo ongeveer 20-24 leerlingen het beste werkt, door bijvoorbeeld staatssecretaris Dekker (maar ook door verschillende onderwijskundigen) met grote stelligheid wordt volgehouden dat het niet uitmaakt. Misschien moeten zij eens ergens een goede groepscursus gaan volgen, bijvoorbeeld Frans bij de Alliance Française, zie daar punt 10. De maximale groepsgrootte is 14 cursisten.

In het Burgerinitiatief stellen wij dat klaslokalen moeten voldoen aan de Arbo-normen. Vreemd genoeg gelden die normen uitsluitend voor nieuwere schoolgebouwen. Voor de scholen die voor 01-01-2010 zijn gebouwd of gerenoveerd mag de werkgever volstaan met een plan van aanpak. Wij vinden dat alle leerlingen recht hebben op een klaslokaal dat aan deze normen voldoet. Hierop zou de inspectie regelmatig moeten controleren.

De oppervlaktenorm is minimaal 2m² per leerling. In de wat oudere lokalen worden wel 30 leerlingen plus een leraar op 40m² geperst. De norm voor het binnenklimaat is een CO2-concentratie van maximaal 1200 ppm voor bestaande gebouwen en maximaal 950 ppm voor nieuwbouw. In veel lokalen wordt binnen een uur de dubbele hoeveelheid gemeten. Dat betekent hoofdpijn in de loop van de dag.

Om dit Burgerinitiatief rechtsgeldig te maken is het nodig dat tenminste 40.000 volwassen Nederlanders online hun handtekening zetten. Wij vragen iedereen om de link naar dit initiatief door te geven aan collega’s, vrienden, ouders en anderen die het onderwijs een warm hart toedragen”.

*) Binnen een week na de start van het burgerinitiatief op 27 oktober 2013 hadden 7000 mensen het initiatief ondertekend. Op 5 november is het aantal gestegen tot 20.000. LIA wil er eind november 40.000 hebben. Dan moet het initiatief als punt op de agenda van de Tweede Kamer geplaatst worden.

Site van LIA: www.lerareninactie.nl

Stop de overvolle klassen: www.stopdeovervolleklassen.nl

Leraren in actie (LIA) biedt op dinsdag 10 december 2013 om 13.00 uur het Burgerinitiatief aan de voorzitter van de Commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven aan. Eindstand: 46.928 ondertekenaars.

U P D A T E

Plenair debat in de Tweede Kamer in Den Haag in het bijzijn van staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs, op woensdag 2 april 2014 om 10.15 uur: Burgerinitiatief Stop de overvolle klassen (33887, nr. 1). Meer info op: www.tweedekamer.nl/nieuws/kamernieuws/newspage2557_burgerinitiatief_tegen_volle_klassen

 

Ranglijsten van ziekenhuizen hebben ongewenste effecten: o.m. inperking ruimte van de werkvloer

Elk jaar is het weer zover: het ranglijsten-seizoen. Kort na elkaar worden de AD- en de Elsevier-lijst gepubliceerd met de beste ziekenhuizen. En elke keer is het spannend voor ziekenhuizen wie de stijgers en de dalers zijn, wie er bovenaan staat en wie aan de onderkant. Boven- of onderaan staan maakt uit en elk jaar is er weer veel aandacht voor wie het goed doet en wie slecht. Maar er is ook veel kritiek, want de lijsten verschillen elk jaar sterk en wie ze onderling vergelijkt ziet ook grote verschillen; de plaats op de lijst lijkt eerder toeval dan iets te zeggen over de kwaliteit van zorg. Wat ziekenhuizen nu precies doen met de lijsten, daarover is weinig bekend.

Het afgelopen jaar deed het instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) onderzoek naar de wijze waarop ziekenhuizen omgaan met ranglijsten. Onderzoekers liepen enkele maanden in ziekenhuizen rond. In totaal werden drie ziekenhuizen onderzocht in druk bevolkt stedelijk gebied en meer landelijk gebied. In deze ziekenhuizen is met alle lagen van de organisatie gesproken, zijn observaties gedaan van bestuurstafel tot administratieve- en verpleegafdelingen, en werden relevante stukken bestudeerd.

Registraties botsen vaak met zorgproces

Het blijkt dat ook ziekenhuizen ambivalent staan tegenover de lijsten. Enerzijds wordt de betrouwbaarheid ervan sterk betwijfeld en blijken ranglijsten ook niet erg van belang voor contacten met patiënten, verzekeraars of inspectie. Maar toch wordt er intensief gewerkt om hoger op de lijst te komen en zo de reputatie van het ziekenhuis te verbeteren. En hoger op de lijst komen betekent in de eerste plaats: zorgen dat handelingen geregistreerd worden. Ziekenhuizen investeren dan ook veel in informatiesystemen en in het trainen van medewerkers om registraties uit te voeren. Registratie is overigens geen eenduidig proces maar behoeft steeds interpretatie en aanpassingen. Registraties botsen bovendien vaak met het zorgproces, waardoor zorgprofessionals zich gedwongen zien keuzen te maken. Bijvoorbeeld tussen registreren of meer tijd met de patiënt doorbrengen.

Ziekenhuizen leren tegelijkertijd ook van alle registraties en zetten verbeteringen in op die onderdelen die gemeten kunnen worden, en waar zij slechter op scoren dan anderen. Maar dat gaat ook soms ten koste van niet-meetbare aspecten van zorg en genereert ook veel “perverse” effecten. Met name de volume-indicatoren hebben allerlei bijwerkingen; behalve concentratie van zorg kunnen zij bijvoorbeeld leiden tot het sneller uitvoeren van operaties.

Een belangrijk effect van de ranglijsten en de indicatoren waarop zij zijn gebaseerd is bovendien dat kwaliteit steeds meer centraal wordt gestuurd. Dat gaat ten koste van allerlei bottom up-kwaliteitsinitiatieven. Kwaliteit wordt daarmee bovendien iets van de centrale afdelingen en minder van de werkvloer. Hoewel het zeker goed is dat de Raad van Bestuur meer betrokken raakt bij kwaliteit van zorg, zullen ziekenhuizen een manier moeten vinden om de professionals op de werkvloer meer ruimte te bieden.

Zie: Ranglijsten veranderen ziekenhuizen, op website van instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG): www.bmg.eur.nl (Niet meer beschikbaar op site iBMG; iBMG heet per 1 september 2017 Erasmus School of Health Policy & Management ((ESHPM)

Klik hier voor The performativity of rankings – On the organizational effects of hospital league tables, door Julia Quartz, Iris Wallenburg, Roland Bal, november 2013: https://beroepseer.nl

Huisartsen willen onafhankelijk onderzoek naar optreden AMC, IGZ en OM in de zaak Tuitjenhorn

VP Huisartsen, de beroepsvereniging van praktijkhoudende huisartsen, wil dat minister Schippers een extern onafhankelijk onderzoek laat verrichten naar de wijze waarop het AMC, de IGZ en het OM de zaak tegen de Tuitjenhornse huisarts Tromp hebben aangepakt.

De huisartsen willen weten waarom het AMC zonder hoor en wederhoor haar huisartsopleider aangaf bij de IGZ. En waarom het IGZ zonder contact met de huisarts direct het OM inschakelde.
De huisartsenvereniging vraagt zich af of het OM zich voldoende rekenschap heeft gegeven van de risico’s van haar optreden tegenover een uiterst kwetsbare huisarts. Sinds het eerste verhoor van het OM had hij een suïcidaal ziektebeeld ontwikkeld en in verband daarmee was hij een aantal dagen in crisisopvang.

“We vinden dat de keuzes die AMC, IGZ en OM hebben gemaakt moeten worden verantwoord. Het gaat om transparantie en toetsbaarheid, net zoals dat van (huis)artsen wordt geëist. Het gaat om patiëntveiligheid, in dit geval van de zorgverlenende huisarts”, aldus de woordvoerder van VPHuisartsen.

Volgens VPHuisartsen is overigens de essentiële vraag nog steeds niet beantwoord: hoever mag een behandelend (huis)arts in acute (terminale) noodsituaties afwijken van de richtlijnen en protocollen voor de zorg rond het levenseinde, zonder het risico te lopen met de IGZ of het OM te maken te krijgen? Zowel voor de samenleving als voor (huis)artsen en andere zorgverleners is een helder antwoord van groot belang voor een veilige en verantwoorde zorgpraktijk, stelt de vereniging van praktijkhouders.

Persbericht n.a.v. verzoek om onafhankelijk onderzoek Tuitjenhorn, VP Huisartsen, 2 november 2013: www.vphuisartsen.nl/persbericht-tuitjenhorn/

(Brief aan de minister is niet meer beschikbaar op site van VP Huisartsen).

U P D A T E

Brief aan VWS inzake start onafhankelijk onderzoek Tuitjenhorn, VP Huisartsen, 2 april 2014: www.vphuisartsen.nl