Skip to main content

Redactie Beroepseer

Hoe dokters (willen) sterven

Dokters sterven niet zoals de rest van ons, maar dat zou wel moeten, schrijft Ken Murray in zijn artikel How doctors die. Murray is universitair docent klinische huisartsgeneeskunde aan de Universiteit van Southern California in de V.S.
Zijn mentor, een gewaardeerd orthopeed genaamd Charlie, ontdekte een knobbel in zijn buik en ging naar de chirurg voor onderzoek. Hij kreeg te horen dat hij leed aan kanker van de alvleesklier. De chirurg was een van de beste in het land en had zelfs een nieuwe behandeling uitgevonden voor deze speciale vorm van kanker, met een overlevingskans die drie keer groter was dan de gebruikelijke vijf procent. De kwaliteit van leven zou evenwel slecht zijn: “Charlie toonde geen belangstelling. Hij is de volgende dag naar huis gegaan, heeft zijn praktijk gesloten en heeft nooit meer een voet in het ziekenhuis gezet. Hij wilde zoveel mogelijk tijd met zijn gezin doorbrengen. Een paar maanden later is hij thuis overleden. Hij heeft geen chemotherapie ondergaan, noch is hij bestraald, en hij heeft zich ook niet laten opereren”. De ziektekostenverzekeraar was niet veel geld aan hem kwijt.

Het is niet vaak een onderwerp van discussie, maar dokters sterven ook. Maar vergeleken bij de meesten van ons Amerikanen, aldus Murray, ondergaan ze maar weinig medische behandelingen: “Ze vechten voor andermans leven, maar ze lijken tamelijk kalm en sereen als ze zelf met de dood worden geconfronteerd. Ze weten precies wat er gaat gebeuren, ze weten welke keuzen er te maken zijn en ze hebben meestal toegang tot elk gewenst geneesmiddel. Ze gaan zachtjes heen.
Natuurlijk willen dokters niet sterven, ze willen leven. Maar ze kennen de grenzen van de moderne medicijnen en ze weten genoeg over de dood en waar de meeste mensen bang voor zijn: voor pijn lijden en alleen sterven. Ze hebben dit besproken met hun gezin. Ze willen er zeker van zijn dat als de tijd komt, er geen helfhaftige maatregelen worden getroffen en dat zij in de laatste momenten van hun leven nooit zullen meemaken dat iemand hun ribben breekt in een poging hen te reanimeren”.

 “Onnodige medische zorg”

“Bijna alle dokters krijgen te maken met wat we noemen ‘onnodige medische zorg’. Dat gebeurt als zij met de nieuwste technologische middelen een ernstig zieke patiënt gaan behandelen. De patiënt wordt opengesneden, doorboord met slangen, aan een apparaat vastgemaakt en volgestopt met medicijnen. Dat gebeurt allemaal op de intensive care en kost tienduizenden dollars per dag. Wat je ervoor terugkrijgt is een hoop leed dat je een terrorist nog niet zou toedienen. Ik ben de tel kwijt, maar hoe vaak hebben collega’s mij niet gezegd in woorden die maar weinig van elkaar verschillen: ‘Beloof me dat je me doodt als ik er zo aan toe ben’. Ze menen het. Sommigen dragen een penning met de woorden ‘Reanimeer mij niet’ om kenbaar te maken hen niet te reanimeren. Ik heb het zelfs als tatoeage gezien”.

“Dokters zijn erin getraind informatie te verzamelen en hun eigen gevoelens niet te tonen, maar aan hun collega’s vragen ze: ‘Hoe kan iemand dit zijn gezin aandoen?’ Dit is ook de reden denk ik van het hoge percentage artsen dat lijdt aan alcoholisme en depressie, meer dan in andere beroepsgroepen. Het is een van de redenen waarom ik ben gestopt met mijn werk in het ziekenhuis”.

Hoe komt het dat dokters al die zorg geven, die ze niet voor zichzelf zouden willen, vraagt Murray zich af? Het antwoord is simpel, of ook weer niet zo simpel als het lijkt: patiënten, dokters en het systeem.
Stel je eens voor dat iemand zijn bewustzijn verliest en naar de spoedafdeling wordt gebracht: “Zoals zo vaak gebeurt in dit soort situaties, heeft niemand een plan gemaakt. Geschrokken en angstige familieleden zitten gevangen in een labyrinth van keuzen. Ze voelen zich overmeesterd. Als een dokter vraagt of er ‘alles’ aan gedaan moet worden, weten ze niet wat redelijk is en temidden van alle verdriet en verwarring vragen ze er ook niet naar en luisteren ze niet naar wat een arts bezig is uit te leggen. Wat hun betreft hebben de dokters gezegd er ‘alles’ aan te doen, of het nu redelijk is of niet”.

Veel mensen denken dat reanimeren als levensredder betrouwbaar is, terwijl de feiten het tegenspreken: “Ik heb honderden mensen gekend die bij me kwamen na een reanimatie. Om precies te zijn is er een geweest die het ziekenhuis uitgewandeld is en dat was iemand die geen hartproblemen had. Voor degenen die het precies willen weten, hij leed aan een ‘spanningspneumothorax’. Als een patiënt ernstig ziek, oud of terminaal ziek is, is de kans dat het goed zal gaan klein, terwijl de kans dat de patiënt moet lijden heel groot is. Geringe kennis en onredelijke verwachtingen leiden tot veel slechte beslissingen”.

Maar niet alleen de patiënten, ook de dokters spelen een grote rol in dit proces, vervolgt Murray. Hij schetst de situatie op de eerste hulp met bedroefde of zelfs hysterische familieleden. Ze kennen de dokter niet. Vertrouwen kweken in zulke omstandigheden is een delicaat proces, mensen zijn geneigd te denken dat de dokter handelt uit lage motieven en tijd en geld probeert te besparen of zich zo min mogelijk wil inspannen, vooral als de dokter adviseert te stoppen met verdere behandeling.

Had ik op sommige momenten harder moeten zijn?

Murray zelf legde alleen die keuzen voor waarvan hij vond dat ze redelijk waren en dat deed hij in een zo vroeg mogelijk stadium. Als patiënten en familie onredelijke eisen stelden “dan ging ik in gesprek in begrijpelijk taal met heldere uitleg van de negatieve kanten. Als patiënten en familie toch bleven aandringen op volgens mij onnodige of schadelijke behandelingen, bood ik aan de patiënt naar een ander ziekenhuis te laten overplaatsen”.

“Had ik op sommige momenten harder moeten zijn? Ik word nog steeds achtervolgd door enkele overplaatsingen. Een van mijn patiënten op wie ik erg dol was, een juriste uit een bekende familie van politici, had ernstige diabetes met een slechte bloedcirculatie. Ze had een pijnlijke plek aan haar voet en ik deed er alles aan te voorkomen dat ze moest worden geopereerd. Desondanks vroeg ze advies aan andere, mij niet bekende specialisten. Zij wisten niet wat ik wel wist over haar en zij besloten tot een bypass-operatie van de dichtgeslibde bloedvaten van beide benen. Dat heeft niet geleid tot een betere circulatie. Ook de operatiewonden genazen niet. Ze kreeg gangreen aan haar voeten en moest beide benen laten amputeren. Twee weken later is ze overleden in het beroemde medische centrum waar ze was behandeld”.

“In dit soort gevallen kunnen we zowel de dokters als de patiënten de schuld geven, maar in de meeste gevallen zijn alle partijen slachtoffer van een veel groter systeem dat buitensporige behandeling aanmoedigt. In minder fraaie gevallen passen dokters het alles-uit-de-kast-halen model toe, hoe nutteloos dat ook is, om geld mee te verdienen. Wat meer voorkomt evenwel is dat dokters bang zijn voor een juridisch proces. Daarom doen ze alles wat van hun gevraagd wordt, met weinig feedback, om moeilijkheden te voorkomen”.

Maar ook als de juiste voorbereidingen zijn getroffen, dan nog kan het mis gaan, zoals Murray zelf ondervond. Een van zijn patiënten, een landurig zieke man van 78 jaar genaamd Jack, onderging vijftien operaties. Hij vertelde aan Murray dat hij onder geen beding nog een levensverlengende behandeling wenste. Op een zaterdag kreeg Jack een zware beroerte. Hij was buiten bewustzijn en werd naar het ziekenhuis gebracht; zijn vrouw ging niet mee. De dokters deden er alles aan hem bij bewustzijn te brengen en legden hem aan de apparatuur op de intensive care-afdeling. Dit was Jack ergste nachtmerrie: “Toen ik in het ziekenhuis aankwam en de zorg voor Jack overnam, sprak ik met zijn vrouw en de medische staf. Ik had de documenten met de wensen van de patiënt bij me. Ik heb toen het apparaat uitgezet en ben bij hem gebleven. Twee uur later is hij overleden”.

Het systeem is tussenbeide gekomen

Ondanks al zijn wensen, is Jack niet gestorven zoals hij had gewild. Het systeem is tussenbeide gekomen: “Een van de verpleegkundigen heeft zelfs het afkoppelen van Jack van de apparatuur aan de autoriteiten gemeld als zijnde een mogelijke moord. Het heeft uiteraard niet tot een zaak geleid, Jack had uitvoerig zijn wensen op schrift gezet. Maar het vooruitzicht op een politieonderzoek is verschrikkelijk voor een dokter. Het was veel makkelijker geweest als ik Jack aan de apparaten had laten liggen – tegen zijn eigen wensen in, om zijn leven te rekken – en hem nog een paar weken langer aan zijn lijden had overgelaten. Ik had daar zelfs nog wat meer geld mee kunnen verdienen; de rekening voor Medicare was hoger uitgevallen met een 500.000 dollar extra. Geen wonder dat veel dokters de fout ingaan als ze onnodig gaan behandelen”.

Maar dokters behandelen zichzelf nooit onnodig, schrijft Murray, Ze zien de hele tijd de gevolgen ervan. Bijna iedereen kan een manier vinden om rustig en kalm thuis te sterven. Pijn kan beter dan ooit worden beheerst. Er zijn hospices die ervoor zorgen dat patiënten waardig kunnen sterven met een veel beter levenseinde.
Onderzoek heeft aangetoond dat mensen in een hospice vaker langer leven dan mensen met dezelfde ziekte die op zoek gaan naar behandelingen: “Ik was verbaasd onlangs op de radio te horen dat de bekende verslaggever Tom Wicker ‘vredig in zijn eigen huis was gestorven, omringd door zijn familie’. Zulke verhalen komen er gelukkig steeds meer”.

“Zeven jaar geleden kreeg mijn oudere neef Torch – hij werd geboren bij het licht van een zaklantaarn (= torch) – een toeval, veroorzaakt door longkanker die naar zijn hersenen was gestegen. Ik heb ervoor gezorgd dat hij bij diverse specialisten terecht kon. We kregen te horen dat hij met een agressieve behandeling, waaronder ook drie tot vijf wekelijkse ziekenhuisbezoeken voor chemotherapie, waarschijnlijk vier maanden langer zou blijven leven. Uiteindelijk heeft Torch besloten geen enkele behandeling te ondergaan, uitgezonderd een pil tegen het zwellen van de hersenen. Hij is bij me ingetrokken”.

De kunst van het levenseinde

“We hebben acht maanden met elkaar doorgebracht en veel dingen gedaan waarvan hij heeft genoten. We hebben samen plezier beleefd zoals we in jaren niet hebben gehad. We zijn naar Disneyland gegaan, voor hem de eerste keer.
Op een dag is hij niet wakker geworden. Drie dagen lang heeft hij in een coma-achtige slaap gelegen. Toen is hij gestorven. De kosten voor deze medische zorg, voor al die acht maanden, bedragen ongeveer $20 voor het medicijn dat hij slikte.
Torch was geen dokter, maar hij wist dat hij een leven met kwalilteit wilde leiden, niet alleen met kwantiteit. Willen de meesten van ons dat niet? Als er een kunst bestaat van het levenseinde, dan is het dit: sterven met waardigheid. Wat mij betreft, mijn dokter kent mijn wensen. Ik vond het niet moeilijk ze op te schrijven, zoals dat ook geldt voor de meeste dokters. Er zullen geen heldhaftige dingen gebeuren, ik ga zachtjes de goede nacht in. Zoals mijn mentor Charlie. Zoals mijn neef Torch. Zoals mijn collega’s”.

How doctors die – It’s not like the rest of us, but it should be, door Ken Murray, 20 november 2011 op site van Zócalo Public Square: www.zocalopublicsquare.org

Zócalo Public Square is een project van het Center for Social Cohesion aan de Arizona State University dat ruimte biedt aan personen en gemeenschappen die fundamentele kwesties aankaarten op een toegankelijke, onbevooroordeelde en ruimdenkende manier. Het is een ideeënbeurs waar gebeurtenissen uit het leven zich mengen met journalistiek en menswetenschappen. Zócalo betekent openbaar plein. www.zocalopublicsquare.org

Zie ook: The Health Care Blog: http://thehealthcareblog.com

Malou van Hintum: Huisarts op het hakblok – over de zaak-Tuitjenhorn

Er komt een onafhankelijk onderzoek naar het optreden van het AMC, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en het Openbaar Ministerie (OM) in de zaak-Tuitjenhorn. Dat heeft minister Schippers dinsdag 12 november 2013 aangekondigd. Malou van Hintum zet in haar artikel de feiten op een rijtje en doet de suggestie in zaken als die van huisarts Tromp eerst tegenspraak te organiseren voordat er een stap wordt gezet.

Twee doden
De zaak-Tuitjenhorn gaat over twee doden. De eerste is Theo Spaansen, een terminale patiënt met uitgezaaide slokdarmkanker. Zijn huisarts Tromp dient hem op 19 augustus 1000 milligram morfine en 350 milligram dormicum toe. Een dag later meldt de coassistent die stage loopt bij Tromp, aan het AMC dat ze bezwaren heeft tegen de manier waarop de huisarts te werk is gegaan. Haar stagebegeleider doet melding bij de IGZ, dat het OM op de hoogte stelt. Op 26 augustus tegen middernacht wordt Tromps huis doorzocht en zijn praktijk overhoop gehaald. Een week later wordt de arts ‘moord’ ten laste gelegd.
Nico Tromp krijgt suïcidale gedachten en laat zich van 5 tot 20 september opnemen in een psychiatrische kliniek. Tijdens dit verblijf wordt hij tweemaal door justitie verhoord. Begin oktober bepaalt IGZ dat Tromp niet meer mag werken als huisarts. IGZ noemt de huisarts in zijn bevel een ‘acuut gevaar voor de patiëntveiligheid’. Tromp is de tweede dode. Hij pleegt op 7 oktober zelfmoord.

Brief
Cruciaal in het hele verhaal is de brief van de coassistent. De brief die voor alle betrokken instanties reden was om onmiddellijk actie te ondernemen, in plaats van eerst contact met huisarts Tromp te leggen. De brief die prominent in de Volkskrant verscheen, met de kop ‘Co-assistent: “Hij trok wel eens een zak over iemands hoofd”‘. Een zin die, volgens het verhaal dat weduwe Anneke Tromp op zaterdag 9 november bij Nieuwsuur doet, één grote misinterpretatie is (iets wat een doktersassistente en een praktijkondersteuner aan de redacteuren van Nieuwsuur bevestigen).

Onjuist, onvolledig en onbegrijpelijk
Hoe kan het dat de aantekeningen van de coassistent zoveel gewicht krijgen? Waarom worden ze onmiddellijk voor waar aangenomen, en niet gecheckt op (on)juistheid en (on)volledigheid? Waarom is de huisarts zelf niet om zijn versie van de gebeurtenissen gevraagd? Waarom wordt naar een coassistent wel geluisterd, en naar een huisarts met 22 jaar ervaring niet? Onbegrijpelijk.
Hoe kan het dat iemand die is opgenomen omdat hij suïcidaal is, tijdens die periode twee keer wordt verhoord door vertegenwoordigers van een instantie die (mede) heeft bijgedragen aan het ontstaan van die suïcidale gedachten? Waarom is daar niemand vierkant voor gaan liggen? Ook onbegrijpelijk.
Waarom werden er zware termen gebruikt zoals ‘moord’ en ‘een acuut gevaar voor de patiëntveiligheid’? Was dat uit oprechte bezorgdheid dat huisarts Tromp de volgende dag met zijn heliumtankje en een tas vol plastic zakken in de achterbak zijn patiënten ging omleggen? Of was dat om zogenaamd daadkrachtig uit de hoek te komen?
Hoe is het mogelijk dat al deze instanties – AMC, IGZ, OM – zonder mankeren deden wat ze hebben gedaan? Waarom trapte er nergens iemand op de rem?
Even onbegrijpelijk.

Tunnelvisie
Op dit forum worden regelmatig bijdragen geplaatst over de (betrekkelijke) waarde van richtlijnen en protocollen in de zorg. Ik vraag me af of er een richtlijn is die vertelt hoe er moet worden gehandeld in dit soort gevallen. Je zou denken dat wederhoor normaal is en criminalisering op grond van één bron niet, maar blijkbaar is dat niet zo. Kennelijk had iedereen die bij de zaak betrokken was, zijn oordeel al klaar: deze huisarts moest op het hakblok. Wanneer zo’n idee zich eenmaal in ieders hoofden heeft vastgezet, kan het snel gaan. Een verkokerde blik zorgt voor grote eensgezindheid en snelheid van handelen. Informatie wordt selectief gebruikt en/of binnen een bevooroordeeld kader geïnterpreteerd. En dan is een veroordeling alleen nog maar een kwestie van tijd.
Dat een tunnelvisie kan leiden tot foute besluiten en onterechte veroordelingen, is al langer bekend. Helaas merken we deze manier van denken soms wel bij anderen op, maar zelden bij onszelf. Zelf zetten we de boel gewoon goed op een rijtje, scheiden we zin van onzin, en werken we op een logische manier naar een conclusie toe. Dat het beeld dat we in ons hoofd hebben daarbij sturend is – zoals ‘deze huisarts is een gekke gozer die heel foute dingen heeft gedaan’ – (h)erkennen we vaak niet, omdat we dankzij die verkokerde blik informatie selecteren die dat beeld bevestigt.

Tegenspraak
Minister Schippers heeft een onafhankelijk onderzoek aangekondigd, en dat is heel goed. Hopelijk wordt vervolgens ook op een rijtje gezet onder welke voorwaarden wél sprake kan zijn van zorgvuldig handelende instanties. Daarbij is er in elk geval één heel belangrijk: organiseer tegenspraak. Zorg ervoor dat er altijd iemand is die lastige vragen stelt. En leg vast dat die lastige vragen bevredigend beantwoord moeten zijn voordat een volgende stap mag worden gezet. In een sector die de mond vol heeft van preventie, moet dat toch te regelen zijn.

Huisarts op het hakblok, door Malou van Hintum, journalist en politicoloog, op website Discura, discussieforum over professionaliteit in de zorg, 28 november 2013: www.discura.nl
Lees ook de reacties.

 

ABN AMRO daagt studenten uit nieuwe bank te bouwen

ABN AMRO daagt studenten en starters uit om vanuit hun specialisme en kennis na te denken over de oprichting van een nieuwe bank. De bank zoekt talenten die hun innovatieve ideeën en visies via de online Traineeship Tryout willen delen.

ABN AMRO heeft een game ontwikkeld om enerzijds studenten te laten kennismaken met het traineeship bij ABN AMRO en anderzijds om frisse ideeën te verzamelen. De beste ideeën van deze game worden voorgelegd aan senior managers binnen de bank. De online game bestaat uit vier opdrachten. Tijdens de opdrachten denken studenten en starters vanuit hun specialisme en kennis na over de oprichting van een nieuwe bank. De opdrachten stimuleren het vrije denken en roepen op tot frisse ideeën.

Deelnemers krijgen hulpmiddelen van binnen en buiten de bank aangereikt. Elke week wordt een nieuwe tryout vrijgegeven, waarvan de resultaten door mededeelnemers en een vakjury worden beoordeeld. De bedenker van het best beoordeelde idee mag deelnemen aan een traject voor persoonlijke coaching bij De Baak. Bij dit opleidingsinstituut leer je om te leren: een vermogen dat een leven lang meegaat. De Baak doet een beroep op je nieuwsgierigheid, reflectie en drang om te groeien.

ABN AMRO daagt studenten uit nieuwe bank te bouwen, 29 november 2013, Banken.nl, het online platform voor en over de bankensector: www.banken.nl

Leraar Jelmer Evers in Vrij Nederland: de beste in zijn vak in het onderwijs

jelmer evers vn 30 nov 2013In de serie “De beste in zijn vak” neemt weekblad Vrij Nederland steeds een beroepsgroep onder de loep, beurtelings geportretteerd door Mischa Cohen en Coen Verbraak. Wat drijft de toppers in een vakgebied, over welke eigenschappen moet je beschikken om op hun terrein te slagen, wie beschouwen zij als de beste in hun vak?

In het nummer van deze week, 30 november 2013, gaat het om de beste in zijn vak in het onderwijs. Onder de titel De beste onderwijsvernieuwers – Leren of presteren door Mischa Cohen vertellen zes personen over hun opvattingen, met aansluitend een interview met de beste in hun vak. Drie van hen kozen Jelmer Evers als beste, geen onbekende voor Beroepseer.
Evers is docent geschiedenis op een middelbare school, voortrekker van Beroepseer en met René Kneyber redacteur en samensteller van het in oktober 2013 verschenen boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!, dat inmiddels aan zijn tweede druk toe is. Evers bepleit in het uitgebreide interview een nieuwe manier van lesgeven: “Mijn lessen zijn meer gericht op de ontwikkeling van de leerlingen dan op het examen”.

René Kneyber, wiskundeleraar, bestuurslid en voortrekker van Stichting Beroepseer, komt ook aan het woord: “Beter onderwijs vereist een docent die centraal staat. Je bent nu alleen maar uitvoerder. Als je kijkt hoeveel hoogopgeleide mensen er rondlopen in het onderwijs die behandeld worden als kleuters, dat is misdadig. Even kwalijk is trouwens dat mijn beroepsgroep zich dat laat aanleunen”.

De andere onderwijsvernieuwers zijn: Micha de Winter, hoogleraar pedagogiek en onderwijs; Annet Kil-Albersen, was lerares Nederlands en geeft nu leiding aan de Onderwijscoöperatie; Gert Biesta, pedagoog, filosoof en hoogleraar aan de Universiteit van Luxemburg; Alette Baartmans, oprichtster van GeenSchool, een project op de Hogeschool Utrecht, en Pedro De Bruyckere, leraar, pedagoog en lerarenopleider aan de Artevelde hogeschool in Gent.

De beste onderwijsvernieuwers – Leren of presteren, door Mischa Cohen, Vrij Nederland, 30 november 2013. Los nummer verkrijgbaar in kiosk en boekhandel.

Website Vrij Nederland: www.vn.nl

Hbo-docenten moeten een tegenmacht vormen

Voorafgaand aan het jaarcongres van de HBO-raad in april 2013*) interviewde Bas Belleman Frans de Vijlder, lector aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen. De Vijlder vindt dat “leden van examencommissies de voornaamste publieke taak hebben in een hogeschool. Ze moeten inzien dat ze belangrijker zijn dan het college van bestuur.”

Waarom zouden docenten zich kleiner maken dan ze zijn? Ze moeten een voorbeeld nemen aan artsen. Als die met het bestuur van een ziekenhuis praten, doen ze dat zelfbewust en op basis van gelijkwaardigheid. Zoals de arts de bestuurder vertelt wat hij nodig heeft voor goede patiëntenzorg, zo zou de docent het college van bestuur moeten vertellen wat er voor goed onderwijs vereist is.

Vindt u dat docenten zichzelf te laag aanslaan?
“Jazeker. Ik geef op initiatief van de HBO-raad trainingen aan leden van examencommissies en dan vraag ik: besef je wel dat je de uitvoerder bent van de belangrijkste publieke taak binnen een hogeschool? Voor veel mensen is dat een eye-opener. Docenten beschouwen de examencommissie vaak nog te veel als een klusje naast hun gewone werk, terwijl ik zeg: jij bepaalt wie de entreekaartjes voor die hogere functies in de samenleving krijgt.”

Is dat voor managers ook een inzicht?
“Het management kijkt soms verkeerd naar de verantwoordelijkheid van leden van examencommissies. Vaak gaat het niet eens om inhoudelijke verschillen van inzicht, merk ik, als ik docenten en managers tijdens een training dilemma’s voorleg. Hoe ze elkaar zien, is belangrijker. De professional en de manager moeten beseffen dat ze complementair zijn.
Nu denkt een lid van een examencommissie vaak: hij is de manager, bij het eerstvolgende beoordelingsgesprek word ik op mijn kritiek afgerekend, dus ik kruip maar in mijn schulp.
Dan krijg je bestendiging van verkeerde praktijken.”

Is die angst dan niet een beetje terecht?
“Nee, het is hooguit een self-fulfilling prophecy. Daarom moet de beroepsgroep van docenten zich beter organiseren om samen standaarden van professioneel handelen vast te stellen. We zijn bezig met een vereniging voor leden van examencommissies, waarvan de leden met elkaar gaan bekijken hoeveel tijd hun taak eigenlijk kost, hoe ze moeten handelen in situatie X, welke normen ze hanteren voor vrijstellingen en hoe ze optreden tegen fraude.”

Wat belemmert docenten nu?
“Hbo-docenten worden door politiek en media net iets te vaak afgeschilderd als slachtoffers van management en bureaucratie. Denk maar aan de kritiek op alle onderwijsvernieuwingen die zijn doorgevoerd door managers en politiek. Mijn reactie is dan: de docenten waren er zelf bij. Zij zijn er medeverantwoordelijk voor en mogen er best op worden aangesproken. Ze moeten met elkaar een tegenmacht vormen. Medici vormen als beroepsgroep een eigenstandige kracht. Waarom docenten niet?”

Die gelijkwaardigheid van de examencommissie en het bestuur blijkt niet uit de salarissen.
“Worden docenten slecht betaald? Het is een eer dat je in de examencommissie mag zitten. Zo kun je er ook naar kijken. Het gaat me om de beroepstrots. Ik doe verder geen uitspraken over salarissen.”

Aan de universiteiten zijn docenten en onderzoekers mondiger. Is het onderwijs daar dan ook beter?
“De buitenwacht heeft meer vertrouwen in het wetenschappelijk onderwijs dan in het hbo. Ik wijt dat aan de institutionele wortels, die veel dieper gaan dan die van het hbo. Academici zijn ook veel meer gewend aan peer review en kritiek op elkaars werk. Ook in het hbo zouden docenten elkaar op hun werk moeten kunnen aanspreken; er moet een professionele cultuur heersen. Maar diep in mijn hart vraag ik me wel eens af of het in het wo werkelijk beter is dan in het hbo. Ik sluit niet uit dat het hbo een inhaalslag heeft gemaakt door alle aandacht voor kwaliteit van toetsen en examineren. Het hbo is daar intussen misschien professioneler in dan het wetenschappelijk onderwijs.”

Hbo-docenten moeten een tegenmacht vormen, door Bas Belleman, Delta TU Delft, 11 april 2013:  www.delta.tudelft.nl/article/hbo-docenten-moeten-tegenmacht-vormen

*) De naam HBO-Raad is op 18 april 2013 veranderd in Vereniging Hogescholen, de belangen- en werkgeversvereniging van de Nederlandse hogescholen. Voor een verslag van het jaarcongres 2013: www.vereniginghogescholen.nl (Verslag niet meer beschikbaar op site Vereniging Hogescholen)
Op dit jaarcongres gaf De Vijlder samen met zijn collega Pieter Huisman van de Haagse Hogeschool de workshop Toezicht op het hbo in troublesome times.
Het volgende jaarcongres vindt plaats op 17 april 2014, in 1931 Congrescentrum Brabanthallen te Den Bosch.

Op 26 en 27 november 2013 vond het Nationaal Hoger Onderwijs Congres plaats in Amstelveen waar Frans de Vijlder pleitte voor serieuze docenten die zelf hun beroep en het HO-bestuur veroveren: “Docenten in het hoger onderwijs zijn geen professionals, zolang ze zich een rol als slachtoffer van het management laten aanpraten”.
Lees meer over het pleidooi van De Vijlder op de site van Science Guide, Docent, claim dat je meetelt, 28 november 2013: www.scienceguide.nl

Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten: nieuw initiatief om universiteiten te veranderen

hnu logo 2

Vijfentwintig wetenschappers, afkomstig van de verschillende Nederlandse universiteiten, hebben in het najaar van 2013 het initiatief genomen tot de vorming van het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten (H.NU). In het pamflet Naar een andere universiteit! zetten zij hun uitgangspunten en doelstellingen uiteen. Initiatiefnemer is Hans Radder, wetenschapsfilosoof aan de Vrije Universiteit Amsterdam.

Op de site van DUB Nieuws, het onafhankelijk medium van de Universiteit Utrecht, staat in het artikel Wetenschappers op de barricaden tegen managementcultuur universiteiten dat de sfeer op Nederlandse universiteiten bar en boos is: “Het rommelt aan de universiteiten. Na kritiek van de wetenschappers van Science in Transition, mengt zich nu een nieuwe groep gearriveerde onderzoekers in de discussie. Veel wetenschappers en andere universitair medewerkers zijn ontevreden, schrijven ze in hun pamflet ‘Naar een andere universiteit!’.

Managers hebben te veel macht gekregen, studenten worden te snel door hun studie gejaagd, en te veel onderzoek wordt beïnvloed door allerhande financiële belangen”.
Volgens initiatiefnemer Hans Radder, is “het niet zo leuk meer om aan een universiteit te werken”.

Wat gaat er mis?
“Er zijn te veel managers die top-down beleid maken zonder dat ze enig verstand hebben van ons werk. Ik heb een ironisch voorbeeld: aan de Vrije Universiteit hebben studieverenigingen nog wel hun eigen ruimte, die ze vooral gebruiken om bier op te slaan, terwijl ik mijn bureau heb moeten inleveren. Hoogleraren hebben dus geen eigen plek meer. Dat heeft te maken met bezuinigingen en ik snap dat die nodig zijn. Maar er is nooit met ons overlegd hoe je dat handig aanpakt.”

Op de vraag wat het verschil is tussen H.NU en Transition Science in Transition (SiT) antwoordt Radder: “Laat ik eerst zeggen dat veel wetenschappers die het pamflet hebben ondertekend al jaren over dit onderwerp nadenken. Ik ben wetenschapsfilosoof en al vijftien jaar met deze thematiek bezig. De wetenschappers van SiT zeggen een aantal heel zinnige dingen, waar ik het zeker mee eens kan zijn. Maar zij hebben wel duidelijk een andere focus: zij richten zich vooral op internationaal wetenschappelijk onderzoek, terwijl wij ons meer richten op de situatie van het gewone, doorsnee personeel op Nederlandse universiteiten. Daar heeft SiT iets minder oog voor.”

Lees het hele artikel met interview Radder: Wetenschappers op de barricaden tegen managementcultuur universiteiten, 28 november 2013, DUB Nieuws: www.dub.uu.nl

Pamflet Naar een andere universiteit!, te downloaden op Univers, Universiteit van Tilburg: https://universonline.nl

Protestactie tegen Gala van de wetenschap, door Karen Vintges, 26 november 2013, Folia Web: http://www.foliaweb.nl

 U  P  D  A  T  E

Op 11 april 2014 gaf Hans Radder een afscheidsrede als bijzonder hoogleraar in de filosofie van wetenschap en technologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam, getiteld Waartoe wetenschap? Over haar filosofische rechtvaardiging en maatschappelijke legitimering. Zie: http://dare.ubvu.vu.nl

Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit, door Willem Halffman en Hans Radder, op Blogs Beroepseer, 7 december 2013: https://beroepseer.nl

Steun het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten. Ga naar de nieuwe website van het platform: http://platform-hnu.nl

Rekentoetsen en de wetgever: een parlementair ongeval

Bekijk eens de website van Ben Wilbrink die sinds 1999 onbezoldigd bezig is met de ontwikkeling van een theorie over strategische voorbereiding op examens en een ontwerptheorie voor toets- en examenvragen. Sinds 2010 gaat zijn aandacht vooral uit naar de problematiek in ons reken- en wiskundeonderwijs: “Met dit rekenproject sta ik middenin het maatschappelijk debat over het reken- en wiskundeonderwijs, een debat dat in de VS wel de ‘Math Wars’ heet”.
Wilbrink was werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam in het Centrum voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs (COWO) en het SCO-Kohnstamm Instituut voor onderzoek van opvoeding en onderwijs. Specialisatie: testen, examens, selectie (loten voor numerus fixus opleidingen).

Wilbrinks website, het resultaat van veertig jaar onderzoek, bevat een schat aan informatie over publicaties, ingedeeld in rubrieken en geordend naar thema’s – zoals toetsen, selectie, arbeidsmarkt – projecten en verwijzingen naar recente literatuur.
Wilbrink: “Onderwijs en beoordelen, en zeker beoordelen in het onderwijs: daar gaat het over. Op deze site publiceer ik eigen onderzoek uit mijn tijd bij het COWO en het SCO-Kohnstamm Instituut opnieuw — a second life — en nieuw onderzoek onder eigen beheer voor het eerst. Het reken- en wiskundeonderwijs heeft tegenwoordig mijn zorgzame belangstelling (zie menu ‘actueel!’)”.

Wilbrink volgt de ontwikkelingen op het gebied van rekenonderwijs op de voet en geeft er commentaar op. Op 8 oktober 2013 bijvoorbeeld heeft hij een brief geschreven aan de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap betreffende de duiding van de hoge percentages onvoldoendes op de rekenpilots, zoals vermeld in de Kamerbrief Voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2013*). Hij schreef:

“Mw. E. de Kler

De sectorraden hebben vandaag in een brief aan de Tweede Kamer om een ‘haalbaarheidsonderzoek rekentoets’ verzocht.

Een belangrijke vraag daarbij is: waar zit het hem eigenlijk in dat de resultaten op de rekenpilots zulke hoge percentages ‘onvoldoendes’ opleveren? Daar zit een complex van factoren achter, zoals ook de sectorraden vermoeden. Maar niet al deze factoren zijn specifiek voor het onderwijs: ook bij een toets verpleegkundig rekenen (Cito) blijken verpleegkundigen uit de beroepspraktijk daar 80%’onvoldoende’ op te scoren. Zie in bijgevoegd pdf-bestand een uiteenzetting, opgeknipt in vijftien punten van aandacht. Het is een ongepolijst maar urgent stuk, geen oprisping van de laatste week, maar al enkele jaren in voorbereiding (voorafgaande publicaties in ‘Examens, Tijdschrift voor de Toetspraktijk’, het blad van de Nederlandse Vereniging voor Examens).

Met vriendelijke groet,
Ben Wilbrink (geen institutionele bindingen) Leiden, 8 oktober 2013”.

Klik hier voor het pdf document Rekentoetsen-F: vooral veel onvoldoendes, maar waarom eigenlijk? door Ben Wilbrink.

*) Zie Aanbieding voortgangsrapportage invoering referentieniveaus taal en rekenen 2013, Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 26 september 2013:  aanbieding-voortgangsrapportage-invoering-referentieniveaus-taal-en-rekenen-2013

Rekentoetsen en de wetgever

In zijn opstel Rekentoetsen en de wetgever – een parlementair ongeval schreef Wilbrink:

“Het probleem in ons land (maar niet alleen hier) is dat een invloedrijke groep uit de onderwijsprovincie erin is geslaagd het begrip ‘rekenvaardigheid’ van zijn ziel te ontdoen. Het rekenen als (algoritmische) vaardigheid is vervangen door praten over contexten en gebruik van de rekenmachine. Het moet allereerst glashelder zijn wat wiskundigen en gewone Nederlanders, zoals politici, onder rekenvaardigheid verstaan. Wie bij de overgang van vo/mbo naar ho zijn rekenvaardigheid wil opfrissen, gebruikt bijvoorbeeld het boekje van Pfaltzgraff of het uitgebreidere boek van Van de Craats en Bosch.
De commissie voor de rekentoetswijzer-3S, de Cie-Van de Craats, heeft uitstekend aangegeven wat rekenvaardigheid is, zie hoofdstuk 3 en paragraaf 4.1 in het commissierapport, dat is het deel zonder contexten. Wie graag een van de laatste didactiekboeken ziet die nog niet besmet zijn met constructivistische ideeen: Goffree e.a.

Een rekentoets hoort dus iets eenvoudigs te zijn, als iemand al behoefte eraan zou hebben om zo’n herhalingsoefening te versieren met het imponerende label ‘toets’. Talrijke minutentoetsjes in Goffree e.a. laten zien hoe simpel de toetsen zijn. Maar pas op: hoe eenvoudig het ook lijkt, het verwerven van deze rekenvaardigheid is een kwestie van zeer lange adem en grote investeringen.

Waar het in het vo om gaat — en dan scheer ik even alles over een kam — is het uitbreiden en onderhouden van de rekenvaardigheid van de leerlingen. Dat hoort een kwestie van integraal rekenbeleid van de school te zijn, geen staatsdwang bij de eindexamens. Zoals dat ook voor taalverzorging moet gelden”.

Rekentoetsen en de wetgever – een parlementair ongeval, door Ben Wilbrink, klik hier.

Website Duurzaamheid, Democatie, Informatie van Ben Wilbrink: www.benwilbrink.nl

 

Leraar Ronald Heidanus reflecteert op zijn beroep: leerling en meester zijn

Leraar en ‘opvoedingsoptimist’ Ronald Heidanus reflecteert in zijn blog op zijn beroep en de pedagogische en morele verantwoordelijkheid van een leerkracht:

“‘Je bent nutteloos. Ga maar tussen de jassen hangen, op de gang!’ De 11-jarige Franse jongen tegen wie dit gezegd werd, nam de woorden iets te letterlijk zie de gevolgen. Wat drijft een leerkracht om dit tegen een leerling te zeggen? In hoeveel tijd verbreek je de verbinding met het kind? Waar ligt de pedagogische en de morele verantwoordelijkheid van een leerkracht? Hoe hoog mag frustratie en onmacht oplopen? Wanneer heb je jezelf nog onder controle?

Er is een kind overleden en het debat gaat over ‘verplichte bewaking’? Wat maakt dat veel beslissingen op beheersmatig niveau gemaakt worden? We weten het niet meer, het gaat mis, goed mis. Dus gaan we verder met inkaderen. Is dat het (vaste) recept? Zorgen deze regels niet juist voor het af- en doorschuiven van verantwoordelijkheden? En hoe verhoudt zich dit tot het begrip vertrouwen, om maar te zwijgen van ieders innerlijk kompas?

Als leerkracht heb ik een pedagogische taak, maar niet altijd het antwoord op (morele) situaties! Ik heb de verantwoordelijkheid om mijn eigen handelen, zowel emotioneel als rationeel, te begrijpen en te reflecteren. Mijn handelen vindt plaats op een dunne lijn van verwachtingen, van mezelf en van mijn omgeving, de ander. En ik heb te maken met mijn eigen biografie, mijn eigen perceptie en met verwachtingen die – door de maatschappij, door de cultuur – impliciet en expliciet zijn opgelegd.

Het sturen van je eigen handelen en je emoties is met elkaar verbonden. Maar in hoeverre bepaal of maak jij bewust de keus, doe je wat je doet?

Ik herinner me Lucas. Als de dag van gisteren. Hij zat in mijn klas, het tweede jaar dat ik als leraar in het voortgezet speciaal onderwijs werkte. Ik leerde elke dag, maar Lucas niet. Hij had een Italiaanse achternaam en door zijn gedemotiveerde houding had ik mijn vooroordeel snel klaar. Waarom speelde zijn achtergrond voor mij een rol? Zocht ik een verklaarbare reden voor zijn gedrag. Met die zekerheid kon ik als beginnende leerkracht verder. Ik wilde namelijk één ding, niet falen!

Lucas. Als ik nu aan hem terugdenk, verschijnt er een brede glimlach op mijn gezicht. Eigenlijk is het zijn glimlach. Want ik irriteerde me mateloos aan zijn lachje. Waarom? Omdat hij mij door had en een beetje met mij speelde. Hij haalde het bloed onder mijn nagels vandaan. Ik stuurde hem altijd naar de Time-Out, dat was lekker makkelijk, dan had ik even rust. De dienstdoende functionaris stuurde hem vervolgens vaak snel weer terug. ‘Wat een koekert’, dacht ik dan. Lucas had blijkbaar de volgende ‘om zijn vinger gewonden’.

Dit verhaal gaat over die dag waarop ik Lucas voor de derde keer naar de Time-Out had gestuurd. De reden is niet blijven hangen, maar het gevolg wel. Hij moest naar de adjunct! Samen liepen we door de gang. Ik voorop. Achter me liep hij te zuigen, te lachen en ik kookte…

We moesten een klapdeur door. Altijd liet ik de ander voor. Deze keer besloot ik anders. In plaats van de deur open te houden, gaf ik juist een extra zetje. Lucas voelde blijkbaar iets aankomen, hij wist de deur te pareren. En net voordat we het kantoor van de adjunct binnenliepen, fluisterde hij zacht: “U bent echt boos, hè?”

Het was een keuze vanuit een aanname en een emotie die ik aan de ander toeschreef, die buiten mijzelf lag. Van verantwoordelijkheid en moreel besef was geen sprake meer. Het was deze jongen van amper 13, die me buiten mijn boekje liet gaan en me de grens liet ervaren. Met zijn opmerking ‘U bent echt boos, hè’ leidde hij me terug naar mezelf.

Had ik de situatie onder controle? Ik stuurde hem weg, interesseerde me niet waarom hij gedemotiveerd was, bouwde niet aan een relatie en bovenal, de ratio was uitgeschakeld en de emotie voerde de boventoon! Een belangrijk leermoment!

Deze ervaring heeft me gevormd, als professional, maar zeker ook als mens. Door de situatie te evalueren, kwam ik erachter dat ook waarden en normen onderdeel zijn van mijn handelen en ik die soms ter discussie mag stellen. Op zijn minst draag ik er verantwoordelijkheid voor.

‘Je bent nutteloos’, dat is een harde uitspraak, zo niet vernietigend. Het perspectief is verdwenen, het oordeel is geveld. En het probleem ligt bij de leerling. Van verwachting is geen sprake. Kansen tot herstel worden niet meer geboden. De verantwoordelijkheid – om het handelen te evalueren, als mens te (leren) vertrouwen op het innerlijk kompas en te bouwen op de relatie met de leerling – wordt niet langer gevoeld!

Wat nou geen mogelijkheden? Er is altijd een alternatief!

Te vaak schuiven we in het onderwijs ‘schuld’ af en missen we een relatie; met het kind, de context en met onszelf, als mens. De leerling én de leerkracht zijn onderdeel van een systeem, van hun omgeving.

Ik denk aan Willem, een oud-leerling die ruim een jaar geleden resoluut een ander pad verkoos. Ik had een zwak voor hem. Hij was anders. Een punker. En op zoek. ‘Wie ben ik, wat is mijn omgeving?’ Hij had al een groot aantal scholen versleten, woonde ook niet meer thuis…

Niemand kon hem raken. Ook ik niet. Ik behoorde tot het systeem. En erger nog, ik deed er aan mee. Er was voor Willem genoeg om tegenaan te schoppen. Bevestigde dat zijn houding? Zijn houdbaarheid? Als ik mijn verslagen terug lees over Willem, lees ik een weinig analytisch en feitelijke weergave van situaties zoals ik ze ervoer. De onmacht van ouders en school waren ook in mijn eigen observaties terug te vinden. Ik volgde braaf: Willem had of was het probleem!

Willem zwom ‘tegen de stroom in’. En op een zeker moment had hij er genoeg van. Hij kwam die dag ‘gewoon’ niet meer! Zoals hij zelf al voorspelde. Ik schrok, miste hem, de kleur die hij gaf aan de groep. Aan mij. De twijfel sloeg toe. Had ik er wel alles gedaan? Het mocht allemaal niet baten. Willem vertrok, liep ook weg van de groep waar hij woonde. Hij settelde zich in de skate community van Tilburg. Hij werd een coach, of beter gezegd een motivator voor jonge kinderen die hij leerde skaten. Hij wist ze te raken! Hij klapte bij iedere truc van zijn pupillen de handen stuk. Altijd positief! Zijn grote talent!

In zijn laatste brief schreef hij de woorden: “…ik ben toch maar iedereen tot last…” Hij voelde zich nutteloos. Was alles behalve! Velen zijn over zijn grens gegaan, weinige geïnteresseerd wat er binnen zijn grenzen afspeelde.

Verantwoordelijkheid nemen is soms ‘tegen de stroom in zwemmen’. Willem liet me het zien, of heeft het misschien wel bij me aangewakkerd. Hij nam mij mee in zijn wereld. Het betekende mijn grenzen verleggen, ofwel tijdelijk verschuiven. Hij leerde me het speelveld te verruimen. Ons contact bood nieuwe inzichten, over Willem, maar vooral ook over mezelf en over mijn relatie tot de ander!

Betekent het dat ik leerlingen hun gang laat gaan? Alleen maar moet volgen? Of word ik uitgenodigd juist streng en rechtvaardig op te treden! Natuurlijk niet. Geen van beide én allebei. Het is mijn leerproces om deze zaken met elkaar te verbinden. In relatie zijn en tegelijk autonomie leren ontwikkelen. Het een kan niet zonder het ander.

Het beroep als leerkracht is fragiel en kwetsbaar. Mijn handelen ligt onder een vergrootglas. Ik doe constant een beroep op wat mij drijft, mijn innerlijk en morele kompas. Mijn grootste uitdaging is om leermeester van mezelf te zijn, jezelf te mogen zijn en dat uitdragen naar de leerlingen voor me. Op hun beurt zijn zij leermeesters van zichzelf en voor mij.

De angst om te falen overheerst soms, die me van mezelf (en mijn omgeving) ontkoppelt. Een leerling naar de gang sturen, naar een andere klas of naar de Time-out. En zo vaak keert dezelfde leerling terug zonder terugkoppeling, zonder gesprek, zonder een schouderklop, een aai over de bol. Waar is die vraag: ‘Hoe kan ik je verder helpen, zodat je het straks zelf kan oplossen?’

Toen Lizzie in de middenbouw van de basisschool haar diagnose kreeg, maakte ze een spandoek. ‘Ik heb autisme!’ verfde ze er met dikke letters op. Ze zette een vuilcontainer aan de straatkant, ging er bovenop staan en riep: “Ik ben gehandicapt!” Er was geoordeeld, ze moest weg van de reguliere school, ontkoppeling tot gevolg.

Uitsluiten – of ontkoppelen – doet iets met me. Als mens. Met mijn zelfbeeld. Met het beeld dat ik meeneem en meedraag naar de toekomst. Het is een dunne lijn die ik niet meer wil overschrijden.

Het blijft gissen naar wat er in het hoofd van de 11-jarige jongen in Frankrijk om ging. Wat overblijft is het verdriet en beschadigde mensen met vragen; het gezin, vrienden, familie, de leerkracht, klasgenoten, de school, de wijk, de samenleving…

Ooit, in een open gesprek met Lizzie – toen ze weer wat rustiger was – gaf zij aan dat haar hoofd aanvoelde als een ballon. Zo voelde de druk in haar hoofd! Op dat moment, maar ook al die andere keren wanneer zij zich verdrietig, gefrustreerd, boos en afgewezen voelde. Het enige dat ik vroeg: “Wat kan ik doen om jou dan te helpen?”

“Een beetje lucht uit het tuutje laten,” antwoordde zij. Luisteren was op dat moment voldoende. En op weg waren we. Samen. Soms prikken, soms piepen, soms snel lucht eruit, soms buiten en loslaten en soms ‘gewoon’ even niets…

Het is mijn verantwoordelijkheid als leerkracht – en mijn morele plicht – om de leerlingen die ik voor me heb te laten zijn wie ze zijn, met alles wat er is; om het beste in zichzelf naar boven te halen; om ze te leren hoe verantwoordelijkheid daarin positief bijdraagt.

Maar het is het allerbelangrijkste dat ik zie dat ikzelf een onmisbare schakel voor ze ben. Mijn reflectie op mijn handelen te delen, met hen in gesprek te blijven; de keuzes die ik maak te beargumenteren; inzicht te geven in mij als persoon en vooral te kunnen vertellen en te laten zien waarom ik de dingen doe die ik doe”.

Lucas, Willem en Lizzie leren me het speelveld te verruimen, blog van Ronald Heidanus, 24 november 2013: https://ronaldheidanus.nl/2013/11/ (Blog is niet  meer beschikbaar op site Ronald Heidanus). Zie: Blog: ‘Lucas, Willem en Lizzie leren me het speelveld te verruimen’, door Ronald Heidanus, NIVOZ, 16 mei 20215: https://nivoz.nl/nl/blog-lucas-willem-en-lizzie-leren-me-het-speelveld-te-verruimen

De macht van de toets in het onderwijs

onderwijstoets brandpuntKRO Brandpunt zond op Nederland 2 op 24 november 2013 een reportage uit over de macht van de toets in het onderwijs. Wordt er in Nederland tegenwoordig teveel getoetst?
Toetsengekte, toetsterreur. Veel schooldirecteuren hebben er wel een eigen term voor: de hoeveelheid taal en rekentoetsen die kinderen vanaf hun zesde jaar over zich heen krijgen.

Het kabinet is van plan een verplichte eindtoets in te voeren voor alle leerlingen in groep 8 en ook in het voortgezet onderwijs komen er nieuwe verplichte toetsen bij. Steeds is er één commercieel bedrijf dat ze mag maken en leveren: Cito BV.
Henk van der Aa over de ‘Citoïsering’ van ons onderwijs. Hoe Nederland verslaafd raakte aan toetsen, spreadsheets en harde cijfers.

Een reactie van kijker Rikie Helfferich: “Nog in de tijd van Maria v.d. Hoeven heb ik al gereageerd op het feit dat de inspectie zich alleen maar bekommerde om toetsresultaten! Als je als leerkracht de ‘papieren’ maar op orde had, was de inspectie tevreden… Ik dacht met Plasterk een beter tijdperk aan te gaan treffen, maar ik zie dat het papierwerk voor leerkrachten alleen maar is toegenomen ipv afgenomen!!! (ben zó blij dat ik nog maar alleen als invaljuf werk!). Wanneer mogen we weer eens gewoon gaan lesgeven ipv kinderen op toetsen voor te bereiden? Zorg voor goed opgeleide leerkrachten en dan kan de kwaliteit prima zijn!”

De macht van de toets, Reportage KRO Brandpunt, 24 november 2013 Nederland 2: https://www.uitzendinggemist.net/aflevering/243528/Brandpunt.html#

Zie ook het Dossier CITO van Didactief, onafhankelijk vakblad voor het onderwijs: http://didactiefonline.nl