Skip to main content

Redactie Beroepseer

Kwart van de Nederlandse rechters overwoog de afgelopen vijf jaar op te stappen

Uit een enquête die Vrij Nederland hield onder de rechterlijke macht blijkt dat een kwart van de Nederlandse rechters overwoog de afgelopen vijf jaar op te stappen. In het artikel De rechter is het zat schrijven Harry Lensink en Marian Husken dat de Nederlandse rechters ontevreden zijn over hun werkdruk, de bemoeienis van politici, slechte wetgeving en de veeleisende burger. Dat blijkt uit hun antwoorden op enquêtevragen over de Haagse politiek, de bezuinigingen en de kwaliteit van de rechtstaat.

“De ondervraagde magistraten noemen wetsvoorstellen van de bewindslieden op Veiligheid en Justitie ‘broddelwerk’, gebaseerd op ‘gesundes Volksemfinden’, gestuurd door ‘populisme’, met het gevaar dat het land verwordt tot ‘een bananenrepubliek’. We ontvingen honderden van dergelijke reacties, in even zovele varianten (klik hier voor een bloemlezing van de uitspraken).
In oktober stuurde Vrij Nederland in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor de Rechtspraak (NVvR) vragenlijsten naar de 2584 NVvR-leden. Ruim een kwart reageerde: 689 magistraten (80 procent rechters, 20 procent OM’ers).

Het meest in het oog springende resultaat is het aantal respondenten dat de afgelopen jaren heeft overwogen om te stoppen: een kwart van de rechters – voor het leven benoemd – en bijna de helft van de OM-medewerkers. ‘Het is een hele leuke baan in een hele slechte organisatie,’ schrijft een van de geënquêteerden.

Een ander pregnant punt van onvrede betreft de bemoeienis vanuit Den Haag. Veel plannen en luchtballonnetjes van regering en volksvertegenwoordiging worden door de rechters verguisd. 65 procent keurt de voortvarendheid van het duo Teeven en Opstelten af. Voor sommigen gaat de Haagse bemoeienis zo ver, dat ze twijfelen aan werking van de trias politicia (ruim 20 procent). ‘De rechtspraak lijkt meer en meer een domein te worden waarop iedereen maar vrijelijk zijn kritiek kan spuien. Dat ‘ondermijnt op den duur het noodzakelijke vertrouwen’, noteert een van de rechters. Een ander meldt: ‘ Met name Opstelten en Teeven stralen consequent uit het beter te weten dan de rechterlijke macht, dat is zeer schadelijk (en ook feitelijk onjuist, maar dat terzijde).’

Neem bijvoorbeeld Teevens wetsvoorstel om het spreekrecht van het slachtoffer uit te breiden, zodat deze zich ook kan uitlaten over de strafmaat. 76 procent van de magistraten vindt dat een onzalig idee (77,4 procent rechters, 70,5 procent OM’ers). Ook het coffeeshopbeleid van Opstelten krijgt een dikke onvoldoende. 63 procent vreest de opkomst van de straatdealer door een harder softdrugsbeleid, met als excuus dat zo de georganiseerde criminaliteit kan worden aangepakt. In die laatste categorie – de misdaadbestrijding – wil de minister nu ook de criminele burgerinfiltrant inzetten. Niet doen zegt 66,7 procent van de rechters. Hier is het OM evenwel een andere mening toegedaan: 59,8 procent meent dat een dergelijk opsporingsmiddel noodzakelijk is”.

Naast hun mening over hun werk in relatie tot maatschappelijke ontwikkelingen vroeg VN de magistraten ook naar hun eigen achtergronden. Wie zijn onze rechters en officieren van justitie? Van de respondenten is de man/vrouw-verhouding gelijkwaardig. Driekwart van hen is ouder dan veertig jaar, tachtig procent heeft kinderen. Ruim de helft van de vrouwen werkt in deeltijd, tegen nog geen kwart van de mannen. 67 procent heeft nevenfuncties, waarvan een derde in het maatschappelijk werk en een derde in het onderwijs. Slechts een kleine 7 procent heeft een bijbaan in het bedrijfsleven.

Naast de enquête onder de magistraten, interviewde VN 11 rechters langdurig over hun werk.

Lees het hele artikel De rechter is het zat, door Harry Lensink en Marian Husken, Vrij Nederland, 10 december 2013: www.vn.nl

Uitspraken van de rechters, door Harry Lensink en Marian Husken, Vrij Nederland, 10 december 2013: www.vn.nl

Open brief aan Minister Schippers over vergoeding ziekenhuizen te stoppen met behandeling

In reactie op het voorstel van Minister Schippers van Volksgezondheid ziekenhuizen een vergoeding uit te keren voor het –  in overleg met de patiënt – stoppen van de behandeling, schreef  ‘een bange burger’ een open brief:

Beste Edith,

Er was eens een eed.
De eed van Hippocrates.
We nemen even een gedeelte van deze eed erbij;

“Ik zal naar mijn beste oordeel en vermogen en om bestwil mijner zieken hen een LEEFREGEL voorschrijven,
En nooit iemand kwaad doen
Nooit zal ik om IEMAND te gerieven een dodelijk middel voorschrijven,
of een RAAD geven,die als hij word opgevolgd de dood tot gevolg heeft.

U zou graag willen dat artsen een vergoeding krijgen als ze mèt de patiënt besluiten om niet verder te behandelen,
of te starten met een nieuwe behandeling
Verder vind u dat artsen een terminale patiënt moeten inlichten over de zin of onzin van een behandeling .

Artsen zijn geneigd om alle mogelijke behandelingen te benutten en zo te proberen een patiënt in leven te houden
Zoals het hoort als u het mij vraagt
Zo vind ik ook dat een beslissing om niet verder te gaan met een behandeling TEN ALLE TIJDEN bij de patiënt hoort te liggen
En NOOIT EN TE NIMMER beïnvloed mag worden door een arts,en al helemaal niet om dat daar een eventuele vergoeding tegenover zou staan

Ik snap dat er bezuinigd moet worden
De ziekenhuiszorg kost ons jaarlijks zo’n 20 miljard
Uw maatregel zou een financieel verstandige zet zijn, denkt u
Ik vind deze maatregen doodeng!
Wat u doet is een prijskaartje aan een mensenleven hangen!
Er gaat per jaar steeds meer zorggeld op aan bureaucratie ,doe daar maar wat aan
Als mensen om wat voor reden dan ook besluiten tot het stoppen van een behandeling moet dat hùn keuze zijn
niet die van u!

van een bange burger.

Commentaar van een andere burger: “Het stoppen van een behandeling mag niet gebeuren vanwege financiële prikkels. Dat leidt tot perverse effecten. Dit is een zaak van medische ethiek en de beroepsgroep”.

Huisarts Rob Schonck twitterde: “Ik voer al jaren gesprekken met patiënten over wel/niet doorbehandelen. Voor € 17,34, zoals elke huisarts” (9 december 2013).

Zie: http://channeke72.wordpress.com (Niet meer beschikbaar op internet).

Betaal ziekenhuizen voor het stoppen van behandeling, door Sander Heijne, 7 december 2013, de Volkskrant: www.volkskrant.nl

Lees ook op Blogs Beroepseer: Hoe dokters (willen) sterven, 1 december 2013: https://beroepseer.nl

Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit

het academisch manifest 2In het decembernummer 2013 van Krisis, tijdschrift voor actuele filosofie, staat een nieuw 21 pagina’s tellend manifest gepubliceerd: Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit. Het is een door Willem Halffman en Hans Radder geschreven pittig, politiek manifest over wat er mis is met de universiteiten en wat er moet veranderen.
Willem Halfman is wetenschapsonderzoeker aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hans Radder is hoogleraar filosofie van wetenschap en technologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en voorman van het in november 2013 door 25 wetenschappers opgerichte Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten.*)

De universiteit is bezet door de veelkoppige wolf van het Management

Ze beginnen met te schrijven dat… “de universiteit bezet is – niet (zoals in 1969) door inspraak eisende studenten, maar dit keer door de veelkoppige wolf van het Management. Die heeft de academie gekoloniseerd met een huurlingenleger van professionele bestuurders, gewapend met spreadsheets, outputindicatoren en auditprocedures, onder luidkeelse begeleiding van de Efficiëntie- & Excellentiemars. Het Management heeft daarbij de academicus tot interne vijand uitgeroepen: hij moet voortdurend worden gewantrouwd, getest en gecontroleerd, onder de permanente dreiging van reorganisatie, opheffing en ontslag. De wetenschappers laten zich daarbij gedwee tegen elkaar uitspelen, als angstige, makke schapen, die enkel hopen zelf nog de dans te ontspringen door hun buurman op het cruciale moment een slag voor te zijn. Om controle te houden, zet de wolf de meest absurde middelen in, zoals geldverslindende hele en halve fusies, steeds verfijndere en dus kostbare verantwoordingssystemen en peperdure prestigeprojecten.

De verovering lijkt te werken en de export van kennis uit de nieuwe kolonie kan steeds verder worden opgevoerd, maar in de binnenlanden etteren de problemen. Zo wijzen alle opgepoetste indicatoren voortdurend naar de sterren, maar zakt op de werkvloer de stemming gestaag verder weg. Bij de wolf stroomt de champagne na elk nieuw doelpunt in de Shanghaicompetitie, terwijl de universitaire schapen zich wanhopig ziek werken en de kwaliteit van de kennisplantages begint te wankelen, zoals betoogd in een groot aantal uitvoerige en grondige analyses.
Daarnaast proberen de schapen via een schier eindeloze stroom van opiniestukken, klaagzangen, brandbrieven en smeekbedes de absurde misstanden van de bezetting onder de aandacht te brengen van de wolf, die ze allemaal reduceert tot incidenten, afdoet als onvermijdelijke neveneffecten, of ze eenvoudigweg negeert.

We zetten zes cruciale processen en hun uitwassen nog even op een rijtje om te laten zien dat het om veel meer dan incidenten gaat.
Onze beschrijving geldt in de eerste plaats de Nederlandse universiteit, waar de bezetting door het management nog niet zo ver gaat als in Groot Brittannië, maar waar deze inmiddels wel een krachtig continentaal bruggenhoofd heeft gevestigd.

  1. Het meetbaar en vergelijkbaar maken met het oog op ‘accountability’
  2. Uit naam van ‘kwaliteit’ wordt permanente concurrentie aangewakkerd
  3. De belofte van grotere ‘efficiëntie’
  4. De aanbidding der excellentie: iedereen in de top!
  5. Inhoudsloos procesmanagement
  6. De belofte van economische redding

Onze generatie heeft de wolf binnengelaten. We wilden een universiteit die meer op de maatschappij was betrokken — via de wetenschapswinkel de ivoren toren uit — maar we kregen een universiteit die de maatschappij tot het bedrijfsleven heeft gereduceerd. We wilden verantwoordingsinstrumenten die slapende hoogleraren en uitgebluste collega’s tot de orde zouden roepen. Maar intussen hebben deze instrumenten hoofdzakelijk reële effecten op de jongere onderzoekers met hun tijdelijke aanstellingen.

Het alternatief: de publieke universiteit

Een alternatief voor de huidige managersuniversiteit is de publieke universiteit die zich richt op het algemeen belang – en op de bedachtzame deliberatie over wat dat algemeen belang inhoudt. Dat betekent geen reductie tot ‘toegepaste wetenschap’. Ook fundamenteel onderzoek (niet te verwarren met autonome wetenschap, want wetenschap is nooit autonoom geweest) is van eminent maatschappelijk belang. De resultaten ervan vormen een broodnodige bron waaruit we kunnen putten wanneer de toekomst heel anders blijkt te zijn dan onze korte-termijn extrapolaties suggereerden.
Als universiteiten zoeken we een nieuwe maatschappelijke samenwerking waarin we (wereld)burgers en hun organisaties onze kennis aanbieden, ook als ze geen cent hebben. We zijn niet het begin van de productielijn van een winstgevende gadgetbakkerij, maar een ‘commons’, een kennismeent: een gedeelde, organisch groeiende tuin van weten en wijsheid, waaruit ieder naar behoefte mag leren en waaraan ieder mag bijdragen.

Concrete voorstellen om dit model te realiseren: een provocatieve voorzet.

  1. Van hiërarchie naar zeggenschap
  2. Bestuur als facilitaire dienst
  3. Grenzen aan verspillende controlesystemen
  4. Verbod op fusies
  5. Einde van het eigen-universiteit-eerst beleid
  6. Geen verkwistende concurrentie tussen universiteiten
  7. Universitair reclameverbod
  8. Universiteitsbladen voor publiek debat, niet voor bedrijfs-PR
  9. Terugkeer van de gedetailleerde jaarverslagen
  10. Geen vastgoedspeculatie en afschaffing van holdings
  11. De hele academische staf geeft college
  12. Gratis leren
  13. Bovengrens aan de studentenpopulatie
  14. Afscheiding van uitsluitend beroepsgerichte opleidingen
  15. Schrap ‘productiviteit’ als beoordelingscriterium voor onderzoek
  16. Invoeren van het sabbatsjaar
  17. Afschaffing van matching
  18. Geen directe relaties tussen inhoudelijke beoordeling en financiële beloning
  19. Maatschappelijke inspraak in plaats van commerciële controle
  20. Ondersteuning van de kennismeent

Elf voorbeelden om weerstand te bieden

Alleen breed gedragen, collectief verzet kan een luisterend oor afdwingen. Alleen door de angst van ons af te schudden kunnen we gezamenlijk en op gelijke voet nadenken over de toekomst van de universiteiten.
Wat kunnen we doen? Laten we proberen te leren van de vele anderen die geleefd hebben (of nog leven) onder een bezetting, en kijken welke vruchtbare en minder vruchtbare strategieën zij hebben ontwikkeld.

Hier zijn elf voorbeelden van acties waarmee emancipatorische bewegingen geprobeerd hebben de bezetter van zich af te schudden.

  1. Vertrekken naar het buitenland
  2. Juridische actie,
  3. De stiptheidsactie om bureaucratische absurditeit aan de kaak te stellen,
  4. Sabotage,
  5. De collectieve weigering,
  6. Solidare vakbonden vormen
  7. Massale demonstratie
  8. Tegen-indicatoren (counter-measures)
  9. De staking
  10. De tegenbezetting
  11. Parlementair-politieke actie

Het zal duidelijk zijn dat de weg lang is, zelfs zonder einde. Tegelijk is duidelijk dat de nood aan collectieve weerstand hoog is, want aan argumenten en manifesten heeft het Management lak. Er is maar één conclusie mogelijk: Werknemers aller universiteiten, verenigt u!”

Klik hier voor downloaden van Het Academisch Manifest – Van een bezette naar een publieke universiteit, door Willem Halffman en Hans Radder, verschenen in Krisis no 3, december 2013: https://beroepseer.nl

Website van tijdschrift Krisis: http://archive.krisis.eu

*) Steun het Platform Hervorming Nederlandse Universiteiten op website http://platform-hnu.nl

Congres Participatie-economie: Vertrouwen en doorzettingsvermogen cruciaal voor initiatieven

Het Nationaal Laboratorium participatie-economie dat op 26 november 2013 in Amsterdam plaatsvond, leverde veel debat op over de voorwaarden en risico’s van sociale firma’s en burgerinitiatieven. Voor het nemen van initiatieven blijken vertrouwen en doorzettingsvermogen cruciaal te zijn.
Het laboratorium was onderdeel van de jaarlijkse Amsterdamse Participatiemarkt.

De middag was georganiseerd door Stichting Eropaf! in samenwerking met De Omslag (netwerkorganisatie voor vraagstukken op het gebied van participatie en werk), de Vrijwilligersacademie en de Hogeschool van Amsterdam.
Stichting Eropaf! is een kleine organisatie die de professionele oriëntatie op de leefwereld van burgers en het opereren in de frontlinies van de samenleving wil stimuleren.

Op het programma stonden presentaties van Albert Jan Kruiter van het Instituut voor Publieke Waarden; Jos van der Lans, publicist en medeoprichter van Eropaf!; en Martin Stam, lector Outreachend werken en innoveren, alsmede een debat over initiatieven als de Noorderparkkamer, de Broodfondsmakers, Foor El-Qaar, Rainbow Popcorn, de Vrijwilligersacademie en Stichting MOI. Er namen circa 250 deelnemers deel aan het laboratorium.

“Er bestaat helemaal geen participatie-economie”

Albert Kuitert schetste in zijn presentatie hoe de overheid steeds centralistischer is geworden en daarmee mensen uitsluit: “Er bestaat helemaal geen participatie-economie”. Om tot succesvolle burgerinitiatieven te komen zijn overheid, markt en samenleving alle drie nodig, betoogt hij. Gemeenten zouden burgerinitiatieven echt moeten gaan waarderen.
“Gemeenten hebben de neiging die initiatieven dood te knuffelen. Vaak zijn ze goedkoper dan als de gemeente het doet. De overheid zou zich moeten opstellen als co-financier. Bijvoorbeeld door een initiatief om te rekenen naar de waarde van vrijwilligerswerk. Ook zou de overheid zijn burgers niet in de weg moeten zitten. 80 procent van de regels waar u mee te maken krijgt worden niet in Den Haag gemaakt, maar staan in gemeentelijke beleidsprotocollen. Toon aan dat je het zelf goedkoper kunt. Ga er vooral op af!”.
“Burgerinitiatief is vaak goedkoper, betrokkener, legitiemer. Neem iemand in de schuldsanering die zijn auto moet verkopen. Alleen zijn twee gehandicapte dochters moeten nu wel met de taxi naar school en dat kost de gemeente weer € 6000 per jaar. Dan was de oude Daihatsu waar de vader in reed, per jaar nog goedkoper”.

Jos van der Lans beweerde in zijn betoog dat burgerinitiatieven voortkomen uit kritiek op de grote systemen, op de instituties die op een grote afstand staan: “Gaat u maar even mee terug naar 1966, de tijd voor de geïnstitutionaliseerde jeugdzorg, toen de jeugd- en pleegzorg nog grotendeels op vrijwilligers draaide. Toen
kwam mijn generatie aan de macht en wij wilden de hulpverlening professionaliseren. Die professionals zijn vervolgens het hele terrein van de verzorgingsstaat gaan bezetten”.

“Professionals in het sociale domein hebben niet meer het monopolie op oplossingen”

Volgens Van der Lans is dit professionele verzorgingsdenken uiteindelijk ontaard in excessen als de stopwatchzorg van grote zorgorganisaties: “Nu zien we de beweging dat professionals weer loskomen uit de instituties, eropaf gaan, weer dichter bij mensen komen. Ook de instituties openen zich veel meer. Professionals in het sociale domein hebben niet meer het monopolie op oplossingen. Burgerkracht en eigen kracht-conferenties leiden tot een ander besluitvormingsmodel. Professionals moeten een nieuwe houding van dienstbaarheid hebben. De verzorgingsstaat heeft mensen geïndividualiseerd. We zijn niet meer geneigd om mensen in een context te zien.”

“Verzorgingsstaatconsumenten”

Martin Stam ziet ‘parallelle universums’ die bestaan tussen de voorhoede van de sociaal-doe-het-zelvers en de achterblijvers aan de onderkant van de verzorgingsstaat. Stam vertelt over zijn onderzoek onder mensen met afstand tot de arbeidsmarkt: tienermoeders, dak- en thuislozen, ex-psychiatrische patiënten: “Hoe krijgen we deze verzorgingsstaatconsumenten uit hun cocon? Dan zijn er meer investeringen in het sociale domein nodig en moeten we minder medicaliseren, psychiatriseren, juridiseren en minder specialiseren. Dan is het sociale domein het laboratorium, waarin we weer moeten ontdekken hoe het principe van ‘do-it-with-me’ werkt. Hoe doe je het dan samen?”

Een deelneemster uit de zaal reageerde op Stams beweringen en zei: “De opening van uw betoog is verrassend clichématig. U stelt de creatieven die alles zelf oplossen tegenover de inactieven die er aan de haren niet bij te slepen zijn”.
Martin Stam: “Ik zet die groepen tegenover elkaar en zeg vervolgens: je hoeft er niet zo bang voor te zijn, want ook de kwetsbare groep wil de gelegenheid hebben zijn talenten te ontwikkelen. Ik wilde het ‘Yes we can’-gevoel van het sociaal doe-het-zelven relativeren. Wij komen heel veel groepen tegen die dat gevoel helemaal niet hebben”.

Aan het slot van de middag waarschuwde Senna Boeteba van VSB-fonds en Start Foundation niet te licht te denken over de bedrijfsmatige kant van doe-het zelf-initiatieven. Zij ziet veel initiatieven van zorgorganisaties mislukken: Als sociale ondernemer moet je veel meer moeite doen om break even te draaien. Je moet namelijk opereren in een jungle aan regels. Er is een duurzaam verdienmodel nodig. Dat vind je niet zomaar, ga op zoek naar partners, stakeholders die je daarbij helpen”.

Na afloop twitterde Marc Räkers van de Stichting Eropaf! dat de participatie-economie niet ontstaat in een snelkooklaboratorium. Ofwel: Keulen en Aken zijn niet op een dag gebouwd.

Op de site van Eropaf! staat het hele, uitgebreide verslag van de bijeenkomst, met presentaties en video’s: http://eropaf.org (Niet meer beschikbaar op site Eropaf!).

Omslag van boek Waar sta ik voor op?

Waar sta ik voor op?

Op 27 mei 2013 vond er in Den Haag een Goed Werk Hub plaats waaraan vijftien jonge ambtenaren deelnamen, werkzaam op het ministerie, bij de gemeente, de provincie en de algemene rekenkamer. De bedoeling van deze bijeenkomst was dat de deelnemers elkaar vragen stelden over hun werk: Waar sta jij voor op? Wat drijft jou als jonge ambtenaar? Welke hobbels kom je tegen in je werk en hoe ga je daarmee om? Het resultaat van die gesprekken is gebundeld in de digitale uitgave Waar sta ik voor op? Jongere & oudere ambtenaren over het productief maken van idealen en een andere overheid.

Uit de antwoorden komen we te weten wat voor idealen en verwachtingen de jongeren hebben en wat voor hindernissen zij in hun werk weten te overwinnen. Dat doen ze voor een deel door de ruimte te benutten die ze als nieuwkomer hebben. Als jongere ambtenaar heb je waarde door je frisse blik, het vermogen om nog de originele en principiële vragen te stellen, zoals “waar draait het in wezen om?” Zo stelde iemand bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu de vraag wat het ministerie zelf deed om duurzamer te worden?

De korte vraaggesprekken geven inzicht in de werkbeleving van de jonge ambtenaren en weerspiegelen hun verlangen om productief te maken wat hen na aan het hart ligt. Zoals het werken aan duurzaamheid, een goede toekomst voor kwetsbare kinderen, het ondersteunen van initiatieven in de samenleving of het leveren van een bijdrage aan een nieuwe, samenwerkende en minder bureaucratische overheid.
Naast de jonge ambtenaren komen ook drie oudere ambtenaren aan het woord over dezelfde thema’s: een beleidsambtenaar, een inspecteur en een medewerker van de belastingdienst. Bij hen lijkt het idealisme realistischer geworden en heeft het een vorm gekregen die meer organisatorisch is ingebed.
Vervolgens zijn de resultaten van alle gesprekken ter reflectie voorgelegd aan drie ervaren ex-ambtenaren, “oude rotten” in het boek genoemd: Ton Knoester, Guido Rijnja en Hans Wilmink.

Wat deze “oude rotten” vooral opvalt is het idealisme en de energie die uit de verhalen van de jongeren spreekt, een grote waar sta ik voor op groepsfotobehoefte om op persoonlijk niveau ‘meerwaarde’ te hebben of om ‘het verschil’ te kunnen maken. Het “zonder schroom in de etalage zetten van hun idealen” vinden zij hoopvol, maar het roept wel enige vragen op.
Het verlangen om verschil te willen maken is nog enigszins ‘ongericht’ en ‘ongevormd’. De jongeren willen van alles, maar zijn lang niet altijd bij machte hun ideaal goed om te zetten in resultaat.
Op de kritiek van jongeren dat de overheid te stroperig werkt en te hiërarchisch en niet efficiënt is, merken de ouderen op dat een van de functies van de ambtenarij is om op basis van een samenspel van checks en balances enige vertraging in te bouwen om tot een evenwichtige belangenafweging te komen om daarmee een overhaaste politieke besluitvorming te voorkomen.

Een tweede Goed Werk Hub vond op 23 september 2013 plaats in Utrecht met als thema Wat is de functie van de ambtenaar? De centrale vraag was: Wat kunnen we van elkaar als ‘meester’ en ‘gezel’ leren wanneer we met elkaar op zoek gaan naar de betekenis van ‘goed werk’, waarvan de kenmerken zijn: uitmuntend vakmanschap, morele verantwoordelijkheid en persoonlijke betrokkenheid. Kort gezegd: bekwaam, betrouwbaar en betrokken.
Boeiend is dat uit de korte reflectie van de “oude rotten” naar voren komt dat het contact tussen jong en oud essentieel bleek en dat jong en oud in bepaalde aspecten rond goed werk binnen het openbaar bestuur voor elkaar zowel meester als gezel kunnen zijn. Jongeren en ouderen zouden wel eens gebaat kunnen zijn bij vormen van mentorschap en meester-gezelrelaties.

Waar sta ik voor op? onder redactie van Jan Prij, is een digitaal boekje van 46 pagina’s dat aanzet tot nadenken over de betekenis van goed werk binnen het openbaar bestuur.
Het boekje is een interessant document voor iedereen die zich bezig houdt met een veranderende overheid en de rol van ambtenaren daarin.
Een uitgave van Stichting Beroepseer, in samenwerking met A+O fonds Rijk, 2013. Klik hier voor downloaden.

 

Oorzaken van burn-out: slecht leiderschap, hoge werkdruk en gebrek aan vrijheid in het werk

burn out wanhoopBurn-out wordt nog steeds gezien als typische managersziekte, maar dat is een fabeltje. Sterker nog, vaak zijn het niet de bazen, maar juist de werkpaarden die burn-out oplopen. Een grote oorzaak is het gebrek aan vrijheid op werk, aldus de redactie van CIO, website voor IT managers.

De Russische ex-president Boris Jeltsin zei in 1990 tegen een verslaggever van de Britse Times: “Een man moet leven als een grote vlam en een fel licht laten zien. Dat doet hem snel opbranden. Maar dat is nog altijd beter dan een klein zielig vlammetje zijn”.

Burn-out. Het geeft een situatie weer wanneer bij iemand het vlammetje opbrandt en de koek op is. Hoewel er nog steeds geen exacte medische definitie voor is –artsen noemen het een ‘ongedifferentieerde somatoforme stoornis’ – wordt de diagnose maar al te vaak gesteld. In Nederland heeft ongeveer 13 procent van de werknemers er last van, zo blijkt uit de jongste cijfers.

Depressiviteit is taboe

Dat veel mensen ‘opbranden’ door hun werk komt omdat puur presteren het belangrijkste criterium voor maatschappelijke status is. Daarnaast is een burn-out een maatschappelijk beter aanvaarde diagnose dan een zware depressie. En toch kampt ongeveer 80 procent van alle werknemers die met een burn-out thuis komen te zitten met een depressie, zegt afdelingsdirecteur Psychiatrie en Psychotherapie Ulrich Hegerl van de Universiteit van Leipzig. Wie depressief is, wordt als slachtoffer gezien. Of zoals Jeltsin het omschrijft: een klein zielig vlammetje. Niemand wil dat zijn. Daarom gaan de meeste mensen (liever) strijdend ten onder.

Toch is de aanname dat burn-out een ziekte is die onder bestuurders en managers voorkomt een fabel. De realiteit is anders. Ziek vanwege het werk overkomt niet zozeer de leiders, maar de werknemers die geleid worden. Of beter nog: degenen die slecht geleid worden. Het is vaak niet zozeer de werkdruk die werknemers de das om doet, maar het gebrek aan vrijheid dat je in je werk ervaart.

Het zijn de perfectionistisch ingestelde werknemers die het meest lijden onder een teveel aan werkdruk. Die werkdruk ligt te hoog omdat de beleidsmakers teveel verwachten. Als er sprake is van ziek zijn door werk, en statistieken laten duidelijk blijken dat dit het geval is, dan zijn onprettige werkomstandigheden, beperkende factoren en overdreven verwachtingen de grootste oorzaken.

Het meest bekende model dat werkstress en aanverwante stemmingsstoornissen beschrijft is afkomstig van socioloog Robert Karasek: Het gevaar ligt niet alleen besloten in hoge verwachtingen van de baas en ook niet alleen in beperkte   bewegingsvrijheid, maar juist in de combinatie van beide.

Burn-out: beginstadium van een zware depressie

Uit de resultaten van 4000 Duitse onderzoeken naar geestelijke ziekten en werkomstandigheden blijkt dat er een sterke relatie is tussen werkomstandigheden en de ontwikkeling van burn-out symptomen die verwant zijn aan depressie en uiteindelijk tot een zware depressie kunnen leiden. Er moet sprake zijn van een gezonde balans tussen werkdruk, creatieve vrijheid en beloning, anders loopt de geestelijke gezondheid van werknemers risico en ligt een burn-out op de loer.

Wat kun je als manager doen om een prettiger werkklimaat te creëren? Volgens onderzoeker Beate Schulze is het allerbelangrijkste dat je je werknemers goed kent en laat weten rekening met ze te houden. “Niet alles moet om werkresultaat draaien. Wat hebben ze nodig, wat maakt ze enthousiast, waar liggen hun talenten?” Wie dit weet, kan als manager zorgen voor een werkklimaat dat aansluit bij de wensen van de werknemer.

Het is door toegenomen werkdruk – vier op de tien Nederlanders ervaart die als te hoog – belangrijker geworden dat werknemers zich door hun superieuren gewaardeerd voelen, denkt Schulze. “Het hangt wel af in welke vorm die erkenning geuit wordt. Een toespraak op een kerstborrel is lang niet zo effectief en werkt misschien wel averechts als er geen concrete dagelijkse feedback gegeven wordt waarbij individueel commitment aan de orde komt.” Cijfers van het CBS onderbouwen deze hypothese.

Controle

Daarnaast is het ongelooflijk belangrijk dat collega’s en superieuren aandacht hebben voor de vroege waarschuwingssignalen van mentale stress, voordat ziekmelding een feit is.

Een cruciaal vroegtijdig waarschuwingssignaal wordt vaak over het hoofd gezien: “Bij een beginnende burn-out verhogen werknemers vaak hun inzet en gaan ze op hun tenen lopen, zonder dit aan hun omgeving te laten merken.” Een andere indicatie is dat werknemers minder mondig worden, zich terugtrekken en het liefst alleen werken. Op dat moment moet een manager een gesprek met ze aangaan, zonder daarin beschuldigingen te uiten.

Tot slot is een advies dat werkgevers mentale stress op werk constant blijven meten, zodat organisaties zich ervan verzekeren dat ze ook in de toekomst aantrekkelijk en goed voor werknemers zijn. De boodschap ‘trek aan de bel als de werkdruk te hoog wordt’, moet iedere leider zijn werknemers duidelijk maken en ook zichzelf aantrekken.

Slechte bazen veroorzaken burn-outs, door redactie CIO, website voor IT-managers, 4 december 2013: https://www2.cio.nl/carriere/80347-slechte-bazen-veroorzaken-burn-outs (Niet meer beschikbaar)

Burn-outklachten bij hoge werkdruk en bij weinig sociale steun, CBS. 20 november 2012: www.cbs.nl

Manifest Fysiotherapie in nood

omslag rapport fysiotherapie in noodVanmiddag, 3 december 2013 wordt in de Tweede Kamer een petitie aangeboden over fysiotherapie door de initiatiefgroep Manifest Fysiotherapeuten. Daarbij wordt het rapport Fysiotherapie in nood overhandigd aan de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het rapport geeft de conclusies weer van een onderzoek onder 2.100 fysiotherapeuten naar de gevolgen van de marktwerking in de fysiotherapie. Dit onderzoek is uitgevoerd door ‘Zorg geen Markt’ in samenwerking met de initiatiefgroep Amsterdam Manifest Fysiotherapie. In april 2013 is het rapport gepresenteerd op een speciale bijeenkomst en aangeboden aan Eke Zijlstra, voorzitter van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Bij die gelegenheid waren ook aanwezig Zorgverzekeraars Nederland (ZN), ouderenbond CSO, het Reumafonds en SP-kamerlid Henk van Gerven.

Petitie: Manifest fysiotherapeuten

Fysiotherapeuten begeleiden hun patiënten bij het bevorderen van het herstel of bij het leren omgaan met beperkingen. Daarvoor is het absoluut noodzakelijk dat er een goede relatie wordt opgebouwd, zodat er beter op de zorgvraag kan worden ingespeeld. De veranderingen in de zorg hebben helaas ook zorgwekkende effecten op de fysiotherapie. De laatste jaren is door de regering een grotere rol aan de zorgverzekeraars gegeven, met als doel de kosten in de zorg terug te brengen.

De zorgverzekeraars eisen een zeer gedetailleerde verslaglegging, waardoor de fysiotherapeut onder dreiging van een beheersaudit tot administrateur is verworden. De administratieplicht houdt de therapeut af van zijn eigenlijke werk. De zorgkwaliteit én de fysiotherapeut staan daardoor zwaar onder druk. Maar het kan en mag toch niet zo zijn dat de zorgverzekeraar onze kwaliteit bepaalt? De verzekeraar heeft nu alle rechten, de therapeuten slechts de verplichtingen. Onze topkwaliteit is verworden tot topadministratie; inhoudelijke bijscholing raakt in de verdrukking.

De Patiënt is de dupe

Patiënten krijgen steeds minder behandeltijd, zowel in aantal behandelingen als in minuten per sessie. De kans dat de behandeling in de beschikbare tijd succesvol kan worden afgerond is daarmee dramatisch afgenomen. De patiënt zal zijn therapeut niet langer zelf kunnen kiezen, maar wordt verwezen naar een toppraktijk. De verzekeraar bepaalt via de audits wat een toppraktijk is, maar misleidt daarmee de patiënt: zo’n toppraktijk is gewoon een topadministratiekantoor.

Adequate zorg alleen nog voor rijkere patiënten

Volgens de beroepseed is de relatie tussen patiënt en therapeut strikt vertrouwelijk. De verzekeraars eisen nu echter informatie op waardoor de vertrouwelijkheid geweld wordt aangedaan. Het Elektronisch Patiëntendossier is weggestemd in de Eerste Kamer, juist omdat daarbij de vertrouwelijkheid niet kon worden gewaarborgd. Maar de zorgverzekeraars mogen ongebreideld met de patiëntgegevens doen wat hen goeddunkt.

Wat wij willen

De kwaliteit moet worden bepaald door de fysiotherapeuten zelf
De patiënt moet zelf de therapeut kunnen blijven kiezen
Fysiotherapiepraktijken kunnen kleinschalig zijn en blijven
Inhoudelijke patiëntgegevens horen niet bij de zorgverzekeraars
De zorgkosten kunnen lager door meer inzet op preventie
De patiënt verdient een eerlijke en adequate behandeling
De patiënt heeft recht op transparantie van de zorgverzekeraars: die moeten kunnen laten zien dat het geld van de premies uitsluitend aan zorg besteed wordt
De patiënt verdient een veilige, vertrouwelijke en respectvolle benadering

Bij de presentatie van het rapport in april zei voorzitter Eke Zijlstra: “De uitkomst van het onderzoek geeft een belangrijk signaal af. Een signaal van ruim 2.100 leden dat wij zeer serieus nemen. Wij herkennen en erkennen de problemen rondom de te grote administratieve druk, de problematiek aangaande de beheersaudits en de zeer geringe onderhandelingsruimte met de zorgverzekeraar. Wij erkennen ook de taak die wij daar als KNGF in hebben. We hebben daarom stappen gezet. En we zetten er nog meer. We zorgen ervoor dat de kwaliteit weer van de beroepsgroep wordt door de professionele kwaliteit te bepalen. Denk hierbij aan de basisnorm, de richtlijnen, best practises, e.d.
In het kwaliteitstraject (KIB)*) is de beperking van de administratieve lastendruk prioriteit. We streven ernaar de verslaglegging zoveel mogelijk in te perken. Daarnaast gaan we werken met PROM’s**). Dat betekent dat hetgeen wordt uitgevraagd, meer dan voorheen ten dienste staat van de behandeling (vakinhoud) en de patiënt. Tot slot zetten we met het ontwikkelen van een eigen toetsingssystematiek binnen KIB in op afschaffing van de beheersaudits in de komende jaren”.

*) KIB = Kwaliteit in beweging

**) PROM’s (patient-reported outcomes measures) = meetinstrumenten in de eerstelijns fysiotherapiepraktijk

Manifest fysiotherapeuten: www.zorggeenmarkt.nl (Website is opgeheven). Zie site Fysiotherapie in nood: http://www.fysiotherapieinnood.nl/page.php?6 (website bestaat niet meer).

Rapport Alarmfase Rood: Fysiotherapie in nood: www.zorggeenmarkt.nl (Website is opgeheven). Rapport is te downloaden op site van SP: www.sp.nl

Fystiotherapie in nood, verslag van presentatie rapport, 3 mei 2013, op site Fysionet: www.fysionet.nl (Website is opgeheven). Zie site Fysionetwerken, 4 december 2013: https://www.fysionetwerken.nl/forum/discussie/993-fysionet-rapport-door-initiatiefgroep-manifest-fysiotherapeutenaangeboden-aan-vws (Website is opgeheven).

Petitieaanbieding zie site Europa NU, dinsdag 3 december 2013, 13.45 – 14.00 uur: https://www.europa-nu.nl/id/vjf4dj91xjm4/agenda/fysiotherapie_in_nood_den_haag?ctx=vgg6d3r5tyt4 (Website is per 3 juli 2023 noodgedwongen gestopt)

Jaarboek Integriteit 2013 legt nadruk op bestuurlijke integriteit

omslag jaarboek integriteit 2013Op de Dag van de Integriteit in november 2013 in Utrecht nam minister Blok van Wonen en Rijksdienst het eerste exemplaar in ontvangst van het Jaarboek Integriteit 2013.
Het jaarboek wordt ieder jaar gepubliceerd door Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS).
In het boek, waarin artikelen van integriteitsdeskundigen, filosofen en wetenschappers, aangevuld met interviews en praktijkvoorbeelden, blikken de redacteuren Marijn Zwegers en Edgar Karssing terug op incidenten en in de media breed uitgemeten schandalen. De vraag is wat we daarvan kunnen leren. Dat de bestuurscultuur moet veranderen? Dat er moet worden gewerkt aan voorbeeldgedrag van bestuurders en management? Dat we nog meer maatregelen moeten nemen om risico’s in te perken? Dat er meer aandacht voor integriteitsbevordering moet komen bij politieke ambtsdragers?
Er worden verschillende overwegingen gepresenteerd, die ons een beeld geven van de integriteit in het publieke domein en hoe hieraan gewerkt kan worden.

Integere overheid

Marijn Zweegers, hoofd van BIOS zei over deze nieuwe editie: “Het Jaarboek besteedt voor het eerst uitgebreid aandacht aan de bestuurlijke integriteit. Diverse experts belichten die ieder vanuit een andere invalshoek. BIOS zelf gaat in 2014 extra activiteiten ontplooien voor de bestuurlijke integriteit, een thema dat met recht steeds meer aandacht trekt. Bovendien moeten na de komende gemeenteraadsverkiezingen nieuwe wethouders en raadsleden meteen weten wat hun rol is in een integere overheid. Ook volgt een wetswijziging waarin de burgemeester en de commissaris van de Koning een taak krijgen in het bevorderen van de integriteit”.

Het Jaarboek start met een voorwoord van minister Ronald Plasterk (BZK) waarin hij benadrukt dat overheidsdienaren een scherp gevoel moeten hebben over wat integer is en wat niet, want “het openbaar bestuur en de publieke sector worden vooral beoordeeld op hun integriteit”.

Een van de medewerkers van het boek, hoogleraar forensische accountancy Marcel Pheijffer die veel blogt op internet over vertrouwen, toezicht houden en beroepsethiek, doet een oproep om meteen te reageren op signalen en ook ambtenaren de kans te bieden om die af te geven. Vaak zijn er in de beginfase van een project al signalen dat er iets mis is of kan gaan. Pheijffer is lid geweest van de commissie ‘Operatie Schoon Schip’ voor de provincie Noord-Holland.

Politiek-ambtelijke verhoudingen

Een interessante bijdrage is van Patrick van Overeem, universitair docent aan het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Titel: Integriteit in de politiek-ambtelijke verhoudingen. Zijn bijdrage is gebaseerd op zijn proefschrift The Politics-Administration Dichotomy: Toward a Constitutional Perspective. Hij schrijft:

“Tussen politici en ambtenaren is altijd wel iets aan de hand. Hoewel er in Nederland weinig structurele problemen in hun relatie lijken te zijn en zich zeker minder openlijke botsingen voordoen dan eind jaren ’90, zijn er wel regelmatig incidenten. Zo hebben ambtenaren van Financiën kort geleden openlijk maar anoniem kritiek geuit op staatssecretaris Weekers in de zaak over de Bulgaarse toeslagenfraude. In 2011 stapte directeur-generaal Water, Annemieke Nijhof, op uit onvrede met het politieke klimaat en de gedoogconstructie met de PVV. Via WikiLeaks werden smeuïge onthullingen gedaan, zoals die over topambtenaar Van Zwol die de Verenigde Staten zou hebben geadviseerd minister Bos onder druk te zetten over de missie in Afghanistan. En nog wat langer geleden moest een topambtenaar vertrekken na commotie over de glossy ‘Gerda’ waarin minister Verburg van Landbouw wat al te opvallend werd geportretteerd. Dit zijn voorbeelden op rijksniveau; uiteraard komen dergelijke incidenten ook in andere bestuurslagen voor.

In deze bijdrage wil ik benadrukken dat de relatie tussen politici en ambtenaren niet louter een bron is van interessante human interest-verhalen en evenmin alleen een professionele, zakelijke aangelegenheid. Ik zal er voor pleiten de politiek-ambtelijke verhoudingen op te vatten als een relatie die gericht is op de bescherming en bevordering van belangrijke publieke waarden en daarom beheerst wordt door sterke constitutionele normen. In deze morele relatie heeft het gedrag van beide partijen daarom alles te maken met integriteit.
De integriteit van politici en ambtenaren wordt mede bepaald door de manier waarop zij met elkaar omgaan en elkaars domein respecteren en versterken. Dat vergt constitutioneel besef en inzicht, belangrijke elementen van de integriteit van elke volksvertegenwoordiger, bestuurder en ambtenaar”.

Tegen het einde van zijn bijdrage legt Van Overeem de rol van de ambtenaar uit: “Ambtenaren zijn ondergeschikten: ze moeten dienen en niet heersen. Van reciprociteit en complementariteit tussen ambtenaren en politici kan daarom alleen sprake zijn als tegelijk wordt erkend dat zij niet op voet van gelijkheid staan. Het beginsel dat ambtenaren (net als het leger, de politie en de koning) ondergeschikt zijn aan het politiek gezag, is een pijler onder onze constitutionele democratie. Als die wordt weggehaald, ‘zerfiele der ganze Apparat,’ zegt Weber.

Hiërarchie en dienstbaarheid zijn echter niet populair onder democraten (‘ik ben niet minder dan jij’ is ieders motto in een gelijkheidscultuur). Bovendien zijn er soms natuurlijk wel degelijk goede redenen waarom ambtenaren ongehoorzaam moeten zijn. Hád de overijverige Eichmann maar geweigerd om de transporten naar vernietigingskampen te organiseren. Ambtenaren moeten niet alleen ondergeschikt, maar op gepaste momenten ook onafhankelijk zijn. Dit leidt tot grote dilemma’s: ondergeschikt én onafhankelijk, dienend en toch zelfstandig zijn. Eigenlijk moeten ambtenaren twee soorten grenzen respecteren, namelijk de grenzen aan hun ambtelijke bevoegdheid, door de politiek getrokken, en morele grenzen, die niemand mag overschrijden, ook politici niet. En deze twee soorten grenzen lopen helaas niet altijd gelijk”.

Drie categorieën van waarden in de politiek-ambtelijke verhoudingen

Van Overeen schrijft aan het slot “dat het in de politiek-ambtelijke verhoudingen gaat om waarden, waarbij er schematisch gezegd drie categorieën waarden in het geding zijn. De eerste twee zijn de waarden van de politiek en het ambtelijk bestuur zelf. In onze staat betekent dat grofweg:
– democratische waarden: participatie, openheid, responsiviteit;
– bureaucratische waarden: betrouwbaarheid, rechtsgelijkheid, efficiëntie.

Met een goede arbeidsdeling en arbeidsverhouding tussen politiek en ambtenarij is de kwaliteit van beide gediend.
Als de eigenheid van politiek en ambtenarij wordt gerespecteerd, worden bestuurlijke waarden beschermd tegen (partij)politieke inmenging en politieke waarden tegen verambtelijking. Dit lukt lang niet in alle staten in de wereld even goed en voor zover het bij ons wel lukt, is dat een grote zegen.
Nóg belangrijker echter is de derde categorie. Uiteindelijk gaat het niet om de behartiging van de waarden van politiek en ambtenarij zelf, maar om de waarden waarmee de burgers die zij dienen, gebaat zijn. Dit zijn de constitutionele waarden van, bijvoorbeeld, maatschappelijke orde, burgerlijke vrijheid en politieke rechtvaardigheid. Dit soort waarden, die Rohr
‘regime values’ noemt, wordt ook gediend door een goede tweedeling én samenwerking van politiek en ambtenarij. Wanneer politici en ambtenaren uit elkaars vaarwater blijven, zijn zij elkaars ‘checks and balances’ en worden burgers beschermd tegen hun gezamenlijke staatsmacht. Dan ontstaat er ook ruimte voor waardevol maatschappelijk initiatief.

De integriteit van politici en ambtenaren wordt dus mede bepaald door de manier waarop zij de integriteit (dat wil zeggen de heelheid en eigenheid) van elkaars domein respecteren en bevorderen. Integere politici en integere ambtenaren doen dat, omdat zij inzien dat uiteindelijk de burgers daarmee het best worden gediend.
Dat vergt wel helder constitutioneel inzicht. Ambtenaren moeten, net als bestuurders en volksvertegenwoordigers, niet alleen hun eigen portefeuille kennen, maar ook weten wat hun positie en verantwoordelijkheid is in het staatsbestel. Zulk constitutioneel inzicht zou meer moeten worden benadrukt als een belangrijk onderdeel van de integriteit van elke publieke functionaris. Dat garandeert niet dat incidenten in de politiek-ambtelijke verhoudingen voortaan uitblijven, maar het zou er waarschijnlijk wel toe leiden dat schermutselingen in het grensverkeer tussen politiek en ambtenarij minder voorkomen en dat ze minder schade doen aan fundamentele publieke waarden”.

Jaarboek Integriteit 2013, Marijn Zweegers en Edgar Karss (red.), Bureau BIOS, november 2013 is te downloaden op site: www.integriteitoverheid.nl (Website is opgeheven). Downloaden:  https://beroepseer.nl

Integriteit in de politiek-ambtelijke verhoudingen, door Patrick van Overeem, is als hoofdstuk 3 ook apart te downloaden op: www.integriteitoverheid.nl (Website is opgeheven). Downloaden: https://beroepseer.nl

De Dag van de Integriteit, 14 november 2013: www.dagvandeintegriteit.nl (Website is opgeheven).