Skip to main content

Redactie Beroepseer

Het nieuwe Kwaliteitsinstituut voor de zorg holt professionaliteit van zorgverleners uit

Minister Edith Schippers van Volksgezondheid (VWS) heeft een Memorie van Toelichting inzake wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg gepubliceerd waarin zij antwoord geeft op vragen uit de Eerste Kamer over de omvorming van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) tot Zorginstituut Nederland (ZiN) die zij met deze wetswijziging wil realiseren. Met name gaat het daarbij om het onderdeel kwaliteit dat gaat vallen onder het Kwaliteitsinstituut, onderdeel van het ZiN.
Huisarts W.J. Jongejan vindt dat deze wet de professionaliteit van de huisarts aantast. Hij schreef in zijn blog:

Kwaliteitsinstituut
Het ZiN, dus ook het KwaliteitsInsitituut krijgt de vorm van een zelfstandig bestuursorgaan, maar wel met uitgebreide VWS-bemoeienis. VWS benoemt en ontslaat de leden van het bestuur, geeft goedkeuring aan het bestuursreglement en stelt het werkprogramma vast. De facto wordt het dus een bijkantoor van VWS.
VWS belijdt aan de ene kant dat het ontwikkelen van professionele standaarden en meetinstrumenten de volledige verantwoordelijkheid blijft van de veldpartijen, maar meent aan de andere kant dat het proces van de totstandkoming daarvan ondersteund kan worden door in overleg met het veld afspraken te maken over prioritering en het veld aan die standaarden te houden. Daarnaast vindt de regering dat het nodig is een toetsingskader op te stellen om te kunnen vaststellen of een professionele standaard kan worden aangemerkt als een verantwoord middel om te meten of goede zorg geleverd is. Professionele standaarden zouden daarna in een register worden vastgelegd.
Er komt een adviescommissie Kwaliteit die uit externe deskundigen bestaat. Deze commissie kan door het ZiN (lees VWS) gevraagd worden zelf een professionele standaard te ontwikkelen.
Het stuitende in dit alles is dat men onder het mom van kwaliteitsverbetering het begrip professionele standaard naar zich toe trekt en de professionaliteit van de zorgverleners uitholt. Zorgprofessionals worden niet meer geacht standaarden in hun onderscheiden disciplines geheel zelfstandig vast te stellen en te implementeren.
Het stuk is gevuld met 19 pagina’s ambtelijk proza, maar elke pagina ademt een bemoeizucht die zijn weerga niet kent. Eens te meer wordt er aan de poten van de professionaliteit van de zorgaanbieders gezaagd. Het stuitende daarin is dat men onder het mom van kwaliteitsverbetering het begrip professionele standaard naar zich toe trekt.

Professionaliteit
Het begrip professionaliteit is te omschrijven als: het deskundig, op een kwalitatief goede manier uitoefenen van een beroep door de beroepskracht. Het komt in zorg en welzijn onder meer tot uitdrukking in een zorgvuldige beoordeling van de individuele situatie van een cliënt, vakkundig interveniëren of behandelen en procedureel correct handelen door de zorgverlener.
Aan die professionaliteit ontlenen de werkers hun beroepstrots en beroepseer. Indien overheden of andere instanties in die professionaliteit van de werkers treden, zal de beroepssatisfactie van de werkers dalen, gaan leiden tot een ander gedrag op de werkvloer en op termijn tot het uitgeblust raken van zorgwerkers.
Aan het treden in de professionaliteit van de werkers zit altijd een verplichting vast aan de werkers om uitbundig cijfermateriaal over hun handelen te verstrekken aan degenen die in hun handelen treden. Het verschaffen van indicatoren onder de noemer transparantie is daarbij het toverwoord. Op basis van het wetswijzigingsvoorstel worden zorgaanbieders dan ook verplicht om die gegevens aan het Zorginstituut Nederland te leveren aan een loket (artikel 66d Zvw). Zorgverzekeraars worden ook nadrukkelijk genoemd als partij die een professionele standaard kan faciliteren en die input kan geven voor de meerjarenagenda van te ontwikkelen professionele standaarden.
Impliciet betekent dit dat een professionele standaard niet meer opkomt uit de beroepsgroep zelve maar afgedwongen kan gaan worden.
Over de begrippen professionaliteit, beroepstrots en beroepseer is veel te lezen op de website van de Stichting Beroepseer, www.beroepseer.nl

Aansluiting op LSP als kwaliteitseis
Het staat in de Memorie van Toelichting nergens, maar het wordt straks voor VWS mogelijk om via het ZiN en het Kwaliteitsinstituut sturing te geven aan het begrip kwaliteit bij zoiets als de elektronische zorgcommunicatie. Het werkprogramma van het Kwaliteitsinstituut dat VWS mede bepaalt (zie boven) kan ooit als onderwerp krijgen: het aangesloten zijn op het LSP1) als kwaliteitseis voor huisartsen. Daarmee wordt een mogelijk oordeel van de LHV2) hierover overbodig.
Er wordt met grote voortvarendheid aan het oprichten van het ZiN en het Kwaliteitsinsitituut gewerkt ondanks het feit dat de wetswijziging nog niet aangenomen is door de Eerste Kamer. Deels omdat daardoor bestaande instituties samengevoegd kunnen worden (bezuiniging), deels om geen vertraging op te lopen tijdens het passeren van dit wetswijzigingsvoorstel door de Eerste Kamer. Onomkeerbare stappen zouden nu volgens VWS nog niet genomen zijn, maar het geeft wel aan welke urgentie het realiseren van het één en ander voor VWS heeft.
Tussen de regels door lezend is te merken dat naast de KNMG3) ook vele Kamerleden nogal wat moeite hebben met de voorstellen van de minister. Heel fijntjes is door VVD-leden vastgesteld dat VWS al 16 jaar bezig is met het formuleren van kwaliteitseisen maar dat er nog geen spoor is van een zichtbaar resultaat.
Wat er nu voorligt getuigt van een ontluisterende visie van de leiding van VWS op de professionaliteit van de werkers in de zorg. Het gaat feitelijk om (totale) overheidsregie over datgeen wat in private sfeer zou moeten plaatsvinden onder breed wetgevend kader. Micromanagement onder de noemer “kwaliteit”.

Men zij gewaarschuwd.

W.J. Jongejan, huisarts niet-praktiserend, geen KNMG-, LHV- of VPHuisartsen-lid.

Blog VWS tast professionaliteit van zorgaanbieders aan, door W.J. Jongejan is verschenen op de site van de Vrije Psych, 25 september 2013: www.twitlonger.com/show/n_1rp1oo1

———————————-

1) Het LSP zorgt voor elektronische uitwisseling van medische gegevens. Zorgverleners, zoals een huisarts of apotheek, kunnen hun computersysteem aansluiten op het netwerk van het LSP.
2) LHV: Landelijke Huisartsen Vereniging
3) KNMG: Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst

Memorie van Antwoord: Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van zorg en Aanbiedingsbrief, 19 september 2013: https://www.eerstekamer.nl/behandeling/20130919/memorie_van_antwoord/document3/f=/vjd5fn1q0xzv.pdf

Het nieuwe Kwaliteitsinstituut voor de zorg, interview met Diana Delnoij, hoofd van het Kwaliteitsinstituut in oprichting, tijdschrift Kwaliteit in bedrijf, no 6 – 2013: www.finepoint.nl/images/portfolio/kwaliteit_in_bedrijf/2013_kib_kwaliteitsinstituut_zorg.pdf

De gevaren van kleinschalige zelfvoorzieningen: uitsluiting en geen tegenspraak dulden

De romantiek rond collectief zelfkazende burgers slaat door, is de titel van een bijdrage op de website van Sociale Vraagstukken over de participatiesamenleving van Kirsten Veldhuijzen en Friso de Zeeuw. Ze schrijven:

“De participatiepatiesamenleving is weer terug van niet weggeweest. Nu in het pleidooi voor het overdragen van taken aan (groepen van) burgers. Kleinschalige zelfvoorziening heeft zeker voordelen. Maar de beperkingen en nadelen blijven vaak onbesproken. De kleinschaligheidsayatollahs hebben ook helemaal geen behoefte aan discussie. Maar die is wel nodig, want er rijzen serieuze bezwaren.

Dagelijks storten dagblad, vakblad en Twitter de zegeningen van de kleinschalige nabijheid en het eigen initiatief over ons uit. Het gaat bij voorbeeld om lokale energieopwekking, eigenhandig groenbeheer in de wijk, de buurtbus, het zelfbestuurde buurthuis, de autodeel-organisatie of collectief particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. Particuliere initiatieven rond publieke en semi-publieke taken nemen toe. Dat is op zich een goede ontwikkeling: de overheid heeft zich te veel taken laten aanleunen.

Het positivisme van de klein-maar-fijn-beweging volstaat niet

Opeenvolgende crises legden genadeloos bloot dat groter niet altijd beter is. Onderlinge afhankelijkheid op wereldschaal brengt risico’s met zich waarop wij (nog) niet zijn ingesteld. Het heeft ons ook instituties gebracht die ‘too big to fail’ zijn. Of dat nu banken, zorginstellingen of woningcorporaties zijn – wanneer zij slagzij maken, resulteert dat in economische ontwrichting. Wij mogen de portemonnee trekken voor de reddingsacties.

Dat het anders kan, bewijzen degenen die aan de keukentafel een dorpsonderneming startten, of met de buurt de zwembadexploitatie van de zwaar bezuinigende gemeente overnamen.

Toch volstaat dit positivisme niet. Wij zien drie beperkingen van de klein-maar-fijn-beweging.

‘Samen voor ons eigen’: het gevaar van uitsluiting

De eerste beperking vatten we samen met ‘Samen voor ons eigen’. Initiatieven om met gelijkgestemden iets tot stand te brengen, leiden tot vormen van zelfgekozen collectivisme. Echter, het verbinden van gelijkgestemden sluit anderen uit. Dat is geen probleem zolang het taken betreft die zich afspelen in het private domein. Zodra initiatieven zich uitstrekken tot – voormalige- publieke taken, moet men oppassen: niet elke buurtbewoner heeft zin om samen te schoffelen of is daartoe in staat. Bij groenbeheer blijft de schade voor de non-participant wellicht beperkt tot sociale druk. Maar wat betekent uitsluiting wanneer het gaat om vitale functies als hulp, zorg, verzekering of stroomvoorziening?

Het categorisch afwijzen van grootschalige organisatievormen is elitair. Het ondermijnt de elementaire solidariteit die nodig is om meer dan alleen dijk en geldautomaat in stand te houden. Kleinschaligheid is vooral aantrekkelijk voor hen die zich dat kunnen permitteren. Het betreft bovendien kleinschaligheid binnen de grootschalige comfortzone. Ook de duurzaam zelfkazende burgers hechten aan internet, warm- en koud stromend water en de brandweer.

Wat als het misgaat met het kleinschalige initiatief?

‘Als het misgaat…’ leidt ons naar de tweede beperking. We leven steeds langer, in welvaart en welzijn, juist doordat we in anderhalve eeuw een vitale basisinfrastructuur hebben gebouwd. Die infrastructuur, water en stroom, internet, veiligheid, gezondheidszorg en voedselvoorziening, is grootschalig georganiseerd. Deze schaal heeft nadelen maar stelt ons in staat om voorzieningen voor iedereen toegankelijk, betrouwbaar en betaalbaar te houden.

Wat gebeurt er als zo ‘n kleinschalig collectief initiatief, dat zich heeft ontworsteld aan de grootschaligheid, vastloopt? Het hangt ervan af. Het groenbeheer kan de gemeente zonder al te veel extra kosten wel weer ter hand nemen. Maar de overheid als vluchtheuvel voor kapseizende maatschappelijke initiatieven lijkt ons niet wenselijk. De ‘Wat gaat de wethouder hieraan doen?-reflex’ is nooit ver weg.

Onlangs strandde de financiering van een groot aantal energiecollectieven. De vermaledijde grote energieconcerns mochten te hulp schieten om de continuïteit in de stroomvoorziening te waarborgen. Op kosten van alle gebruikers en dankzij de grote semi-monopolist kon men weer geruisloos over op het grote net. Nog wel. Als taken ‘voor het eggie’ privaat worden impliceert dat ondernemen voor eigen rekening en risico, niet van twee walletjes eten.

Het wordt een geloof dat geen tegenspraak meer duldt

‘De Kantelkerk slaat toe’, zo noemen wij ons derde bezwaar. Het geloof in ‘klein-is-fijn’ neemt hier en daar ideologische en religieuze vormen aan. De hogepriesters van de Kantelkerk willen ons doen geloven dat het antwoord op de opeenvolgende crises en het maatschappelijk onbehagen een alles omverwerpende kanteling is. Wij moeten ons omturnen in kleinschalige autarke gemeenschappen. Vooral de fanatieke vleugels van de duurzaamheidsbeweging hebben hier een handje van.

Een voorbeeld. Alle overheden omarmen collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) in de woningbouw. Niks mis mee, mits men het erkent als interessante niche. En de stevige (subsidie-)bijdragen van de overheid voor de intensieve begeleiding hiervan goed in beeld blijven. Maar uitspraken van ideologen dat zelfbouwers een ‘ultieme culturele daad in zelfbeschikking’ verrichten, doet vermoeden dat ook hier de Kantelkerk wortel heeft geschoten. Meer dan 70 procent van het particulier opdrachtgeverschap betreft catalogusbouw; een leuk weetje in dit verband.

Het nadeel van deze manier van het kleinschaligheidsgeloof belijden is dat men geen tegenspraak meer duldt; zelfrelativering en humor verdwijnen. Wie niet mee kantelt is achterlijk of maakt deel uit van de ‘oude machtsstructuur’. Ordelijk argumenteren is niet meer mogelijk.

‘Klein is het nieuwe groot’, roept de reclame van de Triodosbank ons toe. Wij vragen ons af of we hier nu werkelijk beter mee af zijn”.

De romantiek rond collectief zelfkazende burgers slaat door, door Kirsten Veldhuijzen en Friso de Zeeuw op site van Sociale Vraagstukken, 27 september 2013: www.socialevraagstukken.nl
Veldhuijzen is senior adviseur Raad voor het openbaar bestuur. Prof. mr. Friso de Zeeuw is praktijkhoogleraar Gebiedsontwikkeling aan de TU Delft en directeur Nieuwe Markten Bouwfonds Ontwikkeling.

Op www.socialevraagstukken.nl publiceren en debatteren onderzoekers en deskundigen op basis van data en empirie over maatschappelijke kwesties. De site is een initiatief van het vier keer per jaar verschijnende Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, e.a. Zie: www.movisie.nl

René Kneyber over het Nationaal Onderwijsakkoord

René Kneyber heeft zijn blog over het Nationaal Onderwijsakkoord dat het kabinet met de Stichting van het Onderwijs deze maand heeft gesloten de titel meegegeven: CNVO maakt zichzelf onsterfelijk belachelijk. De blog trok de aandacht van staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker die met tweets reageerde.
Kneyber is docent vmbo en redacteur van het in oktober 2013 te verschijnen boek: Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs. Hij schrijft:

“Begin deze maand werd het Onderwijsakkoord getekend. Ik noem het maar stellig niet het Nationale Onderwijsakkoord, want de AOb liep van de onderhandelingstafel. Samen met alle leraren die nergens vertegenwoordigd worden heeft dus 80% van de leraren niets met het akkoord te maken gehad. Er is dus niks nationaals aan.

Maar het CNV Onderwijs, bij monde van kersverse voorzitter Helen van den Berg, was er lyrisch over. Ze twitterde meteen: “3000 banen, ruimte voor loonontwikkeling en vermindering werkdruk #onderwijsakkoord” en “Bijna 700 miljoen euro investeringen voor het onderwijs, tijd en middelen voor nascholing en flexibilisering onderwijstijd #onderwijsakkoord”. In de bapo was wél gesnoeid, maar dat was goed voor jongeren en ouderen. Het was allemaal hoopgevend, maar de details bleven allemaal schimmig. De vraag was nu natuurlijk, had het AOb een mooie kans laten liggen en zichzelf belachelijk gemaakt door weg te lopen bij de onderhandelingen? Helemaal nu de nullijn plotseling wel van tafel was gegaan?

Na Prinsjesdag kwamen alle details naar buiten. Het CNV Onderwijs, de staatssecretaris en de minister waren weer lyrisch over het fantastische akkoord: Leraren krijgen er 3,5% bij! De onderwijstijd gaat naar 1000 uur! 700 miljoen geïnvesteerd! Het bleek allemaal Ruttiaans enthousiasme, want inmiddels ligt het gelijk weer helemaal aan de kant van het AOb: die investering van nog geen 700 miljoen is niet een investering, maar een herverdeling. Het geld komt van andere plekken van de begroting. En die 3,5% komt deels voor in ieder geval 2% door een wijziging in de pensioenpremie, die we eerder zelf teveel betaalden. Uiteindelijk komt er nominaal maar 0,5% bij. 50 cent per honderd euro salaris dus en dat zonder inflatiecorrectie. Daarnaast zijn alle toezeggingen schimmig. We willen iets gaan doen aan werkdruk, maar we gaan het onderzoeken. Alsof er al niet genoeg onderzoeken naar gedaan zijn. Ik lees dan: we gaan er voorlopig nog niets aan doen.

Maar CNV Onderwijs en het ministerie hebben het zo handig gespind dat leraren die niet tevreden zijn over het akkoord worden weggezet als ‘knorrepotjes’ in de media, want je krijgt toch loonsverhoging, en verlaging van werkdruk? En dat zet kwaad bloed, want aan wiens kant staat het CNVO eigenlijk? Inmiddels druppelt het besef dan ook door dat het akkoord en de manier waarop het gebracht is, slechter is dan slecht. Het DUO deed een representatief onderzoek: in het VO is 61% van de leraren negatief over het akkoord. Slechts een kleine minderheid is echt positief over het akkoord. De meeste leraren en schoolleiders hebben begrip voor de AOb.

Je gaat je afvragen wat Helen van den Berg precies dacht toen ze het ondertekende. Nu bezien was het buitengewoon onverstandig om aan tafel te blijven zitten bij de minister en de staatssecretaris. Misschien komt dat door haar gebrek aan ervaring – ze is nog geen jaar voorzitter- en was ze ervan onder de indruk dat ze in het Torentje mocht zitten, dat de minister haar wellicht prees voor haar constructieve opstelling, op de foto van de ondertekening zit ze trots, ja: ze mag náást de minister zitten. Terwijl het zo is: ze heeft haar en haar leden laten misbruiken voor een buitengewoon slecht en vaag akkoord, en heeft zich ook nog eens laten misbruiken voor de spin van het kabinet. Dat moet pijnlijk zijn.

Bijzonder is helemaal dat er in het CNV Onderwijs kennelijk geen discussie over het onderwerp is. De top van het CNVO heeft geen geluiden uit de rangen vernomen dat ze het akkoord niks vonden. Het lijken me duidelijke tekenen van een organisatie die eigenlijk niet meer functioneert. Als er mensen er bij voorbaat al vanuit gaan dat tegenspraak niet geapprecieerd wordt, dat zijn de eerste tekenen van een enkeltje naar de afgrond.

Toevallig kreeg ik een paar dagen geleden zomaar een mail van het CNVO. Ze hadden speciaal voor mij een Onderwijsakkoord getekend. Ik begrijp nog steeds niet waarom ik de mail kreeg, maar van mij had het echt niet gehoeven. Maar ik neem aan dat echte CNVO-leden de mail ook gekregen hebben. Als ik hen was zou ik het wel weten: het hele akkoord bij de eerste stemming naar de prullenbak verwijzen om de eer nog een beetje te redden”.

CNVO maakt zichzelf onsterfelijk belachelijk, door René Kneyber, 27 september 2013 op site Withitness: http://www.withitness.nl/?p=683 (Website is opgeheven)
Zie:

Volg de  tweetconversatie tussen Kneyber en Dekker: https://twitter.com/rkneyber/status/383952132824903680

Nationaal Onderwijsakkoord: De route naar geweldig onderwijs is te downloaden op site van Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl

Ombudsman Alex Brenninkmeijer over gehoorzaamheid van ambtenaren, en hun geweten

Gehoorzaamheid, blog van Alex Brennninkmeijer

Ambtenaren moeten gehoorzaam zijn, zeker soldaten. Terwijl in Egypte het leger de democratie met bloed besmeurt en in Turkije het leger zich traditioneel als hoeder van de seculiere samenleving beschouwt, geldt in het Westen dat het leger gehoorzaam is aan de politiek, zeker een doorsnee soldaat. Het wekt daarom geen verwondering dat US Army private Bradley Manning – die tegenwoordig als ‘Chelsea Manning’ door het leven gaat – medio augustus door een rechter in de VS tot 35 jaar cel is veroordeeld, omdat hij ongehoorzaam was en op eigen gezag een grote hoeveelheid documenten – 700.000 – zonder toestemming openbaar heeft gemaakt via Wikileaks. Het lijkt erop dat de autoriteiten in de VS met de vervolging van Manning een duidelijk signaal hebben willen geven: een soldaat handelt niet op eigen gezag. Private Manning heeft in de loop van het proces zijn excuses aangeboden voor zijn ongehoorzaamheid.

De toekomst moet leren of deze 25-jarige intelligence analyst daadwerkelijk die 35 jaar moet uitzitten en of zijn daad van openbaarmaking historisch gezien negatief dan wel positief gewaardeerd moet worden. De wijze van openbaarmaking van 700.000 documenten was nogal ruw en dat maakte hem kwetsbaar. Hij is echter niet schuldig bevonden aan de zwaarste aanklacht: hulp aan de vijand – verraad – en dat heeft de uiteindelijke straf milder gemaakt.

Op onderdelen heeft Manning naar mijn inschatting wellicht juist gehandeld. Daarbij denk ik in het bijzonder aan het openbaar maken van de opname van een luchtaanval uit een Apache helikopter van het VS-leger in Bagdad op 12 juli 2007. De beelden die ik zelf meerdere malen via internet heb gezien, ervaar ik als schokkend. Alsof het om een computerspel ging, werd een groep mensen onder vuur genomen en door een kogelregen tegen de grond gemaaid. Kinderen zaten erbij en twee journalisten van Reuters wier camera’s voor wapens werden aangezien. Deze werkgever kon via de Freedom of Information Act geen opheldering krijgen over de juiste toedracht van de dood van hun journalisten. Via Manning en andere ‘lekken’ is de werkelijke toedracht wereldkundig gemaakt. Klokkenluiders bleken nodig om dit machtsmisbruik van het Amerikaanse leger aan het licht te brengen. Wellicht dat Manning niet vrijgepleit kan worden, maar ik verwacht dat hij niet de geschiedenisboekjes in zal gaan als zomaar een ongehoorzame soldaat.

Soldaten moeten gehoorzaam zijn en zo nodig moeten ze met stevige hand gedisciplineerd worden. En wat voor soldaten geldt, geldt voor iedere ambtenaar. Toch zou ik iedere soldaat en ambtenaar willen oproepen om deze discipline niet als absoluut te beschouwen. Er zijn redenen om zelf de leiding te nemen als het om maatschappelijk verantwoord handelen van de overheid gaat. Niet bij het minste of geringste, maar wel als kernwaarden van onze democratische rechtsstaat aangetast worden. Bijvoorbeeld als grondrechten met voeten getreden worden of corruptie opbloeit. Iedere ambtenaar wordt bij zo’n incident medeverantwoordelijk als radertje in het systeem. Als het raderwerk echter pervers gaat werken, dan moeten de raderen stop gezet worden en ergens moet dat beginnen. Wat mij betreft is dat bij de individuele ambtenaar die bij misstanden als ultimum remedium ongehoorzaam is. Daarom mijn advies aan ambtenaren en soldaten: wees gehoorzaam aan de autoriteiten, maar wees steeds ook gehoorzaam aan uw geweten.

Gehoorzaamheid, blog van Alex Brennninkmeijer, verschenen op site van het overheidstijdschrift PM Magazine no 7 van 5 september 2013: www.pm.nl (Website en tijdschrift zijn opgeheven)

Alex Brenninkmeijer is Nationale Ombudsman. Zie: www.nationaleombudsman.nl

Bevlogenheid en motivatie kunnen stress en burn-out voorkomen bij jonge specialisten

Daan Marselis heeft een artikel in het tijdschrift Mednet gewijd aan de grote werkdruk van aiossen en het gevaar van burn-out: Werk en privé legt grote druk op aiossen. Een aios – assistent in opleiding tot specialist – doet tegen betaling promotieonderzoek aan de universiteit.
Hij schrijft: “Ziek zijn is voor niemand leuk, maar burn-out is het absolute spookscenario voor veel (jonge) professionals. Dat past toch niet bij het beeld van het succesvolle individu?
Hoewel medici vaak denken dat ziekte en vermoeidheid hen niet zullen treffen, wijzen statistieken uit dat aiossen bovengemiddeld vaak een burn-out krijgen. Het meest recente onderzoek naar de prevalentie van burn-out onder aiossen is alweer een paar jaar oud. Het betreft het onderzoek waarop Jelle Prins in 2010 promoveerde aan het UMC Groningen. Daaruit bleek dat 20 procent van de aiossen burn-outverschijnselen ervaart. Terwijl 8 tot 10 procent van de gehele beroepsbevolking hetzelfde meemaakt.

De Jonge Orde1) stelt niet te weten of burn-out tegenwoordig vaker voorkomt. Wel kreeg de belangenvereniging via de Jonge Klare-enquête2) informatie over burn-out. Ruim 10 procent stelde dat ze burn-outklachten hadden. Een oorzaak daarvoor kan de vereniging nog niet aanwijzen.
In het najaar wil de belangenvereniging over het onderwerp publiceren.
Jelle Prins3) durft de stelling niet aan dat burn-out steeds vaker voorkomt. Daarvoor is meer onderzoek vereist.
Loes van der Linden van het Carrièrecentrum voor Artsen denkt dat er tegenwoordig vooral makkelijker over gepraat wordt. “Ik draai nu elf jaar mee in de zorg en ik heb de indruk dat het gemakkelijker aan het licht komt en dat er opener over gesproken wordt”.

Ze wijst erop dat de risicofactoren waarschijnlijk wel toenemen. “De hele maatschappij is anders. De partner werkt vaak ook en dus kost het meer moeite om het gezinsleven te organiseren. Dat is een simpel element dat al tot meer stress leidt. Maar het meewerken is vaak wel noodzakelijk omdat het leven duurder is geworden. Aiossen houden tegenwoordig meer ballen in de lucht” Prins stelt dat ook meespeelt dat de geneeskunde steeds meer een feminien vak wordt, terwijl de cultuur nog sterk masculien is. Hij noemt een praktijkvoorbeeld: “Een mannelijke assistent heelkunde vroeg ouderschapsverlof aan de opleider. Deze opleider reageerde door te stellen dat dat natuurlijk een legitieme vraag was, maar dat de desbetreffende aios dan beter een andere opleiding kon kiezen”.

Loopbaancoaching
Het Carrièrecentrum verzorgt loopbaancoaching voor artsen en andere zorgprofessionals. Van der Linden geeft als directeur van het centrum niet zelf begeleiding. Wel houdt ze intakegespreken met artsen die om hulp vragen. Ze schat dat 30 procent van haar clientèle aios is. “Wij merken bij aiossen dat het fout gaat in de combinatie tussen de vele uren die ze moeten werken en de druk die op ze wordt uitgeoefend. Er geldt toch nog steeds een meester-gezelverhouding. Dat leidt ertoe dat sommigen moeite hebben om voor zichzelf te gaan staan; het is dan meer van ‘ja’ en ‘amen’, terwijl ze eigenlijk ‘nee’ willen zeggen.”
Van der Linden merkt dat aiossen op andere manieren ook worstelen met de verhoudingen binnen het ziekenhuis. “Het kan voorkomen dat je op een cruciaal moment een medisch specialist nodig hebt, maar dat je even daarvoor dezelfde specialist voor niets hebt laten komen en een flinke snauw hebt gekregen. Sommigen vinden het dan moeilijk om diezelfde persoon nog eens te bellen, terwijl de patiënt dat wel nodig heeft. Dat zijn de momenten waarop ze zich onzeker voelen. Dat levert spanning op.”

Dat bleek ook uit het promotieonderzoek van Jelle Prins. Juist door gebrekkige ondersteuning van hun opleider kunnen aiossen in de problemen komen. Hij noemt ook een voorbeeld. Een arts-assistent bij wie in de eerste nacht werken een patiënt overleed, werd bij de overdracht gevraagd alle waardes nog eens op te noemen. Eigenlijk had zij behoefte aan emotionele ondersteuning. Maar spanning kan ook van binnenuit komen, vertelt Prins. “Bijvoorbeeld omdat verwachtingen niet uitkomen. Dat is een belangrijke factor die tot stress kan leiden.”
Dat ziet Van der Linden ook. “Het kan gaan om allerlei zaken. Mensen denken bijvoorbeeld dat ze nachtdiensten wel aankunnen, maar dan blijkt dat hun bioritme daarvoor niet geschikt is.” Van der Linden hoort ook regelmatig dat aiossen de verkeerde keuze hebben gemaakt. Bijvoorbeeld omdat ze de voorkeur voor een specialisme baseerden op één leuk coschap. Ze adviseert basisartsen om zich wat beter voor te bereiden op het maken van de keuze voor een specialisme.”

Plezier hebben in het werk, bevlogenheid en opgaan in het werk helpen tegen stress. Om bevlogenheid te meten, gebruikt Prins een vragenlijst die al eerder internationaal is gebruikt: in hoeverre aiossen energie uit hun werk halen, in hoeverre ze prettig door hun werk in beslag genomen worden en in hoeverre ze gemotiveerd zijn. Deels kunnen aiossen zelf hun bevlogenheid vergroten, door bijvoorbeeld meer autonomie af te dwingen.
Volgens Van der Linden kan dat als aiossen goed in hun vel zitten: “Als de aios zichzelf goed kent, en weet wat belangrijk is, wordt zijn handelen als puur ervaren, krijgt hij minder negatieve feedback en maakt hij keuzes die echt bij hem passen. Zo is burn-out te voorkomen.”

Het artikel Werk én privé legt grote druk op aiossen, door Daan Marselis, is verschenen in Mednet 7 en te lezen op de site van Mednet: www.mednet.nl (23 september 2013).

Lees ook op Blogs Beroepseer: Jonge medisch specialisten lijden aan stress en burnout door managementtaken, 20 december 2012. https://beroepseer.nl

Noten
1) De Jonge Orde is de beroepsvereniging voor en door aio’s. Heet tegenwoordig De Jonge Specialist (DJS), opgericht op 1 januari 2014 uit de fusie tussen de ledenvereniging De Jonge Orde en de federatie van juniorverenigingen LVAG gelieerd aan de Landelijke vereniging van Artsen in Dienstverband (LAD).

2) Zie voor Uitkomst Jonge Klaren-enquête: www.dejongeorde.nl (Site is opgeheven. Niet meer beschikbaar).
(Jonge klaren=medisch specialisten die recent de opleiding hebben voltooid).

3) Jelle Prins is decaan aan MCL Academie en heeft vergevorderde plannen voor een vervolgonderzoek op zijn studie naar burn-out onder aiossen. Dat nieuwe onderzoek moet begin 2014 van start gaan en hij wil het richten op het tegengaan van uitputting en stress.

Over de economisering van het onderwijs

Paulien Honkoop is docent Onderwijskunde aan de Pabo. Op haar blog schrijft ze een nachtmerrie-achtig verhaal over de economisering van het onderwijs: Anno 2020: Restafval. Ze doet verslag van een bezoek in het jaar 2020 aan een basisschool die door combinatie van slimme public relations en kwaliteitsbeleid iedereen versteld doet staan en steeds meer leerlingen krijgt:

“De ene na de nadere nieuwe Phobos-school werd geopend. Nieuwsgierig geworden meldde ik me aan voor een werkbezoek. Het was zodoende op een prachtige, zonnige dag dat we met een delegatie leerkrachten uit alle uithoeken van het land een werkbezoek mochten brengen aan een Phobos-school in Maarn. Het frisse gebouw straalde ons tegemoet terwijl wij langs het versgemaaide sportveld naar de voordeur liepen. Nog voor we aan konden bellen zwaaide de deur open, en werden we ontvangen door een gastvrouw van wie we ons onmiddellijk afvroegen of het een conciërge of een onderwijsassisstente was: De meeste scholen hadden daar toch geen geld meer voor? Al gauw bleek het om een geheel nieuwe functie te gaan. We hadden het hier over de ‘floor-manager’. Een bekende bank sponsorde allerhande schoolmaterialen, waaronder de vlag met de oranje leeuw en deze floormanager.

‘Allemaal evidence based’

Een in goed pak gestoken bestuurder die zich voorstelde als ‘Fondsen’ ontving ons hartelijk en leidde ons met gepaste trots en bevlogenheid rond in het schoolgebouw. Werkelijk alles was doordacht. ‘En allemaal evidence – based!’ riep de voor ons uit lopende Fondsen bij alles wat hij toonde. Het materiaal van de gordijnen, de lichtinval in de werkruimten, de ergonomie van de kindervergadertafels en ontspannings(‘lounge’-) ruimten, alles had een basis in wetenschappelijk onderzoek. En natuurlijk het kleurgebruik. Zelfs het type wit dat op de raamverdelingen zat was niet de gebruikelijke RAL 9010 maar een afwijkende witschakering die concentratie zou bevorderen. ‘En echt: allemaal evidence based’, riep hij opnieuw, terwijl hij met flapperende colbertpanden voortjaagde.
Eén van de delegatieleden, een pragmatische Brabander, knipoogde naar me. We probeerden te achterhalen wat het geheim van de school was –naast dit uitzonderlijk mooie gebouw-. ‘En is dit gebouw de voornaamste reden dat jullie zo’n goed pedagogisch klimaat realiseren?’ probeerde de Brabander. Fondsen stond abrupt stil. Hij bewoog zich naar ons toe en zei gedempt ‘Nee.. dat is een prachtig verhaal. Een Amerikaans instituut deed in opdracht van onze sponsor onderzoek naar de voorwaarden voor een goed pedagogisch klimaat. Daar is een prachtig model uitgerold; een formule waarmee je op basis van enkele observeerbare indicatoren het pedagogisch klimaat een cijfer kunt geven. Dat wordt hier gemonitord. Is het onder de maat, dan worden er direct maatregelen genomen’. We hadden zo’n vermoeden wat dat betekende, ‘maatregelen nemen’.. Onlangs lazen we nog in de krant dat Phobos alleen werkte met freelancers die op basis van prestaties in dienst bleven of uit dienst geraakten. ‘We zijn overigens met OCW in overleg over die pedagogisch klimaat-formule. De inspectie heeft interesse’.

Na afloop van de rondleiding werden we uitgenodigd voor de lunch. In een prachtig Atrium konden we midden tussen de basisschoolkinderen meegenieten van het dagelijkse lunchbuffet dat bestond uit verse broodjes, vis, fruit en groente. Fondsen voorzag zichzelf ruimschoots van zalm en salade en wisselde intussen allerhande vrolijke noten uit met de om hem heen krioelende basisschoolkinderen en de medewerkers achter het buffet.

Het plafond

Eenmaal aan tafel opende een leerkracht – een eigenzinnige dame van een democratische school- het vuur. Ze voelde zich duidelijk geïntimideerd door het gebouw en door Fondsen zelf. Hoe het kwam dat de school alsmaar zo hoog scoorde op de CITO-toetsen. En of dan die CITO-kennis en vaardigheden de enige waren die er werkelijk toe deden. Fondsen negeerde die laatste vraag. En terwijl hij zorgvuldig de blaadjes eikenbladsla op zijn zalm manoeuvreerde lichtte hij toe hoe bij Phobos voor de totale leerlingpopulatie de optimale omstandigheden gecreëerd werden om de CITO-plafondscore te behalen. Onder andere door ‘back to the basics’ te gaan in het curriculum en door veel extra uren begeleiding te steken in de kinderen die met een achterstand binnenkwamen.

‘Maar bij sommige kinderen zal dat plafond nooit bereikt worden’ mompelde een ras-Amsterdamse van een bestuur voor openbaar onderwijs. ‘Ik bedoel.. Zo lang je geen invloed hebt op de thuissituatie’. Fondsen veerde op en slikte gehaast zijn laatste hap door. ‘Inderdaad. Inderdaad. Onderzoek heeft aangetoond dat er ook voor de optimale ontwikkeling van het kind een formule is. Ouder-involvement bij het schoolgebeuren is een voorbeeld van een factor die de ontwikkeling van het kind sterk beïnvloedt. Is de ouder-involvement niet optimaal, dan zie je direct dat de CITO-score veel lager uitkomt. Voor dit type kinderen hebben we een internaat waar de condities voor optimale ontwikkeling volop gerealiseerd worden. Wij hebben de laatste jaren gewerkt aan een protocol dat we kinderen in zulke gevallen opnemen in ons internaat. Mochten ouders protesteren, dan volgt in overleg met gemeente en lokale jeugdzorgteams een ondertoezichtstelling. Er is dan sprake van aantoonbaar schaden van het ontwikkelingsverloop van het kind. Op die wijze is onlangs een ouderpaar uit de ouderlijke macht ontzet’.

Het bleef even heel stil aan de tafel. Fondsen begon aan een tweede broodje. Met zijn mond nog halfvol mijmerde hij nadenkend: ‘Zo hebben we voor de totale leerlingpopulatie uiteindelijk de beste omstandigheden kunnen creëren om hun plafondscore op de Cito-toets te behalen. En die hoge Cito-scores leveren een aardig rendement aan bonussen op waarmee we weer verbeteringen kunnen aanbrengen in ons productieproces – hij verbeterde zich – onderwijsleerproces’.

Zwijgend aten we onze broodjes op. We keken naar de kinderen die om ons heen oergezonde broodjes aten (invloed op cognitief presteren! Evidence based!). Waren ze gelukkig? Ze zagen er in ieder geval niet ongelukkig uit.

Restafval

Een wat oudere leerkracht uit Zutphen had zich al die tijd op de achtergrond gehouden. Na minutenlang met wisselende gezichtsuitdrukkingen naar drie bovenbouwkinderen gekeken te hebben vroeg hij uit het niets: ‘En wat doen jullie als, ondanks alle inspanningen, kinderen niet presteren zoals je verwacht? Als ze níet hun plafond halen, als ze de gemiddelden ernstig naar beneden halen? Wat doen jullie dan?’

Fondsen glimlachte met een zweem van samenzweerderigheid. Hij keek op zijn horloge en legde zijn broodje even neer. ‘Ik weet welke groep kinderen je bedoelt. Die groep is cognitief gezien restafval. Tenminste, zo noemen wij dat wel eens, restafval. Er is onlangs nog onderzocht dat voor een bepaalde groep kinderen de investering in onderwijs een onnodige kostenpost is, of verlies. Deze groep kost de maatschappij uiteindelijk minder wanneer we investeringen in hun opleiding minimaliseren. Dat is omdat deze kinderen hoe dan ook terecht zullen komen in sociale voorzieningen, in de ww, de ziektewet enzovoort. En er zijn een aantal indicatoren waarmee je al vroeg in de basisschoolloopbaan kunt vaststellen om welke kinderen het gaat. Wij screenen ze direct in de eerste twee schooljaren en er zitten er altijd weer een aantal tussen. Moeilijke groep. Ze drukken de scores erg, en ze leveren maatschappelijk gezien uiteindelijk ook niets op. Wat wij gedaan hebben, is deze kinderen creatief onderbrengen onder een andere bestuurlijke eenheid. We kunnen het net zo bij elkaar puzzelen dat de algemene kwaliteitscijfers van die eenheid niet het predicaat ‘zwak’ krijgen. Want, je begrijpt, zo gauw de prestaties te laag worden, wordt dat verhaal weer stopgezet door de overheid. En dan zitten ze er vanzelf bij ons weer bij. Maar dat is een groep waar we eigenlijk niets mee kunnen en vooral ook: niets mee wíllen. Het levert echt niets op’.

Ik voelde me misselijk worden. Misschien was mijn broodje verkeerd gevallen. Ik stond op, maar ging weer zitten toen alles om me heen ging tollen. ‘Maar.. ’ probeerde ik toch, ‘gaat het dan allemaal om ‘er economisch of maatschappelijk iets aan hebben?’’

Apocalyps

Fondsen verstrakte. Er viel een schaduw over zijn gezicht, zijn ogen werden donker. Met een papieren servet veegde hij de kruimels van zijn gezicht en stond op. Langzaam liep hij naar het venster en schoof de lamellen opzij. ‘Wat zie je hier?’ vroeg hij dreigend. Ik aarzelde, had hij het tegen mij? ‘Een bushalte’ noemde ik, ‘een weg, een stoplicht. En een fabriek in de verte’.

Fronsend keek Fondsen mij aan. ‘Alles. Werkelijk alles dat je hier ziet zou aangetast worden als wij ons niet zouden bekommeren om economisch of maatschappelijk nut. Kinderen zijn geen aardigheidjes. Kinderen zijn de toekomst. Hun kennis is ons exportproduct. Zij zijn onze enige verhandelbare grondstof. Als we hen niet tot het uiterste opleiden verliezen we onze toppositie als kenniseconomie. Hebben we geen zinvolle exportproducten meer. Verliezen we werkgelegenheid… Mensen zullen emigreren. We worden periferie, we verliezen inkomsten, de groei stopt. Onze voorzieningen verpauperen. Onze infrastructuur raakt verwaarloosd. Ons dijkenapparaat wordt onveilig. We hebben onvoldoende geld voor zorg. Besmettelijke ziekten grijpen om zich heen. Ouderen sterven alleen in hun eigen huis… Laten we ons niet wijsmaken dat onderwijs om het kind gaat. Het gaat om ons voortbestaan. Het voorkomen van overstromingen, ziekten, armoede, de dood. Ik hoop dat jullie niet zo naïef zijn te denken dat het om minder gaat…’

We hapten naar adem. Niemand durfde iets te zeggen. Ik zocht met mijn ogen naar een wc waar ik zou kunnen overgeven. In de stilte klonk plots de schaterende lach van de leerkracht uit Zutphen. ‘De Apocalyps!’, bulderde hij. Om zijn ogen zag ik ineens rimpeltjes van heel veel jaren lachen. Wat een bevrijding om een echte lach te horen! Als dat maar evidence-based was…

Wezen

De Zutphenaar stond op. Hij boog zich naar voren over de tafel naar Fondsen en schudde zijn hoofd. ‘Hoe heeft het zo ver kunnen komen? De modellen die we gebruikten om de werkelijkheid te beschrijven zijn nu onze onheilsprofeten geworden.Als marionetten dansen we naar de pijpen van wat ‘economisch noodzakelijk’ is! Het model is een macht geworden die alles in ons leven en dat van onze kinderen beïnvloedt’.

Ik hoorde instemmend gemum van de andere leerkrachten.

‘Maar luister’ zei de Zutphenaar, ‘ik ben geen politicus. Ik hoef de toekomst niet de voorspellen. Ik ben geen bestuurder. Ik hoef geen publieke verantwoording af te leggen. Ik ben leerkracht. Ik trek vijf dagen in de week, 7 uur per dag met mijn kinderen op. Van uur tot uur, soms zelfs van minuut tot minuut. Van mijlpaal naar mijlpaal. Ik ken de blik waarmee ze binnenkomen. Ik ben soms meer aanwezig in hun leven dan hun eigen vader. Ik ben bezig met rekenen, lezen, schrijven. Maar meer nog, ben ik bezig met het ‘wezen van het kind’

‘Nou ja…’ mompelde de brabander, ‘wezen.. dat is ook weer zo vaag’.

De Zutphenaar was niet uit het veld geslagen ‘De ziel van het kind’.

‘Tja…’ aarzelde de dame van het democratisch onderwijs, ‘ziel… dat klinkt weer zo religieus…’

‘De kern van het kind’, ging de Zutphenaar onverstoorbaar verder.

‘De kern…,’zei ik zwakjes, ‘de kern.. ik weet niet… Met dat woord lijkt het weer zo statisch terwijl we toch geloven dat er sprake is van een meer fluïde identiteit… ’

En ineens spuwde de Zutphenaar vuur. Ik zag dat hij woedend was. ‘Wát ook het woord is’, riep hij met rooddoorlopen ogen, ‘ondermijn je eigen roeping niet. Vinden we woorden als ‘rendement’ en ‘nut’ dan meer steekhoudend dan ‘wezen’ of ‘ziel’? We kiezen ervoor te geloven in een macht van modellen, maar weigeren waarde te hechten aan het visioen dat we zien als een kind de school binnenwandelt en onder onze hoede komt. Elk kind is een belofte. En of die waargemaakt wordt, dáár gaat het mij om. Daarvoor moet het kunnen lezen, schrijven, rekenen. Daarvoor heb ik ‘evidence based’- kennis nodig, maar vooral ook mijn hart. En mijn hart, dat gelooft in veel meer, veel veel meer, dan die voorspellende modellen. Dat hoopt veel meer dan jouw Apocalyps. En vooral: dat hóudt van die kinderen. Restafval of hoogvliegers’.

Woest beende hij weg om zich halverwege het Atrium, temidden van verschrikt starende kinderen, nog om te draaien en naar ons – verbijsterde delegatie – te roepen: ‘En noem het maar pathetisch! Theatraal! Naïef! Dat wij de woorden niet meer willen uitspreken wil nog niet zeggen dat ze niet meer bestaan!’

Het was een wonderlijk bezoek. Fondsen heeft ons professioneel en beleefd nog uitgelaten. We kregen een pen met een oranje leeuwtje. En ik..? Ik weet het niet.. ik ben er nog niet uit…”

Anno 2020: Restafval, door Palien Honkoop, 21 september 2013: http://paulienh.wordpress.com

Science in Transition debatteert over een nieuw wetenschapssysteem voor de 21ste eeuw

science in traditionEen groep wetenschappers, verenigd onder de naam Science in Transition, heeft na een aantal discussies tijdens workshops in het voorjaar van 2013 een zg. position paper opgesteld met de titel: Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is. Het is een manifest dat als startpunt dient van een debat op 25 september in Utrecht, waarna een nieuwe versie verschijnt met daarin verwerkte opmerkingen en commentaren. Met dit manifest en een lijst van aanbevelingen willen de wetenschappers op 7 en 8 november bij de Koninklijke Academie van Wetenschappen (KNAW) een fundamentele discussie openen over het systeem en de financiering van de wetenschap.

Het gist in de wetenschap. Over het functioneren van de wetenschap, het universitair onderwijs, het meten van resultaten, de samenwerking met maatschappij en bedrijfsleven, en de rol bij politieke besluitvorming bestaat veel onvrede. De initiatiefnemers van Science in Transition zijn van mening dat het wetenschappelijke systeem moet veranderen. Wetenschap moet gewaardeerd worden om de maatschappelijke meerwaarde die het oplevert en maatschappelijke stakeholders moeten meebeslissen over de kennisproductie.

Als wetenschap zijn we losgeraakt van de maatschappij

Op de nieuws- en opiniesite DUB van de Universiteit van Utrecht staat een interview van Ernst-Jan Hamel met twee van de initiatiefnemers van Science in Transition: Wijnand Mijnhardt, historicus en directeur van het Descartes Centre voor Wetenschapsgeschiedenis en Wetenschapsfilosofieeën, en Frank Miedema, immunoloog en decaan en vicevoorzitter van de Raad van Bestuur van het UMC Utrecht. Zij vinden dat de wetenschap ontspoord is door ranglijsten en teveel onderzoek doet naar zaken waar de maatschappij helemaal niet om vraagt. Ze vinden ook dat de democratische samenleving het recht heeft mee te beslissen over de wetenschapsagenda, bijvoorbeeld over de vraag of we gaan investeren in het Higgsdeeltje of in een malariavaccin.

Mijnhardt: “Als we nieuwe deeltjesversnellers blijven bouwen, dan kunnen we een aantal andere dingen niet doen. Zijn jullie geraadpleegd? Ben ik geraadpleegd? Niemand is geraadpleegd. Een van de meest opmerkelijke dingen is dat er over grote wetenschappelijke projecten wordt besloten in achterkamertjes die ontoegankelijker zijn dan die van financiële bedrijven.”
Miedema: “We zijn als wetenschap losgeraakt van de maatschappij. Bij het onderzoek in academische ziekenhuizen zou je misschien denken: daar valt het wel mee. Maar toch. Je kan heel ver van de patiënt wegblijven met je onderzoek.”
Mijnhardt: “Het is de taak om jezelf als wetenschapper voortdurend de vraag stellen: voor wie doe ik het?”

De wetenschap is doorgeschoten in cijferfetisjisme

De bezorgde wetenschappers schetsen in hun pamflet een somber beeld van de wetenschap. Bij de beoordeling en financiering van onderzoek is de wetenschap doorgeschoten in cijferfetisjisme. Wetenschappers worden beoordeeld op het aantal publicaties in tijdschriften met hoge impactfactoren. Zo maak je carrière, zo maak je meer kans op een onderzoeksbeurs bij wetenschapsfinancier NWO. Of het onderzoek prangende maatschappelijke vragen beantwoordt, is secundair. En ook onderzoek van de lange adem, dat niet direct resulteert in publicaties, is het kind van de rekening.

Miedema: “We zijn ons gaan concentreren op problemen die goed zijn voor onze loopbaan, maar minder goed voor de wereld om ons heen. Veel sociale wetenschappers willen alleen nog onderzoek doen naar issues die in internationale tijdschriften gepubliceerd kunnen worden, en niet meer nadenken over hoe we met elkaar omgaan met Nederland.”
Mijnhardt: “Ons betoog is niet: nooit meer in internationale tijdschriften. Het gaat om de balans. En om het mechanisme waarmee besloten wordt wat er onderzocht moet gaan worden.”

“We willen een beweging op gang brengen”

Op de vraag wat Science in Transition wil bereiken met de discussies, antwoordt Mijnhardt: “Dit is een klein begin, maar we willen een beweging op gang brengen. Iets van de lange adem. Dit is een zaak die de wetenschap echt aangaat, en we hopen dat we nu echt oplossingen gaan bedenken samen met partners zoals de KNAW, het ministerie, de Nederlandse organisatie voor het versterken van de maatschappelijke positie van het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek.(VNSU) en de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO)”.
Miedema: “We proberen de olievlek groter te maken. Niet door alleen te gaan lamenteren in krantenartikelen, en niet door te zeggen dat het allemaal de schuld is van de bestuurders. Het is ingewikkelder.”
Mijnhardt: “Uiteindelijk is het een politieke kwestie of we de wetenschap willen veranderen. Dat moet de politiek en de maatschappij bepalen. Niet de gekke professor.”
Miedema: “Het is een gezamenlijk probleem, van politiek, wetenschap, bedrijfsleven en publiek. Het is niet alleen ons probleem. De hoofdvraag is eigenlijk: wat mag je van wetenschap verwachten en wat niet? Eigenlijk is het verwachtingsmanagement wat we doen.”

Conclusies en aanbevelingen

Aan het slot van het manifest staan Conclusies en aanbevelingen. Een greep:

1. Formuleer nieuwe maatstaven waarlangs wetenschappers en wetenschappelijke resultaten beoordeeld worden, en waarin de maatschappelijke waarde van het onderzoek nadrukkelijk meeweegt.
2. Vertel het publiek hoe de wetenschap écht werkt. Diepgaande verschillen van inzicht zijn onderdeel van de wetenschap en politieke discussies kunnen niet door wetenschap alleen worden beslecht. Wetenschappelijke discussies zijn ook vaak morele of politieke discussies waarin wereldbeelden en ideeën over waar de samenleving naar toe moet een grote rol spelen.
3. Het leraarschap als beroepsprofiel voor academici moet in ere hersteld worden, met bijpassende beloning.
4. Zowel bij fundamenteel als toegepast onderzoek moet de maatschappij meehelpen bij het vaststellen van onderzoeksprioriteiten. De wetenschap kan haar eigen koers niet op wetenschappelijke wijze bepalen. Daarvoor zijn brede debatten en afwegingen nodig. De agenda van de wetenschap is een zaak van de samenleving
5. Journalisten van het kaliber Joris Luyendijk zouden de mechanismen áchter de wetenschap moeten blootleggen.

Op woensdag 25 september 2013 discussiëren de initiatiefnemers van Science in Transition met tientallen belanghebbenden van universiteiten en maatschappelijke organisaties in het Descartes Zalencentrum Uithof te Utrecht. Klik hier voor meer info.

Interview De wetenschap werkt niet zoals het moet, door Ernst-Jan Hamel op de website van DUB, de onafhankelijke website van de Universiteit van Utrecht, 19 september 2013: www.dub.uu.nl

Klik hier voor de position paper in pdf: Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daar aan te doen is, 16 september 2013. https://beroepseer.nl

Ga naar de website van Science in Transition voor meer info en updates: www.scienceintransition.nl

Meer info over de Science in Transition Conference van 7 en 8 november 2013: http://scienceintransition.nl/agenda/science-in-transition-congres-de-maatschappij-betrokken

U P D A T E

Science in Transition publiceert ‘tussenstand’, 4 juni 2014: www.scienceintransition.nl
Download hier het PDF document Science in Transition stand van zaken – Debat, beweging en aanbevelingen, juni 2014.


Tweede versie van Manifest Science in Transition: Waarom de wetenschap niet werkt zoals het moet, en wat daaraan te doen is, oktober 2013: http://scienceintransition.nl/app/uploads/2013/10/Sience-in-Transition-Position-paper-versie-2.pdf

Motoragent begint met blog over zijn ervaringen

Motoragent Piet Kats is deze week begonnen met een blog op internet. In Verhalen van een politieagent vertelt hij over wat hij meemaakt. Aanleiding om te beginnen met een blog was een advertentie op Twitter voor de campagne Handen af van hulpverleners.
Kats is het geweld tegen hulpverleners helemaal zat. Zijn eerste verhaal illustreert duidelijk waarom dat zo is en gaat over wat boze en gefrustreerde burgers aanrichten met hun wangedrag. Deze gebeurtenis is hem altijd bijgebleven.
Kats beschrijft hoe hij een vader en een moeder langs een file leidde zodat zij afscheid konden nemen van hun stervende zoon die gewond was geraakt bij een ongeluk. De manier waarop hij door andere automobilisten is bejegend, gaat het voorstellingsvermogen te boven. Hij kreeg verwensingen naar zijn hoofd geslingerd, werd geblokkeerd door automobilisten en moest boze blikken incasseren. Een automobilist weigerde zelfs zijn auto weg te halen en stapte uit. Hij wilde weten waarom de auto met de ouders achter Kats aan mocht rijden.

“Het politiewerk houdt meer in dan alleen bekeuringen schrijven. Wij zijn ook mensen met gevoel”, zegt Kats in het Algemeen Dagblad van 19 september: “Ik rijd soms maar een blokje om en zet mijn zwaailicht uit om geen reacties uit te lokken. De samenleving is verhard”.
Onlangs overleed een meisje na te zijn geschept door een auto. De bestuurder reed door, maar Kats wist hem na een achtervolging te stoppen. Terwijl hij hem in de boeien sloeg, bemoeiden omstanders zich ermee. Kats: “Dat moest hardhandig. Mensen riepen dat het niet normaal was. Ik heb geleerd om het te relativeren. Met mijn blog schrijf ik alles van mij af. Ik heb nooit overwogen om hiermee te stoppen. Ik ben nog steeds trots dat ik dit werk doe”.

Kats hoopt dat mensen door zijn verhaal aan het denken worden gezet en voortaan twee keer nadenken voordat ze de goede bedoelingen van hulpverleners in twijfel trekken: “Ik denk dat die zeurende mensen, als ze dit geweten hadden, spijt hadden gehad van hun commentaar”.

Blog Politieverhalen: http://politieverhalen.blogspot.nl

Ouders stervend kind uitgescholden, door Tonny van der Mee, Algemeen Dagblad, 19 september 2013: www.ad.nl

Ouders stervend kind uitgescholden, De Telegraaf, 18 september 2013: www.telegraaf.nl

Arbeid vormgeven voor de toekomst

die zukunft der arbeit gestaltenDe toekomst van arbeid ligt niet vast. We zullen die toekomst zelf moeten vormgeven. Dat schrijven Harry Gatterer, Franz Kühmayer en Janine Seitz in hun boek Work:design – Die Zukunft der Arbeit gestalten: “De toekomst is gestalte geven aan ruimte. Meer dan ooit gaat het erom de vrijheid tot vormgeven te benutten en een werkomgeving te scheppen waarin individuën zich kunnen ontplooien. We worden vandaag ten dele nog tegengehouden door industriële begrenzingen bij het creëren van een nieuwe arbeidswereld, maar de geschiedenis van de arbeid heeft ons geleerd dat elke nieuwe fase ook altijd gepaard gaat met nieuwe vrijheden voor de mensen”.

De auteurs zijn verbonden aan het in 1998 opgerichte en in Frankfurt en Wenen gevestigde Zukunftsinstitut, een van de invloedrijkste Europese denktanks voor trend- en toekomstonderzoek.
Ze wijzen erop dat moderne termen als projectarbeid, corporate health, zelfverwerkelijking of uniquability aantonen dat er een nieuwe wereld van arbeid en beroepen aan het ontstaan is, hoe zweverig die termen ook mogen klinken.
Maar:
– waar vindt arbeid precies plaats en hoe gaan die plaatsen eruit zien?
– wat zou er gebeuren als de grenzen tussen arbeid en vrijheid worden opgeheven?
– wat voor prikkels zijn er nodig om toekomstige talenten bij elkaar te brengen?
– waar moet ik op letten als medewerkers zelfwerkers worden?

Mensen grijpen steeds meer in om tijd en ruimte aan hun eigen wensen aan te passen. Dat lukt niet altijd, aldus de schrijvers, en dat leidt tot frustratie en overbelasting, maar ook tot grote motivatie en persoonlijke ontwikkeling. Wie eenmaal de stap heeft gezet naar work:design, wil niets anders meer. Dat geldt voor mensen, maar ook voor ondernemers.
Volgens een jaarlijkse enquête voelt nog maar dertien procent van de werknemers in Duitsland een sterke emotionele binding met de werkgever. In Europa stijgt het percentage – jonge – werklozen. Automatisering neemt nog steeds toe. Wat te doen voor de kost in de toekomst? Hoe arbeid opnieuw te definiëren? Naast de behandeling van thema’s als toekomstig leiderschap, de evolutie van werkruimten, ondernemen als lerend organisme, succesformules, kansen in de nieuwe digitale wereld, verandering van plek biedt nieuwe perspectieven, gezondheid en werk en coaching en persoonlijke werkstijl, bevat het boek oefeningen om inspiratie te vertalen naar de praktijk en geven de auteurs aanwijzingen over hoe we een arbeidsplek kunnen creëren die effectief, zinvol en motiverend is.

Elf typen werknemers van de toekomstomslag workdesign

In Work:design worden elf typen werknemers onderscheiden die over een paar jaar steeds vaker zelf gaan bepalen hoe, waar en waaraan ze werken. Ze staan vermeld in een artikel van Christiane Pütter op de website CIO, voor business, technologie en leiderschap:

1. Kenniswerkers. Vormen “het kloppend hart van de kenniseconomie”.
2. Zakelijke hoogvliegers. De klassieke carrièremakers die zich in grote bedrijven omhoog werken en hun gehele identiteit aan de onderneming ontlenen.
3. Intermediairs. Ze zijn de reddende engelen voor een onderneming en excelleren in communicatieve vaardigheden.
4. Creatieve downshifters. Zijn de grootste slachtoffers van de nieuwe manier van werken – vaak hebben ze een burn-out of bore-out achter zich liggen. Zijn desondanks toegewijd en betrouwbaar, maar voorzichtig en afwachtend bij het aangaan van nieuwe uitdagingen.
5. Trouwe stoorzenders. Als gematigde revolutionairen zorgen zij in iedere organisatie voor het in stand houden van het creatieve potentieel.
6,. Jobhoppers. Kunnen zich als een kameleon aanpassen, maar ontberen “innerlijke participatie”.
7. Gemiddelde werknemers. Twintig tot dertig procent van werknemers in een toekomstig bedrijf bestaat uit “gemiddelde werknemers”. Ze doen hun werk naar behoren en klagen weinig.
8. Passivisten. Zijn vooral opvolgers van bevelen, klagers en verdedigers van de status-quo. Ze voelen zich niet prettig als hun comfortzone bedreigd wordt.
9. Nieuwe specialisten. Projectmedewerkers die goed verdienen aan tijdelijk werk voor verschillende cliënten.
10. Precaristen. Onzekere werknemers door vluchtigheid op de arbeidsmarkt. Je vindt ze niet alleen onder tijdelijk personeel, parttimers en zzp’ers, maar ook steeds vaker in de middenmanagement-laag.
11. Digitale artistiekelingen. Deze exponenten van de digitale netwerkeconomie werken in open, creatieve omgevingen.

De 11 typen werknemers van de toekomst door Christiane Pütter, op website van CIO, bestemd voor de chief information officer, 13 september 2013: http://cio.nl/carriere/79281-de-11-typen-werknemers-van-de-toekomst (Artikel is niet meer beschikbaar)

Boek Work:design – Die Zukunft der Arbeit gestalten, 2012. Klik hier.
of: www.zukunftsinstitut.de