Skip to main content

Redactie Beroepseer

“Meten is weten” is ook leerlinggericht

jan willem van den bosJan Willem van den Bos, verkozen tot Leraar van het Jaar 2013, is geschiedenisleraar op het Jan van Egmond lyceum in Purmerend. We ontmoetten hem op het Lerarencongres dat plaatsvond op 8 oktober 2013 in Ede. Het juryrapport vermeldde dat “deze kandidaat iedere leerling op zijn eigen talenten wil aanspreken. Iedere leerling kan excelleren, ja zelfs drop-outs kunnen tot verdieping komen. Maatwerk is daarbij van belang. Deze collega gaat altijd op zoek naar wat de leerling nodig heeft.”

Op het Lerarencongres vertelde Van den Bos onder meer dat hij gemerkt had dat er soms vooronderstellingen leven bij collega’s: “De discussie over onze toelatingseisen was weer begonnen in ons team. Leerlingen waarbij de resultaten onder de maat bleven, zorgden voor een discussie over de normen die wij hanteren bij toelating. We gebruiken hiervoor naast allerlei gegevens van de basisschool, de NIO intelligentietest*).
Op het gymnasium is een NIO van 114 de ondergrens, tenzij allerlei andere gegevens aantonen dat deze leerling toch geplaatst moet worden.

‘De norm moeten we fors naar boven bijsturen’, ‘Dat doen ze op andere scholen ook’.
Deze discussie hebben we al vaker gevoerd. In dit geval is het belangrijk om de gegevens naast elkaar te leggen. Is het werkelijk zo dat de leerlingen die binnengekomen zijn met een NIO van 114 of lager het ook daadwerkelijk minder doen dan leerlingen die een veel hogere NIO-score hebben?
Ik pakte de lijst met leerlingen uit onze gymnasium-1 klas erbij. Hierop stonden de diverse leerlingen met hun NIO-scores. Ik maakte diverse kolommen met leerlingen met ongeveer dezelfde NIO-score. Daarna gaf ik met de kleuren groen en rood aan of een leerling op overgaan stond of niet.

Niet in een hokje te plaatsen

Wat bleek? De uitvallers zijn niet in één hokje te plaatsen, maar lopen door alle kolommen heen. Ook leerlingen met een score van 130 en hoger vielen uit. Dit hielp ons als team om een andere discussie te voeren. Het gaat niet alleen om de cognitieve capaciteiten van een kind, maar er kunnen ook andere factoren zijn waarom een kind het niet redt. Vaardigheden kunnen ontbreken, de motivatie eveneens. We zijn sindsdien op een andere manier gaan kijken naar onze leerlingen. We schoven op van ‘hij hoort hier niet’ naar ‘hoe kunnen we hem ondersteunen om het wel te redden, wat moeten we inzetten?’. ”

Hieronder het overzicht van de NIO-test van leerlingen van de gymnasum-1 klas. Namen van de leerlingen zijn gefingeerd.

overzicht gymnasium jan willem van den bos

*) NIO – Nederlandse Intelligentietest voor Onderwijsniveau. De NIO kan worden afgenomen bij leerlingen van groep 8 in het basisonderwijs, de oudste groep in het speciaal onderwijs en de eerste drie klassen in het voortgezet onderwijs. De NIO meet algemene intelligentie en geeft een indicatie van het aanlegniveau van kinderen.

Transcripties van proces tegen Bradley Manning te lezen op internet

De in 2012 opgerichte Amerikaanse stichting Freedom of the Press Foundation plaatste in mei 2013 op haar website een oproep aan het publiek om geld te doneren. Het ingezamelde bedrag wilde de stichting besteden aan het betalen van honoraria aan onafhankelijke rechtbankverslaggevers en stenografen die de rechtszaak tegen Bradley Manning – thans Chelsea Manning geheten – wilden bijwonen en een transcriptie maken. Een transcriptie is het op schrift vastleggen van gesproken tekst. De stichting had deze oproep gedaan, omdat de Amerikaanse regering had geweigerd de transcripties openbaar te maken.

De stichting zet zich in voor de verdediging en ondersteuning van “aggressieve journalistiek in het belang van het publiek” en richt de aandacht in het bijzonder op onthulling van corruptie, schending van wetten en wanbeleid bij de overheid.
De stichting telt beroemde namen onder de bestuursleden. Daniel Ellsberg bijvoorbeeld – misschien wel ‘s werelds beroemdste klokkenluider – die in 1971 met de Pentagon Papers waarin gedetailleerd de geschiedenis van het Amerikaanse beleid in Vietnam stond beschreven, naar de pers stapte. De documenten toonden aan dat de regering van president Lyndon Johnson systematisch had gelogen tegen zowel het publiek als het Congres. Andere beroemde namen zijn acteur John Cusack en journalist en advocaat Glenn Greenwald die in mei 2013 geheime documenten van klokkenluider Edward Snowden openbaar maakte over de afluisterpraktijken van de National Security Agency.

Opname-apparatuur mocht niet worden gebruikt

Militair Bradley Manning werd in 2010 in Irak gearresteerd op beschuldiging van het doorspelen van video-opnamen en documenten van de Amerikaanse overheid aan klokkenluiderssite WikiLeaks. Het proces tegen hem begon op 3 juni 2013. Op 21 augustus volgde de veroordeling: 35 jaar gevangenisstraf.
De oproep van Freedom of the Press bleek effect te hebben. Tot ieders verrassing waren meer dan zestienhonderd particulieren bereid tien, vijftien of vijftig dollar te doneren, voor een totaalbedrag van ruim honderdduizend dollar. Het was duidelijk dat de donateurs graag wilden dat de hele wereld getuige zou zijn van wat er zich tijdens het Manning-proces afspeelde.
Nadat het bedrag bijeen was, ging de stichting op zoek naar competente verslaggevers. Dat bleek aanvankelijk niet te lukken. Evenmin was het makkelijk toestemming te verkrijgen de rechtszaak bij te wonen. De regering had de toegang tot de militaire rechtbank geweigerd aan 270 van de 350 aanvragen van media-organisaties –  waaronder de stichting – die verzocht hadden om een perskaart.

Uiteindelijk was een team van zes verslaggevers van de firma Gore Brothers bereid het werk te doen en waren de blogger Nathan Fuller, de Duitse radiozender ARD, het Amerikaanse medianetwerk The Verge en het zakentijdschrift Forbes bereid een perskaart af te staan.
Rechtbankverslaggevers werken over het algemeen met stenotypemachines om snel transcripties te maken. Ze zitten dichtbij de rechter zodat ze alles kunnen verstaan en hebben de mogelijkheid te interrumperen en te verzoeken om nadere opheldering als iets niet duidelijk te horen is. Ze leggen alles vast en vergelijken hun transcripties met elkaar.
De rechtbankverslaggevers van de stichting mochten dat allemaal niet. Ze zaten in het mediacentrum met de andere journalisten waar ze op een monitor de rechtsgang konden volgen. Wat er gezegd werd in de rechtszaal was soms moeilijk te verstaan en er was geen mogelijkheid tot interrumperen.
Het ergste was nog dat er geen opname-apparatuur gebruikt mocht worden. De rechtbankverslaggevers moesten zo snel als ze konden transcriberen, vaak zonder pauzen gedurende langere tijd.

Het resultaat van al deze inspanningen is te lezen en te downloaden op de website van Freedom of the Press Foundation: Transcripts from Chelsea Manning’s Trial *).

Platform voor klokkenluiders

Op 15 oktober 2013 heeft Freedom of the Press Foundation het DeadDrop project gelanceerd, een open-source systeem waarmee klokkenluiders op een veilige manier documenten digitaal kunnen versturen. Het systeem is gecodeerd door de onlangs overleden Amerikaanse sofwareontwikkelaar en internetactivist Aaron Swartz. De komende maanden zal de stichting ook installatiemogelijkheden en technische ondersteuning aanbieden aan nieuwsorganisaties die het systeem, dat SecureDrop gaat heten, willen gebruiken.
Met SecureDrop kunnen nieuwsorganisaties wereldwijd documenten op een veilige manier aannemen van klokkenluiders en de anonimiteit van bronnen veilig stellen. Hoewel geen enkel systeem honderd procent veilig is, denkt de Freedom of the Press foundation dat dit systeem het beste is dat totnutoe voorhanden was.

Freedom of the Press Foundation: https://freedom.press
SecureDrop: https://freedom.press

How we crowd-sourced transcripts of the entire Manning court martial, Freedom of the Press Foundation, 13 oktober 2013: https://freedom.press/news-advocacy/how-we-crowd-sourced-transcripts-of-the-entire-manning-court-martial/

*) Niet meer beschikbaar op site van Freedom of the Press Foundation. Wel op website van Shadowproof. Transcripts From The Chelsea Manning Trial, Shadowproof: https://shadowproof.com/manning-trial-documents-transcripts/

Still Mine: Gezond verstand boven bureaucratie

still mineMomenteel draait de film Still MineNog altijd de mijne – in de Nederlandse bioscopen, een romantisch drama waarin tachtiger Craig Morrison eigenhandig een beter aangepast huis wil bouwen voor zijn vrouw Irene wier geheugen steeds verder achteruit gaat. Het echtpaar woont in het Canadese St. Martins, gelegen aan de Bay of Fundy aan de Atlantische kust en is al ruim zestig jaar bij elkaar. Craig staat iedere ochtend vroeg op om de kippen te voeren of verse melk te gaan halen bij de verderop gelegen hoeve van dochter Ruth.

Het moment waarop Craig begint aan de bouw van zijn nieuwe huis op eigen grond, op een heuvel met uitzicht op de baai, beginnen de problemen. Hij heeft het timmervak geleerd van zijn vader die scheepsbouwer was en gebruikt hout van zijn eigen bomen. Voordat hij nog maar echt begonnen is, stapelen de eisen waaraan hij volgens de bouwinspectie moet voldoen zich op.
Hij moet een vergunning aanvragen en tekeningen laten zien, want zonder mag er niet gebouwd worden, maar Craig vindt dat niet nodig. Het hout moet voorzien zijn van een keurmerk, en zo zijn er meer regels die de lokale autoriteiten hem opleggen.
Het verhaald is gebaseerd is op een ware gebeurtenis en begint en eindigt in de rechtszaal.
“Ik heb mezelf nooit boven de wet willen stellen, en ik heb dat ook nooit gedaan. Tot vandaag”, aldus Craig.

Karin Wolfs schreef in haar bespreking van de film op de site van cinema.nl dat het belangrijkste thema van deze film niet ouderdom is, maar vrijheid en vertrouwen in eigen kunnen versus doorgeschoten 21ste eeuwse bureaucratie – iets waar we allemaal over mee kunnen praten. “Leeftijd is een abstractie. Geen dwangbuis,” zegt Craig. En zo zit het ook met de wet.

Still Mine is geschreven en geregisseerd door de Canadees Michael McGowan.
In de hoofdrollen: James Cromwell en Geneviève Bujold. De film oogstte zeven nominaties bij de Canadese Screen Awards 2013. Cromwell won de prijs voor beste acteur in een hoofdrol.
Duur film: 102 Minuten.
Still Mine is op 26 september 2013 in première gegaan in de Nederlandse bioscopen.

Weet wat je waard bent voordat een ander je als waardeloos beschouwt

Margreeth Kloppenburg doet onderzoek naar hoe professionals beroepsinteger leren handelen. Hieronder een advies van haar over hoe je kunt vermijden met je vakkennis opzij gezet te worden:

“Vier jaar terug was ik op een feestje waar een deel van de heren werkte binnen het bankwezen. De een nog belangrijker dan de ander. Het ging vooral over auto’s en wie waar op welke plek zat.

Het werd niet laat voor mij.

Fascinerender vond ik dat ik twee jaar later op het feestje van dezelfde mensen, opnieuw deze heren sprak. Het gesprek ging nu over hun afkoopsommen, vacatures en huwelijksleed.

Ik moet hieraan denken omdat het lijkt dat voor een aantal accountants eenzelfde teloorgang aan de orde is of kan gaan zijn. Teloorgang in termen van salarisval (vraag ook de notarissen maar eens naar hun ervaringen), ontslagen, verregaande verarming van het takenpakket door doorgeslagen kostenreducties en nog zo wat van die crisisgevolgen.

Wat mij verder opviel aan de heren was dat ze zo weinig bezorgd waren over hun toekomst. De meegekregen zak met geld zat hun eerder in de weg dan dat het hen verder hielp. Ze wisten eigenlijk niet goed wat ze met zichzelf aan moesten. Weg was de status, weg hun identiteit en bovenal de liefde bekoeld (dit zou natuurlijk als eerste genoemd horen te worden maar dat gebeurde niet).

Het effect leek nog het meest op een konijn gevangen in het licht. Ze waren, zo oogde het, verbijsterd over het aangedane onrecht dat zo ongenadig hard bij hen was neergekomen. Ze straalden vooral een grote passiviteit uit.

De term die zich hier opdringt, is die van Agyris waarbij hij spreekt over ‘overskilled incompetence’. Hiermee bedoelt hij, vrij vertaald, heel goed zijn in iets wat niet meer relevant is. Dus je beheerst je vak tot in je vingertoppen (nou ja, dat denk je), maar de wereld is verder gegaan en heeft geen behoefte meer aan jouw kennis. En daar sta je dan met je goede gedrag en je vakkennis langs de kant van de weg.

Hoe word je geen konijn?

Vrij naar managementgoeroe Stephen Covey kom ik tot een aantal vragen waarmee je kunt nagaan of je al over de datum heen bent:

Durf je eerlijk te zijn over je professionele ontwikkeling of vertel je jezelf sprookjes?
Heb je echt het beste met de ander (klant, teamlid, maatschappij) voor?
Heb je de capaciteiten van nu, ben je werkelijk relevant?
Boek je resultaten die er toe doen?

Of zoals Seth Godin in zijn zeer aan te raden boek Linchpin zegt: ‘Will they miss you?’ Dat zinnetje mag iedere professional met enig regelmaat boven zijn (scheer)spiegeltje hangen, wat mij betreft.

Los van de baan waar je nu in zit, of het bestaan dat je nu voor jezelf hebt ingericht, zou je jezelf kunnen aanwennen om met regelmaat dit soort lastige vragen aan jezelf te stellen, misschien met hulp uit je omgeving.

En voor degenen die nu al roepen: ‘Dat vind ik helemaal geen lastige vragen.’ Tja, voor hen is sowieso al enig werk aan de winkel.

Ga met enig regelmaat na of je bestaansrecht als professional nog voldoende is gewaarborgd. Verbreed juist nu je horizon. Zodat wanneer er een (verdere) shake-out plaatsvindt binnen de accountancygelederen jij niet de kop van Jut bent, de commotie laat voor wat het is en verder werkt aan je eigen verdiende plek binnen het professionele universum.

Weet wat je waard bent voordat een ander je als waardeloos beschouwt”.

Margreeth Kloppenburg: Word geen konijn, artikel op website van Accountant, 11 oktober 2013: https://www.accountant.nl

Margreeth Kloppenburg doet onderzoek als buitenpromovendus aan de Universiteit Eindhoven naar hoe professionals beroepsinteger leren handelen. Ze werkt bijna twintig jaar als adviseur met professionals en management aan professionalisering en schreef diverse boeken, waaronder Eerlijk scoren, de professionele balans tussen target en integriteit (2010).

Vragen bij het lerarenregister

Op 15 februari 2012 is de website van het Lerarenregister gelanceerd door Minister Van Bijsterveldt van Onderwijs.
Het is een register van, voor en door leraren in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Doel van het register is de beroepsgroep versterken en de kwaliteit van het onderwijs waarborgen. Het register is openbaar, net als dat van artsen, verpleegkunidgen, fysiotherapeuten en advocaten. Iedereen kan zien wie staat geregistreerd.

In zijn blog stelt leraar Ton van Haperen vragen bij het lerarenregister: Is dat register wel zo’n goed idee?
“Vanaf 2017 is er een lerarenregister. Dat lijkt na de presentatie van de lerarenagenda wel zeker. Maar hoe gaat dat dan werken? En is dat een goed idee?

Al een jaar of vijf lees ik over het register voor leraren. Elk toonaangevend beleidsplan noemt het. Het convenant leerkracht. Het onderwijsakkoord. De lerarenagenda. Kortom, de trein dendert door. Zonder tussenhaltes. Tot het eindstation. En de politiek verwacht er veel van. Een kwaliteitsimpuls. Zoals bij artsen en notarissen. Die hebben ook een register. En een hoger maatschappelijk aanzien. Goed plan dus. Maar hoe werkt dat dan, bij leraren?

In 2017 zijn wij geregistreerd. En dat register registreert eerst even. Om er in te komen. En dan gaat het los. Niet geregistreerd is einde bevoegdheid. Einde bevoegdheid is einde baan. En met die strengheid heb ik geen moeite. Prutsers die het niet opgebracht krijgen een diploma te halen, het houdt een keer op. Maar moet dat op deze manier? Is de kwaliteit van personeel niet de verantwoordelijkheid van de werkgever? Gecontroleerd door de inspectie? En daar komt dan dat beroepsregister dan bovenop? Dat lijkt me niet handig.

Een voorbeeld. Stel, ik krijg last van mijn leeftijd, ontwikkel een sterk anarchistisch verlangen, koop een motor en on the road besluit ik; voor mij geen register. Waarom zou ik ook? Op school werk ik met plezier. De resultaten en leerlingevaluaties zijn goed. Tijdens functioneringsgesprekken keuvel ik keurig het standaardformulier vol. Ik volhard in mijn recalcitrantie jegens dat register en kijk, daar is de consequentie. Mijn bevoegdheid gaat in rook op. En dan? Einde baan? Dat is toch gek? Ik heb diploma’s gehaald, ben goed in mijn werk en kan dat bewijzen. Zowel mijn schoolleider als mijn werkgever houden van me. Maar ze moeten me ontslaan. Welk onderwijsbestuur laat zich zo wegzetten?

En dan nog iets. Aan mijn weigering ligt ook een inhoudelijk motief ten grondslag. Want wat moet ik doen, voor de status registerdocent? Word ik daar een betere leraar van? Wie regelt dat? De onderwijscoöperatie. Voor en door leraren, lees ik op de website. Maar leraren, daar zijn er 200.000 van. Allemaal verschillend. Werkzaam in een sector die elke cohesie ontbeert. Dus welke leraren sturen die onderwijscoöperatie? Het antwoord; vijf belangengroepen. Vijf overlegtijgers dus. Dat belooft niet veel goeds. Het zou zo maar kunnen dat ik naast mijn wettelijk verplicht bekwaamheidsdossier, in te leveren bij de werkgever, ook nog eens een portfolio moet bijhouden, om daarin mijn ontwikkeling te expliciteren, voor de registerpunten. Dat is dan mooi twee keer diefstal van tijd. En van mij wordt niet meer gejat.

Vandaar mijn prangende vragen. Wat is precies de juridische status van het register? Wat moeten leraren doen om geregistreerd te blijven? Een snel antwoord zou fijn zijn. Want, mooi hoor, die vergelijking met artsen en notarissen. Maar hoeren krijgen ook een register. In die sector is namelijk het zicht op wat hoort, en wat niet, eeuwig lastig. De overheid, en dus niet de beroepsgroep, wil daar grip op krijgen. En als dat het grondmotief onder het lerarenregister is, doe ik niet mee en geef toe aan mijn anarchistisch verlangen”.

Vragen bij het lerarenregister, blog van Ton van Haperen, 5 oktober 2013: https://tonvanhaperen.com

Lerarenregister: www.registerleraar.nl (site bestaat niet meer. Zie Lerarenportfolio: https://www.lerarenportfolio.nl/)


U P D A T E

Minister ziet af van invoering verplicht lerarenregister, Algemeen Dagblad, 11 juni 2019: https://www.ad.nl

Status en aanzien van leerkrachten wereldwijd onderzocht

Wat voor status heeft de leraar wereldwijd? De nieuwe Global Teacher Status Index 2013 heeft onderzoek gedaan naar status en aanzien van de leraar in 21 landen en deze met elkaar vergeleken. Het is de eerste keer dat een dergelijk internationaal vergelijkend onderzoek naar de status van leraren heeft plaatsgevonden. De Index is gefinancierd door de Varkey GEMS Foundation die zich inzet voor het verbeteren van het onderwijsniveau voor kansarme kinderen.

Verantwoordelijk voor de Index zijn Peter Dolton, hoogleraar Economie aan de Universiteit van Sussex en Oscar Marcenaro-Gutierrez, buitengewoon hoogleraar aan de faculteit voor statistiek en econometrie van de Universiteit van Malaga. Via onderzoeksbureau Populus hebben zij burgers in verschillende landen ondervraagd om erachter te komen wat ze vonden van leraren en vervolgens het beroep van leraar vergeleken met andere beroepen. Vragen betroffen ook schooldirecteuren, inkomen en arbeidsvoorwaarden van leraren, het onderwijsstelsel in zijn geheel, de macht van onderwijsvakbonden. De resultaten werpen niet alleen een helder licht op de publieke opinie over het beroep van leraar, maar ook op de diversiteit van onderwijsculturen in de wereld.

De Nationale Onderwijsgids – online kennisplatform voor onderwijs(gerelateerde) onderwerpen – heeft een overzicht gemaakt van de resultaten van het onderzoek. Er blijken wereldwijd aanzienlijke verschillen in de status van leraren te zijn. In China genieten leraren het meeste respect, in Israël het minste. Wat Nederland betreft wordt het beroep van leraar, op Griekenland na, hoger gewaardeerd dan in enig ander Europees land waarin het onderzoek werd uitgevoerd. De status van de leraar is volgens de Europese landen het meest te vergelijken met die van maatschappelijk werker.

In Nederland weinig respect voor schoolhoofden

De Nationale Onderwijsgids meldt verder dat de enquête liet zien dat de respondenten in Nederland weinig respect hebben voor schoolhoofden vergeleken met andere landen – we stonden hiermee helemaal onderaan de index, net boven Brazilië.

Internationaal gezien blijkt het vertrouwen in de leraar voldoende tot goed. Het gemiddelde punt voor het vertrouwen dat men in leraren heeft, was een 6.3 en in geen enkel land gaf men minder dan een 5 (op een schaal van 10 mogelijke punten). In Finland en Brazilië heeft men het meeste vertrouwen in zijn leraren en het minste vertrouwen in leraren heeft men in Israël, Zuid-Korea, Egypte en Japan. Er blijkt geen statistisch verband te bestaan tussen hoe goed een onderwijssysteem scoort volgens de PISA-studie en hoeveel vertrouwen de bevolking in zijn leraren heeft.

Global Teacher Status Index 2013:  www.varkeyfoundation.org/media/2787/2013globalteacherstatusindex.pdf

Volgens nieuwe index is de status van leraren in Nederland een van de hoogste in Europa, op website Nationale Onderwijsgids, 3 oktober 2013: www.nationale onderwijsgids.nl

Status leerkrachten is vergelijkbaar met sociale werkers en meer over aanzien leerkrachten wereldwijd op blog X, Y of Einstein? 4 oktober 2013: http://xyofeinstein.wordpress.com

U P D A T E

The Global Report on the Status of Teachers 2021. Report of a survey conducted by Education International in 2020, Education International, 12 oktober 2021: www.ei-ie.org/en/item/25403:the-global-report-on-the-status-of-teachers-2021

Indiceren van zorg weer terug naar het CIZ

Staatssecretaris Martin van Rijn van Volksgezondheid heeft de Tweede Kamer te kennen gegeven dat hij het zogenaamde upcoden gaat aanpakken. Upcoden is het moedwillig te zwaar en dus te duur inschatten van zorg door instellingen. Door een cliënt een zwaarder zorgzwaartepakket te geven, ontvangt de instelling een hogere vergoeding.
Van Rijn wil het indiceren van zorgzwaartepakketten*) per 1 januari 2015, in het kader van de wet die de AWBZ gaat vervangen, volledig onderbrengen bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ). Dit betekent dat de gemandateerde indicatiestelling waarbij zorgaanbieders – professionele zorgverleners, zoals instellingen of bijvoorbeeld de huisarts zelf – indicaties mogen stellen, verdwijnt. Momenteel wordt van het totaal aan indicaties circa 50% in mandaat uitgevoerd.

Onderzoek naar aanleiding van televisieprogramma Brandpunt

Van Rijn had het CIZ gevraagd om een onderzoek naar aanleiding van een uitzending van het actualiteitenprogramma Brandpunt van 12 mei 2013 waarin een aantal AWBZ**) cliënten aan het woord kwam voor wie herindicatiebesluiten waren aangevraagd door hun zorgaanbieders die tot hogere of zwaardere zorg leidden. Dit zonder dat daarvoor – naar eigen zeggen – een directe noodzaak aanwezig was.
Het onderzoek van het CIZ betreft een representatieve steekproef uit de in mandaat afgegeven extramurale en intramurale indicatiebesluiten in de periode tussen 22 mei en 22 augustus 2013.

De uitkomsten van het onderzoek zijn als volgt: In 69% van de onderzochte indicatiebesluiten van de onderzochte gevallen is komen vast te staan dat door de zorgaanbieder een correct besluit is genomen. In 4% van de gevallen is vastgesteld dat de zorgaanbieder een lagere zorgzwaarte heeft geconstateerd dan door het CIZ werd vastgesteld. In 45 van de 202 onderzochte indicatiebesluiten (23%) is naar het oordeel van het CIZ sprake van upcoding. Tot slot was bij de overige 4% de mate van afwijking verwaarloosbaar.

Niet is onderzocht – en daarom niet vast komen te staan – of cliënten opzettelijk hoger zijn geïndiceerd met het oog op financieel voordeel. Daarom kan de in dit onderzoek geconstateerde upcoding niet gelijkgesteld worden aan fraude. De mogelijkheid van fraude kan ook niet uitgesloten worden.

Van Rijn kondigde nog vier andere maatregelen aan in zijn Kamerbrief naar aanleiding van het rapport:
1. Verhoging aantal controles
2. Meer diepgaande controles
3. Sancties bij upcoding
4. Onderzoek naar kostengevolgen van upcoding voor AWBZ

Redacteur Simon Broersma van Skipr schrijft in zijn artikel Kabinet haalt indicering bij zorgaanbieders weg:
“Het schrappen van gemandateerde indicatiestelling is opvallend. De werkwijze werd amper twee jaar geleden ingevoerd om een einde te maken aan onnodige bureaucratie rond de indicatiestelling. Bovendien zouden aanbieders dichter bij de cliënt staan dan het indicatieorgaan en daarmee beter in staat zijn de wensen en noden van de cliënt bij de indicatiestelling te betrekken.

Brancheorganisatie ActiZ voelt zich overvallen door het kabinetsvoornemen en is tegen het beëindigen van de gemandateerde indicatiestelling. “We zijn hier twee jaar geleden mee begonnen en vinden het geen goed plan om dit nu terug te draaien. Wij vinden dat het systeem waarbij instellingen indiceren en het CIZ dit controleert goed werkt. Ook voor de cliënt, omdat zij sneller door de molen gaan en de indicatie eerder gesteld kan worden”, zo stelt ActiZ”.


 *) Een zorgzwaartepakket (ZZP) is een volledig pakket van zorg dat aansluit op de kenmerken van de cliënt en het soort zorg dat de cliënt nodig heeft.

**) Langdurige zorg voor ouderen, chronisch zieken en gehandicapten wordt betaald uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Op die manier hoeft u geen hoge kosten te maken als u dure verpleging, verzorging of behandeling nodig heeft. Het kabinet is van plan om de AWBZ ingrijpend te hervormen.

Rapportage Onderzoek omvang upcoding gemandateerde indicatiestelling en aanbevelingen, CIZ, september 2013: https://beroepseer.nl

Kabinet haalt indicering bij zorgaanbieders weg, door Simon Broersma in Skipr, het crossmediaal communicatieplatform voor beslissers in de zorg, 2 oktober 2013: www.skipr.nl
Lees ook de reacties onder het artikel. Bijvoorbeeld van Peter Koopman:

“Indiceren volgt op diagnosticeren. Het diagnosticeren op het terrein van de individuele gezondheidszorg is qua deskundigheid toetsbaar. Immers voor verpleegkundigen,verpleegkundig specialisten, artsen en gezondheidzorgpsychologen bestaat tuchtrecht. Het is voor het indiceren door deze erkende deskundigen niet nodig om een extra bureaucratische procedure uit wantrouwen van stal te halen. Laat de inspectie (IGZ) met de gegevens over upgraden van het CIZ (in deze niet onpartijdig) door BIG-gekwalificeerden naar de tuchtrechter gaan. Anderen mogen naar mijn mening geen indicaties AWBZ afgeven; deze personen zijn ondeskundig! Dat geldt ook voor medewerkers van het CIZ!”

Tjark Reininga :
“Ik vrees dat het disfunctioneren van de controle door het CIZ op gestelde indicatie nu met het slechtst mogelijke middel wordt bestreden: de hele indicatiestelling overhevelen naar dat CIZ. Dat zal niet alleen de bureaucratie weer doen toenemen, maar vermoedelijk tevens uitlopen op veel meer conflicten en dus noodzakelijke heronderzoeken en contra-expertise. En het geld dat daarvoor nodig is, zal aan de directe zorg worden onttrokken. Maar het departement heeft weer een slag van de professionals gewonnen”.

Heemstra:
“Helaas een stap in de verkeerde richting: een controleslag buiten de sector erbij uit wantrouwen dat vakmensen hun werk niet goed doen. Een voorbeeld van waar de Nationale Ombudsman net voor waarschuwt: de overheid gaat toenemend op wantrouwen sturen. Dit verergert het proces van onderling wantrouwen en daarmee van pogingen de regels te ontduiken”.

Anoniem:
“Dus we gaan opnieuw al die discussie voeren met het CIZ? Niets zo moeilijk om een inschatting te maken van wat de dagelijkse zorg/hulpvraag betekent in uren en minuten. De ene dementerende is de andere niet. Dat lukt niet in een momentopname. Dus moet de zorgmedewerker uitgebreid gaan beschrijven wat de situatie is en daar gaan we weer! De zorgprofessional doet het werk en wordt tegelijk gefrustreerd door het resultaat. Aan alle kanten wordt er in het budget geknepen, maar de registratiedruk, de druk om aan allerlei bureaucratische kwaliteitscriteria en administratieve lasten alleen maar toenemen. Het een bijt het ander”.

Smeets:
‘Wij zijn met het mandaat instellen van ZZP’s zeer blij en heeft de beloofde verlaging van bureaucratie gegeven; maar ook cliënten sneller geholpen. Wij zijn nog nooit gecorrigeerd of gesanctioneerd en hebben iedere controle dus goed doorstaan. Ook wil ik melden dat wij, bij het constateren van een te hoog ZZP, dit laten aapassen via het zorgkantoor, niet via CIZ; eerlijk is eerlijk.
Waar zijn we gebleven met: “high trust , high penalty ” zoals dit werd onderstreept bij het invoeren van mandaat indicatiestellingen???”

Citotoetsen waren nooit bedoeld als wedstrijd tussen concurrerende scholen

Het publiceren van Cito-scores van basisscholen zoals RTL-Nieuws heeft gedaan op 14 september 2013, vindt Dick van der Wateren niet zo’n goed idee. RTL Nieuws heeft samen met professor Jaap Dronkers van de Universiteit van Maastricht een methode ontwikkeld om de eindtoetsscores van basisscholen te vergelijken. Iedere school kreeg een rapportcijfer. Op de site RTL Nieuws kun je de scores van de scholen vergelijken.
Openbaarmaking kan negatieve gevolgen hebben voor het onderwijs en dat is precies het tegendeel van wat staatssecretaris Dekker beoogde met het vrijgeven van de Cito-cijfers.

De Eindtoets basisonderwijs van Cito, meestal Citotoets genoemd, is een toets voor leerlingen in groep 8 van de basisschool. Scholen zijn niet verplicht deze eindtoets af te nemen. De Citotoets meet de kennis op het gebied van de Nederlandse taal, rekenen/wiskunde, studievaardigheden en wereldoriëntatie. Het onderdeel wereldoriëntatie is niet verplicht.
De uitslag van de Citotoets helpt bij het kiezen van een school voor voortgezet onderwijs.

Op de site van de Onderwijscoöperatie schreef Van de Wateren in zijn blog*) dat het openbaar maken van de resultaten van leerlingen op het eerste gezicht een verstandige beleidsmaatregel lijkt.
“De samenleving, de overheid, belastingbetalers en ouders hebben er recht op te weten welke scholen goed functioneren en welke niet. Het is echter de vraag of ranglijsten als die dit weekend door RTL en afgelopen jaren in Trouw en de Volkskrant zijn gepubliceerd, de juiste manier zijn. Het gaat hierbij om de schoolcijferlijsten van Jaap Dronkers.

Voor het boek Het Alternatief onder redactie van René Kneyber en Jelmer Evers, dat op 8 oktober op het Lerarencongres wordt gepresenteerd**), schreef ik het hoofdstuk ‘Zin en onzin van testen, vergelijken en afrekenen’. Daar ga ik, gedetailleerder dan ik hier kan, in op de vraag waarom scholenlijstjes onzin zijn en waarom methoden om de toegevoegde waarde van docenten en scholen te meten nog te onbetrouwbaar zijn om daarop beleid te baseren. Hier kort de belangrijkste punten.

Staatssecretaris Dekker verwacht veel (teveel) van de publicatie van de Cito-cijfers. Vaak horen we het argument dat toenmalig wethouder Asscher in Amsterdam daarmee de kwaliteit van Amsterdamse scholen vooruit geholpen heeft. Dat is nog maar de vraag. Het is opvallend dat in het koor van voorstanders van het publiceren van Cito- en examencijfers vooral de bestuurders en de managers het hardste zingen. De man en de vrouw in de klas worden daarbij geheel overstemd. Maar die zijn toch bij uitstek de deskundigen, die direct de gevolgen van scholenlijstjes in hun praktijk ervaren. Druk van boven om hogere cijfers te scoren, ‘teaching to the test’ en daardoor verschraling van het onderwijs, regelrechte fraude, het zijn maar een paar van die gevolgen. Dekker is duidelijk optimistischer dan wij juffen en meesters over die gevolgen.

Wat het allemaal nog erger maakt is dat de methoden om die scholencijfers te berekenen allesbehalve betrouwbaar zijn. Dat zeg niet ik, maar de statistische experts, die verantwoordelijk zijn voor de ontwikkeling van standaardtests en methoden om toegevoegde waarde van scholen en docenten te meten. Daniel Koretz is een daarvan en in zijn goed leesbare boek ‘Measuring Up’ legt hij de statistiek achter die methoden uit. Daaruit – en uit tal van publicaties door collega’s van Koretz – blijkt dat die methoden weliswaar statistisch geavanceerd zijn (en voor een gewoon mens niet te volgen) maar zeer tegenstrijdige resultaten kunnen opleveren. Het bepalen van de toegevoegde waarde van een docent blijkt sterk afhankelijk te zijn van het gebruikte model. 9% van de leraren, die door de ene methode als beste worden beoordeeld, worden door de andere, even redelijke methode tot de slechtste gerekend.

Wat voor docenten geldt, geldt ook voor scholen. Aan de berekening van de toegevoegde waarde van scholen door Dronkers liggen allerlei arbitraire keuzes ten grondslag. Statistisch is het allemaal piekfijn in orde, maar de keuze om de ene factor zwaarder te laten wegen dan de andere beïnvloedt de uitkomst. Voor mijn analyse van de schoolcijfers voor middelbare scholen, zoals die jaarlijks in De Volkskrant worden gepubliceerd, heb ik een aantal willekeurige scholen over een periode van zeven jaar gevolgd. Daaruit blijkt dat de cijfers vaak wild op en neer gaan, van een 3 (soms zelfs 2) naar een 6 en dan weer omlaag. Ook tussen de verschillende afdelingen van dezelfde school komen grote verschillen voor en waar de havo in een jaar van onvoldoende naar ruim voldoende kan springen, kan dat voor het vwo in hetzelfde jaar precies omgekeerd gaan. De kwaliteit van een school kan niet in één jaar tijd van heel slecht naar heel goed gaan en vervolgens weer omlaag. Daarbij moeten andere factoren en vooral het toeval een grote rol spelen.

Uiteindelijk, wanneer je alle factoren weglaat die niet direct met de kwaliteit van het onderwijs te maken hebben, blijken de verschillen tussen scholen heel klein te zijn. De Britse onderzoeker Dylan Wiliam (2012) durft zelfs de stelling aan dat er geen ‘goede’ of ‘slechte’ scholen zijn. Het succes van leerlingen hangt vooral af van de sociaal-economische achtergrond van de ouders. Cito (2013) zelf noemt publicatie van die ranglijsten onzin. De scores worden teveel bepaald door het toeval om een betrouwbare maat te zin voor de kwaliteit van een school. De Cito-toetsen zijn hier ook nooit voor bedoeld. Die zijn ontwikkeld als hulpmiddel voor scholen en docenten om de vorderingen van hun leerlingen bij te houden. Niet als wedstrijd tussen concurrerende scholen.

Scholenlijstjes publiceren is in de eerste plaats een poging van de overheid om greep te krijgen op de kwaliteit van het onderwijs, om te controleren wat niet te controleren is. Onderwijs is veel meer dan alleen scores op een eindtoets of cijfers voor het eindexamen. Beter zou zijn – en daarover schrijven we in Het Alternatief – de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit te leggen bij de onderwijsprofessionals zelf. Daarover zeg ik in ‘Het Alternatief’:

[Het is] van belang dat docenten eigenaar worden van de kwaliteitsbewaking in het onderwijs. Hierbij kan men denken aan: collegiale intervisie, feedback van ervaren docenten en schoolleiders, bijscholing, beoordeling van docenten door leerlingen, samenwerking binnen scholen en van scholen onderling, visitatie zoals bij universiteiten, een lerarenraad (naar het voorbeeld van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie en andere geregistreerde beroepen) en een ombudspersoon.

Zo komt de expertise van iedereen die bij het onderwijs betrokken is optimaal tot zijn recht en draagt bij aan verbetering van de kwaliteit ervan. Simpel testen, vergelijken en afrekenen leidt onherroepelijk tot rampen.

Dat is de boodschap die alle auteurs van Het Alternatief in verschillende bewoordingen brengen: “In plaats van te kijken naar resultaten moeten we gaan sturen op vakmanschap en vertrouwen.”

Bronnen

S. van Alphen en Jaap Dronkers, Trouw schoolprestaties 2010, 2011, 1-19. http://www.schoolcijferlijst.nl/RESULTATEN 2010.htm (Website bestaat niet meer)

Cito, 2013. ‘De onzin van rangordelijstjes op basis van de Citotoets’. Arnhem: Cito. www.cito.nl (Niet meer beschikbaar op site van Cito)

Daniel Koretz, 2008. Measuring Up: What Educational Testing Really Tells Us. Cambridge, MA: Harvard University Press, 353 pp.

Dick van der Wateren, 2013. Zin en onzin van testen, vergelijken en afrekenen. In: René Kneyber en Jelmer Evers, red. Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! Amsterdam. Uitg. Boom. Verschijnt 8 oktober 2013.

Dylan Wiliam, 2012. Are there “Good” schools and “Bad” schools? In: Adey P, Dillon J, eds. Bad Education – Debunking Myths in Education. Maidenhead, UK: Open University Press: 3–15.

*) Blog van Dick van der Wateren: RTL, Cito en de Dronkerslijstjes, 16 september 2013 op site van Onderwijscoöperatie: www.onderwijscooperatie.nl (Website is opgeheven).
Zie ‘Goede en slechte scholen: zin en onzin van testen, vergelijken en afrekenen’, door Dick van der Wateren, NIVOZ, 16 september 2013: https://nivoz.nl

**) Op 8 oktober 2013, tijdens het Lerarencongres van de Onderwijscoöperatie in Ede, is de presentatie van het boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs, onder redactie van René Kneyber en Jelmer Evers. Zie: https://beroepseer.nl/het-alternatief/