Skip to main content

Redactie Beroepseer

Steeds grotere drang naar intrinsieke gelijkheid voor iedereen binnen de organisatie

Pim de Morree en Joost Minnaar zijn dertigers. Ze zegden begin 2016 hun goedbetaalde baan op uit onvrede over gebrek aan autonomie en de hiërarchische en gefragmenteerde bedrijfsstructuren die hen beletten zich volledig uit te leven op hun werk. Als ‘Corporate rebels’ reizen zij nu de wereld rond, op zoek naar innovatieve organisatievormen die zich richten op werkgeluk en werknemersbetrokkenheid.
In het Financieele Dagblad van 25 juni 2016 beschrijven ze hoe ze op hun zoektocht bij verschillende organisaties hebben gezien hoe het beter kan.
“Betrokken werknemers eisen een hoge mate van vrijheid en autonomie. Zij willen de controle om zelf te bepalen waar en hoe zij werken. Daarnaast willen ze de vrijheid om zelf vergaande beslissingen te nemen over hoe ze hun werk uitvoeren. Gemotiveerde werknemers kiezen zelf hun werktijden, werkplek en werkhouding. Zij weten namelijk prima wat ze nodig hebben om de gevraagde taak of opdracht tot een succes te maken. De tijd lijkt rijp voor radicale veranderingen en meerdere pioniers die wij bezoeken in binnen- en buitenland hebben de sleutel tot succes al gevonden.

De bevrijding

‘Statussymbolen en privileges weghalen, is één van de makkelijkste en krachtigste manieren om de bevrijding van een organisatie te kickstarten’. Dit is wat Isaac Getz, professor Leadership and Innovation Management aan de Parijse Buesiness School ESCP Europe en coauteur van Freedom Inc. ons laatst vertelde toen wij hem in Parijs bezochten. Volgens Getz creëren verschillen in privileges (denk aan chique kantoren en gereserveerde parkeerplaatsen) een kloof tussen de leiding en het personeel. ‘De leiding scheidt zich zo af van de werknemers die het echte werk doen. Dat leidt uiteindelijk vaak tot managers die het zicht op de realiteit verliezen’.

Meer vrijheid en autonomie voor medewerkers leidt tot een hogere productiviteit, meer winst en lagere kosten. Dit blijkt ook uit een vergelijkend onderzoek tussen twee Mexicaanse fabrieken die voor Nike T-shirts fabriceren. De onderzoekers ontdekten dat er een sterk verband is tussen de mate van autonomie en het succes van de fabriek.

In Fabriek A hadden de medewerkers veel autonomie. Ze mochten zelf bepalen of ze overuren maakten en beslisten mee over productiedoelen en de planning van die productie. Ook speelden zij een actieve rol bij het formeren van teams die bepalen hoe, waar en wanneer te werken. In Fabriek B werd het personeel geregeerd door strikte regels en processen. In deze fabriek hadden medewerkers niks te zeggen over productiebeslissingen, laat staan over andere aspecten van het werk binnen de fabriek. Zij moesten gewoon alle regels volgen die bepalen hoe, waar en wanneer te werken. Daarbij werden ze ook nog eens strikt gecontroleerd. Het resultaat? In fabriek B produceerden tien medewerkers 800 shirts per dag tegen een kostprijs van 18 dollarcent. Fabriek A daarentegen presteerde stukken beter. Hier produceerden de zes medewerkers maar liefst 900 shirt’s tegen een kostprijs van 11 dollarcent.

Intrinsieke gelijkheid

Niet alleen in Nederland hebben werknemers een steeds grotere drang naar vrijheid, ook in een land als Frankrijk lijkt een revolutie aanstaande. Isaac Getz vertelde ons dat hij momenteel grote Franse multinationals adviseert om als eerste intrinsieke gelijkheid te creëren voor iedereen binnen de organisatie. Iedereen moet dezelfde rechten en privileges krijgen — van de schoonmaker tot de hoogste baas, aldus Getz. Dit moet leiden tot meer vrijheid, autonomie en vertrouwen en zo tot meer initiatieven en meer betrokken werknemers”.

Lees het hele verhaal van Joost Minnaar en Pim de Morree, waarin zij ook de schaduwkanten van meer autonomie en vrijheid in het bedrijf belichten. Meer autonomie betekent ook dat medewerkers meer verantwoordelijkheid dragen en dat kan of wil niet iedereen. Zo is na het invoeren van vergaande autonomie bij de Noord-Hollandse gemeente Hollands Kroon 10% tot 15% van de ambtenaren opgestapt. Zij wilden een duidelijke structuur en zekerheden en die waren er bij Hollands Kroon niet meer:
De schoonmaker heeft dezelfde rechten als de directeur, Financieele Dagblad, 25 juni 2016: http://fd.nl

Zie ook: Tegen vastgeroeste bedrijfsstructuren aanschoppen, Lien van der Ley, FD, 20 mei 2016: http://fd.nl

Corporate rebels: www.corporate-rebels.com/

De jeugd-GGZ dreigt te desintegreren. Hoe voorkomen we dat?

In een ingezonden brief in de Veenendaalse Krant geeft Machteld van Zijp commentaar op een bericht in de krant van 2 juni 2016 over hoe trots de gemeente van Veenendaal is dat ze 4,5 miljoen euro hebben overgehouden van de ontvangen Wmo-gelden. Ze is boos, machteloos, teleurgesteld en verdrietig tegelijk schrijft ze, temeer daar de gemeente overweegt het overgebleven zorggeld te besteden aan andere zaken zoals “pimpen van het winkelcentrum en gratis parkeren”.

Van Zijp is moeder van een een zoon met drie psychiatrische stoornissen en schrijft wat zij sinds de invoering van de nieuwe Wmo-wet per januari 2015 heeft meegemaakt. Het is een triest verhaal. Het gezin Van Zijp heeft een extra hindernis te verduren, moet alleen srtrijden voor het welzijn van hun kind, maar ook voor hun eigen welzijn. Gemeenten doen te weinig, gezinnen ontberen noodzakelijke zorg. Wmo-loketten laten overbelaste mantelzorgers in de kou staan en schrappen louter op financiële gronden. Volgens Van Zijp creëren gemeenten een steeds groter maatschappelijk probleem: “Met als resultaat dat mensen met een baan ook steeds vaker bij hun werkgever in de problemen komen omdat ze zo vaak moeten verzuimen. Met steeds vaker ontslag als gevolg, omdat zij vanwege hun privésituatie te regelmatig zorgverlof hebben moeten nemen”.

Een geweldig plan

Jeugdpsychiater Menno Oosterhoff vraagt zich in zijn blog op Medisch Contact van 22 juni 2016 af waar ze gebleven zijn, al die mensen die de transitie van alle jeugdhulp naar de gemeente zo’n geweldig plan vonden? En die transitie was nog maar het begin. Daarna zou de transformatie komen. Het lelijke eendje zou zich tot een prachtige zwaan ontwikkelen: “Dat de jeugd-ggz behoorde tot de beste van de wereld werd voor het gemak even vergeten. ‘Er zijn soms wel zeven hulpverleners bij een kind betrokken’, werd er geroepen. ‘Dat zal na de transitie tot het verleden behoren.’

Ik moet toegeven: díe belofte is uitgekomen. Daar is namelijk helemaal geen geld meer voor. Want om een kind nu nog één hulpverlener te geven zijn er zeven boekhouders nodig. De transitie heeft ons in het Walhalla van de bureaucratie gebracht. 18 miljoen extra voor de administratie in 2016.
Er was overigens bij het merendeel van de kinderen helemaal geen sprake van meerdere hulpverleners in een gezin. Er werd wel meer geroepen om de transitie erdoor te duwen. Allemaal gestoeld op niks, zonder één praktijkproef.

Van de tweede naar de dertiende plaats

We hebben het uitentreuren geroepen. ‘Dit kan zo niet. Er is geen land ter wereld waar ze gezondheidszorg voor kinderen met een psychische aandoening inrichten als een gemeentelijke voorziening. De privacy is niet goed geregeld, dit wordt een bureaucratisch moeras, er ontstaat postcodegeneeskunde, de kwaliteit zal achteruit lopen, de toegang naar de specialistische hulp is niet gegarandeerd.’ Het werd allemaal weggewuifd. Het was allemaal stemmingmakerij. We preekten voor eigen parochie. Wij waren immers degenen die normale problemen medicaliseerden. Er was een veel beter alternatief dan al die medische zorg. Ontzorgen en normaliseren. Gewoon het gezin in eigen kracht zetten in de wijk en de jongere naar de voetbalclub.

Ook heel veel ouders zagen de bui al hangen. Keukentafelgesprekken waarin je moet bepleiten dat je kind de noodzakelijke zorg krijgt. Waarin met een iPhone foto’s gemaakt worden van de brieven over je kind. Oplopende wachtlijsten, instellingen die dreigen om te vallen, toename van het aantal crisisplaatsingen, omdat er te lang op goede hulp moet worden gewacht. En een daling voor Nederland van de tweede plaats op de KidsRights Index naar de dertiende plaats.

Een jeugd-ggz die dreigt te desintegreren. En nu al een roep om meer centrale aansturing. Nog geen anderhalf jaar na de decentralisatie. Maar centraal aansturen kan dus nu niet meer”.

Oosterhoff zou het liefst de transitie terugdraaien. In een reactie op zijn blog schrijft huisarts Rovers uit Dordrecht dat het tij het best gekeerd kan worden binnen de kaders van de nieuwe regelingen.

Uit een enquête van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onder 42 jeugdhulpregio’s blijkt dat gemeenten kampen met grote tekorten op jeugdhulp. In mei bleek nog dat gemeenten zo’n 310 miljoen euro overhielden op de Wmo. Op het gehele sociale domein, inclusief Wmo en jeugdhulp kijken gemeenten evenwel aan tegen een tekort van 150 miljoen.
De regio’s maken zich het meest zorgen over de tijdsdruk en de financiële druk die speelt bij de totstandkoming van de transformatie van de jeugdzorg. Daardoor moeten nog veel dingen ad hoc gebeuren. Onder de druk van de transitie zijn de beleidsvisies, inkoop en administratie niet op elkaar afgestemd. Gemeenten denken er nog zeker een paar jaar voor nodig te hebben om alles soepel te laten verlopen.

Lees de hele blog van Menno Oosterhoff: Eén kind en zeven boekhouders, Medisch Contact, 22 juni 2016: www.medischcontact.nl
Deze blog is ook als podcast te beluisteren.

Ingezonden brief: Dit kan zo niet langer!, Veenendaalse Krant, 22 juni 2016: http://veenendaalsekrant.nl (Veenendaalse krant is opgeheven). De brief van Machteld van Zijp is te lezen op site Mantelzorgelijk: Open brief van een boze mantelzorger, 1 juli 2016: https://mantelzorgelijk.nl/gelezen-open-brief-van-een-boze-mantelzorger/

Gemeenten verwachten tekort jeugdhulpbudget, Skipr, , 23 juni 2016: www.skipr.nl

VNG constateert tekorten op jeugdhulp, Zorgvisie, 23 juni 2016: www.zorgvisie.nl

Moet er een leerrechtambtenaar komen in plaats van een leerplichtambtenaar? Discussieer mee

omslag welk kind heeft recht op onderwijsLeerrecht en leerplicht, het is een onderwerp dat op dit moment veel aandacht krijgt. Er wordt vooral gediscussieerd over de vraag of er een leerrechtambtenaar moet komen in plaats van een leerplichtambtenaar.
Filosoof Marieke Hopman deed onderzoek naar de betekenis van recht op onderwijs voor kinderen in Nederland, specifiek gericht op thuisonderwijs, thuiszitters en Roma-kinderen. Haar rapport – (W)elk kind heeft recht op onderwijs? – is onderdeel van een lopend promotieonderzoek naar de rechten van kinderen. De publicatie daarvan wordt verwacht in 2019.

Op 17 maart 2016, de Dag van de leerplicht, sprak prof. mr. Pieter Huisman de derde Schimmelpenninck-lezing uit, getiteld: Leerplicht in het kader van het leerrecht. Huisman hield in zijn lezing een pleidooi voor een stevige herziening van de Leerplichtwet zodat het leerrecht en de functie van de leerplichtambtenaar, of misschien wel leerrechtambtenaar, duidelijke kaders krijgt die houvast bieden bij het beschermen van het recht op onderwijs en ontwikkeling. De landelijke brancheorganisatie voor leerplicht en voortijdige schoolverlaters Ingrado organiseert de Schimmelpenninck- lezing eens in de twee jaar. Doel is actief bijdragen aan bescherming van het recht op onderwijs.
Naar aanleiding van Hopmans rapport stelde de Tweede Kamer in mei 2015 vragen aan staatssecretaris van Onderwijs Sander Dekker. Op verzoek van de Tweede Kamer voert prof. Huisman deze zomer een nadere verkenning uit. Gebleken is dat 16.000 kinderen geen onderwijs krijgen waardoor ook het sociale aspect van onderwijs volledig ontbreekt voor deze kinderen.

Oproep van Hopman om mee te discussiëren

Marieke Hopman doet een oproep op haar website Kinderrechtenonderzoek mee te discussieren over het onderwerp. In (W)elk kind heeft recht op onderwijs? doet zij een aantal aanbevelingen. Een daarvan betreft de aanstelling in elke gemeente van een leerrechtambtenaar: “Momenteel heeft elke gemeente een ‘leerplichtambtenaar’, mijn voorstel is om deze ambtenaar een andere functie, met een andere focus te geven.
Momenteel is onder de huidige leerplichtwet de opdracht van de leerplichtambtenaar met name gericht op het zorgen dat ouders hun kinderen naar school sturen. Deze opdracht stamt nog uit het begin van de vorige eeuw, toen het nog gebruikelijk was dat kinderen werkten om het gezin van inkomen te voorzien, met name fabriekswerk.

Uit mijn onderzoek blijkt dat er momenteel een centraal punt ontbreekt waar kinderen, ouders en professionals naartoe kunnen zodra de verschillende beslissers geen antwoord kunnen vinden op de vraag: wat is het beste (passende) onderwijs voor dit kind? In de praktijk zie je nu dat het met name in deze situatie is, dat een kind thuis komt te zitten.

Op het moment dat er iets misloopt kunnen scholen, ouders en/of leerlingen zich melden bij de leerrechtambtenaar. Deze gaat dan op zoek naar een oplossing, in overleg met de betrokken partijen. Hij zal in veel gevallen ook advies bij professionals moeten inwinnen, zoals bijvoorbeeld van een arts (jeugdarts, pedagoog, psycholoog), het samenwerkingsverband, de onderwijsconsulent, de onderwijsinspectie en/of jeugdzorg – afhankelijk van de situatie”.

Hopman heeft een schets gemaakt van haar voorstel. Ze hoort heel graag hoe jullie hierover denken!” Ga naar De leerrechtambtenaar: concrete uitwerking, 19 juni 2016: http://kinderrechtenonderzoek.nl (Website is opgeheven)

(W)elk kind heeft recht op onderwijs? Een onderzoek naar de betekenis van recht op onderwijs voor kinderen in Nederland, specifiek gericht op thuisonderwijs, thuiszitters en Roma-kinderen, door Marieke Hopman, mei 2016: www.defenceforchildren.nl

Discussie leerrechtambtenaar, Ingrado, 21 juni 2016: http://www.ingrado.nl (Item niet meer beschikbaar op deze site)

VPHuisartsen in cassatie bij Hoge Raad voor LSP-zaak

VPHuisartsen heeft 8 mei 2016 een cassatieberoep ingesteld bij de Hoge Raad inzake het Landelijk Schakelpunt (LSP). In de eerdere rechtszaak bij de rechtbank Midden-Nederland en in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de rechtmatigheid van het LSP tegen de Vereniging van zorgaanbieders voor zorgcommunicatie (VZVZ), werd VPHuisartsen in het ongelijk gesteld.

Daarmee leek voor de Vereniging van Praktijkhouders de kous af, ondanks het feit dat er een aantal principiële rechtsvragen onbeantwoord bleven. Maar de bescherming van het beroepsgeheim, de privacy van patiënten en daarmee de vraag naar de rechtmatigheid van het LSP blijft voor VPHuisartsen vanuit principiële en professionele redenen de drijfveer voor de gang naar de Hoge Raad.

Mede op aandringen van VPH-leden en enkele maatschappelijke organisaties zoals Privacy First heeft de projectgroep Pro Bono Connect van het Nederlands Juristen Comité van de Mensenrechten, de mogelijkheid van cassatie onderzocht. Pro Bono Connect is een organisatie van advocaten die vrijwillig en onbetaald hun expertise inzetten bij mensenrechtenvraagstukken, ten dienste van maatschappelijke organisaties. Aangezien de rechtsvragen een publiek belang dienen, heeft mr. Thijs van Aerde van Houthoff Buruma het cassatieberoep op zich genomen.

Ontvankelijkheid

Na de beoordeling van de ontvankelijkheid van VPHuisartsen, vergt de procesgang naar verwachting anderhalf jaar voordat de Hoge Raad tot uitspraak komt.

VPHuisartsen is als beroepsorganisatie in 2009 opgericht mede vanuit onvrede over de gevolgen van de geplande invoering van het LSP – de infrastructuur voor uitwisseling van vertrouwelijke medische patiëntgegevens – ten aanzien van de privacy van patiënten en het medisch beroepsgeheim van artsen.

VP Huisartsen: www.vphuisartsen.nl

Lees ook: Verlies privacy bij zorgdatacommunicatie gaat Philips niet snel genoeg, door W.J. Jongejan, Zorg-ICT-Zorgen, 11 juni 2016: www.zorgictzorgen.nl
Philips-topman(CEO) Frans van Houten zei op 6 februari 2015 tijdens een Bilderberg-conferentie: “In 2033 staan miljarden apparaten permanent met elkaar in verbinding. Personalisatie, bijvoorbeeld met behulp van 3D printers, zijn gemeengoed. Dataverbindingen zijn gratis, data is het nieuwe zwarte goud en voor privacy moet je betalen”

Omvang gaat ten koste van diepgang. Blog over het veranderproces bij de politie

“Een zittend gat, verzint altijd wel wat”. Wouter Landman, adviseur bij het Amersfoortse organisatiebureau Twynstra Gudde zou willen dat hij deze uitspraak had bedacht. Deze is afkomstig van Bennie Beuvink, sinds 2009 politiecoach in district Twente; daarvoor was hij meer dan dertig jaar wijkagent*).

Landman in zijn blog: “Het is een uitspraak die in mijn ogen van toepassing is op het veranderproces bij de politie. De werkelijkheid die erachter schuilgaat, zorgt er mede voor dat de omvang van het veranderproces bij de politie vrijwel voortdurend in omvang toeneemt. Dit gaat ten koste van de diepgang van het veranderproces, terwijl diepgang juist nodig is om de boel echt in beweging te zetten. Zeker waar het gaat om veranderingen die het meest taai zijn, zoals vernieuwing in de manier van (samen)werken binnen politieteams.

De veranderdrukte komt vooral vanuit de binnenwereld

Er zijn binnen de politie veel, heel veel, mensen die veranderambities bedenken en uitwerken in onder andere doelstellingen, beschrijvingen van gewenste situaties en globale veranderplannen. Dit grote aantal veranderdenkers is onder andere het gevolg van de stevig opgetuigde beleidsdirecties van de politie. Dit is echter niet het enige. Ook de personele reorganisatie die op het niveau van leidinggevenden heeft plaatsgevonden speelt naar mijn idee een rol. Er zijn op landelijk en eenheidsniveau nogal wat voormalig leidinggevenden die verantwoordelijk zijn voor projecten, programma’s, experimenten en ga zo maar door. Een deel van deze personen veroorzaakt een voortdurende stortvloed van gewenste veranderingen. Ik vind het dan ook misleidend dat sommige politieleiders, ondersteuners en omstanders de opvatting uiten dat de veranderdrukte binnen de politie vooral door de omgeving wordt veroorzaakt. Ik begrijp deze opvatting vanuit strategisch oogpunt, maar ik vind het zorgelijk als men er zelf in gelooft. Dat zou namelijk het idee kunnen geven dat je er zelf niet veel aan kunt doen. Dat is jammer, omdat het onterecht is.

Optimalisatie op delen leidt tot onmogelijkheid in het geheel

Iedere projectleider of programmamanager is geneigd om de wereld om zich heen te benaderen vanuit het belang van de eigen opdracht. Er wordt geoptimaliseerd vanuit een specifiek thema en vaak ontdekt men gedurende het proces dat een goede inbedding van het thema ook nog allerlei aanvullende producten en activiteiten vraagt die van tevoren niet waren bedacht. En tsja, als we toch eenmaal bezig zijn. Dit mechanisme is begrijpelijk en in een zeker opzicht ook heel mooi. Het is namelijk een uiting van mensen die hun opdracht serieus nemen. Het bezwaar is alleen dat het niet werkt. Wat op landelijk niveau en eenheidsniveau is gefragmenteerd in allerlei deelonderwerpen – briefing en debriefing, operationeel leiderschap, dienstverlening, voertuigen, et cetera – hangt in de praktijk van het politiewerk met elkaar samen en komt in een operationeel team ook allemaal bij elkaar. Hierbij speelt mee dat een veranderidee dat op papier klein en overzichtelijk lijkt, in de praktijk van een operationeel team heel wat voeten in de aarde heeft, omdat het bijvoorbeeld consequenties heeft voor de planning van capaciteit, werkprocessen en procedures. En oh ja, er is eigenlijk ook een andere cultuur voor nodig. Het is allemaal gemakkelijk opgeschreven, maar er is vrijwel niemand die vanuit het perspectief van de geleefde werkelijkheid of huidige situatie (de ‘ist’) de zo noodzakelijke gewetensvraag stelt: kan het eigenlijk wel?

Omvang gaat ten koste van diepgang

Het veranderproces van de politie wordt door bovengenoemde mechanismen alsmaar groter en complexer. Op het niveau van operationele teams wordt men overladen met allerlei veranderingen die van anderen moeten. Het activeert een veranderaanpak van alles half doen. Dat leidt tot weinig effect in de geleefde werkelijkheid. Uit een recent onderzoek van het interuniversitaire kenniscentrum op het gebied van veranderkunde – het Sioo – komt dit in meer algemene zin naar voren. De neiging om verandertrajecten steeds groter en complexer te maken, draagt bij aan het falen van verandertrajecten. De omvang van het veranderproces binnen de politie gaat ten koste van de diepgang van het veranderproces. Dit is jammer, omdat diepgang en een lange adem nodig zijn om de boel in een team – en daarmee ook in een sector en eenheid – echt in beweging te zetten en tot effect in de geleefde werkelijkheid te komen. Daarnaast zorgt de omvang van het veranderproces in combinatie met tegenvallende effecten van het veranderproces ervoor dat het de betrokkenen veel energie kost en weinig energie oplevert. In de afgelopen maanden heb ik diverse sessies gehad met teamchefs en operationeel experts. Een deel van hen zit er simpelweg uitgeblust bij. Dit is zowel gevolg als oorzaak van het moeizame veranderproces. Men zit erin gevangen.

Lees de hele blog van Wouter Landman, Een zittend gat, verzint altijd wel wat, Twynstra Gudde, 10 juni 20126: http://spelenmetweerbarstigheid.twynstragudde.nl (Website is opgeheven). Zie: Een zittend gat verzint altijd wel wat, Bureau Landman: https://bureaulandman.nl/2020/07/05/zittend-gat-verzint-altijd-wel-wat/

NOOT
*) Bennie Beuvink is voortrekker van Stichting Beroepseer. In 2015 verscheen van zijn hand, in samenwerking met Monique Scholten, Bert Breevoord en Wander Rooijackers, het boek De kracht van de wijkagent (uitgeverij Reed Business Education).

Waarom de kleinschalige mbo-scholen er in Rotterdam uiteindelijk toch niet kwamen. Een reconstructie

Van eind 2012 tot juni 2015 werkten het Rotterdamse Albeda College en het ROC Zadkine aan de verwezenlijking van zelfstandige mbo-scholen. Iedereen wilde ze: goede, kleinschalige mbo-scholen in Rotterdam. De grote instellingen Zadkine en Albeda zouden zichzelf opheffen om meerdere zelfstandige colleges te vormen. Maar het kwam er niet van. Hoe kwam dat?
Ronald Buitelaar en Melissa van Amerongen zochten het uit. In een reconstructie op de site van Vers Beton – voor de harddenkende Rotterdammer – schetsen zij hoe enthousiasme in tweeëneenhalf jaar omsloeg in een grote teleurstelling.

Het zou “een Rotterdamse oplossing voor een Rotterdams probleem zijn”. Dat stond het bestuur van Zadkine en Albeda voor ogen. Maar het gebeurde niet. Het blijkt dat de ondernemingsraad van het Albeda, het personeel dus, onverwacht een monsterverbond sloot met de Minister van Onderwijs en “de pin trok uit de door de minister geleverde granaat”.

Maar waarom werkte Den Haag zo tegen? Waarom was de ondernemingsraad zo tegen de veranderingen? En wat betekent dit nu voor het beroepsonderwijs in Rotterdam?

Lees de reconstructie die alle feiten op een rij zet en precies beschrijft wat er is gebeurd. Getoond wordt hoe politiek het onderwijs in wezen is. Analyse: Waarom de kleinschalige mbo-scholen er in Rotterdam uiteindelijk toch niet kwamen, Vers beton, 9 juni 2016: https://versbeton.nl

Ronald Buitelaar is onderwijsjournalist/blogger. Hij ontving in 2014 de Nationale prijs voor de onderwijsjournalistiek.
Melissa van Amerongen, socioloog en wetenschapsfilosoof, is redacteur wetenschap & onderwijs van Vers beton, het online tijdschrift voor de harddenkende Rotterdammer.

reconstructie mbo scholen rotterdam buitelaar van amerongen

De tien principes van vrije meningsuiting. Over het nieuwe boek van Timothy Garton Ash: ‘Free speech’

Vrijheid is waardeloos als die niet wordt geleefd, Hoe belangrijk rechten ook zijn in een constitutionele democratie, ze kwijnen weg als we van die rechten geen gebruik maken. Van John Miltons polemiek tegen de Presbyteriaanse pogingen de calvinistische censuur op te leggen aan het Engeland van de jaren 1640, via John Stuart Mills opstand tegen het conformisme van het Victoriaanse tijdperk, tot Salman Rushdie’s argumenten tegen de islamisten, de drang vrijheid te verdedigen en te verspreiden is voortgekomen uit de bedreiging van haar vijanden.
Dit citaat tekent de kern van het nieuwe boek van Timothy Garton Ash, Free speech: Ten principles for a connected world dat gaat over vrijheid van meningsuiting, het vrij kunnen verspreiden van ideeën in een snel veranderende wereld en over het handhaven van vrijheid van meningsuiting.

Vlak voor de verschijning van het boek in mei 2016 schreef Ash een artikel in het Britse dagblad The Guardian: “Waar je ook kijkt, overal staat de vrijheid van meningsuiting onder druk”. Je hoort hem zuchten als hij een aantal namen opnoemt van journalisten wier mond is gesnoerd. Een spoorloos verdwenen journalist op een vliegveld in China. Een in Egypte dood aangetroffen Italiaanse student die bezig was met onderzoek. Hij blijkt gemarteld. De twee in Turkije tot vijf jaar gevangenisstraf veroordeelde vooraanstaande journalisten vanwege het publiceren van een artikel over clandestiene levering van Turkse wapens aan Syrië. Hun collega´s worden veroordeeld tot twee jaar gevangenisstraf voor het herdrukken van cartoons van Charlie Hebdo.

Sinds 2014 zijn er 1845 rechtszaken tegen mensen aangespannen die de snel aangebrande Recep Tayyip Erdogan beledigd zouden hebben. In Polen verdwijnen bekende journalisten van het scherm van publieke televisiezenders. Ze worden vervangen door presentatoren die Polens regerende conservatieve partij Wet en Rechtvaardigheid (PiS) steunen.
Zelfs in Engeland brengt de interpretatie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken van nieuwe terrorismebestrijdigswetten de vrijheid van meningsuiting op universiteiten in gevaar. Er dreigt ook reëel gevaar voor de onafhankelijkheid van de BBC, vooral als de regering bijna het halve bestuur wil gaan benoemen zoals het wetsvoorstel luidt: “Voor mij is deze wereldwijde terugval van de vrije meningsuiting bijzonder triest”, schrijft Ash: “Ongeveer tien jaar geleden ben ik begonnen aan een boek over vrijheid van meningsuiting en de afgelopen vijf jaar heb ik leiding gegeven aan een website, met basis op de universiteit van Oxford, die gewijd is aan het analyseren van de vrijheid van meningsuiting in de hele wereld. Ik ken sommige mensen die nu vervolgd worden persoonlijk en op de meeste plaatsen wordt het alleen maar erger. Een, kleine, maar veelzeggende indicator daarvoor is dat mensen die een bijdrage leveren aan de website dat nu onder pseudoniem doen”.

De tien principes van een ‘connected wereld’

De Britse Timothy Garton Ash (1955) is hoogleraar Europese geschiedenis aan de universiteit van Oxford. Van 2001 – 2006 was hij daar directeur van het European Studies Centre. Hij heeft negen boeken geschreven, vooral over de eigentijdse geschiedenis. In 1997 verscheen van hem The file: a personal history, waarin hij schrijft over hoe hij een dik dossier over zichzelf vond in de archieven van de Stasi, de beruchte Oost-Duitse binnenlandse veiligheidsdienst. Het dossier beschreef tot in detail de jaren waarin Ash in zowel in Oost- als West-Berlijn had gewoond in een periode voor de val van de Muur. Sinds 2010 leidt Ash het Dahrendorf programme for the study of freedom aan het St Antony’s College in Oxford. De door Ash opgerichte experimentele website – Free speech debate – is een onderzoeksproject en maakt deel uit van het Dahrendorf-programma. Free speech debate is een interactief forum met interviews, essays, analyses en commentaren en is er in dertien talen. Naast Engels, Frans en Duits ook in het Arabisch, Russisch, Chinees of Turks.

In Free speech: Ten principles for a connected world, legt Ash aan de hand van tien principes uit hoe wij op een beschaafde manier kunnen leven in een diverse, ‘connected wereld’. Zo’n connected wereld noemt hij een cosmopolis, waarin een combinatie van diversiteit en vrijheid moet leiden tot meer vrijheid van meningsuiting.
De tien principes zijn: de vrijheid om informatie en ideeën “te zoeken en te verspreiden”; het mijden van gewelddadige intimidatie; geen taboes opwerpen tegen welke vorm van kennis dan ook; garanderen dat de media niet gecensureerd worden en betrouwbaar en divers zijn; het uiten van diverse standpunten “op een stevige en beschaafde” manier; het respecteren van de vrijheid van gelovigen, niet noodzakelijk wat zij geloven; het verdedigen van de privacy behalve als openbaarmaking geacht wordt in het algemeen belang te zijn; het trotseren van door de staat bepaalde grenzen van vrijheid op informatie vanwege veiligheidsoverwegingen; het internet verdedigen tegen publieke of private inperking; leren moedig te zijn ten overstaan van bedreigingen vanwege het uiten van omstreden ideeën.

Een omgeving van de grootst mogelijke vrijheid

Op 6 juni 2016 werd Ash geïnterviewd door Isaac Chotiner voor het Amerikaanse internettijdschrift Slate. Hij heeft het daarin over de zich verspreidende gewoonte zich “beledigd te voelen” die leidt tot een verbod op uitingen die iemand beschouwt als een “bedreiging” of die iemand berooft van zijn of haar safe space, een “veilige ruimte”1): Onderwerpen worden aan banden gelegd of tot verboden terrein verklaard omdat ze beledigend voor iemand zouden kunnen zijn. Dit is begonnen op Amerikaanse universiteiten, maar breidt zich uit naar andere domeinen, ook in Europa. In Nederland is een voorbeeld de Zwarte Piet-discussie.
In Oxford is er campagne gevoerd tegen het standbeeld van Cecil Rhodes onder de leuze Rhodes moet neer. Rhodes was de stichter van de Britse kolonie Rhodesië die sinds de onafhankelijkheid Zimbabwe heet.
Ash: “Ik heb de Rhodes must fall-beweging verdedigd omdat het een opening was tot een discussie over onze koloniale geschiedenis, ons lesprogramma, enzovoort. Ik denk wel dat dit een opsteker is voor vrije meningsuiting. Ik denk niet dat waarschuwingen vooraf2) in principe slecht zijn. Waarom zijn ze dat niet? Als er iemand is die mogelijk echt getraumatiseerd raakt door een bepaalde tekst of film, geef dan een waarschuwing vooraf mee. Dat wordt tot in het extreme doorgevoerd, maar het heeft ook iets goeds. Het ‘geen platform’-beleid3), en ook het ‘veilige ruimte’-beleid is zeer problematisch, omdat het bij nadere beschouwing niet alleen gaat om mensen die zeggen ‘we willen hier Germaine Greer niet horen’. Dat is best, niemand is verplicht haar uit te nodigen. Het is de ene groep studenten die tegen de andere groep zegt dat ze iemand niet willen. Het is een censuur van student-op-student, en ik vind dat we daar een streep moeten trekken”.

Op de site Free speech debate staat een uitspraak van een oud-rector van de universiteit van Chicago die een door hem verstuurde uitnodiging in 1930 verdedigde die was geadresseerd aan de leider van de Amerikaanse communistische partij. Hij deed dat op grond van een “sterk meningsverschil, een onafhankelijk oordeel en het vragen mogen stellen over hardnekkige standpunten in een omgeving van de grootst mogelijke vrijheid”.

Macht in het kwadraat

In het interview met Chotiner merkt Ash op dat onze tijd voor een paar nieuwe uitdagingen komt te staan. Hij noemt o.a. “het veto van de moordenaar”: “Mensen zeggen ‘als je dat zegt, vermoord ik je’. Dat horen we al eeuwenlang, maar in de connected wereld betekent het een enorm gevaar. Een ander voorbeeld is de ethiek van de algoritmen: die beslissingen die diep in het binnenste van Facebook en Google worden genomen en op heel belangrijke terreinen bepalend zijn voor wat we zien en wat we niet zien. Hier geldt ook dat het basisprincipe niet nieuw is, maar de uitdaging wel”.

Ash gebruikt in zijn boek liever de term ‘gevaarlijk taalgebruik’ dan de term ‘haat zaaien’. Het is taal die bijdraagt aan het gebruik van geweld in bepaalde gevallen. Een voorbeeld is de bijeenkomst in San Jose in Californië op 3 juni 2016 waar voor- en tegenstanders van Donald Trump elkaar bestookten en waar geroepen werd dat zijn openbare bijeenkomsten verboden moesten worden, desnoods met geweld.
Ash: “Dat is het veto van de provocateur, is het niet? Ik ben tegen het gebruik van geweld. De eerste reactie is dat mensen niet op die manier vreedzame politieke bijeenkomsten moeten verbieden. De tweede is: is iemand als Donald Trump met zijn reuzenmegafoon verantwoordelijk voor de taal die hij gebruikt? Ja, dat is hij. Moet hij ophouden met de dingen die hij zegt over moslims en andere minderheden? Zeker. Rechtvaardigt dat geweld om zijn bijeenkomsten te verbieden? Nee, dat rechtvaardigt het niet”.

Op de vraag of hij een situatie kan bedenken waarin het gerechtvaardigd is een vreedzame bijeenkomst met geweld tegen te houden, antwoordt hij: “Alleen in uitzonderlijke gevallen. De mensen die probeerden Hitler te doden zijn helden. Maar die omstandigheden waren extreem en zijn niet te vergelijken met die in de Verenigde Staten op dit moment”. Aan het slot van het interview vraagt Chotiner waarvoor Ash het meest bang is, voor vrijheid van meningsuitidng die beknot wordt door regeringen of door grote internetbedrijven?

Refererend aan de periode tussen 1990 en het begin van de jaren 2000 waarin de vrijheid van meningsuiting zich wijd heeft verspreid, merkt Ash op dat we nu in een periode van verdediging zijn beland: “Het gaat niet langer om staten en censuur maar ook om private supermachten. Je hebt de grote Amerikaanse en Chinese reuzen, en het gevaarlijkste van alles is wat ik noem ‘macht in het kwadraat’, als regeringen en de internetreuzen met elkaar gaan samenwerken zonder enige transparantie of het afleggen van verantwoording. Als ik dan een grote dreiging moet aanwijzen voor de vrije meningsuiting dan denk ik dat dat de geheime samenwerking is tussen publieke en private supermachten”.

Noten
1) Safe space of ‘veilige ruimte’ is een toevluchtsoord waar minderheden op verhaal kunnen komen.
2) Bij trigger-warnings worden studenten vooraf gewaarschuwd dat er verontrustende passages in romans of films kunnen voorkomen.
3) No-platforming. Op campussen in de VS zijn sprekers de toegang ontzegd. In Engeland wordt dat no-platforming genoemd.

Free speech debate: http://freespeechdebate.com

Free speech is under attack, from Beijing to Istanbul, Timothy Garton Ash, The Guardian, 12 mei 2016: www.theguardian.com

‘Free speech: Ten principles for a connected world’, by Timothy Garton Ash, door John Lloyd,
The Financial Times, 3 juni 2016: www.ft.com

Free speech in peril, A conversation with Timothy Garton Ash, door Isaac Chotiner, Slate, 6 juni 2016: www.slate.com

Free speech – Ten principles for a connected world, door Timothy Garton Ash, Yale University Press, 2016: https://yalebooks.yale.edu/book/9780300226942/free-speech/

Timoth Garton Ash: www.timothygartonash.com

 

Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid stuurt Wmo-regels naar gemeenten

Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid stuurt alle gemeenten een brief over de gevolgen van de uitspraak van de hoogste bestuursrechter over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).1) Daaraan voegt hij de juridisch onderbouwde spelregels van seniorenorganisatie ANBO toe, die aanwijzingen geeft voor hoe het Wmo-onderzoek moet worden verricht.2) Liane den Haan, directeur-bestuurder van ANBO: “Wanneer gemeenten zich houden aan de spelregels, hoeven hulpbehoevende burgers hopelijk een stuk minder vaak naar de rechter te stappen. Van Rijn geeft in zijn brief duidelijk aan dat gemeenten zich aan de spelregels moeten houden”.

“Wij moeten bezuinigen”

“Door de spelregels mee te sturen onderschrijft de staatssecretaris dat gemeenten zich aan bestuursrecht en ongeschreven recht moeten houden,” licht Den Haan toe. Een voorbeeld uit de praktijk: veel keukentafelgesprekken die gemeenten met burgers voeren beginnen met ‘wij moeten bezuinigen’ waarna wordt uitgelegd dat het aantal uren huishoudelijke hulp wordt gekort. “Dat mag simpelweg niet. Het Wmo-onderzoek mag niet vooringenomen zijn, de uitslag mag niet al vaststaan. Een gemeente mag zich dus niet verschuilen achter bezuinigingen, maar moet onderbouwen hoeveel zorg iemand nodig heeft”.

Kennis van aandoeningen

Gemeenten moeten waar nodig maatwerk leveren om mensen langer zelfstandig te laten wonen. Dat betekent dus juist dat de hoeveelheid ondersteuning per persoon verschillend kan zijn, afhankelijk van iemands beperkingen en sociale netwerk bijvoorbeeld. Den Haan: “Daarom is het cruciaal dat het onderzoek moet worden uitgevoerd door iemand die verstand heeft van aandoeningen en de consequenties ervan, of deskundigheid kan laten invliegen. Als twee personen met eenzelfde woonoppervlak allebei slecht ter been zijn, kan het toch zijn dat de een meer ondersteuning behoeft dan de ander, bijvoorbeeld omdat die persoon ook nog een longaandoening heeft”.
De hoogste bestuursrechter heeft nu klip en klaar aangegeven dat gemeenten zo nodig maatwerk moeten bieden.

De spelregels van ANBO bestaan uit 30 normen en zijn opgesteld in samenwerking met Wmo-advocaat Matthijs Vermaat. Er is ook een versie beschikbaar zonder juridisch jargon. (Beide versies van Spelregels voor gemeenten bij het Wmo-onderzoek zijn  niet meer beschikbaar op site van ANBO).

Noten
1) Veel gemeenten moeten beleid huishoudelijke hulp aanpassen, ANBO, 22 mei 2016: www.anbo.nl
2) Spelregels Wmo-onderzoek maken einde aan onzekerheid, ANBO, 30 december 2015: www.anbo.nl

Van Rijn stuurt Wmo-regels naar gemeenten, ANBO, 7 juni 2016: www.anbo.nl

Zie ook: Uitspraak rechter: huishoudelijke hulp valt onder Wmo en blijft taak gemeente, Blogs Beroepseer, 18 mei 2016: https://beroepseer.nl