Skip to main content

Redactie Beroepseer

Hoe om te gaan met politieke versnippering en beweeglijk kiezersgedrag?

omslag politieke versnipperingNaar alle verwachting staat Nederland na de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart 2017 een gecompliceerde coalitievorming te wachten. Dit komt door twee politieke ontwikkelingen: de aanwezigheid van meer middelgrote partijen in het parlement (politieke versnippering) en beweeglijk stemgedrag van kiezers (volatiliteit).
Bij de keuze voor een meerderheidskabinet zijn vier of mogelijk vijf partijen nodig om tot een coalitie te komen – met alle gevolgen voor de totstandkoming van en samenwerking in het kabinet.

Europa breed staan de bestaande partijsystemen onder druk als gevolg van veranderd stemgedrag van kiezers. Zij verlaten en masse gevestigde partijen voor groene, radicaal rechts populistische en sociaal populistische partijen. Dit zorgt niet alleen voor verrassende verkiezingsuitslagen waarbij nieuwkomers grote aanhang verwerven ten koste van bestaande partijen, maar vooral ook voor ingewikkeldere coalitievorming.

Het is zaak om met de verschijnselen van versnippering en volatiliteit rekening te houden richting de volgende verkiezingen, om te zorgen dat een volgend kabinet zo daadkrachtig én responsief mogelijk kan optreden. Het gaat dan om het serieus overwegen van de in Nederland ongebruikelijke figuur van het minderheidskabinet en het werken met stembusakkoorden.

De Raad voor het openbaar bestuur (Rob) heeft over deze thematiek het signalement Politieke versnippering geschreven. Het signalement bevat een grondige verkenning van politieke versnippering en de achterliggende oorzaken daarvan. De Rob is een adviesraad van de regering en het parlement. De Rob is ingesteld bij Wet van 12 december 1996 en brengt – gevraagd en ongevraagd – advies uit aan de regering en aan de beide Kamers van de Staten Generaal. Maar soms zijn er onderwerpen die niet (of nog niet) geschikt zijn om er advies over uit te brengen, maar waarover de Raad wel een zinvolle discussiebijdrage meent te kunnen leveren aan het maatschappelijk. Daarvoor is het signalement bedoeld.

Niet versnippering is het grootste probleem, verkeerde diagnose wel

Het Signalement Politieke versnippering is een nuchtere, feitelijke beschouwing die laat zien dat het historisch gezien niet die versnippering is die het grootste probleem is, maar dat de zich wijzigende politieke oordelen van kiezers wel consequenties hebben voor de omvang van politieke groeperingen in de Kamer, hetgeen op zijn beurt wel weer tot complicaties bij de regeringsvorming kan leiden. Maar de Raad signaleert ook dat een
verkeerde diagnose makkelijk leidt tot aanbevolen medicijnen, die feitelijk niet op de kwaal terugslaan. En dus ook niet zullen helpen tegen het vermeende ziektebeeld.
De Raad wil met dit signalement verkeerde aannames over de oorzaken en gevolgen van politieke versnippering wegnemen, omdat zij van mening is dat er op dit moment in het publieke debat medicijnen worden aangedragen voor een ziekte die verkeerd gediagnosticeerd is. Dit doet de Raad op basis van recente wetenschappelijke inzichten uit binnen- en buitenland. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan de terugkerende discussie over politieke versnippering op nationaal niveau. Het signalement richt zich op politieke verschijnselen die in wetenschappelijke termen worden aangeduid als ‘fragmentatie’ (versnippering) en ‘electorale volatiliteit’ (beweeglijke kiezers). Het brengt de eventuele gevolgen hiervan voor de nationale politiek in beeld en beoordeelt in hoeverre deze gevolgen problematisch zijn.

Het signalement gaat allereerst in op de betekenis van het begrip politieke versnippering en onderzoekt of daarvan in de Tweede Kamer sprake is. De tweede paragraaf behandelt het fenomeen electorale volatiliteit en bekijkt in hoeverre deze is toegenomen. Vervolgens wordt ingegaan op de achterliggende ontwikkelingen en oorzaken van een eventuele toename in de versnippering en volatiliteit. Daarna wordt bekeken welke (vermeende) problemen worden ervaren en welke feitelijk optreden als gevolg van de volatiliteit en versnippering. In het bijzonder gaat het dan om gevolgen voor coalitievorming. Enkele mogelijke oplossingen worden gesuggereerd. Tenslotte wordt kort ingegaan op het lokale niveau. De versnippering lijkt hier de afgelopen jaren langzaam toegenomen. Op basis van de beperkte beschikbare gegevens hierover, worden enkele overwegingen gegeven over de mogelijke problemen die dit met zich meebrengt.

Klik hier voor het Signalement Politieke versnippering, Raad voor het openbaar bestuur, juni 2016: https://beroepseer.nl

Duidelijke toename van digitale inbraken bij gezondheidszorginstellingen en ziekenhuizen

Er is een duidelijke toename van digitale inbraken bij gezondheidszorginstellingen en ziekenhuizen waar te nemen. Patiëntendossiers blijken op lange termijn tamelijk lucratief. Lucas Mearian schrijft in Computerworld dat data die van een bank zijn gestolen, vrij snel onbruikbaar worden gemaakt als een financieel instituut reageert na een inbraak. Maar patiëntengegevens bevatten een medische geschiedenis en een identiteit en zijn levenslang geldig. Volgens het internationale organisatieadviesbureau Accenture wordt de komende vijf jaar een op de dertien mensen slachtoffer van dergelijke fraude na een hack.

Een rapport van de denktank The Brookings Institution voorspelt dat een op de vier inbraken dit jaar de gezondheidszorgsector zal treffen. Een recent onderzoek door Brookings liet zien dat sinds eind 2009 de medische informatie van meer dan 155 miljoen Amerikanen gevaar liep door circa 1.500 inbraken.
Het Brookings-onderzoek liet zien dat de gezondheidszorgsector uiterst kwetsbaar is voor schending van de privacy. Medische dossiers bevatten waardevolle informatie, inclusief een burgerservicenummer, een huisadressen en een ziektegeschiedenis. Die gegevens zijn waardevoller voor hackers dan andere gegevens. Sinds cybercriminelen gegevens kunnen verkopen tegen een hoge prijs op de zwarte markt, zijn hackers zeer gemotiveerd hun aandacht te verleggen naar de gezondheidszorg.

Het is een feit dat er steeds meer medische gegevens verzameld worden die weer gedeeld worden met verschillende organisaties met veel werknemers die toegang hebben tot medische dossiers. Brede toegang tot medische dossiers verhoogt de kans op inbreuk op de privacy.

Ransomware

Een van de meest voorkomende inbraken op providers met medische gegevens betreft het gebruik van zg. ransomware, een chantageprogramma dat een computer (of gegevens die erop staan) blokkeert en vervolgens van de gebruiker geld vraagt om de computer weer te ‘bevrijden’. Betalen blijkt daarbij evenwel niet (altijd) tot ‘bevrijding’ van de computer te leiden.

Deze week bleek een hacker bijvoorbeeld databases te hebben gestolen van drie Amerikaanse gezondheidszorgorganisaties en een zorgverzekeraar. De hacker gijzelt tien miljoen patiëntendossiers en eist een bedrag van een half miljoen dollar aan bitcoins. In februari betaalde een ziekenhuis in Los Angeles bijna 17.000 dollar aan bitcoins aan hackers die het computernetwerk onklaar hadden gemaakt.

Hackers concentreren zich niet uitsluitend op ziekenhuizen en verzekeraars, ze gaan ook achter andere betrokkenen in de gezondheidszorgsector aan. Het Massachusetts General Hospital bijvoorbeeld liet weten dat de dossiers van bijna 4.300 patiënten waren gehackt via een derde partij, een vertrouwde leverancier van software voor de tandartsenpraktijk.

Het internationale communicatiebedrijf Century Link is momenteel bezig met het opsporen van 150 varianten van ransomware, meestal toegepast in grootschalige e-mail campagnes. Sommige onderzoeken duiden erop dat er meer dan 300 miljoen malwaresoorten zijn. “De verhalen over ziekenhuizen die losgeld betalen verspreiden zich onder hackers en tonen aan dat ze succes hebben met inbraken op zo’n plek”, aldus Cory Kennedy van Century Link.

Je verdedigen tegen ransomware is relatief makkelijk. Providers, verzekeraars en derde partijen behoren backups te maken. Als er een aanval komt, kunnen de backups worden gebruikt voor herstel van gegevens. Gezondheidszorgorganisaties zijn evenwel laks met het instrueren van personeel over de gevaren van cyberaanvallen, evenals met bepalen wie in een organisatie toegang heeft tot opslagsystemen met gevoelige gegevens.

En hoewel gezondheidszorgorganisaties proactiever kunnen worden wat veiligheid betreft, vast staat dat cyberaanvallen geraffineerder worden en zullen toenemen. Onlangs was er een phishingaanval gericht op frequente gebruikers van Amazon, vermomd als e-mail met een verzendbevestiging.

Vermommingen

Een andere nieuwe ontwikkeling diende zich aan toen hackers in staat bleken ransomwarelinks te camoufleren zodat links legaal leken bij het zweven van de muis boven het linkadres: “Ik denk dat hackers blijven zoeken naar nieuwe gaten in het systeem”, aldus Kennedy.

Het Institute for Critical Infrastructure Technology gaat ervan uit dat ransomware dit jaar veel schade zal aanrichten. Cyberveiligheidsexperts zijn het erover eens dat het geen kwestie is van of en wanneer je gegevens worden gehackt, maar of je zult ontdekken of je gegevens zijn gehackt.
In plaats van je alleen te concentreren op het uitbreiden van de veiligheidssystemen zoals firewalls, zijn opsporing en versleuteling de beste manieren om digitale dieven buiten de deur te houden.

Lees het hele artikel Waarom hackers medische data zoeken, door Lucas Mearian, Computerworld, 1 juni 2016: http://computerworld.nl

Marcel Levi van AMC: ‘Marktwerking in de gezondheidszorg is mislukt’

Marcel Levi, bestuursvoorzitter van het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdam schrijft in een column in Medisch Contact dat het experiment marktwerking in de gezondheidszorg is mislukt: “Een stroom aan berichten over problemen in Nederlandse ziekenhuizen bezorgde zelfs rasoptimisten – waartoe ik mezelf reken – een somber moment. Zo kunnen kleine ziekenhuizen financieel nauwelijks het hoofd boven water houden, treedt er ernstige congestie op bij de spoedeisende zorg en is er ontevredenheid over de afstemming tussen zorgaanbod en zorgvraag. De oplossing voor al deze problemen lijkt te liggen in meer intensieve regionale samenwerking, intelligente afstemming en taakverdeling tussen zorginstellingen. Concentratie van meer complexe zorg in regionale centra moet gepaard gaan met deconcentratie van minder ingewikkelde ingrepen in lokale kleine instellingen. Dat levert voor alle ziekenhuizen financieel bestaansrecht op. En de filevorming van acuut zieke ouderen, voor wie de overheid de chronische zorg en opvang bij spoedeisende problemen effectief om zeep heeft weten te helpen, kan ook alleen maar worden opgelost door netwerken van op elkaar afgestemde regionaal samenwerkende zorgaanbieders. Samenwerken dus, en niet elkaar tegenwerken of beconcurreren, zoals het evangelie van de marktwerking voorschrijft.

Marktwerking in de 21ste eeuw steeds vaker een invalide concept

Misschien is het dus tijd dat ook de meest fundamentalistische believers toegeven dat het experiment marktwerking in de gezondheidszorg is mislukt. Zij weten zich dan gesteund door een aantal uiterst interessante recente publicaties. In The inner lives of markets betogen Ray Fishman (econoom) en Tim Sullivan (editor van de Harvard Business Review) dat marktwerking in de 21ste eeuw steeds vaker een invalide concept is om economisch verkeer te regelen. Interessant genoeg noemen zij gezondheidszorg als eerste terrein waarbij het marktdenken volledig versleten raakte door een ongelijk en onvolledig begrip van kosten en kwaliteit en een ongebalanceerde verdeling van informatie. Een gezondheidszorg die moet werken via marktmechanismen leidt volgens hen daardoor tot onzinnige producten, quasiprijzen en ontevreden ‘klanten’. Hoe herkenbaar! De auteurs menen dat het bij complex economisch verkeer, zeker voor publieke zaken, tegenwoordig vooral om sociale contracten draait waarbij middelen via netwerken zo verstandig mogelijk worden verdeeld”.

Het is nu tijd voor samenwerking

Lees de hele column Marktfalen van Marcel Levi, waarin hij aan het slot concludeert: “Na tien jaar Zorgverzekeringswet is het tijd om de balans op te maken en eerlijk onder ogen te zien of het huidige systeem ons heeft gebracht wat haar profeten hebben voorspeld. En als dat niet zo is, moeten we nu een andere weg inslaan, bijvoorbeeld met regionale netwerken waarbij marktwerking wordt vervangen door samenwerking”.

Marktfalen, door Marchel Levi, Medisch Contact, 29 juni 2016: www.medischcontact.nl

Politiechef Jaco van Hoorn over 10 jaar stichting Beroepseer, en over de toekomst

logo tien jaar beroepseerIn 2016 is het tien jaar geleden dat stichting Beroepseer is opgericht. In die tien jaar heeft de stichting zich met hart en ziel ingezet om professionals in de (semi-)publieke sector te ondersteunen en te bemoedigen om naar eer en geweten hun werk te kunnen doen.
Door middel van publicaties, blogs, video’s, Goed Werk Hub-bijeenkomsten, Beroepseer-ateliers en Goed Werk-trajecten heeft de stichting duizenden professionals bereikt en geïnspireerd.
Dit jubileum is een mooie gelegenheid om terug te kijken wat tien jaar Beroepseer heeft opgeleverd en de balans op te maken. Daarnaast willen we vooruitkijken: waar staan we? Welke ontwikkelingen zien we om ons heen? Waar willen we vanuit stichting Beroepseer aan bijdragen en hoe?

Ter gelegenheid van het jubileum van Beroepseer vinden verschillende activiteiten en bijeenkomsten plaats. Een van deze activiteiten is een reeks interviews met voortrekkers van stichting Beroepseer waarin ze terugblikken op de afgelopen 10 jaar, maar ook hun licht laten schijnen over de uitdagingen voor de toekomst. We beginnen met een interview met Jaco van Hoorn. Hij is sinds 2013 hoofd operatiën en plv. politiechef bij de eenheid Zeeland-West Brabant van de Nationale politie. In 2010 publiceerde hij zijn opmerkelijke boek Sturen op vertrouwen – Goed leidinggeven aan goed politiewerk, in de boekenreeks Beroepseer.

jaco van hoorn 10 jaar st beroepseer

Klik hier voor interview met Jaco van Hoorn

Rechters in petitie aan Tweede Kamer: Ondergrens goede rechtspraak is bereikt

De ondergrens van goede rechtspraak is bereikt. Dat stelt een groep verontruste rechters in een petitie die op 28 juni 2016 aan de Vaste Kamercommissie voor Veiligheid en Justitie is uitgereikt.

In de petitie uiten de rechters, verenigd in de beweging Tegenlicht, hun zorgen over de staat waarin de Rechtspraak verkeert. Volgens de rechters, die eerder een enquête uitzetten onder collega’s, zijn onder druk van de bezuinigingen, efficiency, schaalvergroting en standaardisatie te ver doorgeslagen. Aan de enquête deden circa 860 rechters (1 op de 3) mee; de zorgen die de Tegenlicht-rechters hebben, bleken breed te worden gedeeld in de organisatie.

Loskoppeling begroting

Concreet vragen de Tegenlicht-rechters aan de leden van de Tweede Kamer om 2 dingen. In de eerste plaats zijn dat voldoende financiële middelen. Dat moet rechters op korte termijn in staat stellen te voldoen aan de eisen die de samenleving stelt aan rechtspraak. In de tweede plaats vragen ze – meer principieel van aard – om loskoppeling van de begroting van de Rechtspraak van die van het ministerie van Veiligheid en Justitie. In plaats hiervan zou de Rechtspraak-begroting rechtstreeks bij het parlement moeten worden neergelegd. In de Wet op de rechterlijke organisatie staat ook dat de financiering op objectieve wijze moet plaatsvinden: de Rechtspraak moet zoveel geld krijgen als nodig is om goed en tijdig recht te kunnen spreken.

Onderbouwing

Ter ondersteuning van dit pleidooi werden aan de petitie 2 artikelen bijgevoegd: een recent in het Nederlands Juristenblad (NJB) gepubliceerd artikel van Kees Sterk en Frans van Dijk (respectievelijk lid en directeur van de Raad voor de rechtspraak) en een eveneens recent gepubliceerd artikel van hoogleraar Paul Bovend’Eert in Ars Aequi. In deze artikelen wordt eveneens gepleit voor het uit de politieke arena halen van de financiering van Rechtspraak. Ook Frits Bakker, voorzitter van de Raad, stak dit pleidooi af in het Jaarverslag 2015.

Rechters: ondergrens goede rechtspleging bereikt. Petitie aangeboden aan Tweede Kamer,
de Rechtspraak, 28 juni 2016: www.rechtspraak.nl

Resultaten enquête Tegenlicht – de rechterlijke organisatie tegen het licht: https://beroepseer.nl

Uitkomsten enquête Tegenlicht, De Nederlandse Grondwet, 28 juni 2016: www.denederlandsegrondwet.nl

Financiering van de Rechtspraak in rechtsstatelijk kader, Nederlands Juristenblad, 17 juni 2016: www.rechtspraak.nl

Wat is er mis met de rechterlijke organisatie? door Paul Bovend’Eert, Ars Aequi, mei 2016: www.rechtspraak.nl

Jaarverslag 2015. Financiering Rechtspraak moet uit politieke arena, door Frits Bakker, voorzitter Raad voor de Rechtspraak: www.jaarverslagrechtspraak.nl

Rotterdams programma Stevige Start staat effectieve hulpverlening in de weg en is voorbeeld van symptoombestrijding

omslag stevige start 3Het nieuwe actieprogramma 2016 – 2020 Stevige Start dat in maart 2016 met veel tamtam is gelanceerd door de Rotterdamse wethouder Hugo de Jonge (CDA) is een treurig voorbeeld van symptoombestrijding. Doel van het programma zet in op het verbeteren van de kansen voor de allerjongste Rotterdammers, van voor de zwangerschap totdat het kind naar school gaat.

Het programma lijkt alle kenmerken te bezitten van imagogerichte, inefficiënte, van bovenaf gestuurde politiek, die niet alleen de beoogde doelgroep niet helpt, maar effectieve hulpverlening ook nog eens actief in de weg staat. Hans van Willigenburg van het journalistieke Stadslog Rotterdam noemt vier redenen waarom we van Stevige Start moeten leren, zodat het geen vervolg krijgt.

1
Armoedebestrijding is niet gebaat bij bestuurders die zich via kortlopende trajecten, zoals het actieprogramma ‘Stevige Start’ eventjes op dit onderwerp profileren.

Elke wetenschapper kan je vertellen dat armoede een verschijnsel is dat bijna zonder uitzondering van generatie op generatie wordt doorgegeven. Als je van Rotterdam een meer gezonde en welvarende stad wilt maken en daarmee de situatie van Rotterdamse kinderen, waarvan er nu zo’n 40.000 onder de armoedegrens leven, duurzaam wilt verbeteren, is het zowat ridicuul om, zoals ‘Stevige Start’, een actieprogramma te ontwikkelen voor slechts vier jaar: van 2016 tot 2020. Vanaf de buitenkant gezien klinkt dat aantrekkelijk en straalt het urgentie en daadkracht uit, maar in werkelijkheid wordt het achterliggende probleem, armoede, in een volstrekt willekeurig tijdvak geperst, dat vooral goed uitkomt voor degenen die het beleid moeten verkopen. Dat de plaatselijke pers ‘hosanna!’ roept, met open ogen in deze retoriek trapt en de betreffende wethouder, als gevolg daarvan, staat te glunderen, geeft aan dat het bewustzijn rond de taaiheid van armoede en armoedegerelateerde problemen in Rotterdam amper aanwezig is.

2
Het project ‘Stevige Start’ noemt zichzelf een actieprogramma en in naam is dat precies wat er inzake het garanderen van gezonde, eerste levensjaren nodig is (actie!). Alleen blijkt de actie verbluffend weinig om het lijf te hebben en werkt het veelomvattende, wél effectieve begeleiding tijdens de eerste levensjaren tegen.

Als je de naam van het programma ‘Stevige Start’ maar een beetje recht zou willen doen, zou je op zijn minst denken dat gemeente onderweg is om nieuw geboren baby’s in Rotterdam die ‘Stevige Start’ uit de naamgeving te bezorgen. Dat zoiets veel aanpassingen en reorganisatie vraagt en dus niet in korte tijd voor alle baby’s kan worden gerealiseerd, is duidelijk. Maar wie het programma goed leest, komt tot de ontdekking dat ‘Stevige Start’ helemaal niet als doel heeft om de situatie duurzaam te verbeteren, of daarmee een eerste begin te maken. De actie beperkt zich tot 300 extra huisbezoeken. Op zo’n 8000 geboortes per jaar kun je dat, gezien de ernst van de problemen achter de voordeur, gerust een druppel op een gloeiende plaat noemen. Het kwalijke zit hem er niet zozeer in dat die extra huisbezoeken plaatsvinden (met goede wil kun je zeggen: alle beetjes helpen), maar dat de gemeente met ‘Stevige Start’ nogal rondborstig suggereert dat daarmee de aanval op medische en sociale complicaties in de eerste levensjaren is ingezet (waardoor écht effectieve actie niet meer nodig lijkt). Terwijl er, kijkend naar de cijfers en de voorgenomen actie, eerder sprake is van een speldenprik dan van een serieuze aanval. In feite is ‘Stevige Start’ als programma misschien zelfs te mager om van serieuze symptoombestrijding te kunnen spreken. Er worden een paar natte pleisters geplakt op een gapende, bloedende wond. Meer niet.

3
Het programma ‘Stevige Start’ is niet ingericht op een manier die de doelgroep van kwetsbare kinderen en kwetsbare ouders zo duurzaam mogelijk (dus langjarig) van ondersteuning voorziet, maar op een manier die aansprekende statistieken produceert voor de instanties die erbij betrokken zijn.

Om kwetsbare moeders effectief terzijde te staan en te helpen bij een gezonde zwangerschap en een verantwoorde opvoeding in de allereerste levensfase, heb je ervaren, goed opgeleide (HBO)-krachten nodig. Het programma ‘Stevige Start’ ziet dat heel anders. Het introduceert zogenaamde ‘mentormoeders’, die gerekruteerd worden uit een kaartenbak van werkzoekenden. En de vraag of deze uitverkorenen zin hebben in of ervaring hebben met het begeleiden van moeders speelt gek genoeg geen enkele rol, want het worden van ‘mentormoeder’ is voor hen een laatste redmiddel om hun uitkering te behouden. Met andere woorden: ‘Stevige Start’ neemt de vreemde taak op zich kwetsbare moeders onder druk te zetten vanuit de al even vreemde gedachte dat zij bij uitstek geschikt zijn andere kwetsbare moeders effectief te begeleiden bij de opvoeding. Hoewel ‘Stevige Start’ officieel een training aanbiedt aan deze moeders met een uitkering en ze daarmee zou ‘voorbereiden’ op hun taken als mentormoeder, is de kans reëel dat deze moeders, gezien hun eigen achtergrond, een type pedagogie propageren die eerder schadelijk dan heilzaam is. ‘Stevige Start’ stelt dus niet het complexe vraagstuk van kwetsbare moeders en hun kinderen centraal, maar van het cosmetisch bijwerken van statistieken. Want elke mentormoeder kan voor de bühne worden opgevoerd als een eclatant succes, die met haar tegenprestatie ‘dichterbij de arbeidsmarkt’ komt – hiep, hiep, hoera. Hoewel je nooit mag uitsluiten dat projecten als ‘Stevige Start’ met de beste bedoelingen worden opgetuigd, riekt het naar cynisme om zwakke burgers onder bedreiging andere zwakke burgers te laten helpen.

4
Het programma ‘Stevige Start’ is een al te sprekend voorbeeld van ‘het organiseren van problemen rond een bestuur’, waar de ernstige situatie in Rotterdam juist dringend behoefte heeft aan ‘een bestuur organiseren rond problemen’.

Uit alle ervaringsgeschiedenissen en vakliteratuur is inmiddels gebleken dat kwetsbare burgers om allerlei verschillende redenen ‘aan de rand van de maatschappij’ terecht kunnen komen, maar dat de kern van hun problematiek opvallend eenduidig is: dat ze niet of onvoldoende meer het vermogen bezitten tot zelfstandig organiseren. Waar bij zelfstandige burgers orde heerst (financiën, huisvesting, gezin, inkomen), heerst bij kwetsbare burgers permanente verwarring, chaos. Elke pretentie kwetsbare gezinnen en kinderen te helpen bij het realiseren een ‘gezonde, stevige start’ – zoals het actieprogramma ‘Stevige Start’ dat pretendeert – zou daarom moeten beginnen bij het versterken van dat organiserend vermogen. Dat gebeurt hier niet. Integendeel. Zoals wel vaker het geval is, is ‘Stevige Start’ juist de aanjager van meer bezoeken aan meerdere instanties met als mogelijk gevolg nóg weer meer hulpverleners die op grond van eigen expertises eigen diagnoses stellen; met de mentormoeder als onthutsend dieptepunt (zie boven). Dergelijke vormen van hulpverlening – zo is uit ten treuren bewezen – hebben eerder een ontwrichtende dan een heilzame werking op het organiserend vermogen van kwetsbare gezinnen en individuen. Per saldo lijkt ‘Stevige Start’ dus niet opgericht om complexe problemen voor een grote groep mensen op te lossen, hun situatie op een effectieve manier te vereenvoudigen, maar een klein aantal (gemeentelijke) organisaties de handvatten te geven om tegenover de buitenwereld te kunnen volhouden dat ze ‘hard bezig zijn’, er ‘iets aan doen’.

Overheid en armoedebestrijding, wérkt dat wel?

Terug naar het interview met hoogleraar Paul Frissen, die als decaan van de NSOB (Nederlandse School voor Openbaar Bestuur) als een invloedrijke ‘schoolmeester’ van toekomstige generaties ambtenaren mag worden beschouwd. Hij is daarin opvallend eerlijk over de motieven van de overheid om armoede te bestrijden. En legt het mechanisme bloot achter het steeds weer met miljoenen aan belastinggeld optuigen van programma’s als ‘Stevige Start’, zonder daadwerkelijk resultaat te boeken:

‘Zoals de socioloog Abram de Swaan al zei: geef de armen wat geld, dat is goed voor de economie en zorgt ervoor dat ze niet in opstand komen. Dat de overheid niet wil dat grote groepen mensen door een ondergrens zakken, heeft dus een economische en veiligheidsgerelateerde achtergrond. Voeg daarbij dat de welzijns- en opbouwwerkers belang hebben hun eigen clientèle in stand te houden en je hebt flink wat redenen in handen om te twijfelen aan de overheid als bestrijder van armoede. De overheid wil vooral dat de economie blijft draaien en de openbare orde niet in gevaar komt en neemt de armoede zelf vervolgens voor lief.’

Toch wil de overheid, in dit geval wethouder Hugo de Jonge, het telkens opnieuw doen overkomen alsof de overheid wél resultaatgericht armoedebeleid voert. In dit verband zit er nog één laatste addertje onder het gras. Op pagina 20 van het PR-document over ‘Stevige Start’ staat het programma ‘Moeders van Rotterdam’ vermeld. Een programma dat internationaal de aandacht heeft getrokken, aansprekende resultaten boekt en mogelijk in andere steden zal worden overgenomen. Het document suggereert dat ‘Moeders van Rotterdam’ een overheidsproject is (of laat omtrent de status ervan op zijn minst onduidelijkheid bestaan), terwijl de financiering en het inrichten van dit succesvolle programma nou juist buiten de overheid om heeft plaatsgevonden. En – wellicht – juist daarom wél die broodnodige, duurzame focus heeft inzake armoedebestrijding.

Harde eindconclusie

De harde eindconclusie moet welhaast zijn dat programma’s als ‘Stevige Start’ gedrochten zijn, die bestaande organisaties en structuren het alibi verschaffen druk bezig te zijn de Rotterdamse jeugd die spreekwoordelijke stevige start te bezorgen. En dat vrijwel alles in dit programma is afgestemd op de logica en de belevingswereld van de bedenkers in plaats van de noden van de doelgroep.
Te pretenderen kwetsbare kinderen een substantieel betere toekomst te geven door een paar extra huisbezoeken in te plannen en mentormoeders langs te laten gaan, is ronduit misleidend.

Rotterdam pakt wéér niet door inzake armoedebestrijding, door Hans van Willigenburg, Stadslog Rotterdam: http://www.stadslog.nl/het-feest-van-de-praktijk/rotterdam-pakt-weer-niet-door-inzake-armoedebestrijding (website bestaat niet meer)

Paul Frissen over kansen vóór en grenzen áán (Rotterdams) armoedebeleid, door Hans van Willigenburg, Stadslog Rotterdam: http://www.stadslog.nl/het-feest-van-de-praktijk/paul-frissen-over-kansen-voor-en-grenzen-aan-rotterdams-armoedebeleid (website bestaat niet meer)

Stevige start, actieprogramma 2016 – 2020, juni 2016: www.rotterdam.nl/wonen-leven/stevige-start/

Teken het Manifest ‘Zelf aan het Roer’: Geef de spreekkamer terug aan de zorgverleners en hun patiënten

‘Geef de spreekkamer terug aan de zorgverleners en hun patiënten. Zodat zij samen kunnen beslissen wat goede zorg is’. Dat was de oproep van bezorgde zorgverleners tijdens het VvAA-congres Zelf aan het roer dat in Utrecht op 22 juni 2016 werd gehouden. De VvAA is is een ledenorganisatie van meer dan 117.000 zorgprofessionals: medici, paramedici, en studenten.

Afgelopen jaar werkten de huisartsen van Het roer moet om hard aan het terugdringen van bureaucratie en het verbeteren van de kwaliteitsbepalingen. In de aanloop naar het VvAA-congres kwamen ook zorgverleners uit andere beroepsgroepen in actie. Deze nieuwe roergangers zetten zich – ondersteund door de huisartsen van Het roer moet om – in om zelf aan het roer te staan van de kwaliteit in de zorg. Gezamenlijk schreven zij het concept-manifest dat zij op het VvAA-congres Zelf aan het roer presenteerden.

Oproep aan alle burgers van Nederland

De Nederlandse gezondheidszorg staat wereldwijd bekend om zijn goede kwaliteit. Als zorgverleners zijn we daar trots op. Wij zijn er ook verantwoordelijk voor dat die kwaliteit zo hoog mogelijk blijft. Daarom blijven wij steeds verbeteren.
Tegelijkertijd worden wij steeds vaker gehinderd door de manier waarop de zorg in Nederland geregeld is. Dat willen wij niet langer.

Als patiënt moet u erop kunnen vertrouwen dat uw zorgverlener doet wat voor ú nood zakelijk is. En daar wringt de schoen; de spreekkamer is inmiddels bezet door verzekeraars, managers en consultants die menen te kunnen bepalen waaraan de kwaliteit van zorgverlening moet voldoen.
Wij roepen al deze ‘derden’ op zich terug te trekken en de regie op de kwaliteit van zorg en behandeling daar te laten waar hij hoort: in de spreekkamer tussen patiënt en zorgverlener. Daarvoor is het volgende noodzakelijk:

1 Geef de spreekkamer terug aan de patiënt en zorgverlener
De zorg mag niet uitsluitend worden gezien als kostenpost of schadelast. Stop daarom de onnodige sturing door derden. Maak een einde aan afvinklijstjes, beheersinstrumenten en overdreven regelzucht waaraan wij zorgverleners moeten voldoen. In de spreekkamer horen maar twee partijen thuis: de patiënt en de zorgverlener.

2  Geef patiënt en zorgverlener samen de regie over kwaliteit
Zorgprofessionals en patiënten(organisaties) hebben samen de regie over de kwaliteit van zorg. Zij zijn elkaars natuurlijke bondgenoten en geven samen de behandeling vorm. Zij kunnen zelf afspraken maken over kwaliteit en beheersing van de kosten. Zorg op maat en op de juiste plaats zijn daarbij leidend.

3  Stop onnodige sturing, breng toezicht onder bij daarvoor toegeruste partijen
Iedereen op de juiste stoel. Zorgverzekeraars horen niet als eersten verantwoordelijk te zijn voor kwalitatieve sturing en controle. Die rol is weggelegd voor de Inspectie voor de Gezondheidszorg, de wetenschappelijke verenigingen en het Medisch Tuchtcollege.

4  Stop met de korte, steeds veranderende contracten
Geef zorgverleners de kans om een langdurige relatie met patiënten op te bouwen. Verstoor de vertrouwens­band tussen zorgverlener en patiënt niet! Laat patiënten hun behandeling afmaken in een vertrouwde omgeving zonder dat zij zich druk hoeven te maken of deze wel of niet in het verzekeringspakket zit.

5  Maak een einde aan verspillende bureaucratie
Van afvinklijstjes, beheersinstrumenten en overdreven regelzucht wordt niemand beter. Het huidige zorg systeem – met de focus op kostendaling – leidt tot controle en wantrouwen. Dat kan zo niet langer. Samen nemen wij de
verantwoordelijkheid voor kwaliteit en kostenbeheersing op ons. Daarbij stellen wij ons toetsbaar op.

Het hart van de gezondheidszorg is de relatie tussen patiënt en zorgverlener. De organisatie van de zorg moet daarom weer volledig in dienst komen te staan van deze relatie. En dat kan, met uw hulp.

Ga naar www.vvaa.nl/zelfaanhetroer en onderteken het manifest (Niet meer beschikbaar op site VvAA)

manifest zelf aan het roer