Skip to main content

Redactie Beroepseer

stethoscoop

Thijs Jansen en Corné van der Meulen in interview: Defensieve geneeskunde hoort in de opleiding

Tijn Elferink van het tijdschrift Arts in spe interviewde Thijs Jansen en Corné van der Meulen van Stichting Beroepseer over het onderzoek naar defensieve zorgverlening dat gehouden werd onder bijna 1.200 zorgverleners. Het onderzoek werd uitgevoerd door Stichting Beroepseer in opdracht van de ledenorganisatie voor zorgverleners VvAa. Het is het grootste onderzoek naar defensieve zorgverlening (defensive medicine) in Nederland ooit.
Het onderzoek gaat over het feit dat veel medici en paramedici andere zorg leveren dan zij volgens hun beroepseer nodig achten. Vier op de vijf zorgverleners doen dat soms uit angst voor claims en door druk van externe partijen Ze doen af en toe water bij de wijn wat de kwaliteit niet ten goede komt. Volgens Thijs Jansen dreigt ook in Nederland een claimcultuur. Hij pleit voor meer aandacht voor de druk van patiënten en anderen in de artsenopleiding.

Het leveren van andere zorg dan zorgverleners nodig vinden, kan voortkomen uit druk van patiënten of familieleden, maar ook bijvoorbeeld vanuit zorgverzekeraars of zelfs de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Uit het onderzoek bleek dat bijna tweederde grote tot zeer grote druk van zorgverzekeraars ervaart. Ongeveer een kwart ervaart dergelijke druk van de familie van de patiënt en meer dan een vijfde van de patiënt zelf. “Dit is een eerste röntgenfoto”, legt Jansen uit, maar wel eentje van een behoorlijk representatieve groep”.

Corné van der Meulen vult aan: “Dat er na enkele dagen al meer dan negenhonderd respondenten aan het onderzoek hadden deelgenomen, beschouw ik als indicatie dat het thema leeft. Zorgprofessionals zijn van oudsher een lastige groep om te enquêteren en de afgelopen jaren is dat alleen maar moeilijker geworden. De hoge respons gaf ons het gevoel dat het thema op de achtergrond onder veel zorgverleners leeft”.

Huisartsen
Met name huisartsen gaven aan relatief vaak anders te handelen onder druk van de patiënt of van derden. Bijna alle geënquêteerden (97%) stellen dit weleens te doen. Voor tandartsen lag dit percentage het laagst (maar nog altijd 71%). Of dit anders handelen voornamelijk voortkwam uit druk van de patiënt of van derden verschilde per beroepsgroep. De hoge percentages betekenen niet per definitie dat zorgverleners aan de lopende band defensief handelen, legt Van der Meulen uit: “Wij hebben in dit onderzoek gevraagd of men weleens anders handelt. Dat kan bijvoorbeeld ook één keer per jaar zijn. Dat neemt echter niet weg dat defensieve zorgverlening blijkt te spelen onder zorgverleners”.

De angst voor claims dwingt ook in Nederland zorgverleners tot het nemen van besluiten waar ze als professional niet helemaal achter staan. Een derde van de zorgverleners geeft aan dat het voorkómen van juridische of financiële claims een reden is om defensieve zorg te verlenen. Met name medisch specialisten geven aan dat dit een motief is om anders dan professioneel optimaal te handelen. Van der Meulen nuanceert dat de angst voor claims niet de hoofdreden is om anders te handelen: “De meeste zorgverleners die weleens anders handelen, zeggen dit toch vooral te doen om de patiënt het gevoel te geven dat het maximale is gedaan”.

Claimcultuur
Jansen noemt een veelgehoord voorbeeld: We hebben van huisartsen gehoord dat zij met regelmaat patiënten doorverwijzen naar de radioloog voor foto’s die zij helemaal niet nodig achten. Dat staat dan zelfs op de aanvraag: ‘dit is alleen om de patiënt gerust te stellen’.
Wat kunnen we hiertegen doen? Volgens Jansen kan de sector zich weren door te zorgen dat je met elkaar de kwaliteitsnormen altijd scherp voor ogen houdt en elkaar daarop aanspreekt. De kwalitatief hoogstaande Nederlandse gezondheidszorg is gebaat bij autonoom handelende, zelfbewuste dokters.

Jansen pleit ervoor in de medische opleidingen actief aandacht te besteden aan defensieve zorgverlening.: “Wij zien in onze resultaten dat bijvoorbeeld artsen in opleiding nog veel meer druk ervaren van patiënten of familieleden dan gewone artsen”. Van de artsen in opleiding ervaart 46 procent veel of zeer veel druk; bijna het dubbele van het gemiddelde: “Artsen in opleiding zijn vaak jonger en minder ervaren en weten nog niet goed hoe ze met die druk moeten omgaan”.

Lees het hele interview met Thijs Jansen en Corné van der Meulen, door Tijn Elferink: ‘Defensieve geneeskunde hoort in de opleiding’, Arts in spe,  nr. 2 – 31 mei 2016: www.artsinspe.nl

Patiëntenbelang onder druk door spagaat zorgverlener, Blogs Beroepseer, 29 maart 2016: https://beroepseer.nl

Defensieve zorgverlening, rapportage over onderzoek naar defensieve zorgverlening in Nederland, door Stichting Beroepseer, 63 p., 2016: https://beroepseer.nl

Oproep van Vlaamse hoogleraar Loobuyck aan academici: Wie de beroepseer hoog in het vaandel draagt, staat op onafhankelijkheid

“De academische vrijheid is in het gedrang! Wegens geldgebrek kunnen sommige universitaire centra alleen overleven door beleidsondersteunend onderzoek. Sommige vakgroepen lijken wel op verlengstukken van politieke kabinetten. Ziehier een stokpaardje van mijn promotor Koen Raes”, schrijft Patrick Loobuyck in het Belgische dagblad De Morgen. Hij refereert aan zijn promotor vanwege een kwestie uit 1999 die hem doet denken aan de huidige discussie tussen minister-president Geert Bourgeois (Nieuw-Vlaamse Alliantie – N-VA) en professor Bea Cantillon van de Universiteit van Antwerpen. Loobuyck is hoogleraar moraalfilosofie aan de universiteiten van Antwerpen en Gent. In 2015 verscheen de door hem geredigeerde bundel Samenleven met overtuigingen, in 2014 zijn boek Pleidooi voor meer LEF in het onderwijs. LEF staat voor Levensbeschouwing, Ethiek en Filosofie.

Vechten voor de beste brokken

“We zijn nu zeventien jaar verder”, vervolgt Loobuyck, “en de situatie is er niet op verbeterd. Het universitair landschap is door en door concurrentieel georganiseerd. Zowel de verschillende universiteiten als de faculteiten en vakgroepen onderling vechten voor de beste brokken. En nog meer dan in 1999 is de universiteit afhankelijk geworden van externe financiering. Externe projectfinanciering is goed voor 61 procent van de middelen, terwijl de basisfinanciering op 17 procent blijft steken.

Professoren en onderzoekers moeten zichzelf ‘terugverdienen’ en vakgroepen moeten ‘opbrengen’ zo klinkt het steeds openlijker. Het pleidooi om de basisfinanciering op te trekken en universiteiten, professoren en onderzoekers op die manier meer rust en vrijheid te gunnen, valt voorlopig nog steeds in politieke dovemansoren.

Dergelijk klimaat, al dan niet gecombineerd met de gretigheid van bepaalde professoren en onderzoekscentra, zet natuurlijk aan om ook naar overheidssubsidies te hengelen. Wim Van den Broeck, professor psychologie aan de concurrerende firma VUB*), tweet laconiek dat academici vaak maar al te graag langs de kassa van het overheidsgeld passeren en daar dan maar de gevolgen van moeten dragen wat betreft de inperking van hun academische vrijheid.

Het zijn inderdaad ook de academici zelf die op hun strepen moeten staan: wie de beroepseer hoog in het vaandel draagt, staat op onafhankelijkheid. De overheid en politieke partijen beschikken voor beleidsondersteunend onderzoek overigens zelf over tal van studiediensten en rekencentra, en ze kunnen ook steeds een beroep doen op consultancy- en studiebureaus die niet aan universiteiten gelinkt zijn.

Overheid en wetenschap hebben twee verschillende doelen

De overheid en de wetenschap hebben uiteindelijk nog altijd fundamenteel verschillende finaliteiten. Wetenschap probeert de werkelijkheid te beschrijven en te analyseren, politiek stuurt en bestuurt de samenleving. Wetenschap zoekt kennis en inzicht op basis van onderzoek, politiek neemt beslissingen op basis van democratische procedures. Wetenschap is descriptief, gebaseerd op vrij onderzoek en kan zich oeverloze discussies over punten na de komma veroorloven. Politiek is normatief, gebaseerd op ideologieën en moet ondanks onenigheid en tegengestelde meningen knopen doorhakken.

Over de scheiding tussen overheid en universiteit moeten we in de toekomst opnieuw duidelijker zijn. De universiteit bestaat bij gratie van het onafhankelijke denken en de academische vrijheid”.

*) VUB – Vrije Universiteit Brussel

Lees het hele artikel van Patrick Loobuyck: Academici moeten zelf op hun strepen staan: wie beroepseer hoog acht, eist onafhankelijkheid, De Morgen, 3 juni 2016: www.demorgen.be
Hij waarschuwt aan het slot voor het achternagaan van Groot-Brittannië waar een voorstel op tafel ligt dat bepaalt dat door de overheid betaalde wetenschappers zich niet publiekelijk mogen uitspreken over belangrijke politieke dossiers: “Laat ons hopen dat het hier nooit zover kan komen”.

Jaaroverzicht 2015 Integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers: Steeds meer bestuurders bang beschuldigd te worden

omslag steunpunt integriteitsonderzoek 2015De vragen van politieke bestuurders aan het Steunpunt integriteitsonderzoek politieke ambtsdragers gaan voor het merendeel van de gevallen over belangenverstrengeling. Dat staat in het Jaaroverzicht 2015 van het Steunpunt. In dat jaar hebben bestuurders 76 keer om advies over de aanpak van een vermoede integriteitsschending gevraagd. Het Steunpunt is in 2015 gestart als onderdeel van BIOS, Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector.*)

Adviseur Hans Groot: “Dat de adviesvragen vaak met belangenverstrengeling te maken hebben, komt omdat vooral in het lokale bestuur politieke ambtsdragers middenin hun gemeente staan. Ze zijn vaak actieve dorps- en stadsgenoten en dan kunnen verschillende belangen gaan spelen. Die van ouder of als lid van een schoolbestuur, vereniging of geloofsgenootschap. Het gaat pas mis als de zuiverheid van de besluitvorming in de college- of de raadszaal, al dan niet bewust, in gevaar komt. De burgemeester moet als hoeder van de bestuurlijke integriteit hiervoor waken. Maar je moet ook de toegenomen krampachtigheid voorkomen. Bestuurders en raadsleden kunnen hun werk goed doen juist dankzij hun lokale kennis en connecties. Door alle incidenten, die terecht en onterecht, naar buiten komen, zijn zij vaker voorzichtig en bang. Dat is jammer want we hebben voldoende goede bestuurders nodig die altijd, ook als zich rond integriteit iets voordoet, voor een zuivere besluitvorming gaan”.

Vroegtijdig inschakelen

Sinds 1 januari 2015 adviseert het Steunpunt commissarissen van de Koning, burgemeesters en voorzitters van waterschappen over de aanpak van (mogelijke) integriteitsschendingen door politieke ambtsdragers in hun bestuursorgaan. Van bestuurders wordt verwacht dat zij optreden bij een (vermoeden van) een integriteitsschending door een politieke ambtsdrager. De aanpak van deze incidenten vereist specifieke deskundigheid, die de meeste bestuursorganen van buitenaf moeten halen. Vanaf het eerste signaal of vermoeden van een mogelijke schending kan een bestuurder het Steunpunt inschakelen voor advies. Bijvoorbeeld voor het goed laten verlopen van het integriteitsonderzoek of voor preventie en integriteitsbevordering, en het leren van fouten en rehabilitatie. Bestuurders blijven zelf verantwoordelijk voor de gekozen aanpak en uitvoering. BIOS doet zelf geen integriteitsonderzoek.

Preventie

In de advisering gaat het ook om preventie. Vragen over integriteit zijn onvermijdelijk in het openbaar bestuur. Dan is het beter om voorbereid te zijn of incidenten te voorkomen, in plaats van ze af te wachten. Spreek in ‘vredestijd’ over de vraag: wat nu als…?, luidt een advies. En bepaal ook met wie je van gedachten kan wisselen over dilemma’s voordat die gaan spelen.

Nieuwe risico’s

Burgemeesters hebben het in korte tijd zwaarder gekregen door maatschappelijke ontwikkelen zoals geweld en agressie, gebruik van sociale media en instroom van vluchtelingen. Daarnaast zorgen de drie decentralisaties in het sociale domein voor nieuwe kansen op belangenverstrengeling, corruptie en fraude, waarvan vooral de kwetsbare burger slachtoffer kan worden. Bijvoorbeeld van malafide bureaus die bemiddelen bij het krijgen van zorg en zo ook persoonlijke budgetten beheren. Met de nieuwe taken en bezuinigingen bij gemeenten kan ook spanning ontstaan op het functioneren van bestuurder, college, raad en ambtenarij. Een bestuurder kan iets oneigenlijks willen doordrukken of wordt door ambtenaren juist te zeer uit de wind gehouden.

Noot
*) BIOS houdt per 1 juli 2016 op te bestaan. Een deel van de BIOS-taken wordt dan overgeheveld naar het zelfstandige bestuursorgaan Huis voor klokkenluiders in Utrecht, bedoeld voor alle werknemers in de publieke en private sector die melding willen maken van een vermoede misstand. Ook heeft het een kenniscentrum voor voorlichting en preventie, en een voorziening voor psychosociale ondersteuning van klokkenluiders. www.gemeente.nu

Jaaroverzicht 2015 Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, BIOS, mei 2016: http://www.integriteitoverheid.nl/fileadmin/BIOS/data/kennis/publicaties/2016/Steunpunt_Jaaroverzicht_2015.pdf (Website is opgeheven)

Vooral vragen over belangenverstrengeling aan het Steunpunt Integriteitsonderzoek Politieke Ambtsdragers, BIOS, 1 juni 2016: http://www.integriteitoverheid.nl/nieuws/overzicht/artikel/news/vooral-vragen-over-belangenverstrengeling-aan-het-steunpunt-integriteitsonderzoek-politieke-ambtsdragers/ (Website is opgeheven)

Zie: Netwerk weerbaar bestuur: www.weerbaarbestuur.nl/partners/steunpunt-integriteitsonderzoek-politieke-ambtsdragers-sipa
Steunpunt Integriteit (SIPA): www.caop.nl/steunpunt-integriteit/

Wat is er nodig om toekomstige politici voor te bereiden op hun ambt?

Jan Bransen, hoogleraar Filosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen, schrijft in een artikel op de site van Vers beton – “tijdschrift voor de harddenkende Rotterdammer”- over de opvoeding van toekomstige politici. Zijn uitgangspunt is Erasmus, de in Rotterdam geboren filosoof, theoloog, pedagoog en augustijner kanunnik die leefde van 1466 – 1536.

“Stel dat Desiderius Erasmus met 21e-eeuwse ogen naar ons huidige politieke bestel zou kunnen kijken”, vraagt Bransen,“en zich zou afvragen wat er nodig is om toekomstige politici voor te bereiden op hun ambt. Dan zou hij een ander boek schrijven dan hij in 1515 schreef en dat beroemd is geworden onder de titel De opvoeding van de christenvorst. Erasmus schreef dit boek voor kroonprins Karel, die voorbestemd was om keizer van het grote Franse rijk te worden. De kanselier van Brabant, Jean le Sauvage, had bedacht dat het misschien een goed idee zou zijn om Erasmus te benoemen tot raadsheer van de jonge Karel, en met dit geschrift solliciteerde Erasmus naar de gunst van deze aanstaande christenvorst. Het is een erg aardig en wijs boek geworden waarin Erasmus op een boeiende manier zijn humanistische ideeën uiteenzet over de karakterontwikkeling die een toekomstige leider moet doormaken om een goede vorst te kunnen worden.

Karakter

Maar wat voor boek zou Erasmus schrijven als hij vandaag de dag zou solliciteren naar de gunst van toekomstige politici? Hoe zouden zijn humanistische ideeën over opvoeding er op dit moment uitzien? Welke karakterontwikkeling zou hij bij onze toekomstige leiders willen zien? En hoe zou hij menen dat die karakterontwikkeling tot stand gebracht zou kunnen worden?

Over die vragen heb ik lopen filosoferen tijdens een mooie lange stadswandeling die ik onlangs door Rotterdam heb gemaakt. En hoe langer ik door die straten liep, hoe meer ik ervan overtuigd raakte dat Erasmus op straat zou willen leven en zijn 21e-eeuwse opvoedende geschrift in de taal van de straat zou willen schrijven.

Hoezo dan?

Braafheid

We kennen Erasmus vooral als pedagoog avant la lettre, als een wijsgeer die erop hamert dat alle kwaliteiten van alle mensen (en dus ook die van de vorst) het resultaat zijn van vorming, opvoeding, scholing. We kennen hem daarmee ook als de voorvechter van de studie van het Grieks en het Latijn, iets waarmee kinderen volgens Erasmus niet vroeg genoeg kunnen beginnen.

Waarom? Omdat ons denken en ons karakter gevormd moeten worden, en omdat we daar een vorm voor nodig hebben, een gestalte of structuur waarin dat denken en dat karakter tot hun recht kunnen komen. Die vorm trof Erasmus in zijn tijd uitsluitend en bij uitstek aan in de schone letteren, in wat geschreven stond. Vandaar Erasmus’ pleidooi voor scholing, voor klassiek onderwijs, voor het oprichten van gymnasia, waarin de kinderen zich zouden moeten bekwamen in het lezen van Dimedes, Lucianus, Aristophanes, Valla, Aristoteles, en ga zo maar door.

Maar vandaag de dag zou Erasmus ongetwijfeld heel anders reageren. In zijn tijd ging immers niemand, of nagenoeg niemand, naar school. Tegenwoordig iedereen! In zijn tijd deden de mensen maar wat: ze ploeterden zich lukraak een slag in de rondte en beulden op goed geluk zichzelf en anderen af. Maar tegenwoordig is het één en al schoolse disciplinering, één en al instrumentele efficiëntie, van deeltoets naar deeltoets, in kleine behapbare brokjes.

In zijn tijd hadden kinderen de klassieke literatuur nodig om buiten de vanzelfsprekende kaders te leren denken, om met deugdzaamheid als een menselijk ideaal geconfronteerd te kunnen worden. Maar tegenwoordig heb je heel iets anders nodig om out of the box te leren denken, om te ontdekken dat menselijke deugdzaamheid iets anders is dan schoolse braafheid.

Vandaag de dag zou Erasmus zich vooral zorgen maken over de vitaliteit van onze jeugd, over hun intrinsieke gedrevenheid. Hij zou als werkelijk onafhankelijke denker vermoedelijk al lang geleden van school geschopt zijn, of zelf zijn weggebleven. Hij zou een rapper geworden zijn, vermoed ik, in zijn badjas in Zuid naar de snackbar gaan, net als Jordy Dijkshoorn van De Likt, of tussen zijn trouwe fans in het Schollebos zoeken naar zijn eigen geluid, net als Ronnie Flex, of als Raw Roets overal schijt aan hebben en van vroeg tot laat werken tot hij zoveel shit te delen zou hebben dat iedereen zou willen connecten.

Dit klinkt natuurlijk wel stoer en ongerijmd, maar het klinkt ook zó onwaarschijnlijk en zó onverenigbaar met wat Erasmus in zijn De opvoeding van de christenvorst zelf opgeschreven heeft, dat ik dit beslist verder moet uitleggen en moet onderbouwen”.

Lees het hele betoog van Jan Bransen, De opvoeding van toekomstige politici, Vers beton, 2 juni 2016: https://versbeton.nl
Het artikel is rijk geïllustreerd door Krzysztof Soroka, Nederlands-Pools visueel artiest.

Vers Beton is het online tijdschrift voor de harddenkende Rotterdammer: “We duiden de stad, hebben het beste met haar voor, en richten ons op politiek, kunst & cultuur, stedelijke ontwikkeling, wetenschap, economie en human interest. Vers Beton is geen platform voor snel nieuws of uitgaanstips, maar een plek voor diepgang en reflectie.

vers beton jan bransen opvoeding toekomstige politici

 

We worden veel te vaak verkeerd voorgelicht volgens psycholoog Gerd Gigerenzer

In de gezondheidszorg wordt heftig gediscussieerd of het zinvol is duur onderzoek te doen om kanker vroeg op te sporen. De Duitse psycholoog Gerd Gigerenzer stelt het nut daarvan ter discussie in een interview in het Zwitserse dagblad Neue Zürcher Zeitung door Marco Metzler en Brigit Vogt.
Gigerenzer is directeur van de afdeling Adaptives Verhalten und Kognition en van het Harding-Zentrum für Risikokompetenz van het Max-Planck-Institut für Bildungsforschung in Berlijn. Hij legt in het interview uit hoe patiënten en burgers gemanipuleerd worden met risicocijfers:
“Onlangs waarschuwde de Wereldgezondheidsorganisatie ons dat voor elke 50 gram worst die wij dagelijks eten, het risico op darmkanker met ongeveer 20% stijgt. Je denkt dan al gauw dat van de 100 mensen er 20 kanker krijgen. Dat klopt niet. Van de mensen die geen worst eten krijgt 5% op een bepaald moment darmkanker. Met worst stijgt dat percentage naar 6%. Van 1 procentpunt worden we niet bang, maar relatief gezien van 20% wel. We zouden wat meer aandacht moeten besteden aan deze truc”.

Wat kunnen we daaraan doen?
“Mensen hebben meer risicocompetentie nodig. Dat is de vaardigheid om met de onzekerheden van een moderne, technologische wereld om te gaan. Juist in de geneeskunde is dat belangrijk. Veel patiënten raken in de war als ze een waarschijnlijkheidsdiagnose krijgen. Ze weten niet welke vragen ze moeten stellen. Risicocompetentie is niet alleen nodig om statistieken te begrijpen, maar ook om de eigen gevoelens beter te begrijpen, waarom we voor het ene bang zijn, en voor het andere niet”.

Gigerenzer noemt een voorbeeld: “Neem de angst voor terrorisme. Europeanen reizen niet meer naar Tunesië, Chinezen niet meer naar Europa. We leven in een maatschappij waarin we worden gewaarschuwd dat de volgende aanslag er staat aan te komen. Dat kan zo zijn, maar in Duitsland is het evenwel nog steeds veel waarschijnlijker dat je door de bliksem getroffen wordt dan dat je door een terroristische aanslag om het leven komt. En toch denkt een op de twee Duitsers dat terrorisme het grootste gevaar vormt. In de VS word je eerder door een kleuter, spelend met een vuurwapen van de ouders, doodgeschoten. Je kunt je dan afvragen waarom men ons zo bang maakt voor terrorisme in plaats van voor de dingen waaraan we waarschijnlijk zullen sterven, zoals roken of zitten sms’en tijdens het autorijden”.

Hoe komt het dat terrorisme ons zoveel angst aanjaagt?
“De psychologie toont aan dat mensen bang zijn voor shock-risico’s. Als in korte tijd veel mensen tegelijk sterven zoals bij een vliegtuigongeluk of een terroristische aanslag, dan schrikken we daar veel meer van dan van het hogere aantal auto-ongelukken omdat dat over een heel jaar verspreid ligt”.

Jarenlang verkeerd voorgelicht

Worden we bewust gemanipuleerd?
“Politieke belangen spelen altijd een rol. Bange burgers zijn makkelijk te beïnvloeden. Dat is ook de strategie van IS. Zijn doel is niet gericht op de noodlottig aan hun eind gekomen mensen in Brussel of Parijs, maar het doel is gericht op ons allen. Omdat IS willekeurige doelen kiest en zich niet richt op politiebureaus, zijn we bang. Het wil onze maatschappij destabiliseren zodat we bereid zijn onze democratische rechten stapje voor stapje op te geven. Hoe banger we worden, des te meer bereikt IS zijn doel”.

Wat kan risicocompetentie voor ons doen?
“Voor een moderne maatschappij met een vitale democratie, is risicocompetentie vandaag net zo belangrijk als lezen en schrijven honderdvijftig jaar geleden. We zouden iedereen kunnen leren competent met risico’s om te gaan. Als je bijvoorbeeld een studieboek over gedragseconomie leest, zou je de indruk kunnen krijgen dat de bedrading van onze hersenen verkeerd loopt. Daarom zijn we kansloos en moet de staat ingrijpen en ons ‘nudgen’, d.w.z. zachtjes sturen en een duwtje in de rug geven. Als we ervan uitgaan dat mensen niet risicocompetent zijn, ontstaat er een nieuw soort paternalisme, en dat in de 21ste eeuw!”

Volgens Gigerenzer is het naïef te geloven dat de regering ons steeds in de goede richting duwt. Wat gebeurt er als Donald Trump, eenmaal aan de macht, ons gedrag begint te sturen?
Op de vraag waarom hij zo heftig reageert op het vroeg opsporen van borst- en prostaatkanker, antwoordt Gigerenzer “dat de mensen jarenlang verkeerd zijn voorgelicht. De eerste truc is beweren dat vroeg opsporen van kanker een voorzorgsmaatregel is. Daarom geloven veel vrouwen dat een mammografie de kans op kanker doet afnemen. Maar dat is niet zo. Vroege opsporing identificeert alleen ziekten die er al zijn. Het gaat mij er niet om vrouwen af te houden van onderzoek, mij gaat het erom dat ze het recht hebben te weten wat de resultaten van wetenschappelijk onderzoek zijn. Voor mannen geldt bij vroege opsporing van prostaatkanker hetzelfde”.

Hoe komt dat?
“Bij de truc met de worst wordt vaak met relatieve in plaats van met absolute waarschijnlijkheden gewerkt. Studies tonen aan dat van elke 1000 vrouwen – in de leeftijd van 50 tot 69 jaar – zonder onderzoek er na tien jaar 5 aan borstkankers zijn overleden; bij vrouwen met een mammografie zijn dat er 4. In plaats van dat tegen vrouwen eerlijk te zeggen, heeft men hen tien jaar lang verteld dat het sterftecijfer van borstkanker met 20% wordt verminderd. Ons onderzoek toont aan dat veel vrouwen daarom abusievelijk denken dat 200 van de 1000 vrouwen gered worden. In Europa overschatten 95% van alle vrouwen het nut van een mammografie-onderzoek of zijn niet op de hoogte. Onderzoek vermindert bovendien niet het totale aantal sterfgevallen door kanker, inbegrepen borstkanker. Dat wil zeggen dat wij geen bewijs hebben dat onderzoek levens redt. Maar ook dat wordt de meeste vrouwen niet verteld”.

Voorlichting in plaats van betutteling

Maar mammografie wordt nog steeds aanbevolen door de Zwitserse Kankervereniging. Hoe reageert de beroepsvereniging van artsen op uw inzichten?
“Die is verdeeld. Als u als uroloog met vroege opsporing van prostaatkanker 25% van uw inkomen verdient, dan wordt het moeilijk de wetenschappelijke inzichten te accepteren. Men zegt dan dat het onderzoek verouderd is, vandaag is alles beter. Bovendien zijn artsen over het algemeen niet opgeleid om statistisch te denken. Volgens ons onderzoek begrijpt ongeveer 70 tot 80% van de artsen de gezondheidsstatistieken niet en weten ze een vakartikel niet kritisch naar waarde te schatten. Per slot van rekening zijn veel artsen bang door de patiënt aangeklaagd te worden en adviseren ze niet de beste therapie te volgen, maar schrijven ze klinisch niet verantwoorde en voor patiënten soms zelfs schadelijke tests en behandelingen voor. In Zwitserland is dat minder uitgesproken dan in de VS. Maar uit onze enquêtes blijkt dat ook hier 40% van de artsen mannen prostaatkankertests aanbevelen om moeilijkheden te voorkomen, voor het geval de man daadwerkelijk prostaatkanker krijgt. De prikkels zijn zo dat een arts die de geneeskunde juist beoefent, aan inkomsten derft”.

De oplossing van Gigerenzer hiervoor is voorlichting in plaats van betutteling: “Om de patiënten te helpen bij hun beslissingen, hebben wij feitenboxen ontwikkeld die wetenschappelijke uitkomsten op een begrijpelijke manier samenvat. Ze vormen een instrument voor het geven van goede voorlichting, laten het nut van injecties zien en ook wat voor schade ze kunnen veroorzaken. Iedereen kan zodoende zelf beslissen”.*)

Weer van onderop beginnen met basisdemocratie

Dr. Gerd Gigerenzer is een van de leidende onderzoekers op het gebied van menselijk gedrag, met name de manier waarop de mens een beslissing neemt en een oordeel velt. Hij schreef over de grenzen van rationaliteit en de voordelen van intuïtie waarmee hij wereldwijd bekendheid verwierf. Zijn boek Bauchentscheidungen is in zeventien talen vertaald. In 2013 verscheen zijn bestseller Risiko. Wie man die richtigen Entscheidungen trifft.
Momenteel werkt hij samen met de Bank van Engeland aan een project om door middel van eenvoud de financiële wereld betrouwbaarder te maken.

Volgens Gigerenzer voert intuitie niet noodzakelijk tot verkeerde beslissingen zoals door gedragseconomen wordt beweerd. Hij vindt dat we zowel risicocompetentie als intuïtie nodig hebben. Statistisch denken is nuttig als we met berekenbare risico’s omgaan. Maar er zijn dingen die men noch berekenen noch voorspellen kan: “Als u een ondernemer vraagt of hij moet investeren in Turkije, heeft hij meer nodig dan statistiek. Hij heeft goede intuïtie nodig. Die intuïtie berust op veel ervaring. Intuïtie is noch willekeur, noch een zesde zintuig noch goddelijke inspiratie, maar voorvoeld weten. Men voelt wat men moet doen, maar kan dat niet beredeneren. Daar gaat het om: In onze maatschappij wordt meer waarde gehecht aan bewijsvoering dan aan een positief resultaat. Als er iets misgaat maar men kan het beredeneren, dan is dat oké. Als evenwel goede intuitie tot een positief resultaat leidt dat niet valt te bewijzen, dan geldt het als verdacht”.

We hebben intuïtie nodig als de risico’s niet duidelijk zijn of als we onvoldoende informatie hebben, en dat is meestal het geval. Wie kun je vertrouwen? Waarin geld investeren? Met wie zal ik trouwen? Gigerenzer zegt dat ongeveer 50% van alle belangrijke beslissingen van de in de DAX (Deutscher Aktienindex – Duitse aandelenindex) genoteerde en door hem onderzochte bedrijven intuïtieve beslissingen waren. Dat wordt evenwel nooit openlijk toegegeven. Dat is omdat bij een intuïtieve beslissing mensen zelf de verantwoordelijkheid moeten nemen, en daarvoor zijn veel mensen bang.

Aan het slot van het interview zegt Gigerenzer dat we bloot staan aan teveel reclame, teveel verleidingen en teveel desinformatie. 20% meer kanker door worst verkoopt beter dan 1 procentpunt. “Wij kunnen mensen de vaardigheden geven dit spel te doorzien. Een democratie is zo sterk als haar burgers. We moeten weer van onderop beginnen met basisdemocratie”.

Noot
*) De Zwitserse ziektekostenverzekeraar Helsana is wereldwijd de eerste die een Feitenbox op internet heeft geopend: www.helsana.ch/en/individuals.html

Lees het hele interview met Gerd Gigerenzer: Manipulation mit Risiken: «Wir haben zu viel Desinformation», door Marco Metzler en Birgit Voigt, Neue Zürcher Zeitung, 29 mei 2016: www.nzz.ch

Harding-Zentrum für Risikompetenz: https://www.hardingcenter.de/de

Weduwe Tromp krijgt gelijk van Raad van State: Schorsen huisarts Tuitjenhorn was onterecht

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft in oktober 2013 onterecht huisarts Tromp in Tuitjenhorn geschorst. Dat oordeelt de Raad van State in een hoger beroep dat vorig jaar door de weduwe werd aangespannen.

De inspectie stelde Tromp op non-actief, nadat hij in augustus een terminaal zieke patiënt een ongebruikelijk hoge dosis morfine had gegeven. De patiënt overleed daaraan. De huisarts pleegde vijf dagen na zijn schorsing zelfmoord.

Gevaar

Volgens de Raad van State heeft de inspecteur van de IGZ niet duidelijk gemaakt waarom Tromp plots op non-actief moest worden gesteld. Volgens de raad kan zo’n bevel alleen worden gegeven als dat besluit niet uitgesteld kan worden, vanwege een gevaar voor de veiligheid of gezondheid. Huisarts Tromp had zich echter al ziek gemeld in augustus en zou tot en met december worden vervangen.

De Raad meldt in haar uitspraak: “De inspecteur heeft niet aannemelijk gemaakt dat er ’een reëel risico bestond dat de huisarts zijn werkzaamheden binnen afzienbare tijd zou hervatten en dat dit slechts door het geven van een bevel was te voorkomen. De huisarts had zich immers eind augustus 2013 ziek gemeld en zijn diensten zouden tot en met december 2013 worden waargenomen. De inspecteur heeft dit ook zelf vastgesteld. Het had in de rede gelegen dat hij goed zou motiveren waarom acuut ingrijpen, ruim een maand na de melding bij de inspecteur en na het afronden van het strafrechtelijk onderzoek, desondanks noodzakelijk was.’’

De Raad van State heeft alleen uitspraak gedaan over de rechtmatigheid van het bevel van de inspecteur. Over de vraag of de Inspectie ook schuld heeft aan de zelfmoord van de huisarts, gaat de raad niet.

In 2015 oordeelden de rechtbank en de commissie-Bleichrodt die onderzoek deed naar het handelen van de IGZ dat de inspectie correct had gehandeld.

Dokter Tromp had niet op non-actief mogen worden gezet, Noordhollands Dagblad, 1 juni 2016.

Weduwe huisarts Tuitjenhorn krijgt gelijk, schorsing was onterecht, NOS Nieuws, 1 juni 2016: http://nos.nl

‘Schorsing huisarts Tuitjenhorn die zelfmoord pleegde onrechtmatig’, RTL Nieuws, 1 juni 2016: https://www.rtlnieuws.nl

Zie ook Presentatie Rapport evaluatiecommissie Tuitjenhorn over de zaak van huisarts Tromp, Blogs Beroepseer, 31 maart 2015: https://beroepseer.nl

Zie dossier Tromp op Blogs Beroepseer: Ontsteltenis om geschorste huisarts Tromp vanwege buitensporigheid inspectie, OM, politie en begeleiders AMC: https://beroepseer.nl

 

Hester IJsseling in interview over de pedagogische grondhouding en de bedoeling van het onderwijs

omslag mensenkinderenHet meinummer 2016 van Mensenkinderen, tijdschrift voor en over Jenaplan-onderwijs, heeft als thema: de pedagogische grondhouding.
Hester IJsseling wordt daarin uitgebreid geïnterviewd door Geert Bors over haar pedagogische grondhouding en de taal die nodig is om duidelijk te maken waar het in het onderwijs werkelijk om gaat. Dat blijkt een heel ander taalregister dan het gangbare economische efficiency-jargon.
Hester IJsseling is leraar en middenbouwcoach op een basisschool voor ontwikkelingsgericht onderwijs, De Kleine Reus in Amsterdam, en doctor in de wijsbegeerte.

Het interview begint met de beschrijving van een pedagogisch moment tussen twee jongens in haar klas: “Een paar jaar terug kwam er een jongen in mijn groep die vanuit het speciaal onderwijs terugkeerde in het reguliere onderwijs, op onze school. Hij was eraan toe. Wel was hij aanvankelijk gedragsmatig nog wat ingewikkeld, want hij voelde zich snel afgewezen en kon dan agressief worden. Op een keer waren de kinderen bezig een tekst bij een kunstwerk te schrijven. Hij had samen met een klasgenootje een strijdtafereel uitgekozen. Er ging iets mis in de samenwerking en hij begon te vloeken.
Nou werkte hij samen met een heel rustige jongen, die hem een suggestie aan de hand deed: “Misschien kun je beter “janprikkie!” zeggen als je boos bent.” “Janprikkie” is een uitroep van een figuur uit een boek, dat ik met de klas aan het lezen was, Jim Knoop en Lucas de Machinist van Michael Ende. Ik vond het mooi dat hij helemaal niet gechoqueerd reageerde op het grove taalgebruik van zijn nieuwe klasgenoot, maar dat hij het zo tactvol oppakte door die veel vriendelijkere uitroep te suggereren”.

Vraag: En wat doe jij als leerkracht met zo’n waarneming?

Hester IJsseling: “Precies dit zijn de momenten die pas oplichten als je er oog voor hebt. Je kunt zo’n kwestie wel algemeen ter sprake brengen en vertellen dat ‘wij dat soort woorden hier niet gebruiken’, maar het mooie hier was dat het vanuit een kind kwam. Als juf hoef je het dan alleen maar te zien en het op te kweken. Zo’n voorval wordt een ingangetje tot iets – om de sfeer beter te krijgen of goed te houden. Het was best spannend om deze jongen in de groep op te nemen, want het kon zijn dat hij de positieve sfeer die er heerste zou overnemen, maar het was ook best mogelijk dat de kinderen negatieve dingen van hem over zouden nemen. Het was een subtiele ontmoeting van sferen”.

Om die subtiele ontmoeting van sferen goed waar te nemen, is het nodig oog te hebben voor ‘de kleine interacties in je groep’, aldus IJsseling.
Dat is niet iets dat ze leerde op de Pabo-opleiding of tijdens stages, maar pas in de praktijk. Omdat je ruimte en tijd nodig hebt om een relatie op te bouwen met je groep.

Ijsseling haalt in het interview de onderwijspedagoog Gert Biesta aan die er de aandacht op vestigt dat onderwijs niet alleen gaat over kennis en vaardigheden, maar ook over je eigen persoon worden. Het gaat enerzijds over iets leren over de cultuur en tradities waarin je je probeert in te voegen, en tegelijkertijd hoe je je daar kritisch toe kunt blijven verhouden:  “Dat heeft mij altijd na aan het hart gelegen. Een zorgelijk iets op school vind ik groepsdruk. Je moet de weerbaarheid daartegen echt ontwikkelen. Dat vind ik een belangrijke opvoedingstaak, ook van school. Veel volwassenen zien niet zo’n probleem in je te conformeren. Ik vind dat je altijd zelf moet blijven opletten: als de hele meute ‘A’ zegt en jij denkt ‘dat klopt niet’, durf je er dan tegenin te gaan? In onze huidige tijd is dat ook weer heel actueel”.

Lees het hele interview met Hester IJsseling: Het Janprikkie-moment: ‘Het gaat om die kleine interacties in je groep’, door Geert Bors, Mensenkinderen, mei 2016: https://nivoz.nl

‘Voor het maken van ruimte voor tact is het óók van belang hoe je als school je onderwijs organiseert’, Platform Het Kind, NIVOZ, 29 mei 2016: https://nivoz.nl

Nederlandse Jenaplan Vereniging en Mensenkinderen: www.jenaplan.nl

Zorgverzekeraars verklaren zichzelf incompetent: ‘Te weinig aandacht voor kwaliteit GGZ’

Het besluit van minister Schippers van Volksgezondheid om zorgverzekeraars vanaf 2017 de risico’s in de ggz te laten dragen, komt te snel. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) waarschuwt dat er te veel aandacht komt voor de financiële kaders in plaats van de kwaliteit van zorg.

De geestelijke gezondheidszorg in Nederland is bezig met een belangrijke verbeterslag. De GGZ-sector werkt hard om de Nederlandse verzekerde meer inzicht in de rechtmatigheid en kwaliteit van hun zorg te geven. Maar plannen van minister Schippers om de GGZ vanaf 1 januari 2017 volledig risicodragend te maken, doorkruisen deze verbeterslag en leggen de focus op de financiële kaders in plaats van de kwaliteit van zorg. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) maakt zich in een brief aan de Tweede Kamer vooral zorgen om de positie van mensen met een ernstige psychiatrische aandoening.

Inzicht in kwaliteit

Zorgverzekeraars zijn het eens met de minister dat zorgverzekeraars de GGZ in de Zorgverzekeringswet uiteindelijk risicodragend moeten uitvoeren. Maar als zorgverzekeraars vanaf volgend jaar alle risico’s dragen, is het van cruciaal belang dat zij inzicht hebben in de kwaliteit en rechtmatigheid van de zorg. Dit is in de GGZ nu nog een probleem en daarom werkt de sector hier hard aan. Maar deze verbeterslag neemt nog zeker een paar jaar in beslag. De minister wil daar niet op wachten. Zorgverzekeraars vrezen dat als gevolg hiervan de budgettaire kaders die het kabinet de komende jaren voor de GGZ vaststelt een nog grotere impact zullen gaan hebben op de contractafspraken tussen zorgverzekeraars en GGZ-zorgverleners.

Zet kwaliteit centraal

Zorgverzekeraars lopen straks volledig risico, maar hebben niet de juiste instrumenten om te komen tot een goede verdeling van middelen tussen GGZ-zorgverleners en om (meerjarige) afspraken over de kwaliteit van zorg te maken. ZN vindt dit een onwenselijke ontwikkeling voor hun verzekerden die baat hebben bij een stabiele GGZ-sector waar de kwaliteit van zorg centraal moet staan.

Informatie-uitwisseling cruciaal bij te lange wachttijden

In de brief roept ZN ook GGZ-zorgverleners op om patiënten beter te informeren over het feit dat hun zorgverzekeraar kan helpen als patiënten te lang moeten wachten op een behandeling. Als verzekerden op een wachtlijst komen, kunnen zij namelijk contact opnemen met hun zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling. De zorgverzekeraar bemiddelt en begeleidt de verzekerde vervolgens naar een andere zorgverlener waar hij wel snel terecht kan.

Ook de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) constateerde onlangs dat GGZ-zorgverleners hun patiënten nog onvoldoende informeren over de rol van de zorgverzekeraar op het moment dat zij een patiënt op de wachtlijst zetten.

Brief aan Tweede Kamer van ZN, 24 mei 2016: https://assets.zn.nl

Zorgverzekeraars maken zich zorgen om gevolgen risicodragende uitvoering GGZ, ZN, 25 mei 2016: www.zn.nl

‘Te weinig aandacht voor kwaliteit ggz’, Skipr, 27 mei 2016: www.skipr.nl/nieuws/te-weinig-aandacht-voor-kwaliteit-ggz/

Afspraken over minder lasten en meer zorg in de eerste lijn tussen ZN en brancheorganisaties

Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft met 24 brancheorganisaties van eerstelijns zorgverleners afspraken gemaakt om de administratieve lasten in de zorg te beperken. Het gaat daarbij om de mondzorg, paramedie, wijkverpleging, farmacie, verloskunde en vrijgevestigde GGZ. “Door minder administratieve lasten kan een zorgverlener meer tijd aan de patiënt besteden én prettiger werken”, zegt Petra van Holst, algemeen directeur van Zorgverzekeraars Nederland. Zij overhandigde namens de gezamenlijke partijen op 25 mei 2016 aan minister Schippers de eerste resultaten van het traject ‘Vermindering administratieve lasten in de eerstelijnszorg’.

Meer begrip en vertrouwen
Eind 2015 hebben zorgverzekeraars het initiatief genomen om met de organisaties in de eerstelijnszorg te zorgen voor een vermindering van onnodige administratieve lasten. Alle partijen hebben de handen ineen geslagen en hebben constructief aan oplossingen gewerkt waardoor zorgverleners geen tijd kwijt zijn aan onnodige administratie en meer tijd hebben voor zorg aan hun patiënten. De gesprekken hebben bovendien gezorgd voor meer inzicht en wederzijds begrip voor wat er nodig is om mensen te verzekeren van goede en rechtmatige eerstelijnszorg.

Resultaten
In werkgroepen van de zes zorgsectoren zijn verschillende knelpunten besproken en afspraken gemaakt over het verminderen van de administratieve lasten. Een aantal resultaten:

In de paramedische sector is afgesproken dat zorgverzekeraars hun werkwijze zoveel mogelijk uniformeren. Bijvoorbeeld als het gaat om doorverwijzingen en de maximale termijn waarop machtigingen afgegeven worden. In de farmaceutische en paramedische sector worden uniforme aanvraagformulieren geïntroduceerd voor dieetpreparaten en verbandmiddelen. In de mondzorg wordt ernaar gestreefd om in 2017 papierloos te werken. Nu wordt er nog veel gewerkt met papieren formulieren, vooral in de Wet Langdurige Zorg. Eerstelijns zorgverleners hebben regelmatig te maken met verschillen in de contractafspraken met zorgverzekeraars. Zorgverzekeraars gaan daarom bekijken hoe zij deze verschillen in de contracten – binnen de kaders van de mededinging – op onderdelen kunnen uniformeren.

Procesafspraken
Naast de concrete afspraken die administratieve lasten moeten verminderen, hebben de partijen ook procesafspraken gemaakt. Daarom werken we gemotiveerd verder. Doel is om behalve de huidige onnodige administratie aan te pakken, ook onnodige lasten in de toekomst te voorkomen. Daarbij wordt gekeken naar wat zorgverzekeraars hieraan kunnen doen, en ook wat de toezichthouder (NZa), de regelgever (VWS) en de beroepsorganisaties kunnen doen.

Voor een overzicht van de gemaakte centrale afspraken en namen van brancheorganisaties, zie de site van Minder lasten meer zorg: www.minderlastenmeerzorg.nl

Zie ook hieronder de video Minder lasten, meer zorg.