Skip to main content

Redactie Beroepseer

Het is goed ook de mislukkingen op te schrijven in je CV, vindt professor Johannes Haushofer. Voor het evenwicht

duimomhoog duimomlaagNiet alle carrières lopen over rozen. De meeste zijn doornig of hobbelig. De Amerikaanse professor in de psychologie en publieke zaken Johannes Haushofer van Princeton-universiteit heeft een lijstje gemaakt van mislukkingen in zijn carrière en op internet gepubliceerd. Hij wil daarmee laten zien dat hij niet alles heeft bereikt waarnaar hij heeft gestreefd. Het openbaar maken van zijn mislukkingen doet hij uiteraard niet zonder bedoeling. Hij wil het evenwicht herstellen tussen succes en mislukking en anderen aanmoedigen door te zetten als het tegenzit.

Ana Swanson schrijft in het Amerikaanse dagblad The Washington Post dat het lezen over Haushofers mislukkingen haar een goed gevoel geeft: “Velen van ons hebben een minderwaardigheidsgevoel bij het lezen van het CV van een vriend of een sollicitant. Als je kijkt naar iemands fraaie professionele prestaties en opleiding, krijg je al gauw het gevoel dat die andere persoon veel belangrijker is dan jijzelf”.

Maar lees je tussen de regels door van een CV of korte autobiografie, dan zie je verborgen geheimen: een school waartoe men niet is toegelaten; de aanvrage voor een beurs die op niets is uitgelopen; een sollicitatie waarover achteraf weinig is nagedacht.
Een CV weerspiegelt slechts een heel klein deel van iemands ervaringen en misschien ook nog niet de belangrijkste.

Een bron van nieuwe perspectieven

Haushofers CV der mislukkingen*) bevat opleidingen waartoe hij niet werd toegelaten, subsidies voor onderzoek die hij niet heeft gekregen en afwijzingen van wetenschappelijke tijdschriften voor het publiceren van zijn artikelen.
Haushofer: “De meeste dingen die ik probeer, mislukken. Deze mislukkingen zijn niet zichtbaar terwijl de successen wel zichtbaar zijn. Daardoor krijgen anderen de indruk dat ik meestal slaag in mijn pogingen. Het gevolg is vaak dat ze hun mislukkingen aan zichzelf wijten en niet aan het feit dat de wereld stochastisch**) is, dat sollicitaties een loterij zijn en comités en scheidsrechters ook hun slechte dag hebben”.

Haushofers lijstje loopt van 2008 tot en met 2016 en is verdeeld in zes categorieën:
– Opleidingen waartoe hij niet werd toegelaten.
– Academische aanstellingen en uitnodigingen die hij is misgelopen.
– Contracten en studiebeurzen die hij niet heeft gekregen.
– Artikelen die werden geweigerd door wetenschappelijke tijdschriften.
– Subsidies voor onderzoek die niet aan hem zijn toegewezen.
– Meta-mislukkingen.

Wat de laatste categorie betreft merkt Haushofer op: “Dit verrekte lijstje met mislukkingen heeft meer aandacht gekregen dan mijn hele wetenschappelijke oeuvre”.

Haushofer schrijft dat hij zijn eerste CV der mislukkingen in 2011 samenstelde toen een vriend van hem die een inzinking had een steuntje in de rug wilde geven. De reacties bleken posifief en het idee zo’n lijstje openbaar te maken leek hem nuttig: “Ik hoop dat het op een goede dag een bron zal zijn van nieuwe perspectieven in tijden als de dingen niet goed gaan, vooral voor studenten en jonge collega’s”.
Hij beaamt dat zijn lijstje nogal kort lijkt, maar dat komt waarschijnlijk omdat hij een en ander is vergeten. Een uitgebreidere CV kan erop duiden dat de betrokkene goed is in het proberen van nieuwe dingen.

Misslukking is een essentieel onderdeel van het wetenschapper zijn

Het oorspronkelijke idee voor een CV der mislukkingen stamt van een in 2010 in het tijdschrift Nature verschenen artikel van Melanie Stefan van de Universiteit van Edinburgh. Zij beweerde dat een openbare lijst van mislukkingen een manier was anderen te helpen omgaan met hun tekortkomingen. Terwijl we zelf maar al te goed bekend zijn met succes en mislukking, zien andere mensen alleen de successen. Dat werkt ontmoedigend.

Stefan: “Als wetenschappers maken we een succesverhaal waarin onze tegenslagen verborgen worden, voor onszelf en voor anderen. Vaak lijken de carrières van andere wetenschappers een doorlopende reeks van makkelijke successen te zijn. Om die reden voelen we ons, telkens als we tekortschieten, alleen en afgewezen”.
Stefan adviseert ons een lijst van mislukkingen bij te houden om onszelf eraan te herinneren dat mislukking een essentieel onderdeel is van het wetenschapper zijn. Misschien kunnen we er ook nog een collega mee opbeuren die de moed heeft opgegeven.
Ze wijst er ook nog op dat aanvragen voor academische subsdies maar in 15 procent van de gevallen worden gehonoreerd. Dat betekent dat voor elk uur dat wordt besteed aan een succesvolle aanvrage, er waarschijnlijk zes uur voor niets zijn geweest.
Dat geldt natuurlijk ook op andere gebieden. Veel beroemde zakenmensen, onder wie Henry Ford faalden regelmatig voordat ze succes hadden. En het schijnt dat bijna elke beroemde schrijver of componist minstens een dozijn keer is afgewezen voordat succes zich aandiende.

*) Johannes Haushofer – CV of Failures: https://beroepseer.nl

**) Stochastisch = gebaseerd op waarschijnlijkheden.

Why it feels so good to read about this Princeton professor’s failures, Ana Swanson, The Washington Post, 28 april 2016: www.washingtonpost.com

A CV of failures, door Melanie Stefan, Nature, 17 november 2010: www.nature.com/articles/nj7322-467a

CV of failures: Princeton professor publishes résumé of his career lows, The Guardian, 30 april 2016: www.theguardian.com

Johannes Haushofer: https://haushofer.ne.su.se/

Waarom vertrouwen werknemers hun baas niet?

In zijn artikel Why don’t employees trust their bosses? neemt Joe Myers de Edelman Trust Barometer 2016 onder de loep, het zestiende jaarlijkse wereldwijde onderzoek naar vertrouwen en geloofwaardigheid. In de nieuwste editie onderzocht men voor het eerst hoe het staat met het vertrouwen tussen werkgever en werknemer.
Het blijkt dat een op de drie werknemers geen vertrouwen heeft in hun werkgever. De uitkomst onthult een aantal interessante trends op het gebied van vertrouwen op de werkvloer en de gevolgen voor zowel de baas als de werknemer. De schrijvers noemen hun rapport een reflectie op “een verbroken verbinding tussen directeuren en hun werknemers”.

Het onderzoek vond plaats tussen medio oktober 2015 en medio november 2015 en werd uitgevoerd in 28 landen onder 32.200 mensen. Circa 15 procent van hen behoort tot het zg. ‘geïnformeerde publiek’, hoogopgeleiden met een hoog inkomen. De anderen worden omschreven als ‘het brede publiek’. Edelman is een internationaal marketing- en communicatiebedrijf met ook een kantoor in Amsterdam.

Gebrek aan vertrouwen

Oorzaak van het gebrek aan vertrouwen is het verschil tussen gebieden die werknemers belangrijk vinden en de prestaties van leidinggevenden op deze gebieden. De helft van de respondenten vindt bijvoorbeeld dat het belangrijk is dat een CEO (bestuursvoorzitter) ethisch is, dat hij verantwoordelijkheid neemt wanneer geconfronteerd met een crisis, en dat hij transparant is. Een nog lager aantal van de respondenten vindt dat hun leidinggevende deze kwaliteiten bezit.
Het vertrouwen blijkt af te nemen naarmate men verder daalt op de hiërarchische ladder van een organisatie. Terwijl dus tweederde van de leidinggevenden vertrouwen heeft in het bedrijf, doet slechts minder dan helft van de werknemers dat (52 procent in Nederland). De ‘eigen mensen’ – de collega’s – genieten meer vertrouwen dan superieuren.

Dit verschil nu is belangrijk. “Niet-vertrouwende werknemers zijn veel minder geneigd iets goeds te zeggen over hun werkgever”, legt Nick Howard uit. Hij is directeur van Edelman Employee Engagement voor Europa. Werknemers hebben contact met de klanten en bouwen met hen een vertrouwensband op. Werknemers kunnen krachtige pleitbezorgers zijn voor hun bedrijf. Ze worden dat als werkgevers en CEO’s hun werknemers goed behandelen en als ze ethisch, transparant en open zijn. Ervoor zorgen dat werknemers vertrouwen hebben in hun bedrijf is een krachtige impuls en dat is niet alleen gunstig voor henzelf maar ook voor de manier van omgaan met de klant en uiteindelijk voor de klant zelf.

Het minste vertrouwen in overheid en media

Een van de vragen in het onderzoek was in wat voor institutie mensen het meeste vertrouwen hebben: in de overheid, bedrijven, non-gouvernementele organisaties (NGO’s) of mediabedrijven. Het meeste vertrouwen genieten NGO’s, het minste de overheid en de media.

In Mexico is het grootste verschil te zien. Men heeft daar 44 procent meer vertrouwen in het bedrijf dan in de regering. 80 procent van het brede publiek denkt in Mexico dat bedrijven door het opvoeren van winsten de economische en sociale omstandigheden kunnen verbeteren.
Het laagst scoort Japan waar slechts 40 procent van de werknemers vertrouwen heeft in hun werkgever. In Duitsland is dat 62 procent, Zweden 50 procent, Verenigd Koninkrijk 57 procent, de VS en Canada 64 procent, China 79 procent, India 83 procent, Australië 54 procent en Rusland 48 procent.

Inkomensongelijkheid

Het onderzoek laat een duidelijk verschill in de mate van vertrouwen zien tussen het geïnformeerde publiek en het brede publiek. Terwijl het vertrouwen van het geïnformeerde publiek in instituties nog nooit zo hoog was sinds de afgelopen zestien jaar, heeft minder dan de helft van het brede publiek daarin vertrouwen, en dat geldt voor meer dan tweederde van de onderzochte landen. Met het vertrouwen in de toekomst is het idem dito. De kloof verbreedt zich wereldwijd en heeft te maken met inkomensongelijkheid.

Deze verschillen zijn waarschijnlijk de oorzaak van de opkomst van populisme, protectionisme en nationalisme. Gedesillusioneerde kiezers wijken uit naar extreem linkse en rechtse politieke partijen. In de VS lijkt magnaat Donald Trump af te stevenen op deelname aan de presidentsverkiezingen van 2016.
Er vindt een verschuiving van invloed plaats. We moeten niet de illusie blijven koesteren dat het brede publiek de elites blijft volgen. Deze illusie was gebaseerd op het geloof dat het geïnformeerde publiek toegang heeft tot exclusieve informatie en dat het vanuit die positie de belangen van het brede publiek behartigt. De afgelopen jaren hebben schandalen rondom bestuurders en de democratisering van de media ervoor gezorgd dat deze klassieke piramide is omgedraaid. Op het vertrouwen van het brede publiek kan niet langer worden gerekend.

Volgens het publiek zijn het niet langer politici en beleidsmakers die de grote maatschappelijke problemen moeten oplossen, bijna 80 procent vindt dat het bedrijfsleven dat beter kan.

Katherine Garrett-Cox, CEO van de Schotse investeringsmaatschappij Alliance Trust, schreef in een artikel dat bedrijven die tot doel hebben een positieve bijdrage te leveren aan de maatschappij succes zullen hebben, in tegenstelling tot bedrijven die daar niet naar streven of ertegen ingaan.

Edelman Trust Barometer 2016 – Annual Global Study: www.edelman.com

Why don’t employees trust their bosses?, door Joe Myers, World Economic Forum, 12 april 2016: www.weforum.org

Where do employees trust their companies the most? door Emma Luxton, World Economic Forum, 21 maart 2016: www.weforum.org

4 ways businesses can build customer trust, door Alex Gray, World Economic Forum, 27 januari 2016: www.weforum.org

Edelman trust barometer 2016

 

 

Vlaamse ombudsman Bart Weekers over het spreekrecht van ambtenaren

“Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken”, schreef de Vlaamse Ombudsman Bart Weekers in het jaarverslag 2016. Leidende ambtenaren zouden het spreekrecht van ambtenaren meer moeten waarderen. Op Weekers oproep reageerde Elke Wambacq, diensthoofd bij het Vlaams Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek (INBO) in een opiniestuk in de Vlaamse zakenkrant De Tijd. De kop boven haar artikel luidde: Als ambtenaar bij de overheid steek je het best je nek niet uit.*)

Weekers schrijft in antwoord op het stuk van Wambacq – dat tot veel reacties in de sociale media heeft geleid – wat hij met zijn oproep wil bereiken: “Dat vele ambtenaren vol goesting getuigen van de manier waarop ze hun spreekrecht beleven. Van hoe hun bazen hen ruimte geven om maatschappelijk geëngageerd te mogen en te kunnen zijn. Laat dat alles nu maar even komen. Laat nu ook die opiniestukken, tweets en blogs van ambtenaren verschijnen. Want mijn grootmoeder zaliger leerde het me al: Woorden wekken, maar voorbeelden strekken”.

Weekers gaat in zijn artikel dieper in op wat het spreekrecht van de ambtenaar precies inhoudt.Hij schrijft: “Naar goede voorjaarsgewoonte hadden het klachtenboek en het jaarverslag van de Vlaamse ombudsman aandacht voor het ongenoegen over de Vlaamse overheid. Eind vorige week ging het dan plots ook over het spreekrecht van ambtenaren, toen een ambtenaar getuigde over haar gesprekken met de ombudsman en besloot dat een ambtenaar het best zijn nek niet uitsteekt (De Tijd, 22 en 23 april). Dan gebeurde wat vaak gebeurt met pijnpunten die de ombudsman mee signaleert: de zaak bleek pro’s en contra’s te hebben.

Op veel banken was er bijval voor de moed van deze ambtenaar. Maar ook wrevel en onbehagen bij collega’s die elke dag werken aan een betere dienstverlening. Ze wijzen me er dan bijvoorbeeld op dat ik, hun ombudsman, toch het ultieme bewijs ben van de ruimte die de Vlaamse overheid laat voor interne kritiek. En het interne personeelsblad van de Vlaamse overheid had een week eerder al als eerste aandacht voor de oproep van de ombudsman om het spreekrecht te koesteren.

Laten we daarom eerst even te rade gaan bij de feiten. Niet voor niets is een uitgangspunt van het spreekrecht dat de ambtenaar feitelijke informatie correct, volledig en objectief presenteert. De meest recente personeelspeiling (2014) leert dat de eigen medewerkers hun werkgever, de Vlaamse overheid, een 7,8 op 10 geven voor openheid. Zeker een mooie score.

Uitgangspunt

Voorts huldigt de overheid ook het uitgangspunt dat de ambtenaar persoonlijke standpunten of kritiek op de overheid mag formuleren. Tegelijk moet de ambtenaar zijn publiek wel duidelijk maken dat hij uit eigen naam spreekt. Daarnaast zijn er regels over het spreken als personeelslid of als privépersoon binnen en buiten het werk. Daarbij wordt bijvoorbeeld de volledige vrijheid benadrukt om te publiceren of voordrachten te houden over de domeinen waarin de ambtenaar ervaring heeft.

Wie die regelingen meer in detail doorneemt, beseft al gauw dat we het met zijn allen hartstochtelijk eens zijn over de fundamentele plaats van de vrije meningsuiting als uitgangspunt. Tegelijk gaat het om een evenwichtsoefening, die ook aandacht heeft voor de grenzen van het spreekrecht, zoals loyauteit of geheimhoudingsplicht. Want inderdaad, en wees gerust. Niemand, en al zeker de ombudsman niet, wil dat ambtenaren en ministers mekaar in de vernieling rijden, denk aan ex-minister Jacqueline Galant en haar topambtenaar Laurent Ledoux.**)
Kortom, ook voor het spreekrecht van ambtenaren zijn de zaken vrij goed geregeld en knelt het schoentje dus niet bij de regelingen zelf. Balanceren is een oefening, die hoort bij zowat alle fundamentele waarden in onze samenleving.

Maar laten we mekaar ook goed begrijpen. Onze democratie is veel meer dan een loutere optelsom van gemaakte afspraken op papier. Onze democratie draait toch vooral rond de beleving van die afspraken in de praktijk. In dit geval op de werkvloer van de Vlaamse overheid, waar we wensen dat er een praatcultuur heerst en geen zwijgcultuur”.

Lees het hele artikel van Bart Weekers: Woorden wekken, voorbeelden strekken. Dat geldt ook voor het spreekrecht van ambtenaren, De Tijd, 27 april 2016: www.tijd.be

*) Zie: ‘Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken’, aldus de Vlaamse Ombudsman, Blogs Beroepseer, 22 april 2016: https://beroepseer.nl

**) Jacqueline Galant was minister van Mobiliteit. Ze bood ze haar ontslag aan nadat ze onder vuur kwam te liggen over de veiligheid op de Belgische luchthavens, in de nasleep van de aanslagen in Brussels Airport op 22 maart 2016. Een dag daarvoor nam Laurent Ledoux ontslag als topman bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, die het beleid van Galant hekelde bij zijn vertrek. Galant ontkende bij haar vertrek haar tekort aan aandacht voor veiligheid.

Cliënten- en ouderorganisaties hebben handen ineengeslagen voor verbetering privacy jeugdhulp

Zes verschillende cliënten- en ouderorganisaties hebben de handen ineengeslagen om de privacy in de jeugdhulp te verbeteren. LOC Zeggenschap in zorg, Ieder(in), LPGGz, Ouderkracht voor ‘t Kind, UW Ouderplatform en Zorgbelang Nederland hebben de ministeries van VWS en VenJ een rapport toegestuurd waarin zij aanbevelingen doen om de gegevensuitwisseling binnen de jeugdhulp te verbeteren.

Privacy in het nieuws

Deze gegevensuitwisseling blijkt immers keer op keer niet goed op orde. In Amersfoort kwamen de gegevens van 1900 mensen op straat te liggen na een foute e-mail, Bestuurders in de jeugdhulp constateren dat gemeenten niet met duidelijke regels werken en de Autoriteit Persoonsgegevens concludeerde dat geen enkele gemeente goed met privacy omgaat. Daarnaast ontvangen de cliënten- en ouderorganisaties zorgelijke signalen uit de eigen achterban.

Nieuwe regeling voor privacy

Sinds de zomer van 2015 werkt de overheid aan een regeling waarin de privacy binnen de jeugdhulp geborgd moet worden, naar aanleiding van verschillende incidenten. Deze regeling is in concept klaar, maar de inbreng van betrokken cliënten- en ouderorganisaties is daarin niet meegenomen. Daarom hebben zij de bewindspersonen en de Eerste en Tweede Kamer verbeterpunten voor de huidige regeling gestuurd, onderbouwd met juridische argumenten.

Heldere kaders voor gemeenten en hulpverleners

Op dit moment is onduidelijk welke gegevens opgevraagd kunnen worden bij hulpverleners, wie toegang heeft tot bepaalde gegevens van jongeren en ouders en hoe het gebruik van persoonsgegevens bij controle van hulpverleners wordt geborgd. Omdat heldere wettelijke kaders ontbreken, hanteren gemeenten verschillende regels. Zo vraagt de ene gemeente alle oude medische dossiers op, terwijl de andere dit niet nodig acht. In 2013 waarschuwde hoogleraar Ido Weijers al voor de gevolgen van de Jeugdwet, omdat deze op het gebied van privacy te veel open einden kent.

Privacy gaat niet alleen over informatieverwerking bij declaratie en controles

De concept-regeling van de overheid is bedoeld om de privacy in de jeugdhulp te verbeteren, maar alleen op de aanlevering van informatie bij declaratie het declaratieverkeer en op de verplichte medewerking aan controles binnen de jeugdhulp. Om privacy voldoende te beschermen, en daarmee te voldoen aan verschillende wetten en verdragen, is het ook nodig om bij de toegang van de jeugdhulp de privacy te waarborgen. Gegevensuitwisseling rondom een hulpvraag van een gezin is soms noodzakelijk, maar vertrouwelijkheid voor kinderen en hun ouders staat hierbij voorop. Ouders en kinderen moeten zich veilig kunnen voelen en de garantie hebben dat zorgvuldig wordt omgegaan met de soms gevoelige informatie die in hun dossier is opgenomen.

Dit is een randvoorwaarde om goede hulp aan jongeren en ouders te kunnen bieden. Genoemde cliënten- en ouderorganisaties roepen de politiek dan ook op om hun zorgen serieus te nemen en om zich hard te maken voor het waarborgen van privacy in de jeugdhulp.

Gemeente Amersfoort lekt zorggegevens, door Iris van den Boom en Leo de Vries, Algemeen Dagblad, 12 april 2016: www.ad.nl

‘Privacy van kinderen in de jeugdzorg in groot gevaar’, door Mathijs Pennings, Omroep Brabant, 14 augustus 2015: www.omroepbrabant.nl

Persoonlijke gegevens niet in goede handen bij gemeenten, door Enzo van Steenbergen, NRC, 19 april 2016: www.nrc.nl

Beantwoording Kamervragen over de schending van privacy door gemeenten in de jeugdzorg, Rijksoverheid, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,  29 februari 2016: www.rijksoverheid.nl

 

Meldpunt voor ontslagen thuiszorgmedewerkers: WW-uitkering of erg slecht contract?

CNV Zorg & Welzijn opent op 26 april 2016 een meldpunt voor ontslagen thuiszorgmedewerkers die een veel slechtere arbeidsovereenkomst hebben gekregen. Zij staan machteloos en het is slikken of stikken, ww of een flutcontract. Het CNV wil dit misbruik aankaarten bij werkgevers, brancheorganisatie en bij de staatssecretaris.

Rond Koningsdag ontvangen ontslagen medewerkers in de thuiszorg hun laatste salaris via het UWV. CNV Zorg & Welzijn ontvangt diverse signalen dat zorgaanbieders misbruik maken van de situatie door deze medewerkers wel over te nemen, maar vervolgens een erg slecht contract aan te bieden. Medewerkers hebben weinig keus: een WW-uitkering aanvragen of een veel slechter contract tekenen.

Leden van CNV Zorg & Welzijn melden nu al de volgende problemen:

– achteruitgang in salaris/ indeling in een lagere functieschaal
– een nulurencontract in plaats van een vast contract
– een min/max contract in plaats van een vast contract
– een deels vast/deels flexcontract
– een contract als alfahulp
– een eenzijdige opzeggingsmogelijkheid van de werkgever
– een contract van 6 maanden en zes dagen, zodat ontslag na proeftijd mogelijk is
– een tijdelijke aanstelling

Meldpunt
Om de verslechtering van arbeidsvoorwaarden na overname aan de kaak te stellen, heeft CNV Zorg & Welzijn een meldpunt geopend. Medewerkers in de thuiszorg kunnen hun nieuwe contract opsturen naar zorgomcontract@cnv.nl, zodat het –  geanonimiseerd- onderwerp van gesprek wordt met werkgevers, de branche en de staatssecretaris.

Onacceptabel
Het is niet acceptabel dat misbruik wordt gemaakt van de situatie waarin kwetsbare medewerkers zitten. Tegelijkertijd maakt het duidelijk dat er een nieuwe invulling moet komen van het werk en de functies. Bijvoorbeeld integrale zorgfuncties sluiten veel beter aan op de alledaagse thuiszorgpraktijk en is plezieriger voor cliënten. De veranderingen in de zorg sluiten niet meer aan op oude systemen. Daarom wil CNV Zorg & Welzijn een veel bredere innovatieagenda doorvoeren.

Zie: Ontslagen thuiszorgmedewerkers: WW of flutcontract, CNV Zorg en Welzijn, 26 april 2016: www.mijnvakbond.nl (artikel niet meer beschikbaar. Deze site is niet meer actief; naam is veranderd in CNV Connectief).

Lerarenregister wordt wettelijk verankerd. Wetsvoorstel ingediend bij Tweede Kamer

Na advocaten, artsen en verpleegkundigen krijgen ook leraren een register. Het kabinet heeft besloten om het lerarenregister wettelijk te verankeren. Vandaag is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Door het wetsvoorstel krijgen leraren meer ruimte én verantwoordelijkheid om hun beroep sterker te maken. Welke eisen aan het register worden gesteld, is aan de leraren zelf.

Door het lerarenregister in de wet op te nemen, geeft het kabinet uitdrukking aan zijn waardering voor leraren. Door dit wetsvoorstel krijgen leraren weer de regie over de invulling van hun eigen lessen. Daarnaast krijgen leraren meer ruimte voor hun eigen ontwikkeling. Door in het register te staan, laten leraren zien dat ze hun kennis op peil houden. Dat leraren zich in hun beroep blijven ontwikkelen is iets dat elke leraar, maar ook elke leerling, verdient. Goed onderwijs zorgt voor gelijke kansen voor iedere leerling.

Staatssecretaris Sander Dekker (Onderwijs): ‘Leraren werken in een omgeving waarin ontwikkeling en groei centraal staan. Maar voor hun eigen ontwikkeling is niet altijd ruimte. Daarom vind ik het belangrijk om het lerarenregister wettelijk te verankeren. Het register is een stok achter de deur. Leraren krijgen zo meer ruimte voor eigen vorming en worden weer eigenaar van hun beroep – en de leerling krijgt de best opgeleide leraar voor de klas.’

Voor leraren door leraren

Het Lerarenregister is een initiatief van de Onderwijscoöperatie, de vertegenwoordiger van de beroepsgroep bestaande uit de Algemene Onderwijsbond (AOb), Beter Onderwijs Nederland (BON), CNV Onderwijs, Federatie van Onderwijsvakorganisaties en Platform Vakinhoudelijke Verenigingen Voorgezet Onderwijs. Sinds 2012 kunnen leraren zich al vrijwillig inschrijven. In 2017 wordt het verplicht dat leraren geregistreerd staan.

De beroepsgroep bepaalt zelf de inrichting, de vormgeving en de uitvoering van het register. Leraren leggen via het register verantwoording af aan hun collega’s over het onderhoud van hun bekwaamheid. Een register draagt bij aan de kwaliteit van het beroep doordat het leraren stimuleert hun vaardigheden op niveau te houden en te verbeteren.

In het Lerarenregister worden alleen bevoegde leraren opgenomen. Ook als je je diploma op zak hebt, is het belangrijk om je te blijven professionaliseren. In het register kunnen leraren zichtbaar maken dat ze hun kennis en kwaliteit op peil houden door na- en bijscholing vast te leggen. Iedere vier jaar wordt een inschrijving opnieuw beoordeeld. De beroepsgroep bepaalt zelf de criteria voor herregistratie. Leraren die niet voldoen aan die criteria krijgen een aantekening bij hun vermelding in het lerarenregister. Deze leraren kunnen op termijn niet meer voor de klas staan totdat ze kunnen aantonen dat hun vaardigheden weer op orde zijn. Leraren die (nog) niet bevoegd zijn, komen in het registervoorportaal te staan.

De Onderwijsraad en de Raad van State hebben in hun adviezen aandacht gevraagd voor een zorgvuldige en gefaseerde invoering van het lerarenregister. Om hieraan tegemoet te komen heeft het kabinet de invoeringsperiode verlengd met vier jaar.

Goede leraar maakt het verschil

Het kabinet ondersteunt leraren die een extra opleiding willen volgen of zich willen laten bijscholen. Het doel is om goede en gemotiveerde leraren voor de klas te hebben, want die maken het verschil. Een goede leraar weet meer te bereiken met de leerlingen en werkt samen met zijn collega’s en de schoolleiding aan het verder verbeteren van die kwaliteit. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is dat de kennis en vaardigheden van de leraar op niveau zijn en dat hij deze ook bijhoudt.

Leraren kunnen bijvoorbeeld aanspraak maken op de Lerarenbeurs. Minister Jet Bussemaker en staatssecretaris Sander Dekker stellen voor deze beurs bijna € 50 miljoen beschikbaar. Ook kunnen leraren een bijdrage uit het LerarenOntwikkelFonds aanvragen tot een maximum van € 75.000. Met dit fonds worden leraren ondersteund in het realiseren van hun eigen initiatieven voor beter onderwijs. Het lerarenregister helpt leraren om deze kansen te grijpen.

Kritiek van Raad van State

De Raad van State, het hoogste adviesorgaan van de regering, is opvallend kritisch over het wetsvoorstel. Volgens Het Parool van 25 april 2016 noemt de Raad het lerarenregister prematuur. Het register kan alleen functioneren als er eerst werk gemaakt wordt van kwaliteitsverbetering. Ook vindt het adviescollege de sanctie – het verlies van de lesbevoegdheid als een leraar zich niet opnieuw registreert -‘ongeschikt en disproportioneel’.

Op het voorstel van het kabinet kwam eerder ook al kritiek van de Onderwijsraad. Daarom gaat de verplichte registratie wel al op 1 januari 2017 in, maar heeft het voor docenten die zich niet bijscholen pas na 2021 consequenties. Het door de Onderwijsraad afgewezen ‘voorportaal’ van het register – waar leraren die nog niet bevoegd zijn, maar wel voor de klas staan zich kunnen inschrijven – komt er toch.

Het register is een initiatief van de Onderwijscoöperatie, een samenwerkingsverband van onder andere onderwijsbonden. De beroepsgroep gaat ook zelf bepalen aan welke eisen een leraar moet voldoen en wanneer een leraar geschrapt wordt.

Niet iedere docent is blij met het register. Michelle van Dijk, lerares Nederlands in het VWO, bijvoorbeeld is tegen. Lees op haar blog haar reactie: Ik herhaal: ik weiger het lerarenregister, 25 april 2016: https://michellevandijkschrijft.nl

Lees ook het commentaar van Ype Akkerman die in 2015 schreef dat de huidige discussie over het Register alleen maar verliezers zal opleveren: Eed van Seneca, Pendeng, 20 september 2015: http://www.pedeng.nl/seneca/

Lerarenregister wordt wettelijk verankerd, Rijksoverheid, 25 april 2016: www.rijksoverheid.nl (bericht niet meer beschikbaar op site Overheid)

Leraar komt verplicht in register, door Hanneke Keultjes, Het Parool, 25 april 2016: www.parool.nl

Leraren over het lerarenregister, Leraar 24 – Video’s en dossiers voor de onderwijspraktijk, 25 april 2016: www.leraar24.nl (item niet meer beschikbaar).

U P D A T E

‘Kritiek op Lerarenregister terecht: we zijn er nog lang niet’, Algemene Onderwijsbond, 26 april 2016: www.aob.nl (artikel niet meer beschikbaar).

‘Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken’, aldus de Vlaamse Ombudsman

Ambtenaren die hun nek uitsteken en initiatieven nemen om de Vlaamse overheid van binnenuit te veranderen krijgen te vaak het deksel op de neus. Dat schrijft Elke Wambacq, diensthoofd bij het Vlaams Instituut voor Natuur en Bos Onderzoek (INBO) in een opiniestuk in de Vlaamse zakenkrant De Tijd. Ze schrijft dat naar aanleiding van het op 23 maart 2016 gepubliceerde jaarverslag van de Vlaamse ombudsman. Daarin staat een opmerkelijke passage.

Ombudsman Bart Weekers stelt daarin dat leidende ambtenaren het spreekrecht van ambtenaren meer zouden moeten waarderen: “Het moet de Vlaamse ombudsman van het hart; te vaak komen medewerkers van de Vlaamse overheid, in de gesprekskamer van de ombudsman, hun hart luchten over leidinggevenden, nadat ‘de leiding’ het hen heel duidelijk heeft gemaakt dat ‘de leiding’ het niet apprecieert, wanneer ‘hun ondergeschikten’ in de buitenwereld hun stem laten horen. Het gaat dan bijvoorbeeld om medewerkers, die omwille van hun expertise, een interessante mening hebben en die ook in de media durven en mogen brengen. Of over medewerkers, die zich maatschappelijk engageren naar aanleiding van een overheidsproject, dat echter op geen enkele wijze uitstaans heeft met hun dagelijkse taak bij de overheid.
De Vlaamse ombudsman roept het top-management bij de Vlaamse overheid uitdrukkelijk op om zulke mensen te waarderen, liever dan hen te ontmoedigen of af te remmen. Onze democratie heeft er alleen maar baat bij, wanneer medewerkers van de overheid durven blijven spreken”.

Het opiniestuk van Elke Wambacq sluit naadloos aan bij de uitspraken van de Ombudsman. Daarin schrijft ze over de initiatieven die ze samen met andere collega’s heeft ondernomen om de overheid te innoveren. Met Nancy De Vogelaere en Joke Renneboog schreef ze een boek over de werking van de overheid en de ‘dinosaurussen’ in die overheid (Tot uw dienst en Het nieuwe werken). Ze is de oprichter van de LinkedIn-groep De innovatieve bende en is samen met Nancy De Vogelaere ‘de trotse zaakvoerder’ van de Dinobusters, voor dienstverlening rond veranderingsmanagement, communicatie, HR, talentmanagement en sociale media.  Die initiatieven werden “niet overal evenzeer gewaardeerd”, aldus Wambacq.

De overheid verlaten of onder de radar gaan

De passage in het jaarverslag maakte bij Wambacq “nare herinneringen los. Over waarom recentelijk enkele enthousiaste ambtenaren de overheid verlaten hebben of onder de radar zijn gegaan”.
Een herinnering betreft een afspraak in een koffiebar. Wambacq: “We schrijven 2013. Ons eerste contact met de ombudsman vindt plaats in een koffiebar in Brussel. Hij heeft opgevangen dat ik samen met enkele collega’s een boek aan het schrijven ben over de overheid en haar dinosaurussen. Een positief boek met de blik op de toekomst, dat tegelijk de moeilijke dingen durft te benoemen. Het moet de vele innovatieve ambtenaren die dag in dag uit het grote overheidsbeest willen temmen in functie van de burger een stem bieden. Veel enthousiaste ambtenaren hebben het gevoel alleen te staan. Steun aan elkaar is onze grootste troef.

We krijgen informeel wat uitleg over het klokkenluidersstatuut. De beste intenties verhullen niet dat het bij ons oproept dat we iets ‘in de marge’ aan het doen zijn. Net niet illegaal. We laten ons manuscript breed nalezen, in de politiek, op kabinetten en bij topambtenaren. Steevast volgt de vaderlijke raad om enkele dingen minder expliciet en scherp te benoemen. Geen censuur, uiteraard. Wel wat mildheid.

Noem het ons jeugdige enthousiasme en naïviteit. We hebben niet door dat de bezorgdheid om ons en onze toekomst algauw terecht zal blijken. Want wat kon er nu zo erg zijn aan het schrijven van een boek dat droomt van een overheid die haar burgers centraal zet? Als onze visie en ons enthousiasme door de media opgepikt worden en we onze mond opendoen, wordt duidelijk dat dat niet overal evenzeer gewaardeerd werd.

Aanvankelijk zijn we met een kerngroepje van ongeveer tien ambtenaren dat regelmatig de nek uitsteekt. Ik noem ze hier ‘de tien kleine negertjes’. Er waren eens tien kleine negertjes. Ze droomden van een innovatieve overheid en maakten lawaai. Maar toen werden ze gevangen door een haai. Sommigen veerden recht. Anderen werden berecht. Maar allen leerden ze slikken en weer doorgaan…

De manier waarop je op zo’n moment aangepakt wordt, is moeilijk te verwoorden. Het verschilt van situatie tot situatie. De ene wordt plots bij het huisvuil gezet en in de overheidsstructuur overbodig gemaakt. De andere krijgt een gesprek onder vier ogen met de mededeling dat het gedaan moet zijn met de rebel uit te hangen.

Er komen plots boodschappen vanuit verschillende hoeken. Nooit rechtstreeks of expliciet. ‘Jullie zijn toch erg naïef en onbezonnen om zo te werk te gaan. Je weet toch, de hamer slaat altijd door. Als de minister of de topambtenaar zich aangevallen voelt, dan belandt dat op de hoofden van iedereen in de hiërarchie. Het is de basis die dan de prijs moet betalen. Bezint eer ge begint”.

Wambacq schrijft aan het eind van haar verhaal dat veel leidende ambtenaren ooit dezelfde droom hadden, maar zich geremd voelen om voluit te gaan, en de enige manier om niet “met de nek onder het hakbijl te belanden, blijkt het vinden van toevluchtsoorden. Denktanks en politieke organisaties krijgen lucht van de situatie en bieden subtiel een schild aan”. Maar volgens haar botsen ook heel wat leidinggevende ambtenaren op “de grenzen van het spreekrecht”. De vraag is dan wie zijn mond nog zal durven te openen?

Als ambtenaar bij de overheid steek je het best je nek niet uit, door Elke Wambacq,
De Tijd, 22 april 2016: www.tijd.be

Ambtenaar getuigt over druk bij Vlaamse overheid: “Wie initiatief neemt, krijgt deksel op de neus”, De Standaard, 22 april 2016: www.standaard.be

Jaarverslag 2015, Vlaamse Ombudsdienst. Zie Het spreekrecht van ambtenaren waarderen op pagina 42: https://publicaties.vlaanderen.be/view-file/42199

 U P D A T E

Vlaamse ombudsman Bart Weekers over het spreekrecht van ambtenaren, Blogs Beroepseer, 27 april 2016: https://beroepseer.nl

 

Meldpunt Regeldruk primair onderwijs open tot en met 31 mei 2016

Docenten uit het basisonderwijs die administratieve last – ook wel regeldruk genoemd – ervaren, kunnen hun ervaringen delen met het Meldpunt Regeldruk PO. Regeldruk is een belangrijke oorzaak van werkdruk in het primair onderwijs. Het Meldpunt Regeldruk PO is een initiatief van het ministerie van Onderwijs (OCW), de PO-Raad en vakbonden.

Wie in het basisonderwijs werkt en ervaringen heeft met belastende registratieverplichtingen kan op de site van het Meldpunt een korte vragenlijst invullen, een belangrijke eerste stap om werkdruk veroorzakende registratieverplichtingen te inventariseren. Het invullen van de vragenlijst duurt vijf minuten. Het meldpunt is tot en met 31 mei 2016 geopend.

De informatie die via het meldpunt binnenkomt, geeft naar verwachting inzicht in:

♦ De registraties: wat zijn de belangrijkste overlast veroorzakende registraties?
♦ De aard van het probleem: waarom veroorzaken de registraties last (onnodig, inefficiënt, te omvangrijk)?
♦ De bron: wie legt deze registratieverplichtingen op: overheid, schoolbestuur, schoolleiding, anderen?
♦ De oplossing: kan het anders en hoe dan?

De uitkomsten geven input voor het aanpakken van de belangrijkste lastveroorzakers.

poster meldpunt regeldruk poHet is van belang dat veel mensen hun klachten melden.

Klik hier voor downloaden van de poster Meldpunt Regeldruk: www.delerarenagenda.nl/poster

De Lerarenagenda: www.delerarenagenda.nl

Meldpunt Regeldruk primair onderwijs: http://regioplan.survey.regioplan.nl (site niet meer actief).

 

U P D A T E

Uitkomsten Meldpunt Regeldruk, De lerarenagenda, Ministerie van OCW: https://www.delerarenagenda.nl/jouw-verhaal/meldpunt-regeldruk

Downloaden Rapport Regeldruk publieksversie, De lerarenagenda, Ministerie van OCW, 15 november 2016: https://www.delerarenagenda.nl/jouw-verhaal/documenten/rapporten/2016/11/15/20161115-gebruikersonderzoek-meldpunt-regeldruk

Het technisch VMBO heeft geen geld voor oefenmateriaal en technieklokalen. Regelrechte ramp dreigt

In het opninieblad Forum van werkgevers- en ondernemingsorganisatie VNO-NCW staat een artikel over hoe Sander Dekker het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs – vmbo – in de kou laat staan. Het VNO-NCW maakt zich grote zorgen over de toekomst van het technisch vmbo. In een brief aan de Tweede Kamer schrijft de organisatie dat de vernieuwing van het onderwijs niet gepaard gaat met extra geld voor de inventaris van technieklokalen. Daardoor zullen naar verwachting vmbo-techniekafdelingen verdwijnen op vele plaatsen in het land.

Wat een radicale vernieuwing van het technisch vmbo moest worden, dreigt uit te lopen op een regelrechte ramp. Wél een goed plan om leerlingen voor te bereiden op de beroepen van de toekomst, maar géén geld om dat te realiseren. Het is absoluut een gemiste kans, vindt schooldirecteur Henri van Breugel. Zelfs op zijn Gilde Vakcollege Techniek in Gorinchem, de grootste technische vmbo-school van het land, kunnen de leerlingen straks niet sleutelen aan een windmolen. Te duur om aan te schaffen en meer geld vanuit de overheid komt er niet. Terwijl duurzame energie wel een keuzevak is in de nieuwe examenprogramma’s. Gebruik maar een computersimulatie, is de boodschap, terwijl zijn leerlingen juist met hun handen willen werken.

Veel schooldirecteuren waren zo blij met de plannen van staatssecretaris Dekker om het vmbo eens grondig op de schop te nemen. Weg met de 35 oude leerrichtingen, hoera voor tien nieuwe profielen die helemaal aan de eisen van deze tijd zijn aangepast. Eindelijk modern onderwijs voor vijftig procent van alle leerlingen die deze vorm van onderwijs volgt.
Het plan ligt er, alleen er is geen geld. En dus zullen veel scholen gedwongen zijn vooral de technische profielen links te laten liggen, want duur. Vmbo-scholen in Deventer, Enkhuizen en Hoogeveen hebben al gezegd dat ze geen uitgebreid technisch onderwijs zullen aanbieden. En dat is nog maar het topje van de ijsberg, verwacht Van Breugel. Hij heeft nog het geluk dat zijn school groot is. Dagelijks komen zo’n achthonderd leerlingen van heinde en ver naar het Gilde College toe. Maar ook voor deze school zijn de investeringen maar nauwelijks op te brengen. Hoe moet dat dan met al die vmbo’s waar de middelen nog schaarser zijn?

En zo voltrekt zich dan een ramp waar buiten de vmbo’s zelf niemand aandacht voor lijkt te hebben.

Vicieuze cirkel

Op het eerste gezicht lijkt het logisch dat er niet hele nieuwe afdelingen techniek uit de grond worden gestampt op alle vmbo’s. Veel scholen hebben last van een teruglopend leerlingenaantal, deels door het onterecht slechte imago van het vmbo – ouders doen er vaak álles aan om hun kind naar de havo te krijgen – en deels doordat er gewoon minder kinderen zijn. En ja, zeker op de afdeling techniek loopt op veel scholen nog maar een handjevol leerlingen rond. Dat is geen regionaal probleem. Ook in grote steden zoals Amsterdam hebben maar een paar scholen zo’n afdeling. Alleen al in de hoofdstad halveerde de afgelopen tien jaar het aantal leerlingen dat een technisch profiel koos. Een rechtstreeks gevolg van de manier waarop het vmbo wordt bekostigd door de overheid. Door hun beperkte en verouderde afdeling techniek slagen scholen er niet in leerlingen warm te maken voor een technische profielkeuze. Daarvoor en daardoor krijgen ze van de overheid ook niet genoeg geld om nu de afdeling te gaan vernieuwen, aangezien scholen per leerling bekostigd worden. En het geld dat er binnenkomt, geven schoolbestuurders doorgaans liever uit aan de havo en het vwo, stelt Ton de Groot, directeur van het Teylingen College. Want daar valt mee te scoren. Een vicieuze cirkel dus.

Niet rendabel

Dat terwijl het praktische beroepsonderwijs echt geld nodig heeft om leerlingen klaar te stomen voor het mbo en voor de arbeidsmarkt. Van Breugel kent scholen die van ellende hun eigen oefenmateriaal maar simuleren. Plak maar vier lange repen tape op de grond en voilà, je hebt een vrachtwagen. Daar moeten de leerlingen dan pallets ‘inladen’. En dan proberen scholen in te springen op de overgang naar duurzame energie met het profiel Produceren, Installeren en Energie, is ook dat voor veel scholen niet te betalen. ‘Neem bijvoorbeeld installatietechniek’, zegt Van Breugel. ‘Er zijn op dit moment negentien scholen die dat aanbieden, waarvan een groot deel minder dan tien leerlingen heeft’. Een volledig ingericht lokaal kost 600.000 euro aan inventaris. Om als school zo’n werkplaats rendabel te laten draaien, heb je ruim honderd leerlingen nodig, rekent directeur Ton de Groot van het Teylingen College uit. Vijf flinke schoolklassen dus. Onhaalbaar op dit moment.

In de wind geslagen

Niet dat het ministerie van Onderwijs of staatssecretaris Sander Dekker nooit gewaarschuwd is. In tegendeel. Ondernemers hebben in 2011 en 2013 al aangegeven dat er meer aandacht voor het vmbo moet zijn en dat er meer geld vooral naar het technisch vmbo moet. Dáár komen immers de leerlingen vandaan – de helft van alle leerlingen in het voortgezet onderwijs – die doorstromen naar het mbo en waarnaar in het bedrijfsleven een grote vraag is. Maar dat advies is door de politiek in de wind geslagen. Ook bij de vernieuwing van het vmbo is er door ondernemers op aangedrongen meer geld vrij te maken om de veranderingen ook kans van slagen te geven. Dekker deed niets met dat advies. De staatssecretaris meldde wel in een kamernota dat er kosten gemoeid zijn met de vernieuwing. Maar extra geld vrijmaken, deed hij niet.

Ook niet toen zijn eigen partij, de VVD er in de Kamer vragen over stelde, bleef hij erbij hierover geen uitspraken te kunnen doen. Behalve dan dat het bedrijfsleven maar moet bijdragen aan de basisinventaris voor de scholen. Wat nu al op grote schaal gebeurt: dankzij de hulp van het bedrijfsleven kunnen veel scholen nu nog net hun technische afdeling openhouden. Maar om nou te verlangen dat ondernemers straks een compleet nieuwe werkplaats inrichten…

Lees het hele artikel Hoe Sander Dekker het vmbo in de kou laat staan, waarin aan het eind ook weer eens gewezen wordt op het slechte imago van het vmbo dat maar niet wil wijken, door Judith Katz en Paul Scheer, VNO-CNW, 19 april 2016: www.vno-ncw.nl/forum

Lees ook: ‘Grote zorgen over toekomst technisch vmbo’, VNO-CNW, 19 april 2016:
www.vno-ncw.nl/nieuws

‘Politiek vergat geld voor vernieuwing vmbo’, VNO-CNV, 10 maart 2016: www.vno-ncw.nl/nieuws

vmbo beroepsonderwijs vno ncw