Skip to main content

Redactie Beroepseer

omslag Villamedia no 8 oktober 2018

Wat ergert journalisten aan perswoordvoerders en omgekeerd? Twee enquêtes geven antwoord

Wat ergert journalisten aan perswoordvoerders en omgekeerd? De beroepsgroepen storen zich behoorlijk aan elkaar. Dat blijkt uit onderzoek dat Corner-Stone Marketing & Sales Programmes samen met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) heeft uitgevoerd. De resultaten zijn bekend gemaakt tijdens het Praktijkcongres Succesvol persbeleid 2018 in Bussum op 9 oktober 2018.
De onderlinge ergernissen liegen er niet om, aldus Lars Pasveer op de site van vakblad voor journalisten Villamedia. Het oktobernummer 2018  is  gewijd aan de relatie tussen journalisten en voorlichters:

Woordvoerders zeggen dat journalisten vooringenomen kunnen zijn, onzorgvuldig zijn met uitspraken en gepresenteerde feiten en regelmatig geen wederhoor toepassen. Overigens zegt 89 procent van de ondervraagde journalisten dat hoor- en wederhoor voor hen een standaardonderdeel van het journalistieke proces is.

Journalisten storen zich aan onbereikbaarheid van woordvoerders en merken soms opzettelijke vertraging, in de hoop de angel uit het nieuws te halen. Soms komen woordvoerders na een dag wachten met een vale, nietszeggende quote of dragen het verzoek over aan een collega, die vervolgens opnieuw ingelicht (of overtuigd) moet worden.

Woordvoerders storen zich op hun beurt  aan een gebrek aan inhoudelijke kennis of onvoldoende voorbereiding bij journalisten. Echt rancuneus zeggen de meeste woordvoerders niet te zijn: ook na een slechte ervaring blijven de meeste woordvoerders beschikbaar voor die journalist. Slechts 15 procent zegt een journalist niet meer te helpen na een slechte ervaring.

Toch houden ze graag de vinger aan de pols: slechts 1 procent van de woordvoerders vraagt nooit om inzage van een stuk. Van hen vraagt 32 procent ‘altijd’ inzage en 36 procent ‘vaak’. Die inzage wordt vaak wel gegeven, maar voor 56 procent van de journalisten alleen om feitelijke onjuistheden te corrigeren. Tien procent van de journalisten geeft ‘nooit’ voor publicatie inzage in de tekst.

Er is maar één eigenaar van het verhaal, en dat ben jij

Wat inzage betreft, dat was dertig jaren geleden wel anders. Journalist Willem Pekelder schrijft in zijn artikel Autoriteiten zijn bang voor ons dat midden jaren tachtig een oudere verslaggever van het Rotterdams Nieuwsblad – waar Pekelder ook werkte – na een interview ietwat ontstemd terugkeerde op de redactie: ‘Ze wilden het lezen van tevoren’, riep hij, ‘L-e-z-en… V-a-n-t-e-v-o-r-e-n…’
Vandaag maakt ieder journalist dat mee: “Je houdt een interview, en vervolgens gaat de afdeling communicatie er vrolijk met het rode potlood doorheen. Goed om in zo’n geval te weten: er is maar één eigenaar van het verhaal, en dat ben jij”.
Hoe reageerde Pekelders collega indertijd? ‘Ik heb het volgende geantwoord. Ik vertrouw erop dat u mij juiste informatie geeft. Dan moet u mij vertrouwen dat ik er een waarheidsgetrouw verhaal van maak’.
Pekelder: “Daarmee was de kous af, het interview werd niet ter inzage gestuurd. De eerste tien jaar van mijn journalistieke loopbaan, zo ongeveer tot 1990, vroeg niemand om lezing vooraf.
[…]
Rond het journalistieke interview is een sfeer van georganiseerd wantrouwen ontstaan. Als ik zie hoe ‘vakbroeders’ op internet reputaties door het slijk halen, kan ik daar inkomen. Overheden, bedrijven en instellingen zijn als de dood dat door één fout citaat of verkeerde interpretatie hun zorgvuldig opgebouwde goede naam wereldwijd aan diggelen gaat”.

Pekelder eindigt zijn artikel met een treffend voorbeeld van hedendaagse bedilzucht en een bespiegeling: “Begin dit jaar schreef ik een column over een cultureel festival, waarbij een jonge communicatie-medewerkster opmerkte: ‘Ik wil de tekst van tevoren lezen, hoor’. Niet op ingegaan natuurlijk, maar wel een teken dat het steeds verder gaat met de beheersingsdrift. Misschien straks zelfs zo ver dat de persvrijheid in het gedrang komt.

Op stille momenten vraag ik me wel eens af: hoe redde ik me vroeger toch bij het Rotterdams Nieuwsblad, toen er nog nauwelijks afdelingen marketing en communicatie bestonden? Ik schreef artikelen bij de vleet, en niets werd van tevoren gelezen. Maakte ik daardoor aan de lopende band fouten? Ik geloof van niet. Nul rectificaties in al die jaren.
Naar die begintijd kunnen we niet terug, maar het zou goed zijn als communicatie-afdelingen en geïnterviewden zich zouden beperken tot waar het ooit allemaal om begonnen is, en waar iedereen wel bij vaart: een check op feitelijke onjuistheden. En niet meer”.

De enquêtes

Gevraagd in de enquête naar hun grootste ergernis over woordvoerders (open vraag), komt uit de antwoorden van journalisten de volgende ‘top vijf ergernissen’ naar voren:

1. Niet bereikbaar zijn/traag of niet reageren/aan het lijntje houden
2. Verhullende taal/nietszeggende antwoorden
3. Invloed willen uitoefenen op eindproduct/Nieuws willen controleren
4. Krampachtige omgang/onvriendelijk
5. Slecht geïnformeerd/kwaliteit van antwoorden op vragen laag

De enquêtes bieden een boeiend inzicht in de wereld van journalistiek, persvoorlichting, communicatie en ethische dilemma’s van het vak.
Een van de vragen aan de journalisten betrof de reputatie van journalisten. Hoe die de afgelopen jaren onder druk is komen te staan. Volgens 79% van de respondenten is sprake van reputatieschade terwijl slechts 3% een versterkte reputatie ziet. De overige respondenten zien geen verandering of hebben hierover geen oordeel.
Deze vraag is in in hun enquête ook voorgelegd aan woordvoerders en zij zijn een stuk milder: 2% vindt de reputatie van journalisten versterkt en 44% vindt deze onveranderd. De overige 44% ziet wel reputatieschade.

‘Een beetje zoals de NOS’

Villamedia besteedt ook aandacht aan een tamelijk nieuw, zich snel ontwikkelend verschijnsel bij de overheden. Over hun rol in het verspreiden van nieuws en informatie schrijft Linda Nab in het artikel Werken zoals de NOS. Voorbeeld is de afdeling Marketing en Communicatie Netwerk van de gemeente Utrecht dat twee jaar geleden een ware ‘newsroomheeft ingericht, Newsroom 030, waar alle gemeentelijke kanalen samenkomen. Deze afdeling heeft een bezetting van 80 fte (ca 100 medewerkers). Burgemeester en wethouders hebben samen zeven bestuurscommunicatie-adviseurs en vier woordvoerders (het persteam) tot hun beschikking. Daarnaast zijn er communicatieadviseurs werkzaam op gemeentelijke domeinen (het sociale, fysieke en interne domein) en op specifieke projecten.
Newsroom 030 heeft 12 fte.

De redactie is verantwoordelijk voor de berichten op alle gemeentelijke kanalen: sociale media, website, intranet, webcare en persberichten. In de toekomst komen daar mogelijk ook de wijkberichten en nieuwsbrieven bij. Coördinator en communicatieadviseur Sandra Sluijter: “Voorheen had elk kanaal op verschillende verdiepingen zijn eigen loket, voorzien van een eigen mailbox en medewerkers.
[ … ]
Met de komst van de redactie is er voor collega’s één loket, waar alle expertise over de verschillende gemeentelijke kanalen is gebundeld. Nu kunnen we zeggen: dit onderwerp speelt vandaag. Wat gaan we ermee doen en op welk kanaal? Een beetje zoals de NOS ook werkt. Dat geeft veel meer sturing op de kwaliteit van de content en welke boodschap geschikt is voor welk kanaal”.

Sinds september 2018 is de gemeente in het verlengde van Newsroom 030 gestart met 1Redactie voor alle online communicatiekanalen.

Volgens Sluijter en collega Sjoukje Volten, communicatieadviseur van burgemeester Jan van Zanen van Utrecht, blijven journalisten een belangrijke partij.
Volten: “Zo lopen we regelmatig een rondje met journalisten door het stationsgebied, dat wordt vernieuwd. Laatst nog, konden zij op het nieuwe bollendak boven het stationsplein staan, dat bijna af was”…

Downloaden onderzoeken (beide onderzoeksrapporten bevatten een samenvatting):

Het Grote Journalistenonderzoek 2018: www.villamedia.nl/docs/091018_rapportage_%20HetGroteJournalistenonderzoek2018.pdf

Het Grote Woordvoerdersonderzoek 2018: www.villamedia.nl/docs/091018_rapportage_HetGroteWoordvoerdersonderzoek2018.pdf

Journalisten en woordvoerders veroordeeld tot elkaar, Lars Pasveer, 10 oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/journalisten-en-woordvoerders-veroordeeld-tot-elkaar

Haal dat meel eens uit je mond (Wat ergert journalisten aan perswoordvoerders en omgekeerd?) Dolf Rogmans, Villamedia no 8, oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/wat-ergert-journalisten-aan-perswoordvoerders-en-omgekeerd

Enquête over journalisten en hun relatie met woordvoerders, NVJ, 10 oktober 2018: www.nvj.nl

‘Autoriteiten zijn bang voor ons’, Willem Pekelder, Villamedia no 8, oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/willem-pekelder-autoriteiten-zijn-bang-voorons
Bekijk ook de fraaie illustratie van Maaike Putman bij het artikel.

Werken zoals de NOS (Newsroom030: Bij de afdeling communicatie van de gemeente Utrecht werkt men zoals bij de NOS), door Linda Nab, Villamedia no 8, oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/newsroom030-bij-de-afdeling-communicatie-van-de-gemeente-utrecht-werkt-men-zoals-de-nos

opbouw van netwerk GGZ op maat

Interview met Melanie van Roekel over opbouw van stevige organisatie GGZ op maat

In de zomer van 2018 zijn psycholoog Frits Bosch1) en collega’s begonnen aan de opbouw van het netwerk GGZ op maat – een geestelijke gezondheidszorg op maat – van (ex-)GGZ-patiënten en professionals. Het is een netwerk van gelijkgestemden van verschillende disciplines.

GGZ professional Melanie van Roekel vertelt aan Stichting Beroepseer over het doel van GGZ op maat: “Wij willen een stevige gesprekspartner worden bij overheden en zorgverzekeraars, zodat er meer geluisterd wordt naar zowel de professional als de patiënt. Dat is immers waar het om draait. Het gaat om geestelijke gezondheidszorg, dus zorg voor de geest. Een geest die conform ons classificeringssysteem moet lijden om deze zorg te mogen ontvangen. De enige die kan bepalen of er sprake is van lijden is natuurlijk de patiënt zelf. Het enige wat de zorgverlener doet is proberen aansluiting te vinden en een behandeling geven.

Maar, zowel het lijden van de patiënt als de expertise van de zorgverlener worden niet erkend door de overheid en de zorgverzekeraars. Zij proberen de mens in zijn uniciteit te generaliseren en op te zadelen met voorgeprogrammeerde behandelschema’s die bij wijze van spreken met een strippenkaart kunnen worden afgewerkt. Mijns inziens is dit niet ‘zorg dragen voor de geest’ maar ‘zorg dragen voor reductie van de geest’. Om nog maar te zwijgen van  alle protocollen en verantwoordingsmodules waar zorgverleners mee te maken hebben. Zorg dragen voor de geest doe je met tijd, aandacht en contact.

Door het betalingssysteem evenwel – dat gebaseerd is op de Diagnose Behandel Combinatie (DBC) – wordt de hulp ingeperkt door vergoedingen binnen algemeen geldende tijdsgrenzen waardoor vaak afbreuk gedaan wordt aan de therapeutische relatie tussen behandelaar en patiënt. Desondanks heeft een groot deel van de GGZ-aanbieders nog steeds compassie met hun patiënten en met dezelfde aandacht die zij voor hun patiënten hebben concentreren zij zich nu op het verbeteren van de GGZ”.

Binnen kantoortijden

GGZ op maat richt zich vooral op regelgekte, wachttijden, gecoördineerde en gecontinueerde zorg, toegankelijke zorg en vroeg-signalering.
Van Roekel licht toe: “Om een parallel te trekken met de fysieke gezondheidszorg: als wij fysiek lijden bestaat de mogelijkheid een huisarts, een huisartsenpost of zelfs de spoedeisende hulp te bezoeken. Binnen de geestelijke gezondheidszorg ligt dit een stuk complexer. Zo is het bijvoorbeeld bij grote GGZ-instellingen alleen mogelijk om binnen kantoortijden de eigen hulpverlener te spreken als er sprake is van ernstige psychiatrische problemen zoals suïcidaliteit of psychose. De meeste crises (lees: psychisch lijden) kan men natuurlijk niet in kantoortijden plannen; ze komen vaak in de stille uren van de avond of de weekenden.

Hoe kun je zorg  verlenen als je niet bereikbaar bent? Bij de kleine zelfstandigen zien we dat zij vaak flexibeler zijn met hun agenda, ze zijn sneller bereikbaar en kunnen ondersteuning bieden. Ook behandelen zij een crisis bij de eigen patiënten zelf en verwijzen zij niet of nauwelijks door naar een crisisdienst. Zij stellen zichzelf beschikbaar en geven zelfs hun telefoonnummer af”.

Soms wel vijf verschillende behandelaren

“Met andere woorden, zorg moet toegankelijk zijn en vooral beschikbaar! Wanneer iemand psychisch lijdt is het toch eigenlijk niet meer menselijk om hem of haar zes maanden op een wachtlijst te laten staan? En natuurlijk hebben wachtlijsten allerlei redenen. Verkeerde verwijzingen vanuit huisarts/POH/GGZ 2), minder tijd voor patiënten vanwege administratieve lasten en te weinig gebruik van e-Health en ervaringsdeskundigen zijn hier enkele van. Daarnaast moet er meer uitstroom komen vanuit de Specialistische Geestelijke Gezondheidszorg (SGGZ) om behandelcapaciteit vrij te maken en kennen hulpverleners elkaar te weinig waardoor patiënten vaak bij een verkeerde hulpverlener komen. Een andere belangrijke reden zijn de omzetplafonds waardoor de capaciteit is verlaagd. Wanneer we kijken naar instellingen, richten deze zich teveel op lichte en matig ernstige problematiek waardoor er minder capaciteit is voor patiënten met complexe problematiek. Ook spelen vergrijzing en te weinig opleidingsplaatsen een rol. Dit alles zou eenvoudig kunnen worden getackeld en gebeurt vaak al door vrijgevestigde collega’s.

Binnen mijn netwerk bevindt zich bijvoorbeeld een collega met een wachttijd van maximaal drie maanden. De beste man werkt zelfstandig, heeft een netwerk, kent en wordt gekend, ontvangt passende doorverwijzingen of verwijst gepast door indien nodig, maakt gebruikt van e-Health, heeft lak aan vergrijzing en is volledig gekwalificeerd op meerdere gebieden waarbij hij zichzelf blijft bijscholen. Een recept voor succes omdat hij de ruimte heeft om de zorg te bieden waar hij in gelooft en waar zijn hart ligt en dat is goed te merken aan het beloop van zijn praktijk. Zonder duur gekocht Top GGZ-keurmerk is hij uitmuntend in zijn vakgebied. Toch bijzonder dat zelfstandige therapeuten de wachtlijsten beter kunnen hanteren.

En wat dacht u van het feit dat bij doorverwijzen van patiënten naar de grote instellingen het niet eens zeker is dat de patiënt ook daadwerkelijk bij de behandelaar komt die de huisarts heeft voorgeschreven?  De patiënt ziet soms wel vijf verschillende behandelaren, maar de huisarts krijgt nooit een terugkoppeling of moet een queeste starten om de hoofdbehandelaar überhaupt nog te kunnen achterhalen. In plaats van samen te werken, werken we langs elkaar heen. Samenwerken betekent mét de patiënt, maar de patiënt staat nu vaak langs te zijlijn terwijl hij centraal zou moeten staan”.

Privacy

Een ander belangrijk facet binnen de hulpverlening is uiteraard vertrouwen. Van Roekel daarover: “Vertrouwen vormt de basis maar wordt door het benchmarken met ROM-gegevens3) totaal onderuit gehaald. Patiëntengegevens zijn persoonlijk en vertrouwelijk. Met de komst van ROM zien we hoe de privacy constant word geschonden. Probeer eens te bedenken wat dit doet bij mensen die reeds lijden? Ze krijgen daarbovenop nog eens te horen: Ik ga u helpen maar ik eis wel dat u ROM invult en dat al uw privégegevens bij derden kenbaar worden gemaakt. Wilt u dat niet? Prima… maar dan kunt u ook geen hulp krijgen want ik – (lees: de professional) – word hierop afgerekend.

Verder houden wij ons bezig met de DBC’s, de bureaucratie, de omzetplafonds en de kwaliteitsstatuten. Weinig bekend is dat grote instellingen de erkenning van het ‘keurmerk Top GGZ’ met taart en champagne vieren terwijl zij voor dat keurmerk ieder jaar enkele tienduizenden euro’s neer moeten leggen. We zouden het geld beter kunnen besteden aan de patiënten in plaats van ons te laten drijven door prestige”.

Behandelen op maat

“Als laatste punt tenslotte. Wij  richten wij ons op de specialistische GGZ en de aanpak van complexe problematiek en multidisciplinaire samenwerking. Er moeten voldoende klinische bedden beschikbaar gehouden worden voor patiënten die dat nodig hebben. En om te lang en te veel behandelen tegen te gaan moet, waar dat kan, op tijd afgeschaald worden naar ambulante zorg. Vrijgevestigde psychologen en psychiaters hebben al een groot netwerk in wijken in grote en kleine steden en zijn dicht bij de patiënten gevestigd. Daardoor zijn zij beter in staat om samen met de huisartsen, POH-GGZ  en het sociale domein hulp op maat te bieden zodat de problematiek niet oploopt en de opnamedruk afneemt”.

Een stevige organisatie en actieve gesprekspartner

Het voornemen van GGZ op maat is zoveel mogelijk (oud)patiënten en GGZ-professionals bij elkaar te brengen. Van Roekel: “Alleen gezamenlijk kunnen wij een vuist maken naar de overheid en de zorgverzekeraars. Wij willen horen van de mensen waarin de huidige GGZ niet functioneert. Daar gaan wij ons de komende tijd op richten, door een stevige organisatie te worden, door een actieve gesprekspartner te zijn voor iedereen die ons wenst te spreken en ons om advies vraagt. Het gaat erom ons publiekelijk te verweren tegen de huidige ontwikkelingen.
Iedereen kan zich kosteloos bij ons aansluiten en meepraten en meedenken. Wij zijn heel toegankelijk. In de geestelijke gezondheidszorg gaat het om de geest van de mens, om de mens, het individu. De mening, het gevoel en de beleving van ieder mens telt en worden door ons gehoord en vertaald”.

 Noten
¹) In augustus 2018 kondigde Bosch aan dat hij een boek heeft geschreven en het manuscript naar een uitgever gestuurd. Titel: Help, de psycholoog verzuipt! Op zijn website staan gegevens over het boek te lezen, waaronder een synopsis en een verantwoording: www.fritsbosch.nl
2) POH-GGZ – Praktijkondersteuner Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg. De functie POH-GGZ heeft een specifieke plaats in de gezondheidszorg en vraagt daarmee om specifieke kwaliteiten van een professional.
3) ROM – Routine Outcome Monitoring – is van oorsprong een systeem waarbij meetinstrumenten worden gebruikt om de effecten van een individueel behandeltraject te evalueren. Inmiddels is de toepassing veel breder geworden. Door de metingen per instelling te vergelijken – dit heet benchmarken – moet duidelijk worden welke instellingen goede resultaten boeken. Op grond daarvan beslissen zorgverzekeraars bij wie ze de zorg inkopen. Om dit mogelijk te maken is de Stichting Benchmark GGZ opgericht. GGZ-instellingen worden door de verzekeraars verplicht hun ROM-gegevens aan deze stichting aan te leveren.

Meer info bij GGZ op maat: www.ggzopmaat.nl (Website bestaat niet meer)

Zie ook: Netwerk GGZopmaat reageert op bericht over steun Kabinet voor resultaatgerichte beloning in GGZ. Blogs Beroepseer, 7 september 2018: https://beroepseer.nl

Verslag debat over het falende onderwijsbeleid in De Balie op internationale Dag van de Leraar

Vrijdagavond 5 oktober 2018, op de internationale Dag van de Leraar, was er in centrum De Balie in Amsterdam een debat over het falende onderwijsbeleid n.a.v. de publicatie van het boek De sluipende crisis – Waarom het onderwijs niet beter wordt. Daarin stellen de auteurs René Kneyber en Dorien Zevenbergen het begrip onderwijskwaliteit centraal en de manier waarop de politiek met dat begrip omgaat. Wie bepaalt wat die kwaliteit precies is en wie is er verantwoordelijk voor?
René Kneyber is docent wiskunde, lid van de Onderwijsraad en bestuurslid van Stichting Beroepseer; Dorien Zevenbergen is beleidsadviseur van de Onderwijsinspectie. Die avond gingen ze in gesprek met Edith Hooge, hoogleraar Onderwijsbestuur van de Universiteit van Tilburg en Paul van Meenen, Tweede Kamerlid voor D66 en woordvoerder Onderwijs en wetenschap. De avond werd geleid door Rikkert Seveke.

Nepafspraken

Volgens redacteur Frans van Heest van Science Guide – het digitale nieuwsmagazine voor de kennissector – werden er die avond interessante dingen gezegd over bekostiging van het onderwijs en professionalisering van docenten. Hij schreef een verslag van het debat met de duidelijke titel: In het onderwijs worden nepafspraken gemaakt met nepvertegenwoordigers. Dat vinden Kneyber en Zevenbergen namelijk. De afspraken van de overheid met vertegenwoordigers van de sectororganisatie voor het primair onderwijs (PO-Raad) en de Vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs (VO-Raad) zijn niet serieus te noemen.
De overheid heeft zich volgens Kneyber te veel teruggetrokken. “Een van de problemen is dat we een heel terughoudende overheid hebben gekregen. En dat niemand bepaalde problemen – zoals het stelsel dat het onderwijs echt in de weg zit – meer durft aan te pakken, vanwege Dijsselbloem”.
Kneyber doelt hier op het in februari 2008 gepubliceerde rapport Tijd voor onderwijs van de parlementaire onderzoekscommissie Dijsselbloem over de onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs. Het rapport baarde veel opzien, maar had geen gevolgen.

Een voorbeeld van de terugtrekkende overheid is volgens Kneyber te zien bij het aantrekken van jonge docenten. “Die terugtrekkende overheid zien we terug in allerlei ambities. In 2013 had iedereen heus wel in het vizier dat er een lerarentekort aan zat te komen. Een van de ideeën destijds was om de jonge docenten vast te houden en om daar geld voor uit te trekken. Daar is toen met de VO-Raad een afspraak over gemaakt. Er zou € 65 miljoen worden geïnvesteerd, dat neerkwam op € 69,35 per leerling via de lumpsum”.

Van deze afspraak is weinig terechtgekomen ziet Kneyber en dat komt door de vrijblijvendheid van dergelijke afspraken. “Het grappige aan dit soort afspraken is dat niemand eigenlijk beseft dat de VO-Raad wel leden heeft in de vorm van schoolbesturen. Maar dat de afspraken die de VO-Raad maakt niet worden nageleefd.
Schoolbesturen hoeven zich niet te verantwoorden aan de overheid en de besturen hoeven zich ook niet te verantwoorden aan de VO-Raad. Als het geld niet uitgegeven wordt aan jonge docenten, dan zit iedereen naar elkaar te kijken en voelt niemand zich verantwoordelijk. Ik noem dat nepafspraken met nepvertegenwoordigers. Dat leidt ertoe dat er wel veel daadkracht is vanuit de overheid, maar er is geen slagkracht. Het probleem wordt daarmee niet opgelost, er zijn niet meer jonge docenten aangenomen.”

Edith Hooge zette vraagtekens bij Kneybers opmerkingen en reageerde: “Wat ik fascinerend vind is dat je zegt: ‘de overheid is sinds Dijsselbloem heel terughoudend geworden’. Ik dacht het niet. Als je kijkt naar wat er is gebeurd dan zie je dat de overheid juist meer en ook hard is gaan sturen op onderwijskwaliteit. En met hard bedoel ik gewoon met wetten en niets geen ‘nepafspraken’.”

Geloofwaardigheidscrisis

De sluipende crisis door René Kneyber en Dorien ZevenbergenMaar wat is nu die sluipende crisis? Kneyber: “De echte crisis is een geloofwaardigheidscrisis. Omdat iedere keer dat ze in Den Haag komen met nieuwe ideeën iedereen in het onderwijsveld zegt: ‘ja dat waait wel weer over’. “Terwijl er soms ook hele goede dingen tussen zitten. Ik zou dat willen problematiseren. Ik vind dat wel een probleem. Ik denk dat er sommige dingen zijn die alleen de overheid kan en dat die daarop moet durven sturen”.

Lees het hele verslag In het onderwijs worden nepafspraken gemaakt met nepvertegenwoordigers, door Frans van Heest, Science Guide, 10 oktober 2018: www.scienceguide.nl

Terugluisteren en -kijken kan ook. Zie hieronder de video van Het debat De Balie leert – Over het falende onderwijsbeleid, 5 oktober 2018. Duur 2u11min

Meer info over boek De sluipende crisis bij uitgeverij Phronese: https://phronese.vrijeboeken.com

Ruimte in regels voor het mbo

‘Ruimte in regels’ biedt MBO-scholen en docenten mogelijkheid onderwijs in te richten zoals zij willen

Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) publiceerde op 5 oktober 2018 de brochure Ruimte in regels – Handvatten voor goed en innovatief onderwijs:  middelbaar beroepsonderwijs die inzicht geeft in de kaders die wet- en regelgeving voor onderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs (MBO) stelt. En daarmee ook in de ruimte die er is voor scholen en docenten om zelf invulling te geven aan het onderwijs.
Voor de brochure is samengewerkt met de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), het Kennispunt MBO Onderwijs & Examinering, de beroepsvereniging voor MBO-opleiders (BVMBO) en de Algemene Onderwijsbond (AOb).

Aan meer dan 150 docenten, instructeurs en beleidsmedewerkers in heel Nederland zijn vragen gesteld  tijdens gesprekken over wet- en regelgeving. Gebleken is dat docenten en andere betrokkenen in het MBO meer inzicht willen in de kaders die wet- en regelgeving stelt en de ruimte die er is om zelf het onderwijs mede vorm te geven.
De wet- en regelgeving voor het MBO-onderwijs biedt ruimte aan de school én de docent om het onderwijs in te richten naar eigen goedvinden. De regelgeving is juist niet bedoeld om alles dicht te regelen. Veel docenten vinden evenwel dat hun MBO-school ‘aan de veilige kant’ gaat zitten wat ruimte betreft, zodat niet altijd de doelen van het MBO worden behaald.

Interactief instrument

‘Ruimte in regels’ mag tegenstrijdig klinken, maar is dat dus niet.
Na lancering van de brochure gaat het ministerie van OCW samen met docenten een instrument ontwikkelen dat hen helpt bij het voeren van een gesprek met collega’s over de  wijze waarop zij de wet- en regelgeving toepassen op hun eigen onderwijs. Dat wordt dus een meer ‘interactief’ instrument, waarbij de brochure als naslagwerk kan fungeren.

Brigade voor vernieuwing van het onderwijs

In het Bestuursakkoord MBO 2018-2022, Trots, vertrouwen en lef, waarin afspraken staan tussen het ministerie van OCW en de MBO Raad over gezamenlijke ambities voor het MBO in de komende jaren, staat aangekondigd dat er een brigade komt, een gezamenlijk initiatief van de MBO Raad en het ministerie van OCW. Het doel van de brigade is dat scholen meer dan nu het geval is, de ruimte gaan nemen voor het vernieuwen van het onderwijs, zich minder laten remmen door belemmerende regels en deze regels aan de kaak stellen. Op dit moment wordt door de MBO Raad en het ministerie van OCW gewerkt aan de  aanpak en de werkwijze van de brigade. Zowel het ‘interactief’ instrument als de brigade verschijnen naar verwachting in het schooljaar 2018-2019.

’Eigenaar van ons eigen onderwijs’

mbo-docent Giel Kessels
MBO-docent Giel Kessels

Op de site Leraar staat het artikel Eigenaar van ons eigen onderwijs waar MBO-docent Giel Kessels van het Automotive aan het Summa College in Eindhoven vertelt over de manier waarop men zelf op zijn school het onderwijs vormgeeft en studenten laat meebeslissen over de manier waarop leerdoelen behaald kunnen worden. Aan het slot geeft Kessels een tip aan collega’s van MBO-scholen die ook het roer willen omgooien, maar niet weten hoe ze dat moeten doen: “Ik merk dat veel mensen een hele goede visie hebben en weten wat ze willen. Maar het ontbreekt vaak aan lef. Dus collega’s: begin gewoon. Dan rolt er vanzelf iets heel moois uit”: www.leraar.nl (Artikel niet meer beschikbaar).

Omslag brochure Ruimte in regelsBrochure Ontdekt de ruimte voor voortgezet middelbaar onderwijs

Downloaden brochure Ruimte in regels in het mbo, Ministerie van OCW, 72 p., oktober 2018: www.rijksoverheid.nl

Downloaden brochure Ontdek de ruimte. Ruimte in regels in het voortgezet onderwijs: www.onderwijsinspectie.nl

Bestuursakkoord mbo 2018-2022: Trots, vertrouwen en lef, Ministerie van OCW, 7 februari 2018: www.rijksoverheid.nl

Lees ook: Debat over het waarom en waartoe van het middelbaar beroepsonderwijs, Blogs Beroepseer, : beroepseer.nl

Op 19 november 2018 vindt De dag van het MBO plaats in Theater Orpheus in Apeldoorn

Wat is er gebeurd met het beroep van advocaat?

Het oktobernummer 2018 van het vier keer per jaar verschijnende Advocatie Magazine is gewijd aan de bedrijfsvoering voor advocaten. Sinds wanneer voeren advocaten een bedrijf? Wat is er gebeurd met het beroep van advocaat? Murk Muller, advocaat en Rechtsanwalt in Rotterdam en Berlijn, beantwoordt die vraag in zijn essay De commerciële advocaat bestaat niet dat hij voor Advocatie Magazine schreef en dat tevens hieronder te lezen is:

In Duitsland kun je je alleen in het handelsregister inschrijven, als je een bedrijf, een Gewerbe, uitoefent. Als Rechtsanwalt ben ik aldaar een ‘unabhängiges Organ der Rechts-pflege’ (onafhankelijk orgaan van de rechtsbedeling) met een maatschappelijke verantwoordelijkheid, die op voet van gelijkheid met rechters en openbaar ministerie gedragen wordt. Ik oefen een beroep uit, geen bedrijf. Dus in Duitsland sta ik als Rechtsanwalt logischerwijze niet in het handelsregister.

In Nederland is een advocaat verplicht zich in het handelsregister van de Kamer van Koophandel in te schrijven. Het beeld van de advocaat alhier is blijkbaar zo gecommercialiseerd, dat het beroep gezien wordt als een marktactiviteit: de koopman die handelt in juridische waren. Bedrijf en beroep worden zonder blikken of blozen op een hoop gegooid.

Belangen

Als de uitoefening van een beroep ingericht wordt in de vorm van een bedrijf, dan delft het beroep het onderspit. Hoe groter een organisatie, hoe meer energie het individu besteedt aan het zich staande houden in die organisatie. Hoe groter een organisatie, hoe meer de gezichten naar binnen gericht raken. Waar niet afgewacht wordt totdat het grind knerpt en er uren- en omzetnormen gelden staat de rechtsbedeling al snel niet meer centraal, maar het geld verdienen. Niet de belangen van de cliënt staan centraal, maar de belangen van de eigen onderneming. Het beroep van advocaat is tot bedrijf met winstoogmerk geworden.
Ik heb respect – in sommige gevallen zelfs bewondering – voor het ondernemerschap van advocaten, die van hun advocatuur een bloeiend bedrijf gemaakt hebben. Ik zou het niet kunnen. Maar ook niet willen. Mijn keuze is advocaat als beroep uit te oefenen, en niet als bedrijf. De advocaat behartigt de rechtvaardige belangen van de cliënt. Het is een kernachtige beschrijving van onze taak, waarop ik de eed heb afgelegd. Welke belangen rechtvaardig zijn, is een autonome beslissing van de advocaat. Daarom is en moet de advocaat onafhankelijk zijn; onafhankelijk van andere belangen die die beslissing beïnvloeden.

De marktwerking

Aan een bevriende ingenieur, researcher bij een industrieconcern, heb ik een eerste concept voor dit essay voorgelegd. De taakopvatting van advocaat spreekt hem wel aan en hij ziet gelijkenissen met zijn werk. Maar bij het nut van onafhankelijkheid zet hij vraagtekens. Het lukt niet om hem werkelijk te overtuigen.
De ingenieur had aan een oud-collega, die na wat jaren in China gestationeerd geweest te zijn terug in Nederland zelfstandig M&A adviseur geworden was, aangeraden met mij contact op te nemen over een overname van een Nederlands technologiebedrijf door een Chinees staatsbedrijf. Tijdens het kennismakingsgesprek met de cliënt raad ik aan de Nederlands-Chinese advocaat Choy Chan in de arm te nemen, die ik via Dutch Business Lawyers Abroad ken.
Een paar dagen later hebben de ingenieur en ik op een theaterfestival afgesproken. Wie komen we tegen: de adviseur-oud-collega.“Murk, we hebben geen contact met Choy opgenomen; is nog niet nodig”, begroet hij ons. Ik zeg niets, maar de ingenieur leest aan mijn gezichtsuitdrukking af, dat mijn vermoeden bevestigd ziet: de adviseur houdt de cliënt weg van Choy, want zijn eigen rol als culturele bemiddelaar dreigt daarmee overbodig te worden. De onderzoekende blik krijgt een Eureka glans en zodra de adviseur doorgelopen is naar de volgende joviale begroeting, stelt de ingenieur vast: “Dat is dus niet goed voor de klant.”
De onafhankelijkheid… De ingenieur knikt.
De beslissing ten aanzien van het belang van de cliënt moet dus ook onafhankelijk zijn van eigen belangen. Als je belang is geld te verdienen aan een zaak, heb je een tegenstrijdig belang. Zoals iedere advocaat weet, een zaak mag je niet aannemen als je een tegenstrijdig belang hebt. Moet je je werk als advocaat daarom pro deo doen? Nee, je mag best geld verdienen met je werk als advocaat, maar als in plaats van het behartigen van het rechtvaardige belang van de cliënt je eerste doel is om geld te verdienen, dan onthoud je je cliënt het kostbaarste dat je te bieden hebt: je onafhankelijkheid. Geld verdienen als doel of geld verdienen als gevolg is een subtiel, niet altijd goed te onderscheiden verschil. Maar de goede uitoefening van het beroep van advocaat verlangt dat dit onderscheid onderkend wordt.

Weinig maatschappelijke activiteiten lijken zich vandaag de dag nog te kunnen onttrekken aan de marktwerking. Zelfs kunst en wetenschap worden herleid, om niet te zeggen gereduceerd, tot op geld waardeerbare vraag en aanbod. Ook het beeld van de advocaat wordt door deze vercommercialisering vervormd. Bij de advocaat sluiten commercieel zijn en onafhankelijkheid elkaar uit. De commerciële advocaat bestaat niet.

“Grote kantoren hebben geen maatschappelijke verantwoordelijkheid,” hoorde ik een voormalig deken zeggen – het ging over de Panama Papers. Tot mijn verwondering protesteerde niemand. Ik ook niet. Te perplex was ik. Maar inmiddels ontwaar ik een onderliggende logica. Bedoeld is misschien, dat als je de advocatuur uitoefent in de vorm van een groot bedrijf, er voor dat bedrijf zelf geen verplichting bestaat maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Het bedrijf beperkt zich tot zijn winstoogmerk. Het nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid wordt overgelaten aan de individuele advocaten die binnen dat bedrijf werken. Onder de druk van uren- en omzetnormen lijkt me dat geen sinecure.

Je werk als advocaat goed doen

Ben ik als beroepsbeoefenaar, die het bedrijf afgezworen heeft, gevrijwaard van bedreigingen voor de behartiging van de belangen van de cliënt? Welnee! Onafhankelijk blijven van degene die jouw diensten betaalt kan tot een spagaat leiden. Het is en blijft een krachtenveld, waarin je ook na decennia beroepservaring af en toe onderuit kunt gaan. De verleidingen zijn talloos: grote zaak, grote cliënt, prestige, openstaand honorarium, steekje laten vallen. Eigen belangen liggen altijd op de loer. De kunst is te proberen je desondanks niet door die eigen belangen, eerzucht, hebzucht, schaamte en angsten in de behandeling van de zaak van de wijs te laten brengen. Alleen dan kun je de belangen van de cliënt goed dienen; je werk als advocaat goed doen.

Waarom wil je je werk als advocaat goed doen? Als geld geen goede drijfveer is, wat dan wel? Appreciatie van je cliënt? Wij zijn pas content als U het bent? Het is stimulerend als de cliënt zich laat ontvallen: “Ik ben blij met U”. Maar de waardering van de cliënt als drijfveer zou me op een andere manier afhankelijk maken en ten koste kunnen gaan van de belangenbehartiging. Het kan me, bijvoorbeeld, er toe verleiden de cliënt te imponeren met een verontwaardigd pleidooi; een pleidooi dat in het gunstigste geval verveelde blikken van de rechter oogst.
Een morele plicht? Op grond van welke moraal? De onafhankelijke behartiging van de belangen van een cliënt strookt soms niet met de heersende moraal. Een advocaat moet soms onaangepast zijn om rechtvaardigheid in een onrechtvaardige samenleving na te streven. Dus lijkt de morele plicht niet onder alle omstandigheden een goede keuze als duurzame drijfveer.
Kwaliteit terwille van de kwaliteit? Als ambachtsman leg je er eer in om het belang van de cliënt zo goed mogelijk, met alle inzet en al je kunnen, te behartigen. Dat klinkt al beter. Beroepseer zou een goede drijfveer kunnen zijn, die bovendien voldoening in je werk oplevert.
Of je de advocatuur nu als beroep of bedrijf uitoefent, de uitdaging is de bedreigingen voor de onafhankelijke beoordeling wat een rechtvaardig belang van de cliënt is, waar mogelijk te beperken. Zorg ervoor dat jij en je praktijkgenoten de ruimte gelaten wordt die nodig is het werk als advocaat goed te kunnen doen.

Anwaltsladen

De vorm die ik gekozen heb gaat onder de naam Anwaltsladen (www.anwaltsladen.de). Het kenmerkende van deze organisatievorm, voor mijn part noemt U het bedrijfsvoering, is dat de organisatie zich naar de zaak richt en niet andersom. Anders gezegd: de organisatie staat ten dienste aan de rol die de advocaat te vervullen heeft, en niet andersom. De volledige digitalisering van documenten en informatie maakt het mogelijk onafhankelijk van plaats en tijd samen te werken. Een voorwaarde is de afwezigheid van hiërarchie, een duidelijke verdeling van verantwoordelijkheden en volledige transparantie. Goede organisatie is goede communicatie. Het bindende element van de Anwaltsladen is de gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de cliënt. Lage vaste kosten verkleinen het risico van een financieel eigenbelang. Geen arbeidscontracten. Geen exclusiviteit. De kring van mogelijke deelnemers is niet kleiner dan het tableau. De Anwaltsladen heeft geen flexibele schil, maar is de flexibele schil. In 2002 kreeg de Anwaltsladen een prijs voor Bestes Management Konzept für flexible Mitarbeit in Anwaltskanzleien.

De Anwaltsladen stelt mij al twintig jaar in staat om advocaat werkelijk als beroep uit te oefenen; bij huis-, tuin en keukengeschilletjes in m’n eentje; een mammoetzaak met een divers team, dat op basis van expertise vlot samengesteld kan worden met beroepsgenoten uit alle windstreken.

Een toekomstperspectief voor de bedrijfsvoering – ik ga er weer van stuiteren – van het advocatenkantoor:

1. Hou de organisatie zo klein mogelijk

2. Hou de vaste kosten laag

3. Zie de organisatie niet als autark, maar als deel van een netwerk

4. Bind elkaar niet onnodig aan plaats en tijd bij het (samen)werken

5. Geef alle ruimte voor onafhankelijke beroepsuitoefening

6. Zet kwaliteit centraal

Murk Muller is voortrekker van Stichting Beroepseer, en auteur van het in 2012 verscheen boek Met plezier advocaat zijn. www.mmrecht.com/plezier/met_plezier_advocaat_zijn.php

Omslag Advocatie Magazine

Advocatie Magazine, no 3, oktober 2018: http://advocatie-magazines.s3-website-eu-west-1.amazonaws.com/advocatie-magazine-2018-3-september/cover/

 

 

Open State Foundation wint Stuiveling Open Data Award 2018 met toepassing PoliFLW

De Open State Foundation kreeg op 4 oktober 2018 de Stuiveling Open Data Award (SODA) en € 20.000 uitgereikt voor de toepassing PoliFLW. Staatssecretaris Raymond Knops overhandigde de prijs tijdens de Innovation Expo in de RDM Onderzeebootloods in Rotterdam. PoliFLW maakt via één platform lokaal politiek nieuws toegankelijk, doorzoekbaar en herbruikbaar als open data.

Open data zijn overal. We navigeren er op los in het verkeer, gebruiken buienradar om de regen te ontwijken, zoeken de handigste routes voor het openbaar vervoer en bestellen eten online. We bekijken informatie over zorg en scholen en de uitgaven van overheden. In al deze gevallen gebruiken we open data, vaak zonder dat we het in de gaten hebben. Om het innovatief gebruik van open data zichtbaar te maken en te belonen, is de Stuiveling Open Data Award (SODA) ingesteld.

PoliFLW verzamelt nieuws- en sociale mediaberichten van politieke partijen en maakt deze op een gebruiksvriendelijke manier doorzoekbaar. Met behulp van machine-learning en open databronnen koppelt PoliFLW het politieke nieuws aan partijen en politieke vertegenwoordigers zoals raadsleden en Statenleden. PoliFLW stelt de gebruiker vragen om zichzelf te verbeteren, daardoor leert de gebruiker van de toepassing, en andersom.

Datamakelaars

De jury verkoos de winnaar uit 27 inzendingen. De inzenders zijn allemaal inventieve en creatieve ‘datamakelaars’. Intermediairs tussen de ruwe data die de overheid beschikbaar stelt, en de waardevolle toepassingen die zij weten te maken.

Juryvoorzitter Arno Visser, president van de Algemene Rekenkamer: “PoliFLW maakt het mogelijk beter om te gaan met de grote hoeveelheid informatie die we te verwerken krijgen. Het maakt het volgen van lokale politiek eenvoudiger en leuker. De interactie met de gebruiker maakt deze toepassing uniek ten opzichte van de andere inzendingen.”

SODA

De SODA – vernoemd naar de vorige president van de Algemene Rekenkamer Saskia J. Stuiveling – is ingesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in 2015. Het kabinet stimuleert het gebruik van open data. De prijs onderstreept het belang van het gebruik van open data vanwege de economische, maatschappelijke en democratische waarde.

Jury

De jury van de SODA2018 bestaat uit Arno Visser (Algemene Rekenkamer, voorzitter), Marianne Linde (gemeente Tilburg), Marleen Stikker (Waag Society), Michiel Leenaars (Internet Society Nederland), Paul Geurts van Kessel (Green Home, winnaar SODA2016) en Ramona de Jong (De Consumentenbond, winnaar SODA2017).
De Stuiveling Open Data Award wordt georganiseerd door het Leer- en Expertisepunt Open Overheid (onderdeel van ICTU, onafhankelijk advies- en projectenorganisatie binnen de overheid) in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

PoliFLW: https://poliflw.nl

PoliFLW wint SODA 2018, Open Data Award: www.opendata-award.nl

Petitie Repareer het onderwijs

Teken de petitie ‘Repareer het onderwijs’

Wie het onderwijs een warm hart toedraagt en zich er zorgen over maakt kan sinds 4 oktober 2018 een petitie ondertekenen: Repareer het onderwijs. Tekenen kan tot 1 januari 2019. Petitionaris is docent Marion de Koning. Zij schreef voor dagblad Trouw het artikel Weeffouten in onderwijs staan waardering voor kwaliteit in de weg. Ze begon met de verwijzing naar de problemen bij de scholenkoepel Limburgs Voortgezet onderwijs (LVO). Daar keurde in juli 2018 de Inspectie 354 diploma’s van eindexamenleerlingen van het VMBO Maastricht af. Alsof er niets was gebeurd maakte de raad van toezicht van het LVO in september 2018 bekend bestuursvoorzitter André Postema voor twee jaar te herbenoemen. Veel boze reacties en een debat in de Tweede Kamer zullen problemen als bij scholenkoepel LVO niet oplossen, aldus De Koning. Het zijn uitwassen van weeffouten in de organisatie van het voortgezet onderwijs sinds 1995.

De Koning noemt vijf weeffouten, waarvan de vijfde luidt: Leraren die met hart en ziel lesgeven en jarenlange ervaring hebben worden niet gehoord, maar in plaats daarvan gestraft. Wanneer de situatie het toelaat, stoppen ze met lesgeven. Hierdoor daalt het gemiddelde opleidingsniveau en daarmee het leerrendement.
Een andere weeffout is dat de leerling wordt beschouwd als een op­breng­sten­post en de docent als een kostenpost.

Waardering voor kwaliteit

De Konings artikel dient als basis van de petitie: Het onderwijs moet gerepareerd en heeft dringend behoefte aan structurele oplossingen. Bijvoorbeeld: Maak de lumpsum direct over aan de scholen, zoals D66-Kamerlid Paul van Meenen in juni 2018 voorstelde. Schaf de koepelbesturen af en daarmee de Vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs (VO-raad). Maak de rector weer een primus inter pares die ook verantwoording aflegt aan het docentenkorps en verander de controlecultuur op scholen in een waardering-voor-kwaliteit-cultuur.

Teken de petitie Repareer het onderwijs: https://petities.nl/petitions/repareer-het-onderwijs/signatures?locale=nl

Artikel Weeffouten in onderwijs staan waardering voor kwaliteit in de weg, Marion de Koning, Trouw, 3 oktober 2018: www.trouw.nl

actiegroep fysiotherapie reikt strakke strop uit aan zorgverzekeraarkke

Uitreiking ‘Strakke strop’ aan zorgverzekeraar door Actiegroep Fysiotherapie

Woensdag 10 oktober 2018 deelt de Fysiotherapie – ruim 11.000 leden – om 10.10 uur de Strakke strop uit aan zorgverzekeraar VGZ.
Volgens de fysiotherapeuten heeft VGZ een hoofdrol gespeeld in het zaaien van verdeeldheid binnen de beroepsgroep van fysiotherapeuten. In de communicatie met hun verzekerden had VGZ beweerd dat lage rugklachten slechts door gecontracteerde fysiotherapeuten goed behandeld konden worden. Op de website van VGZ stond het bericht dat VGZ “innovatieve overeenkomsten had afgesloten voor behandeling van lage rugpijn”.
Deze benadering schoot de niet-gecontracteerde fysiotherapeuten in het verkeerde keelgat. Ze eisten uitleg en rectificatie die er na maanden – na dreiging met een rechtszaak – ook kwam. VGZ gaf uiteindelijk toe dat de door hun aangeboden manier van behandelen niet beter is dan die van andere behandelaars.

Dertig procent onder kostprijs

Naast deze kwestie zijn er andere grieven van de fysiotherapeuten. Twee fysiotherapeuten noemen ze nog eens op in de Culemborgse Courant van 2 oktober 2018. Men heeft last van strenge regels die zorgverzekeraars de beroepsgroep opleggen. Zo kan men de patiënten niet altijd de zorg bieden die zij verdienen. Zorg waar patiënten nota bene voor verzekerd zijn. Dit komt omdat zorgverzekeraars fysiotherapeuten een behandelindex opleggen: er mogen niet meer behandelingen worden gegeven dan de index aangeeft. De fysiotherapeut wordt zelfs afgerekend op deze index: hij moet geld terugbetalen aan de zorgverzekeraar of hij krijgt het volgend jaar een lager tarief. Een strakke strop dus.

Ook de verplichting om een tevredenheidsenquête (PREM) door de patiënt te laten invullen bezorgt de beroepsgroep veel last. Het is interessant en leerzaam om te weten of een patiënt al dan niet tevreden is over de geleverde zorg. Maar als er niet genoeg enquêtes zijn verstuurd, dan krijgt de fysiotherapeut een lager tarief. Dat tarief is overigens al dertien jaar niet geïndexeerd of verhoogd, terwijl de kosten voor het leveren van goede zorg en een gezonde praktijkvoering wel enorm gestegen zijn. Uit onderzoek is gebleken dat het tarief voor een consult bij de fysiotherapeut dertig procent onder kostprijs ligt. Over die tarieven of over de inhoud van de contracten is geen enkel gesprek mogelijk met zorgverzekeraars. Het is een kwestie van tekenen bij het kruisje. En daar hebben de fysiotherapeuten genoeg van.

De fysiotherapeuten willen dus af van de strakke strop om hun nek die niet alleen hen, maar ook hun patiënten benadeelt. Het uitoefenen van hun beroep valt de fysiotherapeuten steeds zwaarder. Zij hebben immers kwaliteit hoog in het vaandel staan en bij hen staat de zorg voor de patiënt centraal. Dat willen de fysiotherapeuten graag zo houden.

Samenvattend

  • De strakke strop maakt dat we niet fatsoenlijk kunnen onderhandelen met zorgverzekeraars .
  • De strakke strop maakt dat we de patiënten niet genoeg behandelingen mogen geven.
  • De strakke strop maakt dat we de patiënten moeten overladen met tevredenheidsonderzoeken.
  • De strakke strop straft ons als we dat niet doen.
  • De strakke strop van tarieven die 30% onder kostprijs liggen.
  • De strakke strop die bepaalt hoe hoog onze omzet mag zijn

De uitreiking van de Strakke strop gaat gepaard met een demonstratie en het aanbieden van drie eisen aan de directie van VGZ.

De eisen

  • De vrijheid om een eigen bedrag te kunnen rekenen boven het Zorgverzekeringstarief tarief.
  • Transparante berekening van de BI-uitkomsten¹⁾, en deze niet gebruiken als afrekeninstrument, maar als een aanleiding tot gesprek.
  • PREM komt ten laste van en wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraar.

De actiegroep roept collega’s op met patiënten en andere betrokkenen mee te doen aan de demonstratie. Verzamelen op woensdag 10 oktober 2018 rond 9.30 uur bij Station Arnhem Centraal. Het is de bedoeling dat om 10.10 uur de prijs wordt uitgereikt aan de directie van VGZ.

Nadere gegevens en details bij de Publieke Actiegroep Fysiotherapie op Facebook: https://nl-nl.facebook.com/actiefysio/

Of bij de in de Culemborgse Courant vermelde fysiotherapeuten onderaan het artikel Stop de strop om de nek van de fysiotherapeut, 2 oktober 2018: https://culemborgsecourant.nl/deel-je-nieuws-artikel/stop-de-strop-om-de-nek-van-de-fysiotherapeut-493645 (Niet meer beschikbaar)

Noot
¹⁾ BI-technieken voor de zorg. De waarde van business intelligence voor value based healthcare. Vraag is of de huidige business intelligence-(BI)-technieken van waarde kunnen zijn voor waardegedreven zorg.

Actiegroep Fysiotherapie, Facebook: www.facebook.com/actiefysio?locale=nl_NL

Overleg NZa en Genootschap voor Fysiotherapie over foute communicatie zorgverzekeraar VGZ, Blogs Beroepseer, 5 augustus 2018: https://beroepseer.nl

Landelijke Actiedag Fysiotherapie in Den Haag op 30 mei 2018, Blogs Beroepseer, 22 mei 2018: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Culemborgse fysiotherapeuten: ‘De rek is eruit’, door Dick Aanen, Culemborgse Courant, 13 december 2022: https://www.culemborgsecourant.nl/nieuws/algemeen/332467/culemborgse-fysiotherapeuten-de-rek-is-eruit

Culemborgse Fysio’s maken zich zorgen, door Dick Aanen, Culemborgse Courant, 29 oktober 2022: www.culemborgsecourant.nl/nieuws/algemeen/327373/culemborgse-fysios-maken-zich-zorgen

Publieke actiegroep fysiotherapie, Facebook, 25 november 2020: https://www.facebook.com/actiefysio/posts/fysiotherapeuten-reiken-voor-de-tweede-keer-in-drie-jaar-de-strakke-strop-award-/1000856887065151/?locale=ms_MY

Interview Guusje Ter Horst: Teleurstelling bij voormalig minister Guusje ter Horst na vier jaar in de zorg: ‘Rationele argumenten tellen niet’, door Michel van der Geest, De Volkskrant, 20 november 2018: www.volkskrant.nl

De verhitte strijd tussen fysiotherapeuten en zorgverzekeraars, door Michiel van der Geest, De Volkskrant,

 

Nieuw technologisch platform voor de gezondheidszorg QruxxTech van start gegaan

Uitgeverij Bohn Stafleu van Loghum heeft in de laatste week van september 2018 een nieuw platform opgezet op internet met de naam QruxxTech. Het is een zusje – of broertje – van Qruxx dat gericht is op verbetering van de kwaliteit van de zorg. QruxxTech gaat over de de ontwikkeling en toepassing van technologie in de gezondheidszorg.
Bohn is ook de uitgever van Skipr – crossmediale nieuwsdienst voor managers, bestuurders en toezichthouders in de gezondheidszorg en Zorgvisie, magazine met actueel nieuws en achtergrondartikelen over de gezondheidszorg.
QruxxTech is er voor wie op de hoogte wil blijven van robotisering, big data, e-health, virtual reality, kunstmatige intelligente, medische apparaten en gadgets, privacy en security, blockchain en domotica.

Over het inzetten van technologie in de bestrijding van het personeelstekort in de gezondheidszorg schreef René Baljon een blog. Organisaties die thuiszorg verlenen aan ouderen kampen met een enorm personeelstekort. En dat tekort wordt de komende jaren alleen maar erger. De prognose is dat de komende vier jaar bijna 100.000 extra zorgverleners nodig zijn.
Een ander punt is de verwachte forse uitstroom vanwege de pensioengerechtigde leeftijd van de geboortegolf-generatie. Een op de drie huidige medewerkers werkt in 2022 niet meer in de ouderenzorg.

Opmars van technologie

Volgens Baljon moet de technologie uitkomst bieden:

“Het gebruik van technologie wordt al jaren als zeer kansrijk gezien. Voorbeelden? Die zijn er genoeg. Van beeldbellen met een verpleegkundige tot het doorgeven van metingen van hartslag, bloeddruk en saturatie via een app. En van sensoren die de levensstijl van ouderen monitoren tot het online controleren van medicatie.

De projecten waar we de afgelopen jaren aan hebben meegewerkt, laten zien dat de technologie goed werkt. Cliënten waarderen het en ervaren dat ze meer regie hebben over hun eigen leven. En belangrijk in dit kader: we richten onze zorgtijd efficiënter in zodat we met minder mensen meer relevante zorg kunnen bieden. Helaas blijft het nog vaak alleen bij pilots. Ook al zijn de resultaten positief, opschaling blijkt lastiger”.

Aan het eind van zijn blog doet Baljon een oproep aan zorgverleners om hun kans te grijpen en in het gat van personeelstekort te springen: “De cijfers van Actiz*⁾ laten zien dat we niet kunnen wachten. Dus zorgverleners van Nederland: never waste a good crisis. Pak door op al die mooie e-health initiatieven en durf op te schalen!”

Nog niet zo lang geleden, en eigenlijk gebeurt het nog steeds, werd beweerd dat digitalisering en technologisering banen zou gaan kosten, ook in de gezondheidszorg. Nu gebeurt er iets omgekeerds. Door gebrek aan verpleegkundigen en verzorgenden veroveren digitalisering en technologisering in versneld tempo een plaats in de gezondheidszorg.
Of zien we hier iets over het hoofd?

Lees de hele blog: Personeelstekort in de zorg: technologie biedt uitkomst, door René Baljon, QruxxTech, 25 september 2018: https://tech.qruxx.com/personeelstekort-in-de-zorg-technologie-biedt-uitkomst/ (Website is niet meer in gebruik)

René Baljon is algemeen directeur van Medisch Service Centrum NAAST, voor digitale zorgverlening. Hij schreef deze blog met Reinout Engelberts, Algemeen Directeur van Seksara, een bedrijf dat leefstijlmonitoring biedt en Joost Hermanns, co-founder van ouderentablet Compaan.

Noot
*⁾ ActiZ, organisatie van zorgondernemers