Skip to main content

Redactie Beroepseer

Protest tegen Summit Learning

Leerlingen in New York protesteren tegen internet-onderwijs. Ze willen niet uren staren naar computerscherm

Leerlingen in New York zijn in opstand gekomen tegen het internet-onderwijsprogramma Summit Learning. Als protest zijn ze de klaslokalen uitgelopen. Ze protesteren tegen het “uren moeten staren naar een computer”, aldus de veertienjarige Mitchel Storman die vijf uur per dag besteedt aan Summit-lessen in algebra, biologie, Engels, geschiedenis en natuurkunde: “Je moet jezelf onderwijzen”.
Susan Edelman schrijft in de New York Post dat het bijna honderd leerlingen betreft van de Secondary School for Journalism in Park Slope, Brooklyn. Het programma Summit Learning is een op internet gebaseerd programma dat ontworpen is door Facebook-technici en gesubsidieerd door Facebook-directeur Mark Zuckerberg en zijn vrouw Priscilla Chan.

Summit legt het accent op gepersonaliseerd leren en zelfsturing. Leerlingen werken in hun eigen tempo en leraren ‘faciliteren’. Elk kind heeft een keer per week recht op persoonlijk contact met de leraar gedurende tien à vijftien minuten.
Mitchel vertelt dat zijn leraren soms korte lessen geven, maar leerlingen moeten op laptops werken die aangesloten zijn op  internet.
De verleiding is groot te gaan gamen in plaats van te leren. Kinderen kunnen toetsen maken totdat ze ervoor slagen en de antwoorden kunnen controleren. Het schijnt dat de leerlingen makkelijk kunnen frauderen. Ze kopiëren en plakken de vraag in Google.

Ook ouders roeren zich

Summit heeft deze zomer leraren opgeleid. De kosten voor een verblijf van vier nachten met maaltijden in een hotel zijn betaald door Summit. Maar de leraar van de zeventienjarige Kelly Hernandez, die de protestactie heeft georganiseerd, is niet opgeleid en laat de kinderen maar wat aanmodderen. Niet alleen de leerlingen, ook de leraren voelen zich verloren: “We hebben absoluut niets geleerd”.

Een andere leerling, Akila Robinson zegt dat ze twee maanden lang niet kon inloggen op Summit. De dag werd doorgebracht met nietsdoen. Leraren klagen over crashes van het systeem, slechte kwaliteit wifi en een gebrek aan laptops.

Geconcludeerd kan worden dat Facebook experimenteert met leerlingen. Ook ouders roeren zich intussen. Ze zijn bezorgd om de privacy van hun kinderen. Summit verzamelt een schat aan gegevens over elke leerling: leeftijd, afkomst, buitenschoolse activiteiten, uitslagen van toetsen en disciplinaire maatregelen.

De school heeft inmiddels aangekondigd met het programma te stoppen voor de twee hoogste klassen. Er wordt een nieuwe strategie bepaald in de komende weken. Een andere school in New York die het programma gebruikte, de Bronx Writing Academy, is er intussen mee gestopt.

Brooklyn students hold walkout in protest of Facebook-designed online program, door Susan Edelman, New York Post, 10 november 2018: https://nypost.com

Summit Learning platform: https://www.youtube.com/watch?v=oKgzIk3RRnU

GGZ Totaal

E-magazine GGZ Totaal met interview Frits Bosch van GGZ op maat

In het nieuwe nummer van e-magazine GGZ Totaal staat een interview met Frits Bosch, een van de opbouwwerkers van het netwerk GGZ op maat dat “een ‘stevige gesprekspartner’ wil worden voor overheden en zorgverzekeraars.” Titel Onvrede van veel mensen wordt niet door GGZ Nederland en MIND geuit’.

GGZ Totaal is een onafhankelijk medium en het initiatief van Willem Gotink en Ingrid Huismans. Zij zijn begonnen met het  GGZ Totaal vanwege de onoverzichtelijkheid die is ontstaan door de enorme groei van disciplines en instellingen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg. Weinig mensen hebben nog het overzicht. Dat geldt voor zowel hulpverleners als cliënten. Volgens de initiatiefnemers komen veel behoeften van cliënten niet in beeld bij de reguliere GGZ; menig cliënt weet niet dat er meer mogelijkheden zijn dan wat de eigen behandelaar te bieden heeft. Dat is jammer, want veel onbekende instellingen doen goed werk.
GGZ Totaal wil een magazine zijn dat de gespecialiseerde therapeut iets vertelt over andere specialisaties en dat cliënten aan therapeuten laat weten wat hen bezighoudt: “Ons doel is elkaar over en weer beter te leren kennen: onbekend maakt immers onbemind”.

Bedwelmd door ontkenning

In het novembernummer 2018 staan, naast het interview met Frits Bosch van GGZ op maat, de volgende artikelen:

  • Het ‘rare huisje’ van de gemeentesecretaris
  • ‘Uitdagingen waar naasten zich voor gesteld zien, zijn soms onvoorstelbaar groot’
  • Het was niet alleen maar leuk tijdens mijn depressie…
  • Column: Lotgenoten
  • Gedicht: Levenswinnaar
  • Advertentie: 10 trends die de geestelijke gezondheidszorg in 2020 ingrijpend veranderen
  • Congres op 16 januari 2019: Passende zorg voor kinderen en jongeren

Het nummer opent met een ten geleide, Bedwelmd door ontkenning, waarin de redactie probeert een rode draad te vinden die alle artikelen verbindt: “Heel vaak komt het uit op uitdrukkingen als ‘buiten de orde’, ‘naast de maatschappij’, ‘tegen de stroom in’, ‘langs de zijlijn’. Blijkbaar vinden veel artikelen die over een ggz-thema gaan een gemeenschappelijke noemer in ‘er niet bij horen’, ‘er buiten staan’.
In het gedicht van Gisele Vranckx Levenswinnaar staat:
bedwelmd door ontkenning
verloren en verward
zocht ik naar rechtvaardigheid

Op de site staat ook een artikel over Brabant Zorg dat weigert nog langer onnodige registraties uit te voeren: “Den Haag belooft wel om het aantal regels te verminderen, maar in werkelijkheid komen er alleen maar regels bij. Het is dweilen met de kraan open. Wij staan met onze rug tegen de muur”: www.ggztotaal.nl

‘Onvrede van veel mensen wordt niet door GGZ Nederland en MIND geuit’, door Willem Gotink, GGZ Totaal, november 2018: www.ggztotaal.nl

Meer over GGZ Totaal: www.ggztotaal.nl

Zie ook Interview met Melanie van Roekel over opbouw van stevige organisatie GGZ op maat, Blogs Beroepseer, 11 oktober 2018: https://beroepseer.nl

Rechtszaak Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze tegen zorgverzekeraars over niet-gecontracteerde verzekerde zorg op 12 november

In december 2017 is de Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze (Stichting VA), met steun van ongeveer 25 klinieken, een bodemprocedure gestart tegen zorgverzekeraars VGZ en Menzis met als inzet het behoud van de vrije artsenkeuze van patiënten als bedoeld in artikel 13 Zorgverzekeringswet.
De advocaat van de stichting, Koen Mous beschrijft op de site van zijn advocatenkantoor kern en achtergrond van de procedure die gaat over niet-gecontracteerde verzekerde zorg.

De recentste ontwikkeling in deze bodemprocedure is de mondelinge behandeling op 12 november 2018. Op die dag staat Stichting VA tegenover de vier grootste ziektekostenverzekeraars – VGZ, Menzis, Zilveren Kruis en CZ –  voor de rechter in Arnhem.

Kern van de zaak

De Stichting VA heeft vastgesteld dat zorgverzekeraars nog altijd een beleid hanteren dat de toegang tot niet-gecontracteerde zorgaanbieders op ontoelaatbare wijze belemmert. Zo hebben zorgverzekeraars de vergoeding voor niet-gecontracteerde zorgaanbieders in de afgelopen jaren steeds verder verlaagd. Dit doen zij door op creatieve wijze invulling te geven aan de uitvoering van artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Bovendien hanteren de zorgverzekeraars niet-transparante tarieven. De procedure die de Stichting VA nu gestart is, heeft ten doel hieraan definitief een einde te maken door de rechter te vragen een principiële uitspraak te doen over de vergoeding bij niet-gecontracteerde zorg.

Achtergrond

Zorgverzekeraars sluiten contracten met zorgaanbieders voor de levering van zorg. Iedere patiënt/verzekerde heeft het wettelijke recht om te kiezen of hij naar een zorgaanbieder gaat die door zijn zorgverzekeraar is gecontracteerd (hierna: de gecontracteerde zorgaanbieder) of naar een zorgverzekeraar die geen contract heeft met de zorgverzekeraar (hierna: de niet-gecontracteerde zorgaanbieder). Dit recht is vastgelegd in artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Indien een patiënt zich wendt tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder ontvangt hij, of in zijn plaats de zorgaanbieder, een vergoeding van de zorgverzekeraar. In het veld bestaat al jaren discussie over de vraag hoe hoog de vergoeding minimaal moet zijn die een patiënt ontvangt indien hij zich tot een niet-gecontracteerde zorgaanbieder wendt. Over deze vraag is in het verleden – in de context van een kort geding – geprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Met het arrest van de Hoge Raad van 11 juli 2014 is een voorlopig einde gekomen aan de discussie. Sindsdien geldt als voorlopige praktijkregel dat een zorgverzekeraar gehouden is om ten minste 75% van het marktconforme tarief te betalen op het moment dat een patiënt naar een niet-gecontracteerde zorgaanbieder gaat. Aangenomen wordt dat een vergoeding die lager is dan 75% van het gemiddeld gecontracteerde tarief in ieder geval tot een verboden hinderpaal leidt.

In de procedure waarvan het arrest van de Hoge Raad het sluitstuk vormde ging het om een kort geding. Het betrof dus een voorlopige uitspraak van de Hoge Raad over de vraag hoe het geldende recht luidt en hoe dit moest worden uitgelegd.

In de praktijk is gebleken dat zorgverzekeraars een beleid blijven hanteren dat de toegang tot niet-gecontracteerde zorgaanbieders op ontoelaatbare wijze belemmert. Met de procedure wil de Stichting VA allereerst een einde maken aan de praktijk om bij alle vormen van niet-gecontracteerde zorg een vergoedingspercentage van 75% te hanteren en daarmee dus een generieke korting van maar liefst 25% toe te passen. Volgens Stichting VA is het toepassen van dergelijke standaardkorting in veel gevallen strijdig met artikel 13 van de Zorgverzekeringswet. Verder is de Stichting VA van mening dat zorgverzekeraars de korting ten onrechte in mindering brengen op het ‘gemiddeld gecontracteerde tarief’ in plaats van op een marktconform tarief. Een dergelijke toepassing leidt niet alleen tot gebrek aan transparantie (de gehanteerde tarieven zijn niet op juistheid te controleren), maar ook tot niet-realistische tarieven. Een ‘gemiddeld gecontracteerd’ tarief zegt in de praktijk niets over de reële prijs voor een behandeling en daarmee over wat als het marktconforme tarief dient te worden beschouwd.

Steeds meer ‘ongecontracteerden’

Het aandeel van zorg zonder contract is toegenomen in 2018. Er komen steeds meer ‘ongecontracteerden’ bij en daarmee verbreedt het conflict zich rond ongecontracteerde zorg. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) liet weten deze toename van ongecontracteerde zorg onwenselijk te vinden.
Op 9 november 2018 wordt bekend dat honderden huisartsen in de regio Haarlem en Leiden weigeren voor 2019 een contract te tekenen met zorgverzekeraar Zilveren Kruis.

Een reële vergoeding

Op maandag 12 november 2018 staat de stichting tegenover alle grote zorgverzekeraars van Nederland. De rechter moet duidelijkheid scheppen hoe ver zorgverzekeraars kunnen gaan in het tegenwerken van ongecontracteerde zorg, voordat er sprake is van een ‘hinderpaal’ die de vrije artsenkeuze in de weg zit. Hinderpalen hiervoor zijn namelijk verboden, aldus de wet.
De Stichting VA wil met de procedure bewerkstelligen dat niet-gecontracteerde aanbieders een reële vergoeding krijgen voor hun behandeling, zodat patiënten een reëel alternatief hebben voor de gecontracteerde aanbieder.

Stichting VA is inmiddels niet de enige die een rechtszaak is begonnen tegen zorgverzekeraars. Toen de inspanningen van Stichting GGZ Momentum het nieuws haalden met het bericht Zevende rechtszaak van Stichting GGZ Momentum tegen verzekeraar om vrije artsenkeuze: Achmea schendt artikel 13 Zorgverzekeringswet leidde dat in maart 2018 tot Kamervragen.

Referenties

Stichting Handhaving Vrije Artsenkeuze start procedure tegen VGZ en Menzis, door Koen Mous, Dirkzwager Advocaten, 11 januari 2018: https://www.dirkzwager.nl

Contract-vrije zorgverleners opnieuw zwart gemaakt, door Gerie Hermans, Blogs Beroepseer, 11 januari 2018: https://beroepseer.nl

Beantwoording Kamervragen over vergoeding niet-gecontracteerde zorg, Rijksoverheid, 4 april 2018: https://beroepseer.nl

Fysio’s, tandartsen en ziekenhuizen steeds vaker naar rechter voor hogere vergoeding, door Peet Vogels. Algemeen Dagblad, 8 april 2018: https://www.ad.nl

‘Door een contract af te sluiten, kom je in de macht van de zorgverzekeraar’, Michiel van der Geest, de Volkskrant, 2 mei 2018: https://www.volkskrant.nl

VWS koestert vijandbeeld inzake fraude om niet gecontracteerden in te perken, Zorg ICT Zorgen, 24 juli 2018: www.zorgictzorgen.nl

Stichting Zorgrecht gaat bodemprocedure aanspannen tegen Zilveren Kruis Achmea, Zorgkrant, 7 augustus 2018: https://zorgkrant.nl

Zevende rechtszaak van Stichting GGZ Momentum tegen verzekeraar om vrije artsenkeuze: Achmea schendt artikel 13 Zorgverzekeringswet, Overheid, 13 maart 2018: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2018Z04409.html

Wat houdt het hinderpaalcriterium in?, door Juul Dijkhuis, Poliswijzer, 28 maart 2018: www.poliswijzer.nl

Huisartsen weigeren contract met zorgverzekeraar, Zorgwijzer, 9 november 2018: www.zorgwijzer.nl

Kamerbrief van Ministerie van Volksgezondheid aan Voorzitter Tweede Kamer over ‘Bevorderen contracteren’, 9 november 2018: kamerbrief-contracteerproces-zorgverlening

Op foto boven: Paleis van Justitie in Arnhem. Bij de ingang het beeld van André Schaller voorstellende Het Salomonsoordeel (1958).

 

U P D A T E

Zonder contract geen zorg? door mr. Timo van Oosterhout en mr. Katrijn van Berkum werkzaam bij Stichting VvAA rechtsbijstand, Arts en Auto, 16 november 2018: www.artsenauto.nl

Commotie rond Kamerbrief ongecontracteerde zorg, door Dienie Koolen-Goossens, Arts en Auto, 13 november 2018: www.artsenauto.nl

Global Teacher Status Index 2018

Global Teacher Status Index 2018 met ranglijst status leerkrachten in 35 landen. Nederland op plaats 24

Waar worden leraren het meest gewaardeerd en krijgen ze het meeste respect? De nieuwe Global Teacher Status Index 2018 heeft onderzoek gedaan naar status en aanzien van de leraar in 35 landen en deze met elkaar vergeleken. Onder de 35 landen bevindt zich ook Nederland.
Het onderzoek is verricht door de in Dubai gevestigde Varkey Foundation, een non-profit organisatie, opgericht om het niveau van het onderwijs voor niet-bevoorrechte kinderen te verbeteren door middel van projecten, onderwijsprogramma’s en ondersteunende campagnes. De Varkey Foundation reikt jaarlijks de Global Teacher Prize uit aan een ‘buitengewone leerkracht die een opmerkelijke bijdrage aan het beroep heeft geleverd’.  De Global Teacher Prize wil voor het onderwijs doen wat de Nobelprijs doet voor de wetenschap, de literatuur en de vrede.
De Varkey Foundation deed in 2013 voor de eerste keer onderzoek in 21 landen naar status en aanzien van de leraar1).

Diepgaand onderzoek

Onderzocht zijn o.m. de hoogte van het salaris en de mate waarin leraren gerespecteerd worden door leerlingen. Ook is onderzocht in welke mate leerlingen hun eigen onderwijs waarderen.
Er zijn al veel internationale vergelijkende onderzoeken gedaan, maar met deze Index is voor het eerst status en aanzien van de leraar specifiek onderzocht. Bekend zijn de internationale, vergelijkende onderzoeken bij studenten w.o. het Programme for International Student Assessment (PISA) en het jaarlijkse overzicht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze verschaffen ons informatie over de prestaties na toetsing van kinderen wereldwijd.
Er wordt veel gediscussieerd over het verband tussen prestaties van de leerling en de competentie van de leraar. Gezegd wordt wel  dat “de kwaliteit van het onderwijsstelsel niet beter kan zijn dan de kwaliteit van zijn leraren”.

Hoog salaris en hoge status

Wat evenwel in de discussies over de rol van de leraar bij het verbeteren van de prestaties van de leerling nauwelijks wordt aangekaart is de rol die de sociale status – of standing – speelt in de positie van de leraar en de invloed daarvan op onderwijsstelsels en prestaties van leerlingen. De omvangrijke poging van de Index 2018 om status en aanzien van de leraar wereldwijd te bepalen laat zien dat in alle onderzochte landen de leraar een middenpositie inneemt met de hoogste status in China, gevolgd door Maleisië, Taiwan en Indonesië. Het laagst scoren Israël en Brazilië. Het lerarenberoep werd over het algemeen het meest vergeleken met dat van de sociaal werker of de bibliothecaris. In China heeft het lerarenberoep eerder de status van dat van de dokter.

Een van de conclusies luidt dat zowel een hoog salaris als een hoge status noodzakelijk zijn voor de beste prestaties van leerlingen.

In de grafiek hieronder zien we hoe het gesteld is met de waardering van de leraar in de 35 landen. Nederland scoort laag en staat op de 24ste plaats.

Status leraren in 35 landen

Leraar Pedro de Bruyckere heeft een analyse gemaakt van de uitkomsten, te lezen op zijn blog X, Y of Einstein? Waar krijgen leerkrachten het meeste respect? 2)

Omslag Global Teacher Status Index 2018Klik hier voor downloaden in PDF de Global Teacher Status Index 2018: www.varkeyfoundation.org

Global Teacher Status Index 2018: www.varkeyfoundation.org/what-we-do/research/global-teacher-status-index-2018

Noten
1)
Status en aanzien van leerkrachten wereldwijd onderzocht, Blogs Beroepseer, 4 oktober 2013: https://beroepseer.nl
2) Waar krijgen leerkrachten het meeste respect? Nieuw rapport toont o.a slechte score Nederland, Pedro de Bruyckere, Blog X, Y en Einstein, 8 november 2018: https://pedrodebruyckere.blog

Advies Onderwijsraad: Ruim baan voor leraren. Een nieuw perspectief op het leraarschap

Hoe kunnen aanpassingen in de opleidings- en arbeidsstructuur van leraren bijdragen aan voldoende én goede leraren? In antwoord op deze vraag van de Tweede Kamer komt de Onderwijsraad met het advies Ruim baan voor leraren. Een nieuw perspectief op het leraarschap. De raad pleit voor een nieuwe kijk op het leraarschap, die leidt tot een ingrijpende herziening van de opleidings- en arbeidsstructuur.

De Onderwijsraad is van mening dat de kern van het lerarenberoep in alle vakken en onderwijssectoren (voorschoolse educatie, basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs) gelijk is. Leraren kwalificeren hun leerlingen voor een vervolgopleiding of een beroep, en spelen een belangrijke rol in socialisatie en persoonsvorming. Elke leraar ontwikkelt onderwijs, geeft les en evalueert. Didactische en pedagogische vaardigheden vormen de basis van het beroep. Daarnaast hebben leraren inhoudelijke kennis nodig voor een specifieke onderwijscontext, bijvoorbeeld voor lesgeven in een bepaald vak.

Vanuit deze gedachte adviseert de raad een verandering van de huidige opleidings- en arbeidsstructuur. Hij adviseert om ruimere onderwijsbevoegdheden in te voeren – geldig voor meerdere onderwijssectoren en meerdere (verwante) vakken – samen met specialisatiemogelijkheden. De raad benadrukt dat vakkennis ook in dit nieuwe perspectief cruciaal is. In combinatie met de ruimere bevoegdheden pleit de raad voor sterkere prikkels voor professionalisering en loopbaanontwikkeling op de werkplek. Startende leraren en leraren met een nieuw behaalde specialisatie moeten hun kennis en vaardigheden kunnen verdiepen door goede begeleiding in de school.

Nieuw perspectief vergroot de mobiliteit en maakt het vak aantrekkelijker

De raad denkt dat dit langetermijnperspectief en de aanpassingen in de opleidings- en arbeidsstructuur zullen leiden tot voldoende én goede leraren. Het geeft leraren meer mogelijkheden voor mobiliteit. Overstappen naar een andere onderwijssector of een ander vak is nu moeilijk. Er is aanvullende diplomering voor nodig en er zijn salarisverschillen. Meer mobiliteit, meer keuzemogelijkheden in de lesgevende taak en de nadruk op (samen) leren maken het beroep aantrekkelijker, ook voor starters. Dit alles kan helpen lerarentekorten in bepaalde sectoren of vakken tegen te gaan, zonder concessies te doen aan de kwaliteit. Daarbij zijn vernieuwingen makkelijker de school in te brengen, bijvoorbeeld omdat voor een nieuw vak geen gehele opleiding nodig is, maar een specialisatietraject dat aansluit op al aanwezige kennis en vaardigheden.

Nadere uitwerking van het voorstel is nodig

De raad schetst de contouren voor de nieuwe structuur en adviseert om een commissie aan te stellen die dit advies uitwerkt. Daarbij worden ook de financiële consequenties duidelijk. Alleen als deze consequenties worden aanvaard, heeft het voorstel kans van slagen. Hoe dan ook vragen de voorgestelde aanpassingen om overdenking van de cao’s voor beroepskrachten in de voorschoolse sector en voor leraren in het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs.

Verruim de onderwijsbevoegdheden en loopbaanperspectieven van leraren, Onderwijsraad, 7 november 2018: www.onderwijsraad.nl

EPD en digitale dictatuur

Hugo van der Wedden: Het EPD is machtig. Digitale dictatuur is dichterbij dan we denken

In het digitale magazine Nursing schrijft verpleegkundige Hugo van der Wedden dat het Elektronisch Patiëntendossier (EPD) inmiddels zo veeleisend is dat het qua tijd en aandacht een geduchte concurrent van de patiënt is geworden.

Het is wel zo dat het EPD informatie makkelijker samenbrengt dan de dossiers van vroeger, maar soms is het een dwingelandje, aldus Van der Wedden in zijn blog De macht van het EPD.

Het eist dingen van je

Ter verduidelijking, Van der Wedden wil niet terug naar de tijd van de papieren dossiers: “Maar het dossier was in de basis wel gewoon een dossier. Het zorgde voor continuïteit. Je kon je eigen bevindingen noteren en teruglezen wat de vorige diensten allemaal gezien en gedaan hadden.

Het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) is werkelijk next level. Alles is met een paar simpele klikken terug te vinden. Noties van de spoedeisende hulp, rapportages van vorige opnames, operatieverslagen, labwaarden. Alle informatie is bijeengebracht. Het enige dat je nodig hebt is een computer en een functionerend netwerk.

In tegenstelling tot het oude, papieren dossier, is het EPD wel een dwingelandje. Het wil dingen van je. Sterker nog, het eist dingen van je. Je moet minimaal twee keer daags controles doen. Je moet op maandag en donderdag iedereen wegen. Je moet twee keer in de week decubitusscores invullen. Je moet drie keer per dag een VAS-score invullen. Je moet de ontslagchecklist helemaal doorlopen. Je moet echt heel erg veel.

Het EPD is machtig. Je kunt zijn eisenpakket niet zomaar naast je neerleggen”.

Lees de hele blog van Hugo van der Wedden: Blog Hugo: ‘de macht van het EPD’, Nursing, 6 november 2018: www.nursing.nl/blog/blog-hugo-de-macht-van-het-epd/

Jonge generatie accountants maakt bezwaar tegen bedrijfsmodel grote kantoren

Veertien jaar na publicatie van het boek Intensieve menshouderij van Jaap Peters en Judith Pouw zien we in Het Financieele Dagblad (FD) een verrassende kop boven het commentaar op een artikel: Einde aan de intensieve menshouderij.  Je eerste reactie is als een reflex: “Het is niet waar. Zou het dan toch?”

Bedrijfsmodel grote kantoren

Het betreft een commentaar op het artikel: Werk is belangrijk, maar we hebben ook nog een léven’ van Jeroen Piersma in het FD van zaterdag 3 november 2018. Het artikel behelst o.m. interviews met zeven jonge accountants (gemiddeld 25 jaar) over hun leven op de werkvloer. Het blijkt dat de nieuwe generatie accountants steeds meer bezwaar maakt tegen het bedrijfsmodel van de grote kantoren. Ze ervaren hoge werkdruk en een teveel aan overwerk.

Eind mei 2018 publiceerde de Vereniging van Accountancy Studenten een manifest*). Daarin beklagen de studenten zich, aldus Piersma, niet over hun studie, maar over hun werk. Zij hebben kritiek op de balans tussen werk en privé, het gebrek aan aandacht van het management voor hun werk, de checklist-cultuur en het grote verloop onder hun collega’s. “Het is tijd om onze stem te laten horen. Het is tijd voor actie”.
De interviews zijn anoniem. Met naam en toenaam praten over hun werk en hun werkgever willen zij niet. Drie van de zeven hebben onlangs de accountancy verlaten.

Werkvloer heeft ander beeld van organisatie dan top

De commentator op het artikel: “Jonge accountants schetsen in het FD van afgelopen zaterdag een beeld van hoge werkdruk en organisaties die piepen en kraken door de krappe bezetting. Gevraagd naar de ultieme oorzaak van die situatie zeggen zij dat partners om commerciële redenen nog steeds te veel klanten aannemen.

Om de concurrentie af te troeven offreren zij een lage prijs. Het gevolg is dat de controlebudgetten en werkplanningen vaak niet realistisch zijn. Alleen door structureel overwerken kan het controlewerk in het drukke seizoen gedaan worden. Het is een model dat wel eens ‘intensieve menshouderij’ is genoemd.

Bestuurders van de grote accountantsorganisaties herkennen het beeld van werkdruk en nemen het serieus. Te hoge werkdruk kan immers ten koste gaan van de kwaliteit of ertoe leiden dat talentvolle mensen voortijdig afhaken.

[ … ]

Maar wat de bestuurders niet herkennen is dat commercie nog steeds een grote rol speelt. Sinds 2014 werkt de sector aan de uitvoering van een groot hervormingsplan en sturen op kwaliteit neemt daarin een prominente positie in, zeggen zij. Zij wijzen op nieuwe regels en procedures, waaronder beloningsprikkels, die partners ertoe moeten aanzetten kwaliteit te laten prevaleren op de jacht op omzet.

De werkvloer heeft dus een ander beeld van de organisatie dan de top. Een verklaring voor deze kloof zou kunnen zijn dat de juiste regels en procedures er zijn gekomen, maar dat het gedrag van de partners er tot nog toe nog niet wezenlijk door veranderd is. Het zijn bureaucratische maatregelen voor de oplossing van een cultuurprobleem”.

Reacties

Mensen die reageerden op het commentaar merkten op dat de kritiek natuurlijk niet alleen de accountancy betreft: “Hetzelfde speelt bij de banken, universiteiten, ziekenhuizen… Wat nodig is, is een diepgaande heroriëntering”.
Of: “In de advocatuur is het niet anders; dramatisch slechte organisatie van veel partners op projecten, overnames, due diligence etc. Gaan klanten niet lang meer pikken m.i.”
Of: “dit hoor ik al een aantal decennia”.

Noot
*) ‘In het belang van iedereen’. Jonge accountants presenteren maatregelen ter verbetering kwaliteit van hun beroep, Blogs Beroepseer, 1 juni 2018: https://beroepseer.nl

Omslag Intensieve menshouderijLees het hele commentaar Einde aan de intensieve menshouderij, Het Financieele Dagblad, 4 november 2018: https://fd.nl

‘Werk is belangrijk, maar we hebben ook nog een léven’ , door Jeroen Piersma, Het Financieele Dagblad, 3 november 2018: https://fd.nl

Intensieve menshouderij, door Jaap Peters en Judith Pouw, Scriptum, 1e druk 2004. Meer info op Managementsite:  www.managementsite.nl/intensieve-menshouderij-20-deel-1

Zie ook het boek Artikel 5 – De beroepseer van de accountant, onder redactie van Margreeth Kloppenburg en Thijs Jansen, een uitgave van Stichting Beroepseer, 2017: https://beroepseer.nl/artikel-5/

Canon palliatieve zorg

Canon palliatieve zorg

De Canon palliatieve zorg richt zich op de geschiedenis van de palliatieve zorg in Nederland, een nog relatief jonge sector in het zorglandschap. Toch is er al een rijke geschiedenis opgebouwd en de pioniers hebben boeiende verhalen te vertellen die inspirerend zijn voor de toekomst van de sector.
Op 1 november 2018 is er een boekeditie verschenen van de Canon palliatieve zorg bestaande uit bijna honderd rijk geïllustreerde pagina’s die begint met de internationale geschiedenis van hospices, onder wie Cicely Saunders en Elisabeth Kübler-Ross. Daarna komen onder meer aan bod de pijnbestrijdingsrevolutie, de toenemende levensverwachting, de eerste initiatieven in Nederland, de opkomst van de euthanasiediscussie, de stichting Leendert Vriel, het Bijna-Thuis-huis in Nieuwkoop, de invloed van Aids, de rol van koningin Beatrix, de palliatieve zorg voor kinderen en de worsteling met de financiering.

De geschiedenis van de palliatieve zorg in Nederland is een verhaal van doorzetters dat nog maar weinig verteld is, en nog maar heel beperkt gedocumenteerd.

De verdienste van pioniers

Het was niet vanzelfsprekend dat de zorg voor ongeneeslijk zieken en stervenden een volwaardige plek kreeg in de gezondheidszorg. De aandacht daarvoor is eigenlijk van recente datum. Pas in 1990 kwam de World Health Organisation (WHO) met een eerste definitie over wat palliatieve zorg eigenlijk is, de term zelf werd ook pas een decennium eerder gemunt door de Canadese oncoloog Balfour Mount. Tot dan was de medische wetenschap eigenlijk niet echt geïnteresseerd in het proces van sterven. De dood voelde voor artsen als een nederlaag. Als deze onafwendbaar was, verdween de medische belangstelling. Het is de verdienste van pioniers als de Engelse verpleegkundige en arts Cicely Saunders en de Zwitsers-Amerikaanse psychiater Elisabeth Kübler-Ross dat daar verandering in is gekomen. Zij lieten zien dat het anders kon en wisten wereldwijd velen te overtuigen om in het eigen land initiatieven te nemen. Ook in Nederland vormde hun werk een bron van inspiratie.
Zo richtte in de jaren zeventig de Rotterdamse Daniel den Hoedkliniek en in samenwerking met het verpleeghuis IJsselmonde als eerste een aparte afdeling in voor de zorg voor stervenden.

Palliatieve thuiszorg en eerste hospice

In het kielzog daarvan volgden initiatieven om met behulp van vrijwilligers terminale thuiszorg te bieden. In het decennia daarna kwam de hospice-beweging van de grond, die eind jaren tachtig leidde tot de oprichting van het eerste hospice. Pas in de jaren
negentig dringt ook binnen de overheid het besef door dat palliatieve zorg iets aparts is en derhalve beleidsmatige aandacht en gerichte financiering nodig heeft.

Nederland is met deze ontwikkeling in internationaal opzicht een verhaal apart. In ons land lag lange tijd het accent op de discussie over de toelaatbaarheid van euthanasie en de eigen wilsbeschikking. Dat debat overvleugelde de aandacht voor de zorg die daaraan
vooraf zou moeten gaan. Zelfs in die mate dat in internationaal verband regelmatig het verwijt te horen viel dat in Nederland de aandacht voor euthanasie gevoed wordt door de afwezigheid van kwalitatief hoogstaande palliatieve zorg.

Ruim 10.000 vrijwilligers actief in deze vormen van palliatieve zorg

Pas na aanvaarding van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (de Euthanasiewet) in 2001 is er sprake van een evenwichtige ontwikkeling. Het euthanasiedebat komt tot rust (om recentelijk weer tot leven te komen in de
discussie over voltooid leven) en de palliatieve zorg komt tot bloei. Het is ook niet meer een of-of-dispuut (of euthanasie, of hoogstaande palliatieve zorg), maar een omgang met het stervensproces waarin de mogelijkheden – in de woorden van de toenmalige minister Els Borst – ‘in het verlengde van elkaar’ worden gezien. Inmiddels is er een rijk palet van voorzieningen ontstaan, waar op verschillende manieren palliatieve zorg geboden wordt. Steeds meer ziekenhuizen en een groot aantal verpleeghuizen kennen aparte units voor palliatieve zorg. Daarnaast kent ons land zo’n 125 hospices met verschillende organisatiemodellen (van Bijna thuis huizen tot High care hospices) en wordt er op een steeds grotere schaal palliatieve thuiszorg geboden door gespecialiseerde (hospice) teams. Ruim 10.000 vrijwilligers zijn in deze vormen van palliatieve zorg actief. Dat is een indrukwekkend geheel, zeker tegen het licht dat deze ontwikkeling eigenlijk nog geen halve eeuw omspant.

Canon palliatieve zorg

De Canon palliatieve zorg is sinds eind 2016 in digitale vorm toegankelijk op internet, compleet met beelden, documenten en literatuurverwijzingen. Nu is daar het gedrukte boek  bijgekomen van 96 rijk geïllustreerde pagina’s. Kosten: 15,-. Bestellen op de site van Canon Sociaal Werk: www.canonsociaalwerk.eu/nl_pal/details.php?canon_id=600

Het boek in PDF lezen kan ook: www.canonsociaalwerk.eu

Canon Sociaal werk: www.canonsociaalwerk.eu

Van 7 – 9 november 2018 vindt het 7e Nationaal congres Palliatieve zorg plaats in Lunteren. Thema: Palliatieve zorg voor iedereen!Van kwaliteitskader naar unieke patiënt’. Voor programma en meer info: https://beroepseer.nl/event/7e-nationaal-congres-palliatieve-zorg/

De werkende mens, De Groene Amsterdammer van 31 oktober 2018

De werkende mens: roeping versus regels

Het nieuwe (dubbel)nummer van De Groene Amsterdammer is gewijd aan De werkende mens: roeping versus regels. Onze baan is onze passie, maar ondertussen gaan we gebukt onder werkdruk, regels, algoritmen en flexcontracten.
In de Inleiding schrijven Xandra Schutte en Evert de Vos: “Postbode Ellen loopt haar wijk terwijl haar baas via de ‘Mijn Werk’-app van PostNL over haar schouder meekijkt. Op de minuut nauwkeurig bepaalt de app hoe ze moet lopen en hoe lang ze erover mag doen. Wie te veel tijd nodig heeft, wordt daarover aangesproken. Wie het werk in minder tijd blijkt te kunnen, krijgt ook minder salaris.
Vroeger was de postbode een bekende figuur in de buurt, die vaak een praatje maakte en zelfs problemen signaleerde. Nu is hij of zij een anonieme flexwerker die juist géén belangstelling voor de omgeving mag hebben, want dan protesteert de app”.

Een van de artikelen in dit nummer gaat over beroepszeer en beroepseer: Wie meet mag het zeggen. Marcel ten Hooven heeft daarvoor een uitgebreid interview gehad met Thijs Jansen en Gabriël van den Brink. Beiden waren met Dorien Pessers de samenstellers van de in 2005 gepubliceerde bundel Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt die een gevoelige snaar in werkend Nederland raakte: de miskenning van beroepseer. De tekst op de achterflap van het boek luidde: “Vroeger was het parool op de werkvloer ‘wie er verstand van heeft, mag het zeggen’. Tegenwoordig maken daar juist degenen die er géén verstand van hebben de dienst uit. Stop de wildgroei van duurbetaalde bestuurders, managers en consultants”. Deze bundel staat aan de basis van stichting Beroepseer, waarvan Thijs Jansen directeur is sinds 2015. Met Alexandrien van der Burgt, die directeur was tot 2015,  heeft hij de stichting opgericht in 2006. Het lijkt erop dat de missie van de stichting nu pas goed begint door te dringen.

Het moet allemaal snel, vlug, vlug, vlug

Ten Hooven begint Wie meet mag het zeggen met een andere postbode. Het contrast met de postbode uit de Inleiding spreekt voor zich: “De adressering in meisjeshandschrift luidde niet meer dan : ‘Oma, Oud Ade’, maar het was postbode Ton Plugge zijn eer te na om de ansichtkaart als onbestelbaar terzijde te leggen. ‘Het was tegen Kerstmis. Ik dacht: ik mag zo’n meissie toch niet teleurstellen?’ vertelt hij. ‘Dus ik vraag de mevrouw van het dorpswinkeltje: welke oma zou dat nu kunnen wezen? Ze gaf me vier mogelijke adressen. En ja, één ervan was raak! Da’s zo mooi hè, als dat lukt.’ Hij denkt niet dat oma in Oud Ade haar ansicht nu nog bezorgd zou krijgen. ‘Daar hebben die gasten tegenwoordig helemaal de tijd niet voor, joh, om zo’n adres op te snorren’, zegt hij over de postbodes die nu zijn oude ronde lopen. ‘Ze krijgen voor twee uur per dag of zo uitbetaald en dan moeten ze het hele zwikkie hebben afgewerkt. Da’s krap, hoor. Het moet allemaal snel. Vlug, vlug, want tijd kost geld.’
Postbode is een van die vakken die van hun beroepstrots zijn ontdaan, als gevolg van de moderniseringsdruk om het werk – zo heet het in de taal van het management – ‘efficiënter en doelmatiger’ te maken. De eigen methodes die Plugge en zijn collega’s ontwikkelden om alle post in de juiste bus te krijgen, hebben plaatsgemaakt voor de pseudo-zekerheid van het ‘track and trace-systeem’: ‘U kunt uw bezorger vandaag tussen 9 en 17 uur verwachten”.

Een contractje voor een paar uur per week

Het interview met Jansen en Van Brink eindigt met een bericht over plannen van Post NL. Als postbode Ton Plugge hoort van het plan van PostNL om postbodes ook in te zetten voor andere klussen in de wijk, zoals het opnemen van waterstanden, de controle van de staat van onderhoud van wegen en het signaleren van eenzaamheid moet hij grinniken: ‘Geloof jij het?’ zegt de oud-postbode. ‘Een postbezorger krijgt tegenwoordig een contractje voor een paar uur per week. In die tijd moet hij zijn ronde hebben gelopen. Denk jij dat-ie dan nog tijd heeft om een uurtje aan de deur met een eenzame ziel te staan praten? Die tas moet leeg! Dit zijn loze kreten van PostNL. Als je ook waterstanden moet gaan opnemen, wegen controleren en met eenzame mensen praten, dan moet je wel verstand hebben van waterstanden, van wegen en van eenzame mensen, maar ik zie het niet gebeuren dat PostNL al die mensen met dat kleine contractje daartoe opleidt. Als ik jouw stukje zou schrijven, dan zou jij toch ook zeggen: Ton, laat dat de volgende keer maar zitten?”.

Een greep uit de inhoud van De Groene Amsterdammer over ‘de werkende mens’, no 42 – 31 oktober 2018

  • Inleiding: Onze baan is onze passie. Maar ondertussen gaan we gebukt onder algoritmen en regels, door Xandra Schutte & Evert de Vos
  • Werk is meer dan een loonstrook. Socioloog Richard Sennett is optimistischer en linkser geworden, door Rutger van der Hoeven
  • Als onze baan onze identiteit bepaalt, is ons geestelijk welzijn in gevaar, door Arthur Eaton
  • Waarom hoogopgeleide jongeren vaker kiezen voor makkelijker werk, door Roanne van Baren
  • Waarom de maaltijdbezorger zijn fietsers elk recht wil onthouden, door Coen van de Ven
  • Bij populaire werkgevers draaien stagiairs voor een schamel loon volwaardig productie, door Bram van Vulpen
  • Stress en lage lonen beheersen het leven van Berlijnse creatieven, door Merlijn Schoonenboom
  • Er is in Nederland géén burn-out-epidemie, maar er lijden wel veel werkende mensen aan geestelijke uitputting, door Margreet Fogteloo en Rosa van Gool
  • Hoe professionals vastlopen in de beheerscultuur waarin alles meetbaar moet zijn, door Chris van der Heijden
  • Beroepszeer: Door de meetmanie geeft werk steeds minder bevrediging, interview met Thijs Jansen en Gabriël van den Brink, door Marcel ten Hooven

De werkende mens, De Groene Amsterdammer, 31 oktober 2018

De Groene Amsterdammer,
jaargang 142, nr 44, 31 oktober 2018
www.groene.nl/artikel/de-werkende-mens