Skip to main content

Redactie Beroepseer

Rapport Staat van het Onderwijs 2019

Rapport over de Staat van het Onderwijs in Nederland 2019

Elk jaar licht de Inspectie van het Onderwijs het onderwijs door. De resultaten daarvan staan in het rapport De Staat van het Onderwijs dat op 10 april 2019 wordt gepresenteerd op het jaarlijkse gelijknamige congres  in Utrecht. Aan het congres nemen onderwijsprofessionals deel uit het hele land. Met vier deelnemers is voor aanvang van het congres een gesprek gevoerd, te lezen op de site van de Inspectie: Rick de Wit, controller samenwerkingsverband passend onderwijs; Elles Verschoor, IB’er en leerkracht groep 7-8 Daltonschool Culemborg; Karin van der Meer, medewerker regioteam scholenkoepel Passenderwijs, Woerden en Theo Mensen, medewerker stichting ePortfolio Support.

De Staat van het Onderwijs 2019

Inspectie van het Onderwijs concludeert in De Staat van het Onderwijs 2019 dat, hoewel het Nederlandse onderwijs gemiddeld nog op niveau blijkt te zijn, de ontwikkelingen waar de Inspectie in de voorgaande jaren aandacht voor vroeg, zich mede onder druk van een ongelijk verdeeld lerarentekort dreigen te verdiepen. Het gaat hier bijvoorbeeld om teruglopende prestaties van leerlingen, ongelijke kansen en segregatie. Om alle leerlingen en studenten een stevige basis mee te geven en te zorgen voor een betere aansluiting op de arbeidsmarkt, zal de onderwijssector nu heldere keuzes moeten maken over gezamenlijke doelen en ijkpunten. Daarnaast moet het onderwijs beter evalueren wat de effecten zijn van de vele experimenten.

Nederlands onderwijs gemiddeld nog op niveau

Het is positief dat het Nederlandse onderwijs gemiddeld genomen nog op niveau is, oordeelt de Inspectie. Voor Nederlandse jongeren is de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt momenteel in veel gevallen goed, zeker vergeleken met die in andere landen. Burgerschapsonderwijs en persoonsvorming krijgen steeds meer aandacht, en scholen en overheid werken aan de noodzakelijke aanscherping en verbetering ervan. Ook halen meer jongeren een diploma op het niveau dat past bij hun vooropleiding, vooral in het mbo. Ook krijgen groepen jongeren weer iets meer kansen in het onderwijs

Onderwijs wel onder druk

Maar aan werknemers, ondernemers en burgers worden andere eisen gesteld dan voorheen, en in de toekomst nog meer. Daar moet het onderwijs op inspelen en dat gebeurt nu te fragmentarisch, stelt de Inspectie. Om klaar te zijn voor de toekomst, moet de basis worden verstevigd en zijn heldere keuzes nodig.

De Staat van het Onderwijs 2019 geeft drie hoofdpunten waardoor het onderwijs onder druk staat.

  • Ongelijke kansen, segregatie en dalende prestaties dreigen door een ongelijk verdeeld lerarentekort te verscherpen. Dit is een risico voor de (toekomstige) kwaliteit van het onderwijs.
  • Het onderwijs versnippert en de resultaten en effecten van onderwijsinnovaties worden onvoldoende geëvalueerd.
  • Onder afgestudeerden van sommige opleidingen is de werkloosheid hoog. Tegelijkertijd zijn er in sommige vakgebieden grote tekorten aan geschoolde werknemers.

1. Haarscheuren – ongelijke kansen, segregatie en dalende prestaties – dreigen zich te verdiepen

De afgelopen jaren heeft de Inspectie in De Staat van het Onderwijs laten zien dat er haarscheuren in het onderwijs zichtbaar zijn. Gelijke kansen zijn niet langer vanzelfsprekend, de leerprestaties van leerlingen staan onder druk in het funderend onderwijs, er zijn grote verschillen in prestaties van leerlingen tussen scholen en de (sociaal-economische) segregatie in het onderwijs neemt toe. Deze haarscheuren dreigen zich te verdiepen, mede omdat het lerarentekort niet gelijk over scholen verdeeld is.

Daarom roept de Inspectie op tot meer focus en een gerichte, gezamenlijke aanpak voor alle sectoren. Met daarin gezamenlijk vastgestelde doelen en ijkpunten over wat leerlingen en studenten ook in de toekomst altijd nodig zullen hebben. Bijvoorbeeld het voorkomen van laaggeletterdheid en laaggecijferdheid, leerlingen voorbereiden op deelname in de samenleving, zorgen dat alle studenten een plek vinden op de arbeidsmarkt. Gezien de gunstige conjunctuur en de al lopende debatten over het curriculum en de verschillende kwaliteitsagenda’s in het mbo en ho, ziet de Inspectie daar juist nu een uitgelezen kans voor.

2. Versnippering en onvoldoende evaluatie

De laatste jaren is een sterke groei te zien van het aantal scholen met een specifiek pedagogisch-didactisch concept en scholen met extra aanbod rond bepaalde vakken, zoals technasia en cultuurprofielscholen. Ook bieden meer scholen en opleidingen maatwerktrajecten en maatwerkdiploma’s aan. De Inspectie onderschrijft dat experimenten, en scholen die nieuwe dingen proberen, essentieel zijn om onderwijs te verbeteren. Tegelijkertijd wordt het lang niet altijd helder waarom een school of opleiding kiest voor een specifieke vorm van maatwerk, flexibilisering of profilering. Ook evalueren scholen en opleidingen de resultaten en effecten van hun keuzes in zeer beperkte mate.

De Inspectie wil daarom besturen en scholen aansporen beter te evalueren, en te bezien in hoeverre de inspanningen daadwerkelijk bijdragen aan de – gezamenlijk vast te stellen – doelen. Als zij daarnaast bewezen praktijken met elkaar delen, hoeven andere leraren en schoolleiders niet zelf alles te bedenken en gaat er niet onnodig energie verloren. Dit is extra belangrijk nu het tekort aan leraren en schoolleiders oploopt.

Door de variatie in het onderwijsaanbod en de toename van maatwerk wordt het lastiger om goed zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs. Het gebrek aan consensus over wat echt nodig is maakt dat het moeilijker is vast te stellen of leerlingen hun potentiële niveau halen, en hoe ze zich ontwikkelen ten opzichte van de ijkpunten van het onderwijs. Voor leerlingen is het belangrijk dat ze gedurende hun hele schoolloopbaan weten waar ze staan en tijdig deficiënties kunnen wegwerken als dat nodig is.

3. Betere aansluiting nodig tussen onderwijs en arbeidsmarkt

Voor het vinden van een baan blijkt het hebben van een diploma het allerbelangrijkst. Daarbij maakt het uit welke mbo-, hbo- of wo-opleiding je gevolgd hebt. Voor een deel van de opleidingen is het perspectief ongunstig: een kwart van de gediplomeerden heeft na een jaar (nog) geen baan. Veel van de mbo-studenten uit bijvoorbeeld de sector Economie hebben een matig arbeidsmarktperspectief. Daarnaast profiteren sommige groepen jongeren minder van de huidige gunstige arbeidsmarktperspectieven. Dat zijn vooral ongediplomeerden, leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (vso), leerlingen van het praktijkonderwijs (pro) en studenten van de entreeopleidingen en sommige mbo 2-opleidingen.

De Inspectie dringt er op aan dat opleidingen en bedrijfsleven juist nu, in tijden van hoogconjunctuur, zich inzetten voor een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt voor deze groepen. Ook de overheid kan hier een rol in nemen.

Gezamenlijk investeren heeft effect

De Inspectie van het Onderwijs ziet duidelijke aanwijzingen dat het inderdaad effect heeft als de onderwijssector gezamenlijk heldere keuzes maakt en focust op vastgestelde doelen. Zo vraagt de Inspectie al langer aandacht voor gelijke kansen in het onderwijs. Een hoopgevende ontwikkeling is dat dit nu een eerste effect lijkt te hebben. Hoewel het verschil in kansen tussen leerlingen met gelijke talenten nog altijd fors groter is dan vijf of tien jaar geleden, is een eerste kleine stap om dat om te buigen gezet. De Inspectie constateert dat dit is gelukt doordat er een gevoel voor urgentie is ontstaan en er meer wordt samengewerkt. Die onderwijs brede investering lijkt zijn vruchten af te werpen voor de toekomst.

Downloaden Rapport De Staat van het Onderwijs 2019 – Onderwijsverslag over 2017/2018, Inspectie van het Onderwijs, 10 april 2019: www.onderwijsinspectie.nl

Gesprekken met deelnemers aan het Congres De Staat van het Onderwijs 2019: www.onderwijsinspectie.nl

Congres De staat van het onderwijs: https://congres.destaatvanhetonderwijs.nl/

omslag proefschrift van osychiater Alan Ralston, promoveert op 9 april 2019

Hoe de filosofie van de psychiatrie in de spreekkamer tot uiting komt

Vandaag, 9 april 2019, verdedigt psychiater Alan Ralston zijn proefschrift Philosophy in Psychiatric Practice aan de Faculteit der Geesteswetenschappen van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

Bijzonder onderzoek

Willem Gotink had een interview met Ralston, te lezen in het maandelijkse, onafhankelijke e-magazine GGZ Totaal: “Het mag allemaal veel bonter en veelkleuriger”.
Het proefschrift gaat over de relatie tussen de filosofie van de psychiatrie en de praktijk. Hoe ziet die relatie eruit?
Gotink: “Het onderzoek moet meer inzicht geven in hoe psychiaters hun vak uitoefenen en de achterliggende ideeën waarop ze hun keuzes baseren. Een belangrijk onderdeel van de studie was het praktijkonderzoek en de interviews bij dertig psychiaters, afkomstig uit verschillende sectoren van de geestelijke gezondheidszorg. Ralston bevroeg hen over drie hoofdthema’s: diagnose, wetenschap en psychische stoornis. Dat waren bewust breed gekozen categorieën, zodat er voldoende ruimte was voor nieuwe inzichten”.

Ralston: “Dertig psychiaters kwalitatief bestuderen, dat is zelden gedaan, ook in het veld van klinisch redeneren. Voeg je het filosofisch perspectief toe, dan is het in die zin wel een bijzonder onderzoek.”

Filosofie en psychiatrie. Het zijn twee gebieden met een uitgebreide literatuur. Wat ga je dan onderzoeken?

Ralston: “Neem de vraag: ’wat is een psychiatrische stoornis eigenlijk?’ Thomas Szasz (1920-2012) keek daar vanuit de antipsychiatrie heel anders tegenaan dan iemand als Emil Kraepelin (1856-1926), die er vooral van uit ging dat psychiatrische aandoeningen ontstaan door biologische en genetische factoren. Waar wij naar op zoek zijn gegaan is hoe dergelijke ideeën zich manifesteren in de praktijk, en hoe dat wel of niet de praktijk richting geeft.
We hebben audio-opnames gemaakt van intakes. Daar gebeurden interessante dingen. Het viel op dat er niet per se met één klassiek verklaringsmodel werd gewerkt, maar veel eerder vanuit een pluralistische visie, gebaseerd op een veelheid van verklaringsmodellen en theorieën.
Afhankelijk van de patiënt en de klachten, ontstond er een gezamenlijk verklaringsmodel, gericht op verbetering. Er bleek niet altijd een duidelijke scheiding tussen het probleem beschrijven en de oplossing. Eerder werd er tijdens het exploreren van de klachten gezocht naar een theorie die daar het beste bij paste (het verklaringsmodel groeide als het ware met het exploreren van het probleem mee), terwijl al vooruitgegrepen werd op wat de beste therapeutische mogelijkheden zou opleveren. Dat was voor ons een verrassing, omdat we er van uitgingen dat psychiaters meer volgens het klassieke medisch model zouden werken: eerst diagnose en daarna de behandeling. Het blijkt complexer te liggen. Het betekent ook dat waarden een veel belangrijkere rol spelen in de praktijk dan soms wordt verondersteld.”

Maar psychiater en patiënt kunnen niet zomaar iets construeren, klachten roepen specifieke verklaringsmodellen op.

Ralston: “Fenomenen die als materieel worden gezien worden eerder geassocieerd met een medisch model en daarmee wellicht eerder met een behandeling met medicijnen, dan klachten die als ‘mentaal’ worden gezien.”

Ruimte voor meerdere, kleinschaligere classificaties

Is dit onderzoek nu ook een afzetten tegen de DSM?

Ralston: “Het gaat me niet per se om een andere classificatie. Er is wel een spanningsveld. Enerzijds zie je deze pragmatische en pluralistische praktijk. Aan de andere kant de monistische DSM, waarvan sommige deelnemers zeggen dat die er vooral is voor de vergoeding van de behandelingen.
Wat je er ook van vindt, we kunnen niet zomaar om de DSM heen, hij is ‘too big to fail’, te verweven met allerlei instanties en systemen. Sadler heeft dat het ‘Mental health medical industrial complex’ genoemd.
Als we daar van af willen, hebben we iets nodig dat functies van de DSM zou kunnen vervangen. Ik denk dat er ruimte is voor meerdere, kleinschaligere classificaties.”

Lees het hele interview met Alan Ralston: “Het mag allemaal veel bonter en veelkleuriger”, door: Willem Gotink, GGZ Totaal, 8 april 2019: www.ggztotaal.nl

Morgen, woensdag 10 april 2019 vindt er naar aanleiding van de promotie een symposium plaats op de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam. Zie voor details: Promotie Alan Ralston en symposium de dag erna over de filosofie van de psychiatrische praktijk, Blogs Beroepseer, 12 maart 2019: https://beroepseer.nl

Downloaden van het proefschrift Philosophy in Psychiatric Practice kan op: https://research.vu.nl/en/publications/philosophy-in-psychiatric-practice

Alan Ralston is voortrekker van Stichting Beroepseer. Zie: Voordracht Alan Ralston op presentatie boek ‘Help, de psycholoog verzuipt!’: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Foto met tweet verstuurd 9 april 2019 door Remke van Staveren: “Ora est. Promotie dr Alan Ralston gaat van start! VU Amsterdam”.
(Remke van Staveren is oprichter van Hart voor de GGZ: www.hartvoordeggz.nl)

Alan Ralston promoveert, tweet met foto van Remke van Staveren

 

set kappersscharen

Vermalen door de wet. Over de lotgevallen van een geplaagd ondernemer

Een ondernemer wordt dusdanig geplaagd door wettelijke regelingen dat hij, als er niets verandert, gedwongen wordt zijn kapperszaak eraan te geven. Hoe kan het zover komen?
De kapper, een prima vakman die van zijn beroep houdt en daar trots op is, heeft zijn verhaal opgeschreven. Al lezend verdwalen we met hem in een bureaucratisch labyrint. Is er een uitweg?

“Even voorstellen: mijn naam is … Ik ben reeds 30 jaar eigenaar van een kapsalon in … (Zuid-Holland). Behoudens wat ups en downs heb ik er vele jaren prettig van kunnen leven en met plezier gewerkt.

De bezetting is als volgt:

Ikzelf              38 uur per week

-K                    18 uur per week                      20 jaar in dienst

-A                    32 uur per week                      15 jaar in dienst

-T                     38 uur per week                      12 jaar in dienst

-eigenlijk een leerling, vacature staat open

Toen de recessie in alle hevigheid toesloeg, daalde de omzet met 20%.
Gedurende deze periode heeft mijn bedrijf 6 zwangerschappen ‘overleefd’ (eigenlijk 7, maar 1 miskraam). Dit trekt een zware wissel op een bedrijf dat al worstelt om te overleven.
Ik besef dat er in het kappersvak veel jonge vrouwen werken en dat de kans groot is dat zij op enig moment een gezin willen stichten. De ondernemer krijgt tijdens het bevallingsverlof wel een groot deel van de loonkosten vergoed door het UWV, maar de omzetderving en de organisatorische problemen worden niet gecompenseerd. Evenmin de druk op de baas.
Als het verlof van 16 weken achter de rug is, wil de werkneemster veelal ouderschapsverlof opnemen. Vanuit de jonge moeder begrijpelijk, voor de ondernemer lastig. Die moet zich maar weer schikken naar haar wensen.

In anderhalf jaar tijd

Nu zou ik graag een opsomming geven van de problemen die zich de laatste anderhalf jaar in mijn bedrijf hebben voorgedaan en die mij de lol van het ondernemen totaal hebben afgenomen. Gelukkig vind ik mijn vak nog steeds heel bevredigend, anders was ik er vast al aan onderdoor gegaan.

In augustus 2016 viel A uit met klachten van vermoeidheid en harde buiken in de 4e maand van haar tweede zwangerschap.
Eind december 2016 meldde T zich eveneens ziek; zij had voor de tweede maal last van een hernia. Ze was hier 5 jaar eerder aan geopereerd, maar nu zat het twee wervels lager.
In februari 2017 meldde ze telefonisch, dat ze bovendien in verwachting was! Terugtellend moest ik concluderen, dat het kind eind november verwekt moest zijn.
A was eind maart weer begonnen, maar dan voor 24 uur p/w vanwege ouderschapsverlof. In mei moest ze 3 weken vrij hebben, want haar ouders gingen op vakantie en dan had ze geen oppas…
Half augustus 2017 meldde A zich opnieuw ziek; ze had al jaren last van de nek/schouderspier aan de rechterkant. Hiervoor bezocht ze regelmatig een fysiotherapeut die de klachten wel tijdelijk kon verlichten, maar niet verhelpen. Behalve fysieke belemmeringen bij haar werk had ze hierdoor ook vaak hoofdpijn. Nu was de kwaal echter doorgeschoten in een serieuze RSI, waardoor ze haar rechterarm niet boven de schouder kan optillen, haar nek niet kan draaien en hevige migraine krijgt.

T had een zeer zware zwangerschap door de combinatie met hernia. Tot overmaat van ramp werd haar kindje 11 weken te vroeg geboren. Lang in het ziekenhuis, kind in de couveuse, ouders dodelijk ongerust. Eenmaal thuis bleef T forse emotionele klachten houden. De psycholoog stelde Post Traumatische Stress Stoornis bij haar vast en hiervoor moet ze tot op heden therapie ondergaan.
Gedurende deze anderhalf jaar heb ik met de moed der wanhoop getracht de zaak overeind te houden door vele uren extra te werken, te beknibbelen waar mogelijk, voor iedere rekening te wachten tot er een herinnering kwam, geen dag vrij te nemen, geld te lenen en schenkingen van mijn  moeder te accepteren.
Iedere maand weer was het stressvol en gecompliceerd om de betalingen zodanig uit te voeren, dat de belasting en de medewerkers op tijd betaald werden, de huur met enige vertraging en sommige schuldeisers aan het lijntje te houden.
De uitbetaling van het vakantiegeld is dan helemaal een molensteen, die voor heel wat slapeloze nachten zorgde.

Een oplossing konden ze geen van allen geven

Op een gegeven moment was het zo krap, dat ik echt nergens meer geld vandaan kon halen om tijdig de salarissen te voldoen. Met het schaamrood op de kaken moest ik de beide langdurig zieke dames om begrip vragen, dat ik wel een voorschot kon geven, maar dat de rest ongeveer een weekje later zou komen, zodra er weer wat omzet binnen kwam.
In plaats van begrip kreeg ik van beiden dreigementen, dat ik dan een juridische loonvordering tegemoet kon zien met wettelijke rente.
Toen ik ter verdediging een fotootje van een krantenkop van De Telegraaf doorstuurde met de tekst: ”Personeel langdurig ziek, baas failliet”, zag T hierin aanleiding om mij op Facebook publiekelijk aan de schandpaal te nagelen, en haar partner vulde dit aan met: “Hij moet ophouden met smoesjes verzinnen en gewoon op tijd betalen”.
U kunt zich voorstellen dat dit de onderlinge verhouding geen goed deed.

In mijn wanhoop heb ik mij tot diverse instanties gewend om een uitweg te vinden. De Verzuimbegeleidingsdienst, het UWV, de jurist van de ANKO (kappersorganisatie) en het ondernemersplatform van de Kamer van Koophandel; niemand wist raad. Ze beseften allemaal terdege hoe uitzichtloos mijn situatie is, maar een oplossing konden ze geen van allen geven. De weg naar een onafwendbaar faillissement was weer dichterbij gekomen.

De zwaarden van Damocles

Ettelijke zwaarden van Damocles hangen nog boven mijn hoofd. Het zwaarst weegt hierbij de twee jaar doorbetalingsplicht, een bespottelijke en onrechtvaardige maatregel, waar noch de werkgevers, noch de werknemers wijzer van zijn geworden. Geen enkele ondernemer durft meer vaste contracten te bieden, allerlei schimmige trucs worden toegepast met flex- en nul-urencontracten, ontslag na een jaar en na zes maanden weer aannemen, zzp-ers enzovoort.
Ondertussen word ik opgezadeld met heel veel verplicht werk voor ziek melden, evalueren, rapportages van de bedrijfsarts lezen en terugkoppelen in een Plan van Aanpak (PvA), bijstellen van het PvA, contact houden met de zieken, verplicht meewerken aan re-integratie door de dames ‘licht vervangend werk’ te laten doen (in een kapsalon kom je dan niet verder dan telefoon aannemen en afrekenen) en als je hier in de ogen van UWV niet voldoende aan meewerkt, kun je zelfs nog een sanctie opgelegd krijgen van een derde jaar verplicht doorbetalen! Dat komt neer op een boete van vele duizenden euro’s!
Dat de ondernemer zelfs zonder deze narigheid het al moeilijk genoeg heeft om overeind te blijven, dat hij geen zin, tijd en energie heeft om aan al deze verplichtingen te voldoen, daar is totaal geen begrip voor. Wanneer ik ook omval, dan is het echt afgelopen met de zaak en staan er drie werknemers op straat en zit ik tot in lengte van dagen met een giga-schuld.
In het kader van de Europese Gedachte klopt hier ook niets van; in Duitsland bijvoorbeeld hoeft een ondernemer slechts drie maanden door te betalen en daarna komt het in de collectiviteit.

Ondertussen kan ik onmogelijk nieuw personeel aannemen. De onzekere situatie omtrent de twee langdurig zieken maakt dat onmogelijk. Tegelijk is het ook ondoenlijk om met slechts 20% van mijn totale personeelscapaciteit de kapsalon draaiende te houden. De enige overgebleven parttimer wil ook wel eens een dagje vrij en mijn echtgenote moppert ook al dat ze wel weer eens met mij samen op vakantie zou willen. Om organisatorische en financiële redenen kan ik haar daar helaas geen uitzicht op bieden. Dat zet onze relatie ook nog eens onder druk.

Of de situatie met T nog niet ingewikkeld genoeg was, blijkt zij nu ook alweer 8 weken zwanger van de tweede! Ik was in de veronderstelling, dat ik al een jaar afwezigheid had overleefd, maar laatst bleek dat een misvatting; de periode van bevallingsverlof telde niet mee, dus ik had pas 42 weken erop zitten. Ze is nu nog ziek tengevolge van de bevalling, dus dit kan nog heel lang duren.

‘Spoor 2’

Nu heeft de Verzuimbegeleidingsdienst geoordeeld dat voor beide dames gekeken moet worden of terugkeer in de eigen functie te verwachten is, of dat ‘spoor 2’ ingezet moet worden om ze te begeleiden naar ander werk. Daarvoor heb ik voor beiden de offerte ontvangen voor de interventie van een arbeidsdeskundige van maar liefst € 967,- ex BTW per personeelslid, die ik dien te betalen. Dat dit in mijn positie bijna niet op te brengen is, daar wordt compleet aan voorbij gegaan.

Ik besef dat het voorstel in het Regeerakkoord om de doorbetalingsplicht voor kleinere ondernemingen terug te brengen tot 1 jaar voor mijn situatie niet zal gelden. Het zijn immers reeds lopende gevallen. Toch hoop ik dat ik met mijn verhaal duidelijk heb kunnen maken, dat de wettelijke bepalingen op dit moment totaal uit balans zijn, waarbij personeel teveel beschermd wordt en het midden- en kleinbedrijf opgezadeld wordt met regels, kosten, plichten en risico’s, die velen de kop kosten. Hierdoor gooien veel ondernemers het bijltje erbij neer, gaan failliet of gaan onwenselijke trucs uithalen met contracten, waarbij uiteindelijk ook de werknemers de dupe zijn en de staatskas de rekening gepresenteerd krijgt”.


Foto bovenaan: Set professionele kappersscharen (foto Jacqueline Macou)

Brits onderzoek onder leraren: Bijna helft startende leraren overweegt binnen tien jaar onderwijs te verlaten

Een nieuw onderzoek in Groot-Brittannië laat zien dat bijna de helft van de leraren overweegt binnen tien jaar hun beroep vaarwel te zeggen. De belangrijkste oorzaken zijn werkdruk en een betere balans tussen werk en vrije tijd. Het onderzoek is gepubliceerd in de British Journal of Educational Studies.
Aan het onderzoek hebben 1200 leraren meegedaan. Het betreft vooral de aard van de werkdruk, niet de hoeveelheid werk. Doorslaggevend om het onderwijs te verlaten blijken het rekenschap moeten afleggen en prestatiedruk

Tussen de 40 en 50 procent van de respondenten heeft het onderwijs al verlaten, of gaan dat doen binnen tien jaar, gerekend vanaf het begin van de lerarenopleiding.
Daarnaast blijkt evenwel dat de meerderheid van de respondenten – 75 procent – kiest voor het leraarschap voor de lange termijn. Degenen die leraar willen worden, blijken zeer betrokken en toegewijd. Maar, de mate waarin ze dat zijn, is in zeer korte tijd gedaald.

Een verschil maken

Aan afgestudeerden van het UCL Institute of Education (IOE) in Londen is gevraagd wat hun oorspronkelijke motivatie was om leraar te worden en waarom ze hun beroep hadden opgegeven, of van plan waren dat te doen in de toekomst. Belangrijke motieven om te gaan lesgeven waren ‘een verschil maken’ (69%), werken met jonge mensen (64%) en liefde voor het vak (50%). Maar, zodra zij begonnen met werken, bekoelde hun enthousiasme voor het vak door de dagelijkse realiteit op school.

Degenen die het onderwijs hadden verlaten, noemden als reden: een betere balans werk-vrije tijd (75%), werkdruk (71%) en een op doelen gerichte cultuur (57%). Hoewel de respondenten beweerden dat ze zich bewust waren van de uitdagingen en de werkdruk voordat ze begonnen met lesgeven, bleek de realiteit zwaarder te zijn dan verwacht. Hun werk ging steeds meer in de richting van toetsen, examens, beoordelen van vorderingen en voorbereiding op een beoordelingsgesprek of een inspectie. Dat alles in plaats van de meer persoonlijke en creatieve kanten van het leraarschap.

Het probleem zit ’m in de onderwijscultuur

“Het is niet zo dat ze zich niet bewust waren van een veeleisend beroep. Maar, ze voelen dat de aan hun gestelde eisen hun aanpassingsvermogen overstijgen”, aldus de auteurs van het rapport: “De vraag rijst wat er gedaan kan worden om deze trend een halt toe te roepen.
De regering laat in een reactie weten dat het onderwijs verbeterd zal worden door verlaging van de werkdruk. Daarvoor is nodig dat overbodige taken geschrapt worden en de lonen worden verhoogd. Dat zou kunnen helpen. Maar, uit ons onderzoek blijkt duidelijk dat werkdruk de voornaamste boosdoener is en dat een deel van het probleem gelegen is in de onderwijscultuur: het constant onder toezicht staan, de noodzaak om te presteren en het hyper-kritische management. Verlaging van de werkdruk zal niet van invloed zijn op deze cultuur”.

Jane Perryman, Graham Calvert: What motivates people to teach and why do they leave? Accountability, performativity and teacher retention. British Journal of Educational Studies, 2019; 1 DOI: 10.1080/00071005.2019.1589417: https://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/00071005.2019.1589417

Almost half of new teachers consider leaving within 10 years, according to new study, Taylor & Francis Group, Science Daily, 2 april 2019: www.sciencedaily.com

Zelfsturing

Zes – vrouwelijke – bestuurders in de zorg over zelfsturing in de praktijk: wat het wel en wat het niet is

Op de site van Amstelring hebben zes bestuurders van diverse zorgorganisaties, alle zes vrouw, een blog geschreven die duidelijk moet maken wat zelfsturing nu wel en niet is: ‘Zelfsturing: we stoppen ermee!’
Amstelring is een van de grootste organisaties voor wonen en zorg in Amsterdam en omgeving met 2700 werknemers.

Volgens de zes auteurs roept zelfsturing…“tegenwoordig bij de meesten weerzin op, terwijl het een paar jaar geleden – in de tijd van de hype – het summum was. Nog afgezien van hoe slim het is om een hype te volgen omdat het een hype is, vragen wij ons af welke verwachtingen organisaties hadden bij het invoeren van zelfsturing. Want was is zelfsturing nou eigenlijk?

Wanneer wij, bestuurders van zorgorganisaties die zeer succesvol werken met zelfsturing, het zo eenvoudig mogelijk zouden zeggen, dan wordt het zoiets als: het eigenaarschap van de zorg ligt bij de mensen die de zorg verlenen. Zij weten wat nodig is en bepalen daarom wat er gebeurt. Klinkt simpel, toch?

Als je kijkt naar de consequenties wanneer je écht op deze manier wilt werken, is het minder simpel. Als de zorg van helpenden, verzorgenden, verpleegkundigen en begeleiders is, dan is die namelijk niet meer van managers, directeuren en bestuurders. Als onze collega’s in de zorg sturen, sturen wij daar dus niet meer. Wij sturen de gezonde, ondersteunende bedrijfsvoering. Dus we sturen nog wel. Maar ánders. In elk geval niet dezelfde dingen.

Fopstuur

Nu is zelfsturing op veel plekken ingevoerd met diezelfde intentie. Zonder de rol van managers, directeuren en bestuurders aan te passen. Want loslaten van controle en wat jij denkt dat goed is, is heel eng. Weten wij alles van! Op bijna al die plekken kreeg je dan een organisatie met zelfsturende teams zoals op deze illustratie van Tomas Schats. Namelijk: teams die verteld wordt dat ze zelf mogen sturen, maar ondertussen een fopstuur hebben. Omdat managers, directeuren en bestuurders nog altijd aan het echte stuur staan.

En zolang zij zelf aan dat stuur blijven, blijven de collega’s in de zorg zich ook op die manier verhouden tot hen: afhankelijk. Hoe duidelijk je ook maakt dat ze het zelf mogen doen, mensen zullen – wanneer het ingewikkeld of moeilijk wordt – grijpen naar het oude vertrouwde. Als manager, bestuurder of directeur ben je in zo’n situatie de ouder die de bagagedrager van het kinderfietsje maar niet loslaat. Terwijl het kind zelf allang kan fietsen. En alleen maar beter léért fietsen door zelf te vallen en weer op te staan”.

Zorg op maat

De auteurs schetsen de gevolgen van een dergelijke houding met een voorbeeld uit de praktijk: “In de meeste organisaties maken stafadviseurs of beleidsmedewerkers beleid dat geldt voor alle cliënten. Zij bepalen bijvoorbeeld dat er meer aandacht voor decubituspreventie*) voor alle bewoners moet zijn. Mooi, denkt u misschien, want dat verbetert de kwaliteit van zorg.

Wij denken daarentegen dat je daarmee impliciet zegt dat collega’s in de zorg onvoldoende aandacht hebben voor decubituspreventie. Waarom zouden zij daar anders meer aandacht voor moeten hebben? Waarschijnlijk zijn er teams die het uitstekend doen met decubituspreventie. Én teams waar dat niet goed gaat. Ons inziens laat je met zulk beleid zien dat je geen vertrouwen hebt in collega’s in de zorg. Bovendien scheer je alle cliënten over een kam. Anders zouden we niet iets bedenken dat voor iedereen geldt. Wij vinden dat zorg bij uitstek op maat zou moeten zijn. De ene cliënt is immers de andere niet en dus ga je met de ene cliënt anders om dan met de andere”.

De auteurs raken hier aan de kern van zelfsturing. Aan het slot van hun blog stellen ze de vraag wat er gebeurt als men de collega’s in zorgteams écht aan het roer laat staan? Antwoord: “Onze ervaring is dat de zorg daar veel beter van wordt”.

Lees de hele blog: Werkt zelfsturing?/Zelfsturing: we stoppen ermee! Amstelring, 1 januari 2019: www.amstelring.nl/blog-zelfsturing-we-stoppen-ermee

Noot
*) Decubitus = doorligwonden

‘Sociaal werker van het jaar 2019’ Norbert Wijnhofen: Ik wil kruisbestuiving tussen het sociaal domein en de ggz verder bevorderen

In dagblad De Gelderlander staat een mooi interview van Maarten Reith met Norbert Wijnhofen die medio maart is verkozen tot Sociaal werker van het jaar 2019. Wijnhofen werkt al meer dan dertig jaar in de geestelijke gezondheidszorg (ggz). Vanuit zijn jarenlange ervaring zet hij zich in voor bewoners die het zelfstandig (net) niet redden: “Ik kom bij mensen van álle komaf, in alle diversiteit en culturen”.
Wijnhofen werkt sinds twee jaar bij Sterker Sociaal Werk in Nijmegen dat hulp en ondersteuning biedt aan mensen in de wijken en hen helpt bij het zoeken naar oplossingen als men het zelf niet meer kan.

Op de verkiezingsavond van Sociaal Werker van het Jaar 2019 roemde Jurylid Lex Staal Wijnhofen vanwege zijn innovatieve manier van werken: mensen verbinden in de wijk, ook degenen met psychosociale- en ernstige psychiatrische problemen. Wijnhofen neemt de titel over van de Sociaal werker van 2018, Sjef van der Klein. Bij de titel hoort een bedrag van 795 euro voor een scholingsactiviteit en 1000 euro voor besteding aan een project in zijn wijk.

Ambassadeur van het Sociaal Werk

Volgens een medewerkster van de gemeente Nijmegen blijkt Wijnhofen nergens bang voor. Hij loopt bij iedereen naar binnen,  behandelt complexe casussen en zoekt de confrontatie op met aanbieders. Hij zorgt ervoor dat cliënten krijgen wat ze nodig hebben. Wijnhofens ervaringen helpen mee de doelgroep goed in kaart te brengen. Door deze zichtbaarheid wordt de groep opgenomen in de beleidsplannen van de gemeente.

Verkozen worden tot Sociaal werker van het jaar 2019 houdt in dat Wijnhofen een jaar lang de ambassadeur is van zijn vak, het sociaal werk: “Als ambassadeur van mijn beroepsgroep wil ik uitdragen dat we professionals zijn, dat we hard werken en dat we trots mogen zijn op ons vak. Weg met de valse bescheidenheid, dit is niet iets wat je er zomaar even bij doet”.

Sterker Sociaal Werk in Nijmegen is onderdeel van het stadsbrede team dat bestaat uit allerlei specialismen. Wijnhofen: “Samen weten we een heleboel, we ondersteunen de sociale wijkteams en pakken hoog-complexe zaken op. Vanuit mijn eigen specialisme (ggz) leg ik veel huisbezoeken af; vaak om indicaties te stellen, soms voor korte hulptrajecten. Vaak vragen bewoners niet zelf om hulp maar komt het eerste signaal via hun familie of uit de wijk. Men maakt zich zorgen en weet onze teams steeds beter te vinden”.

‘Ik kan goed luisteren’

Op de vraag waar hij goed in is, antwoordt Wijnhofen: “Ik kan goed luisteren, heb een lange adem, hou lang vol en ben creatief. En ik kom eigenlijk altijd binnen. Hoe? Je moet jezelf meenemen, zeg ik altijd, en je zintuigen gebruiken. Wat hoor je, wat zie je? Wat hangt er aan de muur, welke muziek klinkt er? Mag ik ‘je’ zeggen, moet ik mijn schoenen uitdoen?Je moet je afstemmen op die bewoner, zoeken naar de ingang voor het gesprek zodat je een laag dieper komt. Zo ontstaat contact”.

Wijnhofen wil ook nog noemen dat “de marktwerking in de zorg negatieve gevolgen heeft. Het ontbreekt bijvoorbeeld aan voldoende nazorg. De overgang tussen de behandeling door ggz-instellingen en het zelfstandig wonen is voor veel bewoners te groot. Dat leidt tot eenzaamheid, of iemand krijgt een terugval, gaat verward gedrag vertonen en moet weer worden opgenomen. Dat is diep menselijk leed én duur. De sociale wijkteams zien dit vrijwel dagelijks gebeuren”.

Lees het hele interview met Norbert Wijnhofen: Sociaal werker Norbert Wijnhofen: ‘Ik kom eigenlijk altijd binnen’, door Maarten Reith, De Gelderlander 30 maart 2019: www.gelderlander.nl

Sociaal Werker van het Jaar 2019, Sociaal werk werkt: www.sociaalwerk-werkt.nl

Zie hieronder de introductievideo met Norbert Wijnhofen waarin hij vertelt wat hij doet en wat hij graag zou willen.

Rechtszaak tegen mediabedrijf De Persgroep door twee journalisten

Rechtszaak tegen De Persgroep op 3 april over onredelijke tarieven in de journalistiek

Op woensdag 3 april 2019 dienen de rechtszaken die fotojournalist Ruud Rogier en freelance journalist Britt van Uem*) hebben aangespannen tegen mediabedrijf De Persgroep, uitgever van nationale, regionale en lokale kranten. Hun inzet: een hoger tarief voor hun geleverde opdrachten. Niet eerder is er binnen deze sector geprocedeerd voor billijke tarieven. De rechtszaak is belangrijk en kan verstrekkende gevolgen hebben voor alle freelancers.

Volgens Otto Volgenant van Boekx Advocaten, advocaat van beide freelancers, staan beide freelancers sterk.
In een interview op de site van de Nederlandse Vereniging van Journalisten legt Volgenant het belang van de rechtszaak uit, de inzet van beide partijen en de mogelijke scenario’s. “Dit zijn mensen die gewoon goed werk hebben geleverd”.

Wat is het belang van deze rechtszaak?

“Het gaat om twee losse rechtszaken van twee individuele freelancers. Ruud Rogier, een regionale fotojournalist uit Brabant en Britt van Uem, een regionaal schrijvend freelance journaliste uit Twente. Zij leggen aan de rechter voor of de betaling die ze hebben ontvangen voor een bepaald aantal opdrachten billijk is. Zij vinden zelf van niet, gezien het werk en de uren die zij hebben besteed aan de opdrachten en de exploitatie van hun werk door De Persgroep”.

Ze zijn destijds wel akkoord gegaan.

“Ja en dat zal ook zeker onderdeel zijn van de discussie. De vraag is hoe vrij je bent als freelancer in dit speelveld. De freelancers zeggen: het is slikken of stikken met De Persgroep; met haar algemene voorwaarden en haar tarieven. Er valt niet te onderhandelen, de enige opties zijn niet akkoord gaan en geen opdracht krijgen, of wel akkoord gaan maar alleen voor dat bedrag. Er bestaat een heel onevenwichtige verhouding tussen de freelancer die het in zijn eentje moet opnemen tegen een miljoenenconcern. Daarom hebben freelancers wettelijke bescherming sinds de invoering van de wet Auteurscontractenrecht in 2015. Hierin staat onder meer dat het tarief billijk moet zijn en dat de rechter kan vaststellen of dat tarief billijk is. Dat is best bijzonder, omdat normaal gesproken die onderhandelingen over vergoedingen aan de partijen worden overgelaten. Maar dankzij de wet kan de rechter zich hiermee bemoeien, juist vanwege de genoemde ongelijkheid”.

Hoe stelt een rechter die billijkheid vast?

“Er is hierover nog nooit eerder geprocedeerd, dus ook wij zijn benieuwd hoe de rechter hier invulling aan gaat geven. Wij hebben een aantal aanknopingspunten benoemd: hoe lang zijn beide freelancers bezig geweest met de opdracht? Wat is de vergelijking met een journalist die wordt betaald volgens de cao? Dat is een wereld van verschil. Wij zeggen dat een freelancer met ervaring 60 of 70 euro per uur moet kunnen rekenen. En De Persgroep maakt hoge winsten, dat is ook relevant”.

Op de vraag hoe sterk de freelancers staan, antwoordt Volgenant: “Sterk. De voorbeelden die Britt en Ruud hebben ingebracht zijn goede voorbeelden die aantonen hoe onredelijk het is wat freelancers krijgen ten opzichte van wat ze ervoor leveren. Goede artikelen, goede foto’s. De bedragen daarvoor zijn zo onredelijk laag, en zeker in een tijd dat het heel goed gaat met de Persgroep, daar zou de Persgroep meer voor over moeten hebben. De wet is juist gemaakt om bij dit soort ongelijkheid de rechter een oplossing te laten bieden”.

Lees het hele interview: Advocaat Otto Volgenant: ‘Onze voorbeelden tonen aan hoe onredelijk deze tarieven zijn’, Nederlandse Vereniging van Journalisten, 28 maart 2019: https://www.nvj.nl/nieuws/advocaat-otto-volgenant-%E2%80%98onze-voorbeelden-tonen-hoe-onredelijk-tarieven-zijn%E2%80%99

Rechtszaak tegen De Persgroep belangrijk voor álle freelance (foto)journalisten, Nederlandse Vereniging van Journalisten, 25 maart 2019: https://www.nvj.nl/nieuws/rechtszaak-tegen-persgroep-belangrijk-%C3%A1lle-freelance-fotojournalisten

Ontzetting over freelance tarieven Persgroep, door Dolf Rogmans, Villamedia, 6 februari 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/ontzetting-over-freelance-tarieven-persgroep


Noot

*) In het televisie-programma Wat verdien je? van BNN Vara in februari 2018 vertelde freelance journalist Britt van Uem dat ze 57,80 euro verdient voor 4 tot tot 5 uur werken bij dagblad Tubantia van De Persgroep. De panelleden in het tv-programma en het publiek in de studio konden niet geloven dat de regionale krantenuitgever 13 cent per woord betaalt, wat neerkomt op een uurloon van net iets meer dan 10 euro.
Zie: Column van Britt van Uem.Wat verdien ik?, Nederlandse Vereniging van Journalisten, 1 februari 2018: https://www.nvj.nl/nieuws/wat-verdien-ik


Rechtszaak woensdag 3 april 2019

De zitting is toegankelijk voor publiek (neem wel een legitimatiebewijs mee).
Datum: Woensdag 3 april 2019 om 9.30 uur (9.00 uur verzamelen).
Locatie: hoofdlocatie rechtbank Amsterdam, gebouw Parnas, melden bij de receptie in toren G aan de Fred Roeskestraat.


U P D A T E

Freelancers in de journalistiek worden uitgebuit in plaats van gekoesterd, door Mirjam Prenger en Mark Deuze, de Volkskrant, 19 juni 2019: www.volkskrant.nl

Freelance journalisten zetten belangrijke stap in rechtszaak tegen De Persgroep, NVJ,  17 mei 2019: www.nvj.nl

Kent de rechter freelancers Persgroep een redelijk tarief toe?, door Dolf Rogmans, Villamedia, 15 mei 2019: www.villamedia.nl
Bepaalt de rechter vrijdag 17 mei 2019 wat een redelijk tarief is voor twee freelance journalisten die voor de Persgroep werken?

Verslag van de rechtszitting van 3 april: Structurele winsten van De Persgroep lopen uit de pas met structurele onderbetalingen freelancers,  NVJ, 3 april 2019: www.nvj.nl

 

Open brief in Vox magazine van 12 academici Radboud Universiteit

Open brief 12 wetenschappers aan CvB Radboud Universiteit: Spreek u uit tegen verdachtmaking van academici

Twaalf Nijmeegse wetenschappers roepen het College van Bestuur van de Radboud Universiteit op pal te gaan staan voor de academische vrijheid en onafhankelijkheid van zijn academici. Zij vrezen dat de belangrijkste kernwaarden van de universiteit onder vuur komen te liggen sinds de overwinning van Forum voor Democratie bij de Provinciale Statenverkiezingen.
In het onafhankelijke universiteitsblad VOX hebben de wetenschappers een Open brief geschreven. Daarvan luidt het begin:

“De Nederlandse universiteiten staan onder druk. Vorig jaar kondigde de regering extra bezuinigingen op het hoger onderwijs aan. Afgelopen december protesteerden 2000 docenten én studenten uit het hoger onderwijs in Den Haag tegen deze kabinetsplannen. Vorige week nog staakten 40.000 docenten uit alle onderwijslagen (waaronder collega’s van de Radboud Universiteit) tegen de toenemende werkdruk en vóór meer investeringen in het onderwijs. Uit recent onderzoek van de FNV blijkt dat twee derde van de medewerkers op universiteiten een hoge tot zeer hoge werkdruk ervaart.

Maar sinds vorige week wordt de universiteit, met het electorale succes van Thierry Baudet en zijn Forum voor Democratie, ook uit een andere richting bedreigd. In zijn overwinningsspeech richtte Baudet niet alleen zijn pijlen op etnische en culturele minderheden, maar ook op de academische wereld. De Europese of Nederlandse cultuur, zo stelde Baudet, wordt ‘kapotgemaakt’ door mensen die haar juist zouden moeten beschermen. Hij doelde daarmee onder meer op academici: ‘we worden ondermijnd door onze universiteiten, onze journalisten, door de mensen die onze kunstsubsidies ontvangen, en die onze gebouwen ontwerpen.’

Voor wie Baudet al enige tijd volgt, zullen deze uitspraken niet als een verrassing komen. Al langere tijd klaagt de gepromoveerde rechtsfilosoof over vermeende ‘linkse indoctrinatie’ aan Nederlandse scholen en universiteiten. In aanloop naar de verkiezingen stelde hij een ‘culturele transformatie‘ in onze cultuur- en onderwijsinstellingen na te streven: ‘wij moeten, heel langzaam, achter al die bureautjes onze mensen zien te krijgen.’

Zoals vaker is onduidelijk waar Baudet zijn uitspraken precies op baseert. Over de ‘politieke kleur’ van Nederlandse academici zijn geen recente data beschikbaar. Oude data suggereren dat docenten in het hoger onderwijs inderdaad iets linkser georiënteerd zijn dan professionals met dezelfde academische achtergrond in andere sectoren. De vraag is hoe dat komt, en tal van inhoudelijke of economische verklaringen zouden hiervoor gegeven kunnen worden. Maar dat er daarmee ook sprake zou zijn van een ‘linkse indoctrinatie’ van collega’s of studenten, blijkt nergens uit. In een recent briefadvies aan de Tweede Kamer concludeert de KNAW dat er geen signalen zijn dat de vrijheid van wetenschapsbeoefening op Nederlandse universiteiten beperkt zou worden”.

Lees de hele Open brief op de site van VOX: ‘Geacht CvB: Spreek u uit tegen de verdachtmaking van academici’, Vox magazine, 27 maart 2019: https://www.voxweb.nl/nieuws/geacht-cvb-spreek-u-uit-tegen-de-verdachtmaking-van-academici

Onder de brief staan de twaalf namen van de ondertekenaars.


Zie ook: VVD walgt van oproep om ’linkse leraren’ te filmen, door Inge Lengton, De Telegraaf, 27 maart 2019: www.telegraaf.nl/

MBO Raad: ‘Laat docenten en instructeurs hun werk doen’, MBO Raad, 27 maart 2019: www.mboraad.nl

 

U P D A T E

OPEN BRIEF

Meer dan 200 academici hebben een open brief ondertekend als reactie op het meldpunt ‘indoctrinatie in het onderwijs’ van het wetenschappelijk instituut van Forum voor Democratie. Het gaat om hoogleraren, promovendi en het bestuur van tien Nederlandse universiteiten.
Zie: https://openbriefacademici.wordpress.com/

28 Amsterdamse academici tekenen protestbrief ‘meldpunt indoctrinatie’, AT5, 29 maart 2019: www.at5.nl/artikelen/192819/28-amsterdamse-academici-tekenen-protestbrief-meldpunt-indoctrinatie

De Nieuwe Schoolstrijd: meldpunt indoctrinatie op scholen & universiteiten, Renaissance Instituut, FvD, 12 maart 2019:  https://www.renaissanceinstituut.nl/de-nieuwe-schoolstrijd-meldpunt-indoctrinatie-op-scholen-en-universiteiten (Niet meer beschikbaar – Zie op YouTube: www.youtube.com/watch?v=lTP6c_pUji0

Commentaar van Peer van der Helm op actieplan ‘De best passende zorg voor kwetsbare jongeren’

Peer van der Helm geeft in een blog commentaar op het nieuwe, op 25 maart 2019 gepresenteerde actieplan De best passende zorg voor kwetsbare jongeren door het Ministerie van Volksgezondheid (VWS).
Van der Helm is lector residentiële jeugdzorg aan de Hogeschool Leiden en o.m. hoofd onderzoek bij expertise- en behandelcentrum Fier en adviseur bij behandelcentrum Schakenbosch. Sinds 2007 doet hij onderzoek naar het leef- en werkklimaat in de gesloten jeugdzorg. Titel van zijn blog: Goede plannen, maar niks concreets en geen geld.

Van der Helm:

“In het actieplan [… ] staan veel mooie voornemens, net als in alle vijf(!) voorgaande actieplannen voor de jeugd, waar in de praktijk helaas nog weinig van terecht is gekomen. De vraag is daarom, wat er van dit plan terecht gaat komen. De jeugdzorg is namelijk een mammoettanker die niet makkelijk van koers verandert. Dat komt deels doordat er veel belangen spelen maar ook dat er een moordende concurrentie tussen instellingen aan de gang is om de aanbestedingen. Dat was een stelselvergissing met zichtbare nadelige gevolgen. Ik noem een paar problemen die in dit actieplan zijn weggelaten en doe een voorstel voor verbetering.

Belangenconflicten die voorgesteld worden als taakconflicten

Een verschil van mening tussen professionals kan een taakconflict zijn waar, na een stevige discussie, vernieuwing daadwerkelijk op gang komt. Verandering moet nu eenmaal ook schuren. Maar wanneer er sprake is van een belangenconflict (geld, invloed, macht) dan werken mooie plannen in de praktijk als een doofpot en is kritiek niet welkom. Nu wordt ten onrechte in het actieplan (dat een sterk ‘wie kan daar tegen zijn?’-gehalte heeft), de illusie gewekt dat er geen sprake is van een belangenconflict en iedereen het met elkaar eens is. Daarom worden pijnlijke keuzes die geld kosten in de tekst weg-gepolderd. Wanneer namelijk niet in medewerkers wordt geïnvesteerd en het klimaat in de instellingen repressief blijft, worden ook de afzonderingen en suïcides niet teruggedrongen. Dan gaan we waarschijnlijk in de toekomst nog veel meer mooie actieplannen zien, samen met praattafels en uitstelonderzoeken en waar niemand op tegen kan zijn maar waar kwetsbare jongeren in de praktijk niks van merken.

Geen geld en geen consequenties bij niet halen doelstellingen

Wat de zaak nog problematischer maakt is, dat de minister meteen al gezegd heeft dat er geen extra geld komt. Een vernieuwingsimpuls kost veel geld, kijk maar hoe dat destijds na 2007 bij de JJI’s is gerealiseerd*). Uiteindelijk is het leefklimaat in de JJI’s door een verbeterimpuls spectaculair verbeterd. Dat kwam ook doordat de hele sector in 2016 de resultaten van hun leefklimaatonderzoeken openbaar naar de kamer stuurde. Dat wordt in het Actieplan echter zorgvuldig omzeild. Er komt geen openbaar leefklimaatonderzoek. Zoiets doet vrezen dat er geen werkelijke keuzes worden gemaakt. Nergens staan dan ook op andere urgente onderwerpen concreet meetbare doelen en wat de consequenties zijn wanneer die niet gehaald worden. Dat doet vermoeden, dat er waarschijnlijk bitter weinig verandering zal komen.

Kennis die al bestaat maar niet wordt toegepast

Een derde punt van zorg gaat over de nadruk die in het plan ligt op het ontwikkelen van ‘nieuwe’ kennis. Ik heb al eerder betoogd dat die kennis er al lang is, maar dat we die vaak niet inzetten”

Lees de hele blog van Peer van der Helm waarin hij concreet haalbare doelen aangeeft. Hij zou het actieplan graag willen herschrijven: Actieplan ‘best passende zorg voor kwetsbare jongeren’, 26 maart 2019: www.linkedin.com/pulse/actieplan-best-passende-zorg-voor-kwetsbare-jongeren-van-der-helm/

Noot
*) JJI – Justitiële jeugdinrichting  is een gesloten instelling voor jongeren met jeugddetentie of een maatregel tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting (PIJ, ook wel bekend als ‘jeugd-tbs’).

De best passende zorg voor kwetsbare jongeren, Rijksoverheid, 25 maart 2019: www.rijksoverheid.nl

Plan voor beter passende zorg voor kwetsbare jongeren, Rijksoverheid, 25 maart 2019: www.rijksoverheid.nl (Nieuwsbericht niet meer beschikbaar op site Rijksoverheid). Ga naar het sitearchief van de Rijksoverheid en tik in grijze linkerkolom in zoekveld de titel van het bericht: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive