In 1920 raakte de schrijver Somerset Maughan tijdens een boottocht op de rivier de Yangtse in gesprek met een bekende Confuciaanse filosoof. In zijn boek On a Chinese screen voert hij deze filosoof, die in Berlijn en Oxford had gestudeerd, ten tonele. De filosoof was tot de conclusie gekomen dat alle wijsheid in de Confuciaanse leer te vinden was. Hij sprak op ietwat verbitterde toon en verwierp al die moderne dingen waar China in die tijd mee in aanraking kwam. Hij hemelde het oude Confuciaanse stelsel op en zei: “Weet u dat we een experiment hebben gedaan dat uniek is in de geschiedenis van de wereld? We hebben geprobeerd dit land te regeren met wijsheid in plaats van met geweld. Eeuwenlang zijn we daarin geslaagd”.
De filosoof had alle gelijk van de wereld om de aandacht eens te vestigen op het unieke van dit Chinese experiment.
Met deze passage begint Justin Crozier zijn artikel A unique experiment in het tijdschrift China in focus. Met uniek experiment verwijst hij naar het indrukwekkendste immateriële erfgoed van China, namelijk het Confuciaanse examensysteem waarmee de Zoon van het Hemelse Rijk – de ambtenaar van China – in de beste jaren van de tweeduizend jaar lange Chinese geschiedenis mee te maken kreeg.
We kennen waarschijnlijk wel de “vier grote uitvindingen” van China: buskruit, papier, kompas en drukpers, vaak China’s hoogtepunten genoemd. Maar deze vruchten van Chinees vernuft stellen maar weinig voor in het licht van de historische ontwikkeling van de Chinese beschaving en de huidige maatschappij van China. Het buskruit mag uitgevonden zijn in China, maar het werd hoofdzakelijk gebruikt voor vuurwerk. De waarde van het kompas was verspild door de isolatie van de Ming-dynastie en het onvermogen te profiteren van de ontdekkingsreizen van admiraal Zheng He (geb. in 1371).
Papier en drukpers waren prachtige ontdekkingen, maar waren in wezen een vervolmaking van technologie die elders in de wereld al in gebruik was: papyrus of vellum, of de scriptoria van de kloosters.
De ambtenarenexamens waren in feite een opmerkelijke poging om een aristocratie van geleerden te kweken. Dat was op zich al een enorme vooruitgang ten opzichte van de krijgerscultuur en erfelijke aristocratie in de rest van de wereld. Het Chinese examensysteem, hoe archaïsch, zwaar en uitdagend het ook geweest is, was een groots streven naar een intellectuele meritocratie.
“Aanbevolen man”
Het examensysteem vond zijn oorsprong in de periode van de Han-dynastie (206 – 220 n.C.), kreeg zijn vorm in de Sui-dynastie (581 – 618) en werd effectief tijdens de Tang-dynastie (618-908).
In de jaren daarna werden de ambtenarenexamens een korte periode niet afgenomen en ondergingen ze een herziening. Maar de inhoud bleef nagenoeg gelijk. De kern van de teksten bestond uit de Vier boeken en de Vijf klassieken die aan Confucius en enkele van zijn leerlingen worden toegeschreven, alsmede een aantal goedgekeurde commentaren.
Tot de hervormingen van keizer Kwang-siu in 1898 was het beruchte Achtbenige essay met zijn formele, traditionele stijl, het fundament van de examenstof. Uit het hoofd leren van klassieke, Confuciaanse teksten was essentieel om te kunnen slagen voor het examen en de geleerde met de meeste graden had een geheugen van formaat. Hij moest teksten van meer dan 400.000 karakters in zijn geheel onthouden als hij tenminste een functie als lokaal ambtenaar ambieerde. Voor het examen voor regionaal ambtenaar slaagde maar een tot twee procent. Wie nog hogerop wilde, kon doorleren tot de status van provinciaal ambtenaar en ambtenaar van het keizerlijke paleis. Examens werden om de drie jaar afgenomen. Een kandidaat die slaagde voor het examen werd lid van de elite van ambtenaren.
Om een hoge positie te verwerven, was meestal een provinciale graad nodig, juren geheten, hetgeen “aanbevolen man” betekent, te verkrijgen na jaren studie. Voor je dertigste kon je die graad nauwelijks behalen. Veel succesvolle kandidaten kregen pas een positie als ze al wat ouder waren. De jinshi-graden bijvoorbeeld waren alleen weggelegd voor enkele buitengewone geleerden. Voor hoge ministersposten kwamen alleen de besten in aanmerking; zij werden gekozen door de keizer persoonlijk.
Op deze manier bouwde China een meritocratische elite op die mede het intellectuele, culturele en politieke leven vorm gaven.
Het systeem stond wel geregeld onder vuur. Kritiek op al die nadruk op uit het hoofd leren van teksten kwam van een zekere Ye Shi die leefde in de tijd van de Song-dynastie (960-1126). Hij zei: “Een gezonde samenleving is niet mogelijk als mensen niet leren met het doel wijsheid en kennis te vergaren maar om overheidsfunctionaris te worden”.
Confuciaanse erfenis
Het kwam ook voor dat de starheid van het systeem – inherent aan elk systeem, vooral in een groot land als China – leidde tot frustratie en boosheid bij getalenteerde personen die niet konden voldoen aan de hoge eisen.
De Taiping-opstand, van 1850 tot 1864 ten tijde van de Qing-dynastie, is een van de ergste in de menselijke geschiedenis vanwege het hoge aantal dodelijke slachtoffers: twintig miljoen. Een van de oorzaken van die opstand lag in de verstarring van de ambtenarenexamens. Een zekere Hong Xiuquan zakte vier keer voor een examen en ontwikkelde daardoor een wrok tegen het Confuciaanse staatssysteem. Hij vond een uitlaat toen hij een christelijk geschrift las dat de examens veroordeelde. Hij kreeg visioenen, stichtte het “Hemelse Koninkrijk van de volmaakte vrede” met als hoofdplaats Nanking en begon een kruistocht tegen de “demonen” van Qing. Het is veelbetekenend dat Hongs eerste volgelingen net als hij dorpsonderwijzer waren wier ambtenarenambities gedwarsboomd werden door het niet behalen van het staatsexamen in de tweede ronde.
Deze gebeurtenis is maar een voorbeeld om het belang te illustreren van de ambtenarenexamens in de geschiedenis van China. De examens waren uiteraard niet de enige oorzaak van de opstand. Aversie tegen de Qing-dynastie vanwege corruptie, vriendjespolitiek en de vernedering van China tijdens de eerste opiumoorlog speelden ook een rol.
Een belangrijke erfenis van het Confuciaanse examensysteem is elk jaar weer de massale opkomst in het huidige China van aankomende studenten voor het toelatingsexamen van de staatsuniversiteiten waaraan ook kinderen van analfabete ouders van het platteland kunnen deelnemen.
Zevenhonderd studenten Chinese geschiedenis
In de geest van de filosoof uit Somerset Maughans boek die vond dat dat alle wijsheid in de Confuciaanse leer was te vinden, worden Amerikaanse studenten aan de universiteit van Harvard vandaag de dag aangetrokken tot Chinese wijsgeren. Najaar 2013 kwam het Amerikaanse maandblad The Atlantic met een artikel waarboven de vragende titel: Waarom studeren honderden studenten van Harvard oude Chinese filosofie?
Stel je een wereld voor van ambitieuze menselijke relaties, narcisme, egoïsme en onenigheid over de manier waarop mensen harmonieus met elkaar kunnen leven. Dat is het Amerika van de eenentwintigste eeuw, aldus de auteur van het artikel, Christine Gross-Loh. Maar de maatschappij waarover de 48-jarige Harvard-hoogleraar Chinese geschiedenis Michael Puett vertelt aan meer dan zevenhonderd geboeid luisterende studenten is die van het China van 2500 jaar geleden.
Het door Puett gegeven vak Klassieke Chinese ethiek en politieke theorie is op twee na het populairste van de universiteit. Alleen economie en computerwetenschap scoren hoger. Toen Puett in 2007 zijn colleges voor de tweede keer gaf, waren er zoveel studenten op afgekomen dat de collegezaal bomvol zat, tot en met de trappen, het podium en de toegangshal. Het college moest verplaatst worden naar de grootste zaal van de campus.
Waarom zijn er zoveel studenten die zich een semester lang willen verdiepen in de mysterieuze Chinese filosofie van geleerden van duizenden jaren geleden? Over een motief kunnen we zeker zijn, het college voorziet in een van de academische eisen, het ethisch redeneren. Zeker is ook dat studenten door Puetts uitdagende belofte gelokt worden: “Dit college zal je leven veranderen”.
Puetts studenten vinden dat hun leraar de Chinese filosofie gebruikt als een manier om hen concrete, contra-intuïtieve – d.w.z. anders dan je zou verwachten – en zelfs revolutionaire ideeën aan te reiken die hen leren een beter leven te leiden.
Een van hen zei: “Het college veranderde mijn perspectief op mezelf, mijn medestudenten en de manier waarop ik naar de wereld kijk”.
De studenten lezen oorspronkelijke Chinese teksten van Confucius en Mencius, of de Tao te king in vertaling om ze vervolgens in hun dagelijkse leven in praktijk te brengen. De lessen worden gegeven in de contekst van het hedendaagse Amerikaanse leven en helpen 18- en 19-jarigen die worstelen hun plek in de wereld te vinden uit te zoeken hoe je een goede maatschappij kan vormgeven of hoe je een bloeiend leven kan leiden.
Puett vertelt zijn studenten dat berekenend zijn of proberen rationeel plannen te maken een verkeerde manier is om een belangrijke beslissing in je leven te nemen. De Chinese wijsgeren zouden zeggen dat zo’n benadering het moeilijker maakt open te staan voor andere, niet in het plan passende mogelijkheden. Studenten die dat doen, legt Puett uit… “besteden niet voldoende aandacht aan de dagelijkse dingen die hen kracht geven en inspireren, en waaruit een echt, voldoening schenkend leven kan groeien”.
Het gaat Puett erom de aandacht van zijn studenten te vestigen op een andere benadering van de dingen, van relaties tot beslissingen over de loopbaan. Hij leert hun dat de kleinste handelingen tot grote gevolgen kunnen leiden. Confucius, Mencius en andere Chinese filosofen leerden dat alles wat we doen rimpelingen veroorzaakt en Puett spoort zijn studenten aan zich bewuster te worden van zichzelf en waar te nemen hoe de meest alledaagse handelingen – de deur openhouden, vriendelijk groeten naar de winkelier – ons gevoel beïnvloeden en het verloop van de dag veranderen.
Je concentreren op de praktijk van het dagelijkse leven en begrijpen dat grote dingen met de kleinste handeling beginnen, zijn radicale ideeën voor jonge mensen die in een maatschappij leven die propageert groot te denken en te streven naar persoonlijke excellentie. Dat zou wel eens een reden kunnen zijn waarom de belangstelling voor Chinese filosofie niet alleen op Harvard maar in heel Amerika om zich heengrijpt. Het gaat hier om een boodschap die vooral weerklank vindt bij mensen die verlangen naar een alternatief voor de snelle weg waarop ze al hun hele leven voortgaan.
A unique experiment, door Justin Crozier, China in focus magazine, zomer 2002: www.sacu.org/examinations.html
Why are hundreds of Harvard students studying ancient Chinese philosophy? door Christine Gross-Loh, The Atlantic, 8 oktober 2013: www.theatlantic.com
Michael Puett schrijft momenteel met Christine Gross-Loh het boek The path: What Chinese philosophers can teach us about the good life dat wordt uitgegeven bij Simon and Schuster. Een vertaling in het Nederlands verschijnt bij uitgeverij Ten Have. Inhoud: op basis van de Chinese filosofie opnieuw nadenken over Westerse vooroordelen over ambitie, macht, geluk, creativiteit, plannen maken en relaties. Tevens lessen in de kunst van goed leven.
Illustraties
Bovenaan: De keizer ontvangt een examenkandidaat ten tijde van de Song-dynastie (960-1279).
In het midden: Portret van de vijftiende eeuwse geleerde Jian Shunfu ten tijde van de Ming-dynastie (museum van Nanking). De twee kraanvogels op zijn mantel verwijzen naar zijn status: ambtenaar van de eerste rang.
Onderste: Portret van Confucius (551-479 v.C.) op latere leeftijd (Provinciaal museum van Shandong).
U P D A T E
The Path: What Chinese Philosophers can teach us about the good life — Summary and Reflections, door Weng Yek Wong, Medium, 29 januari 2022: https://wengyek-wong.medium.com
The Path Quotes, Good reads: www.goodreads.com