Skip to main content

Alexandra Gabrielli

Interview met Jos de Blok over Buurtzorg: de ondernemer en de instelling

jos de blok en thijs jansenJos de Blok heeft de brief nog liggen waarin hij de directie van de organisatie waar hij als wijkverpleegkundige werkte waarschuwde voor de ontwikkelingen in de zorg. Dat was in 1993. Ze zouden volgens hem niet goed uitpakken in de wijkverpleging, de gezinszorg en de thuiszorg. Het was de tijd van fusies, alles moest groter en regionaler.
De Bloks profetische blik wat betreft de ontwikkelingen in de zorg is duidelijk gebaseerd op diep inzicht in de werkelijkheid. Hij blijkt een visionaire sociaal ondernemer tijdens een interview met Thijs Jansen van Beroepseer op een werksessie van Vitale lokale samenlevingen in het kantoorgebouw van Buurtzorg Nederland in Almelo. Aanwezig daarbij zijn vijfentwintig deelnemers, afkomstig uit de zorgsector, het sociaal werk, het onderwijs en de politiek.

Buurtzorg is een in 2006 door Jos de Blok opgerichte thuiszorgorganisatie waar kleine, zelfsturende teams van tien tot twaalf personen werken, bestaande uit (wijk)verpleegkundigen en wijkziekenverzorgenden. Buurtzorg begon met een team. Inmiddels zijn er meer dan achthonderd teams, met een omzet van 320 miljoen euro.

Internationaal is Buurtzorg ook bezig met een spectaculaire expansie: in Azië in landen als Japan, China, Korea en Singapore: “We gaan ook naar Taiwan en Hongkong. In Zweden en Amerika zijn we al wat langer bezig. We zijn recent begonnen in Engeland en Schotland. De Schotse overheid heeft gevraagd of we acht projecten willen starten en ondersteunen. In België en Duitsland is een club bezig voorbereidingen te treffen. Ook in Zwitserland, Oostenrijk,Tsjechië, Canada en Australië. We zijn ook in Moskou geweest.
Veel landen zijn op zoek naar hoe ze de gezondheidszorg voor de toekomst het beste kunnen regelen en Nederland staat bekend om zijn lange geschiedenis van primary health care”.
Sinds najaar 2015 staat De Blok met Buurtzorg voortdurend in het nieuws. Eerst vanwege plannen voor het oprichten – met drie anderen – van een nieuwe zorgverzekering. Daarna vanwege zijn aanbod werkzaamheden over te nemen van de bijna failliete thuiszorgorganisatie TSN waar 12.000 medewerkers voor 40.000 cliënten werken in circa 350 gemeenten.

Terug naar de relatie en contact maken met de mensen

Het idee om Buurtzorg te beginnen ontstond “bij mijn afscheid in 1993. Tot 1994 heb ik gewerkt in Lochem als wijkverpleegkundige. De veranderingen in diverse sectoren van de zorg waren toen in volle gang. Men ging fuseren. Er kwamen indicatiecentra. Ik heb toen een brief geschreven aan de directie hoe de ontwikkelingen zouden uitpakken. Die zijn vrijwel allemaal uitgekomen. Ik heb tegen mijn collega’s gezegd bij mijn weggaan dat ik pas tevreden zou zijn als ons vak weer in ere hersteld is”.

In het kantoor van Buurtzorg in Almelo hangt een tekst aan de muur: Buurten is beter dan zorgen. Het is essentieel, zegt De Blok, “dat we weer teruggaan naar de relatie, naar contact maken met de mensen in de wijk en vanuit een vertrouwensrelatie iets opbouwen. Zo kom je te weten wat nuttig is om te doen”.
Buurtzorg is er ook voor jeugd en gezin. In Zaltbommel is Buurtzorg Jong aan de slag gegaan; de kosten zijn nu veertig procent lager dan het jaar daarvoor. Er zijn minder verwijzingen en minder problemen op straat. Jongeren van een vrij grote Marokkaanse gemeenschap daar veroorzaakten nogal eens problemen. Nu werken daar ‘vier stevige Marokkaanse jeugdwerkers’ die contact met de wijk maken en samenwerken met de politie.
Naast Buurtzorg Jong zijn er teams actief op andere terreinen: Buurtdiensten voor huishoudelijke hulp; Buurtzorghuis voor zorg in de laatste levensfase; BuurtzorgT voor psychiatrische zorg thuis, in inmiddels twaalf gemeenten; Buurtzorgpension voor tijdelijk verblijf in een pension; Buurtzorg Kraam voor kraamzorg voor moeder en kind; Buurtzorg Wonen om de wijk vriendelijker te maken zodat mensen niet meer naar een verpleeghuis hoeven.
De Blok: “We krijgen vragen van gemeenten over een dementievriendelijke buurt. Marken bijvoorbeeld wil dat de ouderen niet meer uit Marken weg hoeven en men vraagt ons of we daar een oplossing voor hebben. Natuurlijk hebben we die”.

Het keukentafelgesprek

Een vraag vanuit het publiek betrof decentralisatie. Hoe kijkt De Blok daar tegenaan? Hij zegt het verschrikkelijk te vinden: “Hoe is men op het idee van het keukentafelgesprek gekomen? Mensen voelen zich geschoffeerd, beledigd. Wie gaat nu aan iemand die hulp nodig heeft of een probleem heeft, vragen: heb je er wel goed over nagedacht? Wat mij het meest hieraan stoort is de houding. Als je niet op een empathische manier luistert naar wat mensen mankeert en vandaaruit gaat redeneren, komt er geen goede oplossing. Als je met een vooropgezet doel een gesprek aangaat en opleest wat in de documenten staat… Wat een flauwekul. Zien wat er aan de hand is in een gesprek en van daaruit iets gaan doen, of niet, daar zit de beroepshouding en het vakmanschap. Niet in een strategietje van de gemeente. Af en toe ben ik benieuwd hoe we over tien jaar terugkijken op deze periode, waarin we de meest onnozele zetten hebben gedaan”.

We hebben tien jaar stilgestaan

Volgens De Blok hebben wij de laatste tien jaar steeds meer kennis verloren: “De bestuurders en managers zitten de hele dag met elkaar te overleggen, en de mensen die de hele dag ervaringen opdoen, hebben nauwelijks de ruimte om met elkaar over hun ervaringen te praten. Er is een kloof ontstaan met de jongeren. De kennis wordt gewoon niet meer van generatie op generatie doorgegeven. In de wijkverpleging hebben we tien jaar stilgestaan. Ik ben al vijfendertig jaar lid van de vakbond, maar ik heb wel overwogen eruit te stappen, omdat ik vind dat de vakbonden zich teveel verbonden hebben aan de bestuurders van organisaties en te weinig aan de leden. De vraag is dan wel: waar ligt de legitimiteit van de vakbond? Bij het vak natuurlijk. Dat zou weer topprioriteit moeten worden bij de vakbonden. Aan inhoud, vakmanschap en duurzame ontwikkeling van beroepsgroepen zou weer een positie moeten worden geven”.

Weten door ervaring

Later op de avond geeft Gabriël van den Brink, emeritus hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde, een samenvatting waarin hij opmerkt dat mensen die het werk doen beschikken over wat wel ‘tacit knowledge’ genoemd wordt, weten door ervaring, weten door te doen: “Ze kennen de routines, weten waar het over gaat, maar die kennis is niet zomaar in een model om te zetten. Bij dat weten hoort ook een bepaalde manier van kijken, van waarnemen. Weten en nadenken horen bij elkaar. Zien wat nodig is in een situatie, is een element van professioneel weten. De tegenpool hiervan zijn de keukentafelgesprekken. Zij zijn een subtiele vorm van bureaucratie. Als je niet ziet wat nodig is, kun je geen zorg en onderwijs geven en kun je geen politiewerk doen”.

Klik hier voor het hele verslag van het interview met Jos de Blok: De ondernemer en de instelling: https://beroepseer.nl
De werksessies van Vitale Lokale Samenlevingen hebben o.m. tot doel te weten te komen wat sociaal voortrekkers beweegt, wat voor motieven zij hebben en hoe zij hun initiatief weten te realiseren.

Op de foto bovenaan: Thijs Jansen (links) interviewt Jos de Blok

 

Een ander beleid voor de mondzorg

herman van nouhuys 2Is er naast het huidige zorgstelsel nog een ander zorgstelsel mogelijk? Volgens tandarts Herman van Nouhuys kunnen er twee stelsels naast elkaar bestaan. Professionele zorgverleners zouden veel meer in het geweer moeten komen tegen het dicteersysteem van overheid en zorgverzekeraars. Op de werkvloer gelden zaken als tijd hebben voor elkaar en luisteren, in de politiek is daar geen ruimte voor en gaat het om prijzen en ‘performance’. Patiënten en zorgverleners zouden veel dichter bij elkaar moeten gaan staan. Instanties die tussen hen in staan en de zorg bepalen zijn in feite spelbedervers.

Van Nouhuys heeft met een paar collega’s de stichting Onafhankelijke hulpverlening opgericht om aandacht te vragen voor een beter beleid in de mondzorg. De stichting heeft onlangs een keurmerk gelanceerd dat staat voor kwaliteit en maatwerk. Zorgverlening is een zaak van de patiënt en de behandelaar. Verzekeraars hebben andere belangen.
Hij  legt uit wat hij precies tegen de opgelegde eenheidstarieven in de tandartsenzorg heeft. Tandartsen moeten allemaal dezelfde prijzen rekenen voor hun werk, dure of goedkope tandartsen bestaan dan ook niet. Elke verrichting heeft een wettelijke prijs. Als je nu als tandarts heel veel produceert, verdien je veel geld. Maar dat wil niet zeggen dat het zinvol of goed is wat de tandarts doet. Het komt erop neer dat overheidsbeleid leidt tot steeds lager wordende eenheidsprijzen en steeds hogere eisen. De zorg is helaas een verdienmodel geworden, elke zucht dient te worden geregistreerd.

Het is volgens Van Nouhuys van belang dat er van de maatschappelijke richtlijnen afgeweken mag worden door mensen die anders over het zorgstelsel denken. Dat betekent dat er niet alleen keuzemogelijkheden komen ten aanzien van de manier van werken en zorg aanbieden, maar ook van de manier van verzekeren of het financieren van zorg. Er komt dan weer, zoals Van Nouhuys het zegt, contractvrijheid tussen patiënt en tandarts: “Want we moeten niet vergeten dat de meeste zorg in feite betaald wordt door de patiënt en niet door een zorgverzekeraar”.

Waarom zou een behandelovereenkomst tussen zorgverlener en patiënt zonder tussenkomst van verzekeraar en overheid niet mogelijk zijn? Van Nouhuys pleit voor de herwaardering van de persoonlijke relatie zorgverlener – patiënt. Zowel patiënten als artsen zijn allemaal unieke mensen en zij moeten elkaar zien te vinden in wat de beste match is.

De wijkgerichte huisartsenpraktijk

hedwig vosHedwig Vos, huisarts in een arbeiderswijk in Den Haag, probeert al enige tijd haar idee van een wijkgerichte huisartsenpraktijk te realiseren. Graag zou ze met de bewoners in haar wijk willen nagaan wat voor gezondheids- en welzijnsproblemen zich voordoen. Ook zou ze graag proactief willen werken om wat eerder in een ziekteproces te kunnen ingrijpen. Ziekten ontstaan vaak door leefstijl, de omgeving, relatie- of financiële problemen of met kinderen op school. Een aparte groep zijn de kwetsbare ouderen die langer thuis blijven wonen.

Een paar jaar geleden werd Vos benaderd door een kaderarts ouderengeneeskunde met de vraag of zij in haar wijk een netwerk zou willen opzetten om gezamenlijk met anderen te gaan kijken wat mensen nodig hebben. Ze heeft daarop contact gezocht met een wijkverpleegkundige, een ouderenconsulent die werkt bij Welzijn in het wijkcentrum bij haar om de hoek waar de gemeente Den Haag via de Wmo ondersteuning geeft aan mensen thuis. Ook een actieve apotheker en een specialist ouderengeneeskunde maken deel uit van het netwerk.
Met hen bespreekt Vos de toestand van kwetsbare mensen in haar praktijk.

Al dit werk geeft Vos energie. Ze vindt het fijn om te doen, ze voelt zich gemotiveerd. Graag zou ze het werk verbreden naar andere groepen in de wijk, waar veel jonge mensen met een gezin wonen. Met de GGD wil ze onderzoeken wat voor methoden je kunt gebruiken om een ‘Top 5’ van klachten op te stellen en met huisartsen en andere zorgprofessionals projecten bedenken om ze aan te pakken: financiële klachten, werkloosheid, medische klachten, chronische vermoeidheid, chronische pijn. Fysiotherapeuten kunnen bijvoorbeeld mensen met overgewicht bijstaan met een bewegingsprogramma.

Vos beseft dat je deze aanpak niet van alle huisartsen kunt verwachten. Je moet de overgang kunnen maken van de spreekkamer naar buiten de spreekkamer. Het is nodig na te denken en mee te denken over de randvoorwaarden voor realisering.
De vraag van Vos is: “Hoe gaan we de wijkgerichte huisartsenpraktijk faciliteren? Ik denk dat de zorgverzekeraar, de gemeente, de overheid hierover moeten nadenken als men wil dat huisartsen zich hiermee gaan bezighouden. Er wordt steeds meer nagedacht in deze richting”. Ook commerciële ketens als Albert Heijn die al bezig is met preventie van eenzaamheid, kunnen meedoen.

Hedwig Vos ontving in maart 2013 de Corrie Hermann-prijs vanwege haar “onvermoeibare inzet voor preventie in de eerste lijn bij vrouwen”. De prijs wordt periodiek toegekend door de Vereniging van vrouwelijke artsen. In 2014 is Vos gepromoveerd op het onderwerp preventie bij vrouwen. Titel van haar proefschrift: Risk factors in women’s health in different stages of life.

Interview met Jaco van Hoorn over goed politiewerk, vertrouwen en relatie met de burger

jaco van hoorn thijs jansenJaco van Hoorn vindt dat hij zo ongeveer het mooiste vak heeft dat er in de samenleving bestaat. Hij vertelde dat op een werksessie van Vitale Lokale Samenlevingen op het politiebureau Mijkenbroek in Breda waar hij eind november 2015 geïnterviewd werd door Thijs Jansen van Stichting Beroepseer.

Van Hoorn is sinds 2013 hoofd operatiën en plaatsvervangend politiechef bij de Nationale politie voor de eenheid Zeeland West Brabant. Van de dertig aanwezigen is een deel collega van Van Hoorn, het andere deel is betrokken bij veiligheid of werkzaam in diverse maatschappelijke sectoren.

“Iedereen had het over processen”

In 2010 publiceerde Van Hoorn zijn opmerkelijke boek Sturen op vertrouwen – Goed leidinggeven aan goed politiewerk.
Goed politiewerk en vertrouwen zijn voor Van Hoorn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Op de werksessie komt hij daar herhaaldelijk op terug naar aanleiding van vragen. Het boek was het resultaat van een zoektocht naar de essentie van goed politiewerk die hij in 2004 met een aantal collega´s via de School voor Politie Leiderschap had ondernomen. Zij zochten naar wat goed politiewerk nu eigenlijk inhoudt. De groep kreeg later de naam Ithaka, ontleend aan de naam van het eiland waar Odysseus koning was, zoals beschreven in het epos Odyssee van de Griekse dichter Homeros. De koning ondernam een twintig jaar durende zwerftocht over de wereld en kwam uiteindelijk weer heelhuids thuis in Ithaka, wijs geworden, gelouterd en vele ervaringen rijker.
Ithaka was een reactie op de toenemende sturing op resultaat bij de politie.

Van Hoorn: “We werden op targets gezet, iedereen had het over processen, resultaatmanagement en prestatieindicatoren. Als leidinggevende deed je niet meer mee als je niet in dat soort taal kon spreken. We vonden elkaar vanuit de gedachte dat er iets niet goed ging. We voelden dat we de essentie van waar het om gaat in politiewerk uit het oog verloren. We legden toen met elkaar een mooie route af, voerden gesprekken en bezochten plekken. We bestudeerden de geschiedenis van de politie en keken naar wat er steeds verandert en wat er hetzelfde blijft. Met name door te ontdekken wat hetzelfde blijft, kwamen we dichterbij de essentie van de politie en dat had niets met resultaatsturing te maken”.

Herstellen van morele orde

Goed politiewerk is Jaco van Hoorns thema. Volgens Thijs Jansen gaat dat bij Van Hoorn verder dan wat de politie feitelijk doet. Van Hoorn licht toe: “Toen ik nog met mijn studie bezig was, las ik in een boek over de betekenis van politiewerk dat politiewerk ook een symbolische betekenis heeft. Een voorbeeld maakt dat duidelijk. Iemand ziet dat zijn fiets is gestolen. ‘Dat is vervelend’, denkt hij, ‘dat hoort niet en dat klopt niet. Laat ik maar aangifte doen’. Hij gaat naar het politiebureau. Daar zit een meneer of een mevrouw en die zegt: ‘Goede morgen, wat komt u doen?’ ’Ik kom aangifte doen van diefstal van mijn fiets’. ‘Gaat u zitten, dan zal ik een aangifte opnemen’. Die aangifte zelf, zeker in de tijd dat ik dat boek las, werd met een typemachine gedaan en ging de ordner in. Je kon er niet teveel van verwachten. De kans dat je fiets terugkwam was ongeveer een op de tweehonderd. Maar toch had de aangifte betekenis. De politieman of -vrouw nam de aangifte serieus. Hij of zij deed dat als vertegenwoordiger van de overheid en eigenlijk van de samenleving als geheel. Op het niveau metacommunicatie zei de agent: ‘U komt hier omdat u vindt dat het niet klopt dat uw fiets is gestolen. Nou, het klopt dat het niet klopt. Dat is ook niet normaal’. Daardoor was de verstoorde morele orde hersteld. De burger was geholpen, ondanks dat zijn fiets niet terug was”.

Jansen: De kern van politiewerk is dus eigenlijk een morele kracht in de samenleving te zijn die de sociale normen bevestigt die we met elkaar hebben afgesproken?
Van Hoorn: “Ja dat denk ik. Ik vind ook dat je daarop gefocust moet zijn. Mensen hulp verlenen, mensen terzijde staan, en boeven vangen natuurlijk. Op macro-niveau zijn wij een soort ordenende, stabiliserende factor in de samenleving. Mensen zien dat ook zo. Er wordt de laatste tijd heel negatief over de politie geschreven. Maar het is toch zo dat als je naar de vertrouwensindex van het CBS kijkt, de politie altijd sky high scoort, hoger dan andere publieke organisaties. Ik denk dat dat toch te maken heeft met een diep gevoel van mensen dat als het erop aankomt, de politie komt helpen en beschermen”.

Eigenstandige professionaliteit

Van Hoorn vertelde over de vernieuwingen die hij heeft ingevoerd – persgesprekken en avonden waarop agenten komen vertellen wat ze hebben meegemaakt – en over de moeilijke momenten, waaronder de schietpartij in het winkelcentrum in Alphen aan den Rijn waarbij zes mensen werden gedood en zeventien gewond en de dood van het driejarige meisje Savanna. Hij vertelde ook over hypes, framing, de strijd om de beeldvorming en de gevolgen daarvan voor de samenleving.
Hij vindt dat de politie niet aan de leiband moet lopen van het bevoegd gezag, hoewel de politie wel ondergeschikt is aan het bevoegd gezag: “We moeten ons daarnaar richten, maar daarmee is niet alles gezegd. Je kunt dat op twee manieren doen. Als het bevoegd gezag zegt wat we moeten doen, dan gaan we dat doen. Dat is de ene manier. De andere manier is dat je vanuit een eigenstandige professionaliteit in het gesprek met het bevoegd gezag mee kan bepalen wat goed is. Daaronder valt ook het vele werk, waarover het bevoegd gezag zich nooit direct uitspreekt. Ik kan je verklappen dat als we de eerste houding aannemen en uitsluitend doen wat het bevoegd gezag vraagt, dan gaat het niet goed in Nederland. Wij doen heel veel dingen waar het bevoegd gezag niet over nadenkt of geen weet van heeft en dat is ook maar goed. Maar dat neemt niet weg dat het bevoegd gezag soms ook terecht bepaalde dingen gerealiseerd wil zien.
In mijn boek Sturen op vertrouwen heb ik een heel hoofdstuk gewijd aan onze omgang met de samenleving. Ik vind dat wij gericht moeten zijn op het verwerven van vertrouwen vanuit heel de samenleving”.

Klik hier voor het hele verslag van het interview met Jaco van Hoorn: Vertrouwen en intermenselijke relaties met burger cruciaal voor goede politie: https://beroepseer.nl
De werksessies van Vitale Lokale Samenlevingen hebben o.m. tot doel te weten te komen wat sociaal voortrekkers beweegt, wat voor motieven zij hebben en hoe zij hun initiatief weten te realiseren.

Op de foto bovenaan: Thijs Jansen (rechts) interviewt Jaco van Hoorn

Interview met Fred Beekers en Rob Kars over Resto VanHarte

vanharte werksessie kars beekers jansenResto VanHarte vierde in september 2015 het tienjarig bestaan. Op de 34 locaties door heel Nederland waar een resto is gevestigd vonden lustrumfeesten plaats. Begonnen als een burgerinitiatief, staat het nu model voor de manier waarop een sociaal ondernemer zijn idee in de praktijk brengt: een restaurant als ontmoetingsplek waar buurtbewoners tegen een laag bedrag kunnen genieten van een goede maaltijd. Doel: het tegengaan van eezaamheid in de wijk.
Fred Beekers was te gast in Tilburg in wijkcentrum Het Kruispunt, waar een Resto VanHarte is gevestigd voor een werksessie van Vitale Lokale Samenlevingen. Thema van de bijeenkomst was: Aan de slag tegen eenzaamheid en sociaal isolement.

Beekers is initiatiefnemer van Resto VanHarte en tien jaar directeur geweest. Zijn opvolger Rob Kars is met hem meegekomen. Beiden worden geïnterviewd door Thijs Jansen van Stichting Beroepseer over onstaan, doel en toekomst van Resto VanHarte in aanwezigheid van circa dertig vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, stichtingen, gemeentelijke beleidsmedewerkers, projectleiders, een rijksambtenaar, een vrijwilliger en een adviseur.

“Ons logo kwam twee keer in beeld”

Het eerste VanHarte restaurant werd geopend in Den Haag in 2005 in Vadercentrum Adam, een multicultureel buurthuis voor vaders. Beekers is dan al geruime tijd bezig geweest met de voorbereidingen. In de loop van 2005 en 2006 kwamen er acht resto’s bij. Drie in Den Haag, waaronder een voor kinderen, twee in Amsterdam, twee in Rotterdam en een in Leeuwarden. Beekers schreef een handboek, het VanHartehandboek met daarin de restaurantformule. Er kwam van alle kanten publiciteit; kranten en televisie zochten contact voor interviews en reportages; koning Willem-Alexander en koningin Máxima zijn op bezoek geweest. Máxima heeft beloofd bij de opening van de vijftigste resto weer te komen.
Najaar 2015 was Beekers erg in zijn nopjes met een historische overzichtsfilm, vertoond tijdens de slotviering van 200 jaar Koninkrijk in Carré in Amsterdam: “Ik zat te kijken en verdorie, wij kwamen voor in de film. Ons logo kwam twee keer in beeld”.

Het oorspronkelijke gevoel heeft Beekers na tien jaar nog steeds, zegt hij. Hij is zich erg bewust van zijn motieven waarom hij met Resto VanHarte is begonnen. Hij kan slecht tegen onrecht en eenzaamheid: “Alleen eten vind ik verschrikkelijk. Als ik terugkijk dan moet dit project een totale begeestering van mij geweest zijn. Ik moest en zou dit doen. Ik was blijkbaar zeer diep geraakt en een heilig vuur had zich van me meester gemaakt. Dat voelen mensen dan. Ik had ook een onderwerp, isolement en eenzaamheid. VanHarte raakt een snaar in de samenleving. Hoe noemde Fortuyn dat ook al weer? De verweesde samenleving. Niet alleen is eten van belang bij VanHarte, maar ook de vrijwilligers die meedoen en erbij willen horen. En wat ook belangrijk is: het was van begin af aan de bedoeling dat de eettafel niet in een armoedige setting kwam te staan. De maaltijd en de bediening moest van goede kwaliteit zijn, de aankleding aantrekkelijk, met een mooi tafelkleed, mooi servies en mooi bestek”.

Social franchising

Beekers is als directeur opgevolgd door Rob Kars, maar blijft voor Resto VanHarte enkele dagen per week werken als ambassadeur van Resto VanHarte. Een nieuwe directeur komt natuurlijk ook met nieuwe plannen. Rob Kars doet dat met élan. Hij barst van de ideeën en introduceert graag een nieuwe manier van ondernemen die uitermate geschikt is voor de toekomst: social franchising. Franchise wil in de zakenwereld zeggen: het huren van rechten van een ander bedrijf.

Kars daarover: “Als je uitgaat van wat Fred in tien jaar heeft lopen uitdokteren, de formule en de methodiek die hij heeft vastgelegd in het VanHartehandboek, dan kan je dit zien als gematerialiseerde kennis. Deze kennis kan je overdragen aan derden. Maar je wilt ook dat je normen en waarden, je doelstelling en missie recht overeind blijven staan. Die kun je vastleggen in een overeenkomst waarin juist deze waarden zijn vastgelegd naast de operationele aspecten. Een dergelijk model, waarbij het niet zozeer om het geld gaat noem ik social franchising. Dat betekent de facto dat als een wijk, een buurt of een zorgingsinstelling zegt: ik wil ook een Resto VanHarte in mijn omgeving, dan kunnen wij je onder voorwaarden leren hoe je het moet doen. In mijn gedachte is de exploitatie dan een verantwoordelijkheid van de wijk zelf en verschuift de professionele VanHarte-organisatie naar de rol van inspirator, initiator en facilitator”.

huub glasHet is de bedoeling dat in steden waar Resto VanHarte nieuw begint in de komende jaren het nieuwe social franchise-model wordt ingezet: “Per locatie gaan we kijken op welke manier dat het beste past”.

De op deze bijeenkomst eveneens aanwezige manager van het Resto VanHarte in Tilburg, Huub Glas, vertelt in het kort over het runnen van een resto, de rol van vrijwilligers en wat voor mensen er in zijn resto komen eten. Een interessante, multiculturele ervaring uit de praktijk stemt tot nadenken. Resto VanHarte zit echt middenin de samenleving, zo blijkt. Glas: “Je gaat langzamerhand doorkrijgen hoe de sociale processen in de wijk en tussen mensen verlopen. Dat is ongelooflijk leerzaam”.

Klik hier voor het hele verslag van het interview met Fred Beekers en Rob Kars over Resto VanHarte en het tegengaan van eenzaamheid en sociaal isolement: https://beroepseer.nl
De werksessies van Vitale Lokale Samenlevingen hebben o.m. tot doel te weten te komen wat sociaal voortrekkers beweegt, wat voor motieven zij hebben en hoe zij hun initiatief weten te realiseren.

Op de foto bovenaan: Thijs Jansen (rechts) interviewt Fred Beekers (midden) en Rob Kars
Foto onder: Resto VanHarte in Tilburg, gevestigd in wijkcentrum Het Kruispunt

resto vanharte in tilburg

Impressie Lancering boek Het alternatief voor de zorg in gebouw ‘Het hart van de gezondheidszorg’

alternatief zorg 8 vvaaNa negen maanden van voorbereiding wordt op 17 november 2015 het boek Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie gelanceerd in het gebouw van de vereniging voor zorgprofessionals VvAA in Utrecht dat de zinrijke naam heeft meegekregen: In het hart van de gezondheidszorg.
Herman van Hemsbergen, voorzitter van de hoofddirectie van VvAA heet de ruim tweehonderd aanwezigen onder wie de vier redacteuren van het boek welkom: Herman Suchies van de Vereniging Praktijkhoudende Huisartsen en lid van het comité Vrije artsenkeuze; Jos de Blok, directeur van Buurtzorg Nederland; Lewi Vogelpoel, radiologe, VvAA-lid en lid van het comité Vrije Artsenkeuze, en Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer.
Speciaal uitgenodigd zijn patiënten en zorgverleners die een bijzondere plaats hebben gekregen in het boek. Want, aldus Van Hemsbergen: “Om u draait het boek”. Hij vertelt dat hij een tijdje geleden op een bijeenkomst was waar werd verteld “dat de zorgverzekeraars de spil van de gezondheidszorg zijn. Toen dacht ik, oké, dan weet ik ook waar al die problemen vandaan komen. Wij denken dat het om de patiënt gaat en de relatie tussen de patiënt en de zorgverlener”.

De VvAA was oorspronkelijk een financiële onderneming, 91 jaar geleden opgericht door een huisarts, een tandarts en een dierenarts, maar heeft zich langzamerhand ontwikkeld in de richting van een maatschappelijke onderneming: een brede dienstverlener in de gezondheidszorg met bijna 120 duizend leden.
Eind 2014 maakte de VvAA zich in een campagne sterk voor behoud van de vrije artsenkeuze die dreigde te worden afgeschaft: “Een belangrijke gebeurtenis. Er is een groot veld aan instellingen en professionals ontstaan die zich allemaal op dezelfde manier uitspraken (…) Die ontwikkeling staat er model voor dat we ernaar streven een actieve rol te spelen in wat wij noemen: het beter maken en het beter laten worden van de zorg”.
Van Hemsbergen wijst er overigens later nog eens op dat het gevaar van afschaffing van de vrije artsenkeuze nog niet is geweken: “Er komen nieuwe aanvallen in dezelfde richting”.

Er moet iets substantieels veranderen

Wat hem betreft raakt zijn collega Kees Brouwer in een film de kern waarom het gaat. Brouwer zegt daarin: Als je patiënt bent en je zit tegenover de zorgverlener dan wil jij dat jij op dat moment de belangrijkste persoon bent voor die zorgverlener.
“Wat we ook belangrijk vinden”, vervolgt Van Hemsbergen, is “dat die zorgverlener zijn vak autonoom kan beoefenen. Dat hij zijn eigen afweging kan maken, samen met de patiënt, en dat hij daarbij zo weinig mogelijk gehinderd wordt door regels die achter bureaus voor heel intelligente mensen bedacht zijn en die niet elke dag met hun voeten in de modder van de gezondheidszorg staan”.

Dat autonome aspect is een belangrijk onderdeel en, voor een groot deel ook de aanleiding, geweest om het boek te maken. Van Hemsbergen besluit zijn introductie met een compliment voor Thijs Jansen, initiatiefnemer van het boek die op zijn beurt vertelt over het ontstaan van het boek. Het idee daarvoor kwam in hem op in december 2014, de periode waarin Edwin Brugman, directeur Kennismanagement en Netwerken van de VvAA druk bezig was met twitteren over de vrije artsenkeuze: “Het viel mij op dat de VvAA in toenemende mate een kritische positie innam ten opzichte van het heersende zorgstelsel. Ik dacht, er moet meer gebeuren dan de vrije artsenkeuze (…) er moet iets substantieels veranderen in het stelsel. Want zo kan het niet meer”.
In het boek is te lezen waarom het niet langer meer kan op de huidige manier. Hoe het dan wel moet? In het boek staan vele wegen – alternatieven – aangegeven die je zou kunnen bewandelen om de menselijke maat terug te krijgen in de zorg.

Uitreiking Het alternatief voor de zorg

De eerste exemplaren van Het alternatief voor de zorg worden door Jos de Blok uitgereikt aan drie duo’s – een arts en een patiënt – die voor het boek zijn geinterviewd. Hij vertelt dat men overal op zoek is naar manieren van werken waar je als vakman of vakvrouw tevreden over kunt zijn en en waar je trots op bent: “Ik zat vanmorgen in Brussel bij mensen van de Europese Commissie. Zij zitten zelf ook te zoeken naar hoe je anders kan organiseren. Volgens mij is het heel simpel. Ik vroeg: praten jullie nog wel eens met patiënten? Als je alleen maar met elkaar blijft praten, dan gaat het echt niet veranderen (…) Hoe het wel kan, daar biedt dit boek een mooie bloemlezing voor aan. Al die verhalen die erin staan raken mensen en die gaan het hele veld veranderen de komende tijd. Dat kan ik nu al voorspellen. Het is een kwestie van tijd. Die tijd is allang begonnen. We proberen door het boek, met name geïnspireerd door Thijs die het allemaal bij elkaar bracht, te laten zien, dat het eigenlijk alleen nog maar moet gebeuren en dat wij best de politici en de verzekeraars daarbij willen helpen. Een beetje van de toren afkomen en luisteren op de plekken waar mensen problemen hebben”.

Goede tips

De Blok verwijst nog naar het Slotmanifest in het boek. “Het is geen protestbrief (…) We hebben een aantal tips voor beleidsmakers en mensen die ermee bezig zijn. Als je nu een beetje van dit en dat doet, wordt het voor iedereen een stuk makkelijker. Een tip gaat over de relatie tussen zorgvrager en zorgverlener. Daar gaat het om. We gaan proberen de kwaliteit voor de kosten te zetten. Dat leidt vanzelf tot besparingen. Het systeem zit nu zo in elkaar dat de nadruk valt op de kosten. Als je de goede dingen doet, leidt dat tot lagere kosten. Als je daarop vertrouwt, hoef je minder lijstjes bij te houden. Het is te gek voor woorden wat er allemaal gerapporteerd moet worden. En niemand doet er iets mee (…) Er gebeuren prachtige dingen natuurlijk. Maar er zijn af en toe teveel belemmeringen en er gaat teveel geld – en dat frustreert mij het meest, honderden miljoenen, miljarden – aan dingen op die voor niemand iets opleveren. Dat zouden we weg moeten strepen”.

alternatief zorg vier redacteuren 2De redactie van Het alternatief voor de zorg. V.l.n.r. Lewi Vogelpoel, Herman Suichies, Jos de Blok en Thijs Jansen

De Blok heeft nog een tip, voor de komende Kerstperiode: Lees deze dikke pil, waar je niet omheen kan, en dan …”komen er in januari in de Tweede Kamer voorstellen die je je niet had kúnnen voorstellen!”
Een andere tip komt van patiënte Ingrid Balsma en haar behandelaar Alec Malmberg. Goed luisteren zonder vooroordelen, bespaart volgens hen veel ellende en tijd: “Als je een compleet plaatje hebt van de persoon waar het om gaat, dan kan je ook de juiste zorg aanbieden”.
Tot slot merkt Thijs Jansen op dat het boek tot doel heeft het terugbrengen van vertrouwen in het zorgstelsel. Dat is nodig, en dat willen mensen ook, vooral sinds de protesten eind 2014 tegen afschaffing van de vrije artsenkeuze en de beweging van het Roer moet om, begonnen door een groep artsen die in maart 2015 in een manifest eiste dat politiek en verzekeraars een andere koers moeten gaan varen.

BNR Zorgdebat

Na de uitreiking van Het alternatief voor de zorg, begint om half acht in hetzelfde gebouw van de VvAA het BNR zorgdebat onder leiding van Harmke Pijpers dat live op internet en via de radio te volgen is. Aan het debat nemen deel, naast Jos de Blok: Francis Bolle, adviseur bij de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN); Kars Hazelaar, bestuursvoorzitter van thuiszorgorganisatie Opella; Gonda Hervaud, auteur van Een kop geeft geëtter; Jan Kimpen, kinderarts en voorzitter van de raad van bestuur van het UMC Utrecht; Bart Meijman, huisarts in Amsterdam en initiatiefnemer van Het roer moet om; Angela Poort, voorzitter van Vereniging Ouders, Kinderen en Kanker (VOKK).

Pijpers begint het debat met verwijzing naar een recent onderzoek van de VvAA, waaruit blijkt dat zorgverleners hun relatie met de patiënt typeren als volgt: hartelijk, betrokken, empathisch, belangstellend, vriendelijk, laagdrempelig, zorgzaam, transparant, oplossingsgericht, gemoedelijk, begripvol. 63 Procent van de zorgverleners geeft de relatie een acht. Maar de tijd die men zo gezellig, empathisch en oplossingsgericht met elkaar doorbrengt, aldus Pijpers, is wel drastisch gedaald. 70 Procent zegt dat de tijd in de spreekkamer veel korter is geworden vergeleken met tien jaar geleden. En 96 procent ervaart veel meer regeldruk. Dus niet een beetje meer, maar veel meer. En ook zegt de helft van de zorgverleners dat de patiënten wantrouwender zijn geworden. Ofwel, het imago van de zorg wordt er bepaald niet beter op.
Hoogtijd dus om het tij te keren. Een uitspraak van Gorbatsjov, aangehaald door Thijs Jansen kan ons aansporen daar een beetje tempo in te maken: “De geschiedenis leert ons dat als de tijden rijp zijn voor verandering en de overheid weigert of niet in staat is te veranderen, de samenleving begint te ontbinden of er een revolutie begint”.

omslag het alternatief voor de zorg kleinHet alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucatie is dankzij de medewerking van verschillende organisaties en mensen tot stand gekomen. We noemen onder andere de vereniging voor zorgprofessionals VvAA met materiële en immateriële ondersteuning. De Vereniging van Praktijkhoudende Huisartsen (VP Huisartsen). Salmaan Sana, mede-oprichter van de beweging Compassion for Care die vier artsen bereid heeft gevonden om een interview te geven samen met een van hun patiënten. Eric Smit en Eelke van Ark van Follow the money, het multimediaal platform voor financieel-economische onderzoeksjournalistiek.

Het boek is ingedeeld in drie delen. Deel I gaat over de keerzijden van het huidige zorgstelsel. Deel II gaat over het alternatief: humaniteit boven bureaucratie. Deel III bevat het Slotmanifest met tips: Beroepseer + zorg op maat = het alternatief.
Het alternatief voor de zorg is het zevende boek in een serie over Beroepseer. In 2005 verscheen het eerste deel, Beroepszeer. In 2009 volgde Beroepstrots (ook in het Engels verschenen) en in 2010 Sturen op vertrouwen. In 2012 volgde Gezagsdragers, in 2013 Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! In 2015 is er een internationale versie van verschenen, Flip the system, en een vervolg Het alternatief II – De ladder naar autonomie.
Klik hier voor de volledige inhoudsopgave van
Het alternatief voor de zorg.

 alternatief zorg 9 van hemsbergen alteratief zorg jos de blok
Links: Herman van  Hemsbergen van VvAA. Rechts: Jos de Blok reikt de eerste exemplaren uit aan in het boek geinterviewde patiënten en hun hulpverleners.
Foto onder: Thijs Jansen stelt nog een paar vragen.
alternatief zorg thijs jansen groep
alternatief zorg 2 alternatief zorg 5a
Hier poseren zij bij elkaar, met helemaal rechts bovenaan Thijs Jansen, met naast hem Jost de Blok. Rechts Maja van der Zijden, auteur van De serviceknoop, het managen van diensten en dienstverlening. Zij ruilde haar boek voor Het alternatief en schreef voor Thijs Jansen voorin: “Alle kleine beetjes helpen, en als dat niet genoeg is, gaan we voor de revolutie. Want de verandering is er al!”.
 alternatief zorg eelke van ark alternatief zorg harmke pijpers
Tijdens het debat stelt medewerkster Eelke van Ark een vraag. Zij schreef o.a. het hoofdstuk Hoeveel geld en tijd de zorgbureaucatie kost. Rechts Harmke Pijpers.
altlernatief zorg alan ralston binjamin heyl alternatief zorg suchies signeert
Links psychiater Alan Ralston. Hij schreef Overpeinzingen bij een gewone werkdag in de geestelijke gezondheidszorg. Naast hem Binjamin Heyl die in het boek antwoord geeft op de vraag of verpleegkundigen hun stem wel voldoende laten horen. Op rechter foto geheel rechts Herman Suichies, een boek signerend voor Koos Dirkse naast hem. Suichies schreef o.a. over Huisartsenzorg, de afgelopen 25 jaar. Dirkse blogt over het ombuigen van het zorgstelsel tot een betaalbaar systeem.
alternatief zorg lewi vogelpoel  alternatief zorg boeken boom
Links Lewi Vogelpoel in gesprek. Ondertussen werd het steeds drukker bij de balie waar uitgever Boom uit Amsterdam een stand had ingericht met heel veel exemplaren van Het alternatief voor de zorg.

Bekijk de fotoserie van VvAA van de boekpresentatie Het alternatief voor de zorg op Flickr: www.flickr.com

Voetbal als leerrijke omgeving

eelco koot 3Eelco Koot is docent aan de Hogeschool Utrecht bij de opleiding Sociaal Juridische dienstverlening. Hij heeft ook een voetbalachtergrond waarover hij graag vertelt. Bijvoorbeeld dat bij zijn geboorte de voetbaltas van zijn vader onder het bed stond.
Sinds hij het onderwijs is ingegaan, is hij altijd blijven zoeken naar de verbinding tussen de praktijk en een leerrijke omgeving voor studenten. Die verbinding vond hij in de voetbalwereld.

Tot zijn 33ste heeft Koot gevoetbald bij V.V. De Meern. Toen zijn zoon op zijn beurt begon met voetballen ging Koot op een andere manier naar de voetbalwereld kijken. Hij besefte dat wat er zich in de maatschappij afspeelt, op het voetbalveld is terug te vinden.
Met dit inzicht zag hij kans iets nieuws neer te zetten in het onderwijs. Bij het lectoraat Participatie en maatschappelijke ontwikkeling aan de hogeschool begon hij met lector Stijn Verhagen de projecten Verbinden door voetbal en Trainerskracht. Daarin staan centraal burgerschapscompetenties in de ruimste zin van het woord, alsmede het bevorderen van participatie en contacten tussen groepen.

Doel van het in 2014 gestarte Trainerskracht is kwetsbare jongeren tussen 15 en 27 jaar opleiden tot voetbaltrainer van kinderen en erop toezien dat deze jongeren zich op andere leefgebieden – op school, op het werk en in de vrije tijd – goed kunnen ontwikkelen. De jongeren worden begeleid door een combinatiefunctionaris van V.V. De Meern en stagiaires van de hogeschool.

Onze maatschappij is momentel hard aan het zoeken naar wat participatie inhoudt. Sport kan een belangrijke rol spelen in het vinden van antwoorden. “Alles wat in de politiek gaande is richting transitie en de participatiesamenleving – mensen in hun kracht zetten – zie je terug in de voetbalwereld”, aldus Koot.
Aan de hand van voorbeelden – van o.a. twee achttienjarige jongens uit Eritrea die net zijn begonnen aan een MBO-opleiding – schetst Koot op welke manieren sport een maatschappelijke en educatieve rol speelt. Jongeren die ruzie kregen met elke leerplichtambtenaar leren met Trainerskracht structuur en omgaan met een andere generatie; de studenten leren in de praktijk wat contact met cliënten inhoudt.

Interview met Barend Rombout over effectieve armoedebestrijding en basisfatsoen

barend rombout en thijs jansenIn het voormalige kantoor van het openbaar vervoerbedrijf RET in Rotterdam Zuid luisteren bijna vijftig mensen naar Barend Rombout die door directeur Thijs Jansen van Stichting Beroepseer wordt geïnterviewd over effectieve armoedebestrijding. Bij aanvang blijkt al direct dat we hier in de aanwezigheid verkeren van een soeverein sociaal ondernemer die steeds op zoek is naar samenwerking met anderen. Anders lukt het niet armoede aan te pakken in een stad met 38.000 bijstandsgerechtigden en 100.000 laaggeletterden.

Rombout is hoofd van Bureau Frontlijn dat oplossingen zoekt voor problemen in achterstandswijken rond gezondheidszorg, welzijn, onderwijs, jeugd, ouderen, armoede en werkloosheid. Frontlijn zet stagiairs in bij projecten. Een voorbeeld is de in de voormalige remise gevestigde Veldacademie waar studenten in samenwerking met onderwijsinstellingen onderzoek doen naar de praktijk van alledag. Voor het schooljaar 2015-2016 zijn er 165 stagiairs aangenomen.

Waarom werken met studenten? vraagt Thijs Jansen.
Rombout: “Toen we begonnen was het duidelijk dat we veel mankracht nodig hadden. Studenten moeten het vak leren en dat kunnen ze goed bij ons doen. Het bleek dat een student vrij makkelijk bij een achterstandsgezin binnenkomt. Het werkt laagdrempelig en dat hadden we niet direct gedacht. We dachten zelfs, dit wordt niks. Maar het werkte juist goed omdat er een proces van leren ontstaat. De hogeschool leert de theorie, de Antilliaanse moeder leert de praktijk. Als je die bij elkaar brengt op een goede manier, kan er een heleboel”.

Behalve de stagiairs heeft Bureau Frontlijn 65 professionals in dienst. De derdejaars studenten – in de leeftijd van 20 tot 29 jaar – krijgen van hen een training van twee weken, waarin ze al meegaan naar de gezinnen. In de dagelijkse praktijk doet de professional altijd de intake. Hij of zij bekijkt wat er aan de hand is. Daarna volgt een plan van aanpak.
Rombout: “Het is niet: ga maar wat doen. We werken heel gericht. Studenten kunnen dat ook. Meegaan met mensen naar een loket of een balie, een formulier goed invullen op de computer. Daar hoeven geen hoogopgeleide professionals voor worden ingezet. We moeten af van de ouderwetse hulpverlening vind ik. Studenten zijn flexibel. Ze worden opgeleid tot hulpverlener. Ze zijn ook trainer-coach van de mensen die ze hulp verlenen. Iemand die al dertig jaar in de hulpverlening werkt, vindt het moeilijk om te trainen en te coachen, maar met studenten lukt het wel”.

Basisfatsoen

Bureau Frontlijn staat per jaar tussen de 1000 en 1500 gezinnen bij voor perioden van enkele maanden tot een half jaar of langer indien nodig. Het sinds februari 2014 lopende project Moeders van Rotterdam bevat een intensief begeleidingsprogramma voor multiprobleemgezinnen voor de duur van drie jaar.

Rombout ergert zich regelmatig aan onfatsoenlijk gedrag, bijvoorbeeld een zwangere vrouw met kinderen het huis uitzetten omdat ze huurschuld heeft. De kosten voor de gemeenschap bedragen wel een ton. Het gezin moet worden opgevangen, de kinderen gaan niet meer naar school en moeten later weer naar een andere school. Er moet een ander huis komen dat weer moet worden ingericht. Ook dreig je een hoogzwangere vrouw met een CJIB boete*) van 1250 euro niet dat als ze niet snel betaalt, ze de cel in gaat.
“Er wordt niet gekeken naar de belangen van derden. Bepaalde dingen doe je gewoon niet, ondanks het feit dat zo’n zwangere vrouw het misschien verdient. Dat noem ik basisfatsoen. Je stopt ook niet iemands uitkering als er kleine kinderen in het gezin zijn. Zoiets vraagt om maatwerk”.

Wat Rombout wil is wat hij zelf noemt ‘voorinvesteren’. De overheid doet het niet, maar dat zou wel moeten. Hij vindt dat er geen tekort is aan geld, maar dat er ongelooflijk domme dingen gedaan worden met het geld.
Een ander voorbeel van basisfatsoen is mensen niet dakloos maken. Dat hebben we afgesproken met elkaar: “We zijn een fatsoenlijk land. We hebben een Wmo**). Niemand slaapt in Nederland onder een brug. Je kan je huis worden uitgeslagen door je partner, dan meld je je bij de gemeente en dan krijg je onderdak. Basisfatsoen is ook, als je helemaal niks te makken hebt en niemand kan je helpen, een inkomen. We kunnen allemaal zelf een keer, door een ongeluk of overlijden van een partner, in zo’n situatie terecht komen. En als je hiernaar vraagt, binnen de sociale diensten en bij alle collega’s, dan zeggen ze exact hetzelfde als ik nu zeg, alleen in de uitvoering wordt het moeilijk. We blijven soms met papier schuiven, of voelen de druk van bovenaf. Als ik aan de wethouder vraag: is dit nu de bedoeling, zegt hij ook nee. Maar we willen de club van 38.000 mensen in de bijstand wel een beetje kleiner maken. Dus spreken we in grote lijnen beleid af, maar daar hoort natuurlijk wel maatwerk bij”.

‘Organisatorische inteelt’

Rombout heeft last van wat hij noemt ‘organisatorische inteelt’: “We zetten binnen de overheid allemaal dezelfde mensen die hetzelfde denken op dezelfde plekken neer. En wie wordt er manager? Degene die niet lastig is geweest. Dat is niet de bedoeling, je moet juist iemand manager maken die lastig is. Die persoon doet misschien niet alles goed – ik doe ook niet alles goed – maar ik zeg wel: ik laat een ander geluid horen en daar kan je in ieder geval over nadenken. Dat gebeurt dus niet. Je denkt niet meer na als iemand zegt: ja baas, je hebt gelijk. Je moet soms tegengas geven”.

In plaats van eindeloos praten over procedures en theorieën, laat Rombout zien dat met gezond verstand veel problemen kunnen worden opgelost. Doen verandert gedrag, is zijn overtuiging. Een voorbeeld: “Ik kom bij een moeder en zeg: trek je jas aan, neem de kleine, we gaan even goedkoop fruit halen op de markt. Aan het eind van de middag kun je daar voor een euro heel veel fruit kopen. Daarna gaan we dat lekker opeten; je maakt er een beetje een feest van. Zo moet het. Dan heb je ze in beweging, ze hebben iets gedaan en dan komt er verandering. Dat moet je wel even volhouden. Je kunt wel hele verhalen houden over rust, reinheid en regelmaat, maar je kunt ook twee vellen papier nemen, een met straf en een met beloning. Dan zeg je: zo gaan we het doen. Weet je waarom? We hebben namelijk hetzelfde belang”.

De kracht van de eenvoud

Deze ‘handelingsgerichtheid’ van Rombout staat in scherp contract met de wereld van beleidsmakers die vaak vanaf grote afstand van de dagelijkse werkelijkheid protocollen en procedures voorschrijven die in de praktijk nauwelijks werkbaar zijn voor uitvoerders. Als gevolg hiervan spreken we tegenwoordig over de systeemwereld en de leefwereld en de kloof die er tussen beide is. Iemand als Rombout vormt een brug tussen beide werelden. Zulke mensen hebben we nodig, aldus Gabriël van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg, in zijn slotbeschouwing aan het eind van de bijeenkomst: “Mensen die weten hoe het apparaat werkt, die weten hoe een arm gezin in elkaar zit en die zich in de twee werelden kunnen bewegen”.

Barend Rombout heeft in het oude RET-kantoor met veel overtuiging laten zien wat de kracht van de eenvoud vermag in de bestrijding van armoede en ellende. Pas als je de werkelijkheid ziet zoals ze is, kun je beginnen met het wegwerken van obstakels, is de wijze les die we kunnen trekken uit Rombouts verhaal.

*) CJIB = Centraal Justitieel Incassobureau
**) Wmo = Wet maatschappelijke ondersteuning

Lees het hele verslag van het interview met Barend Rombout over effectieve armoedebestrijding: https://beroepseer.nl

Op de foto: Thijs Jansen (rechts) interviewt Barend Rombout

Het alternatief voor de zorg

lewi vogelpoel 2Lewi Vogelpoel, radioloog in een regionaal ziekenhuis, vindt dat er een alternatief voor de zorg moet komen, een ander zorgstelsel. Het huidige tast volgens haar de kern van de zorg aan. Kosten en baten-analyses, risicoselectie en controle krijgen prioriteit. Mensen raken waarden kwijt die niet in geld zijn uit te drukken: solidariteit, menslievendheid, privacy en vrije keuze. Zorgverleners worden steeds meer gereduceerd tot uitvoerders van de zorgverzekeraars en krijgen steeds minder te vertellen over de kwaliteit van hun eigen beroep.

Vogelpoel maakte deel uit van het comité Vrije artsenkeuze dat in december 2014 een manifest opstelde tegen een wijziging in de Zorgverzekeringswet waardoor patiënten niet meer het recht hadden zelf een zorgverlener of zorginstelling te kiezen. Tegen de verwachtingen in stemde de Eerste Kamer op 16 december 2014 na hoofdelijke stemming tegen het wetsvoorstel. Met het manifest was een beweging op gang gekomen.
In juni 2015 kwam een groep huisartsen met het manifest Het roer moet om, gericht aan minister Schippers van Onderwijs, zorgverzekeraars en Kamerleden. Huisartsen willen ook een koerswijziging in het zorgstelsel. Geen marktwerking en geen concurrentie in de eerstelijnszorg maar samenwerking.

Tegenstellingen verscherpen zich in de zorg. Dat kan leiden tot een tweedeling in de maatschappij: arm versus rijk, ziek versus gezond, hoog- versus laagopgeleid, jong versus oud.
Een andere tendens is de aantasting van het beroepsgeheim van de arts en de privacy van de patiënt; ze moeten wijken voor steeds meer controlemaatregelen en sturingsdrift. Het gevolg is dat de patiënt zich niet meer vrij in de spreekkamer durft te uiten. Een goede vertrouwensband tussen patiënt en zorgverlener is essentieel voor behoud van het geloof in goede zorg.
Als artsen steeds minder de regie krijgen over hun eigen beroep, leidt dat onherroepelijk tot verlies van passie en gedrevenheid. Een ander gevolg is de enorme bureaucratie waarin zorgverleners dreigen te verdrinken.

De ontwikkelingen in de zorg kunnen ten goede keren. Vogelpoel ziet een alternatief in een nationale, solidaire zorgverzekering waarin alle zorg kan worden geregeld die wij als maatschappij nodig vinden. Arts en patiënt krijgen de regie terug over de zorg, privacy en beroepsgeheim worden erkend en gerespecteerd, vrije artsenkeuze wordt gewaarborgd. Het liefst ziet ze ook dat budgettering en vergoedingen door de overheid worden bepaald.
In november 2015 verschijnt in de boekenserie van Beroepseer de bundel Het alternatief voor de zorg – Humaniteit boven bureaucratie, onder redactie van Jos de Blok, Herman Suichies, Lewi Vogelpoel en Thijs Jansen.