Skip to main content

Alexandra Gabrielli

Interview met sociaal ondernemer Jan van Opstal over kwetsbaren in de samenleving

thijs jansen en jan van opstalSociaal ondernemer Jan van Opstal was te gast tijdens de eerste werksessie van Vitale lokale samenlevingen op 22 januari 2015 in Den Haag, die als thema had ‘kwetsbaren in de samenleving’. Voor deze sessie was een twintigtal vertegenwoordigers uitgenodigd uit de vierhoek maatschappelijke organisaties, overheid, wetenschap en bedrijfsleven.
Jan van Opstal is voorzitter van Netwerk DAK, een landelijke organisatie voor inloophuizen, daklozenopvang, verslaafdenzorg en buurtpastoraat. Hij was uitgenodigd om in een interview te reageren op een zestal vragen, gesteld door Thijs Jansen van Stichting Beroepseer.

Voordat hij sociaal ondernemer werd, werkte hij als coördinator bij het Interkerkelijk Diakonaal Overleg (IDO), een koepel waaronder vier stichtingen met vrijwilligers leiding gaven aan inloophuizen, een afdeling schuldhulpverlening en een voedselbank. Bewust ging hij samenwerking zoeken met de reguliere hulpverlening van de gemeente om daarop een aanvulling te zijn. Het bleek dat bepaalde mensen met schulden niet door de gemeente werden geholpen vanwege de strakke regelgeving. Als je geen inkomen had, kon je ook geen traject volgen om je schulden af te lossen. De moeilijkste gevallen, mensen die totaal berooid waren en geen uitkering kregen, kwamen bij Van Opstal terecht.

Presentie

Van Opstel vertelt dat veel vrijwilligers in zorg en welzijn de presentiebenadering toepassen, een door professor Andries Baart uitgewerkte manier van hulp bieden waarbij met degene die hulp zoekt een relatie, of een verbond, wordt aangegaan, zonder enige vooringenomenheid en ook als het moeilijk is.
In 2009 werd Van Opstal directeur van het IDO. In die functie zou hij zich ontwikkelen tot een formidabele, gedreven ondernemer. Hij “gooide zich er helemaal tegenaan”, klopte bij derden aan om financiële steun, ging kortom fondsen werven voor “de stam waarvoor ik werk”.

Op de vraag wat voor eigenschappen een sociaal ondernemer moet hebben, antwoordt Van Opstal: “Je moet heel erg geloven in je zaak en offers durven brengen, ook persoonlijke. Durven afstappen op instanties en organisaties, en voor de troepen uit durven lopen. Dat gaf wel eens irritatie bij de overheid, maar ik heb daarvan gezegd: Hoor eens even, als wij alleen het spoor blijven volgen wat jullie hebben uitgestippeld, komt er niets overeind.”

Volgend op het interview met Van Opstal gaf Barend Rombout een reactie. Rombout is directeur van Bureau Frontlijn, een projectbureau van de Gemeente Rotterdam dat nieuwe oplossingen zoekt voor problemen in achterstandswijken.
Voor kwetsbare mensen iets doen, wordt steeds moeilijker, zei hij. Hij vreest dat daklozen en psychiatrische patiënten afhankelijk worden van liefdadigheid. “En, wie gaat de mensen in arme wijken helpen? Niet de buurman, want die kan het ook niet”.
Ook heeft Rombout kritiek op de houding dat alles wat we doen financieel wordt gestuurd: “De overheid is al jaren aan het financieel sturen. Ze stuurt niet met doelen, waarden of normen, ze stuurt met financiën”.

Voortrekker in een opkomende beweging

In een korte reflectie aan het eind van de bijeenkomst zei Gabriël van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg, dat een ondernemende figuur als Jan van Opstal, iemand met een doel, een ideaal en een flinke dosis doorzettingsvermogen een voortrekker is en een voorbeeld van de ingrijpende veranderingen die er momenteel gaande zijn in de maatschappij.
Van Opstal maakt deel uit van een opkomende beweging van een soort radicaal humanisme, of radicale compassie, die zich niet afvraagt of hulp effectief is of wat oplevert, maar die gewoon hulp biedt op plaatsen waar het nodig is. En dan hulp op een persoonlijke, directe manier, die van de presentiebenadering.

Het is een beweging die tegenover de dominante financieel/economische visie van stimulans, prikkels en dwang van het bureaucratische systeem staat. Niet het geld en de sturing voeren de boventoon maar eerder het vertrouwen dat mensen uit zichzelf aandacht schenken aan hun omgeving en zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun gemeenschap, de plek waar het echte leven wordt geleefd en waar men in klein verband er iets van wil maken.
Lees het hele interview met Jan van Opstal over Kwetsbaren in de samenleving: klik hier.

Foto: Thijs Jansen (links) interviewt Jan van Opstal

 

De visuele kant van politiegezag

heidi de mare 2.1De burger ziet in één oogopslag of een politieman of -vrouw gezag heeft of niet. Maar hoe ziet de burger dat? Hoe belangrijk is die eerste indruk? Om een antwoord te vinden op die vraag gaf het programma Politie & Wetenschap opdracht tot een onderzoek, dat werd uitgevoerd door Heidi de Mare, directeur van het Instituut voor Maatschappelijke Verbeelding. Zij vertelt hoe zij in samenwerking met anderen een test heeft ontwikkeld om vast te stellen welke visuele kenmerken van politiemensen bijdragen aan hun gezag. Deze beeldtest werd aan 1750 burgers tussen de 16 en 75 jaar voorgelegd.

De resultaten van het onderzoek zijn verrassend te noemen. Gebleken is dat individuele verschillen als geslacht, etnische achtergrond, tatoeages of kapsel nauwelijks een rol spelen. Anders gezegd, burgers in Nederland discrimineren nauwelijks als het gaat om persoonlijke kenmerken.
Deze uitkomst gold voor alle respondenten, en dat is eigenlijk merkwaardig. Doorgaans blijkt in een sociaal-wetenschappelijk onderzoek dat de achtergrond van de respondenten – opleiding en inkomen – bepalend zijn voor het toekennen van waarden.
Heidi de Mare gaat ook in op het verschil tussen macht en gezag. Lang was het zo dat iemand met macht ook gezag had, maar tegenwoordig is dat niet meer het geval in onze samenleving. Met deze spanning heeft de politie dagelijks te maken. Aan de ene kant handhaven, aan de andere kant hulp bieden.

Wat kan er worden gedaan met de resultaten van het onderzoek? Bij werving van politiemensen kan het nuttig zijn niet alleen te letten op motivatie, maar ook op natuurlijk gezag dat al aanwezig is. Maar, houding kan ook getraind worden. Dat geldt in wezen ook voor andere beroepen. Gezag heeft te maken met beroepstrots, je professionele werk. Aan de ene kant is er distantie, aan de andere kant mensen behulpzaam zijn. Denk hierbij aan de zorg, het onderwijs, maar ook de rechterlijke macht en gemeenteambtenaren. Iedereen heeft te maken met burgers, iedereen wordt bekeken, het is goed te weten hoe gezagsuitstraling werkt.

Onderwijs is het vertellen van een verhaal

wim akkermans 2Wim Akkermans, gymleraar op een Haagse basisschool, zit 43 jaar in het onderwijs: “En nog steeds met plezier”. Hij vertelt wat er allemaal is veranderd tijdens zijn loopbaan. Van de intrede van de Mammoetwet en nieuwe onderwijsmethoden in de jaren zestig tot het afkalvend gezag van de leraar.

De kern van de verschuiving van de autoritaire leraar naar de leraar die kinderen begeleidt in hun leerproces illustreert Akkermans met een voorbeeld toen hij een wat trage groep kinderen aan het werk wilde krijgen. Dat gaf wat problemen bij de ouders, waarna een gesprek volgde. Aan het eind vroeg een ouder: “Dus de kinderen moeten precies doen wat u zegt?”.
Akkermans: “Inderdaad, zij moeten doen wat ik zeg. Het is eigenlijk net als in het verkeer. We maken een afspraak of we links of rechts rijden. Als we dat niet doen, wordt het een beetje een chaos”.
Als het gezag van de leraar wegvalt, dan neemt een aantal van de kinderen het gezag in de klas over: “En kinderen denken, zoals we weten, niet in de eerste plaats aan het algemeen belang”.

Akkermans schetst hoe we van een pedagogiek van “niet zo goed” – waarbij een compliment een uitzondering is – zijn overgestapt naar een pedagogiek van “goed zo, je bent een kanjer”, waarbij het kind hoog geprezen wordt bij alles wat het doet.
Terugtredend gezag, oké, geef de kinderen een kans. Maar, daar kun je het niet bij laten, vindt Akkermans. Er hoort ook een verhaald verteld waar kinderen in kunnen geloven. Aan de hand van een treffend voorbeeld geeft hij aan wat hij daar precies mee bedoelt.

Onderwijs geven is een beroep waarin je veel geeft, constateert Akkermans. Je bent met anderen bezig, het kost een heleboel energie. Als de vakantie dan in zicht is, ben je daar als leraar wel aan toe. Vandaar dat hij aan het slot zingend een ode brengt aan de vakantie, met guitaarbegeleiding (voor tekst van de song Vakantie! klik hier).

Hoe houden wij goed toezicht?

dick ruimschotel 2Waarom falen toezichthouders? Inspecties, de politie, de Nederlandsche Bank, accountants, Raden van Bestuur en Raden van Toezicht? Voorbeelden van falen zijn de kredietcrisis, de Vestia-affaire, het Ahold-boekhoudschandaal, het failliet van de scholenkoepel Amarantis, geweld tegen een grensrechter. De toezichthouder van de failliet gegane zorginstelling MeaVita zou “slapende rijk zijn geworden”. Dit is nog maar een greep uit de spraakmakende affaires van de afgelopen jaren.

Dick Ruimschotel, jurist en sociaal wetenschapper, heeft meer dan vijfentwintig jaar gewerkt in de wereld van toezicht en handhaving. Hij schreef een boek van 808 pagina’s over de vele aspecten van toezicht houden: Goed Toezicht – Principes van professionaliteit, democratie en good governance.

Ruimschotel vertelt wat we moeten doen om goed toezicht te kunnen houden. Maar eerst legt hij uit dat we niet alles zien wat er gebeurt, we zien alleen de incidenten. Dat is al erg genoeg, en verontrustend. Incidenten zijn een illustratie van gebrekkig toezicht en gebrekkig functioneren. Aan de andere kant zijn er mensen die heel goed toezicht houden, maar bij wie toch een incident plaatsvindt door een onbewaakt ogenblik.
De focus op incidenten heeft goede en kwalijke kanten. Er komt meer aandacht voor het functioneren van degenen die het werk doen, voor directies en voor het toezicht. Een kwalijk gevolg is dat men in een kramp raakt en de nadruk gaat leggen op formaliseren en juridiseren.
Ruimschotel pleit voor “een professioneel, adequaat toezichtsproces”: het formuleren van criteria van adequaat toezicht, taken benoemen en risico’s analyseren.
Met professionalisering wordt evenwel niet alleen iets technisch bedoeld. Even belangrijk is toezichtsmotivatie. Dat wil zeggen je verantwoordelijk voelen en betrokken zijn.

Volgens Ruimschotel is de toezichthouder niet de enige die verantwoordelijk is voor bijvoorbeeld de veiligheid van een gebied of het vermijden van risico’s. De verantwoordelijkheid voor goed functioneren van de samenleving dient breed te worden gedeeld. Niet alleen de overheid, maar ook private partijen behoren een rol te krijgen: non-gouvernementle organisaties met maatschappelijke waarden of consumenten- en vrijwilligersorganisaties.
Toezicht maakt deel uit van democratie en good governance. “Toezicht is van ons allemaal”, een maatschappelijk fenomeen waar we met elkaar vorm aan geven. In feite is het zo dat de wereld van toezicht aan elkaar hangt.

Lancering boek Loonfatsoen op toepasselijke locatie in Utrecht

Loonfatsoen boekenstapelHet eerste exemplaar van het boek Loonfatsoen – Eerlijk verdienen of graaicultuur, is op maandagmiddag 27 oktober 2014 aangeboden aan Sjoerd van der Velden van kantoor Bruggink & Van der Velden Advocaten en Belastingadviseurs in Utrecht. Op het kantoor, waaraan een hoofdstuk is gewijd in het boek, is een gedurfd businessmodel ingevoerd met een ultrademocratisch beloningsstelsel. Medewerkers stellen gezamenlijk hun eigen salaris vast. Van der Veldens kantoor was dan ook een uitgelezen plek voor de lancering van een boek dat aan de ene kant lonen bespreekbaar wil maken, en daarmee een taboe doorbreken, en aan de andere kant pleit voor een ethische discussie over rechtvaardig belonen.

Volgens Margo Trappenburg, een van de drie redacteuren van de bundel naast Thijs Jansen en Wout Scholten, is het de hoogste tijd voor een cultuurverandering waarin eerlijk verdienen een ideaal is dat we in praktijk kunnen brengen.

Loonfatsoen kunnen we aanleren

Trappenburg vraagt hoe een bestuurder of een bankier met een flitsende carrière op het idee komt, eenmaal aan de top, bescheiden te worden en geen graaier als zijn hele leven gericht is geweest op zoveel mogelijk geld verdienen? Je bent immers een ‘loser’ als je geen topsalaris nastreeft.
Om loonfatsoen te krijgen is het nodig dat er discussies gevoerd worden over lonen in morele termen in plaats van termen van markt en marktverhoudingen. Ook nadenken over de verhouding tussen hoge en lage beloning in een organisatie zou een mooi begin zijn van loonfatsoen. Laat een topbestuurder uitleggen waarom hij zoveel meer verdient dan de schoonmaker in zijn eigen bedrijf in plaats van zijn eigen hoge salaris te vergelijken met andere mensen in een andere organisatie. Hij kan bijvoorbeeld vertellen dat hij de schuld krijgt als het mis gaat en vierentwintig uur per etmaal zeven dagen in de week bereikbaar moet zijn.

Iedereen vindt het razend interessant wat we doen

 Loonfatsoen9a
 Sjoerd van der Velden

Het pleidooi voor loonfatsoen is niet uit de lucht gegrepen, maar kan praktijk worden, ook in sectoren waar we dat het minst verwachten: de advocatuur, het bankwezen en de accountancy. Drie vertegenwoordigers uit deze sectoren die hebben meegewerkt aan het boek vertelden over de stand van zaken in hun sector.

Sjoerd van der Velden legde uit wat hem had bewogen het anders te doen. Hij wilde jonge medewerkers een reële kans bieden op de ‘heilige graal’ van de advocatuur, namelijk aandeelhouder worden. Op zijn kantoor kan een medewerker als hij aan objectieve criteria voldoet aandeelhouder worden voor de duur van dertien jaar. Het businessmodel van Bruggink & Van der Velden kent geen piramidestructuur. Talent moet doorstromen en het openlijk bespreken van elkaars beloning is onderdeel van de bedrijfsfilosofie. In de praktijk betekent het dat het basissalaris bij Bruggink & Van der Velden relatief laag is, ongeveer tweederde van dat bij een vergelijkbaar kantoor. Aan het beperken van kosten wordt veel aandacht besteed en die beperking is misschien ook wel het motief geweest, aldus Van der Velden, het anders te gaan doen: “Iedereen vindt het razend interessant wat we doen, maar niemand doet ons model totnutoe na”.

Frank en vrij advies geven, zonder bijbedoelingen

Loonfatsoen5a
 Peter van der Slikke

Loonfatsoen = klantfatsoen. “Die twee dingen zitten een op een aan elkaar vast”, zegt ex-bankier Peter van der Slikke. “Als je geen fatsoenlijk loonbeleid hebt, heb je ook geen fatsoenlijk klantbeleid. Ergens moet het van betaald worden”.
In 2006 wilde Van der Slikke geen adviseur meer zijn bij de bank: “Ik werd door het systeem vermangeld tot een ordinaire dozenschuiver. Ik moest producten verkopen en mocht niet meer mijn vak van adviseur uitoefenen. Ik dacht, ik kap ermee. Ik wil mijn klanten recht in de ogen kunnen kijken en advies kunnen geven, frank en vrij, zonder bijbedoelingen”.

Van der Slikke is met een compagnon een eigen vermogensadviespraktijk begonnen met een ‘omgekeerd’ verdienmodel met als gevolg dat hij circa vijfenzeventig procent goedkoper is dan het gemiddelde van de markt. Ter illustratie van wat dat betekent, vertelt Van der Slikke dat op een bijeenkomst een hoogleraar aan een zaal met vermogensbeheerders vroeg wat ze zoal verdienden met een advies voor een vermogen van honderdduizend euro. Hij  reageerde prompt en zei: 320 euro plus BTW, waarop een achter hem zittende man opmerkte: ja per kwartaal zeker? Maar Van der Slikke’s tarief geldt per jaar: “Een goede vermogensbeheerder of adviseur behoort zijn best te doen de kosten laag te houden”.

Ook bij accountants roep om terugkeer van vakmanschap en beroepseer

 Loonfatsoen6a
 Margreeth Kloppenburg

Niet alleen in de bankenwereld, ook in de wereld van accountants is het behoorlijk onrustig geweest, vertelt Margreeth Kloppenburg. Manipuleren van jaarrekeningen en balansvervalsingen zijn misstanden die tot een diepe existentiële crisis bij de beroepsgroep hebben geleid en tot discussies over het bestaansrecht van de accountant.

Kloppenburg heeft gepeperde opvattingen die ze op congressen uiteenzet en waarover ze schrijft met als doel een koerswijziging van de sector: “Als een accountant integer zijn werk doet, kan hij daar toch een fatsoenlijke, gezonde boterham mee verdienen”. Voor het boek heeft Kloppenburg gesprekken gevoerd met individuele accountants die vinden dat het anders moet en kan. Terugkeer van vakmanschap en beroepseer klinken volgens haar steeds vaker en luider binnen de accountancygelederen. Er zijn accountants die werken met liefde voor hun vak en een voorbeeld zijn voor anderen. Zij verdienen geen exorbitant salaris en tonen geen graaigedrag. Een van de accountants had het zelfs over ‘ereloon’.

Een steen in de vijver veroorzaakt kringen

In de praktijk blijken beroepsgroepen traag met het aanbrengen van noodzakelijke veranderingen; verandering blijkt eerder afhankelijk van individuen die aan de bel trekken en het goede voorbeeld geven. Of een groepje individuen. Van der Slikke vertelt dat een groep van honderd bankiers heeft geprobeerd, totaan de raad van bestuur toe, een ander verdienmodel ingevoerd te krijgen. Ze wilden de kredietcrisis gebruiken als overstap naar een eerlijk en beter verdienmodel. Maar de bank durfde het niet aan: “Hoewel de gemiddelde bankier het inkomen heeft van een ondernemer, is hij in werkelijkheid allesbehalve ondernemer. Ze zijn veranderweigeraars en in feite erg conservatief”.

Ondertussen is er een zwijgende meerderheid die het ermee eens is dat de dingen anders moeten. Maar wat te beginnen tegen een machtig instituut, een machtig systeem? Als groep kun je staken, zoals de schoonmakers hebben gedaan, met goed resultaat.
“Wat kun je doen als individu? vraagt Thijs Jansen: “Ik hoop dat dit boek mensen zal bemoedigen in de verschillende sectoren iets te gaan veranderen. Een boek is natuurlijk nooit genoeg, maar een steen in de vijver veroorzaakt kringen”.

De sprekers hebben deze middag in elk geval laten zien dat er iets kan veranderen, met inzet van goede wil, loonfatsoen en klantfatsoen. Een in het boek geïnterviewde commissaris deed een memorabele uitspraak die ons ook een zetje kan geven: “Volgens mij werd er niet anders of minder hard gewerkt toen we die bonussen op managementniveau nog niet hadden”.

Loonfatsoen Eerlijk verdienen of graaicultuur, onder redactie van Margo Trappenburg, Wout Scholten en Thijs Jansen, is uitgegeven bij Boom Amsterdam, 244 pagina’s, € 24,50. Het is het zesde boek in de serie over beroepseer:  https://beroepseer.nl/loonfatsoen/

omslag loonfatsoen kl

Loonfatsoen bevat wetenschappelijke bijdragen naast journalistieke bijdragen, interviews en een briefwisseling tussen een docent en een ex-schoolbestuurder. Het boek begint met een hoofdstuk van econoom Paul de Beer van de Universiteit van Amsterdam die de loonverhoudingen heeft uitgerekend. Hij gaat in op de ontwikkeling van het bruto loon vanaf de jaren tachtig tot het heden en de positie van Nederland in de internationale ranglijsten. De economen Arjan Heyma en Ernest Berkhout zijn volgens wetenschappelijke maatstaven nagegaan hoe loonverschillen zich hebben ontwikkeld tussen de verschillende sectoren. Hoe komt het dat mensen in de bankensector veel verdienen en in de horeca weinig?

Er zijn interviews met FNV-voorzitter Ton Heerts, acteur Gijs Scholten van Aschat, woningcorporatiebestuurder Ton Streppel, alsmede met mensen met uiteenlopende beroepen en functies: verpleegkundige, ziekenhuisbestuurder, vakbondsbestuurder, commissaris, twee schoonmakers, wijkagent, huisarts, notaris en organisatieadviseur. Hoogleraar managementwetenschappen aan de Open Universiteit, Herman van den Bosch beantwoordt de vraag of managers verdienen wat ze verdienen.

Loonfatsoen1 Loonfatsoen8
Thijs Jansen (links) overhandigt het eerste exemplaar van Loonfatsoen aan Sjoerd van der Velden. Foto rechts de drie redacteuren van Loonfatsoen, v.l.n.r.: Wout Scholten, Margo Trappenburg en Thijs Jansen
Loonfatsoen7 Loonfatsoen10
 V.l.n.r.: Drie medewerkers aan Loonfatsoen: Peter van der Slikke, Sjoerd van der Velden, Margreeth Kloppenburg. Rechts: Twee medewerkers van uitgeverij Boom met de boekenserie van beroepseer. Totnutoe zijn zes titels verschenen: Beroepszeer, Beroepstrots (plus Engelse uitgave Professional pride), Sturen op vertrouwen, Gezagsdragers, Het alternatief en Loonfatsoen.

Loonfatsoen boeken beroepseer op rij

 

Margo Trappenburg over loonfatsoen

margo trappenburgWie bepaalt wat we verdienen? Is dat ´de markt´? Verdien ik teveel in vergelijking met mensen met zwaarder werk die veel minder verdienen?
Voor de nieuwe bundel Loonfatsoen – Eerlijk verdienen of graaicultuur spraken Margo Trappenburg*) en twee co-redacteuren met vertegenwoordigers van verschillende beroepsgroepen, onder wie een schoonmaker, wijkagent, docent, schooldirecteur, verpleegkundige, accountant, ziekenhuisdirecteur, notaris, advocaat, bankier,  manager en organisatieadviseur.

Zij vertellen over hun werk en wat zij ermee verdienen. De meesten wilden hun naam niet genoemd hebben. Lonen zijn in Nederland nogal een taboe.

“Met Loonfatsoen willen wij een taboe doorbreken en lonen bespreekbaar maken”, aldus Trappenburg. Maar dat is niet het enige doel van het boek. Wat nodig is, is een ethische discussie over de inhoudelijke criteria voor een rechtvaardige beloning van werk. Nu praten mensen over hun loon in termen van markt. Men verdient zoveel, want dat zijn de marktverhoudingen. Of ze verwijzen naar de CAO en naar een functiewaarderingssysteem. Of ze vergelijken zichzelf met anderen met een een vergelijkbaar denk- en opleidingsniveau in een andere organisatie.

Maar mensen zouden moeten praten over hun loon in termen van morele verdienste en hun eigen verdienste moeten vergelijken met anderen in hun eigen bedrijf of organisatie en bijvoorbeeld zeggen: Ik verdien zo en zoveel omdat ik heel lang heb moeten studeren voor deze functie of omdat ik dag en nacht bereikbaar ben of omdat ik de schuld krijg als er iets mis gaat.
Dat geldt ook voor bedrijven en organisaties. Zij zouden, in morele termen, kunnen uitleggen waarom het loon van de meest verdienende vijf, tien, of twintig keer zoveel is als van de minst verdienende.

Loonfatsoen is een pleidooi voor het debat over een rechtvaardige beloning van werk in een tijd waarin internationaal de kritiek op de groeiende ongelijkheid aanzwelt.

*) Margo Trappenburg is hoofddocent Bestuurs- en Organisatiewetenschap aan de Universiteit Utrecht en bijzonder hoogleraar Grondslagen van het maatschappelijk werk aan de Universiteit voor humanistiek.

Loonfatsoen, onder redactie van Margo Trappenburg, Wout Scholten en Thijs Jansen is het zesde boek in de serie over beroepseer en uitgegeven bij Boom Amsterdam (oktober 2014). Het boek wordt op maandag 27 oktober 2014 gelanceerd in Utrecht.
Update: https://beroepseer.nl/loonfatsoen/

Hoe zien burgers het gezag van de politie?

Politieman jongerenWat voor beeld heeft de burger van de politie? Hoe zien wij dat daar op het plein iemand met gezag staat of komt aanlopen? Om het antwoord op die vraag te vinden gaf het programma Politie & Wetenschap, een zelfstandig onderdeel van de Politieacademie, opdracht tot een onderzoek naar het beeld van gezag bij de politie. Het project is uitgevoerd door dr. Heidi de Mare van Stichting Instituut voor Maatschappelijke Verbeelding (IVMV), Mijke Bleecke van Hogeschool Utrecht, Bas Mali van de Politieacademie en Motivaction, met eindverantwoordelijkheid van Gabriël van den Brink, hoogleraar Maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg. Het onderzoek geeft ook inzicht in de bredere problematiek van gezagsuitoefening die eerder door de Politieacademie op de agenda is gezet.

De resultaten van het onderzoek zijn gepubliceerd in een boek dat is gepresenteerd en besproken op het seminar Hoe zien burgers het gezag van de politie? op de Politieacademie in Apeldoorn op 7 oktober 2014.
Waarom is iemands voorkomen eigenlijk belangrijk? De vraag wordt gesteld door Gabriël van den Brink aan de zaal met ongeveer tachtig deelnemers, afkomstig uit de politiewereld. Antwoord: Omdat burgers elkaar voortdurend visueel waarnemen.
Dat waarnemen doen we onmiddellijk en onbewust. We lezen direct aan iemands gezicht een emotie af. Emoties en gezichtsuitdrukkingen zijn in alle culturen hetzelfde, al zijn ze in de ene cultuur wat explicieter dan in de andere.
Burgers kijken naar agenten en zien een bepaalde houding, gezichtstuitdrukking, een goed of slechtzittend uniform. Zijn agenten zich hiervan bewust en kunnen zij zich voorstellen hoe burgers hun gezag zien?

Om uit te vinden in hoeverre het gezag van de politie wordt bepaald door visuele kenmerken als geslacht, etniciteit, uniform, lichaamshouding en het dragen van politiepet of pistool, werd gebruik gemaakt van een beeldtest die aan ruim 1750 burgers tussen de 16 en 75 jaar is voorgelegd. Om nu ook uit te vinden of er verschil is in uitkomst van de test tussen burgers en politiemensen, verzocht Van den Brink de aanwezigen in de zaal of ze mee wilden doen aan de test: Hoe zien zij zelf het gezag van de politie?

Het verschil tussen macht en gezag

Maar eerst nog een definitie van gezag. Gezag is niet hetzelfde als macht; er is een groot verschil. Een eeuw geleden lagen macht en gezag dicht bij elkaar, mensen met macht hadden al heel gauw gezag. Bekend zijn de nostalgische verhalen over de burgemeester en de minister die op hun woord werden geloofd. Mensen waren gewend de macht te volgen. Die tijd is voorbij. In Nederland hebben we een periode gehad waarin we tegen gezag waren, in de jaren zestig, zeventig en tachtig. Maar op een of andere manier is gezag bezig aan een comeback. Sinds de jaren negentig is er een maatschappelijke behoefte aan gezag, maar niet aan macht.

Macht is een relatie tussen twee partijen, A en B, waarbij machthebber A ervoor kan zorgen dat ondergeschikte B iets doet wat B uit zichzelf niet zou doen. Gezag is eigenlijk het omgekeerde. Gezag is een open relatie tussen twee partijen waarin de een wat meer en de ander wat minder invloed heeft. Als A een opdracht geeft of een suggestie doet aan B, dan doet B dat spontaan.

Bij macht hebben A en B verschillende waarden. B wil iets, maar A wil iets anders. A heeft de macht om B te dwingen wat A. wil. In het geval van gezag hebben A en B dezelfde waarden. Daarom is B bereid om naar A te luisteren.
Macht werkt van boven naar beneden en komt van de regering en de wet, of desnoods uit de loop van het geweer.
Gezag wordt van onderaf naar boven toegekend. Gezag moet je verdienen voordat je het krijgt van ondergeschikten. Bij macht gelden positie, budget, bevoegdheden en dwangmiddelen. Gezag krijg je doordat je je op een bepaalde manier gedraagt jegens ondergeschikten. Macht werkt met dwang, gezag ontstaat door vrije instemming.

Een test met verrassende uitkomst

De zaal wordt gevraagd om met een stemkastje aan te geven welke van de twee bij elkaar afgebeelde en op elkaar lijkende foto’s op groot scherm het meeste gezag uitstralen. Deze ‘impliciete associatietest’ (IAT) is een test om zonder redeneren iemands herinneringen en gevoelens bloot te leggen. Het gaat om onbewuste associaties. De opdracht is snel reageren en binnen twee of drie seconden zonder nadenken een keuze maken.
In totaal worden er twintig foto’s met contrasten getoond, met twintig termen die zijn gerelateerd aan een bepaald aspect van gezagsuitoefening. De contrasten zijn: man of vrouw, jong of oud, Nederlands of etnisch, met of zonder pet, met of zonder uniformjasje, houding: relaxed, alert of actief, postuur en parafernalia.
Brandende vraag na afloop is in hoeverre de uitkomst van deze test op het seminar overeenkomt met die van de burgers uit het onderzoek.
Die uitkomst blijkt een verrassing. De meeste scores komen exact overeen met die van de burgers, of vertonen een minimaal verschil. De conclusie is dat politiemensen en burgers hetzelfde reageren. Kennelijk is het zo dat sociale verschillen niet veel uitmaken wat betreft visuele herkenning van gezag.

Hoe ziet het publiek mij?

Hier valt een een belangrijke les uit te leren, aldus Van den Brink. Als gezag zich ook manifesteert in de fysieke houding, dan zou daarop getraind kunnen worden. Voor het zichtbaar maken van gezag zou tijdens de opleiding meer aandacht kunnen worden besteed aan de houding, bijvoorbeeld door oefening in een ruimte met spiegels, zoals in dansscholen.
Wat het onderzoeksteam overigens ook was opgevallen is een betere score op een ‘stevige’ houding van agenten met een allochtone achtergrond dan agenten met een Nederlandse achtergrond.

Vanwege de toenemende zichtbaarheid van het optreden van de politie in de samenleving is dit een nuttig en belangrijk onderzoek. Naast de burgers op straat zijn er media en sociale media die graag incidenten filmen en video’s op internet zetten. Het loont de moeite voor de politie eens omgekeerd te kijken. Hoe ziet het publiek mij? Staat mijn houding niet in contrast met wat ik wil uitstralen: een agent met gezag? Dus niet kijken vanuit je beroep en vanuit jezelf, maar ontdekken hoe anderen jou zien. Het is een zinvolle oefening in tijden van toenemende zichtbaarheid.

Omslag Beeld van gezag politie
Onderzoek en resultaten zijn in boekvorm verschenen: Beeld van gezag bij de politie – Maatschappelijke verbeelding en de impact van gezagsbeelden op burgers, door H. de Mare, B. Mali, M. Bleecke, G. van den Brink m.m.v. Motivaction.
Uitgave van Onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap bij Reed Business, Amsterdam, 164 p., 2014, € 45,-

 

Links op de foto: Peter van Os, directeur Onderzoek, Kennis & Ontwikkeling van de Politieacademie, opent het seminar Hoe zien burgers het gezag van de politie? Rechts Gabriël van den Brink, eindverantwoordelijk voor het onderzoek, legt uit waar het om gaat bij de beeldtest: “Onze visuele waarneming gaat aan het denken vooraf”

Voorbeelden van de beeldtest. Welke foto wordt geassocieerd met een getoond woord?

Foto links Uitreiking van het eerste exemplaar van Beeld van gezag bij de politie.
V.l.n.r. Gabriël van den Brink, Pieter Jaap Aalbersberg, politiechef (eenheid) Amsterdam en Peter Gieling, hoofd Initieel Onderwijs aan de Politieacademie.
Foto rechts: Drie van de vier auteurs van het boek. V.l.n.r. Gabriël van den Brink, Heidi de Mare en
Bas Mali.

Naar een beter, efficiënt en betaalbaar zorgstelsel

koos dirkseHoe houden we de zorgkosten in de hand? De manier waarop men nu de zorgkosten probeert aan te pakken werkt niet. Zorginnovater Koos Dirkse vindt dat er bezuinigd wordt op de verkeerde kosten zoals van de huisartsen, het verplegend personeel, ligdagen, medicijnen of specialisten. Hij doet een aantal praktische voorstellen ter verbetering.
Bijvoorbeeld:

– het huidige declaratiesysteem, de diagnosebehandelcombinatie (DBC) is onaanvaardbaar, want fraudegevoelig, en dient te worden vervangen.
– de premie van de basisverzekering kan voortaan beter worden geïnd door de Belastingdienst of de Sociale Verzekeringsbank, net als dat gebeurt met de de AOW. Dat scheelt veel ambtenaren die zich nu bezighouden met de zorgtoeslag.
– overgaan van een nationaal naar een regionaal zorgstelsel.
– in plaats van het moeilijke en kostbare Electronisch Patiëntendossier (EPD), dat na twaalf jaar nog steeds niet werkt, een systeem kiezen dat wel werkt waarbij de patiënt eigenaar is van zijn eigen gegevens.
– onderzoekstechnische afdelingen zoals radiologie, isotopen, laboratoria en de functieafdelingen zouden niet beheerd moeten worden door het ziekenhuis maar bijvoorbeeld door Philips of Siemens. Zij hebben de modernste apparatuur.
– de zorgverzekeringsmaatschappijen weer de rol geven waarvoor ze in het leven zijn geroepen: voor en door de burger.

Dirkse start binnenkort met een aantal mensen met vernieuwing van de zorg binnen de regio.

Leidinggevende politievrouw vertelt waar het om gaat bij politiewerk

erna eenink 4Erna Eenink is teamchef en deelprojectleider dienstverlening bij de politie-eenheid Oost-Nederland. Ze is verantwoordelijk voor houding en gedrag en dat betekent niet: O, o je doet je werk niet goed, maar meer van: Ben je je nog bewust van waarmee je bezig bent bij de politie?Ze vraagt zich af hoe het toch komt dan zoveel mensen bij de politie verzanden in bureaucratie en vanachter de computer denken te weten wat er buiten op straat nodig is. Zelf werkt ze niet met lijvige rapporten, maar prefereert ze een ontwikkelgewijze aanpak. Aanhaken bij collega’s en werken voor en met burgers staan bij haar voorop.

Bij de politie werken veel teams en zijn er veel afdelingen zonder verbinding met elkaar. Ieder heeft zijn eigen werkwijze en doelen. Daardoor ontstaat veel intern gericht, onnodig werk, een oorzaak van verminderde slagkracht in de buitenwereld. Eenink vindt dat de wijkagent op straat zijn werk moet doen en erop uit moet om te weten te komen wat zich daar afspeelt. Zo zouden ook de leidinggevenden op de hoogte moeten zijn van wat de basis nodig heeft. De diender faciliteren om het werk zo goed mogelijk uit te voeren.

Eenink probeert een voorbeeld te zijn voor collega’s. Ze laat zien dat straatwerk met gezond verstand en met gevoel voor wat nodig is meer effect heeft dan het louter volgen van regels. Zaken afhandelen op een adequate manier die de burger begrijpt.