Marijke Verstappen, gemeentesecretaris in Wageningen, was in maart 2015 te gast in haar eigen stadskantoor voor een interview met Thijs Jansen van Stichting Beroepseer over sociaal ondernemerschap, lokaal bestuur en politiek in het bijzijn van meer dan dertig vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, de overheid, het bedrijfsleven en de wetenschap. Verstappen was uitgenodigd omdat zij zich als sociaal voortrekker beweegt, én op een ondernemende manier de verbinding legt tussen de systeemwereld en de leefwereld, tussen de vaak rigide en hiërarchisch georiënteerde wereld van bureaucratie en overheid en de wereld van de burgers.
Wat is ondernemerschap?
Op de vraag van Jansen wat Verstappen precies verstaat onder ondernemerschap? antwoordde ze: “Dan refereer ik heel erg aan mijn vader. Ik kom uit een middenstandsgezin. Mijn vader was bloemist en dreef met mijn moeder de zaak. Als ik aan ondernemers denk, denk ik aan mensen die met lef iets najagen, waarvan ze zelf denken: dat wil ik graag. Ze hebben klanten om zich heen, maar geen baas. Het zijn mensen die risico durven nemen en af en toe op hun bek gaan, weer opstaan, zich afstoffen en doorgaan. Dat kan in een winkel, een onderneming, maar ook in een organisatie”.
Voordat Verstappen gemeentesecretaris werd in Wageningen in 2009 was ze projectleider voor een adviesbureau, interim-manager van de Bestuursdienst in Rotterdam, zzp’er en loco-gemeentesecretaris in Neder-Betuwe. Wageningen was een stad die indertijd bekend stond als lastig. Verstappen moest ervoor zorgen dat “die organisatie weer ging bloeien en bruisen, want het was een organisatie die bestond uit eilandjes en tokootjes en waar redelijk angst was”.
De verandering zette meteen in. Verstappen liet alles uit haar werkkamer halen en verving “een loei van een bureau” door een ronde tafel met stoelen eromheen: “Ik heb mijn twee draaistoeltjes van thuis meegenomen. Ik wou ook niet dat het geld ging kosten. Dus heb ik ook mijn eigen behang gekocht en een deel van mijn kunstcollectie meegenomen. Om het ijs te breken, dat mensen iets persoonlijks van mij zagen”.
Decentralisatie
De decentralisatie is volgens Verstappen redelijk verlopen in Wageningen. Maar er zijn nog veel onzekerheden: “Ik denk dat zo’n beetje iedereen in meer of mindere mate beseft dat de rol van de overheid aan het veranderen is. De samenleving vraagt dat ook. Ambtenaren hebben altijd dat ‘zorgen voor’ in zich. Dat moet veranderen in ‘zorgen dat’, meer faciliteren”.
Maar wat voor rol moet de overheid dan precies krijgen? Jan Hoogland, uitgenodigd om op deze avond als sidekick een reactie te geven op wat Verstappen heeft verteld, is filosoof en bijzonder hoogleraar Christelijke filosofie aan de Universiteit van Twente. Hij oppert dat er een heel andere verhouding moet komen tussen overheid en samenleving, maar dat dat niet vanzelf gaat. Er zijn stroefheden. Wat mogen wij van de overheid verwachten en behoort de overheid ondernemerschap te tonen en klantgericht te handelen: “Wie is die overheid nu eigenlijk? We stemmen regelmatig, wij kiezen onze overheid en die doet ook een hele hoop namens ons. Als we kijken naar de transities, dan zien we dat de overheid zich in veel opzichten heel anders is gaan opstellen en een rol pakt waarvan ik me afvraag of dat überhaupt wel kan”.
Er is dus een rolconflict. “En ik ben daar niet uit”, zegt Hoogland. In een samenleving waarin burgerinitiatieven steeds belangrijker worden, is ook een ambtelijk apparaat nodig dat soepel is en kan meebewegen en meedenken. En ook het algemeen belang moet worden veiliggesteld.
In de discussie met het publiek kwamen veel ideeën over de rol van de lokale overheid voorbij. Twee ondernemende vrouwen, alsmede vertegenwoordigers van verschillende maatschappelijke instellingen vertelden over burgerinitiatieven en hun ervaringen met de gemeente. Er werden voorstellen gedaan en modellen gepresenteerd voor een nieuwe verhouding tussen gemeente, burgerinitiatieven en sociaal ondernemen. Woordvoerder Simon Vink van de Universiteit van Wageningen bijvoorbeeld deed een aantal behartenswaardige aanbevelingen voor een vruchtbare samenwerking tussen universiteit en gemeente.
Aan het slot van de bijeenkomst vatte Gabriel van den Brink, hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan de Universiteit van Tilburg de bijeenkomst samen en reflecteerde hij op wat er was gezegd. De toverformule van een ideale samenwerking tussen gemeentelijke overheid, het ambtenarenapparaat, politiek en inwoners is nog niet gevonden. We zijn nog zoekende, aldus Marijke Verstappen.
De civil society opnieuw uitvinden
Van den Brink gaf wel een uitweg uit het dilemma aan: een derde domein betrekken bij de twee partijen: de staat en de particuliere ondernemer. In vaktermen heet dat de civil society, de sfeer waarin mensen niet handelen vanuit puur particulier initiatief en vanuit de overheid, maar vanuit associatie. Burgers komen bij elkaar om samen over de publieke zaak te praten vanuit een bepaald soort engagement. Niet alleen als ondernemer, niet alleen als overheidsambtenaar, maar vanuit een burgerlijke betrokkenheid.
In Nederland en andere West-Europese landen was er vroeger een heel levendige civil society, waarin men zorgde voor kunst, sport, arbeid en cultuur. Particuliere inzet voor het algemeen belang. Dat heeft tot circa 1950 goed gefunctioneerd. Toen kwam de verstatelijking. En als een civil society verstatelijkt, dan houdt ze op civil te zijn. Dat heb je de verzorgingsstaat. Op de een of andere manier moeten we de civil society opnieuw uitvinden, vindt Van den Brink: “En die heeft een andere logica dan de staat, maar ook een andere dan de markt. Civil society is een vorm van gesprek. Momenteel zijn we aan het zoeken naar andere termen, een nieuw idioom om met elkaar in gesprek te gaan, dat voorbij voert aan de tegenstellingen staat versus markt, of power versus partner. Daar voorbij ligt nog een derde domein”.
Lees het hele interview met gemeentesecretaris Marijke Verstappen over Bestuur en politiek: https://beroepseer.nl
Op de foto: Thijs Jansen interviewt Marijke Verstappen