Skip to main content

Redactie Beroepseer

Huidige arbeidsmarkt schaadt welzijn van mens en samenleving. De mens als productiefactor kan echt niet meer

Het menselijke is uit het werk gehaald. Vooral mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt gaan daardoor gebukt onder overbelasting, onzekerheid en discriminatie. De coronacrisis maakt de behoefte aan soliditeit van arbeid zichtbaarder dan ooit.
Hafid Ballafkih en Maarten Hogenstijn schrijven op Sociale Vraagstukken over de wens de mens terug te brengen in het werk.

De afgelopen jaren hebben zij als onderzoeksgroep ‘Arbeid en Human Capital in Transitie‘ van de Hogeschool van Amsterdam verschillende onderzoeken gedaan naar de toekomst van werken, met de nadruk op mensen met kwetsbare arbeidsmarktposities in de regio Amsterdam. Aan de hand van een gesprek op een fictief schoolplein maken zij scherp hoe mensen onzeker zijn over hun werk.

Het gesprek begint zo:

‘Waar werk jij eigenlijk?’ vraagt Maria aan Ali, terwijl ze samen staan te wachten tot de school uitgaat. ‘Ik werkte op Schiphol bij een bagage-afhandelaar’, zegt Ali. ‘Ik was oproepkracht, althans zo stond het in mijn contract. Soms in het laagseizoen merkte ik dat. Het was dan afwachten hoeveel ik die maand kon werken. Financieel was het altijd passen en meten. Ik kreeg het minimumuurloon, iets van 13 euro per uur. Bij het uitbreken van de crisis was ik de klos, ik kreeg geen uren meer en moest maar een uitkering aanvragen. Ik werk nu in een distributiecentrum. Dat is ook zwaar werk. Als ik thuiskom na een dienst heb ik gewoon geen energie meer over, het is slopend. Maar ik moet wel, een uitkering is geen optie. Dit werk houd ik zeker niet vol tot mijn pensioen, dat kan fysiek gewoon niet.’

‘Ik herken je gevoel’, zegt Maria, die in de zorg werkt. ‘Het was voor de crisis al erg druk. Veel collega’s kregen een burn-out en komen nooit meer terug. Veel nieuwe collega’s zijn binnen twee jaar weer weg. Door alle stress en overwerk tijdens de crisis merk ik nu ook dat mijn geest en lichaam op zijn. Een tijdje geleden ben ik met een cursus begonnen, zelf betaald, om naar een andere beter betaalde functie te kunnen komen. Maar daar heb ik geen tijd en energie meer voor. Ik kan gewoon niet meer, terwijl ik het werk echt geweldig vind.’

‘Wat wil je doen dan?’ vraagt Ali. ‘Ik heb nu de zekerheid van een vast contract’, zegt Maria. ‘Dat wil ik niet opgeven. Dus ik ga door zolang het kan.’

Zingeving en zekerheid

De mens hoort geen productiefactor te zijn, schrijven Ballafkih en Hogenstijn. Het gesprek laat zien dat mensen in hun werk voortdurend zoeken naar zingeving en zekerheid, maar dit lang niet altijd vinden als gevolg van flexwerken, te intensieve werklast, uitsluiting, discriminatie en een versoberd sociaal zekerheidsstelsel.

De onvermijdelijke conclusie is dat de huidige arbeidsmarkt het welzijn van mensen en dat van de samenleving ernstig schaadt. Sterker nog, ze zorgt ervoor dat het menselijke uit het werk verdwijnt, met een enorme slijtageslag onder de beroepsbevolking tot gevolg.
Kortom: De mens als productiefactor kan echt niet meer.

Lees het hele artikel Breng de mens terug in het werk, door Hafid Ballafkih en Maarten Hogenstijn, Sociale Vraagstukken- platform voor actuele, sociale kwesties, 30 augustus 2021: www.socialevraagstukken.nl

Arbeid en human capital in transitie, The Work Lab, Hogeschool van Amsterdam, 19 oktober 2020: www.hva.nl/theworklab/over-the-work-lab/arbeid-en-human-capital.html

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Nomineren voor de Erfgoedvrijwilligersprijs 2021 kan tot en met 22 september

Vanaf 1 september 2021 kunnen vrijwilligersteams worden genomineerd voor de nationale Erfgoedvrijwilligersprijs 2021. Op 6 december 2021 reikt demissionair minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor de tweede keer de nationale Erfgoedvrijwilligersprijs uit aan het vrijwilligersteam dat zich uitzonderlijk heeft ingezet voor het (cultureel) erfgoed van Nederland. Stichting Nederland Monumentenland organiseert de prijs.

Na de succesvolle eerste editie hoopt het ministerie dat ook dit jaar weer veel organisaties met bevlogen vrijwilligers hun team zullen aanmelden voor de prijs. Ook organisaties die vorig jaar al een team hebben aangemeld mogen dat dit jaar opnieuw doen. De finalisten van vorig jaar zijn uitgesloten van deelname.

Winnaar vorig jaar

In 2020 won de werkgroep Oeffelt en Loerangel de prijs. Dit vrijwilligersteam van Stichting Landschapsbeheer Boxmeer (verkort SLaBox) zet zich al sinds 2009 in voor de ontwikkeling en het beheer van het unieke Maasheggen Unesco MAB landschap. Zij spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling en het behoud van heggen en het ambacht van heggenvlechten.

Aanmelden Erfgoedvrijwilligersprijs 2021

Een team erfgoedvrijwilligers kan genomineerd worden door een vertegenwoordiger van de organisatie waar het team voor in actie komt. Uiterste datum van nomineren is  22 september 2021.
Zie voor  meer info en criteria de website Erfgoedvrijwilligersprijs: www.erfgoedvrijwilligersprijs.nl/

Een onafhankelijke jury, onder leiding van juryvoorzitter Kathleen Ferrier, kiest uiteindelijk drie finalisten uit de inzendingen. Op deze finalisten kan in de periode van 1 november tot en met 1 december worden gestemd en degene met de meeste stemmen wint. Op 6 december 2021 volgt de uitreiking door demissionair minister Ingrid van Engelshoven, live vanuit de Koninklijke Schouwburg te Den Haag.

Het winnende team krijgt een cheque van 10.000 euro; voor de helft vrij te besteden (bijvoorbeeld aan teamactiviteiten) en voor de helft ter bevordering van kennisoverdracht op het gebied van het vrijwilligerswerk waarvoor het team zich inzet. Voor de nummers twee en drie is een cheque beschikbaar van 5.000 euro; op dezelfde manier te besteden als bij de winnaar.

Nomineer een vrijwilligersteam voor de Erfgoedvrijwilligersprijs 2021, Rijksoverheid, 1 september 2021: www.rijksoverheid.nl

Video van de winnaar van 2020

 

 

Programma voor inperking ontwrichtende lobbymacht van Big Tech in de EU

De enorme expansie van digitale bedrijven komt tot uiting in de hoeveelheid geld die ze besteden aan beïnvloeding van beleid van de Europese Unie. De digitale industrie geeft nu bijna honderd miljoen euro per jaar uit aan lobbyen, een bedrag dat alle andere uitgaven van de particuliere sector in het niet doet vallen. De sector probeert zijn enorme economische macht om te zetten in meer politieke invloed, terwijl Europese politici hebben gezworen de dominantie van grote digitale platforms te reguleren.

Uit een onderzoek van Corporate Europe Observatory (CEO) en LobbyControl e.V. blijkt nu voor het eerst dat niet alleen de Big Tech-industrie ongekende bedragen heeft uitgegeven om te lobbyen bij EU-instellingen, maar wordt ook het ‘lobbynetwerk’ van de sector en de manier waarop het functioneert in kaart gebracht. Het rapport, getiteld The lobby network: Big Tech’s web of influence in the EU, biedt een gedetailleerde analyse van de lobbymacht van technologiebedrijven in de EU. Van de reuzen uit Silicon Valley en Shenzhen tot de online opgerichte bedrijven die de infrastructuur bouwen voor het draaiende houden van het internet.
Een samenvatting van het rapport staat op de site van CEO. Margarida Silva en Max Bank schreven er een uitgebreid artikel over: How Big Tech money skews the European playing-field, op Social Europe.
Allereerst wordt er een een beeld geschetst van de grootste spelers, hun netwerk en land van herkomst. Hun lobbybudgetten worden onthuld alsmede hun toegang tot EU-besluitvorming. Ook wordt onthuld hoe deze lobbymacht in de praktijk opereert bij debatten over EU-beleid en wetgeving inzake digitale diensten.

Jaarlijks 97 miljoen euro

Niet minder dan 612 bedrijven, groepen en bedrijfsverenigingen lobbyen actief om het EU-beleid inzake de digitale economie te beïnvloeden en geven daarvoor jaarlijks minstens 97 miljoen euro uit. Maar het lobbyen voor technologie wordt gedomineerd door een handvol bedrijven. Slechts tien zijn verantwoordelijk voor bijna een derde (32 miljoen euro) van de desbetreffende uitgaven: Vodafone, Qualcomm, Intel, IBM, Amazon, Huawei, Apple, Microsoft, Facebook en Google.
Uit een vergelijking blijkt dat deze tien grootste bedrijven meer lobbymacht hebben dan hun tegenhangers in de farmaceutische, chemische en auto-industrie of de financiële sector.

Ten minste een vijfde van de bedrijven die bij de EU lobbyen voor digitaal beleid is in de VS gevestigd; minder dan een procent heeft een hoofdkantoor in China of Hongkong. Chinese bedrijven hebben tot dusver niet zo zwaar in EU-lobby’s geïnvesteerd als hun Amerikaanse tegenhangers. De tien grootste bedrijven zijn ook collectief georganiseerd in bedrijfs- en handelsverenigingen, die zelf belangrijke lobby-actoren zijn. Deze verenigingen hebben een lobbybudget dat het budget van de 75 procent kleinere bedrijven in de digitale industrie verre overtreft.

Tandeloze maatregelen

In het verleden was Big Tech over het algemeen gekant tegen regelgeving. Nu nieuwe regels onvermijdelijk worden, probeert de sector een nieuw verhaal te vertellen door regels ogenschijnlijk te steunen, maar dan gaat het alleen om tandeloze maatregelen die zorgvuldig worden gedefinieerd door de sector. De volgende stap is deze aanpak combineren met pogingen de regelgeving een bedreiging te noemen, niet voor zichzelf, maar voor consumenten en kleine en middelgrote ondernemingen. Dat gaat gepaard met het aanwakkeren van geopolitieke angst – door te waarschuwen dat Europa door de regelgeving achterop zal raken bij de Verenigde Staten en, vooral, China. Aan dit verhaal ligt nog steeds de overtuiging ten grondslag dat regelgeving innovatie in de kiem smoort.

De lobby van Big Tech steunt ook op de financiering van een breed netwerk van derden, waaronder denktanks, MKB- en startersverenigingen en juridische en economische adviesbureaus, om de eigen boodschap door te drukken. Financieringsrelaties worden vaak niet bekendgemaakt, met als gevolg verdoezeling van potentiële vooroordelen en belangenconflicten.

De uitkomsten van het onderzoek tonen aan dat lobbyen, vooral door de Amerikaanse giganten, maar één doel heeft: zich verzetten tegen strenge regels die het bedrijfsmodel en de winstmarges van Big Tech zouden kunnen aantasten. Vanuit democratisch oogpunt zijn deze immense lobbybudgetten zeer verontrustend en ongezond.
In de EU zijn politieke processen aan de gang om de regels voor digitale platforms aan te scherpen. Met de Digital Markets Act (DMA) en de Digital Services Act (DSA) wil de Europese Commissie de macht van Google, Amazon en andere grote spelers inperken. De digitale industrie is hierover in opstand gekomen, vooral over de DMA. Door de geconcentreerde lobbymacht van de bedrijven dreigen de voorstellen af te zwakken.

Programma

De toenemende macht van de digitale bedrijven zou het signaal moeten zijn voor de EU en de lidstaten strengere regelgeving voor lobby’s in te voeren en ervoor te zorgen dat er nieuwe instrumenten komen om de macht te van de Big Tech-bedrijven die de wetgeving naar hun hand willen zetten, te beperken. De conclusie van het rapport bevat voor dat doel een programma met twaalf artikelen. Inspanningen gericht op regulering van de digitale economie kunnen leiden tot een beter internet dat ten dienste staat van mensen, kleine bedrijven en gemeenschappen. Het is van cruciaal belang dat onafhankelijke burgers betrokken raken bij beleidsdiscussies om ervoor te zorgen dat lobbyisten niet de toekomst van de technologie bepalen in de EU.

De civil society – de burgermaatschappij – behoort in actie te komen. Academische instellingen, denktanks en NGO’s die banden onderhouden met Big Tech behoren kritisch te overwegen of zij kunnen functioneren als deel van de soft power van het bedrijf. Als dat nodig is, behoren zij de banden met dat bedrijf te verbreken.

Downloaden rapport The lobby network: Big Tech’s web of influence in the EU, Corporate Europe Observatory en LobbyControl e.V., augustus 2021: https://corporateeurope.org

How Big Tech money skews the European playing-field, door Margarida Silva en Max Bank, Social Europe, 1 september 2021: https://socialeurope.eu

The lobby network: Big Tech’s web of influence in the EU, Corporate Europe Observatory, 31 augustus 2021: https://corporateeurope.org

Naar een gezamenlijke aanpak van een meer op ‘skills’ gerichte arbeidsmarkt

Praktische vaardigheden en vakkennis behoren beter gewaardeerd te worden. Dus niet louter focussen op cognitieve intelligentie. De Actie-agenda leven lang ontwikkelen (LLO) van de Sociaal Economische Raad (SER) richt zich op het versterken van de leercultuur in Nederland. Eén van de kernthema’s daarvan is het beter zichtbaar maken en waarderen van vaardigheden, competenties en kennis (skills) van werkenden en werkzoekenden. Het is belangrijk om goed te kunnen duiden welke waarde mensen hebben opgebouwd voor de arbeidsmarkt en wat eventueel nodig is om tegemoet te komen aan de vraag. Het meer op skills*) gericht zijn komt niet in de plaats van regulier onderwijs als basis voor scholing en ontwikkeling, het is een verrijking ervan ten behoeve van de gehele beroepsloopbaan.

Mentale ommezwaai nodig

Ter ondersteuning van de ambitie om tot een meer op skills gerichte arbeidsmarkt te komen heeft de SER een document gepubliceerd, getiteld: Samen toewerken naar een meer skillsgerichte arbeidsmarkt.
Mariëtte Hamer, voorzitter SER zegt daarover dat het zowel voor werknemers als werkgevers een must is in te zetten op een arbeidsmarkt die gericht is op praktische vaardigheden en competenties. Het is belangrijk dat men scherp gaat kijken naar wat mensen al in huis hebben, welke mogelijkheden zij hebben. Het inspiratiedocument levert een bijdrage voor een gezamenlijke aanpak én voor een doorbraak. Dat is door de coronacrisis urgenter dan ooit. Het document biedt een stevig fundament voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt van morgen. Het is essentieel om de waarde van skills uit te drukken. Er is een mentale ommezwaai nodig.

Er staat in het document dat er wordt gestreefd naar een gemeenschappelijke skillstaal:

Standaardisatie
Om (beroeps)onderwijs en scholing beter aan te laten sluiten op de arbeidsmarkt, is dezelfde taal spreken een belangrijke voorwaarde. Dit betreft enerzijds de skills en anderzijds de onderwijs- en beroepskwalificaties of delen daarvan. Dit proces van standaardisatie en onderlinge uitwisselbaarheid (‘mapping’) van skillstalen en kwalificaties vindt op dit moment in veel landen plaats, bijvoorbeeld in Canada en het Verenigd Koninkrijk. In Nederland wordt gewerkt aan de skillsontologie CompetentNL. In dat verband werken UWV en SBB gezamenlijk aan het tot stand brengen van een standaard voor het beschrijven van skills. Bestaande beroepenkundige taxonomieën (onder andere Competent, O*Net en ESCO) worden door het UWV, CBS en TNO onderling verbonden en gekoppeld aan bestaande kwalificatiestructuren, zoals die van het mbo, in samenwerking met SBB of landelijke afspraken onder regie van de sectorale adviescolleges in het hbo7.

Het is misschien een goed idee voor dat doel competente, vaardige journalisten of tekstschrijvers in dienst te nemen. Vakmensen dus die kunnen schrijven en het in elk geval beter doen dan de schrijver(s) van het SER-inspiratiedocument. We hebben mensentaal nodig, goed en helder Nederlands taalgebruik en geen kunstmatige, bij elkaar geharkte bedrijfseconomische technotaal voor gebieden die daarvoor niet geschikt zijn. Geen vakjargon van experts die zijn afgedreven van de werkelijkheid. Een voorbeeld van hoe het niet moet is het taalgebruik dat de  gezondheidszorg is binnengeslopen. Daar is de taal van de zorgmanagers bepalend geworden, onpersoonlijk en afstandelijk. Men heeft het over maatstafconcurrentie, vraaggestuurde zorg, care industry in plaats van een ziekenhuis waar wordt geopereerd of over de zorgconsument in plaats van de patiënt. Elk vakgebied, elke beroepsgroep, elke vorm van (technisch) onderwijs heeft zijn eigen taal, net zoals de economie, de arbeidsmarkt en de financiële wereld dat hebben.

Het document van de SER is samengesteld door onder meer het UWV, VNO-NCW, MKB-Nederland, regionale samenwerkingsverbanden, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB), EVC-aanbieders (Erkenning van Verworven Competenties), en mensen werkzaam in het onderwijs

De kern achter het idee van de skillsontologie CompetentNL is ‘skills boven beroepen’. Meer daarover in de kennisbrief van het UWV Inzicht in skills met CompetentNL: https://e-mail.uwv.nl

Meer info over de “skills-ontologie, een hybride AI-systeem om vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter te matchen” op: https://www.samenvoordeklant.nl/competentnl-skills-standaard-voor-nederland-wording (Niet meer beschikbaar)

SKILLS ONTOLOGIE
Verfijning en verbinding in de arbeidsmarktbemiddeling voor Nederland en over de grens, VDAB, CBC, UWV, 2019: www.euroguidance.nl

Downloaden Samen toewerken naar een meer skillsgerichte arbeidsmarkt, SER, 2021: www.ser.nl/-/media/ser/downloads/thema/llo/Brochure-Skillsgerichte-arbeidsmarkt.pdf

Bericht Inspiratiedocument: Samen toewerken naar een meer skillsgerichte arbeidsmarkt, SER, 22 april 2021: www.ser.nl

Leven lang ontwikkelen: www.ser.nl/nl/thema/leven-lang-ontwikkelen

Noot
*) In het document wordt de term ‘skills’ gebruikt in plaats van vaardigheden, competenties en kennis. Skills omhelst daarbij bijvoorbeeld ook het verbeteren van de afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en het in kaart brengen van (ontbrekende) skills van werknemers.

 

Interview met Ype Akkerman over Jeugdkansenprogramma voor meer kansengelijkheid

Ongelijke kansen, wat valt er aan te doen? Hoofdredacteur Jan Lepeltak interviewde Ype Akkerman voor het onafhankelijke onderwijsplatform Komensky Post over meer kansengelijkheid. Akkerman was beleidsambtenaar en werkte ruim een kwart eeuw op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sinds 2014 werkt hij zelfstandig en is hij actief in Rotterdam waar hij al jaren pleit voor een brede aanpak van onderwijsproblemen.

Vraag van Lepeltak: Je pleit er voor de € 8,5 miljard*) die beschikbaar komt over een langere periode uit te smeren en te combineren met een (geïntegreerd) Jeugdkansenprogramma. Waarom?

Akkerman: “Nee, ik pleit er juist voor dat de helft van dit bedrag wordt overgeheveld naar andere jeugddisciplines, zodat de professionals daar meer slagkracht krijgen in hun bijdrage aan de vorming van de jeugd. Zoals onder meer sportcoaches, cultuurmakers, jongerenwerkers. Zo komt er meer balans in het vormingsaanbod voor de jeugd en dat ontlast de school. Die kan zich dan meester in de beperking tonen door zijn curriculum te beperken tot talen, rekenen en kennis op vele terreinen. Dat zijn de onderwerpen waarvoor de school aan de lat is en ook moet garanderen op een zo hoog mogelijk niveau. Met deze overheveling kun je een Jeugdkansenprogramma voor enkele jaren een stevige impuls meegeven. Maar je moet naar een structureel Jeugdkansenprogramma en daarvoor moeten alle departementen die jeugd in hun opdracht hebben zich sterk maken. En wat mij betreft wordt het dan ook Chefsache”.

Vier pijlers

In je voorstel noem je vier pijlers voor je Jeugdkansenprogramma. Kun je ze kort omschrijven?

  1. “Een structureel sterke financiële positie van ouders door maatregelen op het gebied van inkomens- en uitkeringspolitiek, zodat ze verlost zijn van de permanente stress van bestaansonzekerheid die zo beschadigend is voor hun kinderen. Zodoende krijgen ouders weer de tijd en de gemoedsrust die de basis is voor goed opvoeden.
  2. Voldoende en goede huisvesting in de sociale huursector, zodat de fysieke voorwaarden vervuld zijn voor huiswerk, studie en hobby’s.
  3. Goede mensen in overvloed. In de eerste plaats ouders en die zullen nog wel wat ondersteuning nodig hebben, ook als ze in materieel opzicht weer boven Jan zijn. Die ouders moeten voor de vorming van hun kinderen een beroep kunnen doen op een breed scala van vrijwilligers en professionals. Vanaf de geboortezorg tot aan de erkende leerbedrijven. Zie voor een opsomming van paragraaf 3 www.pedeng.nl/jkp
  4. Hechte pedagogische wijkgemeenschappen. Elk van deze mensen zet zijn beste beentje voor en het effect daarvan neemt toe naar mate ze elkaar weten te vinden in een goed samenspel. Is het geen voorrecht en een vreugde om zo met elkaar te werken aan de vorming van de jeugd? De belangrijkste opdracht in ons leven!”

Lerarentekort

Je was lang een belangrijke beleidsambtenaar bij OCW. Wanneer hebben jullie de urgente problemen als het lerarentekort, de terugloop in kwaliteit van kerncompetenties als rekenen en lezen/taal en de toenemende kansenongelijkheid ontdekt?

“Ik heb er tot 2012 gewerkt. Toen werd stevig ingezet op lerarenbeleid onder aanvoering van Rinnooy Kan, ook omdat we het lerarentekort aan zagen komen. Voor de andere twee onderwerpen was zeker aandacht maar ze hadden niet de urgentie van het lerarenbeleid. Voortijdig schoolverlaten bijvoorbeeld dan weer wel. Na mijn tijd is de problematiek van kansenongelijkheid vooral door de Onderwijsinspectie geagendeerd, de verdienste van toenmalig hoofdinspecteur Arnold Jonk.

Alle drie de onderwerpen (en VSV!) lijden trouwens aan dezelfde beperktheid in de probleemanalyse. De achteruitgang in taal- en rekenprestatie is niet exclusief toe te schrijven aan de kwaliteit van het onderwijs. Zo leert Amerikaans onderzoek dat lage PISA-scores voor 46% te verklaren zijn door armoede. En armoede staat niet alleen voor geldgebrek en schulden, maar ook voor opvoedingsproblemen, onveilige wijken, wonen in krotten en gebrek aan vormende vrijetijdsbesteding. Dit zijn belangrijke dimensies van kansenongelijkheid. Daarom is het misdadig leraren op te laten draaien voor de oplossing ervan, zoals gebeurt via dat krankzinnige en volstrekt ineffectieve ‘no child left behind’ beleid in de VS. Maar wij gaan die kant ook op als we niet uitkijken. In Rotterdam-Zuid zien we hetzelfde heilloze beleid als in de VS”.

Lees het hele interview met Ype Akkerman op Komensky Post: “Ongelijke kansen, wat valt er aan te doen?” door Jan Lepeltak, Komensky Post, juli 31 2021: https://komenskypost.nl/?p=6908

8,5 mld. NPO. Een kans op kansen!, door Ype Akkerman, Pedeng, 15 juli 2021: ww.pedeng.nl/kans/

Noot
*) In februari 2021 besloot het kabinet tot een Nationaal Programma Onderwijs. Hiervoor wordt in totaal 8,5 miljard euro geïnvesteerd. Onderwijsministers Van Engelshoven en Slob zijn tot het besluit gekomen omdat de huidige generatie leerlingen en studenten ondanks de coronacrisis alle kansen op volwaardig onderwijs en een goede toekomst verdienen.
Elke school krijgt geld om leerlingen heel gericht te helpen, ook op sociaal-emotioneel gebied. Leraren bepalen mede hoe dit geld wordt ingezet. Zij kunnen kiezen uit bewezen effectieve maatregelen zoals gerichte bijles in kleine groepjes of samenwerking met bibliotheken op het gebied van lezen.

Afbeelding bovenaan is van Harish Sharma

Ype Akkerman is voortrekker van Stichting Beroepseer

Bennie Beuvink blikt terug op de heftige Enschedese Miro-rellen van de jaren negentig. Daaruit zijn lessen te trekken

Het Miro-winkelcentrum en de naastgelegen wijk Velve-Lindenhof in Enschede waren 25 jaar geleden landelijk nieuws. Wat aanvankelijk in die zomer van 1996 nog vrij onschuldig begon met crossen met auto’s, mondde uit tot massale vechtpartijen met de politie. Geleidelijk kregen de rellen het karakter van een volksopstand. Uit de Miro-rellen zijn lessen getrokken die tot op de dag van vandaag zichtbaar zijn.

Bert Hellegers van dagblad Tubantia blikt in een interview met Benne Beuvink terug op die roerige periode. Beuvink was indertijd nauw betrokken bij het oplossen van de problemen in de wijk. Toen hij daar kwam werken als wijkagent was de verhouding tussen burger en politie zwaar verziekt. Sinds 2009 is Beuvink politiecoach in Enschede, stadsdeel West.

67 arrestaties

Door ingrijpen van de politie op andere ‘crossterreinen’ in de stad werd het Miro-complex daarvan min of meer bij toeval de frontlinie, maar de relatie met de naastgelegen wijk Velve-Lindenhof was vanaf dat moment gelegd. Op momenten dat de ME oprukte, trokken de relschoppers zich in de smalle straten en gangen in deze wijk terug. Achteraf bleken relatief veel deelnemers aan de confrontatie met de politie afkomstig uit Velve. Opvallend veel andere geweldplegers kwamen uit vergelijkbare probleembuurten in de stad. In totaal moesten 67 gearresteerde relschoppers zich in de weken daarna in een snelrechtprocedure verantwoorden voor de Almelose politierechter.

Samenwerking

Na onderzoek bleken de crossrellen mede een uiting van de al jaren sluimerende onvrede over de leefsituatie in zogenoemde achterstandswijken. De sociale achterstanden waren een voedingsbodem voor ongeregeldheden.
Beuvink: “Na die rellen bij de Miro werden de krachten gebundeld. Gemeente, corporaties en diverse andere instanties gingen samen aan de slag. Later was er ook aansluiting bij het landelijk beleid, waardoor er extra geld beschikbaar kwam voor de zogenoemde Vogelaarwijken. Waarbij de wijkraad in Velve altijd het voortouw nam. Mensen als Hannie Knobbe, Gerrit Ansink en Joseph Swaters en andere wijkraadsleden hebben geweldig werk verricht. Ze zorgden voor draagvlak in de wijk. Je kunt iets van bovenaf bedenken maar het werkt pas als het door de bewoners zelf wordt gedragen”.

Kortom, bij samenwerking tussen politiemensen, burgerij en instellingen ontstaat er een evenwicht waarin handhaving van de orde wordt geaccepteerd.

Voornaamste les

De voornaamste les uit de rellen van de jaren negentig is dat getto-achtige buurten zoals die voorkomen in veel grote steden van Europa en de V.S. dienen te worden voorkomen.
“Voorkom zulke wijken waarin kanslozen van de maatschappij bij elkaar worden geplaatst. De achtergronden van de geweldplegers en van het publiek bij de crossrellen hangen sterk samen met de maatschappelijke positie waarin zij verkeren: wijken met een hoog percentage werkloosheid, een relatief lage woonkwaliteit en relatief weinig eigen woningbezit”, aldus prof. Gerben Bruinsma die indertijd het onderzoek had verricht en na analyse de aanbevelingen had gedaan.
Bruinsma was onder meer medeoprichter en directeur van het Internationaal Politie-Instituut Twente (IPIT) en hoogleraar criminologie aan de Universiteit van Leiden.

Er wordt weleens gezegd dat het beleid voor de Vogelaarwijken is mislukt, maar volgens Beuvink is Velve-Lindenhof wel degelijk een prachtwijk geworden. Woningen zijn mooi opgeknapt, en er kwam veel nieuwbouw. De wijkraad zei later weleens: die rellen hebben ook veel goeds gebracht.

Wat Beuvink betreft zijn er twee gouden regels die elke rechtgeaarde wijkagent altijd in ere moet houden: “Zelf waarnemen welke problemen er spelen” en “zonder afstemming geen handhaving”

Lessen uit de crossrellen van Enschede: ‘Uitbarsting onvrede leidde tot prachtwijk’, door Bert Hellegers, Tubantia, 25 augustus 2021: www.tubantia.nl

Een les in Beroepseer: Zonder wrijving geen glans, Blogs Beroepseer, 11 februari 2010: https://beroepseer.nl/


Bennie Beuvink is voortrekker van Stichting Beroepseer

 

Afbeelding bovenaan is van DeSa81 en Prawny

Echte levens van echte mensen lopen door de overheid in het honderd. Door argwaan

“Jonathan van Dijk is een van de hoofdrolspelers in het alle verbeelding tartende Belastingdienst-horrorverhaal dat Jonathan Witteman in de Volkskrant schreef. Van Dijk werkte in het verleden voor een werkgever die zonder zijn medeweten geen loonbelasting over zijn salaris afdroeg. Van Dijk maakte de dienst zelf hierop attent, en kon vervolgens de schuld terugbetalen.
Of beter gezegd: dat kon hij niet. Hij verloor zijn huis, zijn relatie strandde. ‘Zoals het er nu voor staat’, zei hij, ‘ga ik ervan uit dat ik tot mijn dood in de schulden zit’.

Wittemans artikel stond vol met dit soort afgrondelijke ellendezinnen. Halverwege de ontstaansgeschiedenis van een volgende casus begon het me te duizelen: onterechte afwijzingen, foute afgiften, verkeerde aanslagen, boetes die maar blijven komen, advocaten die nauwelijks een factuur durven sturen, omineuze cijfercodes”.

Frank Heinen verwijst in zijn column in de Volkskrant naar Wittemans artikel Vermorzeld in de raderen van de belastingdienst waarvoor 25 (ex-)belastingschuldenaren waren geïnterviewd. Een ander verhaal betreft de 45-jarige Nijkerker die vorig jaar maart, net toen Nederland op slot ging door corona, dakloos raakte met zijn jonge gezin. De fiscus had genadeloos beslag gelegd om een achteraf onterecht gebleken schuld van 50 duizend euro te innen. Het leeuwendeel was inkomstenbelasting over twee jaar waarin de ex-KLM-werknemer door een ontslagronde maar enkele maanden had gewerkt en verder in de WW zat – allemaal inkomen waarover hij al belasting had betaald.

Super SyRI ligt al in de marinade

Heinen schrijft dat uit Wittemans artikel de contouren verrezen van een door technologie gedicteerd systeem waarin argwaan jegens het individu het fundament vormt: “Het Systeem Risico Indicatie (SyRI), dat de rechter vorig jaar in strijd met het recht op privacy achtte, werd met name ingezet in buurten met relatief lage inkomens en bij mensen met een migratieachtergrond. Kortom, het voortijdig leeggeflubberde proefballonnetje van de voortijdig leeggeflubberde VVD-fractieleider Dijkhoff om wetsovertredingen in probleemwijken zwaarder te straffen, werd even verderop al min of meer in praktijk gebracht.
Inmiddels is SyRI uitgerangeerd, maar Super SyRI ligt al in de marinade. Super SyRI, het klinkt als een huishoudrobot die zich in een B-film zomaar opeens tegen zijn baasjes keert – prima gekozen naam, kortom.

Het zijn tekenen aan dezelfde wand. De overheid beschermt zichzelf tegen de burger, die wie weet wat voor kwaads in de zin heeft. ‘Een mensbeeld waarin elke burger een potentiële fraudeur is’, noemde Nationaal Ombudsman Reinier van Zutphen het in Wittemans artikel”.
Lees de hele column van Frank Heinen: Dat echte levens van echte mensen door de overheid in het honderd lopen is geen pech of toeval, maar beleid, de Volkskrant, 24 augustus 2021: www.volkskrant.nl

Vermorzeld in de raderen van de Belastingdienst, door Jonathan Witteman, de Volkskrant, 20 augustus 2021: www.volkskrant.nl

Schrijnende ervaringen met instanties. Journalist Jonathan Witteman kent er te veel om op te noemen. Wat gaat er fout? door Myrel Morskate, de Volkskrant, 21 augustus 2021: ww.volkskrant.nl

Afbeelding bovenaan: de betekenis van argwaan volgens het Groot woordenboek der Nederlandse Taal

Streven naar menswaardige zorg begint bij een bescheiden en minder sturende opstelling van politiek en beleid

Onze verzorgingsstaat wil een menswaardig bestaan voor iedereen mogelijk maken. Maar diezelfde verzorgingsstaat toont zich vaak abstract, technocratisch en ver weg van het dagelijks leven van mensen met een hulpvraag. Zo kan het gebeuren dat regels en systemen die bedoeld zijn om mensen te helpen averechts werken en soms zelfs vernederend uitpakken. Historica Willemijn van der Zwaard onderzoekt dit spanningsveld in haar proefschrift Omwille van fatsoen. De staat van menswaardige zorg, waarop zij op 24 augustus 2021 aan Tilburg University promoveert.

In het proefschrift staan de decentralisaties uit 2015 als casus centraal. Aan de extra zorgtaken die de Nederlandse gemeenten toen kregen waren niet alleen bezuinigingen, maar ook normatieve opvattingen over ‘goed leven’ gekoppeld. Namelijk: de mens die zichzelf redt, actief meedoet en niet onnodig medicaliseert. Maar wat betekent dit mensbeeld concreet voor de lokale zorgpraktijk? En hoe klinkt deze beleidstaal door in ontmoetingen tussen mensen met een hulpvraag en mensen die ‘namens’ de gemeente zorg en ondersteuning verlenen?

In de gemeente Utrecht observeert Van der Zwaard voor haar onderzoek ontmoetingen tussen buurtteammedewerkers en inwoners. In die ontmoetingen wordt duidelijk wat nodig is om mensen in hun waarde te laten. Buurtteammedewerkers nemen veel ruimte om zich een beeld te vormen van de mensen die zij ontmoeten en ondersteunen. In de keuzes die ze vervolgens maken is het abstracte beleidsideaal van de zelfredzame burger verre van leidend.

Dat vraagt van professionals dat zij hun eigen koers durven varen

Van der Zwaard: “Ruimte nemen om mensen in hun waarde te laten lukt soms dankzij, maar vaker ondanks de opvattingen over menswaardig bestaan die de medewerkers van politiek en beleid meekrijgen.” Dat vraagt echter wel van professionals dat zij hun eigen koers durven varen en zich daarin ondersteund voelen. Goedbedoelde regels en richtlijnen kunnen daarbij helpen, maar als ze doorslaan dan ondermijnen ze juist het streven naar menswaardige zorg.

In Omwille van fatsoen schetst Van der Zwaard aan de hand van klassieke en eigentijdse denkers over de (Nederlandse) verzorgingsstaat dat sprake is van een permanent balanceren tussen handelen met en handelen zonder aanzien des persoons. En dat is een razend ingewikkelde opdracht voor iedereen die probeert om burgers met een hulpvraag te helpen. Het wordt al helemaal lastig als politici en beleidsmakers daar grote beloften over doen (‘dit nooit meer’) of zich laten meeslepen door de drang om alles wat in de praktijk gebeurt meetbaar, tastbaar en grijpbaar te maken. Hoewel dat met goede bedoelingen gebeurt, leidt dit in de praktijk juist tot risico’s van kille bureaucratie en paternalistisch overheidsoptreden. Dat betekent: ‘institutionele vernedering’ in plaats van menswaardige zorg.

Flinke portie bescheidenheid bij politici, beleidsmakers en bestuurders maakt verschil

Een belangrijke conclusie van haar promotieonderzoek is daarom dat een flinke portie bescheidenheid bij politici, beleidsmakers en bestuurders een groot verschil kan maken. Van der Zwaard: “In Utrecht wordt hier al jaren actief aan gewerkt en met positief resultaat. Maar het blijft hard werken om de ruimte van professionals niet teveel in te kleuren, zelfs als alle neuzen dezelfde kant op staan, omdat de neiging tot categoriseren en controleren nu eenmaal eigen is aan de verzorgingsstaat.”

Dit proefschrift laat zien dat het streven naar menswaardige zorg begint bij een meer bescheiden en minder sturende opstelling van politiek en beleid. De ruimte die dan ontstaat komt ten goede aan het respecteren van menselijke waardigheid in de praktijk. Laat dat nu net zijn waar de verzorgingsstaat van oudsher voor is bedoeld.

Willemijn van der Zwaard (1990) deed haar promotieonderzoek bij Tilburg University en de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) naast haar werk als senior adviseur bij de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS). Promotores: prof. dr. P.H.A. Frissen, prof. dr. T. Schillemans.

Promotie W. van der Zwaard MA, dinsdagmiddag 24 augustus 2021 om 16.00 uur. Via livestream te volgen: www.tilburguniversity.edu/nl/actueel/agenda/promotie-w-zwaard

Omwille van fatsoen. De staat van menswaardige zorg’is uitgegeven bij Boom Bestuurskunde: www.boomdenhaag.nl/webshop/omwille-van-fatsoen

Menswaardige zorg begint bij politieke bescheidenheid, Tilburg University, 23 augustus 2021: www.tilburguniversity.edu

Lerarentekort leidt tot fusie twee groepen 8 op basisschool: 52 kinderen in de klas

Er is een digitale ouderavond gepland voor De Boeier op donderdag 26 augustus 2021. Basisschool De Boeier in Lelystad is namelijk gedwongen door het landelijke lerarentekort tot een noodoplossing: de fusie van twee groepen 8. Sinds maandag 23 augustus vormen zij gezamenlijk een megaklas van 52 leerlingen. De twee groepen krijgen les van een docent en een onderwijsassistent.

Omroep Flevoland meldt dat de directie van de school een e-mail heeft gestuurd naar de ouders. Normaal gesproken telt een klas 25 leerlingen, maar nu zitten 52 leerlingen in één lokaal. Om ervoor te zorgen dat de onderwijzer samen met de onderwijsassistent alle leerlingen in de gaten kan houden, is een muur uitgebroken tussen twee lokalen.

Geen andere oplossing

Directeur Roelie Renzema zag geen andere oplossing voor het probleem dan het doorbreken van de muur. “De sollicitant die we vlak voor de vakantie hadden aangenomen heeft er toch voor gekozen om niet te komen”, schreef ze in een brief aan de ouders van de leerlingen. “Dat was wel even schrikken. We hadden namelijk verder geen kandidaten, er had niemand gereageerd op de vacature die nog openstond”. Ook konden de andere docenten van de school niet meer uren werken

De juf geeft de beide klassen instructies, waarna de onderwijsassistent meehelpt tijdens de les. Renzema in de brief: ­”We moeten samen ontdekken wat hierin goed werkt en wat niet. Deze werkwijze waarbij een onderwijsassistent in de groep bij de leerkracht is, komt op kleinere schaal al voor binnen onze school maar dit is voor het eerst dat we op deze manier aan twee groepen tegelijk gaan lesgeven”.

Lerarentekort basisschool De Boeier: muurtje doorgebroken voor klas van 52 kinderen, Omroep Flevoland, 23 augustus 2021: www.omroepflevoland.nl

 

Afbeelding bovenaan is van  Clker-Free-Vector-Images