Skip to main content

Redactie Beroepseer

Samenwerking van groep ambtenaren blijkt zeer succesvol

Bijna twee keer zoveel mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt vindt een baan via de methode IPS in vergelijking tot andere methodieken. Een groot succes, en daarom krijgt de re-integratiemethode Individuele Plaatsing en Steun (IPS) voor de komende twee jaar achttien miljoen euro uit de rijksbegroting.
Achter de achttien miljoen zit een verhaal van een bevlogen samenwerking tussen ambtenaren van verschillende overheden, verenigingen en zorgpartijen: de ministeries van SZW en VWS, De Nederlandse GGZ, UWV, Cedris, Divosa, Mensen met Mogelijkheden, MIND, Valente, Stichting Samen Sterk zonder Stigma, de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten en werkgeversvereniging AWVN – verenigd in het initiatief Sterk door Werk.

Tijdens behandeling geplaatst bij werkgever

Een derde van de mensen met een uitkering ontvangt GGZ-hulp. En bijna 60 procent van de totale GGZ-kosten gaat naar mensen met een uitkering, ontdekten drie ambtenaren op het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). De oplossing bleek te zijn de re-integratiemethode IPS.
IPS is een methode waarbij mensen met psychische problemen, die daarvoor in behandeling zijn bij een GGZ-instelling, niet pas ná hun behandeling op zoek gaan naar werk. In plaats daarvan worden ze, als zij dat willen, tijdens hun behandeling geplaatst bij een werkgever. Het begint dus meteen met echt betaald werk. Een trajectbegeleider begeleidt zowel de cliënt als de werkgever.
IPS leidt bij 44 procent van de deelnemers binnen 30 maanden tot betaald werk, terwijl die uitkomst bij andere methodieken 25 procent is.

Enthousiast

Werkgevers zijn enthousiast over IPS. Hans van Beek werkt bij U-stal, een stichting voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Ze beheren depots, fietsenstallingen en bieden schoonmaakdiensten aan.
Bij Van Beek zijn negen mensen met een IPS- traject geplaatst. Acht daarvan waren een succes. De negende stopte vanwege medicatieproblemen. Van Beek: “Je merkt dat er op de achtergrond grote afstemming is geweest. Daardoor verdwijnt de ruis uit het traject. De trajectbegeleider geeft de beperkingen aan en is een praktisch aanspreekpunt die alle gegevens bezit, daardoor hoef je niet steeds naar een andere instantie voor bepaalde informatie”.
Van Beek heeft dat ook weleens anders meegemaakt. Hij vertelt over een man die thuis gevonden werd in apathische staat. Het was moeilijk om hem nog ergens gemotiveerd voor te krijgen. Dankzij de vele inspanningen van U-Stal lukte het om de man weer met plezier naar het werk te krijgen. Totdat zijn medicatie, zonder afstemming of aankondiging, werd aangepast.

Van Beek: “Voor we het wisten was hij weer in dezelfde staat als eerder. Het was handig geweest als wij geïnformeerd waren over zijn medicatie, dan konden wij ook weer het effect daarvan rapporteren. Nu hebben we ontzettend veel energie gestoken in deze man en heeft het uiteindelijk tot niets geleid. En dat komt dan door een externe partij. Dat is ontzettend zonde”.

Op Overheid van nu – voor professionals die interbestuurlijk samenwerken – staan meer verhalen over de manier waarop werkgevers de samenwerking van GGZ, UWV en gemeente hebben ervaren. Ook komt initiatiefnemer Henk-Jan Grotenhuis van het ministerie van SZW aan het woord over  het zoeken naar samenwerking en intrinsieke motivatie.
Ga naar: Het succesverhaal van een groep ambtenaren met een gevoel van urgentie, Overheid van nu, 11 oktober 2021: www.overheidvannu.nl 

Zie ook Documentaire tv-serie ‘Employable me’ helpt mensen met een beperking aan een baan. Zo kan het ook! Blogs Beroepseer, 16 augustus 2018: https://beroepseer.nl

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

De leeuw

Vince, een ervaren acteur probeert zijn werk te doen in een filmstudio waar hij is voor een audio-opname. Met zijn geoefende, welluidende stem draagt hij hardop de tekst van een reclameboodschap voor. Behalve de regisseur en de geluidsman zijn er nog drie mensen aanwezig in dezelfde ruimte, twee mannen en een vrouw. Ze zitten daar in naam het bedrijf waarvoor de reclameboodschap is bestemd en luisteren mee. Het veeleisende managerstrio lijkt al gauw andere ideeën te hebben over de opname. Ze leveren voortdurend kritiek op bijna elke zin die de acteur uitspreekt. Op een gegeven moment doet een van hen een suggestie.

Intussen zijn acteur, regisseur en geluidsman de wanhoop nabij door steeds weer nieuwe eisen van het trio. Vince, die zijn best doet, moet telkens een zin herhalen, op aanwijzing van mensen die tot in detail denken het beter te weten.
Dan gebeurt er iets onverwachts, en een hilarische slotscène volgt.

The Lion is een korte, perfect uitgevoerde satire over werk, vakmanschap, bemoeizucht en pedanterie, met aan het eind een wijze les.
De film is geproduceerd door Omeleto, makers van de beste korte films die meer dan eens bekroond zijn met een Oscar en prijzen hebben gewonnen op internationale filmfestivals als het festival van Sundance en van Cannes.

The Lion, duur ruim 8 min; met Engelse ondertiteling.

Meer films op Omeleto: www.youtube.com

 

Hersteloperatie van kinderopvangtoeslagaffaire blijkt te ingewikkeld en traag, constateert Nationale Ombudsman

De Nationale ombudsman heeft, op uitnodiging van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, in juli 2020 besloten dat hij tijdens de hersteloperatie door Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) de klachtbehandeling door de UHT zal monitoren. Dit resulteerde op 25 mei 2021 in de eerste rapportage van de monitor.
Het Ministerie van Financiën en de Belastingdienst hebben de enorme taak om de ouders, die het slachtoffer werden van de kinderopvangtoeslagaffaire, herstel te bieden. Daarvoor hebben zij de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) opgericht. Het kan zijn dat ouders, die zich voor herstel hebben aangemeld, het niet eens zijn met de manier waarop de UHT die taak uitvoert. Of met de manier waarop medewerkers van de UHT hun te woord staan of hun zaak behandelen. Net als alle burgers die het niet eens zijn met een overheidsinstantie, kunnen ie ouders dan een klacht indienen bij de UHT.

Tweede rapportage

De Nationale ombudsman kondigde in de rapportage van mei aan dat hij de klachtbehandeling zal blijven volgen. De tweede rapportage betreft de periode maart tot en met juli 2021. Hierin gaat het vooral over de vraag of de UHT het groeiend aantal klachten over de hersteloperatie tijdig en met behoud van kwaliteit kan (blijven) afhandelen.

Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen: “De klachtbehandeling van de UHT is tijdens de periode van ons onderzoek tekortgeschoten. Ze liepen flinke achterstanden op en ook wettelijke behandeltermijnen zijn in meer dan een kwart van de gevallen overschreden”.
Gedurende het onderzoek wees de Nationale ombudsman de UHT dit keer ook tussentijds op andere knelpunten dan alleen de klachtafhandeling. “Zo krijgen ouders geen of te weinig informatie over wanneer hun herstelverzoek wordt behandeld. Hierdoor weten zij vaak niet waar ze aan toe zijn. Daarmee zijn de stress en onzekerheid nog steeds aan de orde van de dag. Ouders willen deze kwestie emotioneel en financieel kunnen afsluiten, maar kunnen dat nog altijd niet”.

Systeem te ingewikkeld

De ombudsman blijft zich zorgen maken over hoe ingewikkeld de hersteloperatie is. “In mei van dit jaar heb ik dat duidelijk aangegeven, maar ik zie geen verbetering. De klachtbehandelaars bij de UHT kunnen doorgaans niets doen aan klachten over de behandelduur: het systeem is gewoon te ingewikkeld. En zo kunnen we bijna een parallel trekken tussen de fouten die de overheid in eerste instantie maakte bij de kinderopvangtoeslagaffaire – en de manier waarop ze nu omgaan met het oplossen ervan. Ouders lopen nog steeds vast, het herstel gaat traag en het systeem is te ingewikkeld. Het kabinet moet dit oplossen. Alles moet erop gericht zijn om de gedupeerde ouders duidelijkheid te geven. En dat vraagt om ingrijpende besluiten en maatregelen. Op deze manier komen we er niet”.

Ook de komende tijd blijft de Nationale ombudsman de klachtbehandeling van de UHT monitoren en de opvolging van zijn aanbevelingen bewaken. In het voorjaar van 2022 brengt de ombudsman daarover opnieuw een rapport uit.

Rapport Klacht gegrond, maar geen oplossing. 2e Rapportage monitor klachtbehandeling Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen, Maart t/m juli 2021, Nationale Ombudsman, 11 oktober 2021: www.nationaleombudsman.nl

Nationale ombudsman: hersteloperatie toeslagenaffaire in zwaar weer, Nationale Ombudsman, 11 oktober 2021: www.nationaleombudsman.nl

Eindrapport ‘Het gezag van de gemeenteraad’ gepresenteerd

Stichting Beroepseer heeft in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden en de Vereniging van Griffiers een verkennend onderzoek uitgevoerd naar Het gezag van de gemeenteraad. Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van het programma Democratie in actie. In vier gemeenten heeft de stichting Goed Werk Plaatsen georganiseerd, groepsgesprekken over manieren waarop het gezag van de raad versterkt kan worden: in Drechterland, Oldambt, Emmen en IJsselstein.

Op basis van de uitkomsten van deze bijeenkomsten, in combinatie met bestaande onderzoeksrapporten, heeft Stichting Beroepseer een eindrapportage opgesteld. Het rapport werd op maandag 11 oktober 2021 gepresenteerd.

Vijf belangrijkste punten voor versterking
van het gezag van de gemeenteraad

  1. Vergroot de zichtbaarheid van de gemeenteraad. Zet in op raadscommunicatie, waarmee je inzichtelijk maakt wie de gemeenteraad is en wat ze doet. De griffie kan hier een belangrijke rol in vervullen
  2. Maak werk van informele burgerparticipatie. Het is voor het gezag van de raad belangrijk om thema’s, problemen, kennis en geluiden bij burgers op te halen alvorens een stelling of standpunt in te nemen. De raad kan tot een gezagsvol optreden komen als zij zich probeert te verplaatsen in burgers en te redeneren vanuit hun positie.
  3. Zet in op constructief dualisme. Dat betekent dat het college probeert de gemeenteraad optimaal in zijn rol en positie te faciliteren, er is niet alleen oog voor de wensen en voorstellen van de coalitiepartijen maar ook voor de voorstellen van de oppositie. Daarbij is ook van belang om het contact tussen raadsleden en ambtenaren laagdrempelig te maken.
  4. Betrek de raad tijdig bij het maken van beleid. De raad dient tijdig betrokken te worden zodat zij inhoudelijk kan meedenken over en bijsturen op beleidsthema’s. De raad kan dan aan de voorkant invloed uitoefenen op beleid en uitvoering.
  5. Kwalitatief raadswerk. Het gezag van een raadslid neemt af als hij te algemeen, te gedetailleerd, te sterk gericht op de korte termijn of te sterk op basis van de waan van de dag, reageert op beleid, besluiten of voorstellen. Investeer daarom in een goede toerusting en deskundigheidsbevordering van de raad, maar ook in omgangsvormen en integriteit. En breng focus aan door duidelijke keuzes te maken waar je als raad het verschil wilt maken.

Meer informatie

Klik hier voor het volledige rapport Het gezag van de gemeenteraad.

Stichting Beroepseer over gezag

De afgelopen jaren heeft Stichting Beroepseer een brede agenda opgebouwd aan publicaties en bijeenkomsten rondom het thema gezag:

Gezagsdragers

De aandacht voor het thema gezag begon met de verschijning van de bundel Gezagsdragers in 2012. Dit boek, onder redactie van Gabriël van den Brink, Thijs Jansen en René Kneyber, vraagt aandacht voor het feit dat professionals als politieagenten, verpleegkundigen, leraren en conducteurs te kampen hebben met een gezagscrisis. Waar gezag in vroegere tijden inherent was aan de rol die zij vervulden, zien hedendaagse gezagsdragers zich gesteld voor een tegenstrijdige ontwikkeling: terwijl hun gezag steeds minder vanzelf spreekt, lijkt gezagsvol optreden meer dan ooit van hen verwacht te worden. Gezagsdragers bespreekt deze discrepantie en komt bovendien met (beleidsmatige) oplossingen.

Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag

In essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag (2016) pleiten Gabriël van den Brink en Thijs Jansen voor een ambtelijk statuut om de overheid meer gezag in de samenleving te bezorgen. Volgens de auteurs zijn er in de samenleving volop morele gezagsbronnen aanwezig. Maar, politieke bestuurders maken hier stelselmatig geen of te weinig gebruik van, vanwege de overheersing van machtskwesties en kortetermijnbelangen. Een ambtelijk statuut kan hier een tegenwicht aan bieden. Dit statuut dient waarden te bevatten die uitdrukking geven aan de publieke missie (bijvoorbeeld onafhankelijkheid, rechtsstatelijkheid, rechtmatigheid, rechtvaardigheid) en aan de professionele missie (bijvoorbeeld deskundigheid, dienstbaarheid, doelmatigheid en eerlijkheid) van het ambtelijk werk.

Het gezag van de wethouder

Stichting Beroepseer heeft ook onderzoek verricht naar het gezag van wethouders en gemeentesecretarissen. In 2018 verscheen Het gezag van de wethouder. Hierin gaan Corné van der Meulen en Thijs Jansen op zoek naar het gezag van wethouders in de 21e eeuw. Welke bronnen kunnen wethouders aanwenden voor een gezagsvol optreden? Het boek werd door de Wethoudersvereniging cadeau gegeven aan alle aantredende wethouders na de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2018.

Het gezag van de gemeentesecretaris

Voor Het gezag van de gemeentesecretaris. Een ambachtelijke uitdaging (2019) onderzochten Corné van der Meulen, Thijs Jansen en Niels Karsten hoe gemeentesecretarissen gezagsvol kunnen optreden. Ondanks dat de meeste secretarissen positief zijn over de mate van gezag, ervaren zij dat gezag steeds meer op individueel niveau moet worden verdiend en waargemaakt. De Vereniging van Gemeentesecretarissen (VGS) heeft alle actieve secretarissen een exemplaar van het boek en een flyer met de belangrijkste resultaten cadeau gedaan.

Het gezag van de raadsgriffier

Het gezag van de raadsgriffier is verschenen in 2020. In opdracht van de Vereniging van Griffiers (VvG) hebben Corné van der Meulen, Gerard van Nunen, Thijs Jansen en Niels Karsten onderzocht hoe griffiers gezag kunnen opbouwen en behouden. Het onderzoek heeft in kaart gebracht hoe griffiers zelf hun gezagspositie zien. Niet eerder werd het gezag van griffiers op deze schaal geanalyseerd. Het ambt is relatief jong, en voor veel gemeenteraden blijft het (voorlopig) zoeken welke ondersteuning ze van de griffie wensen. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat veel griffiers ondanks de huidige, onzekere kaders er toch in slagen een behoorlijke gezagspositie op te bouwen. Het boek biedt handvatten om actief en doelgericht verder te werken aan een gezagsvolle invulling van het griffiersambt.

De SAM-professional als gezagsdrager 

In september 2021 is de publicatie De SAM-professional als gezagsdrager verschenen. SAM-professionals werken aan de bestaanszekerheid en het welzijn van burgers. Als publieke professionals streven zij ernaar dat burgers zo veel mogelijk maatschappelijk actief zijn en zelfstandig in hun onderhoud kunnen voorzien. Hun werk heeft grote invloed op het leven van mensen. Voor veel burgers in een kwetsbare positie vormen zij het gezicht van de overheid. Dit boek laat zien dat SAM-professionals gezag moeten opbouwen én behouden om invloed uit te kunnen oefenen. Dit vraagt om een continue investering in de eigen professionaliteit. Wat is gezag voor SAM-professionals? En hoe kunnen zij het verdienen? Dit boek laat zien hoe de SAM-professional gezagsvol en daarmee effectief kan optreden in de dagelijkse praktijk.

Publicaties en scholing

Naast deze boeken heeft Stichting Beroepseer ook over gezag gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften. Op basis van de opgedane inzichten geeft Stichting Beroepseer ook gezagscursussen aan wethouders als onderdeel van de Wethoudersopleiding van het Tilburg Institute of Governance (Tilburg University).

Elk jaar overlijden bijna twee miljoen mensen door werkgerelateerde oorzaken

Werkgerelateerde ziekten en letsels waren in 2016 verantwoordelijk voor de dood van 1,9 miljoen mensen, volgens een eerste raming van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO (beter bekend onder de Engelse afkorting ILO).

WHO en IAO hebben in mei 2021 de allereerste studie gepubliceerd waarin de lasten van hartziekten en beroerten als gevolg van blootstelling aan lange arbeidstijden (d.w.z. 750 000 sterfgevallen) zijn gemeten. De studie stelde lange werkuren vast als risicofactor met de grootste werkgerelateerde ziektelast.
Met de publicatie van het wereldwijde monitoringrapport in september 2021, starten WHO en ILO hun vergelijkende risicobeoordeling van de werkgerelateerde ziektelast. Deze omvat 19 beroepsgerelateerde risicofactoren. Het is het meest uitgebreide onderzoek van de WHO naar werkgerelateerde ziektelast, en de allereerste gezamenlijke beoordeling van dit type met de IAO.
Een visualisatie van de ziektelast op nationaal niveau, met uitsplitsing naar geslacht en leeftijd, is beschikbaar op: https://who-ilo-joint-estimates.shinyapps.io/OccupationalBurdenOfDisease/

Letterlijk omkomen door het werk

Niet-overdraagbare ziekten waren verantwoordelijk voor 81 procent van de sterfgevallen. De belangrijkste doodsoorzaken waren chronische obstructieve longaandoeningen (450.000 sterfgevallen), beroerten (400.000 sterfgevallen) en ischemische hartziekten (350.000 sterfgevallen). Arbeidsletsels veroorzaakten 19 procent van de sterfgevallen (360.000 sterfgevallen).

“Het is schokkend om te zien dat zoveel mensen letterlijk omkomen door hun werk”, merkte directeur-generaal Tedros Adhanom Ghebreyesus van de WHO op: “Ons rapport is een oproep aan landen en bedrijven om de gezondheid en de veiligheid van werknemers te verbeteren en te beschermen door hun beloften na te komen: zorgen voor een universele waarborg voor gezondheids- en veiligheidsvoorzieningen op het werk”.
Werkgerelateerde ziekten en letsels belasten de gezondheidsstelsels, verminderen de productiviteit en kunnen rampzalige gevolgen hebben voor gezinsinkomens, zo waarschuwt het rapport.

Stijging hartaandoeningen en beroerten

Wereldwijd is het aantal werkgerelateerde sterfgevallen per inwoner tussen 2000 en 2016 met 14 procent gedaald. Dat kan een weerspiegeling zijn van verbeteringen op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk. Daarentegen steeg het aantal sterfgevallen door hartaandoeningen en beroerten die verband houden met blootstelling aan lange werktijden met respectievelijk 41 en 19 procent. Deze percentages weerspiegelen een stijgende trend in deze relatief nieuwe en psychosociale beroepsrisicofactor.

Een onevenredig groot aantal werkgerelateerde sterfgevallen doet zich voor bij werknemers in Zuidoost-Azië en het westelijk deel van de Stille Oceaan, bij mannen en bij mensen ouder dan 54 jaar.

Het monitorrapport stelt beleidsmakers in staat werkgerelateerd gezondheidsverlies op nationaal, regionaal en mondiaal niveau te volgen. Dat maakt passende maatregelen mogelijk voor verbetering van de gezondheid van werknemers. Uit het rapport blijkt dat meer actie nodig is voor gezondere, veiligere, veerkrachtigere en sociaal rechtvaardigere werkplekken.

Verandering van werkpatronen en -systemen

Elke risicofactor kent een unieke reeks preventieve acties. Guy Ryder, directeur-generaal van IAO: “Regeringen, werkgevers en werknemers kunnen allen maatregelen nemen om de risicofactoren op de werkplek te verminderen. Ze kunnen ook worden verminderd of geëlimineerd door verandering van werkpatronen en -systemen. Daarnaast kunnen ook persoonlijke beschermingsmiddelen helpen als blootstelling aan risico’s op het werk niet kan worden vermeden”.

“Internationale arbeidsnormen en WHO/ILO-instrumenten en -richtlijnen bieden een solide basis voor sterke, effectieve en duurzame veiligheidssystemen. Als deze worden gevolgd, kan het aantal doden en gehandicapten aanzienlijk worden teruggedrongen”, aldus Vera Paquete-Perdigao, directeur van afdeling Governance and Tripartism*) van IAO.

De totale arbeidsgerelateerde ziektelast is waarschijnlijk veel groter, aangezien het gezondheidsverlies als gevolg van verscheidene andere beroepsgerelateerde risicofactoren in de toekomst nog moet worden vastgesteld. Bovendien gaan de gevolgen van de COVID-19-pandemie nog een dimensie aan deze last toevoegen. Deze worden in een toekomstige schatting meegenomen.

Global Monitoring Report: WHO/ILO Joint Estimates of the Work-related Burden of Disease and Injury, 2000–2016, World Health Organization and International Labour Organizatiom, september 2021: www.ilo.org

WHO/ILO: Almost 2 million people die from work-related causes each year, International Labour Organization (ILO), 17 september 2021: www.ilo.org

Noot
*) Tripartisme bestaat uit regelmatige contacten tussen een beperkt aantal representatieve centrale organisaties voor werknemers, werkgevers en de nationale overheid om sociaal-economische onderwerpen te bespreken, zoals arbeidswetgeving, belastingheffing, sociale zekerheid en werkgelegenheidsbeleid.

Twentse huisartsen zijn nieuwe regels zat. Regeling jaarverantwoording Wmg is disproportioneel en tegendeel van ‘(ont)regel de zorg’

Het tomeloos controleren van zorgaanbieders is een verontrustend verschijnsel aan het worden. Het wordt steeds erger, ondanks beloften de zorg te ‘ontregelen’. De nadruk ligt niet meer op zorg, maar op verantwoording en controle. Marieke Nijhof, bestuurslid van Huisartsenkring Twente in het dagblad Tubantia: “Het verzamelen van informatie lijkt een doel op zich geworden, in plaats van een middel om misbruik van zorggelden aan te pakken. Op het ministerie lijkt de met de mond beleden wens om de zorg te ‘ontregelen’ toch telkens weer ondergeschikt aan het belang van het opstellen van nieuwe regels”.
Huisartsen in Twente zijn het zat. Rick Schenau uit Enschede Tubantia: “Ik snap dat ik publiek geld moet verantwoorden, maar dat doe ik, bij de Belastingdienst. Dit is disproportioneel”.

Regeling jaarverantwoording Wmg

Per januari 2022 treedt de Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) in werking. Onderdeel van de wet is de Regeling jaarverantwoording Wmg*). De regeling bepaalt welke gegevens zorgaanbieders bij de jaarverantwoording openbaar moeten maken en de wijze waarop dat moet gebeuren.
Tegen de verplichting elk jaar een lange vragenlijst over de financiële huishouding in de huisartsenpraktijk te beantwoorden, is veel bezwaar gemaakt door een samenwerkingsverband van eerstelijnsorganisaties, te weten: belangenvereniging eerstelijnszorg InEen, Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapeuten (KNGF,) Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (KNMT), Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV), Landelijke Huisartsenvereniging (LHV), Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen & psychotherapeuten (LVVP,) NVM-mondhygiënisten en Organisatie van Nederlandse Tandprothetici (ONT). Deze coalitie heeft alternatieven aangedragen voor de tijdverslindende en overbodige vragenlijsten, maar deze zijn helaas door staatssecretaris Blokhuis van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naast zich neer gelegd.

Het is nodig, volgens het ministerie van VWS, “om de transparantie en verantwoording in de sector, en het bewustzijn over kwaliteit te vergroten”. Onzin, vinden de zorginstanties. De cijfers voor de overheid zijn al inzichtelijk genoeg.

Bureaucratisme

“Ze willen overal controle op hebben”, zegt Rick Schenau. “De nadruk ligt niet op zorg, maar op verantwoording”. Volgens hem is het tijd voor burgerlijke ongehoorzaamheid.

Waar we behoefte aan hebben is aan vertrouwen in professionaliteit en leiderschap op de werkvloer. Waar we geen behoefte aan hebben is nog meer bureaucratisme, invullijsten en voortdurend wijzigende maatregelen van overactieve wettenmakers.

Noot
*) Wmg = Wet marktordening gezondheidszorg

 

Twentse huisartsen zijn nog strengere regels zat en pleiten voor boycot: ‘Tijd voor burgerlijke ongehoorzaamheid’, door Arjan te Bogt, Tubantia, 4 oktober 2021: www.tubantia.nl

(Ont)Regel de zorg: www.ordz.nl

Bureaucratisme, door Peter van Maurik, Blogs Beroepseer, 18 januari 2011: https://beroepseer.nl/

 


Afbeelding bovenaan is van Anja Heidsiek

Herziene versie manifest De Jeugdsprong met update van ‘aanbeveling no 5’ over jeugdbescherming

Manifest De Jeugdsprong bevat tien aanbevelingen voor een her-organisatie van de jeugdzorg. Het manifest werd online gepresenteerd op 17 mei 2021 en vervolgens gestuurd naar gemeenten, werkgevers, professionals, cliënten en ervaringsdeskundigen van de jeugdzorg. De Jeugdsprong bevat een visie op de fundamentele en urgente aanpak van de Nederlandse jeugdzorg en is een advies aan de lokale en landelijke politiek.

Inmiddels is er een herziene versie van het manifest verschenen. Daarin is de vijfde aanbeveling herschreven die gaat over jeugdbescherming. Deze luidt als  volgt:

5. Naar veiligheid voor kinderen/ jongeren door middel van een rechtsstatelijke jeugdbescherming

DE VEILIGHEIDSBLIK IN HET JEUGD EN GEZINSTEAM

Jeugdbescherming is aan de orde als er sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de jeugdige en wanneer deze ontwikkelingsbedreiging onvoldoende afgewend kan worden met hulpverlening in het vrijwillig kader. De ontwikkel belangen van het kind worden daarbij als uitgangspunt genomen, waarbij bij voorkeur vanuit de bestaande gezinssituatie gewerkt wordt.

  • Veiligheidsexpertise dient onderdeel te zijn van het eerstelijns Jeugd en Gezinsteam. Dit team moet in staat zijn tijdig te herkennen als de veiligheid van kinderen in gevaar komt, kennis hebben van de meeste passende interventies en kunnen afwegen wanneer het gedwongen kader van een OTS van meerwaarde/noodzakelijk is.
  • De optie ‘drang’ verdwijnt als onwettige tussenvorm tussen vrijwillige hulpverlening en wettelijk opgelegde jeugdbeschermingsmaatregelen.

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING EN KINDERRECHTER

Het melden van ernstige bedreigingen moet duidelijker, en langs minder schijven dan nu het geval is.

  • Voeg Veilig Thuis samen met de Raad voor de Kinderbescherming. Deze instantie krijgt de functie van instantie waar gemeld moet worden, naast de functie die hij al vervult: het beoordelen en onderzoeken van meldingen en advisering van de kinderrechter over maatregelen (rekest en onderzoeksfunctie).
  • Deze Raad vervult een onafhankelijke functie: meldingen registreren, onderzoeken, beoordelen en – waar noodzakelijk – op basis daarvan een advies over de te nemen maatregelen voor te leggen aan de kinderrechter. Het is beslist niet de bedoeling dat de Raad maatregelen mee uitvoert. Wel is zij overlegpartner om juridische kinderbeschermingsmaatregelen te helpen voorkomen.
  • Het is van belang dat de Raad aan waarheidsvinding doet (zoals beschreven in “Actieplan verbetering feitenonderzoek in de jeugdbeschermingsketen”)
  • De Raad moet daarbij in staat zijn (en de middelen hebben) om multidisciplinaire teams samen te stellen. Hierbij valt te denken aan klinische, gedragsdeskundige, medische, forensische en juridische expertise.
  • Het is aan te bevelen grootschalige audits te doen naar de kwaliteit van rapportages en waarheidsvinding.
  • Raad voor de Kinderbescherming, gezinsvoogdijinstellingen en ketenpartners nemen gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het tijdig signaleren en monitoren van benodigde hulpverlening voor groepen die nu een verhoogd risico lopen op hulpverlening binnen het gedwongen kader van jeugdbeschermingsmaatregelen en (gesloten) uithuisplaatsingen.

ZORGVULDIGE RECHTSGANG BIJ KINDERRECHTER

  • Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) wil een eerlijke balans tussen de betrokken partijen in een rechtszaak waarborgen. Ouder(s) en kind(eren) krijgen daarom ieder kosteloze juridische bijstand door een gespecialiseerd familie/jeugdrechtadvocaat zodra er sprake is van contacten met de jeugdbeschermingsketen. In kinderbeschermingszaken is de verzoekende instantie namelijk een professionele (overheids)instantie die de kennis en middelen tot haar beschikking heeft om deskundig onderzoek te (laten) verrichten, juristen in huis heeft en ook over de middelen beschikt om een advocaat in te schakelen. Het gezin dat te maken krijgt met een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel, heeft deze middelen niet vanzelfsprekend tot zijn beschikking.
  • Voer een overzichtelijk algemeen toegankelijke richtlijn in, die zowel geldt voor de verzoekende instantie als de kinderrechter en toeziet op het besluitvormingsproces in kinderbeschermingszaken.
  • De ouder(s) en kind(eren) moeten kunnen deelnemen aan het besluitvormingsproces en moeten zelfstandig in de gelegenheid worden gesteld om zijn of haar standpunten naar voren te brengen. Door hen verstrekte informatie en bewijsmiddelen moeten worden meegenomen in de besluitvorming.
  • De ouder(s) en kind(eren) moeten, als er een maatregel wordt opgelegd, een rechtsmiddel hiertegen kunnen aanwenden.
Randvoorwaarden
Uit onderzoek blijkt dat in de laatste jaren minder vaak onafhankelijke diagnostiek wordt  verricht. Met als belangrijkste reden dat de financiering van een dergelijk onderzoek niet van de grond komt. Een besluit moet zijn gebaseerd op een voldoende feitelijke grondslag. Daarom mag het recht op diagnostiek en/of contra-expertise geen lege huls zijn vanwege financiële problemen. Er dient te worden geïnvesteerd in de instanties die het deskundigenonderzoek financieren en instanties die het deskundigenonderzoek uitvoeren.

UITVOERING VAN DE MAATREGELEN NA DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK

  • De door de rechter opgelegde maatregel (een Ondertoezichtstelling of een voogdij) wordt uitgevoerd door een publieke beschermingsorganisatie; de gecertificeerde instelling. Die organisatie wordt door het Rijk gefinancierd, is regionaal georganiseerd, en wordt lokaal uitgevoerd.
  • Deze organisatie voert van rechtswege de regie en dus ook het casemanagement.
  • Om de lijn met de eerste lijn te houden, stellen we voor dat de veiligheidsprofessional uit het eerstelijnsteam, in deze situatie, bij uitzondering, WEL in dienst kan zijn van de gecertificeerde veiligheidsorganisatie als vooruitgeschoven post. Zo kan deze zowel voor als na de maatregel betrokken zijn en blijven bij het gezin. Dit voorkomt verschillende gezichten, maar ook het ongerechtvaardigd doorschuiven van gezinnen met zware casuïstiek van vrijwillig naar gedwongen kader. Er kan voor niemand onduidelijkheid bestaan over de status van de hulp: voor de maatregel werkt de veiligheidsprofessional in vrijwillig kader met het gezin, na de maatregel is de vrijwilligheid eraf.

STOP DE WOEKERING VAN (DIGITALE) INFORMATIE

  • Stop de woekering van (digitale) informatie over ouders, kinderen, jongeren die zonder hun medeweten en zeggenschap online wordt verzameld en gedeeld en die niet zorgvuldig bijgehouden en gecorrigeerd kan worden. Schaf daarom in ieder geval zo spoedig mogelijk de Verwijsindex risicojongeren (VIR) af, en de overheid formuleert strenge eisen over het woekeren van digitale informatie over ouders, jongeren en kinderen
  • Gecorrigeerde (concept) rapporten moet met zich meebrengen dat oudere versies vernietigd worden en dat de client inzage heeft in zijn eigen digitale dossier

JEUGDRECLASSERING

  • Voor de jeugdreclassering (ook onderdeel van de gecertificeerde instelling) is een andere weg af te leggen: via politie of leerplicht wordt een kind middels een proces-verbaal aangemeld voor een straf-/of leerplichtzitting.
    De Raad voor de Kinderbescherming doet een onafhankelijk onderzoek over de gewenste afdoening. Een jeugdreclasseringsmaatregel wordt door de rechter toegewezen aan de gecertificeerde instelling. De jeugdreclassering
    werkt in opdracht van de rechtbank en heeft van rechtswege de regie.
  • Ook hier is sprake van rechtstreekse bekostiging van Rijk naar GI, regionaal werkgeverschap, lokale uitvoering, en platte organisaties.

Manifest De Jeugdsprong, herziene versie (september 2021): https://beroepseer.nl

Mensen die het ‘vuile werk’ doen en de tol die ervoor wordt betaald in een steeds passiever wordende maatschappij

Drone-piloten die in opdracht doelgericht moorden. Immigranten zonder papieren die werken op de bloederige vloer van industriële slachthuizen. Bewakers die patrouilleren op afdelingen van de gewelddadigste gevangenissen waar misbruik aan de orde van de dag is in de VS. Deze mensen doen het ‘vuile werk’. Dat is werk dat de maatschappij als essentieel beschouwt, maar moreel verwerpelijk vindt.
Eyal Press schreef er een indringend boek over: Dirty work – Essential jobs and the hidden toll of inequality in America. Het is een onderzoek naar het fenomeen vuil werk, naar de moreel dubbelzinnige taken die met onze stilzwijgende toestemming worden uitgevoerd.
Press is een Amerikaanse auteur en journalist en schrijft voor o.m. The New Yorker. Hij heeft een aantal prijzen gewonnen waaronder de James Aronson Award for Social Justice Journalism. Eerder schreef hij de boeken Beautiful souls en Absolute convictions.

“De druk was vreselijk”

Press begint zijn boek met het verhaal van de Amerikaanse socioloog Everett Hughes (geb.1897) die kort na de Tweede Wereldoorlog Duitsland bezocht en daar een aantal professionals ontmoette die weliswaar het nazisme afkeurden, maar ook stilletjes opmerkten dat er een ‘joods probleem’ was dat gewoon in aanraking was gekomen met de verkeerde oplossing.
In zijn dagboek dat hij in Frankfurt bijhield, beschreef Hughes hoe hij omging met ‘iberale intellectuelen’ die wat algemene ideeën, houding en levensstijl betreft afkomstig konden zijn uit elk westers land. Het bezoek dat hij bracht aan de architect was in dit opzicht typerend. Ze zaten in een groot atelier vol tekeningen, dronken thee en praatten over wetenschap, kunst, theater. “Konden de intelligente mensen van alle landen elkaar maar ontmoeten”, merkte een Duitse lerares op. Op een bepaald moment tijdens de avond, nadat de lerares had geklaagd over de slechte manieren van sommige Amerikaanse soldaten die zij in Frankfurt – dat nog steeds onder Amerikaans bewind stond – had ontmoet, besloot Hughes een delicater onderwerp aan te snijden. Was zij op de hoogte, vroeg hij, van de manier waarop veel Duitse soldaten zich tijdens de oorlog hadden gedragen?
“Ik schaam me voor mijn volk als ik eraan denk”, zei de architect,“maar we wisten er niets van. We hebben dat allemaal pas later vernomen. En je moet niet vergeten onder welke druk we stonden; we moesten ons aansluiten bij de partij, we moesten onze mond houden en doen wat ons gezegd werd. De druk was vreselijk”.

De zaak vuil werk

Eenmaal thuis, dacht Hughes terug aan het gesprek en het idee kwam bij hem op dat de nazi’s mogelijk hun gang hebben kunnen gaan vanwege een ‘onbewust mandaat’ van de Duitse samenleving. Hiervan uitgaand bouwt Press een zaak op en begint hij met verzamelen van bewijzen ter ondersteuning van zijn argumenten voor ‘de zaak vuil werk’, mogelijk gemaakt met ons hedendaags mandaat.
Het betreft hier niet het vuil makende werk van monteurs en vuilnismannen, maar dat van drone-operators, vleesverpakkers en gevangenispersoneel. Al deze mensen werden tijdens de Covid-pandemie beschouwd als ‘essentiële werknemers’ zij het laagbetaald en vaak zonder ziektekostenvergoedingen, betaald verlof en bescherming tegen het virus.

In het geval van slachthuismedewerkers – overwegend behorend tot een etnische minderheid en vaak illegaal in het land – werden de fabrieken waar zij werkten “bevolen open te blijven, zelfs toen tientallen arbeiders stierven en tienduizenden ziek werden”. Slachtinrichtingen, gevangenissen en drone-trainingskampen worden weggestopt in overwegend arme regio’s waar hoofdzakelijk minderheden wonen, om te voorkomen dat ze het geweten van bevoorrechte mensen zouden bezwaren. De meeste van hen zouden natuurlijk liever iets anders doen. De gevangenbewaarders van wie Press een profiel schetst, zijn bijvoorbeeld geneigd om hun eigen geweten te sussen met drugs en alcohol. Het aantal zelfmoorden onder hen is veel hoger dan van de rest van de bevolking.

Al dat vuile werk, aldus Press is mogelijk door ‘passieve democraten’ die er geen enkel probleem mee hebben onwetend te blijven van de onaangename details van het werk dat in hun naam wordt gedaan. Press sluit zijn boek veelzeggend af met een ceremonie in een veteranenziekenhuis waar soldaten hun ‘morele overtredingen’ opbiechten terwijl burgers toegeven: “Wij delen de verantwoordelijkheid met u”.

Passage uit Dirty work

Sinds de publicatie van Hughes’ essay, lijkt de passiviteit van Amerikanen alleen maar toegenomen. Bij recente presidentsverkiezingen hebben tientallen miljoenen kiezers niet de moeite genomen gebruik te maken van een recht waarvoor voorgaande generaties hebben gevochten en zijn gestorven. Dankzij technologie is informatie voor gewone mensen nog nooit zo gemakkelijk toegankelijk geweest. Het is ook nog nooit zo gemakkelijk geweest om je blik af te wenden door te klikken op een andere link als er iets verontrustends opduikt. Wie heeft in een cultuur van afleiding en afnemende aandacht het geduld om zich door verontrustende onthullingen heen te worstelen, waardoor men zich op de een of andere manier betrokken zou kunnen voelen?
Of om tijdens het surfen op internet lang genoeg te lijden aan gewetenswroeging om zich de volgende dag de ervaring nog te kunnen herinneren? Studies onder hoogopgeleiden hebben aangetoond dat de empathie de laatste jaren is afgenomen. Naast de wil om te weten, lijkt ook de wil om zich voor te stellen hoe het is om in de schoenen van iemand anders te staan, af te nemen.

Eyal Press biedt in zijn boek een paradigmaverschuivende kijk op het morele landschap van het hedendaagse Amerika. Hij doet dat aan de hand van verhalen van mensen die ’moreel verwerpelijk werk verrichten’. Press laat zien dat wij in onze maatschappij in toenemende mate ons afschermen van en afstand nemen tot een reeks moreel twijfelachtige activiteiten die andere, minder bevoorrechte mensen in onze naam uitvoeren.

Dirty Work – Essential Jobs and the Hidden Toll of Inequality in America, door Eyal Press, uitgeverij Macmillan, 2021: https://us.macmillan.com/books/9780374140182
https://www.kirkusreviews.com/book-reviews/eyal-press/dirty-work-press/

Ondanks inkomen uit werk, toch arm zijn. SER-verkenning biedt aanpak om te ‘Werken zonder armoede’

Werk en salaris bieden niet voor iedereen voldoende bestaanszekerheid. Zo’n 220.000 werkenden zijn arm, ondanks hun inkomen uit werk. Om uit die armoede te komen is een aanpak nodig op meerdere fronten: een voldoende en stabiel inkomen, werk dat voldoende perspectief biedt en dienstverlening die aansluit op de behoeften van werkende minima. De armoede voor een deel van deze mensen is gelukkig tijdelijk, maar er is ook een groep die langdurig in armoede werkt of steeds terugvalt. De gevolgen van armoede raken bovendien ook de kinderen in hun gezinnen, die daardoor een slechte start in hun leven krijgen. En er zijn groepen die net boven de armoedegrens zitten, maar vergelijkbare problemen hebben.

De Sociaal Economische Raad (SER) heeft in opdracht van minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een verkenning uitgevoerd naar de groeiende groep werkende armen in Nederland. De in september 2021 gepubliceerde verkenning Werken zonder armoede loopt vooruit op een later volgend officieel advies van de SER.

Gevarieerde groep

Werkende armen vormen een zeer gevarieerde groep. 220.000 mensen is ongeveer het inwonertal van een stad als Tilburg. Deze mensen werken vooral op oproepbasis of zonder vaste uren, met weinig uren of als zzp’er. Velen van hen werken in deeltijd of onregelmatig, dus niet het hele jaar door hetzelfde aantal uren. Dit kwam ook ter sprake in het middellange termijn-advies van de SER van juni 2021*). Vaak zijn deze mensen laag opgeleid. Sommigen belanden onverwacht, bijvoorbeeld door persoonlijke tegenslag, in armoede. Zulke pech kan iedereen overkomen.

Inkomen, werk en dienstverlening

De aanbevelingen van de SER richten zich zowel op het Rijk en gemeenten als op sociale partners en anderen. De belangrijkste aanbeveling voor inkomen is: zorg dat mensen voldoende inkomen halen uit hun werk en dat dat inkomen voldoende stabiel is. Daarvoor kunnen bijvoorbeeld instrumenten van premies en belastingen worden ingezet. Ook stelt de SER voor om het wettelijk minimumloon te verhogen en de loonkostenstijging hiervan te compenseren om werkgelegenheidsverlies te voorkomen. Op het gebied van werk is actie nodig op het bevorderen van meer werkuren voor werknemers die dat willen en nodig hebben. Dat kan door bestaande deeltijdbanen te vergroten of te zorgen voor meer aaneengesloten werkuren. Hiervoor is een brede aanpak nodig van werkgevers, werknemers, zzp’ers en overheid. Op het gebied van dienstverlening wordt geconstateerd dat er niet altijd wordt gebruikt gemaakt van bestaande regelingen. Rijk, gemeenten, werknemers en werkgevers moeten dat samen verbeteren. Naast digitale dienstverlening zijn nodig: betrouwbaar en persoonlijk advies, minder ingewikkelde regels en mogelijkheden tot het forceren van doorbraken.

Noot
*) Advies over sociaal-economisch beleid 2021-2025: Zekerheid voor mensen, een wendbare economie en herstel van de samenleving, SER, juni 2021: www.ser.nl

Downloaden Werken zonder armoede, verkenning SER, september 2021: www.ser.nl

Werken zonder armoede, SER, 28 september 2021: www.ser.nl

Downloaden Factscheet Werken zonder armoede: www.ser.nl