Skip to main content

Redactie Beroepseer

20 jaar Oranjefonds, 20 jaar die ertoe doen, 20 persoonlijke verhalen

Het Oranjefonds bestaat twintig jaar en zet zich al twintig jaar in voor een samenleving waarin niemand er alleen voor staat
en is voor iedereen die iets voor een ander wil doen. Het Oranjefonds verstrekt aan stichtingen en verenigingen financiële middelen ter versterking van de sociale kant van de samenleving. Het Oranjefonds werd opgericht op 1 februari 2002 en was het nationaal huwelijksgeschenk aan prins Willem-Alexander en prinses Máxima. In hetzelfde jaar fuseerde het fonds met het Juliana Welzijnfonds, dat in 1948 werd opgericht.

Het Oranjefonds is het grootste Nederlandse fonds op sociaal gebied. Jaarlijks heeft het 26 miljoen euro te besteden.

Appeltjes van Oranje en NLdoet

Elk jaar worden door koningin Máxima op Paleis Noordeinde de zogenaamde Appeltjes van Oranje uitgereikt aan drie bijzondere, innovatieve of succesvolle projecten op sociaal gebied. De prijs, bestaande uit een oorkonde, een bronzen beeldje  en een bedrag van € 15.000, is bedoeld als waardering voor het werk en de inzet van organisaties achter de winnende projecten en tevens als voorbeeld voor anderen om soortgelijke projecten te starten.

Het Oranjefonds organiseert ook elk aar de grote vrijwilligersactie NLdoet, die de vrijwillige inzet in de schijnwerpers zet. Een publiekscampagne moedigt zoveel mogelijk Nederlanders aan om een dag vrijwilligerswerk te doen en zo het verschil te maken. In 2022 vindt NLdoet plaats op 11 en 12 maart. Voor dit jaar zijn er – op 7 februari – al 4935 activiteiten aangemeld. Zie: www.nldoet.nl/

Twintig verhalen

Ter gelegenheid van het twintigjarig bestaan publiceert het Oranjefonds op de website twintig persoonlijke verhalen en video’s. Ze gaan over mensen die voor elkaar klaarstaan en de ander het gevoel geven ertoe te doen.

Vijf voorbeelden:

– De Gaveborg. “We hebben het hier sámen gedaan, met het hele dorp”. Mede dankzij Derk is het multifunctionele centrum de Gaveborg opgericht. Hierdoor komen mensen weer samen. Beheerder Henriëtte: “We noemen Derk met een knipoog de burgemeester van Oostwold”. Oostwold is een ruim en groen dorp ten zuidwesten van Groningen. www.oranjefonds.nl/20-jaar-ertoe-doen/straat#de-gaveborg

–  Mega D Youth Foundation. “Het voelt als een grote familie in plaats van naschoolse opvang”. Op het eiland Sint Eustatius is na schooltijd niet veel te doen voor jongeren. Reden voor de Mega D Youth Foundation om een naschools programma te ontwikkelen waar jongeren niet alleen hun talenten ontdekken, maar ook hun vaardigheden verbeteren. www.oranjefonds.nl/20-jaar-ertoe-doen/mega-d

– Hulst voor elkaar. “Het is niet zomaar een volkstuin, het is een verbindingsmiddel. Als ik zie dat eentje minder onderhouden is, dan kijk ik of er iets aan de hand is. We zijn er voor elkaar. Zo laten we weten dat iedereen ertoe doet”. www.oranjefonds.nl/20-jaar-ertoe-doen/hulst-voor-elkaar

– Oud geleerd, jong gedaan. Thea (71): “Mijn zoons vinden het geweldig dat ik weer in de collegebanken zit. Ik had absoluut niet kunnen bedenken dat ik op deze leeftijd les zou krijgen van studenten. Ik wilde altijd al leren. Maar waar kon je leren als getrouwde vrouw en moeder van twee kinderen? Toen ik later in de IT-wereld werkte, had ik er geen tijd voor. Ik heb het leren ontzettend gemist. Ik ben nu helemaal happy”. www.oranjefonds.nl/20-jaar-ertoe-doen/oud-geleerd-jong-gedaan

– Tuin in de stad. Toen ze voor het eerst kennismaakte met het Groningse Tuin in de Stad was Tony (64) stil en teruggetrokken. Ze zat nog midden in een burn-out. Ze had nooit gedacht dat ze planten zou gaan kweken. En zeker niet dat ze dat tien jaar later nog steeds heerlijk zou vinden. “Eigenlijk heeft Tuin in de Stad op de een of andere manier mijn leven geopend”.  www.oranjefonds.nl/20-jaar-ertoe-doen/tuin-in-de-stad

Oranjefonds: www.oranjefonds.nl

Nivel Onderzoeksagenda 2022 – 2024

Het Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg Nivel presenteert de nieuwe onderzoeksagenda voor de komende twee jaar. Centraal in de agenda staan vier grote maatschappelijke uitdagingen:

  • Gezond zijn en gezond blijven
  • Naar een inclusieve samenleving
  • De zorgprofessional van de toekomst
  • Duurzame gezondheidszorg

De eerste twee uitdagingen hangen samen met maatschappelijke doelen, de andere twee hebben betrekking op de gezondheidszorg. Bij iedere uitdaging gaat Nivel in op relevante thema’s om te onderzoeken en wordt de rol beschreven van Nivel  in het onderzoek.

Over de derde uitdaging, De zorgprofessional van de toekomst, staat in de Onderzoeksagenda:

Professionaliteit en professioneel handelen in de zorg

De Nederlandse gezondheidszorg behoort tot de beste in de wereld. Essentieel voor die kwaliteit zijn de ruim 1,2 miljoen professionals die werkzaam zijn in de gezondheidszorg. Dat deze professionals die kwaliteit kunnen en zullen blijven leveren, is niet vanzelfsprekend.
Arbeidsmarkttekorten, werkdruk, maar ook de ervaren regeldruk zorgen ervoor dat de kwaliteit van het werk van zorgprofessionals steeds verder onder druk komt te staan. Met ons onderzoek willen we ertoe bijdragen dat de professionals de gevraagde kwaliteit wel kunnen blijven leveren. Dat doen we door in te gaan op drie essentiële onderzoeksthema’s:

    • de ontwikkeling van de professionaliteit
    • de context waarin de professionals hun werk doen
    • arbeidsmarktvraagstukken.

Professionals betrekken bij onderzoek

Nivel betrekt professionals op vele manieren bij het onderzoek naar de professional van de toekomst:

Zo nodigen we hen uit deel te nemen aan het Panel Verpleging & Verzorging om zodoende een actieve bijdrage te leveren aan ons panelonderzoek. Maar ook vragen wij om hun inbreng als adviseur, als medebedenker of als co­-onderzoeker. Bovendien zoeken we nadrukkelijk de feedback van professionals op tijdens feedbackbijeenkomsten.
Ten slotte is vermeldenswaardig dat verschillende Nivel­-onderzoekers ook als professional in de zorg werkzaam zijn en zodoende hun ervaringen direct in ons onderzoek inbrengen. Op die manier geven we professionals een stem in ons onderzoek.

Ons onderzoek richt zich op de ontwikkeling van het vak: nieuwe inzichten leiden tot nieuwe (be)handelwijzen, die zodra zij zich bewezen hebben moeten worden opgenomen in richtlijnen en in de dagelijkse praktijk. Dit laatste blijkt een vak apart: implementatieonderzoek en actieonderzoek leveren waardevolle inzichten in hoe die richtlijnen hun rol in de praktijk vinden. Uit dat onderzoek blijkt dat het een absolute voorwaarde voor succes is dat zorgprofessionals vroeg verantwoordelijkheid nemen in het proces van richtlijnontwikkeling en ­invoering. Het Nivel onderzoekt wat er leeft bij verpleegkundigen en verzorgenden door de vinger aan de pols te houden bij leden van ons Panel Verpleging & Verzorging. In aanvulling daarop bouwen we aan een netwerk van innovatieve huisartsen die willen meedenken over de toepassing van e­-health en over de toekomstige inrichting van de huisartsenzorg.

Downloaden Onderzoeksagenda 2022 – 2024, Nivel, februari 2022: www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004154.pdf

Nivel Onderzoeksagenda 2022-2024: https://www.nivel.nl/nl/nivel-onderzoeksagenda-2022-2024

Zelfstandig professional voelt zich niet vertegenwoordigd bij besluitvorming en heeft weinig vertrouwen in de landelijke politiek

Hoogopgeleide zelfstandig professionals geven hun vertrouwen in de landelijke politiek een 4,6 op een schaal van één tot tien. De zelfstandig professional voelt zich niet serieus genomen.
Sem Overduin studeerde in augustus 2021 af aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op een onderzoek naar het vertrouwen in de landelijke politiek onder zelfstandig professionals c.q. hoogopgeleide zzp’ers. Hij schrijft dat vertrouwen in de relatie tussen burger en politiek een belangrijke rol speelt. Burgers worden steeds kritischer en rekenen erop dat politici verstand van zaken hebben en oog houden voor het algemeen belang. Meermaals is bewezen dat het vertrouwen in de politiek sterk schommelt en fluctueert met de tijd en reeds is aangetoond dat bepaalde groepen in de samenleving over het algemeen minder vertrouwen hebben in de politiek. De vraag is dan ook: Waarom hebben zelfstandig professionals minder dan gemiddeld vertrouwen in de landelijke politiek? Zelfstandig professionals zijn hoogopgeleide zzp’ers die bewust hebben gekozen voor het zelfstandig ondernemerschap.

Overigens daalt het vertrouwen van de gemiddelde Nederlander in de politiek ook flink. Uit een enquête van Ipsos bleek dat een meerderheid van zes op de tien Nederlanders weinig of heel weinig vertrouwen heeft in de landelijke politiek. Dat aantal is hoger dan in 2020 toen het ging om vier op de tien. De enquête van Ipsos was uitgevoerd in aanloop naar Prinsjesdag, in september 2021, in opdracht van de NOS.

Het onderzoek

Overduin heeft uitgebreid literatuuronderzoek verricht waarna interviews plaatsvonden met zelfstandig professionals. Door deze interviews kreeg Overduin meer kennis en inzicht in de complexiteit van vertrouwen hebben in de politiek. De geanalyseerde kwalitatieve data zijn vervolgens gebruikt bij het opstellen van een online-vragenlijst waarop 239 zelfstandig professionals hebben gereageerd. Zij waren geselecteerd uit de database van Overduins stagebedrijf, de HeadFirst Group, een internationale HR-dienstverlener en het grootste platform voor tijdelijk werk voor professionals. Van de respondenten was 78% man en de gemiddelde leeftijd was 53 jaar.

Uit de resultaten blijkt dat zelfstandig professionals over het algemeen weinig vertrouwen hebben in de competenties van politici en hebben zij het gevoel nauwelijks vertegenwoordigd te zijn bij het besluitvormingsproces. Er wordt onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de zelfstandig professionals en ook voelen zij zich door politici niet gewaardeerd. Tot slot heeft de doelgroep over het algemeen ook weinig vertrouwen in politiek en maatschappelijke instituties.

Aanbevelingen

Om de vertrouwensrelatie te verbeteren doet Overduin drie aanbevelingen.

1. Representatie binnen de Sociaal-Economische Raad
De zelfstandig professional wordt slechts af en toe geconsulteerd, maar is niet echt vertegenwoordigd. Geef  zzp’ers een centrale en gelijkwaardige plek aan tafel bij de SER en zo de mogelijkheid om mee te onderhandelen over adviezen en beleidsvoorstellen over de arbeidsmarkt.  Ongeveer 17% van de beroepsbevolking is werkzaam als zzp’er en Nederland telt ongeveer 500.000 zelfstandig professionals. Het is van groot belang om die vertegenwoordiging te organiseren en de vertrouwensrelatie te verbeteren.

2. Sterke en onafhankelijke belangenorganisatie voor zelfstandig professionals
Het landschap van zzp-organisaties is versnipperd en diffuus. De voormalige minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft aangegeven in een Kamerdebat dat het gesprek aangaan met zzp’ers complex is vanwege de versnippering en lage organisatiegraad. Cijfers van het CBS uit 2021 bevestigen dit; 64,2% van de zelfstandig professionals is geen lid van een belangenorganisatie omdat zij er niet vanaf weten of de waarde er niet van inzien.
Veel respondenten hebben het gevoel dat de reeds bestaande zzp-organisaties elkaar eerder beconcurreren in plaats van met elkaar samenwerken. Ook hadden zij commentaar op het feit dat veel zzp-organisaties gelieerd zijn aan vakbonden of werkgeversorganisaties.

3. Rondetafelgesprek tussen politici en zelfstandig professionals.
De derde aanbeveling ligt op één lijn met een opiniestuk in de Volkskrant van 16 juli 2021 met de titel Praat met zzp’ers en niet slechts óver hen: velen van hen zijn maar wat blij als zzp’er te kunnen werken.
Overduins aanbeveling richt zich tot de Kamerleden van de Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid om tweemaal per jaar deel te nemen aan een ronde tafel met zelfstandig professionals. Dat straalt waardering uit en heeft een positief effect op de responsiviteit van de politiek. Verder zal kennisuitwisseling zorgen voor nieuwe inzichten en een positief effect hebben op het kennisniveau van de Kamerleden. Vertrouwen in de deskundigheid van politici kan zo een positief effect hebben op de vertrouwensrelatie.

Vervolgonderzoek

Overduin heeft ook een aantal interessante aanbevelingen voor vervolgonderzoek: “In dit onderzoek lag de focus primair op zelfstandig professionals, een relatief homogene en hoogopgeleide doelgroep. Dit was een bewuste keuze gezien de database van mijn stagebedrijf en het wetenschappelijk bewijs dat zelfstandig professionals c.q. zelfstandige ondernemers over het algemeen minder vertrouwen hebben in de politiek. Meerdere onderzoekers pleiten ervoor om meer onderzoek te doen naar specifieke groepen in de samenleving die vatbaar zijn voor een lager niveau van politiek vertrouwen Enkele voorbeelden zijn immigranten of praktisch opgeleide zzp’ers. […]  De verschillen en overeenkomsten van de onderzoeksresultaten van andere doelgroepen kunnen met elkaar vergeleken worden. Dit resulteert weer in nieuwe inzichten voor vervolgonderzoek of beleidsaanbevelingen om de vertrouwensrelatie te versterken”.

Downloaden Het politiek vertrouwen van de zelfstandig professional langs de meetlat, door Sem Overduin, Erasmus Universiteit Rotterdam, 8 augustus 2021: https://beroepseer.nl/

Zelfstandig professional voelt zich niet serieus genomen en heeft weinig vertrouwen in de landelijke politiek, door Claartje Vogel, Zipconomy, 27 september 2021: www.zipconomy.nl

Ipsos: vertrouwen van Nederlanders in de politiek gekelderd, NOS, 20 september 2021: https://nos.nl

Nieuwe Governancecode Zorg 2022 besteedt expliciet veel aandacht aan professionele zeggenschap

Per januari 2022 is de nieuwe Governancecode Zorg 2022 van kracht. Deze vervangt de Governancecode Zorg 2017. De nieuwe Code is niet fundamenteel herzien. Wel zijn de principes van de code verfijnd en zijn enkele nieuwe aspecten toegevoegd.
Goed bestuur en toezicht zijn belangrijke voorwaarden voor goede zorg. Met de Governancecode Zorg volgen zorgorganisaties zeven principes die breed gedragen zijn in de hele sector. Bij elk principe wordt de concrete toepassing beschreven. De Code is een instrument om de governance*) zo in te richten dat deze bijdraagt aan het waarborgen van goede zorg, aan het realiseren van de maatschappelijke doelstelling van zorgorganisaties en het maatschappelijk vertrouwen.

De zeven principes zijn:

  1. Goede zorg
  2. Waarden en normen
  3. Invloed belanghebbenden
  4. Inrichting governance
  5. Goed bestuur
  6. Verantwoord toezicht
  7. Continue ontwikkeling

Aanleiding voor de wijzigingen in de GCZ 2022 is de komst van nieuwe wetgeving, met name de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr), Wet toetreding zorgaanbieders (Wtza) en Aanpassingswet Wet toetreding zorgaanbieders (AWtza). De nieuwe Code kan leiden tot noodzakelijke wijzigingen in de reglementen en statuten van de zorgorganisatie.
Eigenaar van de Code zijn de branchevereniging van Nederlandse zorgorganisaties ActiZ, de Nederlandse GGZ, de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), de Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ) en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Deze organisaties zijn verenigd in de Brancheorganisatie Zorg (BoZ), verantwoordelijk voor de opstelling, monitoring en blijvende ontwikkeling van de Code.

Professionele zeggenschap

Sinds de nieuwe Code zijn er diverse advocaten die een toelichting geven op de wijzigingen. Onder hen Charlotte Perquin-Deelen, specialist ondernemingsrecht in de zorg bij Dirkzwager Legel & Tax en Bas van Schelven, advocaat gezondheidszorg bij Van Benthem & Keulen. Van Schelven behandelt de belangrijkste wijzigingen in drie afleveringen op Zorgvisie, online platform voor beleid en management in de zorg:

Deel 1: Governancecode van samenwerkingsverbanden
Deel 2: Medezeggenschap zorgprofessionals
Deel 3: Belangenverstrengeling.

Van Schelven schrijft dat de beroepsvereniging Verzorgenden & Verpleegkundigen (V&VN), werknemersorganisaties en BoZ in april 2021 hebben afgesproken dat professionele zeggenschap meer aandacht zou krijgen in de GCZ 2022. Daarmee hadden ze de betrokkenheid van professionals op alle niveaus op het oog en de ontwikkelingen die in de zorg nodig zijn om zorgvragers de best passende zorg te blijven bieden.

Passages uit de Governancecode Zorg 2022 :

Bij het eerste principe van de Code, Goede zorg, staat onder punt 4 Professionele ruimte en verantwoordelijkheid:

“Zorgorganisaties zorgen dat professionals hun professionele verantwoordelijkheid voor goede zorg kunnen nemen en dragen. Zij vertrouwen op het professioneel handelen en het professionele oordeel van hun (gekwalificeerde) medewerkers, vanuit de erkenning en waardering van de deskundigheid van professionals om evenwichtig om te kunnen gaan met de wensen van de cliënt, hun eigen professionele standaarden en de financiële, organisatorische en zorginhoudelijke (rand) voorwaarden van de zorgorganisatie”.

In de Introductie van principe no 3 over de invloed van belanghebbenden staat:

“Interne belanghebbenden moeten invloed uit kunnen oefenen op de zorg, dienstverlening en de koers van de zorgorganisatie. Medezeggenschap van cliënten (cliëntenraad), hun verwanten en medewerkers (OR), en advisering en beïnvloeding door professionals is van groot belang voor de koersbepaling van de zorgorganisatie, het bewaken van de maatschappelijke doelstelling van de organisatie en het delen van waarden en normen. Medezeggenschap ligt in het verlengde van het primair proces.
(…)
Naast de wettelijke medezeggenschap via de ondernemingsraad (OR) en de cliëntenraad is in zorgorganisaties de professionele medezeggenschap onontbeerlijk. Deze zijn deels overlappend, maar ook aanvullend op elkaar. Zeggenschap gaat over de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen. Professionele zeggenschap wordt onder punt 1.4 verwoord. Medezeggenschap gaat over invloed op besluitvorming. De medezeggenschap van professionals kan gaan via gestructureerde kanalen, zoals een professionele adviesraad of stafconvent, maar ook meer informeel via invloed op de dagelijkse beroepsuitoefening.
(…)
De zorgorganisatie waarborgt dat professionals invloed kunnen hebben op het beleid dat hen raakt in de dagelijkse beroepsuitoefening, maar ook betrokken worden bij de beleidskeuzes over ‘de zorg van morgen’.
(…)
De raad van toezicht maakt met de raad van bestuur afspraken over de wijze van omgang van de raad van toezicht met de medezeggenschapsorganen en (vertegenwoordigers van) professionals.
Daarbij kan de raad van toezicht buiten aanwezigheid (maar niet buiten medeweten) van de raad van bestuur contact hebben met de medezeggenschapsorganen en (vertegenwoordigers van) professionals voor zover dat voor de uitoefening van de toezichtfunctie wenselijk is of voor zover deze behoefte kenbaar is gemaakt door de medezeggenschapsorganen of (vertegenwoordigers van) professionals.

Conclusie

Bas van Schelven concludeert op Zorgvisie:
“Alles overziend, beoogt de Code 2022 de medezeggenschap van professionals te versterken door zorgorganisaties te verplichten om waarborgen te treffen voor hun invloed op het beleid dat hen raakt in de dagelijkse beroepsuitoefening en betrokkenheid bij de beleidskeuzes over ‘de zorg van morgen’. Het belang daarvan zal door geen veldpartij worden ontkend. De Code 2022 geeft zorgorganisaties bovendien alle ruimte voor de praktische invulling van deze verplichting. De vele zorgorganisaties waar al sprake is van medezeggenschap van professionals zullen in de regel dus al voldoen aan deze verplichting. Voor zorgorganisaties waar dit nog niet het geval is, biedt de Code 2022 een mooie stimulans”.

Noot
*) Governance is het integer en transparant handelen door (overheids)organisaties en bestuurders en het organiseren van effectief toezicht hierop.

Downloaden Governancecode Zorg 2022, BoZ: www.governancecodezorg.nl/wp-content/uploads/2021/12/Governacecode-Zorg-2022.pdf

Medezeggenschap zorgprofessionals ‘onontbeerlijk’ volgens nieuwe Governancecode, door Bas van Schelven, Zorgvisie, 24 januari 2022: www.zorgvisie.nl

Per 1 januari 2022: de nieuwe Governancecode Zorg, door Charlotte Perquin-Deelen, Dirkzwager Legal & Tax, 13 januari 2022: /www.dirkzwager.nl

Governancecode Zorg 2022: www.governancecodezorg.nl/

Koninklijke Bibliotheek viert 15 jaar webarchivering

De Koninklijke Bibliotheek (KB) viert deze week dat ze vijftien jaar geleden is begonnen met het archiveren van Nederlandse websites. Sinds het begin van 2007 slaat de bibliotheek websites duurzaam op. Zo voorkomt de KB dat de onderzoekers van de toekomst te maken krijgen met een digitaal gat in het nationale geheugen.

Het is 2006 wanneer de KB een belangrijk plan in gang zet: voortaan moet de nationale bibliotheek, naast digitale publicaties en geschreven erfgoed in fysieke vorm, ook websites duurzaam voor de toekomst opslaan. Begin 2007 wordt vervolgens de eerste Nederlandse website in het digitale archief van de KB opgenomen.

“De eerste website die we bewaarden was die van het Thomas Instituut van Tilburg University”, vertelt Peter de Bode, collectiespecialist webarchivering bij de KB, en sinds het eerste uur betrokken bij deze KB-collectieafdeling. “De meest recente website die we opsloegen, is die van De Groene Stoker. Omdat de KB een erfgoedbewaartaak heeft, hebben we ons van meet af aan geconcentreerd op het archiveren van websites die van cultuurhistorisch belang zijn voor Nederland. Het selecteren van sites en het opbouwen van speciale webcollecties rondom actuele maatschappelijke of culturele thema’s vormt daarbij een belangrijk uitgangspunt”.

Ambities

De totale webcollectie van de KB bestaat momenteel uit ruim 21.000 websites, die gezamenlijk 37 terabyte aan data bevatten. Het thematische webarchief telt op dit moment 21 collecties, met onderwerpen variërend van de Nederlandse blogosfeer, websites rondom corona en maatschappijkritische websites, tot aan XS4ALL-homepages, Nederland in de Eerste Wereldoorlog en Caribisch Nederland.
Het is de ambitie van de KB in de toekomst alle websites in het Nederlandse domein te bewaren.

Week van de webarchivering

Om het 15-jarige jubileum van het KB-werbarchiveringswerk te vieren, presenteert de KB van 31 januari tot en met 4 februari 2022 de Week van de Webarchivering, uiteraard digitaal. In deze periode zijn drie interessante video’s gepubliceert, waarin Kees Teszelszky, conservator digitale collecties bij de KB, ingaat op verleden, heden en toekomst van webarchivering bij onze nationale bibliotheek. Begin jaren negentig behoorde Nederland tot de grondleggers van de digitale cultuur. De derde en de vierde website in de wereld waren gebouwd in Nederland. En daarmee was ooit de helft van het wereldwijde web Nederlands. Ook was een van de eerste sociale media-platforms ter wereld Nederlands: de digitale stad Amsterdam.

Op donderdag 3 februari 2022 geven Teszelszky en coördinator webarchivering Sophie Ham van 11 tot 12 uur op Twitter live antwoord op vragen over webarchivering. Stel de vragen alvast via @KB_Nederland, en gebruik daarbij: #vraagKB . Op Instagram deelt de KB hoogtepunten uit het rijke, Nederlandse online verleden.

KB viert 15 jaar webarchivering, KB, 31 januari 2022: www.kb.nl/actueel/nieuws/kb-viert-15-jaar-webarchivering

Zie ook: Archivering van website Stichting Beroepseer door Koninklijke Bibliotheek, Blogs Beroepseer, 25 april 2018: https://beroepseer.nl

Webarchivering, KB: https://www.kb.nl

Video’s 

Het verleden van Webarchivering bij de KB (deel 1/3): www.youtube.com/watch?v=WGZltMnSQgE

Webarchivering bij de KB vandaag de dag (deel 2/3): www.youtube.com/watch?v=lTK7eW_M14E

De toekomst van Webarchivering (deel 3/3): www.youtube.com/watch?v=Seq44U-jXJE

 

Foto bovenaan: Tafereel uit video met Kees Teszelszky, conservator digitale collecties bij de KB

Lectorale rede van Leonie le Sage over ‘Professionele identiteit van de sociaal werker’

“Wij willen onszelf zijn en blijven”. En ik zou daar aan toe willen voegen: wij willen steeds beter onszelf worden, en het onszelf willen voorbehouden: “Werde der du bist”.
De woorden zijn van Marie Kamphuis (geb. 1907). Zij geldt als dé grondlegster van het professionele maatschappelijk werk in naoorlogs Nederland. Leonie le Sage citeert haar woorden in haar openbare les Professionele identiteit van de sociaal werker van 27 januari 2022 in het Kenniscentrum Talentontwikkeling van de Hogeschool van Rotterdam. Le Sage is daar in 2020 benoemd tot lector Professionele identiteit.

Le Sage:
“December 2020 ben ik begonnen als lector Professionele identiteit van de sociaal werker. In verband met de coronamaatregelen startte ik vanuit mijn huiskamer. Ik postte een LinkedIn-bericht over mijn nieuwe baan en was verrast, en een beetje overdonderd, dat ik een massa reacties kreeg op dit bericht. Die kwamen van veelal bekenden, maar ook veel onbekenden, soms met de boodschap dat het zo goed was dat ik lector was geworden (dat kwam van bekenden), maar veelal dat het zo goed was dat dit lectoraat er was gekomen. Er was veel waardering voor het gegeven dat sociaal werk als beroepsgroep ‘een eigen lectoraat’ kreeg. Het werd belangrijk en nodig gevonden: die professionele identiteit moest verstevigd worden en beter onder de aandacht worden gebracht, was de teneur van veel reacties.

Een belangrijk beroep

Sociaal werk is een belangrijk beroep, een mooi beroep ook, met een rijke bestaansgeschiedenis. Desondanks lijkt er weinig waardering te zijn voor het werk dat sociaal werkers verrichten. Berichten in de media gaan vaak over
zaken die fout zijn gegaan, waarbij sociaal werkers nalatig zijn geweest of waar de coördinatie van ondersteuning en zorg te wensen overliet. In de periode van verregaande lockdowns kreeg sociaal werk het predicaat ‘essentieel beroep’.
De sociaal werkers stonden op straat, thuis en in instellingen, frontaal of digitaal altijd klaar voor de mensen in kwetsbare omstandigheden. Toch waren zij weinig zichtbaar in het debat over de sociale crisis die zich voltrok in het leven van die mensen.

Een sterke profilering ontbreekt niet alleen waar het gaat om het zichtbaar maken van de waarde van sociaal werk, maar ook waar het gaat om het zichtbaar maken van kwetsbaarheid in de samenleving. De sociaal werker moet zich laten horen in die samenleving waar maatschappelijke tegenstellingen soms groot lijken; waar een niet te billijken ongelijkwaardigheid heerst in kansen op een succesvol leven, opleiding, goede gezondheid, werk en welbevinden; waar sprake is van politieke polarisatie en het vertrouwen in politieke en publieke instituties afneemt; waar discriminatie van groeperingen op basis van huidskleur, geloof en seksuele voorkeur plaatsvindt, waar een kinderopvangtoeslagaffaire mensen ingrijpend en langdurig raakt in hun bestaanszekerheid en in sommige gevallen hun kinderen afneemt.

De generalistische, integrale en verbindende aanpak van de sociaal werker

Een sterkere profilering is ook wenselijk om van betekenis te zijn bij maatschappelijke vraagstukken over bijvoorbeeld armoede, gezonde leefstijl, gezonde en duurzame woon- en leefomgeving, onderwijsachterstanden en (zorg)technologie. Duidelijk is dat interprofessionele samenwerking nodig is om vooruitgang te kunnen boeken op deze complexe vraagstukken. Juist de generalistische, integrale en verbindende aanpak van de sociaal werker kan die interprofessionele samenwerking versterken. Echter, dan moet de sociaal werker hierin wel her- en erkend worden door andere professies, in die samenwerking worden sociaal werkers nu niet altijd gevonden.

De mensen die ik sprak afgelopen jaar, geloven net als ik dat sociaal werk een rol van betekenis kan spelen in het tegengaan van kansenongelijkheid, maatschappelijke tegenstellingen en polarisatie; bij het ontwikkelen van een inclusieve, sociale infrastructuur in de samenleving; bij het bijeenbrengen en verbinden van groepen mensen; bij het samenbrengen van en samenwerken met verschillende expertises om oplossingen te vinden voor weerbarstige, maatschappelijke vraagstukken. We delen de verwachting dat het versterken van de professionele identiteit van de sociaal werker hieraan bij kan dragen. Echter, wat professionele identiteit is, wat die term inhoudt wanneer het sociaal werk betreft en welke aspecten van sociaal werk versterking behoeven, zijn vragen die aandacht behoeven – gegeven de brede reikwijdte van de term ‘professionele identiteit’.

Waarom belangrijk?

In deze openbare les geef ik eerst een beschrijving van professionele identiteit: wat wordt onder dit begrip verstaan, wat zijn voorwaarden om van een professionele identiteit te spreken en waarom is het hebben van een professionele identiteit belangrijk? Daarna zal ik ingaan op de professionele identiteit van de sociaal werker: welke kenmerken of kwaliteiten zijn eigen aan deze professie, waaruit een identiteit beschreven kan worden? Ik zal stilstaan bij enkele ontwikkelingen binnen het sociale domein en het vakgebied sociaal werk, die vragen opleveren wat betreft de identiteit van de sociaal werker. Ik zal betogen dat kennisaspecten en normatieve aspecten van professionele identiteit nader onderzoek en ontwikkeling behoeven, om de professionele identiteit van sociaal werkers te kunnen versterken”.

Lees de hele openbare les van Leonie le Sage: De professionele identiteit van de sociaal werker, Hogeschool Rotterdam Uitgeverij, januari 2022: https://beroepseer.nl

Het lectoraat Professionele identiteit van de sociaal werker onderzoekt hoe de beroepsidentiteit van de sociaal werker versterkt kan worden, in het bijzonder in het licht van interprofessionele samenwerking op het gebied van zorg en technologie. Zie: www.hogeschoolrotterdam.nl

Mogelijke oorzaak van huidige crisis jeugdzorg: uitwisseling van informatie binnen samenwerkingsverbanden

Jeugdzorg wisselt al meer dan tien jaar in het geheim gegevens uit met ketenpartners in samenwerkingsverbanden. Dat zou wel eens de oorzaak kunnen zijn van de huidige crisis in de jeugdzorg. Mr. Tom Knijp, oprichter van Beroepsopleiding Advocaten LLM Legal, analyseert verbanden, o.a. met de Toeslagenaffaire en de situatie m.b.t. de kinderen van slachtoffers die uit huis zijn geplaatst.
Hij begint zijn analyse met het wetsvoorstel Gegevensverwerking door samenwerkingsverbaden (WGS) dat nog goedgekeurd moet worden door de Eerste Kamer:
“Ik vermoed dat de Tweede Kamer zich er onvoldoende bewust van is geweest dat de WGS niet zozeer een ‘nieuw’ voorstel behelst, maar dat het er in feite om gaat dat een praktijk die al ruim een decennium daadwerkelijk in deze vorm bestaat, alsnog van de benodigde wettelijke legitimatie wordt voorzien. Daarover is de Kamer mijns inziens onvoldoende voorgelicht door – onder meer – het Ministerie van Justitie en Veiligheid”.

Al ruim tien jaar zijn bepaalde decentrale samenwerkingsverbanden actief. Ze wisselen onderling informatie uit en plegen op basis van die informatie interventies. In veel gevallen gaat dit via de zg. Zorg- en Veiligheidshuizen, maar ook andere instanties kunnen betrokken zijn, zoals de RIEC’s – Regionale Informatie- en Expertisecentra.

Kan ook een eigen leven gaan leiden

Informatie uitwisselen kan onschuldig zijn, maar de uitwisseling kan ook een eigen leven gaan leiden. Knijp geeft een voorbeeld:
“Een voorbeeld is een melding vanuit de Belastingdienst aan een Zorg- en Veiligheidshuis dat een burger een schuld heeft opgebouwd, of als potentiële fraudeur wordt aangemerkt. Dat zou in beginsel kunnen gebeuren op basis van een algoritme dat een rood vlaggetje achter iemands naam zet vanwege een niet-Nederlandse etnische herkomst, of om welke reden dan ook. Die melding kan dan via de zgn. ‘samenwerkingsverbanden’ eenvoudig bij Veilig Thuis of een wijkteam terechtkomen, met – uiteindelijk – verstrekkende consequenties”. Een ander voorbeeld van Knijp gaat over de melding van een wijkteam.

Volgens Knijp oordelen kinderrechters normaal gesproken op basis van een dossier dat door de Raad voor de Kinderbescherming of een gecertificeerde instelling (GI) wordt aangeleverd: “Die dossiers blijken in de praktijk vaak te rammelen, bijvoorbeeld omdat feiten en meningen door elkaar lopen. De meeste jeugdzorginstellingen geven aan ‘om principeredenen’ niet te willen werken op basis van waarheidsvinding, ook al is dat wel wettelijk verplicht. Veel GI’s betrekken hun informatie weer van allerlei andere personen en instanties, zoals kleine ondernemers en GGZ-instellingen. Die zijn sinds de decentralisering van de jeugdzorg als paddenstoelen uit de grond geschoten”.

Kinderrechters

Kinderrechters zijn over het algemeen niet kritisch op de naleving van at. 3.3 Jeugdwet, dat waarheidsvinding vanuit de Raad voor de Kinderbescherming en de GI’s verplicht stelt. Het is goed denkbaar dat de samenwerkingsverbanden bijdragen aan een situatie dat onjuiste (of uit de context gehaalde) informatie over een ouder of kind, uiteindelijk bij de kinderrechter terechtkomt. Het gevolg is dat dat ouders op basis van subjectieve informatie die de rechter eigenlijk niet aan zijn beslissing ten grondslag hoort te leggen, geconfronteerd worden met een uithuisplaatsing of een ondertoezichtstelling.

Lees de hele analyse van Mr Tom Knijp: Jeugdzorg wisselt al 10 jaar informatie uit binnen samenwerkingsverbanden; Kamer verkeerd geïnformeerd over wetsvoorstel WGS, LLM Legal, 25 januari 2022: www.llmlegal.nl/blog/jeugdzorg-wisselt-al-10-jaar-informatie-uit-binnen-samenwerkingsverbanden-kamer-verkeerd-geinformeerd-over-wetsvoorstel-wgs/

WGS

Het is te hopen dat er een eind komt aan de almaar ronddraaiende carrousel van informatieverstrekking en er mensen komen die zich echt verdiepen in kinderen en met een heldere blik de werkelijkheid onderzoeken. Kortom, het gaat om waarheidsvinding.
De vraag is nu wat de Eerste Kamer gaat beslissen.
De Tweede Kamer heeft de wet aangenomen op 17 december 2020. Dat was op dezelfde dag waarop de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag haar eindverslag Ongekend Onrecht aan de Tweede Kamer presenteerde. Het wetsvoorstel is aan de Eerste Kamer gezonden, en vervolgens naar de Raad van State die op verzoek van de voorzitter van de Eerste Kamer een zogenoemde voorlichting heeft gegeven over het wetsvoorstel, die openbaar is gemaakt op 24 november 2021.

Daarin staat onder meer:
“Hierna brengt de Afdeling advisering van de Raad van State in kaart welke risico’s op discriminatie en ongelijke behandeling zich bij geautomatiseerde gegevensanalyse door samenwerkingsverbanden in het kader van de WGS in algemene zin kunnen voordoen”.  Dan volgt een aantal fasen in het proces van gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden en het benoemen van risico’s op discriminatie en ongelijke behandeling.
Zie: Samenvatting voorlichting over wet gegevensverwerking door same­werkingsverbanden, Raad van State, 24 november 2021: www.raadvanstate.nl/@127613/voorlichting-wet-gegevensverwerking/
Voorlichting met betrekking tot het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Raad van State, 24 november 2021: www.raadvanstate.nl/@126518/w16-21-0223-ii-vo/

Petitie

Momenteel loopt de petitie Stop de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. De petitie eindigt op 11 februari 2022: https://petities.nl/petitions/stop-de-wet-gegevensverwerking-door-samenwerkingsverbanden?

Autoriteit Persoonsgegevens

De voorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens, Aleid Wolfsen, heeft op 9 november 2021 een brief van 32 pagina’s gestuurd naar de Eerste Kamer met advies over het gewijzigd voorstel voor de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden. De brief eindigt met de vraag ‘Kan misbruik van persoonsgegevens voldoende worden tegengegaan’, en concludeert vervolgens: “Kort samengevat bevat het voorstel onvoldoende waarborgen tegen het risico van misbruik omdat de inmengingen op het recht op bescherming van persoonsgegevens beter moeten worden afgebakend en op genoemde onderdelen preciezer in de wet moeten worden  omschreven”.
Downloaden brief: www.autoriteitpersoonsgegevens.nl/sites/default/files/atoms/files/advies_ap_gewijzigd_voorstel_wgs.pdf

Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden, Eerste Kamer: www.eerstekamer.nl/wetsvoorstel/35447_wet_gegevensverwerking_door

Dossier Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden: www.tweedekamer.nl/kamerstukken/wetsvoorstellen/detail?cfg=wetsvoorsteldetails&qry=wetsvoorstel%3A35447

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

 

Nivel-onderzoek naar solidariteit: Meer mensen bereid om te betalen voor zorgbehandelingen van anderen

De meeste mensen in Nederland (78% van de bevolking) geven aan bereid te zijn om te betalen voor zorgbehandelingen waar men zelf geen gebruik van maakt, maar anderen wel. De betalingsbereidheid is licht toegenomen tussen 2013 en 2021. Dit blijkt uit nieuwe cijfers van de Barometer Solidariteit van Nivel – Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg.

Het Nederlandse zorgstelsel is gebaseerd op solidariteit. Mensen betalen mee aan de zorgkosten van henzelf en anderen, onder andere via de premie voor de zorgverzekering. Aan de hand van de Barometer Solidariteit in het Nederlandse Zorgstelsel meet het Nivel sinds 2013 om het jaar de solidariteit. Hierin wordt de bevolking in Nederland gevraagd naar de bereidheid om te betalen voor de zorgbehandelingen van anderen. Ook wordt onderzocht hoe mensen de solidariteit van anderen inschatten.

Solidariteit met de ander licht gestegen

De bereidheid om te betalen voor de zorg van anderen is licht toegenomen van 73% in 2013 naar 78% in 2021.

Verwachte solidariteit van de ander niet veranderd

De verwachte solidariteit van anderen is door de jaren heen niet veranderd. In 2021 verwacht 61% van de Nederlandse bevolking dat anderen bereid zijn om te betalen voor zorgbehandelingen van anderen, tegenover 60% in 2013.

Zelf kiezen welke resultaten van de Barometer Solidariteit u wil zien

De resultaten van het onderzoek zijn te vinden op de Nivel-website, de pagina Barometer Solidariteit in het Nederlandse Zorgstelsel. Op de dynamische grafieken kan men groepen (zoals leeftijd en inkomen) selecteren en de resultaten bekijken, evenals de solidariteit voor specifieke groepen (bijvoorbeeld jongeren en ouderen).

Het onderzoek

De Barometer Solidariteit in het Nederlandse Zorgstelsel geeft de solidariteit van burgers weer door de betalingsbereidheid voor de zorg te meten onder de algemene bevolking in Nederland. De vragen over solidariteit worden sinds 2013 om het jaar voorgelegd aan een steekproef van 1.500 panelleden van het Consumentenpanel Gezondheidszorg van het Nivel. De respons varieerde van 42% in 2015 tot 56% in 2021.

Solidariteit in Nederland: meer mensen bereid om te betalen voor zorgbehandelingen van anderen, Nivel, 20 januari 2022: www.nivel.nl

Infographic. Barometer Solidariteit: Bereidheid om te betalen voor de zorgbehandelingen van anderen is licht toegenomen. Update met cijfers uit 2021, door M. Meijer, A. Brabers en J. de Jong.  www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004145.pdf

Resultaten met grafieken van de Barometer Solidariteit in het Nederlandse Zorgstelsel: www.nivel.nl/nl/consumentenpanel-gezondheidszorg/barometer-solidariteit

Verdwaald raken in werk en ontsnappen aan het kapitalisme

In haar boek Lost in work – Escaping capitalism gaat de Britse Amelia Horgan in op zowel de urgente als eeuwige vraag waarom werk zoveel mensen ongelukkig maakt? Horgan verkent de moeilijkheden die we vandaag de dag ondervinden met werk. Waarom kunnen we zelden een baan vinden die ons niet uitbuit? Waarom geeft ons werk ons een gevoel van waardeloosheid? Waarom keren de kansen om terug te vechten zich tegen ons?
Horgan schreef het boek met de bedoeling op een begrijpelijke en inhoudelijke manier jonge mensen uit te leggen wat er allemaal mankeert aan het werk dat we tegenwoordig doen. Het boek laat zien dat als we weer de controle krijgen over onze werkplek we ons minder ellendig gaan voelen.
“Werk hard en je krijgt betaald”, klinkt mooi maar is even zo goed niet waar – althans niet voor de meeste mensen. Jongeren van vandaag zien de oude aannames afbrokkelen. Je uiterste best doen op school garandeert niet langer zekerheid en een goedbetaalde baan. In plaats van rijkdom en voldoening betekent ‘werk’ steeds meer onzekerheid, angst en vervreemding.

Het boek begint met een korte geschiedenis van de arbeid.
We kennen allemaal wel het geruststellende verhaal van de vooruitgang van arbeid. De slechte oude tijd van vreselijke banen is voorbij: van kinderen die in de mijn werken, katoenfabrieken, ongelukken op de werkplek, wrede bazen. Daarvoor in de plaats hebben we nog maar een probleem, namelijk dat niet iedereen het juiste soort werk heeft of dat er belemmeringen zijn waardoor bepaalde groepen mensen – vrouwen, mensen van kleur, gehandicapten – geen toegang hebben tot bepaalde soorten banen. Voor velen evenwel is de realiteit wat werk betreft anders.
Tegenover het verhaal van vooruitgang staat het verhaal van het wereldwijd nog steeds bestaande riskante werk. Terwijl het grootste deel van extreem gevaarlijk en onderbetaald werk in de winningsindustrieën is geëxporteerd naar het Zuiden, zijn er in het Noorden van de wereld nog steeds hardnekkige problemen met de gezondheid en de arbeidsomstandigheden. Andere voorbeelden zijn tirannieke bazen die naar willekeur macht uitoefenen over werknemers.
In Groot-Brittannië waren er circa 1,4 miljoen werknemers die leden aan een werkgerelateerde slechte gezondheid in de periode 2018/19. Terwijl het aantal mensen dat ziek wordt door het werk al jarenlang afnam, steeg het in korte tijd in de nasleep van de
financiële crisis van 2008 en is sindsdien op gelijk niveau gebleven.

Slecht nieuw werk

Covid-19 heeft vraagtekens gezet bij het sussende idee van geleidelijk beter wordende arbeid en heeft aan het licht gebracht hoe wijdverbreid slecht nieuw werk is. Degenen die dit niet aan den lijve ondervinden – de welgestelden, die niet op dezelfde manier afhankelijk zijn van inkomsten uit betaald werk zoals de werkende klasse, en sommige mensen van de oudere generatie – leven in een fantasiewereld of verkeren in halfslaap.
In deze fantasiewereld behoren tirannieke bazen, armoedelonen en ontslag vanwege het betwisten van ondermaatse voorwaarden tot het verleden. Of deze dingen gebeuren elders. Het verhaal dat bewoners van de fantasiewereld aan elkaar vertellen gaat als volgt: het is relatief makkelijk om een baan te krijgen – geef gewoon ergens in de Hoofdstraat je CV af! – en als je er eenmaal een hebt, kun je erop vertrouwen dat je de huur kunt betalen. Ook dat het onwaarschijnlijk is dat er iets ergs zal gebeuren. Of, als het toch gebeurt – je wordt ziek, of raakt gewond op het werk – dan ben je beschermd, wettelijk, of door de goede wil van de werkgever.

En terwijl je misschien een paar jaar moet ploeteren en iets doen waar je niet bijzonder enthousiast over bent, uiteindelijk komt de dag dat je in staat bent iets te doen wat je echt fijn vindt, of, heb je op zijn minst werk waarvoor je goed betaald wordt en dan doet het er niet zoveel toe of je het fijn vindt.
De werkelijkheid is dat voor de banen die je vroeger met je nog warme CV uit de printer makkelijk kon krijgen in de Hoofdstraat er nu honderden kandidaten zijn.

Hardnekkig blijven geloven in de mogelijkheid van het vinden van goed – dat wil zeggen, goed betaald en bevredigend – werk, heeft verschillende oorzaken. Het kan zijn dat veel mensen zijn afgeschermd van de de realiteit en daardoor de omvang en de aard van het probleem niet kennen. Dat komt doordat de economische stagnatie die deze eeuw tot nu toe heeft gedomineerd in Groot-Brittannië heeft geleid tot een polarisatie van de arbeidsmarkt. Het midden is weggevallen, en daarmee zijn de matig betaalde beroepen verdwenen. Aan de onderkant blijft er slecht betaald werk over, vaak gedaan in deeltijd of als schijnzelfstandige (mensen die wettelijk als werknemers kunnen worden beschouwd en tot werknemers kunnen worden gerekend, worden door bedrijven aangemoedigd zich als zelfstandige te laten registreren). Aan de bovenkant bevindt zich een groeiend aantal dikbetaalde beroepen.

De polarisatie is niet gelijkmatig verspreid. In delen van Zuid-Engeland, en met name in Londen, zijn de niveauverschillen van ongelijkheid en arbeidspolarisatie enorm groot; ze worden elders niet in dezelfde mate aangetroffen Tegelijkertijd is de bescherming die van oudsher door de welvaartsstaat wordt geboden door opeenvolgende regeringen tenietgedaan of uitgehold. Van strengere voorwaarden voor uitkeringen die vroeger universeel waren tot verlaging van het uit te keren bedrag en het verlies van openbare diensten.

Maar degenen die niets te maken hebben met het moderne uitkeringsstelsel of er voldoende arbeidsjaren hebben opzitten en daardoor niet gedwongen zijn tijdelijk werk of een nulurencontract te accepteren, of die met pensioen zijn, hebben wellicht geen idee hoe erg het is. Hoe snel het hele tapijt onder hun voeten is weggetrokken. Zij herinneren zich, of leven nog in een wereld van wat wordt genoemd het ‘standaard dienstverband’. Dat wil zeggen, voltijdse banen met een door vakbonden bedongen arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met wederzijdse verantwoordelijkheden van zowel werkgever als werknemer.

De negentiende- en vroeg twintigste-eeuwse campagnes die werden gevoerd over slechte arbeidsomstandigheden in fabrieken en benauwde, ongezonde werkplaatsen, lijken griezelig veel op die van vandaag. Ze hebben indertijd nauwelijks invloed gehad op de feitelijke omstandigheden. Werknemers die zich organiseerden in vakbonden daarentegen boekten al snel succes als ze zich ermee gingen bemoeien. Voorbeelden zijn de regels inzake gezondheid en veiligheid en de achturige werkdag.
Standaard dienstverband heeft niet altijd bestaan. Vóór de invoering van de wettelijke arbeidsvoorwaarden had je werkgevers die naar willekeur hun macht konden uitoefenen. Ze konden zoveel mensen aannemen en ontslaan en werktijden bepalen als ze maar wilden. Traditionele autofabrieken waren superhiërarchisch.

Horgan is goed in het laten zien van verbanden en het analyseren van economische krachten die de collectieve malaise versterken. Een illustratie daarvan is het verhaal van een bouwvakker die met een minigraafmachine tegen de gevel van een nieuw gebouwd hotel aanreed. Hij beweerde dat zijn werkgevers hem niet wilden betalen. De meeste werknemers hebben zo weinig invloed op hun arbeidsomstandigheden dat ze hun toevlucht nemen tot geweld.

Macht en flexibiliteit

Terwijl de de meerderheid van de werknemers een normale baan heeft, zijn velen daarvan uitgesloten. In de sectoren waarin jongeren, migranten, vrouwen en mensen van kleur werken, is de kans op tijdelijke en nulurencontracten, onderaanneming en schijnzelfstandigheid groter. Al deze (steeds vaker voorkomende) contractuele ‘onregelmatigheden’ geven meer macht en flexibiliteit aan werkgevers. Zo kunnen zij kosten besparen op sociale verzekeringen, ziektegeld of ouderschapsverlof, en wordt het voor hen gemakkelijker en goedkoper werknemers te ontslaan.

Nulurencontracten of werk op afroep betekent flexibiliteit, maar die flexibiliteit is vaak gunstiger voor werkgevers dan voor werknemers. Het betekent dat bij minder vraag, werknemers geen uren kunnen inplannen. Het creëert ook een systeem van controle. Werknemers kunnen verplichtingen hebben buiten het werk, bijvoorbeeld hun kinderen ophalen op een bepaalde tijd. Werkschema’s alleen door managers en bazen laten opstellen, betekent dat werknemers bepaalde, vaak onhaalbare doelstellingen niet halen. Degenen die klagen over de omstandigheden, blijven verstoken van een werkschema waaraan ze wel kunnen voldoen.

Hoewel er in Groot-Brittannië minder atypische dienstverbanden dan standaard dienstverbanden zijn, nemen de atypische in sommige sectoren, toe. Dit betekent dat een aanzienlijk aantal mensen geen werknemersrechten heeft. Wereldwijd wordt het meeste werk buiten de formele sector verricht. Dat wil zeggen dat het niet alleen gaat om niet-standaard betaald werk, maar dat het ook buiten het wettelijke en fiscale kader van de staat valt. Naarmate de groei van nieuwe banen afneemt en meer banen verloren gaan, wordt niet-standaardwerk, of elk werk dat buiten de formele sector valt, steeds meer de norm.

Dienstensector

Een sector waar steevast banen verloren gaan, is de dienstensector. Naarmate deze sector zich uitbreidde, is werk dat vroeger door huisvrouwen en huishoudhulpen werd gedaan, zoals kinderverzorging en koken, uitbesteed. Een aantal apps richt zich nu op professionals die hun boodschappen, wasgoed en maaltijden kunnen laten bezorgen door onderbetaalde werknemers met een nulurencontract. De scheiding tussen mensen die betaald worden om zogenaamd bevredigend werk te doen en mensen die betaald worden om hun werk op te ruimen heeft nefaste gevolgen, vooral wanneer de arbeidsstatus wordt gezien als een resultaat van persoonlijke bekwaamheid. Een van de meest levendige momenten in het boek is een jeugdherinnering van de schrijfster, een gevecht op het schoolplein tussen twee moeders. De ene moeder roept tegen de andere op minachtende toon: “Jij bent degene die mijn toiletten schoon maakt!”

In een samenleving die beweert elke hiërarchie te verwerpen wordt “dienstverlening een soort angstige magie”, die vreemde effecten teweegbrengt bij de mensen aan de top. De rijken hebben een goed leven, terwijl anderen een hongerloon krijgen, maar de mensen aan de bovenkant moeten ook bang zijn dat deze macht verloren kan gaan. Dat is de angst van de hogere middenklasse die Leïla Slimani beschrijft in haar roman Lullaby, waarin een kindermeisje haar kinderen vermoordt, en in Bong Joon-ho’s film Parasite, waarin een rijke Koreaanse familie een leraar in dienst neemt uit een arbeidersgezin dat zich in hun huis nestelt. Het is de angst dat “degenen ‘onder‘ je genoeg over je weten om je kapot te maken”, schrijft Horgan.

Iets menselijks vangen en het exploiteren

Tot slot een toenemend fenomeen. Huidige arbeid verschilt niet zoveel van arbeid in de vorige twee eeuwen. De machtsverhoudingen op de achtergrond zijn onveranderd. Wel anders is de vorm waarin de macht zich presenteert. Tegenwoordig hoor je de roep om autonomie en creatief werk overal om je heen, maar de feiten wijzen uit dat die roep gekaapt is en gebruikt wordt voor exploitatie. Uitbuiting dus.

In de vorige eeuw had je routineus en geestdodend werk. Het was mechanisch en hiërarchisch georganiseerd. Mensen verrichtten een enkele taak of maakten een enkele beweging die ze dag in dag uit herhaalden. Het ‘nieuwe’ werk beloofde opwindend te zijn, flexibel, snel, verricht door teams en vol afwisseling. Nieuw werk is inderdaad flexibel, maar daar profiteren de werkgevers van. Nieuw werk is vaak gebaseerd op het managen van emoties, van de werknemer en van de klant. Het werk wordt georganiseerd door zogenaamde decentrale ‘teams’ voor toeleveringsketens die zich over de wereldmarkt uitstrekken.
Het werk heeft de schijn van informaliteit; het is verbonden met sociale relaties en persoonlijk sociaal kapitaal, en belooft niet te verschillen van ‘sociability’ – gezelligheid – je gaat met de ander om als met vrienden en zelfs je familie. Het nieuwe werken is erg goed geworden in het vangen van iets menselijks en dat vervolgens aan het werk zetten.

Een voorbeeld hiervan zijn de aankondigingsborden bij stationsingangen. Een paar jaar geleden besloten werknemers van een Londens metrostation uit eigen beweging citaten te schrijven op zo’n bord in de stationshal. De citaten waren een mengeling van gevoeligheid, humor, ernst en inspiratie. Soms waren ze ronduit ontroerend. Reizigers namen foto’s van het bord en deelden ze op sociale media. Deze spontaniteit is omgezet in een centraal geregelde, algemene richtlijn: Elk station ontvangt nu per e-mail hetzelfde kant-en-klare citaat, dat de volgende ochtend op de borden wordt geschreven.

Lost in Work by Amelia Horgan, review – why so many people feel unfulfilled, door Hettie O’Brien, The Guardian, 19 juni 2021: www.theguardian.com

‘Lost in Work: Escaping Capitalism’ Proposes That We Put Workers First, door Lexi McMenamin, Teen Vogue, 21 juli 2021: www.teenvogue.com/

Why Work Perpetually Sucks Under Capitalism, door Hannah Ewens, Spike, 11 juni 2021: www.vice.com

Lost in work – Escaping capitalism door Amerlia Horgan is een uitgave van Pluto Press, Londen, 2021.

Amelia Horgan is editorial strategist, project officer, assistant lecturer en promovenda (filosofie)