Skip to main content

Redactie Beroepseer

Anders werken in zorg en welzijn

Het tekort aan medewerkers in de sector zorg en welzijn wordt niet opgelost als het werk op de huidige wijze blijft georganiseerd. Om die reden is Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (AZW) gestart met het kennisdossier Anders werken. In samenwerking met onderzoeksbureau Sense Guide zijn vragen gesteld aan werknemers in de sector zorg en welzijn over hun ervaringen. De onderzoekers spraken met 629 zorg- en welzijnsprofessionals.

Wat zijn de ideeën van werknemers over ‘anders werken’ in zorg en welzijn? Hoe kan de sector het werk anders organiseren, met minder arbeidsmarkttekorten, waarbij het werk op een plezierige manier gedaan wordt? De hoofdvraag van het onderzoek is “Hoe kunnen we anders werken vormgeven: met minder arbeidsmarkttekorten, waarbij werknemers het werk op een plezierige manier kunnen verrichten?”

Goed werk en beroepstrots

In hun eigen eigen woorden vertelden werknemers wat zij onder goed werk verstaan, wat voorwaarden zijn om hun werk goed te kunnen doen en hoe het anders zou kunnen. Daarnaast gaven zij ook duiding aan hun verhalen.

Het onderzoek geeft het beeld van werknemers in de zorg-  en welzijnssector die met hart en ziel werken om goede zorg te kunnen verlenen aan patiënten en cliënten. Het maakt daarbij niet uit in welke branche en provincie in Nederland iemand werkt. De beroepstrots en het verantwoordelijkheidsgevoel onder werknemers is hoog. Maar we zien ook een sector die overbelast is, waarin het verschuiven van verantwoordelijkheden als lastig wordt ervaren en waarin met scepsis naar andere disciplines, beroepsbeoefenaren en systeempartners wordt gekeken.

Meer dan 1000 ideeën

Het onderzoek levert meer dan duizend ideeën van werknemers op. Deze variëren van de wensen die werknemers hebben, de knelpunten tot aan concrete voorstellen om anders te gaan werken. Werknemers brengen voornamelijk ideeën aan die dicht bij henzelf en bij hun werk liggen. Het zijn vaak ogenschijnlijke eenvoudige oplossingen die zich vooral op de efficiëntie van het werk richten. De meest kansrijke oplossingen liggen op het terrein van:

• Verlichting van administratieve lasten
Verlichting van de ervaren administratieve last bevordert het werkplezier. Werknemers willen hun tijd aan goede zorg voor cliënten besteden. Een veelgenoemde oplossing is de inzet van ondersteunend personeel. Hierbij wordt door deelnemers gedacht aan herschikking van taken of inzet van vrijwilligers en lager gekwalificeerd personeel.

Vertrouwen teruggeven
Werknemers ervaren een kloof tussen hun eigen leefwereld en de systeemwereld van hun werk. Wat efficiënt of klantgericht is voor managers, vinden sommige medewerkers op de werkvloer inefficiënt of zelfs onwerkbaar. Werknemers vragen om andere, nieuwe vormen van samenwerking waarin het vertrouwen weer centraal staat. Zij vragen om een humane organisatie.
Het is belangrijk dat werknemers ruimte krijgen om nieuwe vormen van samenwerking te initiëren. Nieuwe vormen van samenwerking vragen om korte lijntjes met zorgpartijen en andere systeempartners. En om andere vormen van toezicht en verantwoording.

Een ander, breder mensbeeld op zorg ontwikkelen
De werknemers geven met hun antwoorden ook een signaal af aan brancheorganisaties, vakbonden, werkgevers en ministeries om ieder vanuit hun rol te reflecteren op de vragen: in wat voor samenleving wij willen leven en welke plek heeft zorg daarin?
Werknemers vinden het belangrijk dat er meer maatschappelijk besef is voor het belang van informele zorg, preventie, gedeelde verantwoordelijkheden en reële verwachtingen t.a.v. zorgbehandeling. Een bredere blik op zorg vraagt ook om aandacht voor betere arbeidsvoorwaarden en waardering van zorgmedewerkers.

Het is alsof de verbeeldingskracht vast zit

Het zesde hoofdstuk bevat de meest genoemde ideeën per branche: verpleging en verzorging, ziekenhuizen, geestelijke gezondheidszorg, huiszorg, gehandicaptenzorg, sociaal werk, kinderopvang, jeugdzorg, huisartsenzorg en gezondheidscentra en universitaire medische centra.

Een van de conclusies is dat overbelasting vernieuwend denken beperkt. De ruimte  daarvoor op het werk ontbreekt. Veel ideeën komen vanuit de kaders die er nu al zijn en liggen dicht bij de basis van het dagelijkse werk. Ideeën die als vernieuwend of als een onhaalbaar ideaal worden aangemerkt lijken soms helemaal niet zo onhaalbaar. Het is alsof de verbeeldingskracht vast zit.

Downloaden rapport Anders werken in zorg en welzijn. 1000+ ervaringen en ideeën van werknemers in cijfers en verhalen, Sense Guide, in opdracht van AZW-onderzoeksprogramma i.s.m. PGGM & CO (ledenclub voor iedereen die werkt of heeft gewerkt in zorg en welzijn), november 2022: https://beroepseer.nl

AZW longread: ‘Wat zijn voorwaarden om je werk in de zorg goed te kunnen doen?’ AZW Info, 6 april 2023: www.azwinfo.nl/nieuws/azw-longread-wat-zijn-voorwaarden-om-je-werk-in-de-zorg-goed-te-kunnen-doen/
In PDF: https://beroepseer.nl

Een greep uit de meest kansrijke ideeën over anders werken in zorg en welzijn, AZW Info, 10 maart 2023: ww.azwinfo.nl/een-greep-uit-de-meest-kansrijke-ideeen-over-anders-werken-in-zorg-en-welzijn/

 

Afbeelding bovenaan is ontleend aan samenvatting rapport Anders werken in zorg en welzijn: klik hier

De neiging van zorginstellingen om zelf bewindvoerders en mentoren aan te stellen is misbruik maken van de wet

Het kan zomaar gebeuren. Een zorginstelling verbiedt het contact tussen kind en ouders, of tussen tante en nicht. De instelling heeft namelijk via de rechter familieleden als curator of bewindvoerder of mentor laten ontslaan. Deze gang van zaken is het gevolg van een wetswijziging in 2014 die bepaalt dat niet alleen, zoals voorheen, familieleden om aanstelling of ontslag van een bewindvoerder, mentor of curator mogen vragen, maar ook zorginstellingen. Deze hebben sinds 2014 de mogelijkheid om vanwege ‘gewichtige redenen’ ontslag van een bewindvoerder of mentor aan te vragen.

In 2018 is de wet geëvalueerd. Daaruit bleek dat een op de vijf professionele bewindvoerders en mentoren negatief zijn over deze toegenomen macht van zorginstellingen. De professionals vrezen dat instellingen op oneigenlijke gronden om ontslag van de bewindvoerder of mentor vragen, bijvoorbeeld ‘vanwege onenigheid in de familie of financiële overwegingen’.
Een verzoek is alleen mogelijk als degene van wie je mentor of bewindvoerder wilt worden, daadwerkelijk handelingsonbekwaam is. Wie stelt zoiets vast? Meestal is dat een combinatie van hulpverleners: de (huis)arts, een casemanager dementie of een gedragsdeskundige. Het kan ook een notaris, advocaat of rechter zijn.

Instellingen misbruiken wet

Eind 2019 publiceerden het televisieprogramma De Monitor, dagblad Trouw en platform voor onderzoeksjournalistiek Investico de resultaten van een enquête onder leden van de BPBI – Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders – en het LOBCM – Landelijk Overleg van Bewindvoerders, Curatoren en Mentoren.
Karlijn Kuijpers en Tim Staal besteedden er aandacht aan in twee artikelen, Zorginstellingen misbruiken nieuwe wet om families buitenspel te zetten en Vijandige overname: onder bewind in de zorg op platform Investico, dat onder de titel Die man ként onze zoon helemaal niet verscheen in weekblad De Groene Amsterdammer (4 december 2019).
Naast de enquête onder de leden van BPBI en LOBCM, waarop 432 professionele bewindvoerders en mentoren hadden gereageerd, spraken zij met zo’n tien families die het bewind, het mentorschap of de curatele verloren na tussenkomst van een zorginstelling en onderzochten ze hun zaken aan de hand van correspondentie, rechterlijke uitspraken en medische dossiers. Ook spraken zij met rechters, advocaten, brancheverenigingen en wetenschappers.

In het Investico-artikel komt Mieke van den Broek aan het woord. Zij vertelt over haar ervaringen met haar tante Lucie die in een Brabants verpleegtehuis verbleef. Als er onenigheid ontstaat tussen Van den Broek en het verpleeghuis, gaat het mis. De instelling diende bij de rechter een verzoek tot bewindvoering in. Dat was opmerkelijk. Het uitgangspunt van de wet is juist dat een instelling dat alleen kan doen als er geen familie beschikbaar is. Van den Broek verloor de rechtszaken hierover. Het gerechtshof leunt bij zijn beslissing volledig op verklaringen van de bewindvoerder en de instelling.
Mieke van den Broek heeft vanaf 2012 strijd gevoerd met de instelling over behandeling, medicijngebruik, geld en bezoek. Haar tante overleed in januari 2021. Volgens Van den Broek zijn er strafbare feiten gepleegd en hebben kwaadwilligen vrij spel. Toezichthouders kijken weg.
In het maartnummer 2023 van Ons magazine, ledenblad van belangenvereniging van senioren KBO-Brabant, vertelt Van den Broek wederom over haar ervaringen met haar tante en “hoe verschrikkelijk het is om de regie over een dierbaar familielid over te moeten dragen aan mensen die die persoon niet eens kennen. Dat hoor ik ook van lotgenoten waar ik veel contact mee heb. Daarom blijf ik strijden voor rechtvaardigheid”.

Niet-kritische rechters

Uit de wetsevaluatie kwam naar voren dat veertig procent van de professionele mentoren en bewindvoerders vindt dat rechters ‘niet kritisch’ kijken naar verzoeken die door zorginstellingen worden ingediend. “Als de instelling zegt dat de familiebewindvoerder of -mentor niet in het belang van de betrokkene handelt, dan neemt de rechter dat al snel aan”, zegt gezondheidsjurist Olga Floris. Advocaat Saskia Fonds, die onderbewindgestelden en hun families bijstaat, vindt dat rechters te makkelijk meegaan in verzoeken van zorginstellingen. “Ik merk dat mijn cliënten steeds vaker pas worden gehoord nadat het besluit al genomen is. Verzoeken worden soms als spoedeisend behandeld terwijl dat helemaal niet nodig is”.

Naar aanleiding van de wetsevaluatie is op 11 oktober 2021 besloten tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren, geldend vanaf januari 2022*).

De conclusie van Karlijn Kuipers en Wim Staal

“Zorginstellingen staat het water aan de lippen: ze kunnen niet de kwaliteit van zorg leveren waar cliënten recht op hebben. Maar wanneer ouders, mentoren of bewindvoerders daar kritiek op hebben, grijpen diezelfde instellingen uit onmacht en onkunde naar een extreem machtsmiddel, in de hoop alles tot bedaren te brengen en problemen af te dekken. Zij dringen om oneigenlijke redenen diep door in de kern van het leven van hun cliënten: ze mengen zich in hun vrije keuzes, en drijven een wig tussen zorgbehoevenden en hun familieleden. Bewindvoerders en mentoren die zwichten voor de druk van zorginstellingen verloochenen hun taak om de meest kwetsbaren in de samenleving te beschermen. Zij vormen een gevaar voor hen die bescherming juist het hardst nodig hebben”.

Enquêteresultaten en artikel: Vijandige overname: onder bewind in de zorg (geannoteerde verhaal) en Zorginstellingen misbruiken nieuwe wet om families buiten spel te zeggen, door Karlijn Kuijpers en Tim Staal, Investico, 4 december 2019: www.platform-investico.nl/onderzoeken/vijandige-overname-onder-bewind-in-de-zorg-geannoteerde-versie

Ruzie over zorg en geld, door Mirjam Streefkerk, Ons magazine, maart 2023: www.onsmagazine.nl

Wegwijs bij vertegenwoordiging voor en door familie: www.goedvertegenwoordigd.nl

Wat zijn de eisen voor een curator, bewindvoerder en mentor? Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl

Wat kan ik doen als (ik vermoed dat) mijn bewindvoerder, curator of mentor onbetrouwbaar is? Rijksoverheid: www.rijksoverheid.nl

Curatele, bewind en mentorschap, De Rechtspraak: www.rechtspraak.nl

Noot
*) Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap. Besluit van 11 oktober 2021 tot wijziging van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders en mentoren naar aanleiding van de evaluatie van de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap, Wetten Overheid: https://wetten.overheid.nl/BWBR0045699/2022-01-01


U P D A T E

Petitie: Verplicht de Inspectie tot onafhankelijk onderzoek bij calamiteit in verpleeghuis. De petitie is ingediend door nabestaanden, lotgenoten en medestanders. Sluitingsdatum 1 oktober 2023. Zie: https://verbeterinspectie.petities.nl

Milly mocht maar anderhalf uur per dag bij haar stervende moeder zijn, door Laura Cuijpers, De Gelderlander, 27 juni 2023: www.gld.nl/nieuws/7959588/milly-mocht-maar-anderhalf-uur-per-dag-bij-haar-stervende-moeder-zijn

 

Foto bovenaan is van Aline Dassel

‘Der arbeitende Souverän’: Naar een nieuwe politiek van de arbeid

Wordt ons leven beter door minder te werken? Kan alleen wie werkt democratisch participeren? Sociaal-filosoof Axel Honneth*) gelooft stellig in de sociale energie van arbeid. Hij onderzoekt arbeidsverhoudingen om te zien of ze te verenigen zijn met democratie en schetst de contouren van een toekomstig arbeidsbeleid in zijn in maart 2023 bij Suhrkamp Verlag verschenen boek Der arbeitende Souverän: Eine normative Theorie der Arbeit (De werkende souverein. Een normatieve theorie van de arbeid).

Kernbegrippen in het boek zijn ʻsociale arbeidʼ en ʻsociale arbeidsverdelingʼ. Honneth formuleert de stelling dat deelname aan democratische besluitvormingsprocessen gekoppeld is aan de voorwaarde van een transparant en eerlijk geregelde arbeidsverdeling.

Democratie moet geleefd worden, en de mate waarin mensen dat ook daadwerkelijk kunnen en willen doen, hangt af van de omstandigheden waaronder ze werken. Daarom spreekt Honneth van de ʻwerkende soevereinʼ. Daarbij denkt hij aan twee belangrijke maatschappelijke terreinen die vaak los van elkaar worden gezien: arbeid en democratie.

Honneth werkt de randvoorwaarden uit om werk zodanig vorm te geven dat een mens daarin en daardoor daadwerkelijk een democratische persoon wordt, een werkende soeverein. Daartoe behoren bijvoorbeeld een werkgarantie of werktijden die ruimte laten voor sociaal-politiek engagement.
Hij motiveert waarom het gerechtvaardigd is de arbeidsverhoudingen te onderzoeken op hun verenigbaarheid met de democratie. Vervolgens schetst hij de ontwikkeling van de arbeidsvoorwaarden sinds het begin van het kapitalisme in de negentiende eeuw.

Het boek vestigt de aandacht op de mate waarin de arbeidsomstandigheden van het kapitalisme – vooral aan de top en aan de onderkant – politieke participatie in de weg staan. Uitgelegd wordt hoe bijvoorbeeld de constante psychologische belasting, het gebrek aan vertrouwen in de werkgever of een al te monotoon karakter van het werk, uiteindelijk de capaciteiten zowel als de intrinsieke motivatie verhinderen deel te nemen aan de politieke gemeenschap.

Pijler van de samenleving

De ethische kritiek van Honneth op de huidige arbeidswereld laat er geen twijfel over bestaan dat zowel de beloning als de arbeidsverdeling als geheel tekort schieten. Werknemers raken steeds meer sociaal geïsoleerd op het werk – denk aan de trend om vergaderingen en zakenreizen te vervangen door videogesprekken – terwijl tegelijkertijd de grenzen tussen vrije tijd en werk worden afgebroken door de eis van voortdurende bereikbaarheid.
Honneth verklaart betaald werk tot de spil van alle democratische vooruitgang. De vragen die hij in zijn boek stelt zijn uiterst relevant in een tijd waarin de samenhang en het voortbestaan van democratische en liberale samenlevingen op de proef worden gesteld.

In de moderne tijd is arbeid de pijler van de samenleving geworden: Hand in hand met de zich geleidelijk ontwikkelende idee van democratische volkssoevereiniteit, ontstond de gedachte, die we ook nu nog volgen, dat de samenleving een coöperatief verband is, waarin iedereen door middel van zijn arbeid zoveel mogelijk dient bij te dragen aan het levensonderhoud van alle anderen en zich daarmee waardig toont lid te zijn van een politiek verbond.

Kortom, er is niets minder gebeurd dan dat er een stevige band is ontstaan tussen politieke democratie en de eerlijke verdeling van arbeid. Anders gezegd: wat ooit pure dwang was om de kost te verdienen, is veranderd in een beeld van maatschappelijke emancipatie en vrijheid.

Monotoon werk, zogenaamde bullshit banen die geen sociaal nut hebben en de ʻnieuwe baanonzekerheid’ zijn redenen waarom er nu gesproken wordt van een ʻbrave new world of workʼ. Wie zich in zijn eigen werk ondergeschikt moet maken, is volgens de centrale stelling van Axel Honneth er niet zeker van dat zijn eigen stem in het democratische proces zal worden gehoord.

Medezeggenschap

Honneth is tegen een onvoorwaardelijk basisinkomen. Hij verwerpt de veronderstelling dat een onvoorwaardelijk basisinkomen de democratisering versterkt door het creëren van meer vrijheid voor politiek engagement. Hij ziet arbeidsverhoudingen als een voorwaarde voor politieke socialisatie. Daarom verzet hij zich tegen de poging om democratisering zoveel mogelijk los te koppelen van de arbeidswereld en pleit hij in plaats daarvan voor een democratisering van de arbeidswereld zelf, als basis van de collectieve, democratische praktijk.

Al in de jaren negentig ontwikkelde Honneth een theorie van ʻerkenning’ waarvan de politieke kern draait om meer medezeggenschap in bedrijven en meer sociale democratisering. Net als in die periode lijkt Honneth zijn filosofie te beschouwen als een soort radicale uitbreiding van de verzorgingsstaat. Hij bekritiseert dan ook de ondermijning daarvan en roept op tot een nieuwe arbeidspolitiek.
Burgerlijk handelen veronderstelt een zekere mate van sociale vrijheid en medezeggenschap in het werk, zonder welke zingeving noch aandacht voor het algemeen belang zich kan ontwikkelen. Hier geldt: Zonder een minimum aan werk van goede kwaliteit is er geen democratie.

Der arbeitende Souverän is een pleidooi voor een pragmatisch nieuw begin van politiek bedrijven  In een pessimistische tijd als de onze doet Honneth  een ambitieuze poging tot het formuleren van een realistische utopie. Volgens een aantal recensenten klinkt dat verfrissend in de vaak van inspiratie gespeende publieke discussies van de huidige tijd.

“Werk bepaalt ons leven. In wezen vormt het de democratie”. Een dergelijke uitspraak alleen al maakt Honneths boek tot een uniek verschijnsel in het filosofische landschap, aldus een recensent.

In het laatste deel van het boek beschrijft Honneth het scharnierpunt van waaruit plannen kunnen worden gemaakt voor een politiek van de arbeid. Om de opkomende misstanden tegen te gaan en bij te dragen aan een dringend noodzakelijke heropleving van democratische participatie. Hij doet voorstellen voor een alternatief ʻsociaal-democratisch arbeidsbeleid’.

Der arbeitende Souverän. Eine normative Theorie der Arbeit, door Axel Honneth, Suhrkamp Verlag, 2023: www.suhrkamp.de/buch/axel-honneth-der-arbeitende-souveraen-t-9783518587973

Zie ook: Goed werk is een doel, geen middel, door Gabriël van den Brink, Thijs Jansen & Kos Kole, in tijdschrift S & D, nr 9/10, 2011. Zie Noot 8 over zelfrespect en erkenning en Axel Honneth: https://beroepseer.nl

Ethiek van erkenning. Interview met Axel Honneth door Gijs van Oenen en A.J. Berg, Krisis, tijdschrift voor actuele filosofie, 77 (winter), 24 – 36 (1999): https://archive.krisis.eu/wp-content/uploads/2017/05/1999-4-07-oenen.pdf

Noot
*) Axel Honneth, geboren in 1949, is Professor of the Humanities aan Columbia University in New York. Van 2001 tot 2018 was hij hoofd van het Institut für Sozialforschung aan de Johann Wolfgang Goethe-Universität in Frankfurt am Main.
In 2015 ontving Honneth de Ernst Bloch Prijs, in 2016 de Bruno Kreisky Prijs voor het politieke boek vanwege Die Idee des Sozialismus. In  juni 2021 gaf hij in Berlijn in de openluchtbioscoop Hasenheide zijn veelgeprezen reeks lezingen Benjamin Lectures over der arbeitende Souverän. De lezingenreeks mondde uit in het gelijknamige boek.

De Benjamin Lectures zijn te beluisteren op YouTube. Duits gesproken, met ondertiteling in het Engels. Meer info op: https://criticaltheoryinberlin.de/en/benjamin_lectures/2021/

Medewerkers in de zorg- en welzijnssector slapen steeds minder goed

De zelfstandige pensioenuitvoeringsorganisatie PGGM & Co en IZZ Zorgverzekering van mensen in de zorg hebben 1290 medewerkers in de zorg & welzijnssector gevraagd naar de kwaliteit van hun nachtrust. Een samenvatting van de resultaten van het onderzoek dat ging over fitheid en de werk-privé-balans, staat op de site van PGGG & Co, waar ook het rapport is te downloaden.

Het blijkt dat bijna de helft van hen te maken heeft met slaapproblemen. In 2021, midden in de coronacrisis, gaf 33% aan moeite te hebben met een goede nachtrust. Op dit moment geeft bijna de helft (46%) aan te maken te hebben met slaapproblemen.
Met name de leeftijdsgroep jonger dan 40 jaar slaapt slecht. Een hoge werkdruk wordt als belangrijkste reden gegeven maar ook ervaren zij meer zorgen over de financiële situatie dan oudere werknemers.

Goed slapen is belangrijk voor een gezond leven en dus voor een optimale invulling van een werkdag. De impact van een slechte nachtrust is overdag merkbaar. Vermoeidheid en lusteloosheid zijn het vaakst (70%) merkbaar bij medewerkers met slaapproblemen maar ook vergeetachtigheid (42%) en snel geïrriteerd raken (33%) worden vaak genoemd als een gevolg van slechte nachtrust.

Delen op de werkvloer verlicht

Ruim twee derde van de medewerkers met slaapproblemen heeft dit besproken op het werk. 59% van hen heeft gemerkt dat het helpt als je slaapproblemen met collega’s en/of leidinggevenden bespreekt. Door het gesprek aan te gaan merkt een medewerker dat hij of zij niet de enige is. Er ligt een belangrijke rol voor de werkgever om ruimte te creëren om het onderwerp bespreekbaar te maken. Dit blijkt ook uit het feit dat een deel (33%) van de ondervraagden die hun slaapprobleem op het werk heeft gedeeld aangeeft dat er weinig begrip of interesse is.

Onregelmatige diensten zorgen voor minder slaap

Van de medewerkers met een primaire zorgfunctie in verpleeg- en verzorgingstehuizen, ziekenhuizen en gehandicaptenzorg geeft een kwart aan dat de onregelmatige diensten een oorzaak van slecht slapen zijn. In andere functies ligt dit percentage aanmerkelijk lager.
Volgens Irma Leijten slaapexpert bij Hallo Slaap, is dit te verklaren door hoe ons bioritme is geprogrammeerd. “Ons systeem werkt volgens een dag- en nachtritme. Als je dat doorbreekt wordt, zorgt dat voor minder goede slaap. Uit eerdere onderzoeken blijkt dat mensen met wisselende diensten zoals nachtdiensten 1 tot 1,5 uur minder slapen per etmaal”.

Maar wat is dan een oplossing om tot een betere slaap te komen? Irma Leijten geeft een paar adviezen voor het vinden van een goede balans tussen werk en privé en te streven naar momenten van rust, zowel overdag als ‘s nachts.

Downloaden onderzoeksrapport Fitheid en slaap, PGGM & Co, IZZ en Miles Research, maart 2023: www.pggmenco.nl

Uitkomst onderzoek: steeds groter deel zorgmedewerkers komt onvoldoende uitgerust op het werk, PGGM & Co., 4 april 2023: www.pggmenco.nl

Zo val je sneller in slaap na je nachtdienst: www.pggmenco.nl

Webinar: Meer slaap, meer energie! PGGM & Co., december 2021. In dit webinar legt slaapexpert Irma Leijten van Hallo Slaap uit wat de functie van slaap is en wat je kunt doen om beter te slapen. www.pggmenco.nl/gezond-leven/beter-slapen/webinar-meer-slaap-meer-energie/

 

Afbeelding bovenaan is ontleend aan het rapport ‘Fitheid en slaap’

Zwitserse krant NZZ onderzocht waarom artsen in opleiding de gezondheidszorg verlaten

De Neue Zürcher Zeitung heeft in de periode 2ē7 december 2022 – 10 januari 2023 een enquête gehouden onder meer dan 4.500 artsen in opleiding, wonend in Duitstalig Zwitserland. Doel van de enquête was te achterhalen waarom velen van hen de gezondheidszorg de rug toekeren. Deze 4.500 artsen vormen ongeveer een derde van alle 13.000 artsen in opleiding. De Neue Zürcher Zeitung (NZZ) is het oudste landelijke dagblad – en een van de grootste – van Zwitserland, opgericht in 1780.

Als kind droomde Julian Krämer ervan dokter te worden. Hij wilde weten hoe het lichaam werkte. Hij wilde een witte jas dragen en een stethoscoop omhangen. Hij wilde mensen helpen.
Een paar jaar later slaagde Krämer (niet zijn echte naam) voor het toelatingsexamen om medicijnen te studeren. Twaalf semesters lang leerde hij lichaamsdelen, ziekten en medicijnen benoemen. Hij deed mee aan de een na andere natuur- en scheikundeproef, liep verschillende stages en slaagde uiteindelijk voor het staatsexamen. Krämer had zijn doel in het leven bereikt en werkte een jaar als arts-assistent in een ziekenhuis.

Toen spatte zijn jeugddroom uiteen.

Achteraf kan Krämer niet meer precies zeggen wanneer hij het merkte. Misschien was het toen hij na dertien uur werken geen energie meer had om zijn vrienden te ontmoeten. Misschien gebeurde het toen hij weer een dag aan zijn bureau doorbracht in plaats van aan het bed van zijn patiënten. Of misschien toen hij zich realiseerde dat al zijn superieuren gescheiden waren.

“Op een gegeven moment drong het tot me door,” zegt Krämer. “Ik heb alles moeten opgeven voor deze baan”.

Stress, frustratie en bureaucratie

Krämer stapte eruit. In een tijd waarin Zwitserland wanhopig op zoek is naar jonge artsen, hing hij zijn witte jas aan de kapstok. Redenen waren de slechte werkomstandigheden, de bureaucratie en de stress in de medische wereld.
Krämer staat niet alleen in zijn kritiek. In de afgelopen maanden heeft de NZZ met meer dan een dozijn jonge artsen uit Zürich gesproken. Allen werken als arts-assistent en willen aan het eind van de ongeveer zesjarige opleiding specialist worden. Allen hebben soortgelijke ervaringen gerapporteerd en dezelfde conclusie getrokken: Als er niets verandert, komt de Zwitserse gezondheidszorg in ernstige problemen

De resultaten van het NZZ-onderzoek zijn schrikbarend. Ze laten zien dat artsen in opleiding enorm belast worden, dat de kwaliteit van hun opleiding afneemt en dat ziekenhuizen de Zwitserse arbeidswetgeving stelselmatig zouden overtreden.

Dit heeft gevolgen: voor de artsen die onder de situatie lijden – en voor de patiënten, omdat door het overwerk het risico op fouten toeneemt. En voor Zwitserland als geheel – omdat de opleiding van degenen die het beroep hebben verlaten veel geld heeft gekost – duwt hun afwezigheid de overbelaste gezondheidszorg nog verder naar de rand van de afgrond.

Velen werken 11 uur of meer

Bijna 40% van de respondenten zegt gemiddeld meer dan 11 uur per dag te werken. De langste werkdagen zijn die van chirurgen, maar ook gynaecologen en co-assistenten maken lange dagen.
Dat is problematisch. Volgens het arbeidsrecht is meer dan 50 uur per week werken alleen in uitzonderlijke gevallen toegestaan. Dat geldt ook voor ziekenhuizen, en sinds 2005 vallen arts-assistenten onder de arbeidswet.

Velen van hen hebben al een contract van 50 uur per week, maar daarboven moeten zij vaak extra uren werken. In de enquête zei twee derde van de vrouwelijke artsen dat de maximaal toegestane arbeidsduur al op het rooster werd overschreden.

Het is vooraf gepland overwerk.

Bijna niemand durft

De respondenten noemen twee belangrijke redenen voor overwerk: zware werkdruk en bureaucratie. Emma Welti, een van de deelnemers aan de enquête, kent het probleem uit eigen ervaring: “Soms bestaat 30% van mijn dag uit medisch werk, de andere 70% zit ik aan de telefoon en schrijf ik rapporten”.
Respondenten klagen ook over verouderde computersystemen. Dat leidt ertoe dat jonge artsen vaak pas na de officiële werktijd de facturen en patiëntenverslagen schrijven. Dat kan uren duren – en wordt vaak gratis gedaan. Volgens het onderzoek heeft een op de vijf coassistenten druk van leidinggevenden ervaren om overuren niet naar waarheid te melden.

Ondanks al deze bezwaren, durft bijna niemand zijn nek uit te steken. Veel jonge artsen zijn bang hun carrière te beschadigen als ze hun grieven uiten en niet in het gareel lopen.

Verkeerde spuit, een duizendvoudige dosis

De lange uren en de weinige pauzes tasten de veiligheid van de patiënt aan. Driekwart van de ondervraagde artsen vindt dat zij door de tijdsdruk hun werk niet goed kunnen doen, en 80% zegt al eens fouten te hebben gemaakt omdat zij overwerkt of oververmoeid waren. Emma Welti kan zich situaties herinneren waarin ze overwerkt was en daardoor fouten maakte. Eén keer injecteerde ze een patiënt met de verkeerde medicatie. Een andere keer verwarde ze bij het doseren grammen met milligrammen.

In het ergste geval kan zo’n faux pas fataal zijn. In dit geval merkte een nurse practitioner de fout op. “Als je 12, 14 of zelfs 16 uur werkt, gebeuren deze dingen. Het systeem is extreem foutgevoelig. De vraag is niet of er fouten gebeuren, maar hoe erg ze zijn”, aldus Welti.

Is het de schuld van de ziekenhuizen?

Het NZZ confronteerde de Zwitserse ziekenhuisvereniging H+ met de resultaten van het onderzoek. Directeur Anne Bütikofer verweerde zich tegen beschuldigingen dat ziekenhuizen stelselmatig de maximale werktijden aan hun laars lappen en niet voldoen aan de opleidingsvoorwaarden. Uit een door H+ onder ziekenhuizen en klinieken gehouden snelle enquête bleek dat deze voorstelling van zaken niet klopt. Volgens Bütikofer staan ziekenhuizen onder enorme druk. De politiek wil bezuinigen maar legt tegelijkertijd steeds meer eisen en regels aan ziekenhuizen op.

Wel tevreden

36% van de respondenten van de enquête zegt tevreden of enigszins tevreden te zijn met de huidige werksituatie. Enerzijds heeft dit waarschijnlijk te maken met de werksfeer onder de werknemers, die de meesten van hen als goed tot zeer goed beoordelen. Anderzijds vinden velen hun werk zinvol en bevredigend.

Voor Bütikofer is het duidelijk dat ziekenhuizen alleen de problemen in de gezondheidszorg en van arts-assistenten niet kunnen oplossen. Er zijn evenwel werkgevers die dat wel proberen. Het Universitair Ziekenhuis Zürich is bijvoorbeeld in 2022 begonnen met een proefproject voor kortere werktijden. De artsen in opleiding van het Institute of Critical Care Medicine krijgen sindsdien niet meer dan 42 uur klinisch werk per week toegewezen. Met deze stap wil het ziekenhuis het werk aantrekkelijker te maken. Bovendien garandeert deze stap de naleving van de arbeidswetgeving met betrekking tot de maximale arbeidstijd.
Tot nu toe is dit proefproject evenwel een uitzondering.

Meer dan de helft van de respondenten zegt geen goed evenwicht tussen werk en privéleven te hebben. Evenveel mensen voelen zich gestrest of vrezen zelfs een burn-out, 5% – dat zijn meer dan 220 mannelijke en vrouwelijke artsen – zegt al eens een burn-out te hebben gehad.
Een 28-jarige arts vertelt dat in haar omgeving bij drie collega’s een burn-out of medicatieverslaving is vastgesteld. Een 24-jarige aspirant-chirurg schrijft in de enquête: “Ik voel me uitgeput, emotieloos en hopeloos”. Een 35-jarige arts meldt kortaf: “Ik sta op de rand van een burn-out”.

Uitvallers laten een duur gat achter

Veel jonge artsen zijn niet langer bereid het noodlijdende zorgstelsel te dragen. Ongeveer 10% van de artsen verlaat het beroep voortijdig, volgens cijfers van de Association of Swiss Assistant and Senior Physicians. Voor de artsen in opleiding in het onderzoek ziet het er niet beter uit: meer dan 70% zegt minstens één keer concreet te hebben overwogen het artsenberoep op te geven vanwege de arbeidsomstandigheden.ê

Dat heeft verstrekkende gevolgen. Niet alleen omdat het Zwitserland volgens een ander onderzoek in 2040 een tekort zal hebben aan ongeveer 5.500 artsen, maar ook omdat volgens de Kantonsraad van Zürich een artsendiploma het land bruto 1,3 miljoen frank kost. Elke arts die zijn beroep niet uitoefent, kost Zwitserland dus veel geld.

De hier eerder genoemde Krämer kent deze cijfers, maar heeft geen spijt van zijn vertrek. Momenteel werkt hij als medisch adviseur in de farmaceutische industrie.

Lees het hele artikel: «Doctor» used to be a dream job, but the profession is now in decline, door Matthias Niederberger en Nils Pfändler, Neue Züricher Zeitung, 21 februari 2023: www.nzz.ch/english/long-hours-force-swiss-doctors-to-leave-medicine-ld.1726895

Uitnodiging themabijeenkomst ‘Ambtenaar: een bijzonder vak, en dat is het!’

U i t n o d i g i n g

VDNA*) Themabijeenkomst i.s.m. Stichting Beroepseer
Ambtenaar: een bijzonder vak, en dat is het!

Thijs Jansen, Stichting Beroepseer

Datum en tijd: Woensdag 24 mei 2023, 15:00 uur
Plaats: ROC Mondriaan, Kon. Marialaan 9 in Den Haag, ingang INVITEZ

In de afgelopen decennia is de ambtenaar zich ten onrechte steeds meer gaan zien als een gewone werknemer. De ambtenaar werkt aan zijn/haar  individuele competenties voor zijn/haar individuele carrière.  Je zou dit de individualisering van de ambtenaar kunnen noemen: men is steeds minder  gaan zien wat het onderscheidende gemeenschappelijke kenmerk  is van ambtelijk vakmanschap.  Veel te weinig is daardoor onderkend dat deze functie wel degelijk  een belangrijk onderscheidend kenmerk heeft:  ambtenaren werken in een apparaat dat bevoegd is macht uit te oefenen over anderen en dienen dat deskundig, zorgvuldig en behoorlijk te doen.  Deze normatieve visie op ambtelijk vakmanschap was de afgelopen decennia ver weggezakt. Ze is weer tot leven gekomen door onder andere de Toeslagenaffaire. Deze renaissance van de normatieve visie op machtsuitoefening is dringend noodzakelijk en recent op gang gekomen. Thijs Jansen zal een overzicht en evaluatie geven van wat er nu in gang is gezet, en aangeven wat er zijns inziens nog dient te gebeuren.

Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer (https://beroepseer.nl) en verbonden aan het Centrum Èthos (Vrije Universiteit, Amsterdam). Hij heeft de afgelopen jaren heel wat gepubliceerd over de noodzaak van een normatieve visie op ambtelijk vakmanschap. Onlangs publiceerde hij met anderen het boek Het recht op ambtelijk vakmanschap (2022). Eerder publiceerde hij o.a. Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag  (met Gabriël van den Brink, 2016) en Gezagsdragers. De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers (met Gabriël van den Brink en René Kneyber, 2012).

Aanmelding is mogelijk tot uiterlijk 18 mei 2023 op info@nieuweambtenaar.nl

*) VDNA –  Vereniging De Nieuwe Ambtenaar,
een beroepsgroep die bestaat uit een
vakbondsgedeelte en een vakvereniging.

 

De Jonge Akademie opent ‘Iedereen professor Jaar’. Geef universitair (hoofd)docenten en hoogleraren gelijke rechten rondom promotietrajecten

Hoewel universitair (hoofd)docenten tijdens een promotietraject grotendeels dezelfde plichten als hoogleraren hebben, hebben zij niet dezelfde rechten. De Jonge Akademie*) pleit er met Iedereen professor! voor deze rechten los te koppelen van het functieprofiel hoogleraar en deze toe te kennen aan alle universitair (hoofd)docenten.

Je eigen promovendus tot doctor benoemen is een bijzonder moment voor alle wetenschappers. Maar op dit moment is die eer alleen weggelegd voor hoogleraren en een klein aantal universitair hoofddocenten. En dat is niet het enige: verschillende rechten rondom (promotie)plechtigheden zijn op dit moment gekoppeld aan het functieprofiel hoogleraar.

Dit moet anders, vindt De Jonge Akademie, want universitair (hoofd)docenten hebben in een promotietraject wel dezelfde plichten, maar niet dezelfde rechten als een hoogleraar. Terwijl ze in veel gevallen wél de meeste verantwoordelijkheid en leiding nemen in promotietrajecten en expert zijn op het betreffende onderzoeksgebied. Daarom opent De Jonge Akademie op 28 maart 2023 het Iedereen professor Jaar, met als doel het gesprek over Iedereen professor!  binnen universiteiten te bevorderen en er zo voor te zorgen dat jonge universitair (hoofd)docenten meer slagkracht en zelfstandigheid kunnen verkrijgen en minder afhankelijk zijn van een hoogleraar.

Wat is ‘Iedereen professor!’?

Iedere universitair docent, universitair hoofddocent of hoogleraar mag voortaan:

  • een toga dragen;
  • de titel professor voeren;
  • in leescommissies in eigen en andere universiteiten optreden;
  • meestemmen over cum laude;
  • en, indien passend, eigen promovendi promoveren tot de graad ‘doctor’.

Sociale veiligheid

Toga’s, promotierecht, titel: hoewel dit ‘cosmetische’ verschillen zijn, werken ze door in de dagelijkse praktijk van een academische loopbaan en zijn ze zelfs van invloed op de sociale veiligheid. Deze verschillen dragen namelijk bij aan de sterk hiërarchische structuur van de Nederlandse academie. Het opheffen van deze verschillen kan ertoe leiden dat veelal jongere academici zich makkelijker durven uitspreken, vaker zelfstandige promotietrajecten initiëren en begeleiden en eerder gehoord worden bij besluit- en beleidsvorming.

Let wel, Iedereen professor! is geen pleidooi voor algehele nivellering of het ontbreken van bevorderingsmogelijkheden of carrièrepaden. De Jonge Akademie zegt: behoud functieniveaus en laat mensen daarin doorgroeien op basis van transparante en onafhankelijke beoordelingen.
Iedereen professor! moedigt universiteiten, faculteiten en de academische gemeenschap aan om na te denken over bevorderingsmogelijkheden en hoe de takenhiërarchie en verantwoordelijkheidshiërarchie vorm te geven.

Het ‘Iedereen professor Jaar’

Op 28 maart 2023 zijn de nieuwe leden van De Jonge Akademie geïnstalleerd en over een jaar is er weer een nieuwe lichting geïnstalleerd. Tegen die tijd hoopt De Jonge Akademie dat er concrete stappen gezet zijn binnen universiteiten om Iedereen professor! te initiëren. De Jonge Akademie vindt het nu de tijd om het gesprek binnen de Nederlands academie te voeren en om te zetten in acties. Daarvoor nodigt De Jonge Akademie de hele academische gemeenschap uit.
Vragen en op- of aanmerkingen zijn van harte welkom, stuur daarvoor een mail naar dja@knaw.nl

Noot
*) De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen besloot in 2005 tot oprichting van De Jonge Akademie.
De Jonge Akademie functioneert zelfstandig binnen de KNAW, met een eigen werkplan en verantwoordelijkheid voor haar activiteiten en standpunten. De Jonge Akademie en de ‘klassieke’ Akademie werken vooral samen op het gebied van inhoud en interdisciplinariteit.

Downloaden Iedereen professor! Titel, toga en promotierecht voor universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren, De Jonge Akademie, maart 2023: https://beroepseer.nl/wp-content/uploads/2023/03/dja_iedereen_professor_jaar_2023.pdf

Iedereen professor!, De Jonge Akademie: www.dejongeakademie.nl

Advies aan kabinet: Andere aanpak regionaal beleid nodig

Hoewel Nederland relatief klein is, kent ons land aanzienlijke regionale verschillen. Die verschillen zijn er in landschappelijk en cultureel opzicht, maar ook als het gaat om de kansen die mensen hebben om een passende baan te vinden, om onderwijs te volgen op een goed bereikbare locatie en om gezond oud te worden. Bepaalde gebieden in Nederland, veelal gelegen buiten de economische centrumgebieden, hebben te maken met een stapeling van achterstanden op één of meer aspecten. Deze situatie is niet nieuw, maar de ongelijkheid neemt de laatste jaren verder toe.

Doordat de bedrijvigheid zich nu voornamelijk concentreert in economische kerngebieden zoals de Randstad en de regio Eindhoven, geldt datzelfde voor de werkgelegenheid, het aanbod van diensten en voorzieningen enzovoort.
In de regio’s buiten de economische kerngebieden is het vaak rustiger en is er vaak meer ruimte. Dat laatste maakt deel uit van de charme van die gebieden; het wordt als zeer positief ervaren. Deze positieve waardering weegt echter steeds minder op tegen de gegroeide verschillen in brede welvaart en negatieve ontwikkelingen die elkaar versterken. Essentiële voorzieningen in de regio’s brokkelen gelijktijdig af: basisscholen gaan dicht, huisartspraktijken verdwijnen, winkels sluiten hun deuren, bushaltes worden opgeheven. Deze neerwaartse spiraal van verschraling heeft verstrekkende gevolgen voor het gemeenschapsleven in een regio. De leefbaarheid van dorpen, buurten en gemeenschappen komt onder druk te staan en dit leidt in diverse regio’s tot achterstanden. Dit betreft onder meer verschillen in gezondheid (de gemiddelde levensverwachting is in sommige gebieden zeven jaar lager dan elders) en de hoogte van het gemiddelde inkomen. Ook is de beschikbaarheid van culturele voorzieningen, openbaar vervoer en ontmoetingsplekken in bepaalde regio’s onder de maat.
In regio’s als Zeeuws-Vlaanderen, de Kop van Noord-Holland, de Veenkoloniën, Twente en Parkstad Limburg is al langere tijd sprake van forse achterstanden.

De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en de Raad voor het Openbaar bestuur (ROB)*) hebben het advies Elke regio telt! overhandigd aan minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 27 maart 2023. Het advies bevat een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s’.

Investeer in regionale brede welvaart

In het huidige rijksbeleid gaan investeringen vooral naar regio’s die al sterk zijn. De drie raden pleiten voor ander beleid waarin het realiseren van brede welvaart overal in Nederland voorop staat. Hiervoor is het nodig dat de rijksoverheid bij de verdeling van gelden over de regio’s naast economisch rendement ook de bredere maatschappelijke opbrengsten meeweegt. Dit moet  eraan bijdragen dat een betere spreiding van onderwijs, zorg en rijksorganisaties over het land wordt gerealiseerd. Ten tweede willen de raden dat de regio’s zelf kansenagenda’s ontwikkelen voor de lange termijn. Deze moeten de basis vormen voor langjarige en substantiële investeringen in de regio door het kabinet. Ten derde is een forse verbetering van de relaties tussen regio’s en rijk noodzakelijk om het belang van regionale ontwikkeling beter mee te kunnen wegen in het rijksbeleid en om regio’s meer stem te geven in de besluiten hierover.

Zet in op een basis voor vitale gemeenschappen

Om de onwenselijke verschillen tussen regio’s te verkleinen vinden de drie adviesraden dat in het hele land een basis van bereikbare voorzieningen beschikbaar moet zijn. Dit hoeft niet overal in Nederland dezelfde basis te zijn, maar onderwijs, zorg, werk, cultuuraanbod en publieke ontmoetingsruimten moeten wel overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk zijn voor mensen.
Alleen dan kunnen regio’s zich op een gezonde manier ontwikkelen en vitaal blijven.

Schep een basis voor vertrouwen en democratie

De huidige verschillen tussen regio’s vinden de drie raden problematisch voor de inwoners van de regio’s waarin de achterstanden zich opstapelen omdat ze bijdragen aan ongelijke kansen en de afnemende vitaliteit van de gemeenschappen waarin mensen wonen. Deze ongelijkheid is schadelijk voor het vertrouwen van mensen in de overheid en in onze democratie. Dit vormt een bedreiging voor Nederland als geheel. Bovendien bemoeilijken de verschillen tussen regio’s ook een effectieve aanpak van grote nationale vraagstukken zoals de energietransitie, de woningbouwopgave, of de hervorming van de landbouw. Juist op deze terreinen zijn er kansen voor de genoemde regio’s en voor heel Nederland.

Noot
*) De drie raden zijn onafhankelijk en adviseren gevraagd en ongevraagd over langetermijnvraagstukken.
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het brede domein van de fysieke leefomgeving. Voorzitter is ir. J.J. (Jan Jaap) de Graeff.
www.rli.nl
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het gebied van zorg en sociaal domein. Voorzitter is prof. dr. M. (Jet) Bussemaker.
www.raadrvs.nl
De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) is het strategische adviescollege voor regering en parlement over de inrichting en het functioneren van het openbaar bestuur en de financiële verhoudingen tussen rijk, provincies en gemeenten. Voorzitter is drs. J.M.M. (Han) Polman.
www.raadopenbaarbestuur.nl

Downloaden  Advies ‘Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s’, ROB, 27 maart 2023: www.raadopenbaarbestuur.nl/documenten/publicaties/2023/03/27/elke-regio-telt-een-nieuwe-aanpak-van-verschillen-tussen-regios

Kohnstammlezing van Kim Putters: ‘De toekomst zal het leren’. Hoe kunnen onderwijs, werkgevers en werkenden zélf stappen met lef zetten?

De Kohnstammlezing van 2023, getiteld De toekomst zal het leren is gehouden door Kim Putters op 24 maart 2023. Sinds 16 september 2022 is Putters voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER). In zijn lezing gaat hij in op de vraag hoe onderwijs, werkgevers en werkenden zélf stappen met lef kunnen zetten. Hij houdt een pleidooi voor herbezinning op werken en leren in de toekomst.
Hoe zorgen we dat (jonge) mensen voorafgaand en tijdens hun loopbaan tijd en ruimte krijgen om talenten te ontdekken? En hoe verhoudt zich dat tot het aantrekkelijk maken van beroepen waaraan een tekort is? Leren en ontwikkelen kan soms voelen als topsport. Hoe maken we daar een teamprestatie van, waarbij naast talentontwikkeling ook het waarderen van ieders talent centraal staat?

Fragmenten uit de lezing

“Misschien stelt u zichzelf, net als ik, wel eens de vraag hoe toekomstige generaties zullen terugkijken op onze tijd en wat wij deden. Wellicht moeten we die vraag wat vaker aan onszelf stellen. Wat zullen toekomstige generaties vinden van de uitdagingen waar wij voor stonden, de beslissingen die wij namen – de beslissingen die wij uitstelden?
Laten we ons verbeelden hoe het is om in de schoenen van toekomstige generaties te staan. Om vanuit hun ogen naar onszelf te kijken: naar de visie die wij hadden op de vraagstukken van onze tijd én van de toekomst. Naar hoe wij onze planeet, onze samenleving achterlieten.
Zullen zij ons bewonderen om onze moed om het roer om te gooien en systemen te veranderen? Om onze wijsheid om bij beslissingen niet alleen de belangen en wensen van de huidige generaties mee te nemen, maar ook een stem te geven aan die van toekomstige generaties? Zullen
zij ons als goede voorouders zien?
Vermoedelijk hebben mensen door alle tijden heen gedacht dat de wereld nooit zo razendsnel veranderde als in hun tijd. Ook wij zitten middenin een storm van veranderingen. Alles is in beweging: op het gebied van klimaat, energie, grondstoffen, demograf ie, migratie, zorg, technologie en ICT. En ook op het gebied van veiligheid en defensie, zeker sinds de oorlog in Oekraïne. Het zou heel makkelijk zijn om vandaag een gloom- en doomverhaal te houden. Maar wees niet bang, dat ga ik niet doen”.

Tijd voor een doorbraak

“Ik denk dat wij zoals we hier zitten, allemaal een samenleving willen waarin ieder mens een bijdrage kan leveren en iedereen van de brede welvaart profiteert. Een samenleving die verantwoordelijkheid neemt voor de mensen van nu en voor de generaties van de toekomst. Om dat ideaal te bereiken, is een doorbraak nodig: in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Nu iedereen de urgentie ziet om de tegenstellingen in de samenleving te verkleinen, is het de hoogste tijd om woorden om te zetten in daden.

Daar wil ik het vandaag met u over hebben. We doen dit in drie stappen:

1. Eerst zoomen we verder in op wat ik als de potentieel grootste ‘gelijkheidsmaker’ zie voor de volwassen samenleving: meer inzet op leven lang ontwikkelen.
2. Daarna kijken we hoe we tot een doorbraak kunnen komen, wat daarvoor nodig is en van wie.
3. Tot slot kijken we wat de doorbraak oplevert en wat we nog te doen hebben met het oog op de toekomst.

De wereld verandert in een razend tempo. Heeft het grondrecht op onderwijs niet allang een nieuwe interpretatie nodig, vanuit het idee dat mensen het recht hebben zich een leven lang te (kunnen) ontwikkelen, in het onderwijs, maar ook breder: in het werk en de maatschappij? Wordt het niet tijd om de leerplicht en het onderwijssysteem daarop te herzien?Want waarom zien we leren en ontwikkelen eigenlijk vooral als een plicht van het individu, terwijl het een recht is, dat voor iedereen toegankelijk en aantrekkelijk zou moeten zijn, en dat we als maatschappij gezamenlijk moeten vormgeven.
Ik vraag me af wat Philip Kohnstamm hierover zou zeggen. En u, mensen betrokken bij het pedagogisch- en onderwijsveld, hoe denkt u hier eigenlijk over? Vraagt deze tijd niet om een nieuw onderwijssysteem waarop volgende generaties weer kunnen voortbouwen? Moeten we niet toe naar leerrechten die passen bij een leven lang ontwikkelen als basisrecht?

Het recht op leren is in Europese verdragen vastgelegd en behoort tot de sociale grondrechten, naast het recht op huisvesting, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Sociale grondrechten gelden een leven lang. Bij de SER zien we een leven lang ontwikkelen als een van de speerpunten op weg naar brede welvaart en gelijke kansen. De noodzaak daarvan wordt breed gedeeld. Uit de Monitor Leercultuur, een gezamenlijk onderzoek van de SER en TNO, blijkt dat 91 procent van de werknemers leren en ontwikkelen op het werk ‘belangrijk’ of ‘heel belangrijk’ vindt. En toch breekt dat maar niet echt door.

Uit de monitor blijkt zelfs dat het leergedrag blijft afnemen en dat de verschillen tussen groepen groter worden. De mensen die investeren in leven lang ontwikkelen, zijn met name hbo’ers en wo’ers — en dan ook nog eens in vaste dienst en onder de 55 jaar. We lijken leven lang ontwikkelen dus vooral aan de leergierigen over te laten. Wat betekent het voor de rest?

Er zijn in ieder geval twee manieren om naar dit vraagstuk te kijken.

A. Je kunt leven lang ontwikkelen zien als hét voorbeeld van een transitieproces dat ondanks vele proeftuinen en pilots steeds weer vastloopt in belangentegenstellingen en ondoorzichtige regelingen.

B. Je kunt er toch ook op een andere manier naar kijken. Er is de laatste jaren enorm veel gaande op het gebied van leven lang ontwikkelen. Overal in het land draaien proeftuinen, experimenten en pilots, waarin veel organisaties en partijen met enorm veel energie samenwerken en mooie resultaten bereiken”.

Écht onmisbare, vitale beroepen

Putters vindt dat er teveel aandacht gaat naar processen en dat er te weinig ruimte is voor de professionals in het onderwijs en de echte samenwerking met het werkveld: “De systeemwereld en de alledaagse mensenwereld lijken parallelle universums geworden die elkaar nauwelijks meer raken.
Volgens het Platform Perspectief Jongeren, een onafhankelijke commissie die het Nationaal Programma Onderwijs begeleidt, moeten professionals tijd en ruimte krijgen voor een goede pedagogische relatie. Zodat zij elke leerling echt zíen en kunnen inschatten wat iemand nodig heeft. Zonder relatie geen prestatie, schrijft het Platform in zijn advies.

Banen in de techniek, de zorg, het onderwijs en bij overheidsdiensten zullen aantrekkelijker moeten worden. En dan bedoel ik niet alleen in financiële zin. Er moet ook iets veranderen in het imago van bepaalde beroepen. Tijdens de coronapandemie hebben we ontdekt wat de écht onmisbare, vitale beroepen in de samenleving zijn. Wat doen we vandaag met die ervaring? En waarom zouden jongeren voor die beroepen kiezen? Als de aantrekkingskracht van (semi)publieke sectoren wordt bepaald door begeleiding, adequate toetsing van prestaties, ontwikkeling en loopbaanmogelijkheden, dan moeten juist die sectoren ‘kampioen leven lang ontwikkelen’ willen zijn.

In de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt speelt het middelbaar beroepsonderwijs een cruciale rol. Robbert Dijkgraaf, de huidige minister van OCW, is vorig jaar een campagne begonnen voor de emancipatie van het beroepsonderwijs. Het mbo verdient volgens hem alle mogelijkheden en meer waardering, omdat allerlei beroepen staan te springen om mbo-afgestudeerden. Hij benadrukte dat ook in zijn Kohnstammlezing vorig najaar”.

Dowloaden Kohnstammlezing op site Kohnstamm Instituut: De toekomst zal het leren, door Kim Putters, Vossius Pers UvA, maart 2023: https://kohnstamminstituut.nl/wp-content/uploads/2023/03/Putters.pinn_bis.pdf

 Kohnstammlezing

Opvoeding en onderwijs verlangen een kritisch en levendig publiek debat. De docenten en onderzoekers van het Samenwerkingsverband Onderwijs en Opvoeding Amsterdam, een coalitie van opleidings- en onderzoeksinstellingen, proberen maatschappelijke betrokkenheid te combineren met hoogwaardige opleidingen en gedegen onderzoek. Ze zetten daarmee een traditie voort die begon in 1919, het jaar waarin Philip Kohnstamm met de rede Staatspaedagogiek of persoonlijkheidspaedagogiek het ambt van bijzonder hoogleraar in de opvoedkunde aanvaardde.

In die oratie beargumenteerde Kohnstamm dat de pedagogiek als wetenschap pas ‘waarlijk vrucht kan dragen’ indien ze in contact treedt met vragen van levensleer en wereldbeschouwing. Vanuit deze overtuiging ontwikkelde hij concrete methoden om de reken- en leesvaardigheid van kinderen te verbeteren en was hij een praktisch voorstander van het individuele leren van het kind. Kohnstamm werd in hetzelfde jaar tevens directeur van het Nutsseminarium voor Pedagogiek, dat leraren in het voortgezet onderwijs en aan de kweekscholen een pedagogische scholing bood, en waar onderzoek werd verricht ten behoeve van de schoolpraktijk. Beide taken leven voort bij de instellingen die het Samenwerkingsverband Onderwijs en Opvoeding Amsterdam vormen.

Kohnstamm was een veelzijdig geleerde: filosoof, leerpsycholoog en theoloog. Opgeleid als natuurwetenschapper volgde hij in 1908, op 33-jarige leeftijd, zijn leermeester Van der Waals op als buitengewoon hoogleraar in de thermodynamica. Bij zijn inauguratie plaatste hij kanttekeningen bij het dogma van het determinisme. Maar het was meer dan intellectuele twijfel die Kohnstamm al voor de eeuwwisseling aanzette tot maatschappelijke en politieke strijdlust, waarin liberale vrijzinnigheid en een diepgaande christelijke overtuiging samengingen. Kohnstamm was in geen enkel opzicht sektarisch in zijn overtuigingen; hij was een groot voorstander van het openbare debat met mensen van verschillende richtingen.

Kohnstamminstituut: https://kohnstamminstituut.nl/