Skip to main content

Redactie Beroepseer

Loyaliteit en leiderschap

Loyaliteit staat voor trouw, aldus Van Dale. Trouw aan een verplichting of een verbintenis, staat er dan bij. Maar laten we daar maar aan toevoegen: trouw aan (groepen van) personen. En leiderschap, daarover weet Van Dale niets meer te melden dan dat die term staat voor “leider zijn”, en dat is iemand die leidt of bestuurt.

Mijn stelling is dat loyaliteit een cruciale eigenschap is voor iedereen die met mensen werkt. Als je niet een forse mate van loyaliteit naar je collega’s, je medewerkers en je bazen tentoonspreidt, dan ben je nergens. En die loyaliteit moet ook echt uit je hart komen. Sommigen zouden zeggen: die loyaliteit moet authentiek zijn.

Maar tegelijkertijd lijken er in eerste aanleg, grenzen te zijn aan dat begrip loyaliteit. Je kunt niet tot in het oneindige loyaal zijn aan alles en allen met wie je te maken hebt. Al was het maar omdat iedereen per definitie verschillende loyaliteiten zal kennen, en die loyaliteiten her en der met elkaar kunnen botsen. Je kunt niet altijd de kool en de geit sparen als bijvoorbeeld je eigen (ambtelijke of politieke) baas precies iets anders wil dan je medewerkers. Die situatie heb ik maar al te vaak meegemaakt. Dan moet je soms heel vervelende knopen doorhakken, die mensen pijn doen en die soms ook ervaren kunnen worden als “niet loyaal”. Maar ik ben ervan overtuigd dat, als je in zo’n situatie open bent over het spanningsveld waarin je een knoop moest doorhakken, en als je ook toelicht waarom de afweging aldus is uitgevallen, niemand echt aan je loyaliteit zal twijfelen. In die zin blijkt loyaliteit toch een begrip zonder grenzen te zijn.

Wat heeft dat nou met leiderschap te maken? Van alles, vind ik.
Om te beginnen: ook leiderschap is een cruciale eigenschap voor iedereen die met mensen werkt, zeker voor leidinggevenden. Dat is ongeveer per definitie zo. En ook hier geldt weer dat velen (terecht) zullen zeggen: het gaat om authentiek leiderschap. Wat dat precies inhoudt, weet ik ook niet, maar één van de kenmerken lijkt me dat leiderschap op de cruciale momenten altijd uit je “hart” moet komen en dus nooit een toneelstukje mag worden.
Ik denk ook dat er uiteindelijk geen grenzen zijn aan het begrip leiderschap. Je kunt en mag nooit een knopje omzetten waardoor je op enig moment geen leider bent (behalve in je privé-situatie dan).

Maar hoe verhoudt dat zich dan tot het evidente feit dat elke (ambtelijk) leider toch altijd een politieke baas heeft? En hoe ga je in dit verband om met alle loyaliteiten die je hebt?

In mijn loopbaan heb ik dat altijd ondervonden als een natuurlijk spanningsveld rond begrippen als leiderschap en loyaliteit, waar je, juist als leider, gewetensvol mee moet omgaan. En als je dat doet, is er helemaal geen paradox tussen die twee begrippen, maar is juist een mooie wisselwerking mogelijk.

Laat ik het wat concreter maken. Ik heb maar al te vaak meegemaakt dat bewindslieden iets wilden wat ik (als DG) onverstandig vond en wat ook botste met wat vanuit mijn medewerkers verstandig werd gevonden. Het slechtste wat je dan kunt doen, is je daar te gemakkelijk bij neerleggen. Loyaliteit is geen hondentrouw. Er is niets deloyaals aan om, op basis van je ambtelijk leiderschap, bewindslieden tegen te spreken en van adviezen te voorzien die anders luiden dan ze zelf waarschijnlijk zouden hebben bedacht. Sterker nog: ik vind dat je pas dan echt loyaal bent naar je politieke leiding, wanneer je hem/haar ook tegenspreekt op de momenten dat jij vindt dat die tegenspraak nodig is, ook als dat ongevraagd is. En goede bewindslieden stellen dat ook op prijs. Mijn ervaring is dat tegenspraak bijna altijd op prijs wordt gesteld, mits goed onderbouwd, goed verwoord en goed getimed. En dat gebrek aan tegenspraak uiteindelijk het vertrouwen van bewindslieden in hun topambtenaren eerder ondermijnt dan vergroot. Want bewindslieden realiseren zich in het algemeen dondersgoed dat zij baat hebben bij tegenspraak. In die zin hoort tegenspraak bij loyaliteit; het is er een onmisbaar onderdeel van. Een goed (ambtelijk) leider is dus pas echt loyaal naar zijn/haar bewindslieden, als hij/zij hen ook tegenspreekt op momenten dat dat opportuun is. En het is onderdeel van je ambtelijke professionaliteit om daarbij de juiste maatvoering, timing en bewoordingen te vinden.

En je moet je realiseren dat er uiteindelijk grenzen zijn aan hoe je daarmee omgaat. Je spreekt je bewindspersoon niet publiekelijk tegen, maar binnenskamers. En je spreekt alleen maar tegen in een fase waarin dat vruchtbaar kan zijn, te weten in de fase waarin bewindslieden nog bezig zijn met hun standpuntbepaling. Uiteindelijk is politieke besluitvorming het domein van bewindslieden, niet van ambtenaren. Daarin zie je dus grenzen van hoe je omgaat met leiderschap en loyaliteit. Maar leiderschap en loyaliteit zijn en blijven, in zichzelf, mijns inziens onbegrensde begrippen die zich laten combineren.

Ik vind dus dat je ambtelijke professionaliteit pas op peil is, wanneer je loyaliteit en leiderschap zodanig kunt vormgeven, dat je ze niet als paradoxaal ervaart, maar als complementair. Weliswaar complementair in een af en toe moeilijk spanningsveld, maar daarmee goed omgaan, is juist cruciaal onderdeel van je ambtelijke professionaliteit.

Rob Kuipers
ABD TOP Consultant

(ABD = Algemene Bestuursdienst van het Ministerie van Binnenlandse Zaken)

Lean thinking en menslievende zorg

Lean Thinking en Menslievende ZorgNaar een efficiënter en moreler ziekenhuis? door Joris Hoogbergen. Studie naar goed werk bij de implementatie van Lean Thinking en Menslievende zorg in het Sint Elisabeth ziekenhuis in Tilburg. 2011: https://beroepseer.nl

 

 

 

Bonus voor goede leraar is weggegooid geld

Walter Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, schreef op 11 oktober 2011 op de website van dagblad Trouw over prestatiebeloning van leraren en toetsdruk in zijn opiniestukje Bonus voor goede leraar is weggegooid geld.

Dresscher wil waarschuwen voor de in de Verenigde Staten onstane gevolgen, waar prestatiebeloning tot een golf aan fraudeschandalen heeft geleid. Een inspecteur van het onderwijs kon de toenemende fraude wel begrijpen, vertelde hij in The New York Times: “Wanneer je de beoordeling van scholen laat plaatsvinden op basis van de resultaten, is dat een stimulans voor leraren om hun leerlingen het beter te laten doen, zelfs met onacceptabele methoden”.
Er woedt nu een debat tussen twee stromingen. De eerste wil van de toetsdruk en prestatiebeloning af, de tweede pleit voor nog meer controle.

Terwijl in de V.S. de kritiek op prestatiebeloning aanzwelt, is het Ministerie van Onderwijs in Nederland dit jaar begonnen met experimenteren met prestatiebeloning van leraren, waarvoor 250 miljoen euro is uitgetrokken.
Wat Dresscher betreft kan dat bedrag beter besteed worden aan de 9000 leraren die eind dit schooljaar op straat komen te staan vanwege de bezuinigingen op passend onderwijs.

Bonus voor goede leraar is weggegooid geld, door

Zie ook de video op deze site: Bezwaren tegen prestatiebeloning van leraren met Jan Tishauser, . https://beroepseer.nl

Lees ook verslag van het Debat Prestatiebeloning van leraren in Den Haag op 17 december 2010: https://beroepseer.nl/

Nieuwe Voortrekker: Ype Akkerman

Maak kennis met de nieuwe Voortrekker van Beroepseer: Ype Akkerman, beleidsambtenaar op het Ministerie van Onderwijs.
Gemotiveerdheid, ambtelijk vakmanschap en interdepartementale betrekkingen vormen voor hem de kern van zijn werk.
Klik hier.

Ype Akkerman

ype_akkerman

Ype Akkerman (1956) was beleidsambtenaar en werkte ruim een kwart eeuw op het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Sinds 2014 werkt hij als zelfstandige. De naam van zijn bedrijfje is Pedagogisch Engagement. Hij wil bevorderen dat mensen die zich inzetten voor kinderen, en jongeren meer waardering krijgen voor die inzet, meer gezamenlijk optrekken en als collectief een sterk pedagogisch vakmanschap aan de dag leggen.

Akkerman heeft iets met leren: “Tijdens mijn loopbaan op OCW heb ik steeds meer belangstelling gekregen voor de vraag hoe mensen leren. Wat maakt en wie maken dat je van een klein kind uitgroeit tot een volwassen, sterke, vaardige en evenwichtige persoon? Ik ontdekte dat de school heel belangrijk is, maar dat ook tal van andere partijen en personen er toe doen in de ontwikkeling van kinderen en jongeren: ouders uiteraard, maar ook kinderopvang, sport, cultuur, arbeid, jeugd- en gezinszorg, politie, medische en psychologische zorg. It takes a village to raise a child, om maar eens een bekend Afrikaans spreekwoord aan te halen”.

Kortom het hele scala aan mensen die – beroepsmatig of vrijwillig – voor de jeugd ‘relevante anderen’ kunnen zijn. De kunst is om dit engagement en het pedagogische vakmanschap van al die mensen zo te organiseren en te bundelen dat kinderen en jongeren opgroeien in een sterke en groeizame pedagogische biotoop.

Enquête beroepstrots van leraren

didactief-logoDidactief, maandblad voor opinie en onderzoek voor de schoolpraktijk, wil graag van leraren zelf horen hoe ze denken over hun beroep en vraagt leraren en leidinggevenden in het onderwijs of ze trots zijn op hun werk of zich ervoor schamen.

Vul de enquête in en win een gratis jaarabonnement op Didactief: klik hier. (Enquête niet meer beschikbaar)

U kunt zich tevens opgeven voor een interview in Didactief, ter illustratie van de enquête.
De resultaten van de enquête worden gepubliceerd in het decembernummer van dit jaar.

Uiterste inleverdatum: 15 oktober 2011.

www.didactief.nl (Website is opgeheven)

Zie voortaan voor Didactief: https://didactiefonline.nl

U P D A T E

Trots op ons vak. De grote Didactief-enquête, Didactief nr 1 2012: https://issuu.com/didactief/docs/did_nr1_jan-feb

 

Onderzoek naar prestatiebeloning primair onderwijs

leren_van_presteren_warnerOverheden in diverse landen houden zich al geruime tijd bezig met prestatiebeloning van leraren en vragen zich af of daarmee de kwaliteit van het onderwijs kan worden verhoogd.
Staatssecretaris Halbe Zijlstra van Onderwijs wil met prestatiebeloning experimenteren en heeft daarvoor 200 miljoen euro uitgetrokken.

Vraag is: werkt prestatiebeloning?

Volgens Bas Warner gaat prestatiebelonen gepaard met een aantal essentiële vragen over de verhouding met de organisatiecultuur in het onderwijs, het vinden van een eerlijke maatstaf van prestatie en het bepalen van een adequate beloning.
In zijn scriptie Leren van presteren – een onderzoek naar de mogelijkheden van prestatiebeloning in het Nederlands primair onderwijs, onderzoekt hij de kans van slagen van dit systeem in het primair onderwijs in Nederland en de voorwaarden waaronder het volgens betrokkenen al dan niet zou kunnen werken. De scriptie  is geschreven in het kader van Warners afstuderen voor de masteropleidingen Sociologie (richting arbeid en organisatie) en Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam.

De scriptie bestaat enerzijds uit een analyse van de Nederlandse beleidscontext en een literatuurstudie, anderzijds uit een veldonderzoek waarin met behulp van een enquête, interviews en essayopdracht onder leerkrachten en schoolleiders in het primair onderwijs gekeken wordt wat de kans van slagen is en wat eventuele voorwaarden voor implementatie zouden moeten zijn. De dataverzameling en -analyse
hebben plaatsgevonden in de periode januari – juli 2011.

Uit de analyse van de beleidscontext blijkt dat er op het moment al prestatiebeloning mogelijk is, maar dat daar nauwelijks gebruik van wordt gemaakt. In theorie blijkt specifiek in het beroep van leraar het koppelen van prestatie aan beloning een moeilijke zaak te zijn.
Uit het veldonderzoek komt naar voren dat leerkrachten niet van mening zijn dat prestatiebeloning een goede kans van slagen heeft, omdat het niet strookt met de huidige organisatiecultuur in het primair onderwijs.
Warner concludeert dan ook door te stellen dat het primair onderwijs op het moment nog niet klaar is voor invoering van prestatiebeloning, omdat dit niet past in de organisatiecultuur en er nog te weinig bekend is over de te gebruiken maatstaf voor prestatie en de meest adequate manier van belonen.

Downloaden van Leren van presteren. Een onderzoek naar de mogelijkheden van prestatiebeloning in het Nederlands primair onderwijs, door Bas Warner. Masterscriptie Sociologie en Onderwijskunde, Universiteit van Amsterdam, juli 2011: https://beroepseer.nl

Zie ook Verslag Debat: Prestatiebeloning van leraren. Waarom!? En: Hoe!? https://beroepseer.nl

Avond van het onderwijs

Is er sprake van een gezagscrisis in het onderwijs? Die vraag staat centraal tijdens de Avond van het onderwijs op maandag 3 oktober 2011 van 20.25 tot 22.00 uur op Nederland 2.

De kwaliteit van ons onderwijs moet omhoog. Maar was is kwaliteit? Daarover zijn de meningen flink verdeeld. Ouders, leerlingen, docenten en wetenschappers gaan hierover in debat. Ook minister van Onderwijs, Marja van Bijsterveldt, wordt aan de tand gevoeld.
Weet een leraar nog wel wat er van hem of haar verwacht wordt? Wat wil de politiek, wat willen de schoolleiders, en hoe haalbaar is dat?
Hoe tevreden zijn ouders en leerlingen? Komen hun verwachtingen overeen of staan ze lijnrecht tegenover elkaar? Aan de hand van drie prikkelende stellingen wordt er stevig gedebatteerd.

M.m.v. Rob Martens, hoogleraar Onderwijsinnovatie; Kees van der Wolf, emeritus hoogleraar Orthopedagogiek; Micha de Winter, hoogleraar Pedagogiek; Jan Blokker, publicist en oud-rector; Arga Paternotte, Oudervereniging Balans; Presley Bergen, Beter Onderwijs Nederland.
Presentatie Clairy Polak.

Om 22.55 uur volgt de Franse film Entre les murs over François, een leraar Frans op een multiculturele school, waar hij altijd goed de orde kan bewaren. Op een dag gaat er echter iets mis. Een opmerking van François over twee meisjes wordt verkeerd opgevat. De woordenwisseling die hierop volgt, leidt tot een incident met grote gevolgen.