Skip to main content

Redactie Beroepseer

Verkiezingsprogramma’s doorgelicht op rechtsstatelijkheid. Ruim helft voldoet niet volledig aan minimumnormen

Hoe kijken politieke partijen tegen de rechtsstaat aan? Hebben partijen wel oog voor mijn rechten als burger? En hoe zit het, als mijn rechten in de verdrukking komen? Heb ik dan een reële toegang tot een rechter die binnen een overzienbare termijn de knoop doorhakt? En kan ik in dat geval op betaalbare bijstand van een advocaat rekenen? Allemaal vragen, die vroeg of laat voor iedere burger van groot belang kunnen zijn.

Een door de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) ingestelde commissie heeft de rechtsstatelijkheid van de verkiezingsprogamma’s doorgelicht en bij tien van de achttien onderzochte partijprogramma’s voorstellen aangetroffen die de toets aan de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan. Bij de vorige verkiezingen in 2021 scoorden zeven van de veertien onderzochte partijprogramma’s één of meer rode vlaggen.

Rechtvaardigheid als basis

De analyse van de partijprogramma’s laat een wisselend beeld zien. De commissie zag dat veel partijen stilstaan bij de risico’s van een bedrijfsmatig en anoniem optredende overheid, dit in het licht van de toeslagenaffaire en de Groningse aardbevingsschade. Dat leidt in de programma’s tot veel aandacht voor de individuele mens, maatwerk en bijvoorbeeld de wens voor een menselijk gezicht van de overheid. Uitgangspunt voor veel partijen moet het vertrouwen van de overheid in de burger zijn. Rechtvaardigheid, ook door het hanteren van de menselijke maat, vormt immers de basis van overheidshandelen.

Regie terug bij overheid

De wens dat de overheid weer de regie terugneemt op een aantal terreinen zoals zorg, huisvesting of de arbeidsmarkt komt bij verschillende partijen terug. De roep om een versterkt en van tanden voorzien toezicht op talloze gebieden getuigt ook van het belang dat menige partij heeft voor de zorg van de overheid voor de publieke zaak.

Burgerbetrokkenheid

Burgerbetrokkenheid wordt door de commissie als een trend gezien. Talloze voorstellen worden gedaan om de betrokkenheid van de burger bij wetgeving en bestuur te versterken. Van burgerberaden tot rechtstreekse verkiezing van de Eerste Kamer en van de gekozen minister-president tot de eveneens rechtstreeks gekozen burgemeester of commissaris van de koning. Het kan de democratie versterken, maar het komt uiteindelijk wel aan op de uitwerking van de voorstellen en op welke wijze en aan wie er verantwoording wordt afgelegd. Deze uitwerking vindt de commissie onvoldoende terug in de voorstellen.

Fundamentele rechten en vrijheden

Het beeld van de commissie wordt zorgelijker als het aankomt op het waarborgen van fundamentele rechten en vrijheden van alle burgers. Dat geldt ook als het gaat om de zekerheid van een eerlijk proces en een effectieve toegang tot de rechter voor iedereen. Het betreft dan veelal voorstellen op het gebied van grote maatschappelijke en politieke vraagstukken zoals immigratie en (georganiseerde) misdaad.

Het zijn deze vraagstukken waaruit blijkt dat de rechtsstaat, ook internationaal, het eerst onder druk komt te staan. Bij deze reële uitdagingen waarvoor de politiek zich gesteld ziet, zullen die oplossingen gekozen moeten worden die de rechtsstaat zelf niet ondermijnen. Voorstellen die de toegang tot het recht voor bepaalde groepen willen beperken, doen zelf de rechtsstaat geweld aan.

Toch is de analyse van de commissie over de meeste plannen van de onderzochte politieke partijprogramma’s positief, hoe divers en soms rudimentair die voorstellen ook zijn.

De vragen

De commissie heeft zich bij de toetsing op rechtsstatelijkheid steeds de volgende vragen gesteld:

• Houden de plannen rekening met de eis dat de overheid voorspelbaar moet zijn en zich hierbij ook zelf aan de regels moet houden en hierop aanspreekbaar is?
• Worden door de overheid de fundamentele rechten en vrijheden van burgers gerespecteerd?
• Hebben de burgers een effectieve toegang tot een onafhankelijke rechter?

De commissie bestond uit zeven leden met als voorzitter Willem van Schendel. Hij was de laatste jaren voorzitter van de Strafkamer van de Hoge Raad en onder meer vele jaren kroonlid geweest van het Hof van Discipline (advocatentuchtrecht). Aan het slot van het rapport staat een kort Curriculum Vitae van de commissieleden.

Downloaden Rapport van de commissie Rechtsstatelijkheid in verkiezingsprogramma’s, Nederlandse Orde van Advocaten, 46 p., november 2023: https://beroepseer.nl

NOvA-commissie: ruim helft verkiezingsprogramma’s voldoet niet volledig aan minimumnormen van de rechtsstaat, Nederlandse Orde van Advocaten, 6 november 2023: www.advocatenorde.nl

Resultaten Nationaal Salaris Onderzoek 2023

Carrièrewebsite Intermediair en Nyenrode Business Universiteit organiseren elke twee jaar het Nationaal Salaris Onderzoek onder leiding van Jaap van Muijen en Eric Melse. Het onderzoek – voor het eerst in 2013 uitgevoerd – verschaft een objectief en betrouwbaar inzicht in de primaire- en secundaire arbeidsvoorwaarden in Nederland. Door de omvang van het Nationaal Salaris Onderzoek en de wetenschappelijke toetsing door Nyenrode, zijn de resultaten representatief voor alle mogelijke functies, branches, regio’s en ervarings- en opleidingsniveaus. De data uit het Nationaal Salaris Onderzoek vormen bovendien de basis voor het Intermediair Salariskompas.

Crises

De samenleving verkeert momenteel in een turbulente en complexe situatie. Er spelen verschillende crises, zoals de stikstofcrisis, energiecrisis, wooncrisis, klimaatcrisis en migratiecrisis. Woningen zijn duurder dan ooit en zeker voor starters op de arbeidsmarkt is het extreem lastig om een betaalbare woning te vinden. Daarbij is de inflatie (CPI-index) al langere tijd hoog, variërend van 14,5% in september 2022 tot 5,7% in juni 2023 (CBS, 11 juli 2023). Werkenden hebben daardoor een grote behoefte aan een loonstijging om het hoofd boven water – of hun welvaartsniveau enigszins op peil – te houden.

In 2023 braken ook de loonstijgingen meerdere records.“Nederland stevent dit cao-seizoen af op een record, met loonstijgingen die in veel sectoren in de dubbele cijfers lopen” schreef Het Financieele Dagblad op 13 juni 2023. De loonstijgingen verschillen behoorlijk van elkaar per sector. In de zorg zullen bijvoorbeeld de lonen van de laagste inkomens stijgen met 14% en van de overige inkomens met 10% (NRC, 22 juni 2023). Bij gesubsidieerde instellingen zijn volgens het CBS de loonstijgingen het kleinst (3,6%, 4 april 2023). Het CBS benadrukt dat de inflatie in 2023 nog steeds hoger is dan de looneisen.

In het rapport worden onder meer de loonontwikkelingen per branche van de afgelopen twee jaar besproken alsmede de salariseisen die medewerkers stellen.

Enkele resultaten

Ruim 27.000 werkenden hebben in de maanden april en mei deelgenomen aan het Nationale Salaris Onderzoek 2023. Van 23.550 deelnemers zijn de antwoorden bruikbaar voor de analyses. Via wegingen is deze groep representatief voor de beroepsbevolking werkzaam in loondienst.

– 1 op de 7 Nederlanders komt niet uit met salaris

Bij werkenden is er een grote behoefte aan een loonstijging om het hoofd boven water te kunnen houden. Bij 13% van de werkende Nederlanders is het salaris niet genoeg om de gestegen kosten te kunnen dekken. Ondanks dat 70% van hen een loonstijging heeft gehad. In verhouding komen meer vrouwen dan mannen geld tekort en komt het vaker voor bij iemand met een opleiding in de CBS-categorie ‘laag’ dan in de categorie ‘hoog’.

Onderzoeker Jaap van Muijen: “Wat het extra zorgelijk maakt, is dat de Nederlander die met zijn opleiding in de CBS-categorie ‘laag’ valt, ruim een kwart per maand te weinig verdient om de uitgaven te dekken en bijna de helft geen buffer heeft om financiële tegenvallers op te vangen”.

Het bedrag dat relatief het meest wordt gespaard ligt tussen de € 100 – € 500 per maand. Gemiddeld heeft één op de tien respondenten geen spaargeld. 23% van de respondenten met een opleiding in de categorie ‘laag’ heeft geen spaargeld tegenover slechts 5% van de respondenten in de categorie ‘hoog’.
Maar ook Nederlanders die in de CBS- opleidingscategorie ‘middelbaar’ of ‘hoog’ vallen, hebben moeite om de touwtjes aan elkaar te knopen. Van de hoger opgeleiden zegt één op de tien er financieel niet uit te komen. Van de middelbaar opgeleiden is dat één op de vijf.

– Loonkloof gegroeid

De loonkloof tussen mannen en vrouwen is in twee jaar tijd groter geworden. Dat gaat in tegen de trend waar eerder juist grote stappen werden gezet in gelijke beloning. In 2021 zakte dit naar 5% en kwam gelijke beloning steeds meer in zicht. Maar in 2023 is de loonkloof weer gestegen naar gemiddeld 7,4% en is het verschil tussen mannen en vrouwen in salaris dus weer groter geworden.
Ook blijkt dat medewerkers in de non-profitsector gemiddeld 7,1% meer verdienen dan medewerkers uit de profit sector. Kijk je daarnaast naar de opleiding die iemand heeft genoten, dan nemen de verschillen alleen maar toe.

Al met al blijkt uit het Nationaal Salaris Onderzoek 2023 dat de salariskloof vooral in West-, Zuid- en Oost-Nederland een hardnekkig fenomeen is. Dat geen sprake is van een loonkloof in Noord-Nederland bij de leeftijdsgroepen tot aan circa 45 jaar mag gezien worden als bewijs dat gelijke behandeling van en mannen wel degelijk mogelijk is op de arbeidsmarkt voor werknemers in loondienst in Nederland.

Downloaden rapport Nationaal Salaris Onderzoek 2023: https://beroepseer.nl/

Nationaal Salaris Onderzoek 2023, Intermediair, oktober 2023: www.intermediair.nl/onderzoeken/nationaal-salaris-onderzoek

Intermediair Salariskompas:  www.intermediair.nl/salariskompas

Oratie lector Onbegrepen gedrag en samenleving aan Politieacademie Bauke Koekkoek: ‘Naar meer begrip tussen burgers en politie’

Bovenstaand tafereel is ontleend aan de Nexflix-serie Beef die gaat over twee mensen die elkaar na een conflict in het verkeer langdurig het leven zuur maken. Het tafereel vormt het begin van de oratie van Bauke Koekkoek op 31 oktober 2023 getiteld: Het recht om niet verward te worden – Naar meer begrip tussen burgers, politie en andere publieke professionals.
Koekkoek werd na zijn rede geïnstalleerd als lector Onbegrepen gedrag en samenleving aan de Politieacademie door directeur Leonard Kok.

Koekkoek: ”Wat vroeger ‘gestoord’ genoemd werd, is bij de vorming van de Nationale Politie, ongeveer tien jaar geleden toen er uniforme registratiecodes kwamen voor alle eenheden, ‘verward’ gaan heten. Gezien de gevoelstemperatuur van ‘gestoord’ is dat een wijze, hoewel wellicht onbewuste, keuze geweest. De term ‘verward’ wordt gebruikt om als politie ver te blijven van het stellen van diagnoses – daarvoor hebben we specialisten. De term ‘verward’ was waarschijnlijk niemand opgevallen als het aantal registraties onder die term (en registratiecode E33) gelijk was gebleven. Maar door de enorme stijging van de registraties, een verdrievoudiging tussen 2012 en 2022 (Data Politie NL, 2023), werden ‘verwarde personen’ een maatschappelijk thema: niet alleen aan de bestuurstafels van psychische zorg en politie maar ook in de media en Den Haag.

Verward of onbegrepen gedrag kan dus van alles betekenen en vele oorzaken hebben – maar hoe het zit, weten we pas als we aandacht schenken aan context en interactie. Als we als politie mensen te makkelijk ‘verward’ noemen, doen we burgers en onszelf tekort. Als we het uitzoeken volledig overlaten aan specialisten, krijgen we labels en hokjes zonder interactie en context. De uitdaging voor politie is dus om zelf iets te doen, zonder psychiater, CTER-specialist of geheime dienst te worden. Politie en zorg hebben elkaar nodig en kunnen elkaar ondersteunen– al is dat niet altijd makkelijk”.

Tussen handhaven en hulp verlenen

Omdat burgers vaak de politie bellen, zijn agenten als eerste ter plaatse. In korte tijd moeten ze een inschatting maken waarbij ze het gevaarrisico sterk meewegen. Onderschatting daarvan kan leiden tot schade aan burgers en agenten, overschatting tot letsel bij de persoon met onbegrepen gedrag. In het nieuwe onderwijs, met een nieuw verplicht handboek en steeds meer ondersteunend videomateriaal uit de directe praktijk, ligt veel nadruk op dat inschatten. De focus ligt op het vakmanschap van agenten in het vinden van een evenwicht tussen handhaven en hulp verlenen.

Onder het vergrootglas

Zowel agenten als zorg liggen onder een vergrootglas bij ernstige incidenten. Hoewel een kritische blik nodig is, kan die ook verlammend werken in de vele situaties die minder ernstig zijn. Vanuit angst om het verkeerd te doen wordt dan gedaan ‘wat hoort’ of op safe gespeeld. “Maar zou je dat ook doen als het ging om je eigen broer, moeder of kind?” vraagt Koekkoek zich af. De term ‘verward’ en de focus op gevaar zorgen ervoor dat regels, orders en protocollen de overhand nemen. “De burger krijgt dan te maken met afstandelijke functionarissen die nauwelijks vanuit medemenselijkheid reageren”. Koekkoek spreekt dan ook liever van onbegrepen gedrag omdat die term meer uitdaagt om het gedrag van de ander te begrijpen. “Vanuit begrip is het gemakkelijker om effectief en menselijk te reageren“. “Begrijpen is overigens niet hetzelfde als goedkeuren of accepteren”, voegt hij er aan toe.

Kijken naar vakmanschap

Koekkoek wil agenten handvatten bieden om koers te houden tussen de grote variatie aan afwijkend gedrag die ze tegenkomen en de verwachtingen die organisatie en samenleving van hen hebben. Hij probeert samen met collega-onderzoekers, studenten, agenten, docenten van de Politieacademie, maar ook politieonderhandelaars en arrestatieteams, te komen tot leren van situaties. “Ik vind het aan specialisten en onderzoekers om complexiteit te reduceren zonder de werkelijkheid geweld aan te doen. Als dat lukt, vergroten we het handelingskader van politie. Zowel in de samenwerking met burgers als met zorgprofessionals”.

Koekkoek besluit zijn oratie met een video, enkele minuten uit de documentaireserie Politie 24/7 waarin twee agenten op een melding van een ‘verward persoon’ afgaan. Koekkoek: “U gaat kijken naar vakmanschap. Naar een agent die zich inleeft en in een paar simpele maar invoelende vragen veel te weten komt. Die ingaat op antwoorden, die vertraagt als hij te snel gaat en deze mevrouw zo naar veiliger wateren loodst”. ( Zie video onderaan pagina).

Bauke Koekkoek in lectorale rede: ‘We werken hard aan beter omgaan met onbegrepen gedrag door politie’, Politie academie, 31 oktober 2023: https://www.politieacademie.nl/ (Niet meer beschikbaar)

Video Oratie Bauke Koekkoek, Politieacademie, 31 oktober 2024: www.youtube.com/watch?v=oGbbrq9Byxc

Oratie Bauke Koekkoek in PDF, Het recht om niet verward te worden: https://beroepseer.nl

Onderzoek naar toekomst van publieke sector. Vul de enquête in

Vakbond FNV is eind oktober 2023 een onderzoek gestart naar de toekomst van de publieke sector.
Bijna een miljoen mensen werken in de publieke sector voor Nederland. Hun werk is essentieel. Of ze nu werken in het onderwijs, in de zorg, bij defensie, bij de politie, op ministeries, gemeentehuizen, bij provincies of in de rechterlijke macht. De regering steunt op hen om Nederland draaiend te houden.

Maar in alle overheidssectoren piept en kraakt het bij de uitvoering van de publieke taken. Er is personeelstekort, hoge werkdruk en toenemende agressie. De kwaliteit van de publieke sector staat onder druk. Op veel diensten is bezuinigd, de werkdruk is toegenomen en de lonen en waardering bleven achter.

Hoe is het nu om te werken in de publieke sector? Hoe denken de mensen in de publieke sector over hun toekomt? Laat het weten en vul de enquête in. Het invullen van de enquête gebeurt geheel anoniem en duurt ongeveer drie minuten. Invullen kan tot 5 november. Degenen die hun e-mail adres achterlaten, krijgen na afloop de uitkomst van de enquête toegestuurd.

Ga naar enquête op FNV: www.fnv.nl/nieuwsbericht/algemeen-nieuws/2023/10/fnv-start-onderzoek-toekomst-publieke-sector

 

Afbeelding bovenaan is gemaakt door Mohamed Hassan

VHMF bestaat 150 jaar. 40 auteurs schreven essay voor Liber amicorum over het fiscale beroep

De Vereniging van Hogere ambtenaren bij het Ministerie van Financiën (VHMF) viert in 2023 haar 150 jarig bestaan. Ter gelegenheid daarvan is een Liber amicorum gepubliceerd, waarin aandacht voor (de geschiedenis van) het fiscale beroep en de vereniging. Op 2 oktober 2023 was er een jubileumsymposium om het 150-jarig bestaan van de in 1873 opgerichte vereniging,  te vieren.  Het Liber amicorum bestaat uit twee delen:
Deel I: de VHMF, de beroepsvereniging: vakvereniging en vakbond
Deel II: ons belastingstelsel en onze Belastingdienst

Een greep uit de inhoud

Voorzitter Mr. Jurjen Glazenburg schreef het Ten geleide en het eerste hoofdstuk: Heden, verleden en toekomst van de VHMF

Heden, verleden en toekomst was bewust de ondertitel van ons jaarsymposium in dit jubileumjaar 2023. In het navolgende ga ik in op heden, verleden en toekomst van de VHMF. Ik geef daarin primair mijn persoonlijke impressies, maar ga vanuit mijn rol als voorzitter van de VHMF ook in op een aantal belangrijke standpunten van de VHMF die op gebieden aan de orde zijn of zijn geweest.

Met name de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen hebben de afgelopen jaren een periode doorgemaakt, die maatschappelijk traumatisch genoemd mag worden. Inmiddels hebben we naar mijn inschatting de weg naar boven weer gevonden en kunnen we weer “gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren”. Deze uitgave draagt de sporen van deze periode, maar geeft ook een opwekkend perspectief op herstel en verbetering..

Dit is het traditionele vakbondswerk dat onderdeel is van de doelstellingen van onze vereniging. Daarnaast vereist het Departementaal Georganiseerd Overleg de nodige aandacht, niet alleen om waakzaam te blijven betreffende de algemene bestuurlijke ontwikkelingen die betrekking hebben op de positie van de ambtenaren, maar vooral om de arbeidsomstandigheden van de ambtenaren bij de Belastingdienst, Douane, Dienst Toeslagen en het Ministerie van Financiën te verbeteren. Soms gaat dit om heel concrete en praktische aangelegenheden (scholing) en vaak ook om functiegerelateerde ondersteunende activiteiten die het werkklimaat ten goede komen.

Dit jaar resulteerde dat bijvoorbeeld in het publiceren van het boek “Gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren”1). Daarin zijn zestien aanbevelingen gedaan die zien op het nut van een lerende organisatie (vertrouwen) en een open en veilige werkomgeving. Het bestuur van de VHMF heeft op haar jaarsymposium het boek met trots gepresenteerd aan de Secretaris-generaal, Bas van den Dungen – wiens vader overigens lid was van onze oudste rechtsvoorganger,de Koninklijke Broederschap van Ontvangers.

De organisatie
Er valt nog veel te verbeteren bij “onze” drie diensten. In dit boek treft u diverse wegen aan om tot betere dienstverlening te komen. Nu we weer veel nieuwe collega’s mogen verwelkomen zou een fysieke Belastingacademie een mooi jubileumgeschenk zijn. Het boek “Gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren” geeft aan hoe de medewerkers van Douane, Belastingdienst en Dienst Toeslagen hierover denken. Het Manifest van de VHMF vat in drie zinnen samen waar de diensten heen moeten:
1. Vertrouwen binnen de Belastingdienst geeft vertrouwen in de Belastingdienst;
2. De Belastingdienst krijgt de kans de burger te ontzorgen, door eenvoudigere wetgeving, die aansluit bij de verantwoordelijkheid die de burger aankan;
3. De overheid moet net zo transparant zijn als zij van de burger verwacht en is gericht op de lange termijn.

Houding van de professional.

Faits divers uit de historie van de VHMF, door Mr. J.P. Hofstra, oud-voorzitter van de VHMF, m.m.v. P.M. Tekstra, oud-bestuurslid van de Vereniging van Overheidsaccountants en de VHMF en mr. G.H.Th van de Bult,  gepensioneerd senior beleidsadviseur directeur FIOD.

Toezicht en professionele houding
De laatste jaren zien we dat de VHMF veel aandacht besteedt aan toezicht, moderne vormen ervan mede in het licht van ICT-ontwikkelingen, gecompliceerde wetgeving en ook de toeslagenaffaire. Ook wordt nadruk gelegd op de houding van de professional. De rechtspositie heeft de aandacht behouden, bijvoorbeeld bij de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren en de Wet toekomst pensioenen. Het is nu nog te vroeg om daar op terug te kijken. Het is beter dat te doen bij een volgend jubileum, wanneer dat ook is. En zo is deze korte geschiedenis rond.4)

Overdracht van het vakmanschap

Vakmanschap van de medewerkers van de Belastingdienst: fundament voor het herstel van vertrouwen, door Mr. J. de Blieck, voormalig plv. Directeur-Generaal Fiscaliteit Belastingdienst

Sinds Vinkenslag2) staat de rechtsstatelijkheid van de Belastingdienst onder grote druk. Tijd om het tij te keren. Daarin kan de VHMF een prominente rol vervullen. Zij kan op passende wijze in het geweer komen tegen onbegrijpelijke en conflicterende regelgeving en opkomen voor het herstel van het vertrouwen in de dienst als rechtsstatelijke uitvoeringsorganisatie. Oprichting van een Belastingacademie zou de fiscale professionaliteit zeer ten goede komen.

Blieck schrijft verder over handhaving en vakmanschap:

Zoals ik zojuist heb aangegeven, besteden medewerkers veel tijd aan het vinden van ruimte in het recht en in het in gesprek gaan met burgers, ondernemers en intermediairs. Dat zal zeker een impuls krijgen met de aanpassingen in de Awb. Tegelijkertijd moet worden voorkomen dat er onbalans ontstaat tussen de dienstverlenende kant van de handhaving en de corrigerende kant ervan, ook wel ‘toezicht achteraf’ genoemd. Als immers een onbalans ontstaat, raakt dat ook de rechtsstatelijkheid van de Belastingdienst, met mogelijke gevolgen voor de compliance van burgers en ondernemers die conform de strategische doelstelling van de Belastingdienst vrijwillig voldoen aan hun verplichtingen. Het is belangrijk dat de dalende trend die al een paar jaar zichtbaar is, wordt gekeerd. Medewerkers geven dat ook aan. Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris die ambitie ook heeft.
Ook vanuit een oogpunt van vakmanschap is het belangrijk om die trend te keren. Immers de komende jaren stromen veel ervaren medewerkers uit. Om te voorkomen dat de deskundigheid teloorgaat, zal op tijd aan overdracht van het vakmanschap gedaan moeten worden. Ook De Vereniging, samen met de Stichting Beroepseer, benadrukt dat. Vakmanschap ontstaat pas als ingestroomde vakbekwame medewerkers het vak in de praktijk leren van ervaren medewerkers in de uitvoering.

Rechtsstatelijkheid en magistratelijkheid

Magistratelijkheid, door Prof. mr. dr. J.L.M. Gribnau, hoogleraar Methodologie van het belastingrecht aan het Fiscaal Instituut Tilburg, Tilburg University.

Rechtsstatelijkheid en magistratelijkheid vormen de kernwaarden van de Belastingdienst. Het ruimere begrip ‘magistratelijkheid’ vereist dat rechtsstatelijke normen en procedures op deugdzame wijze worden toegepast. Het ‘ambt’ van inspecteur vraagt niet alleen om vaktechnische deskundigheid (vakmanschap), maar ook om een morele attitude die zich kenmerkt door ambtelijke waardigheid en eer. Deugdzame belastingheffing is immers van belang voor de legitimiteit en het vertrouwen in de rechtsorde als geheel.

De inspecteur oefent een ‘ambt’ uit. Dat vraagt om inhoudelijke, vaktechnische deskundigheid (vakmanschap) maar er is ook een morele component: de ambtelijke waardigheid en eer. Persoonlijke motieven van de ambtenaar mogen geen rol spelen; zijn plichten omvatten immers behoorlijke uitvoering, onomkoopbaarheid en objectiviteit. Het ambtsethos, de ethische houding, wordt (negatief) gekenmerkt door de afwijzing van corruptie en fraude en positief door loyaliteit aan het recht en de rechtsstaat (in ruime zin). De Belastingdienst is gebonden aan wet en rechtsbeginselen. Maar de beroepsethiek van deze magistraat vraagt om meer: integriteit. Belangrijke elementen van integriteit van de inspecteur zijn: loyaliteit, eerlijkheid, democratische gezindheid, onpartijdigheid, onkreukbaarheid, openheid en zorgvuldigheid. De inspecteur dient zich te onthouden van fiscale grensverkenning. Het past hem of haar niet gebruik te maken van ‘de grijze gebieden van het belastingrecht waarbij er (zeer) gerede twijfel mogelijk is over de juistheid van de ingenomen standpunten.’

De inspecteur zal bij de rechtshandhaving steeds effectieve rechtsbescherming moeten bieden door de wet en de beginselen van behoorlijk bestuur (abbb)3) te respecteren. Maar mijns inziens gaat magistratelijkheid verder. Eerst en vooral: het juiste, niet het maximale bedrag aan belasting heffen (te vaak wordt volgens de Commissie Van Hout helaas ‘het meest fiscale standpunt’ ingenomen). Maar ook het normenkader van de Nationale ombudsman zou een maatstaf voor het handelen moeten zijn.
Mijns inziens is het begrip ‘magistratelijkheid’ voor de inspecteur meer omvattend dan voor de rechter. De inspecteur is immers belast met de belastingheffing en de rechter controleert. Analoog zijn de abbb normen voor de Belastingdienst, ook al zijn ze met name door de rechter ontwikkeld (waarbij ze zullen blijven evolueren; ook die abbb die gecodificeerd zijn. En de uitvoerende macht moet primair de waarde van dienende overheid belichamen. Nu het de inspecteur is die de aanslag oplegt, kan hij vaak in het gebruik van zijn freies Ermessen magistratelijkheid tonen.

Cruciaal is hier de ambtelijke omgang met regels. Voor professionals werkzaam bij bestuursorganen is ruimte benutten niet eenvoudig. Zij ervaren een dilemma tussen enerzijds het strikt volgen van de regels en anderzijds het buiten de gestelde kaders denken en het leveren van maatwerk. Regels worden soms te strikt geïnterpreteerd zonder de interpretatieruimte te zien die er wel degelijk is. Te vaak denkt men ‘regel is regel’ en wordt gekozen voor ‘afvinken’; dat resulteert in onvoldoende recht doen aan de menselijke maat. Het is van het grootste belang de binnen de wet- en regelgeving aanwezige professionele handelingsruimte te onderkennen en te gebruiken; die biedt namelijk ruimte voor de menselijke maat. Dat is bij uitstek magistratelijk handelen. Responsieve rechtstoepassing dient zo het perspectief van de burger serieus te nemen. Magistratelijkheid staat daarbij in dienst van de maatschappelijke opgave van de Belastingdienst.

Vaste maatschappelijke waarde

De inspecteur als rechtsdienaar, door Mr J.P. Hofstra, oud-voorzitter van VHMF en landelijk vaktechnisch coördinator vennootschapsbelasting.

De politieke reactie op (media-)incidenten en recente affaires inzake de wetsuitoefening raken het ambt van inspecteur. Dat ambt is desondanks een vaste maatschappelijke waarde gebleven. Nu politiek-maatschappelijk hoge eisen worden gesteld aan het door de inspecteur te bieden maatwerk en zijn rechtsstatelijke uitvoering, zal er tot behoud van de aloude positie van de inspecteur als dienaar van het recht, stevig moeten worden geïnvesteerd in het opleiden van nieuwe (jonge) academici in de belastingheffing.

Er is een relatie tussen het vertrouwen in de Belastingdienst en het vertrouwen binnen de Belastingdienst. De Stichting Beroepseer signaleert in deze periode dat er binnen de Belastingdienst angst bestaat fouten te maken en een ervaren gebrek aan vertrouwen

Menselijke maat

Fiscale professionele empathie versterkt de rechtsstaat, door Prof. dr. Leo Stevens,  emeritus-hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Naast de versterking van de waarborgfunctie van de Awb wordt na de toeslagenaffaire in allerlei gepresenteerde beleidsdocumenten nadrukkelijk beloofd dat bij de wetsuitvoering de menselijke maat een grotere rol gaat spelen. Professionals in de uitvoering krijgen meer beslisruimte en bij wetgeving wordt scherper gelet op de uitvoerbaarheid. Maar vooral is meer samenhang in het inkomensbeleid vereist om te voorkomen dat de thans problematisch hoge impliciete lastendruk van belastingen, toeslagen en andere inkomensafhankelijke regelingen evenwichtig beleid frustreert.

Wat zich in de toeslagenaffaire heeft voltrokken, toont de kwetsbaarheid van de aanslagregeling inkomstenbelasting als niet wordt gezorgd voor tijdige versterking van de fiscale rechtsstatelijkheid door de inhoudsdeskundigheid en de beoordelings- en beslisruimte van de uitvoerende ambtenaren op het gewenste professioneel-empathische niveau te brengen. Het is voor een dienst demotiverend ondeugdelijke regels te moeten uitvoeren. Het frustreert een constructieve communicatie met de burger en doet tekort aan de rechtsstatelijke ambitie.4)

Downloaden Richtige heffing – Liber amicorum: www.vhmf.nl
Downloaden Gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren: https://vhmf.nl

Bestellen boeken Richtige heffing – Liber amicorum ter gelegenheid van het 150-jarig bestaan van de VHMF. Meer dan veertig auteurs laten hun gedachten gaan over de VHMF en de fiscaliteit in brede zin. Met bespiegelingen en inzichten.
Gezaghebbend heffen, Innen, Toekennen en Controleren: https://ghitc.online/boek-150-jaar.html

Belastingdienst, Douane en Dienst Toeslagen op zoek naar professionele ruimte in boek ‘Gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren, Beroepseer, 20 april 2023: https://beroepseer.nl/

Noten
1) Gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren is de titel van het boek waarvan het eerste exemplaar op 18 april 2023 in Utrecht is aangeboden aan Bas van den Dungen, secretaris-generaal bij het Ministerie van Financiën. Het boek is geschreven en geproduceerd door teamleden van Stichting Beroepseer.
2) Zie over de kwestie Vinkenslag: Bewoners Vinkenslag: belastingdienst schendt afspraak, Nu.nl, 4 april 2005: https://www.nu.nl/algemeen/506177/bewoners-vinkenslag-belastingdienst-schendt-afspraak.html
3) abbb = Algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
4) Zie hierover uitgebreider: Stichting Beroepseer, Gezaghebbend heffen, innen, toekennen en controleren. Adviezen uit de praktijk van de Belastingdienst, de Douane en de Dienst Toeslagen (2023).

Aanbevolen boeken IV

Feel-good productiviteit

Het geheim van productiviteit is niet discipline maar plezier. In zijn boek Feel Good productiviteit laat auteur Ali Abdaal zien hoe je tegelijkertijd je werkplezier én je productiviteit kunt vergroten. “Het boek is een broodnodig tegengif tegen de haastcultuur en een realitycheck voor iedereen die ambitieus is en duurzaam succes wil opbouwen”, aldus een commentaar. Een ander commentaar luidt dat het boek je “bevrijdt van het schuldgevoel dat je niet genoeg doet en je helpt meer te bereiken dan je ooit had durven dromen”.
Ali Abdaal is een Britse arts en ondernemer. Hij besloot zijn zoektocht naar een gezonder, gelukkiger productiever leven online te delen en bereikte miljoenen mensen met zijn video’s. Hij is thans de meest gevolgde productiviteitsexpert ter wereld.

In de Inleiding schrijft Abdaal: «‘Vrolijk Kerstfeest, Ali. Probeer niemand te vermoorden’. Met die woorden beëindigde mijn begeleider luchtig ons telefoongesprek en liet hij een complete patiëntenafdeling aan mij over. Ik was een kersverse arts in opleiding, en drie weken daarvoor had ik een echte beginnersfout gemaakt: ik was vergeten een formulier in te vullen om de feestdagen vrij te vragen. Daar stond ik dan, op eerste kerstdag, in mijn eentje verantwoordelijk voor een hele afdeling.
De start was slecht, en het werd al gauw nog slechter. Bij aankomst in het ziekenhuis kreeg ik een berg patiëntendossiers en diagnostische verslagen in mijn maag gesplitst, plus een aantal cryptische aanvragen voor scans waar een doorgewinterde archeoloog meer chocola van had kunnen maken dan de radioloog die op dat moment dienst had. Al na een paar minuten kwam het eerste spoedgeval van die dag binnen: een man van vijftig die in elkaar was gezakt na een zware hartstilstand. En daarna vertelde een van de verpleegkundigen me dat een patiënt dringend op een handmatige evacuatie lag te wachten (als je weet wat dat is, dan weet je het wel).
Om 10.30 uur overzag ik mijn afdeling. Verpleegster Janice racete paniekerig door gang A, haar armen vol infusen en medicijnkaarten. Op gang B riep een koppige bejaarde patiënt luidkeels om zijn kunstgebit, dat op een verkeerde plek was gelegd. Gang C was overgenomen door een dronken banneling van de spoedeisende hulp, die heen en weer liep en ‘Olive! Olive!’ riep (ik ben er nooit achter gekomen wie Olive was). En elke minuut kwam er wel iemand met een nieuwe vraag: ‘Dokter Ali, mevrouw Johnson heeft koorts. Kunt u even komen kijken?’ ‘Dokter Ali, wat doen we met de verhoogde kaliumwaarde van meneer Singh?’

Ik raakte al snel in paniek. Mijn geneeskundestudie had me hier totaal niet op voorbereid. Tot dan toe was ik altijd een succesvolle student geweest. Als het moeilijk werd, was mijn strategie simpel: dan ging ik harder werken. Die methode had er zeven jaar eerder voor gezorgd dat ik een opleidingsplaats had bemachtigd. Ze had me een handvol publicaties in academische tijdschriften opgeleverd. Ik had er tijdens mijn studie zelfs een bedrijf mee weten op te zetten. Discipline was de enige manier om productief te zijn die ik kende. En hij had altijd gewerkt

Maar op dat moment in het ziekenhuis werkte hij niet. Sinds ik een paar maanden eerder als arts in opleiding was begonnen, had ik het gevoel dat ik verdronk. Zelfs als ik tot diep in de nacht doorwerkte, kon ik niet alle patiënten zien en niet al het papierwerk afmaken dat op me wachtte. Mijn humeur had er ook onder te lijden; mijn opleiding tot arts had ik erg leuk gevonden, maar het eigenlijke werk vond ik ontzettend deprimerend en ik was voortdurend bang dat er door een fout van mij iemand zou overlijden. Ik sliep niet meer, vriendschappen verwaterden, mijn familie hoorde niets meer van me. En ik ging alleen maar harder werken.

En nu dit. Eerste kerstdag, in mijn eentje op een ziekenhuisafdeling, niet in staat om mijn dienst fatsoenlijk door te komen. De boel liep uiteindelijk compleet in de soep toen ik een dienblad met medische benodigdheden liet vallen, waardoor de injectiespuiten over de linoleumvloer rolden. Ik keek verloren naar mijn vochtige ziekenhuiskleding en realiseerde me dat ik de boel op een rijtje moest zien te krijgen – anders zou mijn droom om chirurg te worden in rook opgaan.

Die avond hing ik mijn stethoscoop op, pakte een gehaktpasteitje en opende mijn laptop. Vroeger was ik altijd zo productief, bedacht ik. Wat deed ik verkeerd? Tijdens mijn eerste jaar aan de medische faculteit was ik geobsedeerd geraakt door de vraag wat mensen productief maakt. Ik zat nachtenlang aantekeningen te maken bij honderden artikelen, blogposts en video’s van mensen die beweerden de sleutel tot optimale prestaties in handen te hebben. Alle goeroes benadrukten het belang van hard werken en zwoegen. Een citaat van Mohammad Ali kwam vaak terug: ‘Ik haatte elke minuut van de trainingen, maar ik zei tegen mezelf: “Geef niet op. Als je nu lijdt, leef je de rest van je leven als een kampioen.”’

Terwijl eerste kerstdag overging in tweede kerstdag, bleef ik op om mijn oude aantekeningen over productiviteit door te nemen. Moest ik er misschien gewoon nog een schepje bovenop doen? Maar toen ik er de volgende dag nog harder tegenaan ging, bleek dat geen verschil te maken. Al bleef ik tot middernacht op de afdeling – en al herhaalde ik de zin van Mohammad Ali tijdens elke toiletpauze – ik raakte niet sneller door mijn papierwerk heen. Mijn patiënten kregen nog steeds een vermoeide, ineffectieve versie van Ali te zien. En van enige kerstvreugde was al helemaal geen sprake. Aan het einde van mijn zwaarste dag tot dan toe had ik het gevoel dat ik volledig kopje onder was gegaan. Ineens moest ik denken aan een paar wijze woorden van mijn oude leermeester, dokter Barclay: ‘Als de behandeling niet werkt, moet je vraagtekens zetten bij de diagnose’.

Langzaam maar zeker, en toen ineens heel duidelijk, begon ik te twijfelen aan alle adviezen over productiviteit die ik ter harte had genomen. Moest je echt lijden om succesvol te kunnen zijn? Wat was succes eigenlijk? En kon een mens dat lijden wel zo lang volhouden? Was het logisch dat ik me overweldigd voelde als ik dingen gedaan probeerde te krijgen? Moest ik mijn gezondheid en geluk inruilen voor… moest ik die dingen überhaupt wel érgens voor inruilen?

Het zou me een paar maanden van vallen en opstaan kosten, maar uiteindelijk kwam ik tot een openbaring: alles wat me verteld was over succes, klopte niet. Al die bedrijvigheid maakte me nog geen goede arts. Harder werken ging me niet gelukkig maken. Er was een andere weg om dat te bereiken, een die niet werd gekenmerkt door constante angst, slapeloze nachten en een zorgwekkende afhankelijkheid van cafeïne.

Ik had nog lang niet overal een antwoord op. Maar voor het eerst begon ik de contouren van een andere aanpak te zien, die niet gebaseerd was op slopende arbeid, maar op begrip van waarom ik me beter voelde als ik hard werkte. Een aanpak die in de eerste plaats gericht was op mijn welzijn, en die dat welzijn daarna pas inzette voor focus en motivatie. Een aanpak die ik feelgoodproductiviteit zou gaan noemen».

Zijn obsessie met productiviteit bracht Abdaal ertoe om een extra jaar aan zijn studie toe te voegen. Hij ging psychologie studeren en ging de waarde van creatief denken beseffen. Hij ervaarde de invloed van stemming op de creativiteit van mensen en dat een goed gevoel niet alleen een goed gevoel is, maar dat er ook nog allerlei andere voordelen aan vastzitten. Abdaal ontdekte dat een goed gevoel in feite ons hele denken en doen verandert.
Als we in een positieve stemming zijn, overwegen we meer verschillende mogelijkheden en staan we meer open voor nieuwe ervaringen. We integreren informatie die we ontvangen beter. Met andere woorden, een goed gevoel stimuleert onze creativiteit – en onze productiviteit.

In het Nawoord schrijft Abdaal dat, als hij een paar minuten kijkt naar de artsen die bedrijvig door de gangen van zijn ziekenhuis lopen, hij bedenkt hoeveel er is veranderd sinds die noodlottige dienst op eerste kerstdag. Hij bedenkt hoeveel hij sinds die dag heeft geleerd. Hij realiseert zich dat niet wát hij over productiviteit dacht verkeerd was, maar dat het hóe, de manier waarop hij over productiviteit dacht, verkeerd was. Productiviteit blijkt een werk in uitvoering. De weg naar feelgoodproductivieit vind je door te experimenteren. Er valt nog veel te ontdekken. Het advies is dan ook: Geniet van het proces en streef niet naar perfectie.
De laatste pagina van het boek bevat een leuke verrassing, als bedankje van de auteur.

Feel-good productiviteit – Hoe je met plezier meer kunt bereiken, door Ali Abdaal, 256 p., 2024, uitgeverij Business Contact, 256 p., € 22,99

Fabriekswerk

“Sommige mensen willen maar niet begrijpen dat Nederland geen arbeidersklasse van betekenis heeft”, aldus hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) begin 2023.
Met deze uitspraak is Fabian Dekker het niet eens. Hij schrijft in zijn boek Fabriekswerk: De fabrieksarbeider behoort tot een beroepsgroep waar we allemaal een beeld bij hebben. Velen van ons zullen bijvoorbeeld denken aan de ontwikkeling van de grootindustrie in de vorige eeuwen, aan fysiek zwaar werk en aan bedrijven als autobouwer Ford, de Philipsfabrieken in Eindhoven, de textielfabrieken in Twente of computerchipfabrikant ASML. Maar velen zullen zich ook afvragen of de fabrieksarbeider nog wel bestaat. Met de opgekomen digitalisering van de economie en nauw met elkaar verweven mondiale productieketens, is tegenwoordig nog slechts zo’n 3,5% van alle bedrijven in Nederland actief in de industrie (CBS, 2023). Grotendeels is ze gevestigd in delen van Brabant en het Rijnmondgebied.

Het is daarentegen nog wel degelijk een bron van werkgelegenheid. In de industrie zijn nog altijd 847.000 banen te vinden aan het eind van 2022. Het gaat hierbij omgerekend om 814.000 werkenden, meestal mannen (ongeveer driekwart) en het betreft vooral mensen in loondienst (95%). Vrouwen en zelfstandigen zien we er veel minder vaak terug. Ondanks dit nog altijd serieuze volume, bedroeg het aantal banen in de industriële sector 943.000 banen in 2002. En de banen in de industriële sector worden niet uitsluitend bezet door fabrieksarbeiders. Ook industriële bedrijven hebben namelijk te maken met toegenomen ICT-investeringen en ze huisvesten mede daarom steeds vaker theoretisch geschoolden met hogere inkomens in plaats van traditionele fabrieksarbeid.

Kortom, bestaan fabrieksarbeiders in Nederland nog wel? Waar bevinden ze zich en hoe vinden ze hun weg op een arbeidsmarkt die zich in een richting lijkt te bewegen die zich steeds verder aftekent, ver weg van de industriële werkvloer? Is er nog wel plaats voor de industrie en haar bijbehorende arbeidersbanen?

Tegen de achtergrond van dit soort vragen en ontwikkelingen verdedigen veel mensen de stelling dat fabrieksarbeiders in Nederland niet meer te vinden zijn. Laat staan dat er sprake is van zoiets als een arbeidersklasse die te maken heeft met lichamelijk zwaar werk, onderbetaling én zichzelf als representant beschouwt van een sociale klasse. De Europese Commissie is hier in één van haar recente rapporten vrij stellig over: “the last decades, have put an end to the working class century”.
Dit is ook zichtbaar in de literatuur. Waar in de naoorlogse jaren academische boeken met daarin de titel ‘arbeidersklasse’ nog snel verdubbelde, met een piek in de jaren zeventig, nam dit aantal met processen van de industrialisering snel af. Vandaag de dag gaan discussies eerder over de middenklasse en is de arbeidersklasse stilaan ‘vergeten’. Deze interpretatie lijkt inderdaad voor de hand te liggen. Mede ook gezien de hoge mate van tevredenheid met het leven van de meeste Nederlanders. Uit de terugkerende peilingen van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP, 2020) is er bijvoorbeeld nooit een echte daling te zien in het collectieve geluksgevoel en rapporteren we onze levenstevredenheid gemiddeld met een acht. Zijn er nog wel fabrieksarbeiders die verkeren in moeilijke omstandigheden en ploeteren in het bestaan? Maar misschien wringt hier wel de schoen.
Want ondanks dat ons dagelijks leven er in deze eeuw een stuk beter uitziet dan pakweg honderd jaar geleden (denk alleen maar aan de gestegen levensverwachting van mensen, het doen van minder fysiek zwaar werk en het feit dat we welvarender zijn dan ooit), is er misschien wel een ‘parallelle wereld’ op de arbeidsmarkt te vinden, die zich afspeelt onder het tot de verbeelding sprekende beeld van het ooit door Mark Rutte zo betitelde ‘gave land’.

De arbeidersklasse blijkt nog springlevend. Auteur Fabian Dekker laat zien hoe die arbeidersklasse eruit ziet, hoe ze betekenis geeft aan het dagelijkse werk, wat de belangrijkste zorgen zijn en welk gat er gaapt tussen arbeiders, managers en de gevestigde politiek.

In augustus 2024 ging journalist Paul van Liempt in gesprek met Dekker over Fabriekswerk voor het interviewkanaal Nieuwe ankers. Zie: https://beroepseer.nl

Fabian Dekker is arbeidssocioloog en publiceerde eerder boeken over het arbeidsleven van circusartiesten, nachtwerkers, de positie van zzp’ers, jongeren op de arbeidsmarkt alsmede over de invloed van technologische verandering op werk.

Fabriekswerk – Over de vergeten arbeidersklasse, door Fabian Dekker, 100 p., 2024, uitgeverij Van Gennep, € 14,99

De spreekkamer is lek

“Een nietsontziende datahonger dendert de spreekkamer binnen. Het raakt behandelaren in de kern – discretie – van hun beroep. Voor patiënten is de spreekkamer niet langer als vanzelfsprekend een veilige ruimte. De werkelijkheid wordt telkens weer aangepast aan de wereld van het beleid, in plaats van andersom”.
Wanneer je naar een therapeut of psychiater gaat verwacht je dat jouw gevoelige informatie in de spreekkamer blijft. Voor veel patiënten in de geestelijke gezondheidszorg – ggz – is die privacy zelfs van cruciaal belang. Als er geen privacy en veiligheid meer is, gaan patiënten zelfs zorg mijden. Immers, de geestelijke gezondheidszorg is gebaseerd op het vertrouwen tussen patiënt en therapeut. We zullen dan nooit weten hoeveel mensen besluiten hun verhaal niet langer te willen en te kunnen vertellen.

Vanaf oktober 2022 moeten psychiaters en psychologen gedetailleerde informatie over het mentale welzijn van patiënten delen met de toezichthouder. De patiënt wordt vooraf geen toestemming gevraagd. Wel is er de mogelijkheid om bezwaar te maken.
Uiteraard kwam er protest tegen de verplichte afdracht van de medische persoonsgegevens van de 800.000 ggz-patiënten. Een maatschappelijke coalitie van partijen die opkomt voor vertrouwelijkheid in de behandelrelatie startte de publiekscampagne Vertrouwen in de GGZ die een brief stuurde aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de Autoriteit Persoonsgegevens over de verplichte afdracht van medische gegevens van patiënten, waarna rechtszaken volgden om het tij te keren

De overheid probeert al decennia de data van ggz-patiënten te verzamelen en zo mee te luisteren in de spreekkamer en ze gelooft dat ze de sector niet kan beheersen zonder de gegevens.

Journalist Tom Grosfeld is in de wereld van dataverzamelen en ggz gedoken en schrijft in de Inleiding van zijn boek De spreekkamer is lek dat politici en bestuurders gewend zijn geraakt aan het idee de samenleving door een uiterst rationele, doelmatige lens te zien. Meer dan ooit draait het om efficiëntie, transparantie, kostenbeheersing en controle. “Tekenend voor het dataïsme, voor onze tijd, is een bepaalde hoogmoed: ja, ook het bewustzijn, het psychisch lijden, kan in cijfers gevangen worden. (…)  Het enige wat je nodig hebt zijn heel veel data en een algoritme. En vooruit, een beetje doorzettingsvermogen. Dat de ggz zich vanuit ethisch, juridisch en praktisch perspectief verzet tegen zulke bedrijfslogica, vormt daarvoor geen belemmering, lijkt zelfs alleen maar extra motivatie op te wekken”.

De werkelijkheid vangen in data, noemt Grosfeld dat, in tegenstelling tot de werkelijkheid vangen in woorden, de titel van het Nawoord van zijn boek. Daarin stelt hij de vraag: “Wat zegt het dat het maatschappelijke en politieke debat over dit soort dataverzamelingen volledig ontbreekt binnen onze samenleving, en dat de discussie in principe wordt verplaatst naar de rechtszaal, en dus achteraf plaatsvindt, wanneer het al te laat is, op een plek waar de juiste woorden voor wat er gebeurt zelden worden gevonden, waar alles wordt onthuld door juridische taal, door de drang om de juridische ruimte optimaal te benutten?”

Het idee dat er dingen bestaan die niet om te kneden zijn in iets doelmatigs, efficiënts, meetbaars en beheersbaars, omdat ze in de kern van hun wezen precies het tegenovergestelde zijn, wordt weggewuifd. Het lijden van ggz-patienten zal en moet in kaart worden gebracht, ook als die missie bij voorbaat kansloos is, júist als die missie bij voorbaat kansloos is.
Met missie wordt bedoeld de missie van de NZa. Grosfeld probeerde te achterhalen wat de NZa nu precies wil. Het komt erop neer dat deze autoriteit de wettelijke taak heeft om de zorg toegankelijk en betaalbaar te houden. Ze controleren bijvoorbeeld of zorgverzekeraars hun werk doen, of ze voldoende zorg inkopen zodat patiënten niet te lang op zorg hoeven wachten, maar ook of behandelaren wel voldoende kwaliteit leveren. Op het moment staan honderdduizend mensen op de wachtlijst, het bekostigingssysteem loopt niet lekker, specialistische klinieken en afdelingen sluiten noodgedwongen hun deur.

De problemen in de gezondheidszorg die men denkt te kunnen oplossen via dataverzameling is voor een aanzienlijk deel ontstaan door marktwerking en de manier van denken die daarbij hoort. Aan dat systeem wordt niet getornd. Het geloof erin is nog altijd springlevend bij politici en bestuurders. De NZa hoopt en verwacht dat de zorgvraagtypering een einde maakt aan de prikkel om de behandeling uit de weg te gaan van patiënten met zware, complexe klachten. Want wanneer de zorgvraag nauwkeurig kan worden voorspeld, zouden niet alleen patiënten met lichte, maar ook met zware klachten kostendekkend kunnen worden behandeld omdat zorgverzekeraars dan minder in het duister tasten over hoeveel zorg deze patiënten nodig hebben, hoe duur ze zijn, en in plaats daarvan over een ‘gestandaardiseerde taal’ beschikken waarmee ze voldoende zorg kunnen inkopen voor patiënten met complexere problemen.

In de praktijk zal evenwel blijken dat de werkzaamheid van de dataverzameling en het nieuwe bekostigingsmodel van gering effect zijn op de problemen van de ggz. Experts zeggen dat de nieuwe plannen niet zullen werken. Men probeert iets te voorspellen wat helemaal niet te voorspellen is, ondanks algoritmen, ‘doorontwikkelen’, nog meer data verzamelen en nog meer modellen ontwerpen. Grosfeld citeert de Deense antropoloog Klaus Hoeyer die in zijn boek Data paradoxes schreef dat dataverzamelingen voor de politiek minder draaien om wat ze er daadwerkelijk mee kunnen dan om de beloftes die ze opleveren voor de toekomst. Met een dataverzameling wordt tijd gekocht Ze legitimeert het om alternatieve oplossingen uit te stellen voor maatschappelijke of administratieve problemen, in dit geval bijvoorbeeld de ellenlange wachtlijsten of het slecht werkende bekostigingssysteem. Er liggen immers data klaar. Nog even geduld, worden we gesust. Alles is onder controle.

Door het gedrag van overheidsinstellingen wordt de privacy van patiënten geschonden. De verstrekte data van patiënten zijn niet anoniem zoals steeds weer opnieuw wordt beweerd, maar om persoonsgegevens die in combinatie met andere data potentieel herleidbaar zijn tot individuen. Er wordt al vijftien jaar geprobeerd gegevens van ggz-patiënten binnen te halen. Steeds weer onder een andere naam of titel van een project. Het is een soort missie van de overheid geworden. De jacht op persoonsgegevens gaat eindeloos door, het beroepsgeheim van therapeut en psychiater telt niet meer mee. De overheid schijnt  het doorbreken van het medisch beroepsgeheim en de privacy te kunnen rechtvaardigen  – “Je kunt je beroepsgeheim niet schenden, als het aanleveren van gegevens wettelijk verplicht is”, stelde de NZa.

Aan de keerzijde van deze missie, die inmiddels bezig is een obsessie te worden, staat de werkelijkheid. Die tussen patiënt en behandelaar. En zij weten dat de spreekkamer een… “unieke ruimte is in de geschiedenis. Dat mensen kunnen zeggen wat ze willen zeggen, dat er zoveel mogelijk, zonder oordeel, naar ze geluisterd wordt, dat in zichzelf heeft een heel genezende werking”.

De spreekkamer is lek bestaat uit drie delen en vijf hoofdstukken:
Inleiding: De werkelijkheid vangen in data.
Intermezzo: De transparante spreekkamer
Nawoord: De werkelijkheid vangen in woorden
1. De missie van NZa
2. Vrije ruimte
3. Wie ziet de patiënt?
4. Iets onvoorspelbaars voorspellen
5. Het project leesbaarheid

De spreekkamer is lek – Hoe datahonger de ggz overneemt, door Tom Grosfeld,
183 p., 2023, Bot uitgevers, € 20,00

Ik zweer trouw

Michiel van der Pols (1977) treedt op z’n 18e toe tot de officiersopleiding van het Korps Mariniers. Als hij 21 is krijgt hij voor het eerst de leiding over een peloton mariniers; is uitgezonden geweest naar Irak en was commandant van een antiterreureenheid. Na ruim 12 jaar bij Defensie maakt hij de overstap naar de gemeente Rotterdam waar hij als stadsmarinier zich jarenlang inzet voor de verbetering van de veiligheid van probleemwijken.
Hoewel zijn leven ogenschijnlijk geslaagd was, voelde hij zich niet gelukkig. Allengs drong het besef door dat na vijfentwintig jaar werken aan (inter-)nationale doorbraken hij zijn gevoel altijd had genegeerd. Er volgde een persoonlijke zoektocht, uitmondend in een eigen doorbraak. Hij kon zien waar de disbalans in zijn leven was ontstaan: de rol van professional had zijn mens-zijn teveel overschaduwd. Sinds 2018 helpt hij als doorbraakcoach anderen, vooral mensen in uniform.

In het boek Ik zweer trouw vertellen Michiel Van der Pols en zeven gastschrijvers hun levensverhaal. Zij geven inzicht in het ontstaan en oplossen van mentale problemen en hoe ze kunnen worden voorkomen. Het gaat over het spanningsveld tussen trouw zijn aan het systeem, versus trouw zijn aan jezelf.

Van der Pols:
«Hoe meer ik mij ging verdiepen in het mentale welzijn van de mens, hoe meer mijn ogen geopend werden. Naïef als ik was, heb ik vaak gedacht dat ik de enige was die worstelde met zijn gevoel. Uiteindelijk heb ik de afgelopen jaren honderden mensen mogen helpen. In coachsessies van ruim vier uur kreeg ik een bijzonder intieme kijk in het leven van mensen. De eerste jeugdherinneringen, liefdesrelaties, familiedynamieken, affaires, verslavingen, verborgen verlangens, bijzondere ervaringen, pijnlijke gebeurtenissen, overwonnen hindernissen en nog niet gerealiseerde dromen. De grootste geheimen en de diepste emoties werden met mij gedeeld.

De afgelopen jaren is er voor mij dan ook een hele wereld voor me opengegaan. Door mijn achtergrond kwamen er als vanzelf veteranen, militairen, BOA’s, politie- en brandweermensen en andere hoog-risico professionals met diverse redenen op mijn coachpraktijk af: hulp bij een burn-out, depressie, verslaving, relatieproblemen. PTSS of het terugvinden van de eigen identiteit. In een aantal van die hulpvragen herkende ik mezelf, maar destijds had ik niet de ballen of het zelfinzicht om een hulpvraag te stellen, noch had ik destijd als leidinggevende er enige notie van hoeveel mensen, ook in de hoog-risico sector, worstelen met psychische problemen.

Volgens het Trimbos-instituut had in 2022 maar liefst een kwart van de achttien- tot vijfenzeventigjarigen in Nederland psychische problemen. Dat zijn ruim drie miljoen mensen. Elke dag overlijden er maar liefst vijf mensen door zelfdoding in Nederland. Het is wat mij betreft echt een groot Westers maatschappelijk probleem dat er zóveel mensen psychische problemen ervaren. Natuurlijk blijven hoog-risico professionals, ondanks uitvoerige selectie, opleiding en trainingen daarvoor niet gespaard. Het zijn net mensen… Wat in de maatschappij speelt, speelt ook in de hoog-risico sector. Ook daar komen burn-outs, relatieproblemen, depressies en verslavingen voor. Het grote verschil is echter dat militairen, politie- en brandweermensen, verpleegkundigen en andere hoog-risico professionals in een omgeving werken met een hoge psychische belasting. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) staan verpleegkundigen, beveiligingsmedewerkers, politie en brandweer dan ook in de top tien beroepsgroepen met hoge psychische belasting. De persoonlijke risico’s, de stress, het lichamelijk geweld, de hoge werkdruk en de toenemende verharding van de maatschappij richting overheidsmedewerkers vraagt veel van de individuele professional.

Hoewel exacte cijfers niet op te vragen zijn, komt met name het aantal zelfdodinge binnen de politie steeds vaker in het nieuws. Ook valt mij het aantal politiemensen met PTSS op en krijg ik in mijn coachpraktijk steeds meer politiemensen die vastgeslopen zin en/of in een arbeidsconfict zitten. Er is ook steeds meer aandacht voor militairen en veteranen die in de psychische problemen zijn gekomen. Volgens het veteraneninstituut heeft één op de vijf militairen zorg nodig na een uitzending. Dat is veel! Eén op de de twintig militairen krijgt PTSS-klachten na een uitzending. In 2020 hebben maar liefst 2500 militairen zich bij de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) gemeld voor de behandeing van hun psychische problemen. PTSS, depressie en angstgeralateerde klachten werden het meest gereigstreerd (uit: Barsten in de ziel, Sven Burgers). Maar liefst één op de drie militairen heeft volgens psychotraumacentrum Arq Centrum’45 grote moeite met de overgang naar de burgermaatschappij. Dit zijn de cijfers, maar ik ben bang dat in de realiteit deze cijfers veel hoger zijn.

Ook in de andere hoog-risico beroepen zijn er veel psychische problemen. Zo heeft volgens het Amsterdam UMC
maar liefst elf procent van de ambulancemedewerkers last van PTSS. Persoonlijk valt mij het aantal hoog-risico professionals op dat drugs gebruikt, tevee drinkt of enorme excessen heeft in de privésfeer. Maar ook verhalen over discriminatie en uitsluiting, de machocultuur, en ongewenst gedrag komen steeds meer naar buiten. Of dit nu echt iets nieuws is, of van alle dag kan ik niet goed zeggen. Mij valt het tenminste op dat hier meer over naar buiten komt.

Ik heb zelf vijfentwintig jaar mogen werken in de hoog-risico sector. Wat dat betreft ken ik het klappen van de zweep. Ook weet ik wat het is om in het leven vast te lopen en jezelf tegen te komen. Uiteindelijk heb ik mezelf mogen terugvinden en heb ik met die inzichten andere hoog-risicoprofessionals kunnen helpen. It takes one to know one .Vooral dát gaf de ander de veiligheid en het vertrouwen om bij mij als coach volledig open te kunnen gaan, Ik ben één van hen. Het voelt dat ik hierdoor de kans heb gekregen in de ziel te mogen kijken van honderden veteranen militairen, politiemensen en andere hoog-risoco professionals».

Patrick Scholten:
«In november 2007 kwam ik terug in Nederland van mijn derde en laatste uitzending. Er dit ervaarde ik als een enorme cultuurschok. Ik was immers gewend geraakt aan het duidelijke, gestructureerde en overzichtelijke leven in Afghanistan. Van al mijn uitzendingen had deze laatste uitzending de meeste impact. Er waren veel spannende momenten geweest. Mensen vragen mij nog steeds of ik ‘iets’ aan de uitzending overgehouden heb. Gelukkig kan ik dan altijd antwoorden dat ik nergens last van heb. De persoonlijke en spirituele ontwikkeling die ik voor de uitzending had doorgemaakt, had mij immers geleerd meer te praten en me meer te uiten als er iets gebeurd was. Ik kon ook beter afstand van zaken nemen zonder mijn gevoelens en emoties weg te drukken. Het was een soort relativeringsvermogen dat mij hielp om een heldere mind te houden. Ik had door mijn persoonlijke en spirituele ontwikkeling geleed om ook tijdens de uitzending simpelweg meer mezelf te zijn en trouw te blijven aan wat ik nodig heb. Hierdoor voelde ik mij wederom weer anders dan anderen en voelde de krijgsmacht niet meer thuis. Ik ervaarde dat daar weinig ruimte was om oprecht mezelf te zijn.

Na de verlofperiode kreeg ik de kans om aar de Koninklijke Militaire School (KMS) te gaan. Ondanks mijn twijfels over de krijgsmacht had ik, voordat ik naar Afghanistan ging, besloten toch die volgende stap in mijn carrière te nemen. Ik dacht dat mijn gevoel voor de krijgsmacht wellicht zou veranderen en dat ik mijn thuis weer zou kunnen vinden bij de Landmacht. Maar juist het tegenovergestelde gebeurde. Tijdens de opleiding werd het mij zo duidelijk dat er bij de Landmacht geen plaats meer voor mij was. De structuur binnen de krijgsmacht werd immers nog strakker» (Het verhaal van Patrick Scholten, een van de gastschrijvers, pagina 295).

Ik zweer trouw is verdeeld in negen hoofdstukken, met een Voorwoord van commandant van het Korps Mariniers Brigade-generaal Jan Hut. Het laatste hoofdstuk is getiteld: Het voorkomen van psychische problemen met aan het eind vijftien beknopte aanvullende aanbevelingen. Een mooi slotwoord van Van der Pols luidt: «Er is in de hoog-risico sector een verandering gaande dat steeds meer mensen zich lijken te realiseren dat het anders kan en moet. Dit boek dat je zojuist gelezen hebt, is daar onder andere een product van (…) Het vraagt om moed om oude gedragingen los te laten (…) Het vraagt om mensen die zichzelf durven uit te spreken en het vraagt om leiders die hierin het goede voorbeeld geven. Het vraagt om de wil om bovenal trouw te zijn ons onszelf».

Ik zweer trouw. Jezelf zijn in een uniforme wereld, door Michiel van der Pols, 352 p., geïll., 2023, eigen uitgave, € 27, 95. Te bestellen op:  www.doorbraakcoaching.com

De kluseconomie

Het was al voorspeld door de Italiaanse marxistische filosoof en schrijver Antonio Gramsci (1891-1937): de oude wereld is aan het sterven, de nieuwe aarzelt om tevoorschijn te komen en in dat schemergebied worden monsters geboren. De zogenaamde platformeconomie is zo’n monster. Tim Christiaens schreef er een boek over: De kluseconomie.
De platformeconomie omvat alle economische activiteiten van aanbieders en gebruikers die worden gefaciliteerd door een digitaal platform. Bekende voorbeelden zijn Uber, Airbnb en Thuisbezorgd. Aan het begin van zijn boek neemt Christiaens Uber tot voorbeeld, een bedrijf dat winst maakt maar dat doet door uitbuiting van zijn chauffeurs.
Christiaens is politiek filosoof en universitair docent aan de Universiteit van Tilburg. Hij richt zich in het bijzonder op kritische theorie en economische ethiek.

In de huidige tijd zijn de arbeidsverhoudingen uit balans geraakt. Het lijkt wel een omgekeerde wereld. Zoals in België waar taxichauffeurs in 2021 gingen betogen tegen socialistisch beleid met steun van de Amerikaanse multinational Uber. Het geval was dat het Brusselse gerecht in 2015 het business model van Uber verboden had wegens oneerlijke concurrentie met de taxisector. Taxichauffeurs moeten allerlei proeven doorstaan en certificaten voorleggen om te mogen rijden, maar Uber nam zowat iedereen aan met een rijbewijs om hetzelfde werk uit te voeren.

Volgens Uber zijn chauffeurs zelfstandigen die voor eigen rekening rijden. Uber biedt enkel een app aan om klanten te vinden maar controleert niet met welke kwalificaties chauffeurs de weg opgaan. De Brusselse rechter was het niet eens met die redenering en verbood de app. Maar Uber kwam snel met een oplossing. Het schakelde haar chauffeurs over naar de zogenaamde ‘VVB-vergunning’ uit de Brusselse taxiwet van 1995, die eigenlijk is bedoeld voor limousine-chauffeurs, maar ook een minimum vaststelt aan vereisten waarmee personen legaal als chauffeur aan de slag kunnen. De Brusselse regering gedoogde deze noodoplossing in afwachting van een nieuw taxidecreet. Daarvan werd de uitwerking jaren uitgesteld, om dan eindelijk in 2021 van kracht te worden. De VVB-vergunning was niet meer van toepassing op normaal taxivervoer en bovendien mochten er geen ‘toestellen voor radiocommunicatie’ gebruikt worden. Geen smartphones dus. Het gevolg was dat circa tweeduizend chauffeurs dreigden werkloos te worden. Zonder app geen werk. Een financiële ramp dreigde. Men heeft geen recht op een werkloosheidsuitkering. Uberchauffeurs zijn immers zelfstandigen.

De Uberchauffeurs gingen demonstreren. Een heftige betoging in Brussel legde het stadscentrum lam. De dag van de betoging, – 26 november 2021 – markeert een totale omslag in wat we dachten te weten over arbeidsverhoudingen en -wetten. In de huidige tijd moedigen Amerikaanse multinationals arbeidsbetogingen aan. Begrippen als werknemer, werkgever en sociale rechtvaardigheid functioneren niet meer in de praktijk. We treden een nieuw tijdperk binnen. Technologie is op zich goed nog slecht. De vraag is of we kiezen voor bedrijven die winst maken door anderen uit te buiten of voor een arbeidsmarkt waar mensen recht hebben op een fatsoenlijk loon. Noodzakelijk is een herinrichting van sociale relaties en arbeidsverhoudingen.
Christiaens heeft voor zo’n herinrichting een aantal ideeën. De kern daarvan is het tegenovergestelde van de wegwerparbeid waarin we nu beland zijn. En in plaats van terug te blikken op het verleden, de tijd waarin vakbonden successen boekten met eisen en acties, is besef nodig van zowel de de voordelen – o.m. zelfbeschikking – als de nadelen van de platform- of kluseconomie.

Christiaens noemt het begrip commonisme in het zevende hoofdstuk – De menigte aan de macht – als alternatief voor het platformkapitalisme van vandaag en als sociale politiek voor het huidige tijdperk.
Commonisme is een politiek-economische beweging die oproept tot bescherming en uitbreiding van gemeengoed of commons, een economie van goederen die via collectief gebruik en democratisch bestuur onderhouden wordt.
Normaliter onderscheiden we twee soorten goederen. Private goederen zijn eigendom van particuliere individuen die met hun eigendom mogen doen wat ze willen zolang ze de vrijheden van anderen niet verhinderen. Publieke goederen zijn daarentegen eigendom van de overheid en die beslist, al dan niet met inspraak van de kiezer, wie deze goederen kan gebruiken en op welke voorwaarden. Commons vormen een derde categorie: goederen waarvan de eigendomskwestie eigenlijk irrelevant is omdat mensen er vrij gebruik van kunnen maken, De lucht die we inademen bijvoorbeeld is strikt juridisch van niemand, maar we ademen haar wel allemaal in. Met de auto over de autosnelweg rijdend, bevind je je strikt genomen op publiek domein maar de overheid kan niemand verplichten een bepaalde richting uit te rijden. Een softwareontwikkelaar kan een videospel ontwerpen en het te koop aanbieden, of hij kan de code gratis op internet zetten zodat iedereen er gebruik van kan maken.
Commons zijn vandaag zeldzaam, maar lange tijd in de geschiedenis waren ze de ruggengraat van de menselijke samenleving, Voordat de landbouwgronden werden geprivatiseerd rond de zestiende eeuw, waren de meeste gronden gemeengoed. Dorpen onderhielden gezamenlijk de landerijen rond hun woning en deelden de opbrengst onder elkaar.

Commonisme is geen communisme waar de economie gedemocratiseerd wordt door haar in overheidsbeheer te plaatsen. Communisme pleit voor de democratisering van de economie door private productiemiddelen onder publiek eigendom te plaatsen, terwijl commonisme de productiemiddelen rechtstreeks overhandigt aan de werkers die de goederen gebruiken.
Commonisme staat voor een politiek die kluswerkers aanmoedigt het bestuur over digitale platformen als digitale commons, zelf in handen te nemen. In plaats van platformen, databases en algoritmes te beschouwen als privaat eigendom van multinationale bedrijven in Silicon Valley, moeten kluswerkers zelf de controle verwerven over de digitale infrastructuur van hun werkleven. Mensen zijn als menigte in staat om met elkaar te werken en door coöperatie waarde te creëren.

De sociale strijd van de toekomst gaat niet over een plek aan de onderhandelingstafel van het sociaal overleg. Als kluswerkers werkelijk in staat zijn zichzelf te besturen, dan is de rol van Uber, Deliveroo of Airbnb enkel die van een parasiet die economische waarde extraheert uit de activiteiten van anderen. Mensen werken spontaan en democratisch samen om hun collectieve belangen zo goed mogelijk te verdedigen. Daar gaat het om.

In het laatste, achtste hoofdstuk – Ode aan het platformcoöperativisme -beschrijft Christiaens hoe arbeiderscoöperatieven een revival in de kluseconomie beleven. Het in 2014 in de VS gelanceerde Platform Cooperativism Consortium is een vereniging die coöperatieve platformen over de hele wereld met elkaar verbindt. Vandaag bestaan er coöperatieve alternatieven voor haast elk bekend internetplatform. Een mooi voorbeeld is het coöperatieve fotografenplatform Stocksy dat is uitgegroeid tot een hechte, ambachtelijke, zelfsturende gemeenschap die functioneert als een soort 21ste eeuws gilde. Ambachtelijke gemeenschapsvorming is een belangrijk middel om kluswerkers sterk te maken tegenover platformbedrijven Maar niet alleen fotografen, ook maaltijdkoeriers en taxichauffeurs hebben vaak een ambachtelijk begrip van hun werk. De saamhorigheid van allemaal hetzelfde werk uitvoeren dient als politieke basis voor de collectieve verdediging van hun belangen. Gedeelde trots en een gezamenlijke identiteit rond gemeenschappelijke werkomstandigheden versterken het sociale weefsel van de kluseconomie. Zaak is daarbij te voorkomen dat deze platformen een hermetisch afgesloten bastion worden voor geprivilegieerde werkers.

Christiaens besluit zijn boek met adviezen aan kluswerkers, overheid en vakbonden. Denk aan collectief risicodelen en concurreren met private platformbedrijven. De kluseconomie is een gids voor een nieuwe maatschappelijke solidariteit en stabiliteit, met aan de basis coöperatieve arbeidsplatformen, durfsocialisme en commonisme..

De kluseconomie – Voor uitbuiting, klik aanvaard, door Tim Christiaens, 222p., 2023, Uitgeverij EPO, Berchem, België, € 29,90

 

Van onderop

37 jaar lang – tussen 1987 en 2024 – schreef Jos van der Lans circa driehonderd columns over burgers, professionals, ambtenaren en bestuurders voor het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken. In de bundel Van onderop zijn er vijftig bijeengebracht en opgedragen aan Pieter Klapwijk, de ‘vastberaden ambtenaar van Versterking burgerkracht in Amsterdam’ die vanwege ziekte zijn werk te vroeg heeft moeten neerleggen.

Bij elkaar vormen de columns een intrigerende kroniek van de recente sociale geschiedenis. Hoewel ze in een periode van ruim dertig jaar geschreven zijn, stemmen ze nog steeds tot nadenken. De schrijver van het Voorwoord, Pieter Hilhorst, noemt ze ‘angstaanjagend actueel’ en hij vraagt zich af: “Wat betekent het als een column van tien, twintig of zelfs vijfentwintig jaar nog leest alsof die gisteren is geschreven? (…) In een column van bijna dertig jaar geleden schrijft hij in navolging van Habermas over de botsing tussen de leefwereld en de systeemwereld (…)
Hij laat al vroeg zien hoe marktwerking in het sociale domein leidt tot schaalvergroting en het ondermijnen van de verbinding met lokale bewonersorganisaties. Een thema dat hij later nog uitwerkt in de essays Het dogma aanbesteden en Ontsnappen aan aanbesteden. Hij laat zien dat de ‘transparantieterreur’ geen cijfers oplevert die professionals helpen om hun vak beter te verstaan, maar bedoeld zijn om de controle door managers en de politiek te verscherpen.
(…)
De columns van Van der Lans werden goed gelezen. Zijn kritiek op de transparantieterreur leverde een stortvloed aan instemmende reacties op. En het krijgt ook navolging van andere instanties zoals de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, met hun advies Is dit wel verantwoord? Het woord ‘burgerkracht’ dat hij met Nico de Boer muntte, werd grif geadopteerd door beleidsmakers en politici. Zijn pleidooien voor de eigen-kracht-beweging werden overgenomen in gemeentelijke nota’s. En door sommigen werd Van der Lans een van de ideologen genoemd van de decentralisatie uit 2025. Aan bijval dus geen gebrek”.

Van der Lans (1954) studeerde cultuur- en godsdienstpyschologie in Nijmegen en was namens GroenLinks lid van de Eerste Kamer van 1999 tot 2007. Hij schreef en redigeerde talrijke boeken over de brede publieke sector die richtinggevend zijn geweest in de discussies over het sociaal domein. Hij is hoofdredacteur van het digitale geschiedenisplatform Canon sociaal werk, waarvoor hij in 2007 het initiatief nam.

Uit de in maart 2022 geschreven column De wet van 10: “Er is een sociologische wet die zegt dat je drie type mensen hebt als het gaat om sociale actie: de voortrekkers (optimisten, hardlopers), de niet-uitgesprokenen (kat-uit-de-boom-kijkers, volgers) en de chagrijnen (wantrouwigen, negativisen). Het is geen echte sociologisch wet – ik heb hem zelf verzonnen – maar hij werkt illustratief om buurtinitiatieven te beschrijven. Het is mijn Wet van 10. Als je tien mensen hebt, zijn er twee/drie die van alles willen, vier/vijf die het zelf niet zouden bedenken maar zich late overtuigen en dan zijn er weer twee/drie die er niet in geloven. De kunst voor de voortrekkers is dat ze de middengroep meekrijgen. Daarbij helpt een misstand, een noodzaak of potentieel financieel gewin. Als dat lukt kunnen er meter gemaakt worden”.

Uit de column Cultuur van afzijdigheid (februari 1996): “De afgelopen zomer sjorde mijn 78-jarige moeder twintig minuten lang aan haar fiets, die op een onnavolgbare manier was komen vast te zitten in een fietsenrek. Mijn moeder kreunde en steunde in het volle aanzien van ongeveer dertig landgenoten die op het aanpalende terras toeschouwer waren van haar geploeter.
Niemand hielp.
Volgens de journalist/socioloog Herman Vuijsje is dit soort lankmoedigheid al lang geen uitzondering meer in Nederland. Het is regel geworden. Wij leven in toenemende mate in een cultuur van afzijdigheid, van non-interventie (…)
Nadat mijn moeder haar verhaal had gedaan, vroeg ik waarom ze niet een van die terraszitters had gevraagd om haar een handje te helpen. Ze reageerde met een wegwerpgevaar: “Ach, zoiets doe je toch niet, dat moeten de mensen spontaan doen”. En precies in die uitspraak schuilt de grote tragiek van de cultuur van de afzijdigheid. Deze heeft zich al zo diep in onze hoofden geïnstalleerd dat we er niet meer over peinzen om mensen zomaar iets te vragen.
Het taboe op bemoeien leidt aldus in een vloeiende beweging tot een taboe op hulp vragen. Het taboe op bemoeien maakt van mensen ingetogen slachtoffers die niet alleen niet snel geholpen worden, maar die zich ook daadwerkelijk hulpeloos gaan opstellen.

Van onderop. Over burgers, professionals, ambtenaren & bestuurders. Jos van der Lans, 184 p., 2024, uitgeverij Van Gennep, € 15,00

De Boetefabriek

Het eigenlijke maatschappelijke doel van verkeershandhaving, het bevorderen van verkeersveiligheid, kwam opmerkelijk genoeg niet terug als doel van de wet. De commissie Mulder kwam in 1985 met een wetsvoorstel waarin de moderne ideeën van het NPM – New Public Management – vertaald waren. De wet heette officieel ‘Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften’ (Wahv), oftewel de wet Mulder en kende drie doelstellingen: 1. het terugdringen van de werklast van de strafrechtketen. 2. zorgen dat mensen niet meer onder hun boete uit konden komen. 3. zorgen voor een goede rechtsbescherming zoals toegang tot de rechter en mogelijkheden om tegen een boete in bezwaar te gaan.

Voor het innen van de boetes werd het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) opgericht, op flinke afstand van Den Haag, in Leeuwarden met vijftig man. Het CJIB zou een toonbeeld van moderniteit worden, met als centraal middelpunt het Bekeuringen Afhandeling Systeem (BAS) dat ‘geheel automatisch!’ alle bekeuringen zou afhandelen. Waar vroeger een politieambtenaar de bekeuring opstuurde, de reactietermijn in de gaten hield en de eventuele aanmaningen verstuurde, zou dit voortaan niet meer door een mens maar door de computers van het BAS gedaan worden. Het BAS zou zelfstandig geld innen van bankrekeningen als de boete ondanks al deze inspanningen van het systeem niet helemaal betaald was. De computer van het BAS stelde dan een dossier op voor de officier van justitie, zodat deze kon beslissen hoe het verder moest.

Al die politieambtenaren die tot dan toe bezig waren geweest met het verwerken van bonnen, konden iets anders gaan doen. Hun tijd vormde geen begrenzing meer voor het aantal bonnen dat het systeem aankon. De weg was vrij voor extra investeringen in ‘moderne technische’ handhavingsapparatuur, zodat het aantal boetes omhoog kon. Het CJIB in Leeuwarden kreeg een automatisch efficiënt en eenvormig productieproces. In de wandelgangen van het ministerie werd het nieuwe CJIB vergeleken met de ‘koekjesfabriek’ waar massaproductie plaatsvindt. Zo kon de strafrechtketen zich voortaan richten op het ambachtelijke maatwerk, de ‘patisserie’ van het strafrecht, zoals het berechten van criminelen en geweldplegers.

Het heeft niet zo mogen zijn. In De Boetefabriek schetst auteur Merel van Rooy hoe een verkeersboetewet totaal ontspoord is en verworden tot een systeem dat tienduizenden burgers zwaar gedupeerd heeft. De gang van zaken is te vergelijken met die van de Toeslagenaffaire. Een wet die een eigen leven gaat leiden en erop gericht is zonder ophouden geldbedragen te innen, beslag legt op eigendommen van een overtreder, zodat met de verkoop van diens televisie, computer of fiets het opgelopen boetebedrag betaald kan worden
De regering had namelijk besloten dat betalen in termijnen niet was toegestaan. Zo kwamen er veel boetes in het dwangtraject terecht die door tussenkomst van de rechter moesten worden behandeld. Ook hiervoor moest een oplossing worden gevonden. De regering vond dat de rechter minder ingezet moest worden. Het CJIB kon zelf, namens de officier van justitie, overgaan tot het innemen van het rijbewijs en opdracht geven tot buitengebruikstelling van een voertuig. Alleen in geval van een gijzeling zou de rechter nog toestemming moeten verlenen.

Inmiddels werd de wet Mulder getypeerd als de ‘alleenheerschappij van de computer’. Mensen kwamen in de gevangenis terecht – ze werden ‘gegijzeld’- nadat ze een eindeloze stroom brieven en aanmaningen hadden ontvangen. Boetes werden bij elke aanmaning verhoogd, tot drie maal het oorspronkelijke boetebedrag. Politiemensen kregen een ‘prestatiecontract’, waarvan een onderdeel het aantal bekeuringen betrof. Eind jaren tachtig ging het om drie miljoen boetes, rond 2000 was dat aantal verdubbeld en zeven later nog eens. In 2007 waren er meer dan twaalf miljoen boetes. En de bedragen werden almaar hoger. De hoogste boete die in 1990 kon worden opgelegd bedroeg omgerekend 60 euro, in 2008 was deze drie keer zo hoog.

Om nog meer inkomsten te verkrijgen, werd de wet uitgebreid met een nieuwe maatregel. Een overtreding die onder het strafrecht viel, zou voortaan vallen onder de wet Mulder. Het ging om overtredingen die tot dan toe onder de Wet Aansprakelijkheid Motorvoertuigen (WAM) vielen. Deze wet bepaalde dat iedere bezitter van een scooter of auto een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor het voertuig moest afsluiten. Het doel van de WAM was onverzekerde schade zoveel mogelijk voorkomen zodat slachtoffers van een verkeersongeval niet ook nog de pineut zouden zijn. Als iemand geen verzekering afsloot, overtrad men de wet en daarop stond een boete. De verzekeringsboete werd eerder afgedaan in het strafrecht en de verwerking van die boete kostte de strafrechtketen veel capaciteit. Ambtenaren stelden voor deze boete te verhuizen van het strafrecht naar de wet Mulder.
De WAM ‘vermulderen’ had drie voordelen en beloofde de lucratiefste maatregel van allemaal te worden Het aantal boetes werd in de begroting opgeschroefd naar 400.000 per jaar. Al die boetes zouden elk 380 euro opbrengen.

Was het nu de bedoeling van de wet om de schatkist te vullen?

Het aantal gijzelingen nam toe. Tegen een op de vier verzekeringsboetes werd beroep of bezwaar ingesteld, De behandeling van bezwaren liep vast. Maar het CJIB bleef innen totdat de boetes tot op de laatste cent betaald waren. Doordat meer mensen de boetes niet meer konden betalen, duwde het systeem steeds meer boetes door het proces, tot de laatste stap, gijzeling. Gijzelingsverzoeken werden automatisch bij de kantonrechter gedeponeerd. Het CIJB zorgde zelfs voor een standaardmotivering voor de rechters om de gijzeling toe te kennen. Dat scheelde de rechters tijd en pakte goed uit voor hun prestatie-indicatoren en financiering. Ze kregen immers een vaste vergoeding per zaak.

Iemand kon tot drie keer toe gegijzeld worden voor dezelfde verkeersboete. Het werd een catastrofe die zich parallel aan de toeslagen-ellende ontwikkelde. Achter de cijfers voltrokken zich drama’s. Merel van Rooy geeft een aantal voorbeelden. Waaronder:

«Ik had een Vespa uit m’n pubertijd. Hij deed het in 2008 op een dag niet meer. Toen heb ik hem bij m’n werk aan een lantaarnpaal gezet en even later had de gemeente hem weggehaald. Zes jaar later, in 2014, begon ik daar ineens boetes over te ontvangen ( … ) Op een gegeven moment stond een agent aan de deur die zei dat ik gesignaleerd stond. Ik heb geprobeerd de brommer van mijn naam te krijgen maar dat is niet zo makkelijk als je de brommer niet meer hebt ( … ) In 2022 is het me uiteindelijk toch gelukt. Ik ben uiteindelijk niet gegijzeld maar ik heb nog steeds schulden en een bewindvoerder. Die boetes en verhogingen door dat brommertje uit 2008 betaal ik vandaag de dag, eind 2023, nog steeds.»

«ik ben werkzaam in een gevangenis waar ‘gegijzelden’ worden gedetineerd. Sommigen voor de vijfde keer voor dezelfde boet(s). ( … ) Ik stoor me enorm aan de zinloosheid van deze gijzelingen.» (Een vrouw dreigde gegijzeld te worden voor een kapot fietslampje. Pagina 40: Vincent was daar niet de enige. In de gevangenis in Krimpen alleen zaten zo’n zeventig tot tachtig andere mensen gegijzeld voor verkeersboetes…).

Lees op pagina 95 over de werkwijze van de dolgedraaide handhavingspraktijk waar Steven – die gegijzeld is – mee te maken kreeg, en doorging met procederen tot het Hof voor de Rechten van de Mens. Als zijn rijbewijs ongeldig was verklaard toen hij het als vermist had opgegeven, was hem alle ellende gespaard gebleven…

De laatste ontwikkelingen in het verkeersboetebeleid stemmen niet optimistisch, aldus De Rooy op de laatste pagina’s van haar boek. Ze wijzen er eerder op dat de relatie burger – systeem verder uit balans raakt ten gunste van het systeem. Het enige lichtpuntje is dat het ministerie van Sociale Zaken in 2024 de hoogte van de aanmaningen tegen het licht gaat houden. Andere signalen zijn zorgwekkender. Sinds 2023 worden verzekeringsboetes ook opgelegd aan trekkers – langzaam rijdende landbouwvoertuigen. Die moeten nu ook een kenteken hebben met een aparte aansprakelijkheidsverzekering. De RDW – Dienst Wegverkeer – kreeg de opdracht 35.000 boetes voor deze voertuigen te versturen in 2023, wat de staatskas 15 miljoen euro zal opleveren.

Tot slot geeft De Rooy tien adviezen voor een beter beleid en herstel van vertrouwen. Het derde advies luidt: Stop met het dwangtraject. Het eerste luidt: Voer een kosteloze betalingsherinnering in.

Merel de Rooy is politiek econoom en fellow bij de denktank Instituut voor Publieke Economie.

De boetefabriek. Hoe verkeersboetes steeds meer gingen opleveren (en wie ze moesten betalen), door Merel van Rooy, 152 p., 2024, uitgeverij Van Gennep, € 17,90

Wie wil er voor de klas?

Patricia Veldhuis is drie keer genomineerd voor de Nationale Prijs voor de Onderwijsjournalistiek. Half februari 2024 werd bekend gemaakt dat zij de nieuwe hoofdredacteur wordt van dagblad NRC; Veldhuis begon in 2008 bij NRC waar ze onder meer onderwijsredacteur werd.

In het Voorwoord van haar boek Wie wil er voor de klas? schrijft zij: “Al op mijn zevende wilde ik juf worden. Het leek me geweldig om voor de klas te staan en kinderen te leren lezen en schrijven.
(…)
Het kwam er niet van: ik werd journalist. Dat beroep heeft me uiteindelijk alsnog naar het klaslokaal geleid. Als onderwijsredacteur bij NRC sprak ik honderden leraren, leerlingen, wetenschappers en onderwijsbestuurders. Ik zal op tientallen scholen achter in de klas mee te kijken tijdens de les. In coronatijd volgde ik een vmbo-klas op weg naar het eindexamen, en om te begrijpen hoe kansenongelijkheid eruit ziet, liep ik een halfjaar mee op een basisschool in een van de armste wijken van Arnhem.
De opkomst van het schaduwonderwijs, de toenemende prestatiedruk bij scholieren, de verslechtering van de leesvaardigheid: ik zag het allemaal voor mijn neus gebeuren. Vooral zag ik hoe het lerarentekort steeds nijpender werd, zelfs op scholen die er tot voor kort niet zoveel last van hadden. In het basisonderwijs zijn bijna tienduizend voltijds leraren nodig, in het voortgezet onderwijs meer dan tweeduizend.
Ouders en leerlingen ondervinden de gevolgen elke dag: klassen worden naar huis gestuurd, er staan onbevoegde docenten voor de klas en op sommige middelbare scholen wordt maandenlang geen Frans of natuurkunde gegeven, omdat de docent is vertrokken en een vervangenr amper te vinden is.
(…)
Ieder kind heeft recht op goed onderwijs, maar door het lerarentekort staat dit recht onder druk. Zonder goed onderwijs komt niet alleen de individuele ontwikkeling van kinderen in gevaar. Op de langere termijn schaadt het de economie en ondermijnt het de democratie.
Hoe heeft deze sluimerende en ontwrichtende ramp in het onderwijs zich in vredesnaam kunnen voltrekken? Waarom kiezen te weinig mensen voor dit vak? En waarom verlaten zoveel leraren uiteindelijk ook weer het onderwijs?
Om hierop antwoord te vinden besloot ik zelf voor de klas te gaan staan. Als stagiair op scholengemeenschap Het Rheden in Rozendaal gaf ik ruim zeven maanden lang een dag per week Nederlands aan havo- en vwo-leerlingen, van brugklassers tot eindexamenkandidaten.
Ik ontdekte hoe complex en moeilijk het leraarsvak is, maar vooral ook hoe mooi en zinvol, en hoe vrolijk het maakt. De oude droom om juf te worden, die altijd was blijven sluimeren, werd weer springlevend”.

Veldhuis beschrijft vervolgens haar ervaringen voor de klas. Van het urenlange zwoegen op een schrijfopdracht tot een onverwacht hartverwarmend gesprek met een leerling. Van de paniek tijdens een mislukt lesuur vol schreeuwende pubers tot de pure euforie als het wél goed gaat en “ik ineens weer weet waarvoor ik het doe”.

Volgens Veldhuis is het lerarentekort op te lossen: “De ideeën die ik daarvoor het opgedaan zijn hopelijk een stap in de goede richting”.  Lesgeven blijkt ook leuk te zijn, zoals een van de docenten opmerkt: “Lesgeven is een mooie rotbaan. Je werkt je te pletter, maar het is fantastisch om met je vak en met die leerlingen bezig te zijn”.
Het boek telt tien hoofdstukken:
1. Leraar in opleiding. 2. Het is een vak! 3. Een aangekondigde ramp. 4. Aap noot mies. 5. Waar je wieg staat. 6.Twaalf weken vakantie, toch stress. 7. De prestatiegeneratie. 8. Iedereen heeft iets. 9. Allemaal op bijles.

Het tiende en laatste hoofdstuk, Hoe het beter kan, biedt tien oplossingen voor de crisis in het onderwijs.
1. De werkdruk moet omlaag.
2. Overheid: houd de salarissen op peil
3. Het lerarenlek moet worden gedicht. De gigantische uitval van beginnende leraren is minstens zo’n groot probleem als de stagnerende instroom.
4. Scholen: weet wat werkt in het onderwijs en doe dat.
5. We moeten af van de prestatiedruk.
6. Geld voor onderwijs moet gerichter worden uitgegeven.
7. Ga leerlingen pas later selecteren op onderwijsniveau.
8. Scholen: verbied mobieltjes onder schooltijd. Scholieren kijken gemiddeld zeker vier uur per dag naar een scherm. Het is een van de factoren die bijdragen aan de achteruitgang van de leesvaardigheid. Wie op zijn mobiel zit, leest immers geen boek en raakt gewend aan snelle korte prikkels.
9. De route naar het leraarschap moet aantrekkelijker worden.
10. De kwaliteit van de lerarenopleidingen moet omhoog.

De laatste zin van het boek luidt: “Het lerarentekort is geen natuurramp. We kunnen het oplossen”.

Wie wil er voor de klas? Wat er mis gaat in het onderwijs en hoe het beter kan, door Patricia Veldhuis, , 239 p., 2023, uitgeverij Nijgh & Van Ditmar,  € 22,99

Wantrouwen in de wandelgangen

De politiek heeft de kruip-door-sluip-door wandelgangen van het Binnenhof verruild voor nieuwe, tijdelijke behuizing, een onpersoonlijke bunker met doodlopende sporen. De relatie tussen politiek en pers is veranderd in de afgelopen decennia en hoe die eruit ziet is bijvoorbeeld ook af te lezen aan de behuizing van de tweede Kamer. Over die relatie schrijven Jan Tromp en Coen van de Ven in hun boek Wantrouwen in de wandelgangen – Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten.
Jan Tromp (1949) was van 1995 – 2003 adjunct-hoofdredacteur van de Volkskrant. Voordien was hij als chef van de politieke redactie kind aan huis aan het Binnenhof. Hij is de politiek blijven volgen, zij het van een zekere afstand.
Coen van de Ven (1992) begon in 2017 bij De Groene Amsterdammer als onderzoeksjournalist. Inmiddels is hij politiek redacteur.
Twee generaties politiek verslaggevers beschrijven hun werk toen en nu. In de jaren zeventig en tachtig bestond in de Haagse salons van de macht hechte verbondenheid tussen politiek en pers. De omgang was gebaseerd op wederzijds vertrouwen. Sommigen noemden het klef, maar Jan Tromp voelde zich er thuis.

In het boek komen naast journalisten personen aan het woord uit diverse sectoren. Van hoogleraar tot voorlichter, van politicus tot architect. Pi de Bruijn bijvoorbeeld, ontwerper van de nieuwbouw van de Tweede Kamer aan het Plein in Den Haag, in gebruik genomen in 1992. Volgens Jan Vis – politiek journalist, hoogleraar staatsrecht en vervolgens Eerste Kamerlid – miskende het gebouw de andere kant van de politiek – het onmisbare gedoe achter de schermen: “Het nieuwe gebouw met de gladde gangen en de kale commissiekamers doet eerder denken aan een luchthaven of een ziekenhuis dan aan een parlementaire huisvesting. Het suggereert een ideaal dat nooit werkelijkheid zal kunnen worden: dat het parlementaire bedrijf alleen maar rationeel is en geen behoefte heeft aan duistere hoekjes”.

Dat het nog een tikje sterieler kan, bewijst het tijdelijke, nieuwe onderkomen van de Tweede Kamer in het voormalige ministerie van Buitenlandse Zaken aan de Bezuidenhoutseweg. De nieuwe behuizing, een betonnen bunker, is in gebruik genomen sinds de aanvang van de grootschalige renovatie van het Binnenhofcomplex in 2021. Het blijkt de perfecte verzinnebeelding van de huidige verzakelijking, de verharding in de verhoudingen tussen politiek en pers. Van de Ven stelt vast dat de kille periode, afstand houden, het devies is.

Pers en politiek zijn van oudsher tot elkaar veroordeeld in een paringsdans, een spel van lokken en afweren. Anne Vondeling in de jaren zeventig de markante voorzitter van de Tweede Kamer, meende dat ze nauw verwant zijn. In zijn boek Tweede Kamer; lam of leeuw koos hij voor triviaal vergelijkingsmateriaal: “Parlement en pers, spreekbuis en klankbord, microfoon en luidspreker, horen bij elkaar zoals stekker en contactdoos. Zonder elkaar, zonder verbinding heeft elk Ding an sich geen functie. Maar verbonden met elkaar kan de relatie nog alle kanten op. De verbinding tussen stekker en contactdoos kan warm zijn en koesterend licht geven. Maar evengoed kan er sprake zijn van knetterende kortsluiting”. De vergelijking geeft ongeveer de ontwikkeling weer van de laatste halve eeuw in de relatie tussen pers en politiek.

In de jaren zeventig, toen Binnenhof 1A het epicentrum vormde, zaten politici en parlementair journalisten dicht bij elkaar op een sofa, schurkend en bij gelegenheid ook wel kibbelend. Het was hoe dan ook innig. Dat had voordelen voor beide partijen en je kon er ook bedenkingen bij hebben.
Op het adres B67 (Bezuidenhoutseweg 67) zijn de partijen nog altijd tot elkaar veroordeeld, maar nu is de verhouding afstandelijk en wantrouwend en zonder veel hartelijkheid. In de Haagse politiek is een cultuur gegroeid van beheersing en afscherming, niet alleen in overdrachtelijke zin, maar ook letterlijk. Waar eerder het vrije verkeer bestond van persmensen en politici, zijn dranghekken en draaideuren de verhoudingen gaan bepalen. Gaandeweg hebben politieke partijen en departementen het eigen functioneren ondergeschikt gemaakt aan wetmatigheden uit de communicatieleer.

Hoewel boeken over de Haagse cultuur deze eeuw voornamelijk gingen over de ‘paringsdans’, de ‘tango’ of de ‘klefheid’, is de trend een tegengestelde. De Haagse journalistiek wordt vooral zakelijker, killer, afstandelijker. Dat blijkt uit de enquête die voor het boek is uitgezet onder alle leden van de Parlementaire Persvereniging, een achterban die wordt geschat op ongeveer honderdtwintig leden. Van hen vulden 55 de vragenlijst in. Zij zijn journalisten van alle leeftijden. Sommigen werken al meer dan vijftien jaar in Den Haag, sommigen zijn net begonnen. Ze werken voor kranten, televisierubrieken, journaals, talkshows, radioprogramma’s, persbureaus en online nieuwswebsites.
Op de vraag hoe ze hun eigen omgangsvormen met politici zouden omschrijven, zijn ze helder: die is niet ‘collegiaal’ of ‘amicaal’, zoals twee opties luidden. Integendeel: wel 94 procent kiest voor de derde optie: ‘zakelijk’. Ze mochten meerdere vakjes aankruisen en zo kwam 23 procent (ook) op collegiaal. Slechts een enkeling vond zichzelf amicaal omgaan met politici.
Een aantal vragen werd ook in 2010 gesteld door journalisten van De Groene Amsterdammer, toen met behulp van toenmalig voorzitter van de Parlementaire Persvereniging Max van Weezel. In die tijd noemde 77 procent de eigen omgangsvormen met politici zakelijk, toch een stuk lager dan dertien jaar later.

17 procent van de journalisten geeft aan zich onder druk gezet te voelen door voorlichters om publicaties uit te stellen of aan te passen; 39 procent zegt dat dat ‘soms ’gebeurt en maar 24 procent stelt dat dat nooit plaatsvindt. Een zorgwekkende verschuiving ten opzichte van 2010 komt naar voren uit de antwoorden op de vraag of journalisten weleens de indruk hebben dat hun werkrelatie met voorlichters wordt beïnvloed door eerdere publicaties of uitzendingen. Daar antwoordde nu 61 procent van de ondervraagden ‘ja’ op. Voorlichters nemen soms helemaal niet meer op, negeren journalisten na eerdere vervelende vragen of slaan ze simpelweg over bij persconferenties. Bij de vragenronde van dertien jaar geleden lag dat percentage op 50.
Spindoctors tonen steeds meer controledrift en schaden daarmee de vrije berichtgeving.
Journalist Tom-Jan Meeus zei ter afronding van zijn gesprek met de auteurs: “Politici hebben echt heel veel ruimte van journalisten gewonnen, de greep op de media neemt toe. Dat is cruciaal. Journalisten doen er gewoon minder toe voor politici”.

In het laatste deel van het boek, Pleidooi voor spelplezier, een gesprek, laten Tromp en Van de Ven weten hoe het journalistieke vak zou moeten zijn. Van de Ven: “Ja, het is best wantrouwend hier. Mede omdat de journalistiek zich steeds moet afzetten tegen de politieke macht om het vertrouwen in zichzelf te behouden”. Waarop Tromp reageert: “Ik ben het niet met je eens dat de parlementaire journalistiek vertrouwen wint door mee te huilen met de wolven in het bos en te zeggen: de politiek is niet te vertrouwen, de politiek vertegenwoordigt een elitair establishment en wij, beste lezer en kijker, staan aan jullie kant. Nee, ik vind dat de journalistiek veel meer een eigen geloofwaardigheid zou moeten opbouwen. Daaraan ontbreekt het doordat de politiek, geheel volgens de lijnen van het populisme, voortdurend op zoek is naar het conflict. Dus niet bijdraagt aan een reële discussie over de problemen die ons kwellen. De journalistiek gaat daarin mee en bezondigt zich aan dezelfde oneliners als de politiek”.

Twee politiek redacteuren van twee generaties  zochten naar antwoorden. De conclusie kan niet anders zijn dan besef dat we een tijdperk in de Nederlandse parlementaire journalistiek afsluiten, een van ongekende vrijheid, creativiteit, spontaniteit, en vertrouwen. En niet te vergeten: spelplezier.
Toch is Coen van de Ven over een aantal dingen optimistisch: “Waar ik wel optimistisch over ben, is dat het kwalitatief gezien heel goed gaat met de onderzoeksjournalistiek, ook als die over Den Haag gaat In dag- en weekbladen, in televisierubrieken – als je ziet wat er aan documenten wordt doorgespit, er worden voortdurend tegels gelicht. Wat verloren is gegaan, is een diep begrip van  wat mensen beweegt. Want cynisme ligt op de loer als je alleen nog maar gaat controleren. We moeten ook schrijven over wat mensen hier, gedreven door idealen, nou precies komen doen”.
Jan Tromp voegt daaraan toe: “Een beetje bewogenheid”.

Wantrouwen in de wandelgangen – Hoe pers en politiek van elkaar vervreemd raakten, door Jan Tromp en Coen van de Ven, 256 p., 2023, Uitgeverij Balans, € 21,99. E-boek € 10,99

Twaalf finalisten voor Verkiezing Ambtenaar van het jaar 2023

Wie volgt Remco Duisterhof*) op en mag zichzelf straks de winnaar noemen van de Publiek Denken Top 100 Ambtenaar van het Jaar 2023? De twaalf finalisten zijn bekend.gemaakt op 25 oktober 2023 na het tellen van meer dan 16.000 stemmen die via de website in het najaar zijn uitgebracht.

De Ambtenaar van het Jaar 2023 staat in verbinding met de samenleving en draagt bij aan een beter Nederland. Hij of zij onderscheidt zich met creatieve oplossingen, doorzettingsvermogen en het talent om mensen en organisaties te verbinden.
Met de Publiek Denken Top 100 wordt de schijnwerper gericht op succesvolle sleutelfiguren bij de overheid, die vaak achter de schermen opereren. Wat maakt hen tot een voorbeeld voor anderen?

Juryberaad op 16 november

Na bekendmaking van de Publiek Denken Top 12, bepaalt de jury wie zich Ambtenaar van het Jaar 2023 mag noemen. Het juryberaad vindt plaats op 16 november 2023. De jury neemt dan kennis van de motivatie van de twaalf finalisten zelf, en krijgt een korte pitch (in de vorm van een video) te zien. Daarnaast verneemt de jury de motivatie van hun leidinggevende en van een collega. Ook gaan de juryleden tijdens speeddates in gesprek met de genomineerden.
Voorzitter van de jury voor 2023 is Karin Sleeking, directeur A&O fonds Gemeenten. Naast de juryprijs is er een publieksprijs voor de ambtenaar die de meeste stemmen heeft binnengehaald.

Prijsuitreiking op 14 december

Op donderdag 14 december 2023 vindt de prijsuitreiking plaats tijdens een feestelijke bijeenkomst in Den Haag. De december-editie van het magazine Publiek Denken publiceert vervolgens een verslag van het juryberaad, een complete lijst van de PD Top 100 (namen en functies) alsmede interviews met de finalisten.

De 12 finalisten

Decentrale overheden, management:

  • Cindy Reijnders, Waterschap Limburg, Deelprogrammamanager Klimaatbewustzijn en zelfredzaamheid
  • Bauke van der Meulen, Gemeente Emmen, Teamleider

Decentrale overheden, beleid:

  • Merdan Yağmur, Gemeente Den Haag, Beleidsadviseur Stad en Bestuur
  • Willem Philipsen, Gemeente Rotterdam, Beleidsadviseur

Decentrale overheden, uitvoerend:

  • Maarten Veldhuis, Waterschap Vallei en Veluwe, Accountmanager terreinbeherende organisaties, landgoederen
  • Jeroen van Veen, Gemeente Weert, Concerncontroller

Rijksoverheid, management:

  • Jojanneke Kraan, Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Team coördinator Aanpak Dakloosheid
  • Rachid El Bachiri, Justitiële ICT Organisatie, Afdelingshoofd klantenteam DJI

Rijksoverheid, beleid:

  • Liza Zobdeh, Ministerie van Economische Zaken en Klimaat, Coördinator Diversiteit, Gelijkwaardigheid & Inclusie
  • Annelies van Eekelen, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Projectleider Aanpak energiearmoede

Rijksoverheid, ondersteunend/uitvoerend

  • Jille Koop, Rijksvastgoedbedrijf, Adviseur Duurzaamheid
  • Sonja Pennings, Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen, Communicatieadviseur

*) Remco Duisterhof verkozen tot Ambtenaar van het Jaar 2022, Blogs Beroepseer, 16 december 2023: https://beroepseer.nl/

Uitgebreide info over de 12 finalisten: https://ambtenaarvanhetjaar.nl

Meer info over de verkiezing op Publiek denken: https://publiekdenken.nl/

Magazine Publiek denken: https://publiekdenken.nl/over-publiek-denken/

U P D A T E

Annelies van Eekelen is gekozen tot Ambtenaar van het Jaar 2023. Maarten Veldhuis  krijgt de meeste stemmen van het publiek: https://ambtenaarvanhetjaar.nl/

Ambtelijk activisme en ambtelijk vakmanschap. Hoe verhoudt de ambtenaar zich tot activisme?

Actie voeren of activisme is volgens de definitie: pogingen van individuen of groepen om op buitenparlementaire wijze, maar binnen de grenzen van de wet, politieke besluitvorming te beïnvloeden. Gaat activisme vooral over strijd, tegenmacht, de barricades op? Of kent het ook andere vormen, zoals intrinsieke drijfveer, van binnenuit? Is een verbreding van het begrip activisme waardevol, of verliest het dan juist zijn scherpte en kracht? Steeds meer mensen vragen zich af: hoe verhoud ik me eigenlijk tot activisme?
Zinnige vragen waarop in het aan activisme gewijde septembernummer *2023) van het Tijdschrift voor begeleidingskunde antwoorden worden gegeven. Naast het ‘klassieke’ activisme, zoals dat van Extinction Rebellion bijvoorbeeld, is er nog een zachtere vorm. Daarover schrijft Gijs Diercks in zijn artikel Ambtelijk activisme als legitiem onderdeel van ambtelijk vakmanschap.
Dr. Gijs Diercks is senior onderzoeker en adviseur van DRIFT – Dutch Research Institute For Transitions, aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.*)

Sociale innovatie

Activisme is, schrijft Diercks, een vorm van sociale innovatie en daarmee een belangrijke veranderkracht in de samenleving die historisch gezien minstens even belangrijk is als haar technologische evenknie: “Nu klimaatontwrichting zichtbaar en dichterbij komt, is het geen verrassing dat ook activisme volop wordt ingezet om het tij te keren en de planeet leefbaar te houden voor huidige en toekomstige generaties. Ook binnen de wetenschap was 2022 een jaar vol activisme. In Eindhoven, Twente en Rotterdam bezetten studenten en werknemers gebouwen. Begin 2023 volgde de UvA. Alhoewel het universiteitsbesturen niet lukte hier fatsoenlijk op te reageren is de discussie over activisme binnen de wetenschap niet nieuw. Een wetenschapper die zich wil uitspreken als activist kan zich gesterkt voelen door een lange traditie, waarin met elkaar normen en kaders zijn ontwikkeld hoe dit activisme eruit kan zien zonder het aanzicht van de wetenschap aan te tasten. Zo is de valse tegenstelling tussen ‘waarden beladen’ activisme en ’waardevrije’ wetenschap door velen al lang losgelaten”.

Ongepast

In de ambtenarij lijkt activisme niet te bestaan. Het wordt vooral als ongepast ervaren. Diercks: “Tot 2022. Een groep Amsterdamse ambtenaren klom toen in de pen om een brandbrief op te stellen: zij kunnen zich niet meer verenigen met het klimaatbeleid, de uitvoering daarvan en de prioriteit die de gemeente Amsterdam eraan geeft. Voor hen is deze ontstane situatie in strijd met hun ambtelijke eed, die vraagt om te handelen wanneer de integriteit en geloofwaardigheid van de ambtenaar in het geding zijn. De brief is intussen al door 1800 Amsterdamse ambtenaren ondertekend”.

De hamvraag is: Mag een ambtenaar activistisch zijn,  zich activistisch gedragen? “Waar ambtenaren neutrale uitvoerders van beleid zouden moeten zijn, ontpoppen zij zich hier als klimaat-activistische burgers en ambtenaren tegelijk”, stelde Bas van Horn**). Deze taakopvatting schrijft Diercks, past binnen de klassieke bestuurscultuur waarin ambtenaren hun politieke leiding hebben te volgen en zij gehoorzaam en neutraal moeten zijn. De gedachte is dat een onpersoonlijke relatie en het streven naar absolute objectiviteit zou moeten zorgen voor gelijke behandeling, voorspelbaarheid en het voorkomen van willekeur.

Diercks: “Geen gekke gedachte natuurlijk, maar ik heb twee problemen met deze redenering. Ten eerste is het maar de vraag of deze ambtenaren daadwerkelijk buiten de lijnen van hun professionele rolopvatting stappen. Dit activisme is namelijk niet zo particulier als Bas van Horn hier doet vermoeden, en kan wel degelijk voortkomen uit de professionele inschatting van de ambtenaren. Zo kunnen ambtenaren aangeven dat met het huidige beleid het maximum van 1.5 graad opwarming overschreden wordt. Dat het beleid niet in lijn is met de mensenrechten of de Sustainable Development Goals. Dat het beleid niet optelt tot de door de overheid zelf opgestelde doelen of botst met andere beleidsvelden. Daarmee is de kerntaak van de ambtenaar niet veranderd, maar kijkt de ambtenaar simpelweg over de grenzen van het eigen afgebakende beleidsterrein, directe beleidsdirectie of bewindspersoon. Dit is een goed verdedigbare houding gezien de complexiteit van de opgaven waar veel ambtenaren aan werken”.

Normatieve professional

Volgens Diercks behoort het begrip ’normatieve professional’ een rol te spelen in de bredere zoektocht naar ambtelijk vakmanschap***)  en het goed invullen van een zekere mate van ‘ambtelijke ruimte’ die altijd zal bestaan tussen politieke ambitie en daadwerkelijke uitvoering: “Het is ook een kant van de ambtenarij die langzaam naar de achtergrond is geschoven en dit is problematisch. Zo stelt Eric Pool in zijn boek ‘Tussen macht en moed’ dat waar macht is, ook tegenmacht moet zijn en dat de ambtenarij daar een belangrijke rol in heeft te vervullen.
Wat er gebeurt als die tegenmacht ontbreekt, is de afgelopen tijd pijnlijk duidelijk geworden in bijvoorbeeld de dossiers rond de gaswinning in Groningen en de toeslagenaffaire. Waar waren de ambtenaren die aan de bel trokken?”

Reflexieve monitoring

Diercks ziet ambtelijk activisme als legitiem onderdeel van ambtelijk vakmanschap. Daarbij stelt hij dat we die ruimte niet alleen moeten faciliteren maar ook leren begrenzen door gebruik te maken van reflexieve monitoring en evaluatie, een vorm van procesbegeleiding die bestaat uit een combinatie van theorie en praktische instrumenten voor transitiegericht leren en handelen. “Transitiegericht, dus op zoek naar fundamentele verandering waarbij de overheid ook reflecteert op de rol en positie van de overheid zelf. Waar doet ‘de overheid’ de goede dingen en waar staan we vanuit onze klassieke rol de transitie juist in de weg? En wat kunnen we hieraan doen?”

Met relfexieve monitoring blijft het gesprek over wat wel en niet gepast, effectief en/of legitiem is niet iets theoretisch, maar kan het worden verbonden met het inpassen in de dagelijkse praktijk van het ambtelijk werk.

Lees het hele artikel van Gijs Diercks, Ambtelijk activisme als legitiem onderdeel van ambtelijk vakmanschap, Tijdschrift voor Begeleidingskunde, september 2023: https://beroepseer.nl

Tijdschrift voor Begeleidingskunde verschijnt vier keer per jaar. Onderdeel van het abonnement is de gratis toegang tot het online archief van het tijdschrift  met daarin alle artikelen en eerder verschenen uitgaven. www.lvsc.eu/kennisbank/tsvb-2023-03-thema-activisme

Noten
*) DRIFT doet onderzoek op het gebied van duurzaamheidstransities. https://drift.eur.nl/
**) Van Horn, B. (2022). Dwingende ambtenaren, RO Magazine. https://romagazine.nl/artikel/28078/dwingende-ambtenaren
***) Jansen, T., H. Wilmink, G. van Nunen, C. van der Meulen, M. Bokhorst en M. van Leeuwen(2022), Het recht op ambtelijk vakmanschap, https://beroepseer.nl/actueel-in-beroepseer/het-recht-op-ambtelijk-vakmanschap-verschenen/ 

Oratie over collectief moreel vakmanschap en bestuurlijke integriteit

Voordat Leonie Heres haar oratie Collectief moreel vakmanschap uitsprak op 15 september 2023 had zij een gesprek met Binnenlands Bestuur, tijdschrift en journalistieke nieuwssite voor ambtenaren en bestuurders.
Integriteit in de politiek blijkt een voortdurende bron van zorg is. Of het nu gaat om belangenverstrengeling, machtsmisbruik, grensoverschrijdend gedrag of het lekken van informatie, je integer gedragen is in de praktijk moeilijker dan het lijkt. Of liever: het is geen eenvoudige kwestie van ‘goed’ of  ‘fout’.
Heres sprak haar rede in verkorte vorm uit bij de aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar Integriteit van het Lokaal Bestuur bij de Erasmus School of Social and Behavioural Sciences. De leerstoel is ingesteld door de Gemeente Rotterdam.

De vraag van Wouter Boonstra van Binnenlands Bestuur: Hoe kwam u tot het thema ‘collectief moreel vakmanschap’?

“Bij integriteit van het openbaar bestuur gaat het vaak over waar het misgaat en over richtlijnen en kaders. Dat is voor bestuurders en ambtenaren niet motiverend, want je hoort vooral wat het niet moet zijn. Maar wat moet integriteit wél zijn? Waar streven we naar? En hoe komen we daar? Collectief moreel vakmanschap betekent dat je wilt dat het openbaar bestuur als collectief hoge ethische normen nastreeft en men zichzelf doorontwikkelt om integriteit te bevorderen. En goed kijkt welke kwaliteiten nodig zijn om daar invulling aan te geven. Ik bepleit dat integriteit niet iets is wat je individueel doet. Veel gedrag ontstaat in samenwerking, overleg, discussie en debat. Integriteit komt tot stand in en door gezamenlijk handelen. Daar moeten we aandacht voor hebben”.

Wat maakt het zo lastig om integriteit in het openbaar bestuur te verankeren?

“Vooral bij bestuurlijke integriteit stappen we er soms te gemakkelijk overheen dat er andere verhoudingen zijn dan in een werkgever-werknemerrelatie. De raadsvoorzitter is bijvoorbeeld niet de baas van de raadsleden. De hiërarchie is anders. Het kan lastig zijn om op te treden, want het zijn gekozen volksvertegenwoordigers en door de raad aangestelde bestuurders. Maar we verwachten wel dat wordt opgetreden. Ook op andere manieren sluiten verwachtingen, gedrag en structuren nog niet goed op elkaar aan. Burgers zijn vaak verbaasd en verontwaardigd over wat er gebeurt. Dat heeft te maken met de aard van het ambt. Meer inzicht is nodig om dat beter te begrijpen en te zien waar mogelijkheden liggen om collectief moreel vakmanschap te versterken”.

Integriteitsparadox

Heres benoemt in haar oratie een paar ‘incidenten’ uit 2006: een wethouder die opstapt, een burgemeester die ‘zichzelf’ laat onderzoeken omwille van een al te gemakkelijk verleende bouwvergunning – integriteitskwesties in de Nederlandse, lokale politiek, die ons in het verleden bezighielden. In 2022 is er volgens de Politieke Integriteitsindex (PII) sprake van 75 gevallen van (vermeende) integriteitsschendingen. Waaronder een burgemeester die een raadslid heeft uitgescholden voor ‘lul’ en ‘gladjanus’ – een opmerkelijke stijging nadat het aantal meldingen de zes voorgaande jaren rond de vijftig lag.

Zijn we in Nederland steeds een beetje minder integer aan het worden? Dat is nog maar de vraag. Volgens Heres kan de (toenemende) aandacht voor integriteit juist leiden tot meer meldingen en discussies over integriteitsschendingen, wat de schijn van een groter probleem kan wekken, zelfs als dit niet noodzakelijkerwijs het geval is. Dit fenomeen wordt aangeduid als de ‘integriteitsparadox’.

Bestuurlijke integriteit is vooral het gevolg van een proces van collectief moreel vakmanschap van politieke ambtsdragers. Waarbij – als het goed is – integriteit diepgeworteld moet zijn in hun interacties, normen en waarden. Om zo een cultuur van integriteit in de politiek te creëren, waarin normen en waarden worden geïnternaliseerd en dagelijks en gezamenlijk worden toegepast.

Downloaden Collectief moreel vakmanschap, door prof. dr. Leonie Heres, Erasmus Universiteit Rotterdam, september 2023: www.eur.nl/media/114780

Moreel gedrag staat niet op zichzelf, door Wouter Boonstra, Binnenlans Bestuur, 15 september 2023: www.binnenlandsbestuur.nl

Leonie Heres ziet ‘collectief moreel vakmanschap’ als voorwaarde voor ‘integriteit’, Overheid van nu, 13 oktober 2023: www.overheidvannu.nl