Skip to main content

Redactie Beroepseer

wetenschappelijke integriteit symposium LERU

League of European Research Universities in gesprek over wetenschappelijke integriteit

Op een symposium in Leiden van de League of European Research Universities (LERU) over wetenschappelijke integriteit waren ongeveer zestig deelnemers aanwezig: vertegenwoordigers van universiteiten binnen LERU en leden van een commissie wetenschappelijke integriteit van verschillende Nederlandse universiteiten en hogescholen.
Hoe gaan commissies wetenschappelijke integriteit van universiteiten te werk en wat kunnen ze van elkaar leren? Hierover werd gediscussieerd onder leiding van Frits Rosendaal, hoogleraar Klinische epidemiologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC).

Wetenschappelijke integriteit

Op het symposium dat op 21 mei 2019 plaatsvond, werd uitgebreid ingegaan op verschillende cases. Bij schendingen van de wetenschappelijke integriteit is er vaak nog sprake van een grijs gebied. “Worden co-auteurs bijvoorbeeld ook verantwoordelijk gehouden, of is alleen de eerste auteur verantwoordelijk?”, vroegen de deelnemers zich af.

Ook hebben universiteiten in Europa vaak verschillende richtlijnen. “Neem de publicatie van een onderzoek. De ene universiteit noemt een overtreder openbaar bij naam en toenaam, terwijl andere universiteiten het slechts anoniem of intern houden. Over deze onderwerpen hebben we tijdens het symposium een goede discussie gevoerd”, vertelt Rosendaal.

Betere samenwerking universiteiten

De LERU streeft naar samenwerking en harmonisatie op het gebied van wetenschappelijke integriteit. Op het symposium is ook gesproken over hoe dit bereikt zou kunnen worden. Daarom heeft Rosendaal bij 18 universiteiten binnen de LERU en in Nederland een vragenlijst uitgezet over hoe zij omgaan met verschillende voorbeelden van het schenden van de wetenschappelijke integriteit. De overeenkomsten en verschillen presenteerde hij tijdens het symposium.

Een onderdeel van een betere samenwerking tussen universiteiten is het efficiĂ«nt uitwisselen van informatie. “Nu is het vaak nog zo dat wetenschappers die verdacht worden van fraude makkelijk aan de slag kunnen bij een andere universiteit. Dit omdat universiteiten meestal geen informatie geven over ex-werknemers. Door een vorm te vinden waarbij we dit soort informatie wel kunnen delen, denk bijvoorbeeld aan een soort VOG, hopen we de wetenschappelijke integriteit in Europa in de toekomst beter te waarborgen”.

League of European Research Universities (LERU) in gesprek over wetenschappelijke integriteit. LUMC, 27 mei 2019: www.lumc.nl/over-het-lumc

League of European Research Universities – 23 leading universities pushing the frontiers of innovative research, The LERU Network: https://www.leru.org/

Zie ook de bundel Goed werk voor academici, Gabriël van den Brink, Wout Scholten & Thijs Jansen (red.), uitgave Stichting Beroepseer, 2016: https://beroepseer.nl

Omslagproefschrift Bert Wienen inclusief onderwijs

Promotie Bert Wienen over inclusief onderwijs: Naar een meer ontspannen onderwijs- en zorgpraktijk

Vanmiddag 3 juni 2019 promoveert Bert Wienen op de rol van medicalisering en leefstijlpolitiek in het onderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen bij de Faculteit Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. Het onderwerp heeft al lange tijd zijn belangstelling. Steeds meer kinderen in het regulier onderwijs krijgen psychische hulp of medicatie vanwege AD(H)D, angst of depressie.
Bert Wienen is psycholoog, onderwijswetenschapper en bedrijfskundige en heeft ervaring in de jeugdhulp en in het onderwijs. Vanaf 2018 werkt Wienen als Associate Lector bij het lectoraat Jeugd van Hogeschool Windesheim in Zwolle en als zelfstandig adviseur en projectleider. Sinds 2010 is Wienen gemeenteraadslid in Assen en sinds 2018 lid van de VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) bestuurscommissie Zorg, Jeugd en Onderwijs.

Hoe kan dit?

Wienen schrijft in zijn proefschrift dat hij zichzelf gedurende zijn promotieonderzoek vaak de vraag heeft gesteld: “Hoe kan dit? Hoe kan het dat zoveel kinderen en jongeren in Nederland een diagnose, zoals bijvoorbeeld ADHD, krijgen? Wat gebeurt er nu precies op de grens van onderwijs en jeugdhulp rond dit soort diagnoses? En is de manier waar op we ons onderwijs organiseren en dat wat we daarin belangrijk vinden niet in hoge mate van invloed op dat wat we massaal als ‘ziek’ zijn gaan bestempelen? Het hield en houdt mij bezig.
Het kan toch niet zo zijn dat er in Nederland zoveel kinderen en jongeren ‘ziek’ zijn?
In sommige gemeenten krijgt maar liefst 1 op de 8 kinderen te maken met een vorm van jeugdhulp. Nog steeds vraag ik mij af: wie heeft er nu echt baat bij deze medicalisering van gedrag? Zijn de kinderen en jongeren dat? Zijn wij, volwassenen, dat? Omdat het er dan voor ons overzichtelijker op wordt? Omdat we er geld mee verdienen, er onze professionaliteit of status aan ontlenen? Omdat we onszelf en elkaar voorhouden dat wanneer we iets een naam geven we het direct begrijpen en de oplossing binnen handbereik is? Ligt het aan onze wens om de wereld te begrijpen en in de vingers te krijgen, of om de wereld te “bemeesteren”, zoals Paul Verhaeghe dat noemt?”

Weten we van gekkigheid nog wel wat normaal is?

Volgens Wienen zit de kracht van zijn proefschrift, of in ieder geval het promotieonderzoek erin dat “ik op zoveel snijvlakken mijn werk kon (en kan) doen. Het continu schakelen tussen de werelden van onderwijs en zorg en mijn rol als vader, praktijkmens, onderzoeker, wetenschapper en politicus is en was het lastigste, maar ook het meest waardevolle in dit project. Ik kon genieten van het deelnemen aan het maatschappelijk debat […] bijvoorbeeld op basis van de lezing die ik gedurende dit proefschrift ontwikkelde […] met de titel: Weten we van gekkigheid nog wel wat normaal is?”

De belangrijke vraag die we volgens Wienen tot ons moeten laten doordringen is: Waarom organiseren en vormen we de samenleving zo dat er zoveel kinderen en jongeren een vorm van jeugdhulp nodig hebben?

Tussen wetenschap en praktijk

Wienen heeft zich dus vaak een grensgeval gevoeld en moest tijdens zijn onderzoek regelmatig een grens  passeren. Ook de grens  tussen praktijk en wetenschap: “Voor mij is het belangrijk dat mijn werk bijdraagt (in ieder geval voor mijn gevoel) aan een iets betere wereld. Maar dat is als wetenschapper niet altijd makkelijk. Wetenschap is vaak afstandelijk, abstraherend en niet direct praktisch. Terwijl de praktijk soms gewoon vraagt om concrete oplossingen en handreikingen die niet te veel tijd kosten. Ik vond het prachtig om gedurende de periode van dit proefschriftproject steeds te schakelen. De praktijk in te brengen in de wetenschap en de wetenschap in de praktijk”.

Drie conclusies

Wienen noemt drie overkoepelende conclusies uit zijn verschillende onderzoeken:

1. Leerkrachten zijn een zeer heterogene groep voor wat betreft de perceptie van het gedrag van kinderen in de klas;
2. De context waarbinnen de leraar werkt heeft invloed op zijn/haar perceptie ten opzichte van het gedrag van
leerlingen;
3. De grootste groep leraren staat ambivalent ten opzichte van het nut van een classificatie in de onderwijscontext maar ziet er vooral voordelen van.

Negatieve spiraal voorkomen

“Op basis van het onderzoek wijzen we erop dat een ADHD-classificatie voor een leraar de functie kan hebben om ‘mentaal te ontsnappen’ aan het overbelaste onderwijssysteem. Het is voor professionals die betrokken zijn bij het stellen van classificaties daarom belangrijk om goed te achterhalen waar een wens tot een ADHD-classificatie echt vandaan komt.
Uit de resultaten in dit onderzoek leiden we af dat wanneer een leraar terechtkomt in een negatieve spiraal in de klas, de kans bestaat dat hij of zij meer en meer kinderen als problematisch of afwijkend gaat beschouwen.
Een belangrijke implicatie voor beleidsmakers is daarom ook om leraren op die negatieve spiraal te wijzen en hen de mogelijkheid te geven om uit deze spiraal te komen en hulp te vragen. Het ideaal van inclusieve vormen van onderwijs kan ook verkeerd uitpakken als leraren meer kinderen als afwijkend van de norm beschouwen. In de uiterste vorm gaat het ideaal van inclusief onderwijs dan leiden tot meer in plaats van minder classificaties.

Signalen van leraren dat er zaken niet goed gaan in de klas moeten daarom uiterst serieus worden genomen. Ons onderzoek suggereert dat het ook kan helpen om leraren meer ruimte en tijd voor training en coaching te geven”.

Wienen geeft ook aanbevelingen voor verder onderzoek. Daarbij is belangrijk om te werken met onderzoeksdesigns waarin rekening gehouden wordt met verschillen tussen scholen, leraren en leerlingen.

De promotie van Bert Wienen vindt plaats op maandag 3 juni 2019 om 14.30 uur in Academiegebouw van de Rijksuniversiteit van Groningen: www.rug.nl

Proefschrift Inclusive education: from individual to context, Wienen, A. W., 2019, [Groningen]: Rijksuniversiteit Groningen. 143 p.: www.rug.nl

Bert Wienen schreef het hoofdstuk Hoe onze hoge verwachtingen van kinderen in het onderwijs ziekmakend worden voor het boek Écht doen wat nodig is. Pleidooi voor kleinschalige effectieve jeugdhulp, uitgave van Stichting Beroepseer, november 2018: https://beroepseer.vrijeboeken.com

23 maatschappelijke organisaties lanceren ‘Manifest voor het Kind’

Stichting Beroepseer sluit zich  aan bij Het Manifest van het Kind dat op initiatief van vakbond FNV met 23 maatschappelijke organisaties*) is opgesteld. Een roep om te komen tot de beste zorg voor kinderen. De organisaties maken zich zorgen dat kinderen in de jeugdzorg niet krijgen wat ze nodig hebben en daardoor bedreigd worden in hun ontwikkeling. Zij pleiten voor het centraal stellen van kinderen en professionals, over een goede prijs voor zorg en voor het maatschappelijke belang van zorg voor de jeugd.

Maaike van der Aar, bestuurder FNV Zorg & Welzijn: ‘Ik ben ongelooflijk trots dat partijen in het jeugdveld elkaar hebben opgezocht en gesterkt om deze maatschappelijk oproep te doen. Het is van levensbelang dat de zorg voor de kwetsbare jeugd in Nederland goed is geregeld. Daar staan wij allen voor.’

Stichting Beroepseer pleit voor effectieve, kleinschalige jeugdhulp. Het boek Écht doen wat nodig is –  in november 2018 verschenen in de boekenreeks Beroepseer – laat zien welke stappen er genomen kunnen worden om dat te bereiken. Op basis van het  boek organiseert Stichting Beroepseer het Alternatieven-lab jeugdhulp voor gemeenten. Doel is gemeenten en jeugdhulpprofessionals te prikkelen tot  andere oplossingen door een andere manier van kijken en handelen.
Op naar een jeugdhulp waarin professionals Ă©cht kunnen doen wat nodig is!

 

Manifest voor het Kind

1 juni is de Internationale Dag van het Kind. De kindertijd is voor de meeste mensen de gelukkigste periode in hun leven. Helaas is dat niet voor iedereen zo. EĂ©n op de tien kinderen krijgt te maken met tijdelijke of langer durende problemen. In het gezin of met zichzelf. Deze kinderen hebben voor korte of lange tijd extra hulp, zorg en ondersteuning nodig passend bij de eigen situatie.

Wij maken ons zorgen over die extra hulp, zorg en ondersteuning. Over het aanbod. Over de beschikbaarheid ervan. Over de wachtlijsten. Over de professionals die de hulp en zorg moeten bieden maar door het vele papierwerk, en krapte in bezetting, veel te weinig tijd hebben. We maken ons zorgen over de kinderen die geen passende hulp, te weinig aandacht en teveel verschillende hulpverleners krijgen. We maken ons zorgen omdat kinderen zo niet krijgen wat ze nodig hebben en daardoor bedreigd worden in hun ontwikkeling.

Opgeven is voor ons geen optie. Zo doorgaan kan ook niet. Er moet iets veranderen. Nu. En in gezamenlijkheid. We willen allemaal de beste zorg voor onze kinderen. We hebben daarin allen een eigen verantwoordelijkheid, maar we hebben elkĂĄĂĄr nodig om echt tot een beter Nederland te komen waarin alle kinderen kind mogen zijn.

Wij werken samen aan de volgende punten:

Kinderen en professionals staan centraal

De kwetsbare kinderen, de gezinnen en de professionals die de zorg en hulp verlenen, vormen de kern van de zorg voor de jeugd. Het systeem eromheen moet ondersteunend zijn. Met de juiste randvoorwaarden staat het belang van het kind Ă©cht centraal.

Goede zorg heeft een prijs

We hebben de plicht om zorg van goede kwaliteit te leveren aan onze kinderen. Kwaliteit kost geld. Het beschikbare geld moet terechtkomen waar het nodig is. Als we het nu juist besteden, kost het later minder. Zo komen we tot genoeg passende en tijdige zorg die mee ontwikkelt met wat, naar steeds het beste inzicht, kinderen nodig hebben.

 Zorg voor jeugd is van maatschappelijk belang

Zorg voor jeugd gaat iedereen in de samenleving aan. Nu doen wat nodig is voor kwetsbare kinderen, zorgt later voor volwassenen die volwaardig kunnen meedoen in onze maatschappij. Daar zijn we allemaal bij gebaat. ‘Zorg voor de Jeugd’ is dus niet zomaar een titel van een actieplan, of van de sector, maar is iets van iedereen in onze samenleving.

*) Vakbonden: FNV Zorg & Welzijn, CNV Zorg & Welzijn, FBZ
Brancheorganisaties: Jeugdzorg Nederland, Sociaal Werk Nederland en VNG
Beroepsverenigingen: VNJA (Vereniging van Jeugdrechtadvocaten), NIP (Nederlands Instituut van Psychologen), Vereniging van Geestelijke Verzorgers, NVLF (Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie), FVB (Federatie Vaktherapeutische Beroepen), NVO (Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundigen), BPSW (Beroepsvereniging van professionals in sociaal werk), Koninklijk Genootschap voor Fysiotherapie en Ergotherapie Nederland
Belangenorganisaties: ieder(in), Jong Wijs, Kinderrechten Collectief, LOC Jeugd, MIND, Defence for Children, Het Vergeten Kind en Stichting Beroepseer

Manifest voor het Kind in PDF: https://beroepseer.nl

23 maatschappelijke organisaties lanceren ‘Manifest voor het Kind’, FNV , 31 mei 2019: www.fnv.nl

Stichting Beroepseer organiseert Alternatieven-lab Jeugdhulp door heel Nederland: https://beroepseer.nl

 

De reden waarom inperking van keuzevrijheid in de zorg grotendeels aan het zicht onttrokken blijft

Op de site van de brancheorganisatie voor zzp’ers in de zorg, Solo Partners (ruim 10.000 leden) staat een artikel dat daar volgens eigen zeggen niet zou moeten staan. De brancheorganisatie maakt zich zorgen over de keuzevrijheid van verzekerden. Die zou in in de knel komen. Het recht om als verzekerde zelf de zorgverlener te mogen kiezen lijkt de verzekerde langzamerhand te worden ontnomen : “U betaalt een heel leven lang iedere maand premie aan een zorgverzekeraar. Door deze maandelijkse betaling denkt u verzekerd te zijn van passende zorg wanneer dit nodig is. In deze kabinetsperiode is er echter iets vreemds aan de hand. Uw grondrecht om zelf een zorgaanbieder te mogen kiezen, wordt afgebouwd zonder dat u hiervoor toestemming heeft gegeven. Het is zelfs nooit onderdeel geweest van een verkiezingscampagne. De discussie over wat voor gevolgen het heeft voor u als verzekerde wordt vermeden. Wat vindt u daarvan?”

Wie gaat dit vraagstuk oppakken? De verzekerden? Solo Partners merkt terecht op dat er geen belangenorganisatie voor zorgverzekerden bestaat die dit soort onderwerpen op de kaart zet. Bij gebrek aan zo’n organisatie zijn verzekerden niet in staat een vuist te maken en op te komen voor hun rechten.

Zo laag mogelijke kosten

Om de kosten van de zorg te beheersen, aldus Solo Partners, neemt het ministerie van Volksgezondheid (VWS) steeds nieuwe maatregelen, ook als ze het grondrecht van keuzevrijheid in de zorg aantasten.
Zorgverzekeraars zijn goed georganiseerd, werken nauwgezet samen binnen Zorgverzekeraars Nederland Ă©n ontvangen het geld van polishouders. Het is voor het ministerie heel prettig samenwerken met zorgverzekeraars, zij zijn in de praktijk de machtigste partij binnen de gezondheidszorg en voor de overheid een logisch loket als je op zoek bent naar het betaalbaar houden van zorg. Als gevolg hiervan werken de ministers en zorgverzekeraars nauw samen.
Zorgaanbieders hebben geen goede positie binnen die relatie. Zij moeten omgaan met hetgeen het ministerie en zorgverzekeraars samen besluiten.

Hoewel men zorgverzekeraars misschien graag in een maatschappelijke rol ziet bij het verdelen van zorggelden, blijken zij in de praktijk hetzelfde te doen als andere schadeverzekeraars: kosten van schade (aan lichaam en/of geest) proberen zo laag mogelijk de houden.
En zo sluiten zorgverzekeraars met zorgaanbieders contracten met gedetailleerde afspraken, ook wel ‘wurgcontracten’ genoemd, dus contracten waarover niet te onderhandelen valt.

Het komt erop neer dat zorgverzekeraars het liefst alleen zorg van zorgaanbieders vergoeden met wie een contract is afgesloten. Dat is de zogenaamde gecontracteerde zorg. Zorgaanbieders met wie geen contract is afgesloten ondervinden moeilijkheden. Ze klagen terecht dat ze worden tegengewerkt door de zorgverzekeraars.
Zorgverzekeraars sturen actief aan op gecontracteerde zorg. Volgens Solo Partners zou dit allemaal nog best redelijk zijn, als werd voldaan aan drie eisen:

  1. Het zorgaanbod dat wordt gecontracteerd voldoet aan uw rechten en wensen.
  2. Het zorgaanbod dat wordt gecontracteerd biedt u volop de mogelijkheid om te kiezen.
  3. De zorgverzekeraar koopt actief in op kwalitatief goede zorg.

In de praktijk blijkt dat aan geen van deze drie eisen wordt voldaan.  Bijvoorbeeld: als u ziek wordt krijgt u niet waar u wettelijk recht op heeft. Helaas komt u daar pas achter op het moment dat u daadwerkelijk zorg nodig heeft en op dat moment heeft u niet de energie om uw recht te claimen. En dat is precies de reden waarom de inperking van keuzevrijheid in de zorg grotendeels aan het zicht onttrokken blijft. De verzekerden die er vooral mee te maken hebben zijn ziek en hoort u niet.

Ten koste van kleinere zorgaanbieders

Zorgverzekeraars contracteren in de praktijk vooral meer van hetzelfde en investeren niet in een divers zorgaanbod met voldoende keuzevrijheid voor verzekerden. Dit levert namelijk administratieve lasten op voor zorgverzekeraars. Grote zorgorganisaties worden hierdoor groter terwijl kleinere zorgaanbieders stelselmatig worden belemmerd en genegeerd. De groei van grote zorgorganisaties gaat ten koste van de innovatieve, kleinere zorgaanbieders.
Niet de kwaliteit van zorg staat centraal, maar de kosten.

Afbraakproces in volle gang

Zoals bekend heeft de vorige minister van Volksgezondheid mevrouw Edith Schippers  al eens geprobeerd te tornen aan het recht op vrije artsenkeuze. De Eerste Kamer stemde in december 2018 tegen haar wetsvoorstel de vrije artsenkeuze af te schaffen. En hoewel er sindsdien geen nieuwe poging is gedaan door de overheid de vrije artsenkeuze aan banden te leggen, feit is wel dat het afbraakproces van dat recht in volle gang is. Oorzaak daarvan zijn de zorgverzekeraars. Zij willen af van ongecontracteerde zorgverleners en als het zo doorgaat zal dat lukken. Ongecontracteerde zorgverlening wordt verweten de zorg onnodig duur te maken; keuzevrijheid zou verwarrend zijn voor de verzekerden.

Zorg op maat

Maar is het wel waar wat hier beweerd wordt? Wordt hier niet een sprookje verteld over de hoge kosten van niet-gecontracteerde zorg vraagt Solo Partners?  Is er wel onderzoek gedaan naar de verschillen in kosten van gecontracteerde en ongecontracteerde zorg?  En wie houdt er rekening met de verzekerden, de burgers, die zelf hun zorgverlener willen kiezen?

Als er onderzoek gedaan zou worden, dan zouden de conclusies van de 11.000 leden van Solo Partners luiden:

  • De enorme hoeveelheid zorgaanbieders is voortgekomen uit (a) de enorme vraag naar zorg en (b) de keuzevrijheid van verzekerden. De behoefte aan zorg op maat vraagt om specifiek aanbod.
  • Niet-gecontracteerde zorg is tientallen procenten goedkoper per uur en groeit in volume omdat het aanbod zo goed past bij de vraag. Niet-gecontracteerde zorg is dus niet duurder maar populairder dan gehoopt.

Geef uw mening

Solo Partners vraagt zich aan het eind van het artikel af hoe de brancheorganisatie van zzp’ers in de zorg met deze kwestie moet omgaan: “Want als we verzekerden in Nederland helpen door goede en betaalbare zorg te behouden, dan helpen we onze zelfstandige zorgaanbieders ook. Wij weten namelijk dat zij nodig zijn om die goede zorg te kunnen blijven verlenen. Wij zijn van mening dat zonder goede dialoog en gedegen onderzoek keuzevrijheid voor verzekerden moet blijven bestaan. Wat vindt u?”

Lees het hele artikel Het recht om als verzekerde zelf uw zorgverlener te mogen kiezen wordt steeds verder afgebouwd. Hoe vindt u dat? Solo Partners, 28 mei 2019. Onderaan de site staat een link naar een formulier waarop u uw mening kunt geven: https://www.solopartners.nl/nieuws/het-recht-om-als-verzekerde-zelf-uw-zorgverlener-te-mogen-kiezen-wordt-steeds-verder-afgebouwd-hoe-vindt-u-dat/ (Artikel staat niet meer op de site van Solo Partners)

Iemand uit het Oostblok merkte eens op – het was na de val van het
IJzeren Gordijn – dat een land waarin 
niets te kiezen is en
mensen niet zelf kunnen kiezen, geen vrij land is

Commentaar WO in Actie op Voorjaarsnota: extra geld voor onderwijs is veel te weinig

Na anderhalf jaar actievoeren komt er eindelijk extra geld voor het WO: 41 miljoen euro op jaarbasis, aldus de Voorjaarsnota 2019, aangeboden door het Ministerie van Financiën op 27 mei 2019. De Voorjaarsnota die halverwege het begrotingsjaar wordt gepubliceerd, geeft weer hoe het gaat met de lopende begroting van het Rijk. In de nota staan voorstellen over wijzigingen die nodig zijn in de uitgaven en inkomsten.

Op pagina 2 van de Voorjaarsnota 2019 staat:

… maakt het kabinet extra geld vrij voor knelpunten in de uitvoering van beleid. Voorbeelden zijn de tegemoetkoming aan gemeenten voor de kosten van de jeugdhulp, de gestegen kosten in het onderwijs door de toename van het aantal leerlingen en studenten, extra uitgaven voor bĂšta- en techniekopleidingen en het aanbrengen van balans in de financiĂ«n van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie.

Pagina 9:

Meer leerlingen en studenten dan eerder geraamd nemen deel aan het onderwijs. De kosten voor onderwijsinstellingen die hierdoor ontstaan worden gecompenseerd. Daarbovenop wordt structureel 41 miljoen euro per jaar vrijgemaakt voor bĂšta- en techniekopleidingen in het mbo en hoger onderwijs.

Vergadering WO in Actie op 28 juni 2019

Actiegroep WO in Actie*) laat weten dat de toekenning van 41 miljoen een mooi begin is, maar dat het bedrag niet voldoende is. WO in Actie eist 1,15 miljard per jaar erbij, niet alleen voor bĂšta-techniek maar voor alle wetenschappen. Om de eis kracht bij te zetten worden er nieuwe plannen bedacht voor actie voeren tijdens de opening van het academische jaar (eerste week van september).
Daarover kan worden meegepraat op de vergadering van WO in Actie op 28 juni 2019, aanvang 17.00 uur (tot ca. 18.30 u) bij de Algemene Onderwijsbond (AOb),
St Jacobsstraat 22, Utrecht.

Commentaar Algemene Onderwijsbond

Dat het kabinet geen cent heeft uitgetrokken voor verhoging van de salarissen en voor minder werkdruk in het onderwijs, vindt de Algemene Onderwijsbond “zwaar teleurstellend”. AOb-voorzitter Liesbeth Verheggen: “Twee maanden geleden voerden veertig duizend leraren en ondersteuners op het Malieveld nog actie voor meer salaris en minder werkdruk. Het kabinet negeert hun noodkreet volledig. Zo loopt het lerarentekort verder op, ten koste van de leerlingen”.

De economie draait op volle toeren, de inkomsten van het rijk stijgen en de uitgaven vallen op een fors aantal punten mee. Daardoor heeft het kabinet in deze voorjaarsnota miljarden euro’s extra te besteden. “Het onderwijs krijgt daarvan een schijntje”, zegt Verheggen. Zo trekt het kabinet 41 miljoen euro uit voor investeringen in bùta- en techniekopleidingen. Verder wordt er geld ingezet om de stijging van de leerlingen- en studentenaantallen op te vangen, maar dat is normaal: als je dat niet deed, was het een bezuiniging”.

Wat Verheggen mist in de voorjaarsnota is geld om de salariskloof tussen leerkrachten in het primair en het voortgezet onderwijs te dichten en geld voor meer salaris en minder werkdruk voor leraren en ondersteuners in de rest van het onderwijs.

WO in Actie: https://woinactie.org

Geen geld voor salaris of werkdruk in voorjaarsnota, door Rob Voorwinden, Algemene Onderwijsbond, 28 mei 2019: www.aob.nl

rood vierkant voor WOiActie
*)
WO in Actie komt op voor de belangen van het universitair onderwijs en de verwevenheid met wetenschappelijk onderzoek die, mede door de snelle toename van het aantal studenten, door forse en langdurige bezuinigingen onder sterke druk zijn komen te staan. WO in Actie is een landelijke platform voor lokale actie, verenigd rondom drie eisen:

  • afschaffing van de doelmatigheidskorting van 183 miljoen euro.
  • herstel van de overheidsbijdrage naar het niveau van 2000.
  • afschaffing van de lumpsumkorting van 19 miljoen euro.

Kan een buitenlands model de lokale journalistiek in Nederland versterken?

Hoe kunnen we de regionale en lokale journalistiek versterken? Daarover werd gediscussieerd op het congres De regio vecht terug dat plaatsvond op 22 mei 2019.
Jolande van de Beld deed er verslag van voor het Stimuleringsfonds voor de journalistiek (SVDJ). Uitgenodigd waren buitenlandse sprekers, onder wie journalist Matthew Barraclough die vertelde dat de BBC journalisten in Britse districten detacheert met de opdracht: bewaak de lokale democratie. Ze staan de lokale en regionale redacties bij en vullen gaten op in de redacties op. Dit initiatief, The Local News Partnerships (LNP) geheten, heeft ook in Nederland de belangstelling.

Barraclough begint zijn toespraak met: It’s not our fault, but maybe we can do more to be a better neighbour. Hij bedoelt dat te weinig mensen willen betalen voor journalistiek. Op internet is immers alles gratis.
Van de Beld: “Met name in de regio is door teruglopende abonnementsomzet een tekort ontstaan aan wat Barraclough ‘human resource’ noemt, ‘real reporters’. Meer dan eens verweten noodlijdende lokale kranten de BBC de veroorzaker te zijn van hun ellende. De BBC wordt immers gefinancierd met kijk- en luistergeld: een verplichte bijdrage voor iedere Brit met een radio of tv.

Barraclough benadrukt: de BBC voelt zich niet verantwoordelijk voor de erbarmelijke staat van de regiojournalistiek – vergeet niet dat de teruglopende advertentie-inkomsten ook een grote rol spelen. Maar feit blijft: de BBC heeft geld. En dus realiseerde Barraclough zich dat ze alsnog wel een helpende hand konden bieden aan ‘de buren’.

NOS is niet de BBC

Kort gezegd komt het BBC-model erop neer dat de omroep verslaggevers inhuurt die vervolgens in de regio aan de slag gaan. De BBC betaalt hun aanstelling. Volgens Barraclough sloot de omroep sinds de start van het project in 2017 al 144 contracten met verslaggevers af (dat moeten er 150 worden), voor een bedrag van omgerekend 8 miljoen euro. De verhalen die deze ‘local democracy reporters’ maken, komen in een database die vergelijkbaar is met die van persbureaus zoals AP en Reuters. Met als verschil dat het complete artikelen zijn, geen persberichten.
De verhalen kunnen vervolgens worden gebruikt door alle lokale en regionale media die zijn aangesloten bij de samenwerking. Op dit moment zijn er meer dan honderd organisaties met in totaal meer dan 950 media die meedoen (naast uiteraard de BBC zelf).

Barraclough ziet vele voordelen van het BBC-model. Allereerst dat er ĂŒberhaupt weer journalisten zijn die de ‘councils’ (districtsraden) controleren. Daarnaast bereiken verhalen meer mensen doordat ze door verschillende media kunnen worden gebruikt. En dat kan weer tot meer impact leiden”.

De vraag is of het  BBC-model geschikt is voor de Nederlandse journalistiek? Dat is niet zo vanzelfsprekend, bleek uit de reacties van de zaal. Niet iedereen wil dat de NOS de rol van de BBC krijgt. De autonomie van regionale media is belangrijk. Met het principe ‘wie betaalt, bepaalt’ in het achterhoofd lijken regionale redacties een beetje huiverig te zijn om te werken met een journalist die zijn geld krijgt van een andere mediaorganisatie.

Het Deense model

Er werd nog een ander model gepresenteerd op het congres: het Deense model, een boeiend voorbeeld van de rol die de overheid kan spelen binnen de journalistiek. In Denemarken draagt de overheid tot 30 procent bij aan de kosten van private mediaorganisaties. In 2018 kwam dit neer op 55 miljoen euro. Dit staat los van de financiering van de publieke omroep.
Het Deense model heeft zijn oorsprong in de achttiende eeuw. In eerste instantie was de financiële steun van de overheid bedoeld om druk en distributie van krantenbedrijven te bekostigen. Het geld wordt opgebracht door iedereen, via belastingen. De gedachte hierachter was dat kranten een rol spelen in het versterken van de democratie en dat elke burger in staat moet zijn een krant te kopen. De krant werd gezien als publiek goed, voor iedereen bereikbaar en betaalbaar, en dus ook publiek gesteund.
Het Deense model blijkt niet zaligmakend. Algemeen secretaris Thomas Bruning van de Nederlandse Vereniging van Journalisten suggereerde dan ook een eigen model voor Nederland te ontwerpen.

Lees de verslagen:
Gaat het ‘BBC-model’ de lokale journalistiek redden? door Jolande van de Beld, Stimuleringsfond voor de jounalistiek, 23 mei 2019: https://www.svdj.nl/nieuws/bbc-model-lokale-journalistiek/

Waarom de Deense overheid kranten steunt met belastinggeld door Jolande van de Beld, Stimuleringsfond voor de journalistiek, 23 mei 2019: https://www.svdj.nl/nieuws/deense-model-regio-vecht-terug/

Congres De regio vecht terug: https://regiovechtterug.nl/

De lokale omroep is overal, maar zit in de verdrukking, door Piet Bakker, Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 22 mei 2019: https://www.svdj.nl/nieuws/de-lokale-omroep-is-overal-maar-zit-wel-in-de-verdrukking/

Foto boven aan is van Harpenz

U P D A T E

Welk model voldoet voor staatssteun aan journalistiek?, door Dolf Rogmans, Villamedia, 24 mei 2019: www.villamedia.nl

 

Blog Annemieke van Maanen

Blog van talentbegeleider Annemieke van Manen: “Precies op het moment dat Margriet toe was aan een nieuwe stap, was de stoel af”

Een huisarts twittert dat kinderen vanaf dertien jaar met vermoeidheid en burn-out klachten geregeld op zijn spreekuur komen. Ze zijn meestal hoogopgeleid en hebben last van perfectionisme. Hij suggereert de kinderen regelmatig filosofie en lessen in levenskunst te geven. Dagblad Trouw meldt dat er jaarlijks dertienhonderd nieuwe gevallen van anorexia bijkomen*).

Behalve leren filosoferen is er nog een andere remedie: aandacht geven en kinderen iets leren zelf te maken. Neem bijvoorbeeld de in populariteit gestaag in aantal toenemende afdelingen van WALHALLAb, een creatieve leer- en werkplaats voor jongeren. Daar leren ze optimaal van hun begeleiders en van elkaar. Daar staat doen op nummer een in plaats van praten en dat leidt in de meeste gevallen tot echte communicatie.
Annemieke van Manen geeft een voorbeeld op haar blog Konijnenpaadjes in onderwijs. Sinds september 2018 volgt Van Manen de opleiding Talentbegeleider voortgezet onderwijs. Een talentbegeleider begeleidt cognitief begaafde kinderen. Van Manen stelt zichzelf de vraag op welke manieren zij kinderen die dreigen uit te vallen toch door of langs het huidige systeem heen kan helpen, zonder dat zij zichzelf verliezen: “En hoe kan ik met mijn ervaringen het systeem een beetje beter maken. Met hoofd, hart en handen”

Op stage bij WALHALLAb

Van Manens recentste verhaal gaat over Margriet van negentien: “Omdat het leven haar even niet al te gemakkelijk afging, was ze een tijdje op stage bij WALHALLAb. Ze kreeg de mogelijkheid om een oude Artifortstoel op te knappen. Margriet had nog nooit meubels gerestaureerd. Ze kende het werken met een naaimachine alleen van horen zeggen. Was niet bekend met de verwerking van leer. Toen ze begon met het demonteren van de stoel, had ze geen idee waar te beginnen. Ik gaf haar een schroevendraaier, die ze voorzichtig tussen het frame en de stof heen en weer bewoog. Toen de stof meegaf en ze een ijzeren draadje zag, ging het langzaam maar zeker bij haar dagen dat de bekleding op de stoel geniet was. Haar ogen begonnen te glimmen.

Van november tot mei hebben we bijna wekelijks samen aan de stoel gewerkt. Het was een enorme klus. We hebben de stoel eerst helemaal uitgekleed en ontdaan van alle oude ballast. Alle bekleding moest van de stoel af en alle (honderden) nietjes hebben we uit de stoel getrokken. De bekleding tornden we uit elkaar. Die oude stukken stof vormden de patronen voor de nieuwe bekleding. Met kussens en leer van afgedankte banken zijn we de naakte stoel gaan opbouwen.

In het begin was Margriet heel voorzichtig met alles wat ze deed. Tijdens het gepuzzel met patronen zagen we af en toe dingen over het hoofd: een leerstuk bleek toch te kort, het knippen was niet helemaal goed gegaan, een naad viel precies op een lastige plek. De oude stof was soms opgerekt en dus eigenlijk niet goed geschikt voor een patroon. Margriet schrok soms van deze tegenslag: wat nu? Maar altijd gingen we op zoek naar een nieuwe oplossing. Of we kwamen iemand tegen die ons hielp, het voor ons relativeerde of een goede tip gaf.

[…]

Toen ik met Margriet aan de stoel begon, had ik geen idee waarom ze bij WALHALLAb was. Ik ging ervan uit dat ze het leuk vond om met haar handen te werken. We bouwden een band op. En in de loop van onze samenwerking vertelde Margriet wat ze wilde vertellen. En dat was genoeg.

Precies op het moment dat Margriet toe was aan een nieuwe stap, was de stoel af. Margriet kondigde zelf aan dat ze verder ging. Inmiddels is ze begonnen met een werkstage in de kinderopvang. Wat? Ze is niet aan de slag als leerling in een meubelstoffeerderij? Nee. En dat was ook helemaal niet de bedoeling. Ze heeft haar leven weer opgepakt en haar eigen route bepaald”.

Lees de hele blog van Annemieke van Manen, ARTIFROG©, Konijnenpaadjes in onderwijs, 19 mei 2019: https://konijnenpaadjes.wordpress.com

WALHALLAb: https://www.walhallab.nl

Noot
*)
Docent Madeleine van Cann brengt haar leerlingen bij dat er meer is in het leven dan optimaal presteren,
door Peter Henk Steenhuis, Trouw, 22 mei 2019: www.trouw.nl

Aan slecht imago van beroepsonderwijs lijkt einde te komen. Vakmanschap is het sleutelwoord

Langzaam maar zeker kruipt het beroepsonderwijs uit het dal. Vakmanschap is daarbij het sleutelwoord. Jarenlang zat het voorbereidend en middelbaar beroepsonderwijs in de hoek waar de klappen vallen. Veel ouders deden er alles aan om hun kind vooral niet naar het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo) te laten gaan. Nee, het moest minimaal havo zijn, desnoods mavo of vmbo-t, want dan was de weg naar een hogere, theoretische opleiding tenminste nog niet afgesloten. Leraren worden zelfs door ouders onder druk gezet om een havo-advies te geven.

Speciale editie over onderwijs

Weekblad De Groene Amsterdammer heeft een speciale editie gewijd aan het onderwijs. Een van de artikelen gaat over het beroepsonderwijs, geschreven door Evert de Vos. Hij bezocht een aantal scholen, waaronder het Nova College in Beverwijk, waar de 18-jarige Lucas van Hensbergen de timmermansopleiding volgt. Zijn praktijkbegeleider Ron Metselaar noemt hem ‘een talentje’: “Net als bij voetbal zie je het vaak binnen een paar minuten. De manier waarop hij een hamer vastpakt, de zorgvuldigheid waarmee hij met gereedschap omgaat, dat zegt veel. Van hem maken we wel een vakman”.

De mbo 3-opleiding tot allround timmerman wordt verzorgd door Bouwmensen Kennemerland Zaanstreek Waterland (kzw), een samenwerkingsverband van vijftien bouwbedrijven uit de regio, en het Nova College. “Na die drie jaar hebben ze een gedegen vakkennis van het gereedschap en de materialen waarmee ze werken’, zegt Metselaar. Maar we doen veel mĂ©Ă©r. We leren de jongens – er zijn zelden meisjes – hoe ze zich op een bouwplaats moeten gedragen. Hoe ze zich staande houden en over het werk kunnen overleggen – ook met andere disciplines. Met loodgieters, metselaars, stukadoors”.

Imago gebaseerd op onwetendheid

Aan het slechte imago waaraan het beroepsonderwijs de afgelopen decennia heeft geleden, lijkt een einde te komen. Er is een omslag te bespeuren. De Vos refereert aan een artikel in de Volkskrant waarin Thomas van der Staak en Jan Nijhuis, directeuren van het Landstede MBO Zwolle stelden dat er met het beroepsonderwijs niets mis is: “Het gepersonaliseerde leren op het mbo biedt iedere jongere volop kansen om zich op zijn eigen manier te ontwikkelen, om van zijn verhaal een succesverhaal te maken. Met het mbo is – in tegenstelling tot de havo – niets mis. Het enige wat er niet aan klopt, is het imago, dat gebaseerd is op onwetendheid”.
Onwetendheid vooral bij politici en journalisten die vaak andere leerwegen volgden. Maar “de 500.000 mbo-studenten van nu houden straks de BV Nederland op de been”, stellen de twee mbo-directeuren zelfverzekerd.

Termen en namen vervangen

De ommekeer lijkt op meerdere vlakken te zijn ingezet. De Vos: “De termen laagopgeleid en hoogopgeleid zijn inmiddels op veel plekken vervangen door praktisch en theoretisch geschoold en dat is meer dan een bordjeswissel. Er wordt ook gepleit voor een titel voor mbo’ers, dat zou bijvoorbeeld Skilled (Sk.) kunnen zijn voor mbo 2, Craftsman (Crf.) voor niveau 3 en Expert (Exp.) voor mbo 4. Want komt de titel master niet juist uit het beroepsonderwijs dat al heel lang het meester-gezel opleidingssysteem kent?

De scholen lopen ook minder te pronken met de enigszins besmette term ROC. Nee de studenten (het vroegere ‘deelnemers’ is vervangen) gaan naar hun ‘college’ op een ‘techcampus’. Bij de richting zorg en welzijn doen ze een ‘Makathon Smart Solutions’ waarbij studenten drie dagen aan de slag gaan met slimme oplossingen rond de zelfregie van patiĂ«nten. En ook de buitenlandse stage behoort tot de mogelijkheden”.

Voor deze speciale editie van De Groene Amsterdammer werd gezocht naar antwoorden op de vraag wat we de kinderen willen leren. Hoofdredacteur Xandra Schutte: “We bogen ons over algemene thema’s als de 21st century skills, de effectiviteit van vernieuwingsonderwijs, de herwaardering van lessen in vakmanschap, de invulling van burgerschapsonderwijs en de invloed van de smartphone op de ontwikkeling van kinderen. Maar we gingen bovenal bij scholen zelf te rade: van de veelkleurige scholengemeenschap in de Haagse Schilderswijk tot de democratische school in Veldhoven; van de geprivilegieerde basisschool in Amsterdam-Zuid tot de timmermansopleiding in Beverwijk; van de vrije school in Silicon Valley, waar je geen beeldscherm zult aantreffen, tot de leerfabriek in een uithoek van China, waar leerlingen met lijfstraffen worden voorbereid op het toelatingsexamen van de universiteit”.

Groene-special, nr 19-20, mei 2019: https://www.groene.nl/2019/19-20

‘Een timmerman is nooit uitgeleerd’, door Evert de Vos, De Groene Amsterdammer, 8 mei 2019: https://www.groene.nl

Met het mbo is niets mis. Het enige wat er niet aan klopt, is het imago,

overheidsawards 2019

Nominatieperiode voor verkiezing beste overheidsorganisatie en manager van het jaar is van start gegaan

De periode voor het nomineren van kandidaten voor de Verkiezing Beste Overheidsmanager en Beste Overheidsorganisatie van het Jaar 2019 is begonnen. De winnaars worden bekend gemaakt tijdens de jaarlijkse uitreiking van de Overheidsawards in de Ridderzaal in Den Haag. In 2019 vindt de uitreiking plaats op dinsdag 19 november.
Nominaties voor de verkiezing beste overheidsmanager zijn welkom tot 1 juli, voor de beste overheidsorganisatie tot 5 augustus.

Kompas in zwaar weer

Het thema voor de Verkiezing Beste Overheidsmanager 2019 is Kompas in zwaar weer.
Onze huidige samenleving wordt gekenmerkt door verschillende uitdagingen; ontevredenheid, een gevoel van onveiligheid en politieke verschuivingen. Ambtenaren – uit verschillende bestuurslagen – worden vaak verantwoordelijk gehouden voor wat er speelt. Zo worden ze geconfronteerd met lastige situaties en zijn zij degenen die in de wind staan wanneer onvrede wordt geuit of wanneer het spannend wordt.

Dé overheidsmanager van 2019 is daarom een kompas in zwaar weer. Iemand die medewerkers ondersteuning biedt bij het navigeren door de uitdagingen van deze tijd en hen richting geeft waar nodig of gevraagd. Als kompas biedt de manager ook houvast: de manager is iemand die achter zijn/haar mensen staat en hen steunt. Daarnaast heeft dé overheidsmanager een sterk moreel kompas. Hij/zij weet op het juiste moment de juiste, afgewogen keuzes te maken voor zowel de organisatie als haar mensen.

Meer info over het thema Kompas in zwaar weer, de criteria en de te volgen procedure voor nomineren: www.overheidsawards.nl/thema-en-criteria/ (Gegevens over Kompas in zwaar weer zijn niet meer beschikbaar op Overheidsawards)

Transparantie en kennisdeling

In de video hieronder doet juryvoorzitter Jan van Zanen, burgemeester van Haarlem, een oproep voor deelname aan de Verkiezing Beste Overheidsorganisatie van 2019. Doel is goede initiatieven binnen het openbaar bestuur voor het voetlicht brengen en professionele trots stimuleren. Ook draagt de prijs bij aan transparantie en kennisdeling binnen het openbaar bestuur door goede initiatieven breed aan elkaar te laten zien. Wat maakt een organisatie de Beste organisatie van het Jaar? Burgemeester Van Zanen denkt dat het zal helpen als de organisatie een duidelijk verhaal heeft naar de buitenwereld, intern de zaak op orde heeft en concrete uitdagingen in de omgeving duidelijk in beeld heeft en daar snel op inspringt.

Klik hier voor aanwijzingen en leidraad voor een onderbouwd verhaal om mee te doen aan de verkiezing van beste overheidsorganisatie: http://www.overheidsawards.nl/dimensies/

Meer info over Overheidsawards, o.m. betreffende voorgaande jaren: www.overheidsawards.nl
P.S.: Info over voorgaande jaren is sinds 2021 niet meer beschikbaar op Overheidsawards. Zie: http://www.futuregov.nl/

De overheidsverkiezingen worden georganiseerd door de Vereniging voor OverheidsManagement (VOM) in samenwerking met Binnenlands Bestuur, Interprovinciaal Overleg (IPO), ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Netwerk van Publieke Dienstverleners (NPD), Ordina, Publiek Denken, Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).