Nieuwsbericht van Actiecomité BIG II in de overgang, 16 juli 2019:
De verpleegkundigen in Nederland zijn boos, de minister van Medische Zaken en Sport heeft een voorstel overgenomen waarbij mogelijk duizenden verpleegkundigen zich weer in de schoolbanken moeten voegen om het werk te doen dat ze al jaren met tevredenheid van patiënten doen. Met name onze groep van meer dan 50.000 verpleegkundigen zegt nee, dit gaat niet gebeuren.
Met een wijziging in de wet Beroepen Individuele Gezondheidszorg (BIG) voor verpleegkundigen wil minister Bruins van Medische Zaken en Sport het verschil tussen mbo- opgeleid en hbo-opgeleid verpleegkundigen formeel maken. Op advies van een commissie van deskundigen o.l.v. professor Meurs is er een voorstel geschreven voor een overgangsregeling met als doel deze splitsing – die al bijna 40 jaar op de planken ligt – netjes voor alle partijen te laten verlopen.
Deze commissie heeft haar opdracht ruim opgevat en in gesprek met mensen van de hbo-opleidingsinstellingen een nieuw curriculum voor de hbo-verpleegkundige als norm genomen. Deze “regieverpleegkundige” zou zich op wettelijke basis als enige bezig mogen houden met hoog complexe zorgvragers aangezien dat de tendens is binnen de Nederlandse Gezondheidszorg. Maar met deze nieuwe norm worden tegelijk duizenden verpleegkundigen met een gespecialiseerd verpleegkundig beroep vanaf juni 2020 teruggezet naar mbo-niveau en daarmee wettelijk gedwongen alleen te zorgen voor laag complexe zorgvragers en geprotocolleerde zorg, gecoacht door de regieverpleegkundigen.
Verpleegkundigen van de werkvloer voorzien problemen in de patiëntveiligheid
De wens van de minister om kwaliteit van de patiëntenzorg te verhogen en verpleegkundigen van verschillende opleidingsniveaus beter te laten samenwerken mondt uit in een splitsing binnen de verpleegkundige beroepsgroep. Mag de minister mensen met een hbo-opleidingsniveau terugzetten in een mbo-register. Is ervaring en zijn eerder verworven competenties (EVC’s) minder waard dan een hbo-opleiding nieuwe stijl voor een ‘oud’ beroep? Gaan we in Nederland zo om met ervaring en kwaliteit binnen de gezondheidszorg of is het een vooraf goed uitgedachte bezuinigingsmaatregel? De hbo-opleidingsinstellingen verdienen er goed aan, maar zij waren dan ook de ‘deskundigen’ binnen de commissie Meurs.
Op dit moment staat in het wetsvoorstel beschreven dat alleen de regieverpleegkundige zich wettelijk mag richten op de patiënten met een hoog complexe zorgvraag, patiënten met meerdere problemen tegelijk. Dat is het taakgebied van de specialistische verpleegkunde en de vraag is of na invoering de minister nog voldoende verpleegkundigen heeft om op deze afdelingen te werken? Gaat dit problemen geven voor de afdelingen waar tot heden alleen hoog complexe zorg wordt verleend zoals intensive care, spoedeisende hulp, enz. die op dit moment ook al te maken hebben met een groot tekort aan deskundig personeel? Wij – als verpleegkundigen van de werkvloer – voorzien problemen in de patiëntveiligheid.
60.000 verpleegkundige tegenstemmers Wet BIG II
Op dit moment staan ruim 60.000 verpleegkundigen achter BIG II in de Overgang, vanuit diverse petities zijn zij gemobiliseerd via sociale media. BIG II in de Overgang is al in gesprek met verschillende Kamerleden en verschillende Kamercommissies zoals OCW en VWS om deze afbraak van diploma’s en vernietiging van kennis en ervaring tegen te gaan.
Niet gesteund door beroepsvereniging V&VN, bonden en werkgevers gaan wij namens al deze hardwerkende verpleegkundigen zorgen voor een eerlijke overgangsregeling die recht doet en bescherming biedt aan al die ervaren verpleegkundigen die zich dagelijks inzetten voor patiënten met hoog complexe zorgvragen op welk terrein binnen het verpleegkundig domein dan ook.
Nader contact met Actiecomité BIG II in de overgang:
Actiecomité ‘BIG II in de overgang’ wil een vuist maken tegen wetsvoorstel, Blogs Beroepseer, 29 juni 2019: https://beroepseer.nl
Storm van reacties en kritiek op besluit overgangsregeling verpleegkundigen. BIG-II is niet nodig, door Nienke Ipenburg, Blog Beroepseer, 19 juni 2019: https://beroepseer.nl
U P D A T E
Website Actiecomité Wet BIG II – Eigen regie: https://wetbig2.nl (Website bestaat niet meer)
Minister Bruins komt met verkenner BIG-2, Rijksoverheid, 21 augustus 2019: www.rijksoverheid.nl (Niet meer beschikbaar op site Rijksoverheid. Ga naar sitearchief van de Rijksoverheid en tik in zoekveld in grijze linkerkolom de titel van het bericht in: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive)
Bloomberg Opinion berichtte op 8 juli 2019 dat drie miljoen Europeanen vrezen voor hun baan in de auto-industrie. Voor deze mensen is de overgang naar de nieuwe technologie (van electrische auto’s) een bron van grote onrust.
Volgens een rapport van Pew Research Center was in 2017 vijfentachtig procent van de Amerikanen voor maatregelen om de groei van robots in te dammen. Andrew Yang, Amerikaans zakenman en namens de Democratische Partij kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 2020 in de VS heeft laten weten dat hij banen gaat beschermen tegen automatisering.
Door kunstmatige intelligentie, robotica en sensortechnologie zijn computers in staat taken te verrichten die jaren geleden alleen door mensen verricht konden worden. Programmering van buitenaf is in de toekomst niet langer nodig voor automatisering. In de Eeuw van Kunstmatige Intelligentie leren computers zichzelf programmeren.
Er zijn al veel boeken geschreven met een visie op de toekomst van arbeid en de gevolgen van technologische ontwikkelingen. In juni 2019 verscheen er een nieuw boek van Carl Benedikt Frey, The Technology Trap: Capital, labor and power in the Age of Automation.
Frey is bekend geworden met zijn in 2013 gepubliceerde boek The future of employment. How susceptible are jobs to computerisation? geschreven met Michael Osborne, waarin hij de kwetsbaarheid belicht van de vele banen die in de komende decennia geautomatiseerd worden. Frey is een Zweeds-Duitse econoom/historicus. Aan de Universiteit van Oxford leidt hij het programma over technologie en arbeid.
The Technology Trap is een uitgebreid, historisch onderzoek naar de relatie tussen technologie en arbeid. De auteur laat zien hoe veranderende machtsstructuren hun invloed uitoefenen op de Britse en Amerikaanse beroepsbevolking. Recensenten, sommige althans, noemen het een somber boek met een pessimistische visie. Recensent Robert Skidelsky van de Universiteit van Warwick vindt het boek een welkom tegengif tegen de huidige overdaad aan extreme voorspellingen over de toekomst van arbeid.
Industriële Revolutie
In het Voorwoord schrijft Frey dat hij in september 2013 met Osborne een schatting maakte van de invloed van kunstmatige intelligentie op banen:
“We ontdekten dat 47 procent van de Amerikaanse banen een risico liep als gevolg van automatisering. Een paar maanden later werd ik uitgenodigd voor een conferentie in Genève. Ik verkeerde in goed gezelschap van een voormalige premier en enkele Labour-ministers. Na mijn toespraak kwam een bekende econoom uit het publiek naar me toe – laten we hem Bill noemen – en hij merkte tamelijk bits op: Is dit niet zoiets als de Industriële Revolutie in Engeland?… Hebben machines toen ook niet banen vervangen? Bill had natuurlijk gelijk. Op weg terug naar het vliegveld realiseerde ik me pas dat hij helemaal gelijk had met zijn opmerking dat het nu niet anders was. Sommige banen verdwijnen en mensen vinden nieuwe dingen om te doen, zoals dat altijd is gegaan.We hoeven ons dus geen zorgen te maken.
De economische voordelen van de Industriële Revolutie waar Bill op doelde worden niet bestreden. Voor 1750 verdubbelde het inkomen per hoofd van de bevolking elke zesduizend jaar. Sindsdien verdubbelt het elke vijftig jaar. Maar het industriële proces was indertijd heel anders. Terwijl economische historici nog discussiëren of de gevolgen van de Industriële Revolutie voor de beroepsbevolking de moeite waard zijn geweest, bleek dat voor latere generaties wel zo te zijn. Maar, de werkende bevolking zag in die tijd haar bron van inkomsten verdwijnen; vaardigheden raakten overbodig. Het was beter geweest voor hun als de Industriële Revolutie er nooit was gekomen.
Terwijl de gemechaniseerde fabriek de huisvlijt verving, stierven traditionele banen met een middeninkomen uit, daalden de arbeidsinkomensquota*), namen de winsten toe en steeg de inkomensongelijkheid explosief.
Klinkt u dit vertrouwd in de oren? Inderdaad. Tot zover lijkt onze eeuw van automatisering economisch gezien grotendeels op de eerste periode van de industrialisering. Het duurde meer dan een halve eeuw tot de mensen de voordelen van het doorsijpel-effect**) van de Industriële Revolutie ondervonden. Het zal niet verbazen dat veel burgers hun geluk zagen keren met gevolg toenemende weerstand tegen machines. De Luddieten***) zoals ze worden genoemd, gingen tekeer tegen de mechanisering. Ze verzetten zich er hevig tegen.
Als we vandaag ‘zomaar’ een andere Industriële Revolutie meemaken, dan zouden de alarmbellen moeten gaan rinkelen.
Het idee achter dit boek is simpel: de houding jegens technologische vooruitgang wordt bepaald door de manier waarop het inkomen van mensen erdoor wordt beïnvloed. Economen denken over vooruitgang in termen van faciliterende en vervangende technologieën. De telescoop die astronomen in staat stelde naar de manen van Jupiter te kijken was geen vervanging van arbeiders op grote schaal. De telescoop stelde ons in staat nieuwe en voordien ondenkbare werkzaamheden te verrichten. Dat is een ander verhaal dan dat van de komst van het mechanische weefgetouw, een vervanging van het handweefgetouw. Vandaar dat wevers zich bedreigd zagen in hun broodwinning. Het spreekt vanzelf dat wanneer technologie de vorm aanneemt van kapitaal dat werkers vervangt, ze waarschijnlijk meer weerstand zullen bieden.
De verspreiding van welke technologie dan ook is een besluit, en als dat tot gevolg heeft dat sommige mensen hun baan verliezen, dan verloopt dat proces niet zonder wrijving. Vooruitgang is niet onvermijdelijk en voor sommigen is het zelfs niet wenselijk. Hoewel vooruitgang vaak als een gegeven wordt beschouwd, is er geen echte reden te bedenken waarom technologisch vernuft altijd moet gedijen.
[…]
Perioden van technologische verandering die gepaard gingen met baanvervanging hebben onrust met zich meegebracht, soms gepaard gaande met verzet tegen de technologie zelf.
In dat opzicht lijkt de eeuw van automatisering die begon met de computerrevolutie in de jaren tachtig, op de Industriële Revolutie toen de gemechaniseerde fabriek op grote schaal de ambachtslieden met een middeninkomen verving. Net als destijds, zijn de middeninkomensbanen vervangen door machines en zijn veel mensen genoodzaakt lager betaalde banen te accepteren, als ze tenminste niet zonder werk willen zitten”.
Drie generaties waren slechter af
Frey beschrijft ook dat als gevolg van de Industriële Revolutie drie generaties slechter af waren. Zij zagen geen betere tijden aanbreken. De Luddieten hadden in hun tijd gelijk, maar latere generaties mogen blij zijn dat ze de strijd niet gewonnen hebben, merkt hij op. The Technology Trap gaat ook over de toekomst, maar doet geen voorspellingen. Profeten kunnen misschien de toekomst voorspellen, economen kunnen het niet. De bedoeling is een perspectief bieden, en perspectieven ontlenen we aan het verleden. Frey citeert Winston Churchill die heeft gezegd: Hoe verder je terug in de tijd ziet, des te verder je in de toekomst ziet.
Open vragen
Frey begint zijn onderzoek rond 1700, de tijd van de pre-industriële technieken. Daarna volgen de Industriële Revolutie die gepaard ging met steeds meer ongelijkheid, de periode van massaproductie die de ongelijkheid weer deed afnemen en tenslotte een welvarende middenklasse. Tot slot is er de recente polarisatie in een tijd van globalisering en digitale vooruitzichten.
Er is een belangrijk onderscheid tussen technologieën die arbeid vervangen en die welke arbeid aanvullen of complementeren. Terwijl de negentiende en de huidige eeuw door mensen verrichte arbeid lijken te vervangen door machines, hadden de twintigste eeuwse uitvindingen in toenemende mate behoefte aan geschoolde arbeid voor bediening van de machines.
Diane Coyle, econoom en hoogleraar Overheidsbeleid aan de Universiteit van Cambridge. schrijft in een recensie dat ze niet al te somber is over te toekomst van arbeid en inkomen. Ze vond Frey’s boek fijn om te lezen, een mooie aanvulling op de bekende historische voorbeelden. Ook de aandacht voor een breed scala aan technologische toepassingen is haar goed bevallen.
Volgens haar blijven er twee vragen onbeantwoord in het boek. Een gaat over de huidige conjunctuur: wat verklaart de combinatie van de klaarblijkelijk snelle technologische verandering en de lage werkloosheidscijfers in tenminste enkele OESO-landen? Het antwoord zou kunnen zijn: ‘lange en variabele vertragingen’, maar de vraag moet volgens haar zeker worden geformuleerd.
Een breder vraagstuk gaat over de interactie tussen technologie en economische systemen zoals de arbeidsmarkt. Hoewel automatisering waarschijnlijk overal dezelfde algemene effecten heeft, zullen de resultaten voor de beroepsbevolking verschillende richtingen uitgaan vanwege een verschillende nationale arbeidsmarkt en een verschillend onderwijs- of belastingstelsel. In hoeverre kan een afzonderlijk land tegen de trend ingaan? Frey komt niet aan deze onderwerpen toe volgens Coyle.
Lessen uit de geschiedenis
Afgezien van de reactie op technologische verandering, behoren we ons af te vragen wat in de eerste plaats bepaalt in welke richting de technologische ontwikkelingen uitgaan?
In het boek worden de oorzaken van vervanging of complementering van arbeid beschouwd als oorzaken van buitenaf. Maar waarom, vraagt Coyle, waren de electrische aandrijfeenheid in de auto-industrie en de verbrandingsmotor ontworpen als complementair, terwijl automatisering in de hedendaagse auto-industrie beschouwd wordt als een vervanging van arbeid? Hier zit een verhaal in dat nog moet worden verteld.
De Industriële Revolutie was een bepalend moment in de geschiedenis van de mensheid, maar op het moment zelf besefte men dat niet. We zitten nu middenin een nieuwe technologische revolutie. Welke lessen kunnen we trekken uit de geschiedenis?
The Revolution Trap bestaat uit vijf delen:
Deel 1 The great stagnation
Deel 2 The great divergence
Deel 3 The great leveling
Deel 4 The great reversal
Deel 5 The future
Noten *) Arbeidsinkomensquotum: het deel van wat we in Nederland verdienen dat bij werkenden terecht komt.
**) Het zogenaamde doorsijpel-effect in de economie (de ‘trickle-down’ theorie berust op het idee dat de economische welvaart van de rijke bovenlaag uiteindelijk wel doorsijpelt naar de lagere klassen.
***)De Luddieten waren ambachtslieden en kleine boeren in de Midlands en in het noorden van Engeland die zich begin negentiende eeuw verzetten tegen industriële en technologische vooruitgang. Hun activiteiten omvatten onder meer het saboteren en vernielen van machines in fabrieken. De naam Luddieten, is ontleend aan de vermoedelijk mythische Ned Ludd; hij zou een wever zijn geweest die in 1779 twee weefmachines vernielde.
The Technology Trap Capital, Labor, and Power in the Age of Automation, door Carl Benedikt Frey, Boffins Books: www.boffinsbooks.com.au
The future of employment: How susceptible are jobs to computerisation? door Carl Benedikt Frey en Michael S. Osborne, 2013: www.oxfordmartin.ox.ac.uk
The True Price of Electric Cars. Millions of European workers are anxious about their prospects as combustion engines start to be phased out. Politicians need to get a grip, door Lionel Laurent, Bloomberg: www.bloomberg.com
Hieronder de video van de boekpresentatie van The Technology Trap met Carl Frey en Diane Coyle. Duur ruim 1½ uur.
Wat is beroepstrots? De vraag wordt gesteld aan Thijs Jansen direceur en mede-oprichter van Stichting Beroepseer en een van de redacteuren van de bundel: Beroepstrots – Een ongekende kracht, gepubliceerd in 2009.
Jansen is geïnterviewd voor De Compliance Officer, vakblad van het Nederlands Compliance Instituut, waarvan het julinummer geheel gewijd is aan beroepstrots.
De term compliance is ontleend aan het Engelse werkwoord to comply dat naleving betekent. Een compliance officer wordt meestal aangesteld om toe te zien op de naleving van wet- en regelgeving binnen een organisatie of bedrijf.
Eigenwaarde en zelfvertrouwen
Jansen beschrijft beroepstrots “als een drietrapsraket. De eerste trap is de basis: ambachtelijke eigenwaarde. Deze ontleen je aan je zelfvertrouwen dat je ergens goed in bent, beter dan een ander. Wat de buitenwereld van jouw kunnen en kunde vindt, is bij eigenwaarde niet van belang. Beroepstrots is een stap hoger in de raket. Hier speelt het oordeel van de buitenwereld een rol. Beroepstrots hoort bij de individuele professional die het op prijs stelt dat anderen hem of haar goed en knap vinden.
Beroepseer is nog een stap hoger. Deze is het meest op de buitenwereld gericht. Veel trotse professionals met eigenwaarde gaan zich organiseren, omdat ze er gezamenlijk een eer in stellen hun werk zo goed mogelijk te doen. Bij beroepseer horen eigen hoge standaarden waarop de beroepsgroep aangesproken wil worden. Deze drietrapsraket geldt voor elke beroepsgroep. De raket komt niet van de grond als een van de trappen verwaarloosd is”.
De drietrapsraket is volgens Jansen belangrijk omdat “beroepstrots en beroepseer moeten aansluiten op de eigenwaarde en die blijft alleen in stand als mensen het gevoel blijven houden dat zij degenen zijn die competent zijn om hun werk goed te doen. Als dat gevoel mist gaan dingen mis. Een voorbeeld: als iemand iets heel goed kan, gaat alles vanzelf efficiënt. Maar als de professional op aanwijzing van anderen hetzelfde moet gaan doen, dan gaat het werk direct minder efficiënt. De professional wordt onzeker en minder gemotiveerd als anderen voortdurend over zijn schouders meekijken. Wat zou jij doen als een leek je voortdurend vraagt: ‘Waarom doe je dat nu? Zou je dat niet later of eerder doen?’ Het is logisch dat dit de professionele eigenwaarde aantast en de professional demotiveert. Uitgangspunt moet zijn: ‘Wie het weet, mag het zeggen’.
Eigenwaarde en zelfvertrouwen nemen toe als de professional vertrouwd wordt en de ruimte krijgt. Dit noem je in de psychologie: self-efficacy. Als je erin slaagt om weer een moeilijke situatie te ontleden en het probleem vervolgens oplost dan groeit je zelfvertrouwen. Dan ga je ervan uit dat je het volgende probleem ook kunt oplossen. Dit is een heel simpel mechanisme dat ongelofelijk belangrijk is, maar dat tegenwoordig vaak met voeten wordt getreden”.
Professioneel activisme
Om de beroepseer hoog te houden, stelt Jansen het volgende voor: “Ik vind het verheugend dat de politiek de afgelopen jaren zo actief is geweest in de financiële sector. Maar wat daar ontbreekt, is een systematische visie op hoe beroepsgroepen in deze tijd optimaal kunnen functioneren. Ik zou graag zien dat de Nederlandse polder verrijkt wordt met een overkoepelende ‘Stichting voor Nederlandse Beroepskwaliteit’. Het is de hoogste tijd dat beroepsgroepen zelf opkomen voor de kwaliteit van hun werk en gezamenlijk optrekken tegen de afrekenmechanismen waar ze onder lijden. Het zou verrijkend zijn als er een gemeenschappelijk erfgoed zou kunnen ontstaan, waardoor beroepsgroepen gezamenlijk in gesprek kunnen gaan met de regulerende overheid.
Nu worden de beroepsgroepen tegen elkaar uitgespeeld, terwijl er voldoende gemeenschappelijke belangen zijn. De tijd is er rijp voor: professioneel activisme is aan het opbloeien. Kijk naar PO in Actie die de vakbonden passeerde via een Facebook-beweging of naar Het roer moet om van de huisartsen. Het interessante van deze bewegingen is dat het niet meer gaat om arbeidsvoorwaarden en geld, maar over beroepseer”.
Klik hier voor lezen van het hele interview met Thijs Jansen: Beroepstrots: onderdeel van een driestapsraket: https://beroepseer.nl
Nederlanders willen in 2030 een overheid die eerlijk en begripvol is. Ook wensen zij een overheid die snel reageert en hen met kennis van zaken op weg helpt. Dit blijkt uit onderzoek van KANTAR*) voor de Nationale ombudsman onder 1.500 Nederlanders naar de relatie burger/overheid in 2030. Nederlanders geven hun relatie met de overheid een 6 en typeren deze als noodzakelijk, ingewikkeld en ver weg. Belangrijkste verbeterpunt voor de overheid in de toekomst is ‘versimpelen’: begrijpelijke taal en eenvoudige procedures, liefst via één loket.
Nationale ombudsman Reinier van Zutphen: “De Nationale ombudsman ziet in de dagelijkse praktijk hoe burger en overheid hun relatie vorm geven. Nederlanders zijn kritisch en geven hun relatie met de overheid nu een kleine voldoende. In 2019 verkennen wij hoe deze relatie zich in de toekomst zal ontwikkelen**) en wat dat betekent voor ieders rol, dus ook die van de ombudsman. Burgers maken zich bijvoorbeeld zorgen over een overheid die zich steeds verder terug trekt. Ze moeten het zelf oplossen of kunnen terecht bij particuliere organisaties die publieke taken uitvoeren. Maar bij wie moeten zij terecht als zij daar vastlopen? Dit onderzoek laat zien dat burgers niet altijd weten waar ze kunnen aankloppen voor hulp en dat zij vooral behoefte hebben aan versimpeling van de overheid”.
Eerlijk, begripvol en simpel
Denken mensen aan de toekomstige relatie tussen henzelf en de overheid, dan zien ze het liefst een overheid die eerlijk is, begripvol met burgers communiceert en handelt met een menselijke maat. Ook geven ze verbeterpunten voor een betere relatie:
Begrijpelijk zijn (eenvoudig taalgebruik, simpele procedures, duidelijk maken waarvoor je bij welke instantie moet zijn)
Dienstverlening via één loket ter voorkoming van het kastje-naar-muur-gevoel
Minder bureaucreatie én kennis van zaken van medewerkers (gedeelde 3e plaats)
Burgers serieus nemen
Goed luisteren naar (problemen van) burgers
Deskundigheid ambtenaar belangrijker dan privacy
Bij de communicatie tussen burger en overheid vindt driekwart van de Nederlanders de deskundigheid van medewerkers van overheidsinstellingen het meest belangrijke punt. Opvallend is dat zij dit nog belangrijker vinden dan de veiligheid van hun persoonsgegevens / privacy (60%), de snelheid van afhandeling (56%), persoonlijk contact (28%). Wanneer er contact moet zijn met de overheid, doen Nederlanders dat het liefst via e-mail (56%) en telefoon (41%). Op plaats vier en vijf staan face-to-face contact en via een publieksbalie. Ondanks de populariteit van WhatsApp is er duidelijk geen behoefte aan contact met de overheid via deze berichtendienst (16%).
Niet iedereen weet even goed de weg
Vooral mensen met een lage sociaal economische positie hebben het gevoel het contact met de overheid te verliezen. Zij willen één loket, dichtbij en met één contactpersoon. Deze roep om persoonlijke dienstverlening past enerzijds bij de ontwikkeling en verwachting dat meer taken naar de gemeente overgeheveld worden, maar staat haaks op de verwachting van 42% van de burgers dat er meer verantwoordelijkheid bij henzelf komt te liggen. Mensen met een hoge sociaal economische positie weten, als dat nodig is, prima zelf de weg naar hulporganisaties te vinden. Mensen met een lage sociaal economische positie hebben dit juist niet en dreigen daardoor buiten de boot te vallen. Zeker omdat bijna de helft van de Nederlanders (47%) verwacht dat het contact tussen hen en de overheid in de toekomst alleen nog maar digitaal gaat. Maar ondanks die digitale ontwikkeling mag een fysieke plek om overheidszaken te regelen nooit verdwijnen, vindt een meerderheid van de Nederlanders.
*) Relatie burger overheid 2030. Onderzoek in opdracht van De Nationale ombudsman, Manuel Kaal, Suzanne Plantinga en Judith ter Berg, 26 april 2019: www.nationaleombudsman.nl
**) Nationale ombudsman verkent de veranderende relatie tussen overheid en burger, Nationale ombudsman, 28 mei 2019: www.nationaleombudsman.nl
Overheid moet in 2030 vooral eerlijk, begripvol en simpel zijn, Nationale ombudsman, 11 juli 2019: www.nationaleombudsman.nl
Grafiek bovenaan:‘Verhouding positieve versus negatieve sentimenten slaat steevast flink uit naar negatieve kant’, pagina 20 van rapport Relatie burger overheid 2030.
Hoe moet het verder nu de Tweede Kamer heeft ingestemd met de adviezen van het rapport Wissels Om dat door de commissie-Van Rijn op 15 mei 2019 aan minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs (OCW) is aangeboden?
Wissels Om gaat om een nieuwe vorm van bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek. Zo moet er geld van brede universiteiten naar technische universiteiten worden overgeheveld en is er meer ruimte voor vrij onderzoek.
Het rapport deed veel stof opwaaien. Sommige sectoren jubelden. Andere juist niet. De Koninklijke Akademie van Wetenschappen (KNAW) waarschuwde bijvoorbeeld voor het gevaar dat de nieuwe aanpak instellingen en faculteiten onnodig tegen elkaar op zet. De KNAW bepleit versterking van de bètatechniek met extra middelen, niet door nieuwe bezuinigingen op niet-bètatechnische disciplines.
Zes oproepen
Op 9 juli 2019 heeft het SSH-beraad in een brief zes oproepen gedaan m.b.t. de invoering van het advies van de commissie-Van Rijn en de aanpassingen van de minister (in brief van 21 juni 2019).
In het SSH-beraad – SSH staat voor Social Sciences and Humanities – zijn verenigd de voorzitters van het landelijke disciplineoverleg van het SSH-domein: geesteswetenschappen, sociale wetenschappen, rechtsgeleerdheid en economische wetenschappen.
Voorzitter van het landelijk Disciplineoverleg Letteren en Geesteswetenschappen is prof. dr. Fred Weerman; voorzitter van het SSH-beraad en voorzitter van KNAW Sociaal-Wetenschappelijke Raad is prof. dr. Claes de Vreese.
De SSH-oproep is gericht aan minister Van Engelshoven, de KNAW, politieke partijen, collegevoorzitters van universiteiten en besturen van wetenschappelijke onderwijs- en onderzoeksinstellingen. De de brief begint zo:
“Ondanks oproepen van alle algemene universiteiten, de KNAW, De Jonge Akademie, de VSNU, WOinActie, studenten- en vakbonden, het gezamenlijk SSH-veld, grote delen van het bètatechniek-veld en duizenden studenten heeft het kabinet het advies van de commissie Van Rijn overgenomen zonder de consequenties helder te duiden en zonder gelegenheid te geven voor het zoeken van oplossingen die geen of minder schade zouden veroorzaken.
Er is veel onduidelijk na de stemming in de Tweede Kamer donderdagnacht. Het is deels aan het veld en de universiteiten om helderheid te verschaffen, vooral over wat er binnen de universiteiten moet gebeuren. Want zoals de minister herhaaldelijk heeft gezegd in de afgelopen twee weken: “over de implementatie ga ik niet, over de herverdeling ga ik niet, over het beleid ga ik niet”. We verwachten dan nu ook van de minister dat ze de universiteiten de ruimte geeft om, voor zover mogelijk, begaanbare uitwegen te vinden in deze complexe situatie”.
De brief eindigt met de hoop dat de oproep een (klein) deel van de te verwachten schade kan herstellen.
Minister Van Engelshoven heeft per tweet al gereageerd op de reeks tweets van Claes de Vreese van SSH-beraad over de oproep. Ze schreef: “Oproep luidt en duidelijk gezien. Praat hier graag met je verder over in augustus. Uitnodigt volgt”. (https://twitter.com/claesdevreese)
Referenties
Reactie KNAW op Kamerbrief minister OCW over rapport ‘Wissels om’. Op 1 juli Notaoverleg met minister en 2e Kamercommissie, Blogs Beroepseer, 30 juni 2019: https://beroepseer.nl
Commissie-Van Rijn biedt advies bekostiging hoger onderwijs en onderzoek aan, Rijksoverheid, 15 mei 2019: www.rijksoverheid.nl/actueel
Claes de Vreese: ‘Op deze manier met geld schuiven werkt verkokering in de hand’ , door Dirk Wolthekker, 25 juni 2019: www.folia.nl
‘Wie denkt het zonder de geesteswetenschappen te kunnen doen maakt een fatale vergissing’, interview met Fred Weerman, door Dirk Wolthekker, Folia, 7 juni 2018: www.folia.nl
Zelfs de bèta’s verzetten zich tegen het kabinetsplan meer te investeren in technische studies, door Janne Chaudron, Trouw, 9 juli 2019: www.trouw.nl
Herverdeling van universitaire middelen leidt niet tot meer techneuten, door Hans Amman, Roel Beetsma, Han van Dissel, Marc Salomon en Bas ter Weel, ESB, 5 juli 2019: https://esb.nu
U P D A T E
Rector magnificus Cisca Wijmenga: ‘De balans slaat te ver door naar bèta’, door Joost Bijlsma, Intermediair, 9 augustus 2019: www.intermediair.nl
Foto bovenaan: Fresco voorstellende De school van Athene (ca. 1510) van de Italiaanse Renaissancekunstschilder Rafaël. Het toont o.a. de filosofen Plato, Aristoteles en Socrates. We zien een ideale samenkomst van denkers op zoek naar de waarheid. Ze filosoferen, debatteren, reflecteren en onderwijzen.
Het nieuwe, aangepaste ontwerpbesluit van minister Bruins van Medische Zorg en Sport over het verplicht melden van het BIG-nummer luidt dat zorgverleners hun BIG-nummer moeten opgeven wanneer iemand daarom vraagt. Zij moeten het nummer vermelden bij gebruik van hun naam op hun website (of website van de werkgever), onder e-mailberichten die beroepsmatig worden verzonden en in wachtruimten als hun naam daar wordt weergegeven.
Internetconsultatie
Het ontwerpbesluit gaat vanaf 8 juli 2019 in internetconsultatie. Dit betekent dat iedereen die wil meedenken over het voorstel erop kan reageren. De termijn om te reageren loopt tot 30 september 2019. Daarna neemt de minister een definitief besluit.
Het streven is om het aangepaste besluit uiterlijk 1 januari 2020 te publiceren en op 1 juli 2020 in werking te laten treden. Totdat het nieuwe besluit in werking treedt, handhaaft de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd niet op de huidige, te wijzigingen verplichting het BIG-nummer te vermelden.
BIG-register
Het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) is een wettelijk, online en openbaar register. Alleen wie in het BIG-register staat, mag een beschermde beroepstitel voeren en mag de bij het beroep horende voorbehouden handelingen zelfstandig uitvoeren. Apotheker, arts, fysiotherapeut, gezondheidszorgpsycholoog, physician assistant, psychotherapeut, tandarts, verpleegkundige en verloskundige zijn deze beschermde beroepstitels. Iedereen kan het register raadplegen.
Wat vooraf ging
Op 12 februari 2019 maakte minister Bruins bekend dat door een wijziging in de BIG-wet BIG-geregistreerde zorgverleners per 1 april 2019 verplicht zijn hun BIG-nummers actief bekend te maken. Daardoor zou het voor patiënten gemakkelijker zijn te controleren of een zorgverleder in het BIG-register staat ingeschreven.
Na de bekendmaking door minister Bruins barstten de reacties van alle kanten los. De ontstane onrust in de sector bleek enorm.
Frédérique Six, wetenschappelijk onderzoeker en universitair hoofddocent public governance aan de Vrije Universiteit Amsterdam, schreef in een blog dat de sociale media terecht ontploften en nam de argumentatie voor deze nieuwe regel kritisch onder de loep*).
Overleg en aangepast voorstel
Naar aanleiding van de reacties van zorgverleners heeft minister Bruins de afgelopen maanden overleg gehad met beroeps- en brancheorganisaties, Zorgverzekeraars Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland, over hoe het communiceren van het BIG-nummer er in de praktijk uit moet komen te zien. Volgens de minister zijn de gesprekken gevoerd met aandacht voor de administratieve lasten en onder voorwaarde dat er voldoende tijd is voor de invoering van de nieuwe regels. Het overleg heeft geleid tot de aangepaste uitwerking van de regelgeving.
Internetconsultatie vermelden BIG-nummer, Rijksoverheid, 8 juli 2019: www.rijksoverheid.nl
*) Zie: Commentaar van Frédérique Six op verplichte bekendmaking BIG-nummers door geregistreerde zorgverleners, Blogs Beroepseer, 26 februari 2019: https://beroepseer.nl/blogs
Actiecomité Het Roer Moet Om (HRMO) schrijft in een nieuwsbericht dankbaar te zijn voor de hartverwarmende steun voor de oproep aan politiek, verzekeraars en zorgverleners en de ondertekening van het pamflet Zorg voor Samenhang dat op 11 juni 2019 is gepresenteerd: “De tijd van mooie woorden en bestuurlijke tevredenheid is voorbij. Met Zorg Op de Juiste Plek als nieuw acroniem voor een falende overheid zonder regie, voor het oplossen van de huidige problemen van wachtlijsten voor de jeugd en GGZ, patiëntenstops, vastlopende SEH’s en snel groeiende personeelstekorten.
In korte tijd hebben bijna 3500 huisartsen het pamflet getekend, daarnaast vele reacties van herkenning en aanmoediging. Ook in de media is ons signaal niet onopgemerkt gebleven”.
Zie bijvoorbeeld het artikel in dagblad Trouw van Toosje Valkenburg: Gebrek aan samenhang in de zorg dupeert meest kwetsbare patiënt, 2 juli 2019: www.trouw.nl
Maar, vervolgt HRMO: “Minder opbeurend was de politieke reactie. Minister Bruins reageerde meteen diplomatiek, en sloeg daarmee de plank echt mis; ‘Zorg voor samenhang, dat is ook precies wat wij als ministerie doen met onze Hoofdlijnenakkoorden met de veldpartijen’.
Uiteraard hebben ook wij meteen gereageerd, ook de Algemene Rekenkamer constateert dat Hoofdlijnenakkoorden nauwelijks leiden tot structurele verbeteringen in de zorg. En onderwijl neemt de druk op de huisartsenzorg alleen maar toe, mede als gevolg van het niet nakomen van afspraken en een schrijnend gebrek aan samenhangend beleid. Afgelopen week nog hebben de huisartsenorganisaties aan de bel getrokken, maar duidelijk is dat er meer druk nodig is om de ernst van de situatie bij de politiek, zorgverzekeraars en andere betrokken instanties te laten doordringen.
Hoe gaan we dat bereiken?”
Praktijkvoorbeelden gevraagd
Het simpele antwoord van HRMO: “Door ze onze boodschap nòg duidelijker onder de ogen te wrijven. Door te laten zien wat wij dagelijks ervaren”.
HRMO roept de hulp in van de zorgverleners: “Onze vraag is: stuur zoveel mogelijk korte praktijkvoorbeelden, van waar het misgaat in de haperende GGZ, de spoedzorg, de jeugd-, en ouderenzorg en alle tijdvreters die ten koste gaan van de zorg aan onze patiënten. Wij gaan die krachtige voorbeelden bundelen om daar, zodra de politiek weer terug is van vakantie, in Den Haag en elders, de ogen mee te openen. Juist dat soort kernachtige ervaringen hebben ons eerder geholpen om misstanden (bureaucratie, controledrift, onderhandelingspositie) op de juiste tafels te krijgen.
Jullie ervaringen kunnen jullie simpelweg sturen via email: ervaringen@hetroermoetom.nu
Meld wat er misgaat en schrijf uw ervaring.op.
Tegelijkertijd gebruiken we alle input ook om te blijven meedenken. Hoe kan het daadwerkelijk beter? Daarvoor werken we toe naar een publiek debat in het najaar, met betrokkenheid van vele denkers en doeners rond de zorg. Zodat we met de uitkomsten daarvan de politiek op sleeptouw kunnen nemen. Maar daarover komende maanden meer!”
In een persbericht laat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) weten dat het graag ziet dat werken in het onderwijs aantrekkelijker wordt. Als leraar of lerares moet het makkelijker worden om je door het hele onderwijsveld te bewegen. Daarom willen onderwijsministers Van Engelshoven en Slob de bevoegdheden om voor de klas te mogen staan en de lerarenopleidingen zo inrichten dat er ruimte komt voor loopbaanontwikkelingen binnen, tussen en naar verschillende onderwijssectoren.
Het uitgangspunt voor modernisering van de arbeidsmarkt voor leraren is voor de ministers helder. “Lesgeven is een vak, en werken in het onderwijs is aan kwaliteitseisen gebonden. Vanuit deze basis kijken we naar de bevoegdheden en de lerarenopleidingen,” aldus de onderwijsministers.
Stapelen
De stap naar een ander vak of andere sector binnen het onderwijs blijkt vaak te groot. Zeker omdat dan naast de drukke baan in het onderwijs ook nog een nieuwe opleiding gevolgd moet worden en een nieuwe bevoegdheid gehaald. Het moet daarom mogelijk worden om bevoegdheden over de verschillende sectoren heen te stapelen. Een leraar kan dan kiezen voor een bevoegdheid voor één doelgroep over vakken heen. Of andersom; één vakspecialistische bevoegdheid voor meerdere doelgroepen. De combinatie van beide varianten is ook mogelijk en sluit aan bij de huidige bevoegdheden, die blijven bestaan. Als een leraar zijn bevoegdheden kan stapelen over sectoren heen wordt het ook makkelijker om te switchen tussen de verschillende onderwijssectoren, wat de loopbaanperspectieven voor leraren vergroot.
“Aantrekkelijkheid van het vak van leraar hangt met veel factoren samen. We hebben daarom al € 270 miljoen geïnvesteerd in het salaris in het primair onderwijs en we investeren tot oplopend € 430 miljoen om de werkdruk in het primair onderwijs te verlagen. Nu gaan we ook zorgen voor meer loopbaanmogelijkheden voor leraren,” aldus minister Slob.
Lerarenopleidingen
Om het stapelen van bevoegdheden mogelijk te maken moeten de lerarenopleidingen ook flexibeler worden. Het kan helpen om via verschillende modules in de lerarenopleiding bij de gewenste bevoegdheid uit te komen. Door te benoemen welke pedagogische en didactische vaardigheden voor alle onderwijssoorten gelden kunnen leraren sneller aanvullende modules gericht op een specifiek vak halen.
Minister Van Engelshoven: “Met een nieuw bevoegdhedenstelsel en een flexibele lerarenopleiding moderniseren we de arbeidsmarkt voor docenten. Zodat meer mensen kiezen voor de lerarenopleiding en daarmee het mooie vak van leraar gaan en blijven uitoefenen.”
Ook moeten er meer specialisaties mogelijk worden binnen de huidige lerarenopleidingen. Toekomstige leraren kunnen er nu al voor kiezen om zich te specialiseren in het jonge kind, maar ook specialisaties in andere doelgroepen moet mogelijk worden. Het kan bijdragen aan de aantrekkelijkheid van de lerarenopleiding als studenten kunnen kiezen voor de specialisatie bovenbouw van het basisonderwijs, zodat er dan bijvoorbeeld ook geen stage gelopen hoeft te worden bij de kleuters.
Zij-instromers
Ook is het van groot belang om rekening te houden met relevante ervaring en kennis van studenten. Vooral bij zij-instromers moet er meer aandacht komen voor verworven competenties. Helder moet worden wat je als zij-instromer nog moet leren en hoe de eerder opgedane kennis en vaardigheden gevalideerd worden.
Eind 2020 moet het ontwerp voor een nieuw bevoegdhedenstelsel klaar zijn, dit wordt ontwikkeld in nauwe samenwerking met leraren, scholen en lerarenopleidingen.
Een aantrekkelijkere onderwijsarbeidsmarkt, Rijksoverheid, 2 juli 2019: www.rijksoverheid.nl (Niet meer beschikbaar op rijksoverheid.nl. Ga naar sitearchief van Rijksoverheid en tik in linker, grijze kolom in zoekveld de titel van het nieuwsbericht: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive)
‘Eén stelsel van bevoegdheden en één cao voor hele onderwijs’, door Rob Voorwinden, Onderwijsblad, AOb, 2 juli 2019: www.aob.nl
Een greep uit commentaren op internet/sociale media
♦ Reactie van de Algemene Onderwijsbond (AOb): “De nieuwe structuur van bevoegdheden is vooral een oplossing voor werkgevers die hun personeel dan flexibeler kunnen inzetten. Wij gaan de inhoudelijke discussie graag aan en gaan ervan uit dat de stem van de beroepsgroep zwaar gaat wegen.”
♦ Heel slecht plan. Niveaudaling zal steeds sneller gaan.
♦ Ik wil daarmee zeggen dat op deze manier de vakkennis verloren gaat of in ieder geval op een lager plan komt te staan. Uiteraard is het onderwijs breder.
♦ Bevoegdheden op de schop presenteren als oplossing voor het lerarentekort is los gezongen van de werkelijkheid, los van eventuele inhoudelijke voor-nadelen.
♦ Vaag. Een nieuw bevoegdhedenstelsel.
♦ Als je het eerstegraadsgebied eruit snijdt, is het voor mij echt afgelopen. Dan stop ik ermee. Ik ben echt kwaad. Net als het advies van de onderwijsraad, staat er niet voor niets helemaal niks over dit gebied. En dan de timing. Schande.
♦ Het is de zoveelste stap naar ontmenselijking van van de vakleraar. De leraar moet, net als de leerling, passen in de flexillusie die organisaties, en burgers, gemakkelijk bestuurbaar moet maken.
♦ Het is de pabo-isering van de lerarenopleiding, alle leraren worden onderwijzer, en dan altijd weer krijg je; nee, dat is niet zo, want daar staat een regel over eerstegraders. Het is wel zo. Over tien jaar staat er geen academicus voor de klas. De cijfers zijn nu al killing.
♦ En dus is het bewust beleid dat stiekem wordt gevoerd. Ik vind dat uiterst pijnlijk. Het neemt alle vertrouwen weg in zij die ons besturen.
♦ Dit is waarschijnlijk het slechtste plan ooit. En er zijn wat kanshebbers voor die titel. Je hebt mensen die hoogopgeleid zijn nodig. Vakkennis, vakkennis, vakkennis. De drie pijlers van goed onderwijs.
♦ Ik ben zo bang dat mensen die het voor het zeggen hebben ook steeds lastiger het belang van kennis zullen herkennen. Waardoor de onderwaardering steeds verder een duwtje naar beneden krijgt.
♦ Het idee is dat er daardoor meer mensen leraar willen worden. Nonsens natuurlijk. Ik ken nu al voorbeelden van leraren met dubbele bevoegdheden die het onderwijs verlaten, omdat hun schoolbestuur met hen ‘schuift’. Maw: dit gaat averechts werken.
♦ Echt weer vanachter een (management)bureau bedacht.
♦ Het onderwijs is de laatste jaren. niet meer van de leerkrachten en het wordt hoog tijd dat we ons vak terugpakken.
♦ Apart dat hier louter over ‘algemeen deel vak- en sectoroverstijgende pedagogische en didactische vaardigheden’ wordt gesproken maar niet over kennisbasis (domein, pedagogisch, didactisch, ontwikkelings- en onderwijspsychologisch.
♦ Een bakker verkoopt al jaren dezelfde hoeveelheid licht- en donkervolkoren brood. Er is een tekort aan meel. Hij besluit dat het meel van het lichtvolkoren nu ook voor donkervolkoren brood mag worden gebruikt. Is het meeltekort nu opgelost?
“Je voortdurend moeten verantwoorden en gewantrouwd worden legt een enorme last op het dagelijkse werk en belemmert het werkplezier van de leraar, de arts en de verpleegkundige”.
Thijs Jansen, mede-oprichter en directeur van Stichting Beroepseer, is te gast in de podcast-serie Klaagvrij leven, een initiatief van Sandra Brandt die zich afvroeg in hoeverre onze mindset, oftewel mentaliteit, ons leven bepaalt. We kunnen klagen over wat ons overkomt, of we doen het eens anders.
Thijs Jansen vertelt aan de hand van gedichten over zijn drijfveren, Stichting Beroepseer, en draagt effectieve alternatieven aan voor klagen over het werk.
Jansen begint met een gedicht uit 1946, getiteld Papieren school van leraar en dichter Jan Boer:
Protocollen, statistieken,
Curven en getalrubrieken,
Catalogiseren, schiften,
Dagrapporten, klasseschriften,
Alles klopt perfectum hier
In mijn schooltje-van-papier.
Schoolopzieners, niet meer nodig!
Controleren overbodig!
Vraagt U mij naar resultaten,
Toon ik U een kast vol staten!
Alles voortaan dus per brief,
Vice versa uit ’t archief.
Principalen en proleten,
Wilt gij van de school wat weten,
Kom dan overzichten halen
Tot in zeven decimalen!
Minzaam aanbevelend dus:
Meester Bureaucratius.
Jansen: Er is zo langzamerhand een hele wantrouw-industrie opgebouwd. De angst voor risico’s zit zo diep in deze welvarende samenleving, we willen alle risico’s uitbannen. Als patiënt wil je de beste behandeling. Dat begrijp ik, er mag niets mis gaan. Als er iets misgaat, is dat meteen publiciteit en een schandaal, je wendt je tot de sociale media. Dat geldt hetzelfde voor scholen, voor politie, leraren. Iedereen zit in een kramp.
Het is een vreemde angstcultuur in een samenleving waar we ongelooflijk veel welvaart hebben. We hebben het toppunt van beschaving bereikt, en we lijken alleen maar ontzettend bang te zijn dat we alles verliezen. Dat is een van de oorzaken van die enorme verantwoordingsindustrie die we met elkaar in stand houden. Dat geldt voor degenen die controleren en dat geldt voor degenen die gecontroleerd worden. We zijn eraan gewend dat bij verpleegkundigen soms veertig procent van de tijd opgaat aan administratie en het afleggen van verantwoording.
Het is schrikbarend hoeveel percentage van hun tijd artsen en leraren, professionals, besteden aan hun echte werk. Daardoor komen we in een negatieve spiraal terecht. Het werk wordt daarmee duurder, er wordt minder echt werk gedaan. De politiek wil voortdurend dat het geld efficiënt besteed wordt, maar hier wordt dan niet op gelet, want men vindt het blijkbaar ontzettend belangrijk dat heel veel verantwoord wordt. Dat komt de politiek dan weer goed uit en zo houden we elkaar allemaal gevangen en ontstaat er een soort protocollen-bureaucratie, een gevangenis waar we niet meer uit komen.
Brandt: Hoe komen we uit die klem?
Jansen: Dat is dus mijn missie. Daarom heb ik ook Stichting Beroepseer opgericht. Ik ben begonnen in 2005 toen ik verrast was, geïntrigeerd door de klachten die professionals hierover hadden. Ze klaagden over managementlagen, dat ze niet meer toekwamen aan hun echte werk. Ik heb toen het boek gemaakt Beroepszeer – Waarom Nederland niet goed werkt, samen met Gabriël van den Brink en Dorien Pessers. Daarin hebben we het sentiment verwoord, ook met filosofen als Ad Verbrugge, die een heel goed artikel schreef destijds. Er werd een stem gegeven aan het onbehagen, het gevoel van vervreemding dat er was.
Dat was zo’n succes, in een half jaar waren er vier drukken. Je kon overal lezen dat mensen het artikel van Ad Verbrugge meenamen naar hun werk. Er was heel veel herkenning.
Toen heb ik samen met Alexandrien van der Burgt met wie ik de stichting heb opgericht, een conferentie georganiseerd, en daar kwamen honderden mensen op af, die dit allemaal herkenden. Politieagenten in uniform. Ook managers die zeiden ‘zo kan het niet meer’.
Gehecht aan klagen
De levensgrote vraag lag op tafel: Wat moet je er dan aan doen? Dat is iets dat mij de afgelopen jaren, sinds de start, nu al dertien jaar bezighoudt. Daar hebben we allerlei mogelijkheden voor ontwikkeld. Ik ben doorgegaan met het maken van boeken. In 2009 het boek Beroepstrots waarin ik verkend heb wat je eraan zou kunnen doen. Hoe ziet beroepstrots eruit? Wat is dat eigenlijk? Wanneer ben je dat; wat hangt ervan af?
Ik merkte in mijn lezingen dat heel veel professionals op een vreemde manier gehecht waren aan klagen.
“De enige manier waarop je van de angstcultuur kunt afkomen is dat je een soort sprong in het diepe maakt, geloof hebt dat het ook anders kan, en je daarmee bevrijden van allerlei starre ideeën, bijvoorbeeld het idee dat ik onlangs tegenkwam in een gesprek met iemand die zei: Het is allemaal leuk wat jullie doen, al die aandacht voor mooie initiatieven, maar gaat dat nu echt iets veranderen?
Maar het gaat er niet om dat ik probeer in een klap iets te veranderen. Die grote klap, die komt niet. Het is meer zo dat wat wij al jaren doen is allerlei gloeiende kooltjes aanblazen. Dan zal er op een gegeven moment een vuur ontstaan. En dat is de bedoeling”. (Thijs Jansen)