Skip to main content

Redactie Beroepseer

Belastingdienst gaat bouwen aan herstel van vertrouwen. Seminar op 27 oktober 2020

De toeslagenaffaire houdt de Vereniging van Hogere ambtenaren (VHMF) bij het Ministerie van Financiën behoorlijk bezig. De berichtgeving hierover was de afgelopen maanden niet mals en heeft het vertrouwen in de Belastingdienst danig ondermijnd. Jarenlang heeft de Belastingdienst honderden gezinnen – het juiste aantal wordt nog onderzocht – in diepe financiële problemen gebracht door onrechtmatig kinderopvangtoeslag stop te zetten en terug te vorderen.  Ambtenaren zoeken naar antwoorden op de vraag hoe het vertrouwen in de Belastingdienst kan worden hersteld. De vraag staat centraal op het webinar Bouwen aan vertrouwen. Hoe nu samen verder? dat de Vereniging organiseert op 27 oktober 2020.

Brief aan secretaris-generaal

Vertrouwen is ook het onderwerp van een brief van het bestuur van VHMF aan de secretaris-generaal van het ministerie van Financiën, de heer Van den Dungen. De brief is te lezen op de site van VHMF.

Enkele passages uit de inhoud:

“Om het vertrouwen van burgers in de Belastingdienst weer op te bouwen is waarheidsvinding essentieel. Daartoe dient zo snel mogelijk een open onderzoek te worden gestart, liefst in de vorm van een parlementaire enquête. Niet gericht op het vinden van een zondebok, maar op waarheidsvinding. In dit onderzoek moet aandacht worden besteed aan de rol van de wetgevende, rechtsprekende en de uitvoerende macht. Deze machten dienen lering te trekken uit dit onderzoek. Om dit echt te realiseren moeten alle heilige huisjes ter discussie gesteld worden. Dat kan alleen als de veiligheid van medewerkers voorop staat.

Vragen die gesteld en beantwoord moeten worden zijn bijvoorbeeld:

  • wat is de invloed geweest van de politiek en wetgeving, dit vanaf het opzetten van de toeslagen;
  • wat is de rol geweest van de opdrachtgevende ministeries;
  • wat zijn de effecten geweest van de bedrijfsmatige inrichting van de processen van Toeslagen;
  • wat is de invloed geweest van de keuze bij de inrichting van Toeslagen om het werkproces van Toeslagen de juridische regels en beperkingen slechts te in de werkinstructies en handboeken en in concrete situaties, waarin een afweging van juridische en andere aspecten vereist, juristen niet of onvoldoende te betrekken of hun advies te ‘overrulen’.

Om dit parlementaire onderzoek de vereiste openheid te geven dient het strafrechtelijke onderzoek te worden opgeschort. Slechts zonder druk van een strafrechtelijk onderzoek kunnen goede antwoorden gevonden worden. Pas na een dergelijk parlementair onderzoek kan eventueel worden bekeken of er reden is voor een strafrechtelijk onderzoek tegen personen”.

Webinar Bouwen aan vertrouwen

Op het webinar van 27 oktober 2020 wil VHMF aandacht geven aan vertrouwen in de fiscaliteit. De kernvraag luidt: Hoe kunnen we ervoor zorgen dat belastingplichtigen, toeslaggerechtigden, politiek én medewerkers weer vertrouwen krijgen in de Belastingdienst?

Op de poster van het webinar staat dat “geen onderwerp zal worden geschuwd: vertrouwen, politiek en maatschappij, scheiding der machten, complexe wetgeving, freies Ermessen, menselijke maat, IT, cultuur, vakmanschap, wantrouwen…”
De relatie tussen vertrouwen en de cultuur binnen de Belastingdienst komt eveneens ter sprake. Wat zijn de dilemma’s voor de behandelende belastingdienst-medewerker? Wanneer slaat vertrouwen om in gerechtvaardigd wantrouwen? Mag en durf je zelf een beslissing te nemen of leg je alles voor aan de rechter? Hoe ga je om met de macht die je als inspecteur hebt bij het nemen van ingrijpende beslissingen?

Dagvoorzitter op het webinar is prof. dr. Leo Stevens, emeritus-hoogleraar fiscale economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam.  Stevens was betrokken bij o.a. de herziening van het Nederlandse inkomstenbelastingstelsel in 2001. Voor Informatief schreef hij het artikel Vaktrots:

“Voor velen levert vaktrots een belangrijke bijdrage aan de zin van het leven. Het gevoel waardering te ervaren voor het werk dat je doet en nuttig te zijn, geeft voldoening en versterkt je zelfrespect. Het is gewoon fijn om professioneel engagement te kunnen delen met collegae en te voelen dat je werk wordt erkend en gewaardeerd. Ook maatschappelijk. Het lijken zweverige sentimenten, maar in feite zijn dit de gevoelens die kleur en fleur geven aan je leven.

Maar als de vaktrots wegsijpelt, grijpen negatieve verdringingsalternatieven hun kans. Dan slaat onverschilligheid toe en verliest het professionele verantwoordelijkheidsgevoel zijn glans. Daarom gaat mij de zichtbaar afbladderende rechtsstatelijkheid van de Belastingdienst zo aan het hart. Ik sta daarin bepaald niet alleen. Het is tijd om alle constructieve krachten te verbinden en te versterken om terug te winnen wat we hebben verloren.
[…]
We moeten weer bouwen aan een proces van rechtsbedeling waarin alle persoonlijke schakels van rechtvaardigheid en doelmatigheid harmonisch in elkaar grijpen, waardoor een evenwichtige en vloeiende cadans in de wetstoepassing ontstaat. Natuurlijk blijft de ingewikkeldheid van de samenleving de uitvoerders in hun werkprocessen geregeld voor dilemma’s plaatsen. Maar belangrijker dan de stelligheid waarmee de ‘juiste’ wetsuitleg in de uitvoering wordt uitgedragen, is de integriteit waarmee naar de juiste beslissing wordt gezocht. Een echte professional kent zijn kracht én zijn zwakte en laat zich inspireren door collegiale inzichten”.

Stevens wees tevens op het overtrokken geloof in de maakbaarheid van de samenleving en de stelselmatige onderschatting van de uitvoerbaarheidsproblemen. Die zouden het functioneren van de Belastingdienst in diskrediet hebben gebracht.
Naast de structurele onderschatting van het vermogen tot uitvoeren vormt het gebrek aan affiniteit van leidinggevende topambtenaren met de werkvloer een fundamenteel probleem.

Lees het hele artikel van Stevens in Informatief no 96, oktober 2020: www.vhmf.nl/images/stories/informatief/Informatief2020-96w.pdf

Meer info over webinar Bouwen aan vertrouwen, programma op site Belastingdienst: https://channel.royalcast.com/belastingdienst/#!/belastingdienst/20201027_2

en op VHMF: www.vhmf.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=122&Itemid=111

en  www.youtube.com

Het webinar staat open voor alle geïnteresseerden binnen en buiten de Belastingdienst.

Rapport verschenen met resultaten van extern cultuuronderzoek naar Belastingdienst: ‘Van visie naar actie’, Blogs Beroepseer, 27 mei 2020: https://beroepseer.nl

Beroepstrots, een ongekende kracht: https://beroepseer.nl/beroepstrots/

Howard Gardner bespreekt boek van Michael Sandel over meritocratie en de tirannie van verdienste

In zijn boek De tirannie van verdienste maakt Michael Sandel de balans op van een in gevaar verkerende democratie. Een oorzaak is de onevenredige beloning van mensen met een hogere opleiding en het terzijde schuiven van de rest. Sandel noemt dat de tirannie van verdienste. Het boek is een vertaling van The tyranny of merit en is evenals de Nederlandse uitgave verschenen in september 2020.
Michael J. Sandel (1953) is hoogleraar politieke wetenschappen aan Harvard University in de V.S.
Howard Gardner bespreekt Sandels boek in het artikel The Costs of Meritocracy:  Two Destructive Forms of Being “Smart” op de site van The Good Project, waarna Sandel reageert met een kort commentaar. Gardner is hoogleraar Cognition and Education aan Harvard Graduate School of Education. In de jaren 1995 – 2006 werkte hij met collega’s Mihaly Csikszentmihalyi en William Damon aan het Good Work Project*), uitmondend in The Good Work Toolkit**).

Meritocratie

De tirannie van verdienste is een forse aanklacht tegen de hedendaagse samenleving, schrijft Gardner, vooral die van de Verenigde Staten en Engeland. In dit provocerende boek overdenkt Sandel uitvoerig het belang van het hedendaagse ‘slim’ zijn. Gardner is bekend geworden van zijn theorie over de meervoudige intelligentie, beschreven in zijn in 1983 verschenen boek Frames of mind: The theory of multiple intelligences. Hij voelt zich dan ook verplicht als iemand die vier decennia lang het gebruik van het woord ‘intelligent’ heeft bekritiseerd, zorgvuldig aandacht te besteden aan de door Sandel gebruikte woorden.
Het begrip ‘meritocratie’ is in het midden van de jaren vijftig bedacht door de Britse sociaal-analist Michael Young. Het betekent een ooit aristocratische, overerfbare samenleving die wordt overgenomen door personen die geacht worden een getalenteerder en geschikter leider te zijn voor verschillende sectoren in de samenleving.

In eerste instantie klinkt een dergelijke overdracht van macht en gezag juist te zijn. We behoren ons te laten leiden en inspireren door mensen met vaardigheden (denk aan het Britse Lagerhuis) in plaats van door mensen die hun rijkdom, titel en positie erven (denk aan het Hogerhuis).
Ook al schreef Young zijn betoog met een zekere ironie – willen we het echt aan leerlingen met de hoogste cijfers op school overlaten beslissingen te nemen over oorlog, vrede, handel of gezondheid? – hij gebruikt het begrip meritocratie in positieve zin. Het is bekend dat de beide presidenten Clinton en Obama voortdurend en met nadruk spraken over het belang van een samenleving waarin verdienste wordt beloond… en steeds weer opnieuw wordt beloond..

Slim

Heel belangrijk voor deze en andere hedendaagse leiders is ‘slim zijn’. In deze tijd van Google-getallen staat dat wel vast. President Obama gebruikte steeds weer het woord ‘slim’. In zijn eigen woorden: slim beleid, slim buitenlands beleid, slimme regelgeving, slimme groei, slimme bezuinigingen, slimme netwerken, slimme technologieën. Over het geheel genomen gebruikte hij het bijvoeglijk naamwoord ‘slim’ in verband met politiek en programma’s meer dan 900 keer! Zo ook zijn voorganger Bill Clinton.

Zelfs Donald Trump – hoewel in veel opzichten verschillend van deze Democraten – zegt steeds weer dat hij slim is, ‘zeer slim’; zijn kabinet heeft de hoogste IQ; zijn oom was professor aan het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology (MIT). Hij schept op over de toelating van zijn familie tot de Wharton School (de businessschool van de University of Pennsylvania). Joe Biden is ‘traag’. Maar, tijdens het verkiezingsdebat van 29 september heeft hij het door Biden gebruikte woord ‘slim” aan de kaak gesteld en sprak hij denigrerend over het intellect en de schoolcijfers van zijn tegenstander.
Sandel zou kunnen opmerken dat de opwinding over intellect partijpolitiek en tijdperken overstijgt. Voorts doemt er van geen enkele kant ook maar een tegenverhaal op. Niemand roept op tot de terugkeer naar een erfelijke aristocratie of zelfs van erfelijke rijkdom en posities… hoewel Trump wel belijdt dat hij ‘de laagopgeleiden’ liefheeft.

Sandel gaat ver met zijn kritiek. Zoals de titel suggereert, is de viering van – of zelfs een schuchtere overgave aan – de meritocratie rampzalig gebleken voor de huidige samenleving. Hij schrijft dat mensen die het goed doen op school en slagen voor gestandaardiseerde toetsen, worden toegelaten tot elitaire hogescholen, goed betaalde banen met bijbehorende ‘privileges’ krijgen en deze maatschappelijke voordelen aan hun kinderen doorgeven.De statistieken spreken voor zich en zijn onweerlegbaar, om koude rillingen van te krijgen. En zelfs de meritocraten die erkennen dat ze misschien niet volledig verantwoordelijk zijn voor hun eigen succes, kunnen het niet helpen neer te kijken op degenen die het niet zo goed hebben gedaan in de Darwinistische strijd om wereldse successen.

Erger en schadelijker is het – dit is voor rekening van Sandel – als degenen die niet zijn toegelaten tot de universiteit of niet zijn afgestudeerd, en misschien zelfs geen ‘achtenswaardige’ baan hebben, zich afgekeurd of genegeerd voelen. Of als ze beschouwd worden als ‘deplorabelen’, weggezonken in ‘fly-over country’, de binnenlanden van de VS. Uiteindelijk leidt deze situatie tot een samenleving in oorlog met zichzelf, en, heel misschien, tot het einde van de democratie en de Amerikaanse (of een andere nationale) droom.

Meervoudige intelligentie

Sandel stelt twee soorten oplossing voor: 1) een technologische, bijvoorbeeld een radicale verandering van de manier waarop men kandidaten selecteert voor toelating tot elitescholen; 2) een gemeenschappelijke en zelfs spirituele: alle burgers als gelijkwaardig beschouwen met recht op evenveel respect.

Het indrukwekkende (maar ook deprimerende) verhaal van Sandel leidt bij Gardner tot een tweeledige gedachtegang die beide zijn verbonden met zijn eigen ideeën over intelligentie waarover hij decennialang heeft nagedacht. Gardner daagde indertijd als eerste de theorie uit dat er slechts een enkele soort intelligentie bestaat zoals gemeten door de IQ-test of de SAT-test, een gestandaardiseerde toelatingstest voor hogescholen en universiteiten. Daarvoor in de plaats riep Gardner op tot erkenning van de meervoudige intelligentie, en, misschien ook wel, tot een eerbetoon aan verschillende soorten geestgesteldheid. Hoewel begrippen als ‘sociale’ of ‘emotionele’ intelligentie in de openbare discussie zijn opgenomen, komen ze niet voor in de analyse van Sandel.
Gardner heeft daar vrede mee. Maar, om de analyse van Sandel te nuanceren, zou hij willen opmerken dat de soorten intelligentie of intelligenties die in 2020 worden gewaardeerd, heel anders zijn dan die in het verleden.

Een voorbeeld: 150 jaar geleden vereiste toelating tot bepaalde hogescholen en universiteiten de beheersing van klassieke talen, de zogenaamde verbaal-linguïstische intelligentie. Tegenwoordig geeft niemand meer om talen (laat staan om klassieke talen), maar des te meeer om coderings- en rekenkundige intelligenties (logisch-mathematisch intelligentie). Naarmate machines ‘slimmer’ worden, kunnen we misschien wel kiezen voor nog andere soorten intelligentie – die niet relevant zijn voor machines – zoals de muzikaal-ritmische, de lichamelijke of de interpersoonlijke intelligentie.

Het woord ‘slim’’mag dan wel niet veranderen – maar de kennis en vaardigheden waar het naar verwijst, kunnen wel radicaal veranderen. En inderdaad, sommige van onze succesvolste ondernemers – bijvoorbeeld Bill Gates en Steve Job – hebben zelfs nooit hun studie afgemaakt omdat hun temperament en ambities niet in overeenstemming waren met het programma van de universiteit. Uiteindelijk hebben ze een eredoctoraat gekregen. Zelfs Donald Trump, die blijkbaar iemand anders zijn SAT-test heeft laten maken en weigert zijn examencijfers te onthullen, heeft duidelijk ‘media’-intelligentie.

Respect

Tot zover over de slimheid van Sandel waar Gardner, zoals eerder opgemerkt, geen moeite mee heeft. Maar Gardner voelt zich wel behoorlijk slecht op zijn gemak bij Sandels algemene aanbeveling dat meritocratie dient te worden vervangen door het toekennen van waardigheid aan alle mensen: “Volgens Sandel verdienen alle mensen waardigheid of respect (ik geef de voorkeur aan de laatste term), onafhankelijk van wie ze zijn, hoe ze zich gedragen, hoe ze denken over de wereld. Dat klinkt in eerste instantie misschien redelijk, maar het is niet de manier waarop ik de kwestie opvat.
Mijn mening: Als ze groeien – of liever, als wij groeien – wordt van personen verwacht zich te gedragen met respect jegens anderen, zowel bekende personen als vreemden. En wanneer we geconfronteerd worden met uitdagende vraagstukken of ideeën, behoren alle mensen te proberen er met zoveel mogelijk gevoel en verstand mee om te gaan.
Miljonairs of zelfs miljardairs behoren niet met respect worden behandeld vanwege hun geërfde of vergaarde geld; integendeel, ze behoren die status te verdienen door de manier waarop ze zich gedragen, en van die status te worden beroofd als ze zich misdragen. Op dezelfde manier hebben de loodgieter, de elektricien of de ober – drie vaak door Sandel en andere filosofisch georiënteerde analisten gebruikte voorbeelden – recht op evenveel respect en waardigheid als de rijke persoon, maar niet alleen door hun vakopleiding… maar eerder door de manier waarop zij zich normaal gesproken, dag in dag uit, ten opzichte van anderen gedragen.
Natuurlijk is de manier waarop we ons jegens anderen gedragen ons niet aangeboren. We leren ons te gedragen door familie, buren, vrienden, lessen op school, een religieuze omgeving, wat we lezen en zien op school, in de bioscoop, en tegenwoordig vooral online. Hier verschillen mijn ideeën van die van Michael Sandel”.

“De samenleving waarin ik zou willen leven”

Gardner denkt niet dat goed, moreel en respectvol gedrag meer of minder waarschijnlijk is bij degenen die met meritocratische lauweren worden gekroond dan bij degenen die om welke reden dan ook die lauweren niet zoeken of ermee pronken.
In geen van beide gevallen heeft het gedrag van de mens ten opzichte van anderen iets te maken met een intelligentie-functie, of hoe we het ook gedefinieerd en/of gemeten hebben. Volgens Gardner kan een intelligentie positief of destructief worden gebruikt. Zowel Goethe als Goebbels bezaten een hoge verbaal-linguïstische intelligentie in het Duits; Goethe schreef lofwaardige poëzie, Goebbels bevorderde haat. Zowel Mandela als Milosevic hadden veel interpersoonlijke intelligentie; Mandela bracht elkaar vijandige groepen van de Zuid-Afrikaanse bevolking bij elkaar, Milosevic bevorderde etnische zuivering.

Gardner concludeert aan het eind van zijn reflectie: “Of men nu slim is of niet – wat voor soort intelligentie men ook heeft – of winnaar of verliezer is in een wedijverende meritocratie (of het nu gaat om een CEO of een arbeider), het staat los van de vraag of men respect of waardigheid verdient. Men ontwikkelt deze eigenschappen in de loop van het leven – het is nooit te vroeg, maar het kan ook nooit te laat zijn. Een samenleving waarin personen elkaar respecteren vanwege de manier waarop ze zich tot anderen verhouden, is de samenleving waarin ik zou willen leven”.

Goed werk

Gardners reflectie op Sandels boek leverde een commentaar op van Sandel, waarna Gardner reageerde met:

“Bedankt, Michael voor deze weloverwogen en nuttige verduidelijking. Ik denk dat we het in grote lijnen eens zijn. Ik ben er niet zeker van dat we mensen eenvoudigweg kunnen instrueren of aanmoedigen alle arbeid in dezelfde mate te waarderen, hoewel sociale hervormers daar al eeuwenlang naar streven. Ik heb er iets meer vertrouwen in dat we mensen kunnen instrueren of aanmoedigen onderscheid te maken tussen enerzijds goed betaald werk en anderzijds ‘goed werk’. Dat werk berust op vakmanschap, persoonlijke betrokkenheid en morele verantwoordelijkheid. Maar ik moedig beide benaderingen graag aan”.

Noten
*) Samenwerking Stichting Beroepseer & Good Work Project: https://beroepseer.nl/good-work-project/
**) Good Work Toolkit: https://beroepseer.nl/goed-werk-toolkit/

The Costs of Meritocracy: Two Destructive Forms of Being “Smart”, door Howard Gardner, The Good Project, 14 oktober 2020: www.thegoodproject.org/good-blog/2020/10/14/the-costs-of-meritocracynbsp-two-destructive-forms-of-being-smart
Onder het artikel van Gardner staat een commentaar van Michael Sandel: Comment by Michael Sandel.

De tirannie van verdienste, door Michael Sandel, uitgeverij Ten Have, september 2020: /www.uitgeverijtenhave.nl/boek/de-tirannie-van-verdienste/

SER-verkenning: De platformeconomie biedt grote kansen maar ook meer risico

De platformeconomie heeft ons in zijn greep. En biedt ons grote kansen, schrijft Mariëtte Hamer in het Voorwoord van de verkenning Hoe werkt de platformeconomie? Hamer is voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER). Je huis laten schoonmaken door iemand die je niet kent, sushi laten bezorgen, ook al is het midden in de nacht, of een website laten ontwerpen door iemand in Azië: het lijkt zo eenvoudig en vanzelfsprekend, maar er gaat een wereld achter schuil.
Een commissie van de SER is die wereld gaan ontdekken. Dat heeft een rijk gedocumenteerd beeld opgeleverd van de praktijk van de platformeconomie en van werkplatforms, met een uitgebreide beschrijving van de positie van de platformwerker en de vragen die de platformeconomie opwerpt. Een eerste, belangrijke constatering is dat de diversiteit groot is: qua soorten platforms en werkwijzen, qua werkenden en qua werkomstandigheden.

Commerciële platforms,  die vraag en aanbod van werk bij elkaar brengen, zoals Werkspot, Helpling of Clickworker, bieden kansen. Ze vormen een snelle manier om aan werk te komen, ook als dat door opleiding of achtergrond moeilijk is. Meer mensen kunnen dus aan het werk. Ondernemers kunnen meer omzet maken door bijvoorbeeld een bezorgdienst op te zetten en consumenten krijgen meer keuze en gemak.

Risico

Maar er zijn ook risico’s. Vooral voor wie weinig opleiding heeft, eenvoudig werk doet zoals oppassen of schoonmaken en geen ander inkomen heeft. Zulke platformwerkers zijn afhankelijk van het platform of ze wel werk krijgen, ze werken soms voor lage tarieven en moeten dan veel uren maken. Er zijn echter ook platformwerkers die goed verdienen. Zij beschikken vaker over specifieke vaardigheden en een betere opleiding en gebruiken platforms als een extra kanaal om aan werk te komen. Er zijn dus grote verschillen.

Werknemer of zelfstandig ondernemer?

De arbeidsrelatie van platformwerkers, en van zzp’ers in het algemeen, is onduidelijk. Zijn ze werknemer of (zelfstandige) ondernemer? Veel werkplatforms zetten de werkers als zzp’ers in, maar het is de vraag of dat terecht is. De aard van de arbeidsrelatie is bepalend voor de geldigheid van cao’s en andere werknemersrechten, en dus van groot belang voor de positie van werkers. De SER beveelt aan om hierover snel besluiten te nemen, en het toezicht door de Belastingdienst en de Inspectie SZW hierop te intensiveren.

Decent work – eerlijk inkomen, veilig werk

Decent work, een veelgebruikte term door internationale instellingen, houdt in dat mensen een eerlijk inkomen verdienen en aanspraak kunnen maken op bescherming, scholing, inspraak en veilig werk. Platformwerkers die op locatie werken, zoals schoonmakers, chauffeurs en maaltijdbezorgers, hebben vaak weinig zekerheden, lage verdiensten en geen recht op sociale zekerheid zoals WW. Voor online platformwerk zijn de vergoedingen vaak nog lager, door het grotere aanbod aan werk en de concurrentie van platformwerkers uit lage-lonenlanden. Werkplatforms gebruiken daarnaast vaak algoritmen om het werk te verdelen en sturen, wat de autonomie en privacy van platformwerkers kan aantasten. Om dit te verbeteren moeten de Nederlandse en Europese wetgeving beter op elkaar aansluiten.

Vraag en aanbod bij elkaar – kluseconomie

De platformeconomie is enorm. Commerciële platforms bemiddelen in werk, goederen, communicatie, geld, entertainment en informatie. Bedrijven als Google en Booking leveren niet alleen informatie of reizen, maar ook een platform voor andere bedrijven. Daarmee verwerven ze veel invloed en omzet. Werkplatforms brengen vraag en aanbod in werk bij elkaar. Het werk dat zo ontstaat wordt de kluseconomie genoemd. De kluseconomie is een klein deel van de totale platformeconomie en het aantal platformwerkers in Nederland is nog klein: ongeveer 1% van de beroepsbevolking. Maar de werkwijze van de platformeconomie beïnvloedt ook de rest van de economie. Platforms kunnen de markt verstoren als voor hen niet dezelfde regels gelden als voor andere bedrijven. Dat kunnen bijvoorbeeld fiscale regels zijn, of regels over de inzet van data. Er is een Europese aanpak nodig om voor een gelijk speelveld te zorgen dat er een gelijk speelveld is en om de rechten van consumenten te beschermen. Tegelijkertijd zorgen zulke nieuwe toetreders dat andere bedrijven vernieuwen in hun manier van werken, hun producten en diensten.

Nieuwe technologieën

Om de kansen die de platformeconomie biedt beter te kunnen benutten, zal Nederland meer moeten doen aan het ontwikkelen en implementeren van nieuwe technologieën. Dit vraagt om meer durfkapitaal, meer passend opgeleid personeel, met name bij de grotere platforms en investeringen in digitale vaardigheden van burgers. Werkgevers, werknemers, overheid en de platformbedrijven moeten hierin samen optrekken.

Aanleiding voor deze verkenning is de motie die Tweede Kamerlid Gijs van Dijk c.s. heeft ingediend op 29 november 2018 bij de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van SZW voor het jaar 2019. In deze motie wordt de regering gevraagd om: “de SER een verkenning te laten doen naar de praktijk van de platformeconomie waarin onder andere wordt gekeken naar de positie van platformwerkers, de positie en aard van platformbedrijven en de handhaving van schijnzelfstandigheid.”
De motie werd op 4 december 2018 aangenomen door de Tweede Kamer en is opgenomen in de kabinetsbrief aan de SER van medio maart 2019. In deze brief kondigt het kabinet aan welke onderwerpen naar verwachting tot een advies- of verkenningsaanvraag aan de SER zullen leiden. Op basis van de motie is deze verkenning opgesteld.

De verkenning is grotendeels geschreven voordat de coronacrisis uitbrak. De coronacrisis zorgt op heel veel plekken voor een versnelling van bestaande trends, waaronder ook automatisering en digitalisering van taken. Er is voor gekozen om slechts in beperkte mate aandacht te besteden aan de gevolgen van de coronacrisis voor deplatformeconomie en platformwerk, omdat de blijvende gevolgen pas over enige tijd
vastgesteld kunnen worden.

Downloaden van Hoe werkt de platformeconomie? ADVIES 20/09, Commissie Platformeconomie en Werk, oktober 2020: www.ser.nl/-/media/ser/downloads/adviezen/2020/platformeconomie-hoe-werkt.pdf

Platformeconomie: meer kansen, maar ook meer risico, SER, 19 oktober 2020: www.ser.nl/nl/Publicaties/hoe-werkt-platformeconomie

Aandacht voor het ‘doenvermogen’ van burgers bij het ontwerpen van beleid en regelgeving

Veel beleid en regelgeving hanteren een rationalistisch perspectief: als burgers maar genoeg voorlichting en de juiste financiële prikkels krijgen, zullen zij vanzelf de regels volgen. De praktijk is anders, zo leren de vele affaires rond toeslagen en uitkeringen. Daar kwamen bonafide burgers in grote problemen, omdat de regelgeving teveel alertheid van hen verwacht. De gedragswetenschap leert dat het denk- en doenvermogen van burgers niet onuitputtelijk is. Dat geldt niet alleen voor laaggeletterden of minder begaafden, maar ook voor goedopgeleide burgers.

In 2017 verscheen het rapport Weten is nog geen doen. Een realistisch perspectief op redzaamheid, waarin de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aandacht vroeg voor het belang van niet-cognitieve vermogens, zoals een doel stellen, in actie komen, volhouden en om kunnen gaan met verleiding en tegenslag. Naast denkvermogen is ‘doenvermogen’ minstens zo belangrijk om aan de hoge eisen van de participatiesamenleving te kunnen voldoen. De overheid verwacht van burgers steeds vaker dat ze zelfredzaam zijn op het gebied van gezondheid, persoonlijke financiën en de arbeidsmarkt. Het rapport kwam tot stand na een intensief proces van consultatie en analyse. Naast bestudering van de wetenschappelijke literatuur waren er gesprekken gevoerd met ruim negentig experts, beleidsmakers en betrokkenen uit de praktijk. De WRR-projectgroep staat onder leiding van prof. dr. Mark Bovens.

Vervolg op Weten is nog geen doen: Doenvermogen: van toets naar tools

Om beleidsmakers en wetgevingsjuristen handvatten te bieden schreef de WRR een vervolg: Doenvermogen: van toets naar tools, geïnspireerd op twee expertsessies die de WRR samen met het ministerie van Justitie en Veiligheid organiseerde. Tijdens deze sessies bogen de deelnemers zich over de vraag hoe meer aandacht te besteden aan het doenvermogen van de burger.

Er is sprake van tools omdat dit document instrumenten biedt aan iedereen die de doenlijkheid van regels wil vergroten. Dat kunnen wetgevingsjuristen zijn die formeel verantwoordelijk zijn voor het (laten) uitvoeren van een doenvermogen-toets als onderdeel van de uitvoeringstoetsen bij ontwerpwetgeving, maar ook anderen die betrokken zijn bij het ontwerpen van beleid.

Realistisch burgerperspectief

Doenvermogen: Van toets naar tools onderscheidt vijf basisstappen, geeft suggesties voor een paar hulpmiddelen die van pas kunnen komen en benoemt tot slot vier proceselementen om succesvol tot een realistisch burgerperspectief te komen.

Podcast over Weten is nog geen doen

In aflevering 4 van WRR podcast-serie Vogelvlucht (17 september 2020) vertellen raadslid Mark Bovens en staflid Anne-Greet Keizer wat er na publicatie van Weten is nog geen doen is gebeurd en geven zij een toelichting op het nieuwe document Doenvermogen: van toets naar tools: https://pod.link/wrrvogelvlucht/episode/34090fa6d45c17b0fe4eb93a07a7a288

Downloaden van Doenvermogen: van toets naar tools, WRR, 17 september 2020: www.wrr.nl/publicaties/publicaties/2020/09/15/doenvermogen

Downloaden van Weten is nog geen doen – Een realistisch perspectief op redzaamheid, WWR rapport no 97, 24 aril 207:
https://www.wrr.nl/publicaties/rapporten/2017/04/24/weten-is-nog-geen-doen

Huidige trend naar optimalisatie ontmoedigt personeel. Behandel werknemers niet als machines

De lange mars naar verlicht management is begin jaren dertig van de vorige eeuw begonnen. In die periode stapten onderzoekers en, belangrijker nog, bedrijfsleiders af van het idee dat werknemers als machines moesten worden behandeld en verplicht waren taken uit te voeren volgens nauwkeurig uitgewerkte voorschriften. Ze waren ervan overtuigd dat bedrijfsprestaties zouden verbeteren als werknemers betrokken zouden worden bij de besluitvorming. Decennia lang groeide het kamp dat de voorkeur gaf aan empowerment van werknemers*). Maar vandaag zijn er sterke aanwijzingen dat er een tegenbeweging in opkomst is. De slinger dreigt de andere kant uit te gaan. Het oude managementmodel doet zich weer gelden.
Volgens Peter Cappelli geeft deze ontwikkeling reden tot bezorgheid. In zijn artikel Stop Overengineering People Management in Harvard Business Review (HBR) – Amerikaans vaktijdschrift op bedrijfseconomisch gebied – legt hij uit waarom.
Cappelli is hoogleraar Management en directeur van het Center for Human Resources aan de Wharton School, University of Pennsylvania, VS. Hij is de auteur van diverse boeken, waaronder Will college pay off? A Guide to the most important financial decision you’ll ever make ( PublicAffairs, 2015).

Optimalisatie van personeel

Terwijl veel bedrijven en organisaties nog steeds zeggen te geloven in het belang van betrokken werknemers, schijnt een aanzienlijk en stijgend aantal te kiezen voor optimalisatie**) van personeel. Besluitvorming en zeggenschap over het eigen werk maken plaats voor experts en algoritmen. Arbeid wordt behandeld als handelswaar. De bedoeling is dat die arbeid tot een minimum wordt teruggebracht. Dat gebeurt door werknemers te vervangen door contract- en gig-personeel***) en door inzet van automatisering en software. Zodoende wordt de behoefte aan menselijk beoordelingsvermogen verminderd. De overige werknemers wordt ideaal gedrag aangeleerd. Zij worden nauwlettend gecontroleerd op naleving.
Tot nu toe is niet onderzocht of deze verandering een verbetering is.

Optimalisatie spreekt de meeste leidinggevenden aan omdat ze het snappen en geleerd hebben hoe ze het moeten toepassen. De idee als zouden problemen slechts van technische aard zijn, blijkt zeer hardnekkig, zoals de geschiedenis leert. We zouden intussen beter moeten weten. Bewijzen van de voordelen van empowerment van werknemers worden genegeerd, evenals de hoogte van de kosten bij afschaffing ervan. Nu is het weliswaar mogelijk een evenwicht te vinden tussen de beide modellen en te profiteren van beider voordelen, maar dat vereist dat we afzien van het idee dat prestaties van werknemers van technische aard zijn.

Human relations movement

De populariteit van de technische benadering neemt toe tijdens een economische recessie – werknemers stappen niet op, ook al verafschuwen ze het als een machine te worden behandeld – en daalt tijdens een hoogconjunctuur; werknemers stappen dan wel op, of protesteren. De gevolgen van de door Covid-19 veroorzaakte economische recessie laten zich raden. Optimalisatie zal zich verder doorzetten als er geen tegenwicht komt van de arbeidsmarkt en de gevolgen worden onderzocht. Het zou een vreselijke vergissing zijn.

Het zogenaamde ‘wetenschappelijke management’ werd uitgevonden in de VS en toegepast in fabrieken aan het begin van de twintigste eeuw. De intellectuele drijfkracht achter deze bedrijfsvoering was de Amerikaan Frederick Taylor (1856-1915). Arbeid moest puur analytisch benaderd worden. Objectieve productienormen werden vastgesteld aan de hand waarvan prestaties konden worden beoordeeld.
In de jaren dertig kwam er een tegenkracht. Het Amerikaanse elektronische en produktiebedrijf Western Electric en andere werkgevers zagen dat deze aanpak niet goed werkte. Werknemers presteerden onder hun kunnen. Men begon daarop te experimenteren met meer inspraak van werknemers. De veranderingen leverden aanzienlijke voordelen op.

Elton Mayo en zijn collega’s van Harvard Business School verwerkten de resultaten van deze ontwikkeling en lanceerden vervolgens in 1930 de ‘human relations movement’, gericht op verkenning van het verband tussen het welzijn van werknemers en hun productiviteit. Aandacht voor de psychologische en sociale behoeften van de werknemers stond centraal: relaties met andere werknemers, het gevoel dat hun werk van belang is en betrokken worden bij besluitvorming.
Als aan deze voorwaarden was voldaan, schoten de prestaties van de werknemers omhoog. Als er niet aan was voldaan gebeurde het tegenovergestelde.

Software die letterlijk alles in de gaten houdt

Cappelli belicht in zijn artikel de cruciale momenten in de ontwikkeling van personeelsmanagement en belandt uiteindelijk bij de aanpak tijdens de Covid-19-crisis. Hij schrijft dat er een ‘onthullend moment’ kwam tijdens de lockdown. Organisaties droegen hun werknemers op thuis te gaan werken en vroegen zich af of hun mensen wel waren te vertrouwen. Zouden ze wel werken? Of gingen bedrijven hun mensen thuis controleren? Dat laatste blijkt het geval. Drew Harwell van dagblad The Washington Post meldde een toename van het gebruik van ‘tattleware’, software die letterlijk alles in de gaten houdt wat werknemers thuis doen op hun computer. Een leverancier van de software zei dat zijn klanten zich “volledig gerechtigd voelen te weten wat de werknemers thuis doen”.
Konrad Putzier en Chip Cutter van The Wall Street Journal rapporteerden dat bedrijven die na de lockdown de werknemers weer toelieten op hun werkplek, zogenaamde ‘indoor-mapping’-software installeerden voor controle van werknemers. Ze wilden weten of de werknemers zich wel hielden aan de nieuwe regels waaronder sociale distantie. Waarnemers merkten op dat er geen redenen waren om de software na de pandemie te verwijderen.

Werknemers hebben het nooit prettig gevonden gecontroleerd te worden. De stakingsgolf van fabrieksarbeiders in de jaren dertig mondde uit in de geboorte van vakbonden. Deze werden evenzeer gemotiveerd door het terugdringen van managementcontrole en Tayloristische eisen – zoals de toegestane tijd voor een korte pauze om naar de wc te gaan – als door de onvrede over lonen. Bovendien werkt controle zelden zoals bedoeld, omdat werknemers manieren vinden controle te mijden. Meer dan een kwart van de werknemers geeft toe de webcam van hun bedrijfscomputer af te dekken. Volgens onderzoek van de banenzoeksite SimplyHired schakelt bijna een derde over van bedrijfstelefoon naar een persoonlijke mobiele telefoon wanneer ze met collega’s praten om te voorkomen dat de werkgever meeluistert.

Niet goedkoop

Op kunstmatige intelligentie (AI) gebaseerde optimalisatie blijkt niet goedkoop te zijn. Het is niet gratis. Net zoals met Taylors wetenschappelijk management het geval was en fabrieken een stoet deskundigen in dienst moesten nemen vanwege de toenmalige eisen van de industrie, voeden de optimaliseringsinspanningen van vandaag de vraag naar datawetenschappers. De banen voor mensen die algoritmen bouwen nemen snel toe. Hun gemiddelde basissalaris is 113.309 dollar volgens carrièresite Glassdoor.

Cappelli besluit met een waarschuwing die erop neerkomt dat we niet opnieuw in de val moeten lopen. Want dat doen we steeds. Intellectueel worden we aangetrokken tot optimalisatie en de belofte van een simpele manier van management die voorgoed de beste blijkt te zijn. Managers kunnen zodoende inspanning vermijden. In plaats van medewerkers te betrekken bij het oplossen van problemen op het werk, wijden ze zich aan opwindende beleidstaken.
De schrijver Kurt Vonnegut verwoordde het zo in zijn roman Player Piano, een dystopie van een volledig geautomatiseerde samenleving ergens in de toekomst: “Als het niet om de mensen ging, die verdomde mensen die altijd verstrikt raken in machines… dan zou de wereld een paradijs voor technici zijn”.
Het mag dan makkelijk lijken mensen te negeren, maar we zijn er nog steeds, merkt Cappelli droogjes op. Het is belangrijk rekening te houden met onze behoeften en belangen. Op efficiëntie gerichte leiddinggevenden behoren daar rekening mee te houden.

Noten
*) Een gangbare definitie van empowerment is ‘een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie’.(Canon sociaal werk).
**) Optimalisatie levert volgens voorstanders een robuust systeem op dat wordt geacht langer winstgevend te blijven in een veranderende markt. De resultaten van een optimalisatie kunnen worden gevisualiseerd in een grafiek.
***) Een gig-economie drijft niet op vaste banen maar op projecten en klein ondernemerschap.

Stop Overengineering People Management, door Peter Cappelli, Harvard Business Review, september/oktober 2020: https://hbr.org/2020/09/stop-overengineering-people-management

Harvard Business Review, september/oktober 2020: https://hbr.org/archive-toc/BR2005

 

Afbeelding bovenaan is van slon.pics

Door covid-crisis en snelle technologische ontwikkeling behoort mobiliteit van werknemers prioriteit te hebben

Het lijkt een goed moment voor de overheid om met fiscale maatregelen te komen die snelle aanpassingen op de arbeidsmarkt mogelijk maken, schrijft Han Mesters in het artikel Human capital: het enige kapitaal dat ertoe doet op ZiPconomy, onafhankelijke kennisplatform en community voor eigenzinnige meningen over flexibilisering van organisaties en de markt voor interim professionals. Mesters is Sector Banker bij ABN AMRO en binnen de afdeling Sector Advisory verantwoordelijk voor de zakelijke dienstverlening.
ABN AMRO onderzoekt of het mogelijk is een verlaging van de lasten op arbeid en verhoging van belastingen op grondstoffen en vervuilende productie in te voeren in een serie publicaties waarin de voor- en tegenargumenten worden belicht.

Mesters: “De coronacrisis komt bovenop een trend binnen de arbeidsmarkt die al veel langer gaande is; de verschuiving van banen met een repetitief karakter naar banen waar creativiteit en analytisch vermogen noodzakelijk is. Het Centraal Planbureau (CPB) toont deze ontwikkeling door de verschillende vormen van werk in een aantal herkenbare categorieën te classificeren, een methode die al langer wordt gebruikt door het Amerikaanse Bureau of Labor Statistics (BLS). De boodschap is voor Nederland en de Verenigde Staten identiek: technologie vervangt al jaren werk met een sterk routinematig karakter. Deze ontwikkeling was eerst vooral zichtbaar bij fysieke arbeid met een sterk routinematig karakter, zoals bij productieprocessen in de auto-industrie waarbij de arbeider langzaam werd verdrongen door de robot. Inmiddels laat de computer ook diepe sporen na bij repetitief denkwerk (‘routine cognitief’). Hier gaat het om bijvoorbeeld administratieve functies en teken- en rekenwerkzaamheden in technische beroepen die in toenemende mate worden geautomatiseerd.

De aandacht van werkgevers in de meeste sectoren gaat tegenwoordig vooral uit naar zogeheten kenniswerkers, professionals met opleiding HBO+
[ … ]
Het zijn deze kenniswerkers die nu het verschil maken; bij het ontwikkelen van nieuwe producten, bij het samenwerken met andere professionals in teams, bij het te woord staan van klanten en bij het aansturen van andere professionals. Koplopers als Microsoft laten zien dat het onderscheidend vermogen van succesvolle ondernemingen allang niet meer ligt in machines, productiecapaciteit en procesoptimalisatie, maar in kennis en creativiteit van medewerkers. Microsoft kent aan deze laatste factoren in ieder geval zelf verreweg de hoogste financiële waarde toe”.

Omscholing

Mesters schrijft vervolgens dat de gevolgen van de coronacrisis en de al langer ingezette automatisering een flexibele arbeidsmarkt vereisen waarbij werknemers makkelijk naar andere sectoren en ander type werk kunnen overstappen. Dit vergt hoge investeringen in om- en bijscholing en het aanbieden van werkplekken waar relatief onervaren werknemers ervaring kunnen opdoen.

Mesters besluit met het voorstel de lasten op arbeid generiek te verlagen: “Dit stimuleert werkgevers om nieuwe werknemers op de werkvloer ervaring te laten opdoen en het creëert extra financiële ruimte om fondsen voor om- en bijscholing op te zetten. Specifieke maatregelen om opleidingskosten te drukken, zijn eveneens welkom. Waar de overheid nu wel een speciale investeringsaftrek biedt voor bijvoorbeeld kleinschalige investeringen in bedrijfsmiddelen of in milieumaatregelen, ontbreekt het aan een dergelijke regeling voor scholingskosten. In een samenleving die op de kop staat door de crisis en razendsnelle technologische ontwikkeling, zou mobiliteit van de werknemers prioriteit moeten hebben”.

Human capital: het enige kapitaal dat ertoe doet, door Han Mesters, Zipconomy, 13 oktober 2020: www.zipconomy.nl/2020/10/human-capital-het-enige-kapitaal-dat-ertoe-doet/

 

Afbeelding bovenaan is van Gerd Altmann

Welke banen lopen gevaar door Covid-19 en automatisering?

Covid-19 zal waarschijnlijk ‘een tsunami van banenverlies’ veroorzaken. Er zijn ook signalen dat de pandemie het tempo van de technologische veranderingen snel zou kunnen opvoeren. De Royal society for arts, manufactures and commerce (RSA) heeft het rapport Who is at risk? gepubliceerd van een onderzoek naar de manier waarop deze krachten op elkaar kunnen inwerken om de arbeidsmarkt fundamenteel te hervormen.
De RSA is een in Londen gevestigde Britse multidisciplinaire organisatie, gesticht in 1743, met als doel het verrijken van de maatschappij door middel van ideeën en activiteiten. De RSA voelt zich betrokken bij goed werk: “Als goed werk het doel is en werkelijkheid wil worden, dan is steun van de maatschappij en het brede publiek noodzakelijk. We zouden graag zien dat iedereen meehelpt het doel na te streven: goed werk voor iedereen”.

Fabian Wallace-Stephens, senior onderzoeker in het Economy, Enterprise en Manufacturing Team van de RSA schrijft dat RSA voor het onderzoek een risicoregister heeft ontwikkeld waarin een analyse van de gevolgen van de pandemie voor verschillende sectoren is gecombineerd met automatiseringmaatregelen en hun groei of afname in de afgelopen tien jaar.

Robots in een pandemie: drie belangrijke stellingen

Of het nu gaat om robots die specifieke taken automatiseren, of om software dat de arbeidsinput wijzigt, nodig voor dienstverlening via Zoom, er zijn sterke signalen dat de pandemie het tempo van de technologische veranderingen zal versnellen en het aantal beschikbare banen zal verminderen.

De drie stellingen

1. Overwegingen in verband met de volksgezondheid

Bedrijven zouden meer kunnen automatiseren om de interactie tussen werknemers en consumenten tot een minimum te beperken en het risico op besmetting te verminderen. Zo is er bijvoorbeeld een verschuiving opgetreden naar contactloze (touchless) horeca en contactloos winkelen. Amazon opent binnenkort zijn eerste kassaloze winkel in Groot-Brittannië, terwijl mobiele robots roomservice leveren aan hotelgasten in Hongkong.

2. Consumentenvoorkeuren

Hoewel nieuwe technologieën in eerste instantie misschien zijn ingevoerd om gezondheids- en veiligheidsredenen, sommige zullen blijven bestaan omdat ze het de consument makkelijker en aangenamer maken en omdat ze goedkoper zijn.
Cursussen over Zoom kunnen goedkoop worden aangeboden aan veel meer mensen waardoor er minder behoefte is aan fitnessinstructeurs, schoonmakers en ander onderhoudspersoneel van een gebouw. De opkomst van e-commerce en platforms voor voedselbezorgng zal leiden tot meer koeriers maar zal het bedienend- en winkelpersoneel kunnen verminderen.

3. De kosten van arbeid tijdens een pandemie

Sociaal afstand houden en andere beschermende maatregelen verhogen de kosten van menselijke arbeid ten opzichte van machines die hetzelfde werk kunnen doen maar zich niet hoeven te isoleren en geen ziektegeld nodig hebben.
Deze stelling is vooral van belang in sectoren als de maakindustrie, waar bedrijven mogelijk moeten herstructureren om met minder werknemers dezelfde productiviteit te halen.

Natuurlijk blijft er veel onzeker. De tweede golf die we nu doormaken kan een nieuwe impuls geven aan automatisering. Maar, als er spoedig een vaccin beschikbaar is, dan zou het nieuwe normaal er verrassend uit kunnen zien als het oude.
RSA hoopt dat het risicoregister in deze onzekere tijden beleidsmakers kan helpen bij het bepalen welke groepen werknemers het kwetsbaarst zijn en welke het best bestand zijn tegen al deze ontwikkelingen. Welk beleid verdient ondersteuning om ervoor te zorgen dat alle werknemers tijdens en na de pandemie toegang krijgen tot goed werk of het behouden?

Het risicoregister

RSA heeft ontdekt dat sectoren met de hoogste graad van opgenomen verlof, een aanzienlijk groter risico lopen op automatisering. Maar, dit verband is verre van eenvoudig. Niet alle bedrijven die door de pandemie zijn getroffen, lopen een groot risico op automatisering. Sommige van de meest automatiseerbare sectoren zijn behoed voor de gevolgen van de pandemie en hebben wellicht zelfs geprofiteerd van de Covid-19-economie. RSA heeft een een segmentatie-analyse gemaakt om dit verband nader te onderzoeken (Zie figuur 1 in rapport).
Langs de assen van Covid-19 en automatiseringsrisico zijn vier brede clusters van sectoren vastgesteld. De analyse bevat ook gegevens over leeftijd, geslacht, inkomen en opleidingsniveau om te illustreren wat voor invloed deze krachten op verschillende demografische groepen heeft.

  • Hoge Covid-19, hoog automatiseringsrisico. Deze bedrijven hebben meestal een hoge graad van jonge werknemers (jonger dan 30 jaar). Werknemers zijn eerder mannen, verdienen meestal minder en hebben minder kans op een hogere opleiding. 17 procent van de werkgelegenheid. Hieronder vallen sectoren als horeca, sport en recreatie en delen van de industrie en de bouw.
  • Hoge Covid-19, laag tot gemiddeld automatiseringsrisico. Werknemers in deze sectoren zijn meestal mannen, worden relatief goed betaald en hebben een hoger opleidingsniveau. 9 procent van de werkgelegenheid. Inclusief bedrijfstakken als vliegverkeer en toerisme, kunst en amusement, architectuur, filmproductie, musea en cultuur.
  • Lage/gemiddelde Covid-19, hoog automatiseringsrisico. Deze bedrijfstakken zijn relatief evenwichtig verdeeld over de geslachten, verdienen meestal minder en hebben minder kans op een hogere opleiding. 17 procent van de werkgelegenheid. Inclusief een aantal belangrijke bedrijfstakken zoals detailhandel, voedselproductie, thuiszorg en postbezorgings- en koeriersdiensten.
  • Lage Covid-19, laag automatiseringsrisico. Over het algemeen zijn de werknemers in de meest veerkrachtige sectroren vaker vrouw, worden ze vaak goed betaald en hebben ze een hoog opleidingsniveau. 35 procent van de werkgelegenheid. Inclusief wetenschappelijk onderzoek, gezondheidszorg en onderwijs en enkele door mannen gedomineerde bedrijfstakken zoals computerprogrammering.

Ondersteuning van risico-werknemers

De analyse toont niet alleen waar de pandemie het tempo van de automatisering zou kunnen opvoeren, maar onderstreept ook hoe Covid-19 nieuwe winnaars en verliezers creëert. Bedrijfstakken waarvan men eerder dacht dat ze tamelijk veerkrachtig waren, staan nu op de rand van de afgrond.
Voor een belangrijk deel stelt deze analyse in staat verder te gaan dan een ‘one size fits all’-aanpak bij het ontwikkelen van aanbevelingen voor toekomstig beleid. RSA doet een aantal aanbevelingen ter ondersteuning van verschillende groepen werknemers:

  1. Gerichte steun voor sectoren die een risico vormen voor Covid-19: Invoering van een gewijzigde versie van de Regeling voor de ondersteuning van de werkgelegenheid
    van de overheid (Job Support Scheme) op basis van het zogeheten Franse tweesporenstelsel met gereduceerde bijdragen voor sectoren die het meeste risico lopen. Voorwaarde voor langdurige steun is dat elk bedrijf met meer dan twintig werknemers een ondernemingsraad invoert.
  2. Overgangsactiviteiten voor werknemers die risico lopen op Covid-19 en automatisering: Invoering van een centrum voor baanzekerheid naast regelingen voor het scheppen van banen om de meest risicovolle werknemers te helpen bij de overgang naar veerkrachtiger sectoren. Een overgangsbasisinkomen bieden om deze werknemers financieel te ondersteunen bij hun omscholing.
  3. Bijscholen van werknemers die het risico lopen op automatisering: Introduceer een persoonlijke leerrekening in toekomstbestendige beroepen in sectoren met een groot risico op automatisering, met name in sectoren die sinds de pandemie een groei hebben doorgemaakt.

De overgangsactiviteiten moeten gericht zijn op bedrijfstakken die zowel door Covid-19 als door automatisering worden bedreigd. In de eerste plaats is het minder waarschijnlijk dat banen in sectoren die automatiseerbaar zijn, op de lange termijn levensvatbaar zijn, ook al zijn ze in de context van een pandemie iets levensvatbaarder.
In de tweede plaats worden deze werknemers over het algemeen minder goed betaald en daarom zou de overgang naar een nieuwe, beter betaalde of zekerder baan in een groeisector een kans kunnen zijn om de gaten in goed werk te dichten.

Of de economie al dan niet in staat is massaal banen te creëren, RSA ziet voor Groot-Brittannië een aangepaste versie van de Job Support Scheme als vangnet voor de stijgende werkloosheid. Maar er valt ook iets te zeggen voor het beschermen van goede banen in bedrijfstakken die waarschijnlijk op lange termijn levensvatbaar zijn, ondanks het feit dat ze op korte termijn minder levensvatbaar zijn vanwege de beperkingen op het gebied van de volksgezondheid. Hoewel er veel onzekerheid bestaat over de mogelijkheid van massaal testen of een vaccin in de komende zes maanden, zou de regering dit niet dienen uit te sluiten.

Downloaden rapport Work and automation in the time of Covid-19, door Fabian Wallace-Stephens en Emma Morgante, RSA, oktober 2020: www.thersa.org

Which jobs are at risk from Covid-19 and automation? door Fabian Wallace-Stephens, RSA, 12 oktober 2020: www.thersa.org/blog/2020/10/jobs-risk-covid-automation

EU-barometer analyseert impact COVID op regio’s en steden. Meer dan helft Europeanen heeft vertrouwen in regionale en lokale overheid

De eerste van de op 12 oktober 2020 verschenen editie van het rapport van de Jaarlijkse regionale en lokale barometer van de EU legt de nadruk op de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de Europese burger. Het Europees Comité van de Regio’s (CvdR) – dat in 1994 naar aanleiding van het Verdrag van Maastricht is opgericht – bestaat uit 329 afgevaardigden van de lokale en regionale overheden uit alle 27 lidstaten van de Europese Unie. Samen vertegenwoordigen zij meer dan 446 miljoen Europeanen.

Het doel van deze eerste editie is een een overzicht geven van de toestand van de regio’s en lokale gemeenten tijdens deze crisis, aan de hand van feiten, cijfers, kaarten, voorbeelden en analyses. Op die manier krijgen regio’s, lokale gemeenten, nationale regeringen, EU-instellingen en andere belanghebbenden een duidelijk inzicht in de betekenis van deze crisis in de dagelijkse praktijk en de gevolgen voor de samenleving. Zo kan de barometer helpen bij het treffen van herstelmaatregelen.

De Barometer kan regio’s en lokale gemeenten ook helpen hun stem te laten horen in het besluitvormingsproces van de EU, door hun aanvragen te onderbouwen met bewijsmateriaal en gegevens.

Kernvragen van de Barometer zijn: Wat is het effect van de COVID-19-crisis op regio’s en lokale gemeenten in de EU? Welke verschillen zijn er tussen de regio’s? In welke mate hebben regio’s en lokale gemeenten te maken gehad met de gevolgen van de crisis op het gebied van gezondheid, het sociaal domein, economie en milieu? Hoe staat het met de lokale democratie in Europa? Hoe heeft de crisis de visie van de mensen op de EU beïnvloed? Welke EU-maatregelen zijn voorgesteld en ingevoerd? Hoe gaan zij de lokale gemeenten en regio’s helpen met herstel?

De Barometer geeft aan het slot van het rapport een aantal aanbevelingen, bedoeld om beleidsmakers op alle niveaus bij te staan bij het bieden van efficiënte en gerichte steun voor herstel en een betere toekomst in de regio en de lokale gemeente.

Een greep uit de inhoud van rapport:

  • De economische impact van COVID op regio’s en steden. Dalende inkomsten, stijgende kosten: de gevaren van het ‘schaareffect’.
  • De gevolgen voor de werkgelegenheid en de gemeenschappen. De noodzaak om een verloren COVID-19-generatie te voorkomen.
  • De asymmetrische gevolgen van de pandemie voor de regionale en lokale gezondheidsstelsels.
  • Meer geloof, meer vertrouwen: tijd om de democratie in de EU te veranderen.

De rol van de regionale en lokale overheid in de crisis

Het CvdR heeft tussen 3 en 17 september 2020 een enquête gehouden onder 26 000 burgers van de EU-lidstaten over de COVID-19-crisis en de rol van de regionale en lokale overheden. Gebleken is dat meer Europeanen vertrouwen hebben in regionale en lokale overheden (52%) dan in de EU (47%) en hun nationale overheid (43%).

Regionale of lokale overheden genieten ook meer vertrouwen (48%) dan de EU (45%) en de nationale regering (44%) wat betreft het nemen van de juiste maatregelen, zowel in het heden als in de toekomst, om de economische en sociale gevolgen van de coronacrisis het hoofd te bieden..

Meer in het algemeen zijn twee op de drie Europeanen van mening dat de regionale en lokale autoriteiten onvoldoende invloed hebben op de besluiten die op EU-niveau worden genomen, en 58% – waaronder een aanzienlijke meerderheid in alle 27 lidstaten – is van mening dat meer invloed van de regionale en lokale autoriteiten een positief effect zou hebben op het vermogen van de EU om problemen op te lossen.

Op de vraag welke gebieden meer invloed qua beleid zouden moeten hebben, gaat de voorkeur uit naar gebieden als gezondheidszorg (45%), werkgelegenheid en sociale zaken (43%), en onderwijs, opleiding en cultuur (40%).

De economische impact van COVID – de gevaren van het ‘schaareffect’

Dalende inkomsten en stijgende uitgaven, het zogenaamde ‘schaar-effect’, brengen de overheidsfinanciën van gemeenten, steden en regio’s in de EU in gevaar. Zo wordt de daling van de inkomsten van de sub-nationale overheden in Frankrijk, Duitsland en Italië in 2020 alleen al geraamd op ongeveer 30 miljard euro voor de drie landen, wat tot 10% van de respectieve totale inkomsten uitmaakt. Meer dan 90% van de EU-regio’s en -gemeenten verwachte een daling van hun inkomsten

COVID-19 heeft in de hele EU een enorme economische impact. Uit het rapport blijkt dat sommige gebieden bijzonder kwetsbaar zijn: Île-de-France, de Spaanse regio’s Andalusië, Castilië en León, Madrid en Valencia en de meeste Italiaanse regio’s zijn het hardst getroffen, samen met de kustgebieden van Kroatië, Oost-Bulgarije en Griekenland.

In het rapport wordt het verband gelegd tussen gezondheid en economie. Er wordt een evaluatie gemaakt van de mogelijke economische gevolgen van de lockdowns die zijn opgelegd om de verspreiding van het virus te voorkomen. Ook wordt het ‘schaareffect’ op de financiën van lokale en regionale overheden getoond. Enerzijds zijn hun uitgaven voor gezondheidszorg, sociale diensten en civiele bescherming explosief gestegen. Anderzijds krimpen hun inkomsten uit economische activiteiten snel.

Uit de antwoorden op een enquête die in samenwerking met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) in driehonderd gemeenten en regio’s is verricht, blijkt dat meer dan de helft van de sub-nationale overheden in 2020 een zeer grote impact op de sub-nationale financiën ondervindt (33% een matige impact). Zonder adequate steun zal de situatie in 2021 en zelfs 2022 volgens een grote meerderheid van regionale en lokale overheden in de EU verslechteren. Vooral steden worden getroffen: 78% van de respondenten die grote gemeenten (met meer dan 250.000 inwoners) vertegenwoordigen, maakt melding van een sterke impact van COVID-19 op hun financiën en functioneren. 83% van hen verwacht een daling van hun belastinginkomsten, en 53% van hen zelfs een sterke daling.

Downloaden van de samenvatting (in het Nederlands) van de Jaarlijkse regionale en lokale barometer van de EU – Berekening van de kosten van de COVID-pandemie voor de regio’s, steden en dorpen van de EU, Europees Comité van de Regio’s (CvdR), oktober 2020: klik hier.

Downloaden van het volledige rapport (in het Engels): EU Annual regional and local barometer, European Committee of the Regions, oktober 2020: https://cor.europa.eu/en/our-work/EURegionalBarometerDocs/4370-Barometer%20optimized.pdf

Video: Staat van de regio’s en steden van de Europese Unie, EU-assemblee van regionale en lokale afgevaardigden: https://cor.europa.eu/nl/our-work/Pages/EURegionalBarometer-2020.aspx

Zie ook: Nederlander vertrouwt vooral eigen regering, door Simon Trommel, Binnenlands Bestuur, 12 oktober 2020: www.binnenlandsbestuur.nl/bestuur-en-organisatie/nieuws/nederlander-vertrouwt-vooral-eigen-regering.14759686.lynkx

Ons gedrag aanpassen aan surveillance en voortaan je kind verbieden de handstand te doen in de openbare ruimte

Maxim Februari gaf de ROB-lezing van 2020 de titel mee: Hoe de inzet van data-technologie het karakter en de werking van het recht verandert. De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) is bezig met de voorbereiding van een advies, voorlopig genoemd Verantwoord sturen met data, waarmee de Raad wil bijdragen aan de (politieke) discussie over de legitimiteit van gedragssturing met data.
Maxim Februari is filosoof, jurist, schrijver en columnist. Hij begon zijn lezing met een voorbeeld, het SyRI-systeem, een wettelijk instrument dat de overheid gebruikte om persoonsgegevens van burgers aan elkaar te koppelen. Tegen SyRI (Systeem Risico Indicatie), was een rechtszaak aangespannen dat door eisers, onder wie Maxim Februari, in februari 2020 werd gewonnen.

Februari:
“SyRI was een fraude opsporingssysteem dat gebruik maakte van alle, maar dan ook echt alle, gegevens die over ons als burgers zijn verzameld. En volgens de Raad van State waren dat er zoveel dat er nauwelijks een persoonsgegeven te bedenken is dat er niet onder valt. Voor zover bekend was dit zelfs wereldwijd de eerste rechtszaak waarin bezwaar werd gemaakt tegen datasturing met een beroep op de mensenrechten. En we wonnen dus. De rechter verklaarde SyRI in strijd met het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. Goed dat was in februari. Maar ja, de staat geeft niet op want er ligt meteen al een voorstel van de regering voor een nieuwe wet, de Wet gegevensverwerking samenwerkingsverbanden. En die gaat nog verder dan de vorige. En dan kun je als coalitie van burgers en burgerrechten-organisaties, mensenrechtenadvocaten wel dapper opnieuw gaan procederen, maar iets aan die gang van zaken klopt niet.
Datasturing is niet minder dan een revolutie en de rechtsbescherming van de burger daarin moet niet afhangen van een handjevol verontruste burgers en organisaties, en van de vraag of ze überhaupt geld bij elkaar kunnen sprokkelen voor een rechtszaak.
De staat moet zelf geïnteresseerd zijn in bescherming van de burgers. Niet een systeem of een app in gebruik nemen en dan maar zien of iemand puf heeft om daar protest tegen aan te tekenen. Maar goed, sinds februari…
en vervolgens sinds maart, sinds het gedoe met de corona-apps lijkt er wel wat beweging in de zaak te komen. En hier en daar hoor je zowaar tegenwoordig een roep om een juridisch kader”.

Een Disneyland zonder kinderen

Een ander voorbeeld is het nieuwe, op Schiphol in gebruik genomen veiligheidssysteem waarmee je verdachte bewegingen kan opsporen. Volgens een hoogleraar hoeft men zich daar niet ongerust over te maken want zo’n systeem kan alleen maar afwijking in gedrag herkennen. Februari:
“Ziet het systeem bijvoorbeeld iets raars dan moet er nog steeds een mens aan te pas komen om te beslissen of er echt een gevaar is. Of, zei hij, dat bijvoorbeeld een kind de handstand doet. Toen ik dit las kreeg ik een duidelijk visioen van het chilling effect, het aanpassen van je gedrag aan surveillance. Want je kunt je voorstellen dat mensen in het vervolg hun kinderen op Schiphol verbieden nog de handstand te doen omdat ze er last mee krijgen, en oponthoud. Waarna de handstand voorgoed uit ons straatbeeld zal verdwijnen.

Een Disneyland zonder kinderen, sommige bestuurders noemen dat een veilige samenleving. Maar het verzamelen van data verandert niet alleen ons gedrag, menselijk gedrag, het verandert ook het onderzoek naar menselijk gedrag, de gedragswetenschap en de productie van kennis en dat is een punt dat ik zelf wezenloos en mateloos interessant vind”.

Rechtstatelijkheid

Volgens Februari heeft de overheid een achterstand opgelopen op de technologie. Bestuurders blijken absoluut niet op de hoogte van de juridische impact van het verzamelen van data: “Het gaat niet om privacy. Het onderwerp waar bestuurders en ambtenaren ‘s nachts van wakker zouden moeten liggen is rechtsstatelijkheid van deze nieuwe, geautomatiseerde staat. De geautomatiseerde staat is een staat die wordt bestuurd met behulp van data, code en software. Goed dit is het heden, je hebt bestuurders die spreken nog met een vies gezicht over privacy, en de regering interesseert zich niet diepgaand voor het onderwerp van de rechtsstatelijkheid. Maar in beschouwelijke kringen wordt gelukkig volop nagedacht over de rechtsbescherming van de burger. Er is een beter juridisch raamwerk nodig zeggen de deskundigen. En voor een juridisch raamwerk heb je een ethisch raamwerk nodig, want je wilt dat die datasturing wordt bepaald door publieke waarden, en niet door de mogelijkheden van de IT”.

De hype en de horror

Februari zegt dat er twee manieren zijn om naar de toekomst te kijken: de hype en de horror.
“De hype is de toekomstvisie van de techno-optimisten die denken dat je alle sociaal-politieke problemen kunt oplossen door simpelweg software los te laten op dataverzamelingen. Alles komt vanzelf goed, als je de straten maar volhangt met programma’s voor gezichtsherkenning. De bestuurlijke wereld helt naar deze kant over. Ik kom de visie althans veel tegen tijdens mijn bezoeken aan de wereld van het openbaar bestuur. En wee degenen die komen met aarzelingen over rechtvaardigheid. Die zijn, zoals het verwijt tot mijn verbazing of misschien zelfs verbijstering dit jaar nog steeds luidt: bang voor de stoomtrein.

Het andere extreem is de horror. Het is het beeld van de Dickensiaanse dystopie. Dat is een term die ik tegenkwam in The Guardian in een artikel over algoritmes die de armen straffen. Armen die het zwaarst getroffen worden door het gebruik van algoritmen. De Amerikaanse politicologe Virginia Eubanks noemt het the digital poorhouse, het algoritmische armenhuis. In deze visie leiden datasturing en geautomatiseerde besluitvorming tot armoede, ongelijkheid, discriminatie en algeheel verlies aan rechten. En ons Nederlands debacle met de belastingtoeslagen past natuurlijk naadloos in dit Dickensiaanse beeld van het armenhuis.
Hype en horror, afzonderlijk zijn die twee misschien allebei geen volledige afbeelding van de werkelijkheid, maar er zijn redenen om aan te nemen dat ze allebei tegelijkertijd kloppen. Het glas is tegelijkertijd halfvol en halfleeg. Door de inzet van datatechnologie kunnen we tegelijkertijd snelle oplossingen verwachten voor echte informatieproblemen en een verergering van de mensenrechtensituatie. Of misschien zelfs het verdwijnen van het mensenrecht.
We kunnen én welvaart én armoede verwachten. En efficiënter bestuur, én teloorgang van het recht. En de vraag of je meer aandacht moet besteden aan de hype of aan de horror, is natuurlijk maar net de vraag wat je belangrijk vindt in het leven. Mij lijkt het dat de staat, tot nu toe in de ban van de hype, wel wat meer aandacht zou mogen besteden aan de horror. Dus dat is mijn vriendelijke advies aan de staat, zolang die nog bestaat”.

In de lezing kwam nog meer aan de orde, zoals het verdwijnen van de staat en de opkomst  van de geprivatiseerde maatschappij waarin nationale en lokale politici en bestuurders de constitutionele rechten van burgers overboord kieperen uit pure technosolutionistische naïviteit.

De uitdaging, aldus voorzitter Han Polman van ROB tot slot, zal zijn of wij ons bewustzijn moeten vergroten of vragen moeten stellen. Of zijn we eraan toe een aantal nieuwe normen te stellen met elkaar?

Op Maxim Februari’s lezing volgde een co-referaat van Martiene Branderhorst, lid van de Raad voor Openbaar Bestuur.

Eind 2020 verschijnt de lezing van Maxim Februari in boekvorm. Een exemplaar kan worden aangevraagd via e-mail met vermelding van naam en adres aan: info@raadopenbaarbestuur.nl

Klik op de afbeelding hieronder voor terugkijken op video van de ROB-lezing van Maxim Februari, gehouden op 1 oktober 2020 in Den Haag.

Iris Oversier heeft alles wat gezegd en bediscussieerd was tijdens de lezing en het co-referaat samengevat in een tekening. Zie afbeelding helemaal bovenaan (detail).