Skip to main content

Redactie Beroepseer

Protestactie rechters: vóór kwaliteit en tegen productie-draaien

In NRC Handelsblad van 15 december 2012  verscheen een artikel van Marcel Haenen over rechters die aan de alarmbel trekken. Een vooralsnog geheime groep raadsheren is in opstand gekomen tegen de in hun ogen steeds zwaardere productie-eisen die aan het rechtspreken worden gesteld. De rechters zeggen hun  werk niet goed meer te kunnen doen. Ze voelen zich ook niet vertegenwoordigd door hun eigen bestuursorgaan, de Raad voor de Rechtspraak.

Dit blijkt uit een anoniem manifest dat door raadsheren van het gerechtshof in Leeuwarden is opgesteld. In het pamflet klagen de rechters dat er nauwelijks nog aandacht is voor de kwaliteit van hun werk. Ze schrijven alleen nog maar te worden afgerekend op de aantallen vonnissen die ze maken. Het heeft ertoe geleid dat de kwaliteit zodanig onder druk is komen te staan dat veel zaken niet de aandacht kunnen krijgen die ze verdienen, en dat onverantwoorde keuzes worden gemaakt om aan de productie-eisen tegemoet te komen.

De Raad voor de Rechtspraak is volgens de actiegroep “losgezongen van de praktijk op de werkvloer”. De Raad zou zijn ingekapseld door de politiek in Den Haag.
Het manifest is volgens woordvoerder F. Steringa van het hof in Leeuwarden opgesteld door “een behoorlijke grote groep” raadsheren. Verdere toelichting wil ze niet gegeven. De schrijvers van het manifest willen anoniem blijven: “We willen via het manifest eerst intern peilen wat er leeft”, zegt Steringa. In het manifest worden andere rechters opgeroepen te reageren.

Leendert Verheij, president van het Gerechtshof van Den Haag, zegt begin volgend jaar het manifest met zijn raadsheren te willen bespreken: “Het mag geen schimmengevecht in de media worden.”

Volgens het Tweede Kamerlid Peter Oskam (CDA) is het heel begrijpelijk dat de Nederlandse rechters rebelleren tegen het huidige systeem waarin ze gedwongen worden steeds meer productie te draaien. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie moet de magistraten financieel te hulp schieten.
Oskam  zit sinds een paar maanden in het parlement en werkte daarvoor tien jaar als rechter en tien jaar als officier van justitie.

Lees verder op de site van NRC: Rechters in manifest: we kunnen werk niet meer goed doen door Marcel Haenen, 15 december 2012: https://www.nrc.nl

Politiek reageert verdeeld op ‘rebellerende rechters’, door Marcel Haenen, NRC, 15 december 2012: https://www.nrc.nl/

Klik hier voor het uitgelekte anonieme manifest: https://beroepseer.nl

In NRC Handelsblad van 17 december 2012 staat een vervolg op het artikel van zaterdag 15 december 2012 van Marcel Haenen.
Onder de kop Tweederde van rechters vindt goede rechtspraak onmogelijk schrijft hij dat veertig van de in totaal zestig raadsheren die werken bij het gerechtshof in Leeuwarden van mening zijn dat ze niet goed meer kunnen rechtspreken. De president van dit gerechtshof, Fred van der Winkel, spreekt van “een verontrustend groot aantal”.

Een van de opstellers van het pamflet, die anoniem wil blijven “omdat we ons protest als een collectieve actie willen presenteren”, zegt: “Eigenlijk is vrijwel iedere raadsheer in Leeuwarden het met het pamflet eens. Niet iedereen tekent omdat men bang is voor gedonder of ze zijn het niet met alle formuleringen eens. Feit is dat een overweldigende meerderheid het huidige financieringssysteem voor rechtspraak afwijst omdat we als rechters voortdurend te horen krijgen dat alles sneller en goedkoper moet. We laten ons bij het nemen van een juridische beslissing steeds meer leiden door de kosten. Voor kwaliteit van rechtspraak is geen enkele interesse.”

Verarming van de Nederlandse rechtspraak
In de Volkskrant schrijft Wil Thijssen op 18 december 2012 dat de ondertekenaars van het manifest betogen dat de rechtspraak steeds meer gaat lijken op een koekjesfabriek waarin productiecijfers en minutenprijzen leidend zijn. “Wij moeten onze targets halen”, zegt Menno Zandbergen, senior raadsheer en een van de initiatiefnemers: “Daar gaan perverse prikkels van uit. Het wordt verleidelijk om bijvoorbeeld getuigen niet op te roepen, of te vonnissen als dat niet nodig is, omdat je anders je doelen niet haalt”.

De trend die zichtbaar is bij ziekenhuizen, universiteiten, in de woningbouw en het onderwijs zet zich volgens hem nu door in de rechtspraak, met de aanstelling van gerechtsbesturen die directief optreden en op grote afstand van de werkvloer staan. Dat tast de onafhankelijkheid van rechters en de kwaliteit van de rechtspraak aan. De Raad voor de Rechtspraak zou niet zozeer de belangen van rechters behartigen, alswel die van politiek Den Haag.

Vrijdag 21 december 2012 hebben de opstellers van het manifest een gesprek met de Raad voor de Rechtspraak. Voorzitter Erik van den Emster stelt in een schriftelijke reactie dat hij “de zorgen deelt” over de productiedruk binnen de rechtspraak en de gevolgen hiervan voor de kwaliteit. Dat de rechters geen inspraak hadden in de benoeming van de gerechtsbesturen, noemt hij “feitelijk onjuist”: “Bij de benoeming is veel aandacht geweest voor lokale inspraak”.

“Aandacht was er inderdaad, inspraak niet”, aldus Zandbergen. Hij hekelt een Twitterbericht van de raad dat modernisering van de rechtspraak onder rechters weerstand oproept: “Daar gaat het manifest helemaal niet over. Wij begrijpen dat een herziening van de gerechtelijke kaart en modernisering noodzakelijk zijn. Wij klagen ook niet over de werkdruk. Wij klagen over de kwaliteit, over een verarming van de Nederlandse rechtspraak”.

Tweederde van rechters vindt goede rechtspraak onmogelijk, door Marcel Haenen, 17 december 2012, NRC Handelsblad: https://www.nrc.nl

Rechters in actie tegen ‘uitholling’ van rechtspraak, door Wil Thijssen, de Volkskrant, 18 december 2012: www.volkskrant.nl

Praten met leraren tijdens lerarendiner

Op 6 december 2012 vond het eerste “lerarendiner” plaats in Rotterdam. Ruim zestig leraren uit alle sectoren van het onderwijs zaten met elkaar aan tafel op uitnodiging van de Onderwijsraad, het adviesorgaan voor de regering op het terrein van het onderwijs. In januari 2013 volgt een tweede lerarendiner in Zwolle. Onderwerp van gesprek was de vraag Wat is moderne professionaliteit?

Jelmer Evers, docent geschiedenis op de school voor havo/vwo UNIC in Utrecht schrijft op zijn blog dat hij … “vorige week het genoegen had om twee inspirerende bijeenkomsten over het onderwijs mee te maken. De eerste was op donderdagavond. Samen met 70 andere collega’s was ik uitgenodigd voor het lerarendiner van de Onderwijsraad. De tweede was de ochtend daarna. Samen met Dick van der Wateren en Amber Walraven gingen we in gesprek met Jelle Kaldewaij van het nieuwe Regieorgaan Onderwijsonderzoek. Daarover later meer.

Bij de Onderwijsraad kwam de professionele ruimte van de leraar aan bod. Een cruciaal onderwerp waarover ik een uitgesproken mening heb: die is er te weinig. De Onderwijsraad kaderde het als volgt in (lees hier het verslag van de Raad zelf):

“Het gaat niet over de buitenkant van het leraarschap, dus niet over de arbeidsvoorwaarden, de beloning of het register. Het gaat over de binnenkant: wat drijft je als leraar, waar loop je tegenaan en wat heb je nodig?”

Na een introductie van de voorzitter gingen we in vier groepen uit elkaar om het onderwerp verder uit te diepen. Wij zaten onder leiding van Hugo de Jonge in een VO-groep. Er was een enorme betrokkenheid onder de docenten, maar ook een duidelijk verschil in pedagogische en didactische visie. Dit waren allemaal docenten die doordacht handelden vanuit vertrouwen in hun eigen expertise en professionaliteit. Een zeer breed gedragen mening was dat die veel te veel onder druk stond. Het aantal lessen, de klassengrootte staan kwaliteit in de weg. Daarnaast werd er ook een cultuur van wantrouwen ervaren. Vanuit de overheid en de inspectie die veel te veel stuurt op cijfers en lijstjes. Met als grote boosdoener het verschil tussen CE en SE, wat tot soms onwerkelijke situaties leidt: een leerling niet een hoog cijfer kunnen geven voor een opdracht omdat hij niet goed was in toetsen. Maar ook in scholen. Opmerkelijk veel collega’s benoemden het feit dat dure externen werden ingevlogen terwijl de benodigde expertise al in de scholen aanwezig was. Gelukkig waren er ook voorbeelden van het tegendeel. Mijn eigen ervaring is wat dat betreft positiever.

Daarna kwam de vraag hoe we daar nu mee omgaan. Door voor jezelf en je expertise op te komen en door zelf ruimte te creëren  Ook hier hele mooie voorbeelden. Er moet ook meer een aanspreekcultuur komen in het onderwijs. Natuurlijk kwamen in deze groep voorbeelden naar voren van docenten die niet voldeden. Die ken ik ook. Maar terecht volgde daarop dat onkunde overal te vinden is, niet alleen in het onderwijs.

Aan “er mee omgaan” zitten gewoon grenzen. We kwamen als groep toch steeds weer uit op die randvoorwaarden. Uiteindelijk bleek dat de scheiding die de Onderwijsraad wilde maken eigenlijk niet te maken is. Inspectiedruk, maar  ook arbeidsvoorwaarden, in dit geval lesuren en klassengrootte, spelen een cruciale rol in de professionele autonomie. Dat sluit aan bij mijn eigen pleidooi om nu eindelijk eens op te houden met elkaar voor de gek houden. Om op te houden met oproepen (met name van mensen die niet voor de klas staan) om gewoon “aan de slag te gaan”. Het is een illusie om te denken dat we een fundamentele structurele kwaliteitsslag kunnen maken onder de huidige omstandigheden en in deze beleidscultuur.

En helaas heeft de Onderwijsraad hier ook een rol in. Symbolisch wel te verstaan, maar daarom niet minder belangrijk. Op mijn eerdere schriftelijke vraag waarom er geen docenten in de Onderwijsraad zaten kreeg ik eigenlijk het antwoord: docenten zijn niet goed genoeg. Dat waag ik, gezien de samenstelling van de Raad, te betwijfelen. Ik kreeg deze avond ook verschillende antwoorden. Maar er zitten toch docenten in? Dat bleken dus oud-docenten te zijn die al heel snel bestuurder zijn geworden of universitair docenten. Bestuurders en professoren zijn inderdaad heel erg goed vertegenwoordigd. Daarnaast hoorde ik de redenering dat er traditioneel bepaalde expertise aanwezig moest zijn: politiek, onderwijskunde, onderwijseconomie, etc. Op mijn vraag waarom er niet iemand inzat die praktijkervaring en theorie vanuit het PO en VO vertegenwoordigde werd niet-begrijpend en enigszins lacherig gereageerd. Waarom? Een andere redenering was dat je werd “gevraagd” (door wie?) op persoonlijke titel, dit in tegenstelling tot eerdere antwoorden. Tot zover de wens om de beste mensen voor de klas te krijgen. Je wordt als docent niet voor vol aangezien. Twee diners houden of een consultatieronde hier en daar is toch echt wat anders dan structureel aan tafel zitten als volwaardige partner.

Het eten was heerlijk en de toegift van de ‘Canon van het Onderwijs’ zeer welkom. Ik heb de Onderwijsraad oprecht bedankt voor een goede avond. Maar toch ging ik weg met een dubbel gevoel. Het was aan de ene kant een enorm inspirerende avond die me eens te meer deed beseffen dat de oplossing voor problemen in het onderwijs voor een groot deel bij docenten ligt. Aan de andere kant ging ik toch weg met een kater. De antwoorden van de Onderwijsraad stelden me zeer teleur. Ik blijf het te gek voor woorden vinden dat in een onderwijsraad leraren niet vertegenwoordigd zijn. Misschien over een paar jaar”.

lerarendiner 2012Lees ook Wat is moderne professionaliteit? – Verslag lerarendiner 6 december op de website van de Onderwijsraad: www.onderwijsraad.nl
Evers heeft meegewerkt aan de op 1 oktober 2012 op Nederland 2 uitgezonden documentaire De avond van het onderwijs waarin hij liet zien hoe hij zijn leerlingen individueel en op maat onderwijs geeft.
Zie ook de video met Jelmer Evers: Een andere manier van lesgeven: klik hier.

Blog van Jelmer Evers, Praten met leraren, 13 december 2012: www.jelmerevers.nl

 

Verpleegkundigen bovenaan lijst eerlijke beroepen

Het is december. Weer tijd voor lijstjes maken. Derek Thompson, redacteur van het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic publiceerde de uitslagen van zijn favoriete jaarlijkse peiling, het geven van een waarderingscijfer voor eerlijkheid aan verschillende beroepen. De vraag die aan deelnemers van de Gallup-enquête in de periode 26 – 29 november 2012 werd gesteld was: Kunt u vertellen wat voor cijfer u zou geven voor eerlijkheid en ethisch normbesef aan mensen die werken in de volgende 22 beroepen? Deelnemers konden antwoorden met: zeer hoog, hoog, gemiddeld, laag of heel laag. Gallup is een in 1935 opgericht Amerikaanse bedrijf, vooral bekend vanwege zijn opiniepeilingen.

De uitslag laat zien dat verpleegkundigen bovenaan de lijst staan. Zij worden het betrouwbaarst gevonden met een score van 85 procent. Volgen:

2. apothekers 3. artsen  4. ingenieurs  5. tandartsen, 6. politiemensen  7. leraren  8. geestelijken  9. psychiaters, 10. chiropractors  11. bankiers  12. journalisten  13. zakenlieden  14. gouverneurs 15. advocaten  16.verzekeringsagenten  17. leden van de Senaat, 18. zorgpraktijkmanagers  19. effectenmakelaars  20. advertentieverkopers  21. leden van het Congres.
Het laagst op de lijst, op de 22ste plaats, staan de autoverkopers met 8 procent.

Honesty/Ethics in Professions, Gallup, 26-29 november, 2012: www.gallup.com

The Least-Trusted Jobs in America: Congress Members and Car Salespeople, door Derek Thompson, The Atlantic, 3 december 2012: www.theatlantic.com

gallup ranking 2012

Ruim baan voor leraren

Roelof Bisschop pleitte in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting voor 2013 voor meer ruimte voor leraren. Zij weten het volgens hem namelijk beter dan politici. De regering moet de daad bij het woord voegen: minder verantwoording, minder bureaucratie! Dat kan bijvoorbeeld door het aanpakken van de Inspectie. Het toezichtkader kan volgens Bisschop voor een belangrijk deel niet door de wettelijke beugel.
Bisschop is sinds 20 september 2012  lid van de Tweede Kamer voor de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Voordien was hij leraar geschiedenis en directeur van een scholengemeenschap.

Bisschop in de Tweede Kamer: “Van goed naar excellent onderwijs, dat is natuurlijk een prachtige ambitie, maar de vraag die onmiddellijk opkomt is: hoe wordt die ambitie ingevuld en wat betekenen die begrippen? Wat is excellent onderwijs? De tweede vraag die daarmee samenhangt, is: brengt het voorgenomen beleid dit dichterbij? Naar mijn vaste overtuiging is de vrijheid van onderwijs voor alle geledingen, voor alle levensovertuigingen van cruciaal belang, wil je als overheid de stap van goed naar excellent onderwijs überhaupt kunnen maken. Dat heeft ermee te maken dat opvoeding en onderwijs in elkaars verlengde verzorgd kunnen worden, en dat is een basisvoorwaarde voor een veilig leerklimaat.
Ik had mij voorgenomen om een viertal punten aan de orde te stellen. In de eerste plaats wil ik een moment stilstaan bij het doel van onderwijs, in de tweede plaats bij de bekostiging ervan, in de derde plaats ga ik in op het toezicht en in de vierde plaats op het thema vertrouwen. Dan sluit ik af met enkele losse opmerkingen”.

Bij het derde punt aangekomen, die over het toezicht, wettelijke regelgeving en het toetsen van de inspectie zei Bisschop: “Het volgende adagium is eerder al verwoord. De overheid gaat over wat er moet worden aangeboden in het onderwijs, en de scholen gaan erover hoe dat in het onderwijs vorm krijgt. De scholen maken de didactische, methodologische en pedagogische keuzes. Dit zouden wij zonder meer als basisuitgangspunt moeten hanteren. Wij signaleren dat er nadrukkelijk sprake is van overcontrole. Mijn fractie heeft heel bewust de vinger gelegd bij de controle zoals die op dit moment door de inspectie plaatsvindt. Daarover hebben wij een factsheet opgesteld. Ik noem een paar voorbeelden die daarin staan. Het gaat daarbij om controles die de inspectie uitvoert, maar die geen wettelijke basis hebben. Ik noem het handelingsgericht werken. De inspectie vraagt om handelingsplannen. Ik ben er niet zeker van of hier bij alle inspectiebezoeken om wordt gevraagd, maar wij zijn er ettelijke malen tegenaan gelopen. Men vraagt ook om handelingsplannen voor leerlingen die geen extra ondersteuning nodig hebben. Als je het hebt over onnodige bureaucratische belasting, dan is dit er nadrukkelijk een voorbeeld van.

Een ander thema waarop de inspectie toetst, is opbrengstgericht werken. In de wet worden alleen de resultaten genoemd. Aan de scholen wordt echter een uitgebreide verantwoording gevraagd over de manier waarop zij tot die resultaten komen. Hieruit blijkt een overkill aan controle. Dat moeten we niet willen. Ik heb ten behoeve van de Kamerleden een niet uitputtende factsheet bij de Griffie afgegeven, met het verzoek om dat onder de leden te verspreiden. Op die manier kunnen zij zelf zien wat de kwaliteitsaspecten zijn die in het toetsingskader een plek hebben. Zij kunnen ook beoordelen hoe zich dat verhoudt of niet verhoudt tot bijvoorbeeld de wettelijke regelgeving. Ik vraag ook de minister wat zij aan deze handelwijze van de inspectie denkt te doen. Ik zou het ‘de inspectie getoetst’ willen noemen. Laten wij ook dit eens tegen het licht houden. Dit kon weleens een belangrijk punt worden bij de verlichting van de plicht voor administratieve verantwoording die op scholen rust. Op die manier kunnen scholen weer veel meer toekomen aan hun eigenlijke taak”.

Een duidelijk niet-christelijke leraar van een middelbare school merkte na kennisname van Bisschops inbreng op: “De SGP had trouwens een f*cking (excuse me) goede bijdrage op 5 december”.

Lees de volledige bijdrage van Bisschop aan het onderwijsbegrotingsdebat in de Tweede Kamer van 5 december 2012, Ruim baan voor leraren, op de website van SGP: www.sgp.nl

Het factsheet Inspectie getoetst! is te downloaden op site van Verus: https://www.verus.nl/files/oud_besturenraad/redactie/manifest-sgp.pdf (Niet meer beschikbaar)

Zadkine laat studenten in de steek

Op woensdag 12 december 2012 overhandigt ROOD-Rotterdam, de jongeren van de Socialistische Partij, een “sfeerrapport” aan de commissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport van Rotterdam (JOCS). Met het rapport luidt ROOD de noodklok over de toestand op het ROC Zadkine voor middelbaar beroepsonderwijs in de regio Rotterdam, in de hoop dat de gemeente Rotterdam snel stappen gaat ondernemen. Zadkine is een onderwijsreus met 18.000 ingeschreven studenten, 2000 medewerkers en ruim 7.000 mensen die voortgezet volwassenenonderwijs volgen.
ROOD bezocht in de afgelopen maanden, na de eerste signalen van misstanden, diverse locaties van Zadkine om te luisteren naar wat de studenten te vertellen hadden. De uitkomst is schokkend.
Studenten van Zadkine zijn het zat. Vaak hebben ze te maken met uitval van lessen, te weinig docenten, onvoldoende ruimte, een te kort aan middelen en slechte communicatie.

Afgelopen oktober maakte Zadkine bekend dit jaar, net als in 2011, een verlies van vele miljoenen te lijden. Voor dit jaar waarschijnlijk 19 miljoen. Door dit tekort moet de mbo-school 150 extra voltijdbanen schrappen – eerder waren er al 275 geschrapt – en honderdduizend vierkante meter aan gebouwen verkopen. Volgens het bestuur zou het onderwijs zo veel mogelijk worden ontzien.
Dit laatste lijkt nu absoluut niet het geval te zijn. Tom Weerdmeester van ROOD-Rotterdam: ”Het lijkt alsof Zadkine er alles aan doet om juist te bezuinigen op het onderwijs. Studenten worden zo veel mogelijk op één locatie ‘gepropt’. Soms zo erg dat er les moet worden gegeven in de centrale hal”.

Volgens sommige studenten moet je blij zijn als je überhaupt les krijgt. Veel leerlingen kampen met uitval van lessen en vakken en zijn bang dat ze op deze manier niet op tijd hun studie kunnen afronden. “Zadkine is het slachtoffer geworden van slecht management. Docenten en leerlingen moeten hier niet de dupe van worden”, aldus Tom Weerdmeester.

Enkele citaten van studenten uit het sfeerrapport:

“Onze studie is English Business and Fashion, maar we hebben niet eens Engelse les!”
”We hebben dure digi-programma’s gekocht. Maar er zijn niet genoeg computers, de werkruimte beperkt zich tot de kantine”.
”Excursies moeten we zelf betalen maar niemand weet waar we heen gaan en of ze wel doorgaan”.

Lees op de site van SP-Rotterdam, Zat van Zadkine, 10 december 2012: https://rotterdam.sp.nl

Overzicht inbreng politieke partijen tijdens behandeling onderwijsbegroting 2013

De Besturenraad, centrum voor christelijke onderwijs, heeft een overzicht gemaakt van de onderwerpen die de politieke partijen hebben ingebracht tijdens de behandeling van de OCW-begroting van 2013.
De ‘casus Amarantis’ bepaalde in hoge mate het debat op 5 december 2012, maar er kwam veel meer aan de orde. Diverse woordvoerders besteedden in de behandeling aandacht aan thema’s als ‘vertrouwen, ruimte en voldoende tijd’ en ‘niet toegeven aan de reflex om op elk incident te reageren met nieuwe regelgeving’.

Ook het thema ‘economisering van het onderwijs’ met prestatiebekostiging, brede vorming en de eindtoets had de aandacht van verschillende woordvoerders. Daarnaast was er aandacht voor het leerlingenvervoer.
Over de problematiek van de krimpgebieden wordt divers gedacht. Waar de ene partij de vorming van samenwerkingsscholen wil stimuleren, pleit een andere partij juist voor kleinschaligheid en keuzevrijheid.
Diverse woordvoerders hebben gepleit voor een versterking van de medezeggenschap in het onderwijs. Dat is mede naar aanleiding van de problemen bij scholengroep Amarantis.

Klik hier voor een overzicht van de inbreng van de verschillende politieke partijen: www.verus.nl

Website Besturenraad www.besturenraad.nl (Niet meer beschikbaar. Besturenraad heet sinds mei 2014 Verus, vereniging voor christelijk onderwijs in Nederland: www.verus.nl)

Lees ook Pleidooi in Kamer voor versterking medezeggenschap, 6 december 2012: www.verus.nl

Ethiek, moraal en het bedrijfsleven: geen handboeken maar voorbeeldgedrag

omslag p en o actueel december 2012
Thema van het nieuwe nummer van P & O Actueel, tweewekelijks nieuwsmagazine voor personeelsbeleid, is ethiek en moraal: “In bijna alle organisaties gaat het primair om winst en performance. Toch krijgen steeds meer bedrijven oog voor ethiek en moraal. Een beetje onwennig, want hoe doe je dat eigenlijk en wat levert het je feitelijk op?”

Redacteur Basti Baroncini schrijft in zijn inleidende artikel Moraliteit bevorder je van bovenaf dat “de verschillende crises waar we ons momenteel in bevinden  – de klimaat-, krediet-, voedsel-, onderwijs- en vertrouwenscrisis bijvoorbeeld – voor een deel hun oorsprong vinden in moreel falen van werknemers.
We lezen in de krant dat bedrijven zich anders gedragen dan we als samenleving zouden willen. Bonussen bij woningbouwcorporaties en diplomafraude op hogescholen bijvoorbeeld. Daar zijn in de praktijk bijna altijd mensen bij betrokken die keuzes hebben gemaakt waar we achteraf vraagtekens bij kunnen zetten”.

De vraag is hoe je moraliteit bij werknemers bevordert?  Hoe kunnen we er nu voor zorgen dat mensen zich tijdens het werk al morele vragen stellen, in plaats van achteraf, wanneer het leed is geschied?

Volgens Albert Jan Stam, theoloog en organisatieadviseur groeit de aandacht voor moraliteit op de werkvloer: “Enerzijds zijn er de organisaties die een scheve schaats hebben gereden en door interne of externe toezichthouders gedwongen worden aan waarheidsvinding te doen. Dat zijn er steeds meer omdat er, ook door de media, steeds meer aandacht voor is. Anderzijds zie je dat meer en meer ondernemingen preventief nadenken over ethiek: ‘Wat er bij die hbo-instellingen gebeurt is vervelend, maar hoe zit het eigenlijk bij ons?’ Maar overdrijven hoeven we het ook weer niet. Verreweg de meeste aandacht gaat binnen organisaties uit naar zaken als effectiviteit en efficiëntie; de meeste managers zien reflectie nog steeds als zonde van de tijd”.

Voorbeelden en tips om met ethiek aan de gang te gaan zijn nuttig, maar zonder voorbeeldgedrag aan de top heeft het allemaal weinig zin, aldus de Tilburgse hoogleraar bedrijfsethiek Wim Dubbink: “Zonder interne rechtvaardigheid is er ook geen rechtvaardigheid naar buiten toe. Geen morelere werknemers dus wanneer bestuurders aan vriendjespolitiek doen, niet transparant zijn, niet luisteren naar de werkvloer en veel te hoge bonussen toucheren”.
Het mechanisme is simpel: “Psychopaten daargelaten heeft iedereen een besef van goed en kwaad. Maar wanneer er een botsing is van belangen  – de belangen moraal en zelfbehoud bijvoorbeeld – dan komen er excuses en rationalisaties: ‘Ik bedonderde die klant, maar de hele sector deed het’ bijvoorbeeld. Ik praat het niet goed, maar wanneer je als bestuurder zelf niet eerlijk bent, geef je mensen wel een heel makkelijk excuus in handen om het zelf ook niet zo nauw te nemen. Morele moed betekent: je sterk maken tegen deze excuses”.

De afgelopen jaren heeft menig bedrijf een handboek ethiek geschreven. Maar dat helpt helemaal niet, zegt Dubbink: “Je zou dat oude vrouwtje naast het stoplicht niet moeten beroven omdat je bang bent voor straf, maar omdat je er intrinsiek van overtuigd bent dat het niet mag. Wat er gebeurt met een ethisch handboek, is dat werknemers zeggen: ‘Kijk, er staat geen regel in het boek dat mijn gedrag verbiedt. Dus het mag’. Bedrijven denken dat ze op de goede weg zijn met ethische handboeken. Maar het is juist omgekeerd: het maakt van werknemers berekenende in plaats van zelfdenkende individuen die hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Ethische handboeken belemmeren het zelf denken, terwijl je juist dát wilt stimuleren”.

Zie Ethisch en moreel ondernemen – Geef top-down het goede voorbeeld, door Basti Baroncini: http://www.baroncini.nl/uploads/1/0/0/3/100352748/ethisch_en_moreel_ondernemen.pdf (niet meer beschikbaar op site Baroncini)

Over het nieuwe decembernummer van 2012 van P & O Actueel mehttp://www.baroncini.nl/uploads/1/0/0/3/100352748/ethisch_en_moreel_ondernemen.pdft thema Ethiek en moraal, zie: www.penoactueel.nl (Site is opgeheven. P & O Actueel heet sinds september 2016 XpertHR Actueel. In 27 juli 2020 veranderde de naam in XpertHR. Daarna is XpertHR gefuseerd met Brightmine: www.brightmine.com/nl/

Informeel netwerkleren van leraren verdient formele erkenning

Op 7 december 2012 hield hoogleraar Maarten de Laat van de Open Universteit zijn inaugurele rede, getiteld Enabling professional development networks. How connected are you? In die oratie pleitte hij voor formele erkenning van het informeel netwerkleren. Leraren delen kennis onderling en gaan bij elkaar te rade om problemen op te lossen. Dit informele netwerkleren wil De Laat beter zichtbaar maken zodat het formeel kan worden erkend als professionalisering.

Onzichtbare processen zichtbaar maken

Wat leraren in de dagelijkse praktijk informeel met elkaar ontwikkelen en leren, blijft vaak onzichtbaar en wordt niet erkend als vorm van professionaliseren. Om netwerkleren beter zichtbaar te maken, te ondersteunen, de herkenning ervan te vergroten en de waarde die netwerkleren oplevert expliciet te maken, ontwikkelt De Laat met zijn onderzoeksgroep diverse onderzoeksinstrumenten. Ook onderzoekt De Laat hoe leraren als professionals hun relaties gebruiken om werkgerelateerde problemen op te lossen, om te leren en zich te ontwikkelen. En hoe zulke relaties zich ontwikkelen en wat ze betekenen.

Het moet bottom-up en informeel blijven

Als leraren oplossingen vinden voor problemen, moet de schoolleiding deze initiatieven (h)erkennen en aanmoedigen om deze met anderen te delen. Formeel erkennen van informeel leren is iets heel anders dan het formaliseren van informeel leren. Maarten de Laat: “Als de schoolleiding ontdekt dat netwerkleren interessant is en besluit dat de leraren elke woensdag verplicht gaan netwerkleren, werkt het niet. Het moet bottom-up en informeel blijven. Netwerkleren leer je door het te doen, niet via voorschriften”.

Prof. dr. Maarten de Laat (1973) werkt sinds 2010 bij LOOK  – Wetenschappelijk centrum lerarenonderzoek – van de Open Universiteit, aanvankelijk als universitair hoofddocent. Hij werd in januari 2012 benoemd tot hoogleraar op de leerstoel Professionaliseren in sociale netwerken. LOOK levert door wetenschappelijk praktijkgericht onderzoek een bijdrage aan de (verdere) professionalisering door leraren.
De Laat studeerde onderwijskunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen en promoveerde in 2006 aan de Universiteit Utrecht, op het proefschrift Networked Learning. De Laat is ook staflid van het Interuniversitair Centrum voor Onderwijsonderzoek (ICO) en co-chair van de internationale Networked Learning Conference.

Op 30 november 2012 verscheen er een interview met De Laat op de site van de Open Universiteit: Maarten de Laat: netwerkleren beter zichtbaar maken en erkennen. Klik hier (Niet meer beschikbaar op site van Open Universiteit)

Inaugurele rede Maarten de Laat, 7 december 2012, Open Universiteit: https://beroepseer.nl

Informeel netwerkleren van leraren verdient formele erkenning, www.openuniversiteit.nl (Niet meer beschikbaar op site van Open Universiteit).

Amarantis laat zien: Grondige heroriëntatie op beroep van accountant noodzakelijk

Op 3 december 2012 presenteerden de leden van de Commissie Onderzoek financiële problematiek Amarantis de belangrijkste bevindingen en overhandigden zij het rapport aan minister van OCW, Jet Bussemaker. In het rapport staan niet mis te verstane conclusies die ook de rol van de accountant betreffen. Volgens Marcel Pheijffer is het rapport leerzaam, want het is weer zo’n voorbeeld waarin de kern van het falen van het accountantsberoep wordt blootgelegd. Pheijffer is hoogleraar Forensische Accountancy aan de universiteiten Nyenrode en Leiden. In 2002 was hij secretaris van de Parlementaire Enquêtecommissie Bouwnijverheid.

Pheijffer in zijn weblog Amarantis raakt kern van ons falen op de site van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, Accountant.nl: “Wat stelt de onderzoekscommissie? De instellingsaccountant heeft volgens de commissie ‘binnen de daarvoor geldende regels inclusief het Controleprotocol geopereerd’. Tot zover goed nieuws. Maar meestal volgt er dan nog een ‘maar’ of ‘echter’. Zo ook nu.
‘Echter de commissie vindt wel dat de instellingsaccountant kritischer had moeten zijn in zijn natuurlijke adviesfunctie om het gedrag van het College van Amarantis bij te sturen. Dat is niet gebeurd ten aanzien van het feit dat het College van Bestuur in de jaarrekening de maximale ruimte heeft moeten gebruiken om een solvabiliteit te presenteren die voldeed aan het gewenste niveau. De accountant had in dat kader van de effecten op de continuïteit van Amarantis scherpere formuleringen moeten kiezen om belanghebbenden beter te informeren’.
Oeps, dat is minder goed nieuws. Een veeg uit de pan. Weer zo’n jaarrekening die voldoet aan de regels en de ondergrenzen. Maar niet aan de maatschappelijke behoefte. Een accountantsrol waarin de signalerende en waarschuwende functie niet, althans onvoldoende, tot uitdrukking komt”.

Pheijer besluit zijn blog met: “Een goede accountant (of toezichthouder) is een persoon die naast het hebben van vrienden ook bereid is om vijanden te maken. Op basis van feiten en inzicht. Op basis van het kennen van diens plaats binnen het stelsel van corporate governance. Op basis van ambacht en vakmanschap. Op basis van erkenning van de maatschappelijke functie die ons beroep bij de gratie van de wetgever heeft gekregen. Een wetgever die dezer dagen voor ons beslist over de contouren voor ons vak.

We moeten ons schamen!”

Reactie: accountants moeten ruimte creëren en opeisen

In een reactie op de weblog schrijft Wolfgang Paardekooper op 6 december 2012: “Als we willen dat wij accountants de ruimte nemen om onze eigen professionele mening te vormen en daarop onze conclusies te baseren dan zullen we deze ruimte ook moeten creëren, en opeisen.
Een duidelijk standpunt innemen als het gaat om de eigen beoordeling, soms ook los van de exacte regelgeving en formele standaarden. Lef hebben om een eigen weg te gaan, af te wijken van hetgeen standaard wordt verwacht en de discussie willen aangaan over de eigen interpretatie, uiteraard binnen de regelgeving.
En natuurlijk ben ik van mening dat iedere accountant dat nu al voor zichzelf zou moeten doen en kan doen.
Maar ook in deze discussie kunnen we onze ogen niet sluiten voor de effecten van een juridiserende omgeving. Als accountants ‘afgerekend’ worden op compliance aan standaarden en regelgeving dan reageren ze net als ieder ander mens en zal compliance de focus krijgen boven de juist zo gewenste eigen mening van deze vakman / -vrouw. En dan moeten we ook niet gek opkijken dat men de stelling inneemt dat alles volgens de regels is gegaan.
Ik zou er dan ook voor willen pleiten om de balans terug te brengen tussen compliance en “gewoon” gezond en kritisch nadenken en een eigen mening vormen. Maar het is te makkelijk om een enorme focus op de een aan te brengen en te verwachten dat het ander evenzeer aandacht krijgt. Het woord balans zegt het al. Ik vrees echter dat de beroepsgroep hiervoor een breder draagvlak nodig heeft dan alleen binnen de eigen gelederen.
Hopelijk een discussie die nog verder gevoerd kan worden, binnen en buiten het spectrum van onze beroepsgroep”.

Lees de hele blog (en de reacties daarop): Amarantis raakt kern van ons falen, door Marcel Pheijffer op site Accountant.nl, 4 december 2012: www.accountant.nl