Skip to main content

Redactie Beroepseer

Howard Gardner over dromen en werkelijkheid

In het programma Cognoscenti van de Amerikaanse lokale, publieke radiozender van Boston, WBUR-FM, sprak Howard Gardner*) over American dreams, American reality:
“Waarom bewonderen mensen in de wereld al die Amerikaanse instituties, juist op het moment waarop we er alles aan lijken te doen die instituties om zeep te helpen? Dat is de vraag die mijn collega’s en ik ons stellen. Die vraag komt voort uit ons Good Work Project – een grootschalig initiatief waar we nu bijna twintig jaar aan werken. Met het oog op het definiëren van wat “goed werk” is in de verschillende domeinen van de Amerikaanse maatschappij, hebben we diepgaande gesprekken gevoerd met ongeveer 1500 mensen, van ervaren professionals tot nieuwe immigranten.

De mensen vertelden ons wat ze dachten aan te treffen in de Verenigde Staten: een rechtssysteem waar recht gesproken wordt; een vrije pers die de feiten onderzoekt en kwalijke zaken aan de kaak stelt; accountants die de boekhouding controleren en rapporteren als er iets niet klopt; artsen die niet gebonden zijn aan farmaceutische bedrijven; universiteiten en hogescholen waar studenten gemakkelijk terecht kunnen, van studierichting kunnen veranderen en zich niet decennialang in de schulden hoeven steken; en tenslotte een politiek stelsel waar je met succes je werk kunt doen zonder je ziel te hoeven verkopen aan rijke geldschieters.

Ik ben echt niet zo naïef om te denken dat deze dromen ooit werkelijkheid waren in de V.S., maar in de afgelopen decennia zijn we verder dan ooit afgedreven van deze idealen.
Stijgen op de maatschappelijke ladder wordt steeds onwaarschijnlijker (de 1 procent heeft zich stevig verschanst); onze rechtbanken worden in toenemende mate bevolkt door ideologen en staan onder enorme druk zaken politiek te behandelen; de serieuze media worden ondermijnd door de bloggers-wereld en komen in gevaar door de absurde veronderstelling dat nieuws gratis en voor niets vergaard en gecontroleerd kan worden; sommige van onze grootste accountantsfirma’s hebben toegegeven dat ze zich hebben laten omkopen; een groeiend aantal artsen zit vast aan farmaceutische bedrijven; het op algemene vorming gerichte hoger onderwijs wordt weggesaneerd vanwege de kosten en de – door slecht advies ingegeven – eis van nuttigheid. En wat de politiek betreft, hoef ik alleen de titel van een recent verschenen boek te citeren: “Het is nog erger dan het eruit ziet”.

Waarom is de toestand zo slecht geworden? Wat kunnen we ertegen uitrichten? Ik heb drie belangrijke factoren die tot deze situatie hebben geleid eruit gelicht.
Ten eerste de vernietigende rol van de technologie. Expertise wordt in twijfel getrokken; soms terecht, soms niet, en dat heeft ertoe geleid dat een deel van de bevolking wantrouwend is geworden en er eerder toe bereid is de wijsheid van de massa te geloven of de luidruchtigste blogger te kopiëren.

Ten tweede het geloof – begonnen met de verkiezing van Ronald Reagan – dat regelgeving altijd slecht is, dat de markten altijd goed zijn en dat elk domein van het leven beter overgelaten kan worden aan de ongecontroleerde krachten van de markt. Als de rijken nog rijker worden, is dat alleen maar een teken dat de markten werken.

Ten derde is er de zelfgenoegzame houding – misschien aangemoedigd door de val van het communisme en de wereldwijde stijging van het BNP in de jaren negentig – dat onze instituties de beste zijn. Dat ze zullen blijven floreren en dat – dankzij het geloof in Amerika’s uitzonderlijke en unieke status – het niet nodig is ze te onderhouden. Het aloude adagium luidt immers: “God zorgt voor weduwen, wezen en de V.S.”

Sinds we te maken hebben met ontwikkelingen die nog maar een paar decennia aan de gang zijn, is het mogelijk ze te keren. En ze moeten worden gekeerd.
Uit ons onderzoek komt het volgende naar voren.
Begin in de jeugdjaren, thuis zowel als op school, het met volharding en gestaag invoeren van waarden die noodzakelijk zijn om een “goede” werker en een “goed” burger te worden. Als jonge mensen beginnen met werken, behoren ervaren professionals met uitmuntend vakmanschap en de hoogste maatstaven hun tot voorbeeld zijn, de veelbelovendste beginnelingen onder hun hoede te nemen en te begeleiden naar groei en zelf-ontwikkeling.
Tenslotte moeten we niet aarzelen strenge regels in te voeren: harde maatregelen treffen bij onethisch gedrag en, als die niet voldoen of geen effect hebben, strafwetten toepassen op degenen die bijdragen aan de dystopische ontwikkelingen die ik hier heb geschetst.

Als ik moedeloos word van de ontwikkelingen, put ik moed uit de woorden van antropologe Margaret Mead die ik boven mijn bureau heb hangen: “Twijfel er niet aan dat een kleine groep betrokken mensen de wereld kan veranderen, zo is het altijd geweest”.

*) Howard Gardner is hoogleraar Cognitie- en onderwijswetenschappen aan de Graduate School of Education aan de Harvard-universiteit in de V.S.

Bron: American Dreams, American Realities, Cognoscenti, 9 augustus 2012: Cognoscenti.wbur.org

Voor meer info over Howard Gardner en het Goed Werk Project zie de video: Howard Gardner over goed werk: https://beroepseer.nl

Het Goed werk gereedschap: https://beroepseer.nl

Toepassing Goed werk gereedschap – De praktijk: https://beroepseer.nl

In het boek Beroepstrots – een ongekende kracht is het hoofdstuk opgenomen: Het GoodWork Project – enkele resultaten van vijftien jaar onderzoek, door Howard Gardner, Mihaly Csikszentmihalyi en William Damon: https://beroepseer.nl/beroepstrots/

Hollandse Zaken over geld en moraal

Wie de laatste uitzending van Hollandse Zaken – Eerst het geld, dan de moraal? – heeft gemist kan deze terugzien op internet. Op 8 augustus 2012 was er een discussie over geld en moraal, de publieke zaak, marktwerking, graaiers en het old-boys-netwerk.

In zorg, onderwijs en bij de woningcorporaties volgen affaires elkaar in hoog tempo op. Woningcorporatie Vestia en onderwijsgigant Amarantis trokken de meeste aandacht met financieel wanbeheer, megalomane plannen en zelfverrijking. Vestia-topman Erik Staal kreeg bij zijn vertrek 3,5 miljoen mee. De weggestuurde Amarantis-baas Bert Molenkamp ontving 2,5 ton. Ook in ziekenhuizen en de jeugdzorg lijken sommige bestuurders meer voor het geld dan voor goede zorg te gaan.

Hoe raken bestuurders en managers zo van het morele pad? Hoe kan het dat zij het zicht verliezen op de taken waarvoor ze zijn aangesteld: goede zorg, goed onderwijs en goede woningen? En wat ondernemen de goed bijverdienende dames en heren in de Raden van Toezicht om dit soort wantoestanden te keren?
Gasten in het programma waren Johan Klinkenberg, directeur van woningcorporatie BO-EX in Utrecht; Warner Boer, tot voor kort docent Nederlands, burgerschap en communicatie bij ROC ASA in Leusden; Els Frigge, huurder bij Vestia in de Rotterdamse wijk Zevenkamp; Ellen van den Berg, voormalig groepsbegeleider bij instelling Zonnehuizen dat failliet ging als gevolg van wanbeleid. Martien de Langen, directeur van woningcorporatie Stadgenoot uit Amsterdam; Lilian Marijnissen, bestuurder zorg bij de Abva Kabo; Jannes Verwer, voorzitter van de Raad van Commissarissen van woningcorporatie Woonstad Rotterdam.

Voor terugkijken van Eerst het geld, dan de moraal? ga naar: www.maxvandaag.nl

“Over de vrijwillige slavernij” nog steeds actueel

illustratie boek omslag de vrijwillige slavernij“Daarom is de gewoonte de belangrijkste reden waarom mensen vrijwillig slaaf worden. Je kunt ze trouwens vergelijken met paarden die in het begin in de teugels bijten en achteruit schoppen, maar daarna heel volgzaam worden en fier rondstappen met hun borstharnas. Mensen die in vrijwillige slavernij leven, zeggen dat het altijd zo is geweest en dat ook hun voorouders zo hebben geleefd. Ze denken dat ze verplicht zijn dat onrecht te dulden en overtuigen zichzelf daar ook van met allerlei voorbeelden. Ze rechtvaardigen die tirannie bijvoorbeeld omdat de situatie al zo lang bestaat terwijl de duur van een onrecht geen recht geeft op het in stand houden ervan en het alleen maar groter maakt”.

Deze woorden schreef Étienne de la Boétie in zijn in 1548 geschreven boek Discours de la servitude volontaire. De meest recente vertaling in het Nederlands verscheen in 2007 van de hand van Charlotte Bauwens onder de  titel: Vertoog over de vrijwillige slavernij·
De door dr. Jos Verhulst verzorgde Inleiding tot deze uitgave begint met een vraag vol ongeloof: “Hoe is het mogelijk, dat een machthebber of tiran langdurig in het zadel kan blijven?”

Het is de vraag die Étienne de La Boétie zich stelde (1530 –1563) toen hij nog geen 18 jaar oud was. Deze jong gestorven Franse edelman, classicus en jurist beschikte, zoals iemand het uitdrukte over jeugdig élan en idealisme, gepaard gaand met uitzonderlijk scherpe observaties van menselijke zwakten. La Boétie werd dan ook wel de Machiavelli van het geweldloze denken en het geweldloze verzet genoemd.

Paradox van de heerschappij ontmaskeren

De Discours blijft een veel gelezen boek in al zijn vertalingen. Dat is ook geen wonder. Het is volgens Verhulst een analyse die de politieke heerschappij in het licht van tijdloze beginselen ter discussie stelt en die probeert de paradox van de heerschappij te ontmaskeren: hoe is het mogelijk dat één of enkele mannen over miljoenen anderen kunnen heersen?

La Boétie geeft een radicaal advies om je te ontdoen van tirannieke heerschappij. Gewoon niet meer gehoorzamen. Dat is ook de kernboodschap van het boek. Als de mens maar wil, kan hij de vrijheid veroveren op elke tirannie en onderdrukking.
Elke uiterlijke autoriteit die de enkele mens of groepen onderdrukt, kan door noncoöperatie (niet-samenwerking) en ongehoorzaamheid onschadelijk gemaakt worden.
Onderdrukking ontstaat door de slaafse houding van de burger. Maar eenmaal die slaafse houding afgelegd, wordt elke onderdrukker omgestoten. Of de tirannie zich nu afspeelt in een groep, een volk of in het huisgezin, het is altijd mogelijk om zich van het onderdrukkende kwaad te bevrijden. Op de keper beschouwd is er niet eens geweld nodig om een ongewenste heerser van de macht te verdrijven. Het volstaat om gewoon niet langer te gehoorzamen: “En tegen die ene dictator hoef je zelfs niet te vechten. Het enige wat je moet doen is weigeren hem te gehoorzamen. Je hoeft hem niks af te nemen, gewoon niks geven is al voldoende”, aldus La Boetie.

Verhulst in zijn inleiding, die hij de titel Opstand! meegaf: “De heerser kan slechts in het zadel blijven, zolang de meeste mensen dit niet minstens op passieve wijze accepteren, zo stelde La Boétie met verwondering vast. Een interessant voorbeeld is het lot dat de coupplegers tegen Gorbatsjov te beurt viel, in de nadagen van de Sovjet-Unie. Zij bevonden zich in het Kremlin, aan de commandoposten, en deelden in allerlei richtingen bevelen uit. Maar ze werden simpelweg niet gehoorzaamd, en hun rijk doofde uit als een kaars onder een snuiter. De machthebber stikt, wanneer hij niet voortdurend de zuurstof van de gehoorzaamheid krijgt toegevoerd.
De mens is van nature vrijheidslievend. Vrije mensen zullen niet spontaan kiezen voor onderwerping aan een of andere tiran.
De hamvraag luidt dus: waar komt die gehoorzaamheid vandaan? Het kan niet anders, of de onderworpenheid moet aangepraat zijn. De burgers gehoorzamen de tiran, omdat zij geloven dat ongehoorzaamheid onmogelijk of onwenselijk is. Er moet een discordantie bestaan tussen de objectieve belangen van de burgers, en de subjectieve kijk die ze hebben op deze belangen. Er dienen met andere woorden ideologische factoren in het spel te zijn. Ideologie kan gedefinieerd worden als een stel van expliciet of impliciet gehuldigde doch onware opvattingen, die worden verspreid om een machtsstructuur in stand te houden.

De geheime kracht van de macht: een piramide van medeplichtigen

La Boétie vermeldt drie mechanismen die tezamen een uitputtende verklaring bieden voor het merkwaardige fenomeen van de aangeprate onderworpenheid. De derde factor is de meest fundamentele:

1. Gewenning
2. Verstrooiing
3. De geheime kracht van de machtomslag le discours de la servitude volontaire

Het eerste mechanisme functioneert op positieve wijze. Mensen die leven in een tiranniek regime, gaan al gauw geloven dat dit regime onmisbaar en onvermijdelijk is. Voer een verplichte jaarlijkse autocontrole in, en na een aantal jaren gaan vele mensen geloven dat zonder zo’n verplichte controle het verkeer tot een ravage vervalt. Voer een censuurwet in betreffende de holocaust, en na enkele jaren geloven de burgers dat zonder zo’n wet een debat over de jodenvervolging onmogelijk is. Leg schoolplicht op, en na enkele decennia gelooft bijna iedereen, dat schoolplicht onmisbaar is. Voer een parlementair regime in, waarbij de wetten verplicht gemaakt worden door partijverkozenen, herhaal voortdurend dat dit systeem ‘een democratie’ is, en na een tijd wordt dit op grote schaal geaccepteerd.
Het mechanisme dat hier speelt is de gewenning: “De eerste reden waarom mensen graag dienstbaar zijn, is omdat ze als onderworpene worden geboren en opgevoed”.

Het tweede mechanisme functioneert aanvullend op negatieve wijze, via verstrooiing. De burgers krijgen ersatz geestelijk voedsel aangeboden van de tiran, om hun geest bezig te houden en te vullen op een wijze, die voor de tiran ongevaarlijk is. Het is het principe van het brood en de spelen, die “waren in de oudheid lokaas voor dienstbaarheid, de prijs voor de verloren vrijheid en het gereedschap van een tiran”. De tiran deelt douceurtjes uit, die hem geliefd en populair maken, en ervoor zorgen dat een groot deel van het publiek zich met hem en niet met zijn critici gaat identificeren.

Een voorbeeld van de manier waarop een dictator probeert zijn onderdanen af te stompen is wat “Cyrus deed met de Lydiërs, nadat hij zich van hun hoofdstad meester had gemaakt. Hij kreeg het bericht dat de bewoners van de hoofdstad in opstand waren gekomen maar slaagde er al snel in die neer te slaan. Hij vond de stad echter zo mooi dat hij ze niet wilde verwoesten maar hij zag het ook niet zitten van er voortdurend een garnizoen te moeten legeren. Dus opende hij in de stad bordelen en tavernes waar de inwoners gebruik van mochten maken en organiseerde spelen. Dat werkte zo goed dat hij nooit meer hoefde te vechten tegen de Lydiërs. Die mensen gingen zo op in het bedenken van allerlei spelen dat de Romeinen van hen hun woord voor spel, ludus, hebben ontleend. Eigenlijk betekent dat Lydisch. Maar natuurlijk laat niet elke dictator zo duidelijk blijken dat hij zijn onderdanen week en willoos wil maken. Al is het wel zo dat de meeste van hen dat proberen te bereiken”.

Maar deze twee instrumenten volstaan volgens La Boétie geenszins, om de tiran in het zadel te houden. Er is een derde techniek, “de geheime kracht […] van de macht, wat de fundamenten zijn van een dictatuur en die ook in stand houdt”.
Deze derde machtstechniek bestaat uit de creatie, rondom de tiran, van een piramide van medeplichtigen die in afnemende mate objectief belang hebben bij de handhaving van de tirannie.

La Boétie schetst dit als volgt: “Een dictator wordt niet beschermd door zijn leger en wapens. Je bent misschien niet meteen geneigd dat te geloven maar het is wel waar. Het zijn altijd vier of vijf mensen die een dictator aan de macht houden, vier of vijf mensen die een heel land onderdrukken. Vijf of zes mensen naar wie een dictator luistert. Die mensen zijn uit zichzelf naar die dictator toe gegaan of zijn door hem gevraagd om medeplichtig te zijn bij zijn wreedheden, pooier te spelen ter bevrediging van zijn wellust, en mee te profiteren van zijn roverijen. […] die zes hebben elk zeshonderd mensen onder hun leiding […] die hen corrumperen zoals zij de tiran hebben gecorrumpeerd. Die zeshonderd hebben er dan nog eens zesduizend onder zich die ze een of andere hoge functie geven. […] En talloze anderen volgen. Wie wil proberen dat netwerk te ontrafelen, zal merken dat niet zesduizend, maar honderdduizenden en uiteindelijk miljoenen mensen op die manier iets te maken hebben met de dictator. […] Kortom, door alle profijt en gunsten die men ontvangt van de tiran, blijkt altijd dat er bijna evenveel mensen zijn voor wie de dictatuur een voordeel is dan dat er mensen zijn die liever vrij zouden zijn”.

De bestendigheid van de tirannie berust dus op de creatie van een sociale laag van mensen, die op één of andere manier belang hebben (of menen te hebben) bij de bestendiging van de tirannie. Uiteindelijk is het bestaan van de individuele tiran niet meer belangrijk. Er ontstaat een hiërarchisch gestructureerd kartel van mensen, die voordeel putten uit de bestendiging van de bestaande toestand, en die in wezen leven op kosten van diegenen die ze ideologisch onder controle houden. Hiermee is ook de essentie van de moderne staat gekenschetst.

Beslis gewoon om niet meer onderdanig te zijn

La  Boétie’s pleidooi voor vrijheid wordt het best samengevat in zijn markante uitspraak: “Een volk moet geen moeite doen voor zijn eigen welzijn, het moet gewoon niks doen wat tegen dat welzijn indruist. Het is dus het volk zelf dat de onderdrukking toelaat, of beter gezegd, in de hand werkt”.

Jos Verhulst, die al even bevlogen is als La Boétie, schrijft in zijn inleiding dat elke generatie opnieuw voor de opdracht staat de metamorfose van de macht te leren doorzien. Hij wijst op de verschuiving naar een globaliserende machtsstructuur die begonnen is in de twintigste eeuw en die zich momenteel voortzet in een planetaire machtsstructuur, een wereldwijde politieke machtsuitoefening die steeds meer vorm begint te krijgen. De vraag rijst dan wat dan nog de waarde is van individuele souvereiniteit en individueel burgerschap?
Aan wat voor machtsstructuur de mensen zich ook onderwerpen, La Boétie’s woorden zullen altijd actueel blijven: “Beslis dus gewoon om niet meer onderdanig te zijn, en je bent vrij”.

Étienne de La Boétie, Discours de la servitude volontaire. Nederlandse vertaling van Charlotte Bauwens, met een inleiding van dr. Jos Verhulst en een nawoord door dr. Frank van Dun: Vertoog over de vrijwillige slavernij, is te downloaden op de site van Meer democratie: www.meerdemocratie.be/etienne-de-la-boetie-vertoog-over-de-vrijwillige-slavernij-0

Meer democratie (vroeger democratie.nu): https://meerdemocratie.be

Bijschrift bij de afbeelding bovenaan: Tekening op het omslag van een uitgave van De vrijwillige slavernij in de vertaling van Ewald van Vugt en een nawoord van  A.L. Constandse. Deze uitgave kwam tot stand naar aanleiding van La Boétie’s 450ste verjaardag 1 november 1980.

Barry Schwartz over regels, werktaken en praktische wijsheid

barry schwartz 1“Het kost heel wat ervaring om te leren voor andere mensen te zorgen”, aldus Barry Schwartz. Met hartstocht doet hij een beroep op ons in zijn lezing Over onze verloren wijsheid op een TED-conferentie*) om onze aandacht te richten op “praktische wijsheid” als antidotum voor een maatschappij die op het gebied van wet- en regelgeving en bureaucratie aan het doldraaien is.

Zijn lezing begint met het opnoemen van een lijstje werkzaamheden van een schoonmaker in een ziekenhuis. Wat opvalt in de lijst is dat het wezenlijkste ontbreekt: het menselijk contact. Immers, toen schoonmaker Mike tijdens een interview werd gevraagd wat zijn werk inhield, antwoordde hij dat hij het dweilen van de vloer had onderbroken toen hij merkte dat de heer Jones zijn bed was uitgegaan om wat te oefenen met  lopen door de gang.
Schoonmaker Mike is een mens die de morele vaardigheid heeft om zelf te ontdekken wat “goed doen” betekent, iets doen in het belang van een  ander. Hij is wijs omdat hij weet wanneer er van werktaken of van regels moet worden afgeweken. Een wijs mens weet te improviseren.
Uit interviews met andere schoonmakers en met technici en verpleegsters van het ziekenhuis bleek dat vriendelijkheid, zorg en inlevingsvermogen onderdeel zijn van hun werkzaamheden, maar over het omgaan met mensen wordt met geen woord gerept in hun taakomschrijving.

Een ander voorbeeld van Schwartz laat zien hoe misplaatst toepassen van regels door een beveiliger, de politie, een maatschappelijke instelling en een rechter kan leiden tot een reeks desastreuze handelingen waarvan je  nauwelijks kunt geloven dat ze echt gebeurd zijn. Het is een voorbeeld van het blind (op)volgen van regels, het tegendeel van praktische wijsheid.
Aan het slot van zijn lezing vertelt Schwartz hoe wij door regels en stimuleringsmaatregelen in onze maatschappij verwikkeld zijn geraakt in een oorlog om de wijsheid.

Regels en stimuleringsmaatregelen mogen werken op de korte termijn, op de lange termijn creëren ze een neerwaartse spiraal. Morele vaardigheden verdwijnen als er teveel regels op ons worden losgelaten. Improviseren en leren van onze fouten doen er dan niet meer toe. Onze morele wil wordt ondermijnd door buitensporige bonussen, ze doven ons verlangen om het goede te doen.
Hoe regels beroep en vaardigheid kunnen ondermijnen laat het voorbeeld zien van het strikte, tot in details voorgeschreven onderwijsprogramma van een kleuterschool in Chicago. Alle leraren op alle kleuterscholen in de stad zijn verplicht dezelfde leerstof met alle kinderen op dezelfde dag te behandelen. Elke leraar moet volgens de handleiding op dezelfde manier hetzelfde doen.
Schwartz zegt er overigens wel bij dat we regels nodig hebben, maar teveel regels verdringen onze talenten en vaardigheden. Ze werken averechts.
Met wat voor bonus beloon je iemand inlevingsvermogen?
Praktische wijsheid kan helpen onze wereld opnieuw op te bouwen. Het eerste wat we kunnen doen is de vaak gebezigde uitspraak “Ik doe het niet graag, maar ik moet de regels toepassen” naar de prullenbak verwijzen.  Een wijs mens weet wanneer er van de regels moet worden afgeweken.

Barry Schwartz (1946) is een Amerikaanse psycholoog en leraar op het Schwarthmore College, Pennsylvania. Hij bestudeert de relatie tussen economie en psychologie en biedt ons een onthullend kijkje in onze moderne maatschappij.
Van zijn hand verscheen een aantal boeken, in 2010 Practical wisdom – the right way to do the right thing, dat hij schreef met Kenneth Sharpe. Het cultiveren van wijsheid is niet alleen goed voor de maatschapij, maar is de sleutel tot ons geluk. Wijsheid is niet iets dat we “behoren te hebben”. We willen wijs worden om te te kunnen bloeien in het leven.
Een ander boek is The Paradox of choice – Why more is less (2004) waarin Schwartz de vraag stelt waarom mensen in een maatschappij van overvloed en meer vrijheid en keuze dan ooit tevoren, schijnen te lijden aan een bijna epidemische vorm van depressie? Er is altijd gezegd dat meer keuzevrijheid een groot goed is, maar Schwartz beweert het tegendeel. Veelheid en  keuzevrijheid maken ons juist ongelukkig.

*) Meer info over TED-conferenties: www.ted.com/about/our-organization/history-of-ted

Our loss of wisdom (februari 2009) is ondertiteld in het Nederlands. Duur 20 min.

 

 

Werken in de publieke sector – Feiten en cijfers 2012

publicatie werken in de publieke sector
Bij de Nederlandse overheid werken bijna een miljoen werknemers. Bijna 12% van het totaal aantal werkzame personen in Nederland werkt voor de overheid. Deze mensen werken bij 2360 overheidswerkgevers, variërend van defensie en politie tot basisscholen en gemeenten. Mede door de huidige economische en financiële situatie staat de overheid als werkgever voor een reeks grote uitdagingen.

De in juni 2012 verschenen publicatie Werken in de publieke sector –  Feiten en cijfers 2012 geeft een actueel beeld van de omvang van diverse overheidssectoren, de ontwikkeling van de arbeidsmarkt in de publieke sector (personeelsomvang en leeftijdsopbouw), de pensioenproblematiek en de arbeidsvoorwaarden.

Het  22 tellende pagina’s tellende document is verdeeld in  zes hoofdstukken:

1. Financieel-economische situatie
2. Personeel en omvang
3. Personeelsmobiliteit
4. Lonen en loonontwikkeling
5. Pensioenen
6. Secundaire arbeidsvoorwaarden

Een aantal bevindingen:

– Productiekosten Nederlandse zorg en overheid gegroeid. Sterkste groei in de zorgsector.
–  Openbaar bestuur krimpt, universitair medische centra groeien. Nederlandse overheid relatief klein.
– Overheid vergrijst door bezuinigingen. Jongeren stromen uit.
– Loonontwikkeling overheid blijft achter op de markt.
– Pensioenpremies leggen steeds grotere druk op loonkosten.
– Secundaire arbeidsvoorwaarden belangrijk voor werknemers bij de overheid. Ambtenaar wil meer keuzevrijheid secundaire arbeidsvoorwaarden.

De publicatie is grotendeels gebaseerd op data die in het bezit zijn van de directie Arbeidszaken Publieke sector. Deze data zijn grotendeels terug te vinden op de Kennisbank van de directie: https://kennisopenbaarbestuur.nl/over-de-kennisbank-openbaar-bestuur/

Op een gebruikersvriendelijke manier kunt u er analyses en uitsplitsingen maken die voor uw werk interessant zijn. Zie het onderdeel Tabellen en Grafieken op de website voor specifiekere cijfers over werken in de publieke sector. De dossiers omvatten onder andere data over Omvang van de overheid, Sociale zekerheid, In- en uitstroomcijfers en Arbeidsvoorwaarden. De uitkomsten kunnen nader geanalyseerd worden op bijvoorbeeld, leeftijd, geslacht, sector, opleiding, regio en inkomen.

Naast deze kwantitatieve informatie zijn ook de resultaten van een groot deel van de belevingsonderzoeken openbaar gemaakt. Denkt u bijvoorbeeld aan de resultaten van het Personeels- en Mobiliteitsonderzoek (POMO), maar ook aan onderzoeken die zijn uitgevoerd met behulp van het Flitspanel zoals het onderzoek naar Agressie en Geweld in de publieke sector en de Integriteitsmonitor.
De resultaten van deze onderzoeken zijn nader te analyseren in het onderdeel Tabellen en Grafieken.

In het onderdeel Rapporten en Publicaties, vindt u de relevante onderzoeksrapporten van de directie Arbeidszaken Publieke Sector. Ook dit rapport is daar in PDF te downloaden.
De directie Arbeidszaken Publieke Sector van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt deze informatie voor een breed publiek toegankelijk.

Klink hier voor de publicatie in PDF: Werken in de publieke sector – Feiten en cijfers 2012: kennisopenbaarbestuur.nl/rapporten-publicaties/feiten-en-cijfers-werken-in-de-publieke-sector-juli-2012/

Zie verder www.arbeidenoverheid.nl.  Website Arbeid en overheid heet nu: Kennis Openbaar bestuur

Zorgverzekeraars letten niet op kwaliteit

Kritiek van de kant van ziekenhuisbestuurders op de manier waarop zorgverzekeraars zorg in ziekenhuizen inkopen neemt toe. Twee weken geleden bijvoorbeeld verscheen er een artikel over in Trouw: Verzekeraars letten niet op zorgkwaliteit.

Zorgverzekeraars maken de belofte van de marktwerking niet waar. Zes jaar na invoering van de Zorgverzekeringswet kopen ze ziekenhuiszorg nog steeds niet in op kwaliteit. Het is vooral de prijs die telt. Volgens de Zorgverzekeringswet uit 2006 zouden ze moeten letten op prijs én kwaliteit van behandelingen. Dat zou betere en efficiëntere zorg opleveren was de gedachte.

Chiel Huffmeijer, voorzitter van de raad van bestuur van het Haagse HagaZiekenhuis en vicevoorzitter van ziekenhuiskoepel NVZ vindt dat het zo niet verder kan. Hij vindt dat zorgverzekeraars oneigenlijke druk uitoefenden op ziekenhuisbestuurders door ze een voorschot op lopende behandelingen te weigeren, in afwachting van een zorgcontract. Dat heeft ziekenhuizen grote financiële zorgen opgeleverd, bleek vorige maand uit een onderzoek van onderzoeksbureau PWC. Verder bemoeien zorgverzekeraars zich steeds nadrukkelijker met ziekenhuisbeleid, bijvoorbeeld door inspraak te eisen bij bestuursbenoemingen. Het Hoofdlijnenakkoord moet grondig worden geëvalueerd, aldus Huffmeijer in Trouw.

Volgens Abvakabo FNV, die evenals vele zorginstellingen altijd al tegen marktwerking in de zorg was, laten de feiten duidelijk zien dat marktwerking in de zorg mislukt is: “Zo blijken contractbesprekingen tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars helemaal niet over kwaliteit te gaan, maar vooral over geld. Verder bemoeien zorgverzekeraars zich steeds nadrukkelijker met ziekenhuisbeleid, bijvoorbeeld door inspraak te eisen bij bestuursbenoemingen. Grote zorgverzekeraars erkennen in de krant dat kwaliteit tot nu toe niet bovenaan hun verlanglijstje stond”.

Lees verder op de site van Abvakabo FNV: Marktwerking in de zorg is mislukt: http://www.abvakabofnv.nl (Website is opgeheven).

Verzekeraars letten niet op zorgkwaliteit door Jeroen de Blijker, Trouw, 16 juli 2012: www.trouw.nl

Liever een luisterend oor dan een bonus

Driekwart van de Nederlandse werknemers voelt zich gewaardeerd op het werk. Een werkgever hoeft zijn waardering niet in geld uit te drukken; de werknemer vindt vooral een luisterend oor en complimenten over het werk belangrijk. Dat blijkt uit onderzoek van trainingsbureau Van Harte & Lingsma.

69 Procent van de werknemers heeft het idee dat zijn leidinggevende hem waardeert. 58 Procent meent dat zijn talenten worden erkend. Zestigplussers scoren opmerkelijk hoog: zij geven het waarderingsgevoel op het werk een 7,8. Dertigers voelen zich het minst gewaardeerd op het werk. Zij geven het waarderingsgevoel gemiddeld een 6,8.

Het is niet zo dat geld helemaal geen rol speelt bij het waarderingsgevoel. Bijna de helft van de werknemers (48 procent) vindt dat hij of zij niet voldoende financieel wordt beloond voor geboekte resultaten. En ook op andere punten ziet de over het algemeen tevreden Nederlandse werknemer ruimte voor verbetering. Vooral de ontwikkeling van de werknemer is een heikel punt: een kwart van de werknemers (24 procent) vindt dat hij of zij onvoldoende contactmomenten per jaar heeft om het functioneren te evalueren. Dit geldt met name voor werknemers jonger dan 30 jaar (31 procent). Bijna een op de vier werknemers (23 procent) zegt dat hij of zij door de werkgever niet gestimuleerd wordt om het beste uit zichzelf te halen.

Een eerder onderzoek  in 2011 van Van Harte & Lingsma ter gelegenheid van het boek Gelukkig werken van gelukscoach Onno Hamburger en wetenschapper Ad Bergsma  betrof gelukkig zijn in je werk. Een goede relatie met collega’s staat met stip op nummer 1 wanneer het gaat om de factoren die geluk op de werkvloer bepalen (65%). Ook ruimte voor humor (58%) en een goede werk-privé balans (50%) dragen voor het merendeel van de werknemers bij aan het geluksgevoel op het werk: “Ondanks dat we denken gelukkig te worden van een prettige werkomgeving is onze eigen instelling minstens zo belangrijk”, aldus Hamburger. “We kunnen zelf een grote bijdrage leveren aan ons werkgeluk.”

Werknemer verkiest luisterend oor boven bonus, PW magazine:  www.pwnet.nl/5460/werknemer-verkiest-luisterend-oor-boven-bonus

Waardering op de werkvloer, Van Harte & Lingsma, School voor Human Leadership: www.vanhartelingsma.nl/waardering-op-de-werkvloer/

Er gebeurt helemaal niets

Joris Luyendijk schrijft in zijn NRC Next blog over het gesprek dat hij heeft gehad met een kredietbeoordelaar die werkte bij een kleine organisatie die “op de eerste rij” zat toen de crisis in 2008 uitbarstte:

“Ik was met vakantie toen in 2008 Lehman Brothers ten onder ging. Ik weet nog hoe ik iedere dag de krant opensloeg en dacht: oh mijn God. Het was angstaanjagend, totaal angstaanjagend. We zaten zo dicht op een mondiale implosie. Verbijstering, schaamte, ongeloof… ik doorliep het hele emotionele spectrum. Mijn vrouw dreigde mijn Blackberry in het meer te gooien als ik niet ophield met checken van het nieuws. Maar ik kon niet stoppen…..

Nu is het 2012 en is er iets ongelofelijks gebeurd: niets. Op het hoogtepunt van de crisis was de paniek en angst immens. Niemand had je geloofd als je toen had voorspeld dat er vier jaar later geen enkele fundamentele hervorming van het systeem was doorgevoerd. Maar het is business as usual en niemand lijkt iets te hebben geleerd.”

Er is iets ongelooflijks gebeurd – niets door Joris Luyendijk (26 juli 2012, NRC Next): www.nrc.nl/nieuws/2012/07/26/er-is-iets-ongelofelijks-gebeurd-niets-a1490968

Antropoloog Joris Luyendijk woont in Londen en doet voor nrc.next en het banking blog van het Engelse dagblad The Guardian verslag van het leven in The City, met de blik van een buitenstaander.