Skip to main content

Redactie Beroepseer

Occupy beweging stelt wel degelijk iets voor

Occupy stelt wel degelijks iets voor, schrijft Paul van Seters in zijn artikel op de site van het tijdschrift voor mediaprofessionals Villamedia. Dit in tegenstelling tot wat de Nederlandse media ons vertellen. Die media lijken bezig met een campagne om de Occupy-beweging zwart te maken. Een half jaar geleden verklaarde Willem van Ewijk in de Volkskrant Occupy op sterven na dood (Vonk, 11 oktober 2014). Vorige week schreef NRC Handelsblad-columnist Frits Abrahams over de ontruiming van het Maagdenhuis, en in dat verband liet ook hij weten geen hoge pet op te hebben van Occupy (Achterpagina, 13 april).

Prof. dr. Paul van Seters is hoogleraar globalisering en duurzame ontwikkeling aan TIAS School for Business and Society, aan de Universiteit van Tilburg. Hij schrijft:
“De necrologie van Occupy die Van Ewijk schreef telde 2093 woorden. Zijn conclusie: ‘Occupy ging aan wanorde ten onder.’ Die conclusie was opvallend ongerijmd, want twee weken eerder was Occupy nog betrokken bij de organisatie van de grootste duurzaamheidsdemonstratie ooit, de Global Day of Climate Action: op zondag 21 september 2014 bracht de klimaatmars in Manhattan meer dan 410.000 mensen op de been.

In andere steden op andere continenten liepen op dezelfde zondag en voor hetzelfde doel honderdduizenden andere demonstranten – van Melbourne tot Berlijn, van Londen tot Buenos Aires, van Amsterdam tot Kaapstad. Niettemin meldde Van Ewijk doodleuk: ‘Van een wereldbeweging is geen sprake.’ Hij weet duidelijk niet waar de klepel hangt, maar heeft zelfs de klok helemaal niet horen luiden.

En wat is er dan volgens Abrahams mis met Occupy? Na afloop van de Maagdenhuis-ontruiming op 11 april waren studenten op het Spui gaan zitten om te vergaderen, waarbij er, in de woorden van Abrahams, ‘voortdurend Occupy-achtig met de handen werd gefladderd’. De NRC-columnist was zelf gaan kijken, maar bleek duidelijk geen fan van deze nieuwe, democratische manier van vergaderen. Dat had te maken met zijn eerdere ontmoeting met Occupy.

In het najaar van 2011 had Occupy een tentenkamp georganiseerd op het Beursplein, en ook toen was Abrahams gaan kijken. Wat hij daar destijds zag, schrijft hij nu, had hem niet kunnen bekoren: veel ‘richtingloze toespraken’ en ‘opgewonden gejoel’; geen ‘duidelijk doel’ en ook geen ‘aansprekende leiders’. Wel nam hij veel sympathie voor Occupy waar, maar ‘de beweging miste het vermogen om die effectief te mobiliseren’

Tegen die achtergrond constateert Abrahams op 13 april veelbetekenend: ‘Misschien wacht de actievoerende studenten hetzelfde lot’. Maar die voorspelling werd al meteen gelogenstraft, want op de opiniepagina in dezelfde krant schreven Ewald Engelen en Olav Velthuis een vlammende aanklacht tegen hun eigen College van Bestuur juist vanwege de Maagdenhuis-ontruiming. En juist Engelen en Velthuis hebben de afgelopen weken een leidersrol gespeeld in de protesten tegen het beleid van de UvA-bestuurders.

Wellicht valt er iets af te dingen op de argumenten van Engelen en Velthuis, maar ook Abrahams zal moeten toegeven dat zij hun boodschap luid, duidelijk en met een perfecte timing hebben afgegeven. Zij vertegenwoordigen bovendien een duidelijke achterban, want hun oproep aan het College van Bestuur om af te treden werd binnen een dag ondertekend door ruim vierhonderd UvA-hoogleraren en -docenten.

Maar er zijn meer redenen om vraagtekens te plaatsen bij deze negatieve oordelen over Occupy. Op 18 maart jl. werd in Frankfurt gedemonstreerd bij de opening van het nieuwe gebouw van de Europese Centrale Bank. De politie in Frankfurt telde 20.000 demonstranten. Er waren de nodige rellen maar er was ook een toespraak door Naomi Klein, boegbeeld van de antiglobalisten en auteur van de recente bestseller over klimaatverandering, ‘This Changes Everything’. De demonstraties waren georganiseerd door een groep die bekend staat onder de naam Blockupy—inderdaad, een nieuwe telg van de Occupy-beweging.

Lees het hele artikel van Paul van Seters waarin hij aan het slot wijst op de bijzondere rol van Joris Luyendijk en zijn nieuwe boek Dit kan niet waar zijn en de relatie met de start van Occupy Wall Street in 2011: Occupy stelt wel degelijk iets voor, Villamedia, 22 april 2015: www.villamedia.nl

Leiderschap begint met zeggen wat er gezegd moet worden

Wendela Hingst, algemeen directeur van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) schreef een column over je mond opendoen als dat nodig is:
“Ik liep eens mee met een Amerikaanse kwaliteitsauditor in een Nederlands ziekenhuis. Die ochtend was ik getuige van een onderzoek naar the leadership in het huis. De top 30 had zich verzameld, maar tijdens de discussie over de observaties van de auditor waren steeds dezelfde vijf mensen aan het woord. The usual suspects. De rest keek naar een soort tenniswedstrijd, urenlang. Nu leek het mij uitgesloten dat al die toegewijde mensen, hoofdzakelijk dokters, niets te melden hadden over hun eigen afdelingen waarover hun de maat werd genomen. Toch zwegen ze. Wat vond u, vroeg ik de Amerikaan nadien. Hij keek moeilijk en sprak: “These guys have a big issue openly disagreeing with each other. It’s dangerous!

Leiderschap begint met zeggen wat er gezegd moet worden, wanneer het gezegd moet worden. Mogelijk is dat meer een levenshouding dan een competentie. Al je inzichten, waarden en ideeën doen er immers weinig toe als je niet de moed hebt om je uit te spreken. Mensen worden hierin nogal eens geremd door groepsgewoonten en machtsverhoudingen. In een een-op-een gesprek kan dit nog zwaarder wegen. Persoonlijke angsten en belangen spelen ook een rol: waar vrees je voor als jouw bijdrage niet goed valt?

Mijn laatste aanval van kaakklem was tijdens een vergadering waar enkele aanwezigen zich stoorden aan het recente persoptreden van een (bij de vergadering afwezige…) collega. Gemeenplaatsen als “niet gepast” en “onhandig” gingen over tafel. De vraag die zich bij mij opdrong was: wat is er dan misgegaan? Ik hield ‘m echter binnen. Waarom? Omdat ik het persoptreden wél een goed idee had gevonden? Omdat deze collega’s het zo roerend eens leken dat ik mij afvroeg of ik iets gemist had?

Zwijgen waar gesproken moet worden gaat altijd over de angst iets te verliezen. Je positie in een groep, een harmonieuze werkrelatie of status, wat toch zoiets is als maatschappelijke liefde… Het ontbreekt dan eigenlijk aan emotionele veiligheid, aan de zekerheid dat ieders inbreng er mag zijn en ertoe doet. Dat je bijdrage niet tegen je zal worden gebruikt, ook niet als je ernaast zit. De medische wereld loopt niet voorop met deze vorm van veiligheid. Maar echte leiders staan voor verandering. Ze scheppen de omstandigheden waarin anderen zich uitgenodigd voelen om bij te dragen en vrijelijk hun mening te delen. Door zelf te durven waar je eerder aarzelde stel je je kwetsbaar op. Dat dwingt respect af en daarmee ruim je ook een drempel op voor de ander. Hier betekent leiden: voorbeeldgedrag

‘It’s dangerous!’ zeg ik nog wel eens tegen mezelf als ik de verleiding voel te zwijgen”.

Lees de hele column Dokters en leiderschap: “Speak up, dear!”, door Wendela Hingst, Medisch contact, 22 april 2015: www.medischcontact.nl

Patiënten zijn geen klanten: Als marketing belangrijker wordt dan deskundigheid en beroepsethiek in het ziekenhuis

omslag the nursesTot hoever gaat een ziekenhuis om het de patiënten naar de zin te maken? Sommige gaan tamelijk ver. Ze bieden extra diensten aan zoals live muziek, valet-parkeerservice, roomservice zoals in een hotel en flatscreen-televisie. Anderen adverteren met vip-lounges – luxueuze ontvangstruimten – in hun “loyaliteitsprogramma’s”: marketingprogramma’s die trouw koopgedrag belonen.

Er blijkt zich in de Verenigde Staten een hele nieuwe industrie te ontwikkelen die ziekenhuizen aanmoedigt kostbare dollars te besteden aan dure adviseurs die beweren middelen te hebben die de tevredenheidscijfers van het ziekenhuis doen opstuwen. Sommige instellingen hebben zelfs voor dat doel acteurs ingehuurd om met verpleegkundigen scenarioteksten in te studeren.

Alexandra Robbins schreef op de site van het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic een artikel, ontleend aan haar nieuwe boek The nurses, over het streven van ziekenhuizen naar de status van een viersterrenhotel met verpleegkundigen in de rol van butler.
Deze trend is ontstaan toen het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid met het Medicare verzekeringsprogramma besloot dertig procent van de vergoeding voor ziekenhuizen te besteden aan tevredenheidsonderzoeken van patiënten in de veronderstelling dat transparantie en rekenschap afleggen de gezondheidszorg zouden bevorderen. Functionarissen waren van mening dat het leveren van hoge kwaliteit zorg waar de patiënt centraal staat een zorgvuldige beoordeling van de ervaringen van de patiënt in het ziekenhuis vereist. Ze hadden er blijkbaar geen idee van, aldus Robbins, dat hun methoden – onbedoeld – de patiënt wel eens zouden kunnen benadelen.

Misleidende vragen

Per oktober 2012 is besloten één procent van de Medicarevergoedingen van ziekenhuizen in te houden, ongeveer 850 miljoen dollar. Dat percentage wordt in 2017 verdubbeld. Elk jaar verdienen alleen die ziekenhuizen dat bedrag terug als ze een gunstige tevredenheidsscore van patiënten kunnen tonen en voldoen aan bepaalde maatstaven van zorg. Degenen die het best presteren ontvangen een bonus uit de geldpot.

Tevredenheidsonderzoeken van de patiënt zijn op zich goed, maar die onderzoeken gaan wel ten koste van de aandacht voor de gezondheid van de patiënt.
Het merendeel van de tweeëndertig vragen van het onderzoek betreft de zorgverlening van verpleegkundigen. Een vraag is bijvoorbeeld: Heeft u tijdens uw verblijf in dit ziekenhuis een keer de hulpknop ingedrukt? Hoe vaak kreeg u de hulp die u wenste?
Het is een misleidende vraag omdat voorbijgegaan wordt aan het feit of de hulp medisch gezien nodig was. Er zijn patiënten die geklaagd hebben over het onderzoek. Bij voorgaande onderzoeken was er ruimte voor commentaar op allerlei onderwerpen. Bijvoorbeeld: “Mijn kamergenoot was bezig te sterven en hij ademde heel heftig”. Of: “Het ziekenhuis heeft geen Splenda” (een vervanging voor suiker). Een verpleegkundige in het New Jersey ziekenhuis waar geen Splenda aanwezig was: “Dit was blijkbaar een fout van de verpleegkundige. Een aantekening daarover belandde in haar persoonlijke dossier”. Een andere verpleegkundige in Oregon had woorden met een patiënt die een viervoudige bypassoperatie had ondergaan; hij vond dat hij niet genoeg pastrami op zijn boterham kreeg: “Veel patiënten hebben onrealistische verwachtingen omtrent hun verzorging”.

Een landelijk onderzoek heeft uitgewezen dat patiënten die heel erg tevreden waren over hun dokters hogere zorg- en medicijnkosten hadden gemaakt; zij werden ook sneller opgenomen in een ziekenhuis dan patiënten die minder tevreden waren. Erger nog, de allertevredenste patiënten zouden waarschijnlijk in de loop van vier jaar komen te overlijden.

Volgens de uitvoerder van het onderzoek, Joshua Fenton van de Universiteit van California in Davis, laten dergelijke resultaten zien dat dokters die geld krijgen vanwege een hoge tevredenheidsscore van patiënten, minder geneigd zijn patienten af te raden bepaalde behandelingen te ondergaan waar die patiënten zelf om hebben gevraagd. Het kan zijn dat in hun poging patiënten tevreden te stellen, zorgverleners onbewust de belangen van de patiënten uit het oog verliezen. Volgens Theresa Brown van de New York Times zou de nadruk op wat patiënten willen ertoe leiden dat ze minder krijgen van wat ze nodig hebben.
Een klinisch instructeur in Missouri vertelde dat “patiënten heel tevreden kunnen zijn, en een paar uur later doodgaan”.

Patiënten zijn geen klanten

Omdat bijna elke vraag van het onderzoek betrekking heeft op verpleegkundigen, dwingen sommige ziekenhuizen hen overbodige, niet-medische cursussen te volgen. Een heel opvallende manier om zorg te gaan regelen met het oog op onderzoek is de wijdverbreide praktijk van het voorschrijven van een standaardmethode van omgaan met de patiënt. Sommige managers willen dat verpleegkundigen zich bedienen van bepaalde zinnen en gezellig gaan kletsen met patiënten over hun collega’s om te kunnen beoordelen of ze de regels naleven. Sommige instellingen schakelen acteurs in om met verpleegkundigen teksten in te studeren.

In Massachusetts vertelde een chirurgische verpleegkundige dat deze teksten haar het gevoel gaven alsof ze een “Stepford verpleegster”*) was en ze vroeg zich af of het de patiënten zou opvallen dat hun verpleegkundigen allemaal dezelfde woorden gebruikten.
Echte verpleegkundigen zijn warm, geestig en persoonlijk. Als ze uit het hoofd geleerde zinnen moeten gebruiken dan is dat een onnodige belemmering van hun werk.

Het idee van “patiëntenervaring” is een verkeerd idee. Patiënten zijn geen klanten en verpleegkundigen zijn geen automaten. Sommige ziekenhuizen vragen in hun advertenties verpleegkundigen die gedienstig kunnen omgaan met klanten. Als eerste kwalificatie. Het medisch centrum van de Universiteit van Toledo (UTMC) beoordeelt stafleden op “klanttevredenheid”.

Door patiënten als klanten te behandelen, aldus verpleegster Amy Bozeman in een artikel in Scrubs magazine, bezwijken ziekenhuizen voor de diepgewortelde opvatting dat de klant het altijd bij het rechte eind heeft. “Nu krijgen wij verpleegkundigen te horen dat onze patiënten klanten zijn, en dat we excellente service moeten bieden opdat ze trouw blijven aan onze ziekenhuizen. De patiënt heeft het NIET altijd bij het rechte eind. Ze missen eenvoudigweg de kennis en de opleiding”.

Er zijn ziekenhuizen die “klantenservicepersoneel” inhuren. Maar deze niet-medische werknemers machtigen toe te geven aan de grillen van patiënten kan averechts werken. Comfort is niet altijd hetzelfde als gezondheidszorg.
Als deze mensen bijvoorbeeld warme dekens aan patiënten met koorts geven, of een voedzame milkshake aan patiënten die niet mogen eten, en verpleegkundigen halen ze weg, dan geven patiënten de verpleegkundigen geen hoge cijfers.

Nog verontrustender is dat verschillende zorgsystemen tevredenheidsscores van patiënten gebruiken als middel om de hoogte van het salaris en de jaarlijkse bonus van verpleegkundigen en dokters te berekenen. Deze zorgsystemen negeren dat zorgverleners, zoals ziekenhuizen, wel een fantastische patiëntenscore kunnen hebben, maar ondertussen ook een hoger aantal dode patiënten, of omgekeerd.

Betere omstandigheden van verpleegkundigen leiden wel tot betere kwaliteit

Scenarioteksten bevorderen de gezondheidszorg niet, maar het klinkt allemaal zo mooi. Het UTMC lanceerde een geheel op patiëntentevredenheid gebaseerd programma. “Service excellence officer” Ioan Duca vertelde aan een tijdschrift dat gesubsidieerd wordt door een bedrijf dat onderzoeken voor ziekenhuizen beheert: “Ik concentreer me helemaal om hier een kerkachtige omgeving te creëren. We willen een totale culturele transformatie. Ik wil die Disney-achtige ervaring, de Ritz Carlton-ervaring”.

Maar ook ziekenhuizen die ondermaatse zorg aanbieden kunnen toch hoge tevredenheidscijfers krijgen. Bij een groot aantal is dat het geval zoals Robinson heeft aangetoond aan de hand van duizenden openbaar te raadplegen gegevens van ziekenhuizen.
Nadruk op patiëntentevredenheid leidt niet tot betere zorg. Het UTMC is daar een voorbeeld van. Het centrum behoort volgens de gegevens op allerlei onderdelen tot een van de slechtst presterende ziekenhuizen van Ohio, misschien wel van de hele V.S: aantal doden, ernstige complicaties en heropname in het ziekenhuis. Het centrum haalde het nieuws nog in 2013 toen tijdens een transplantatie-operatie personeel een perfecte nier had weggegooid die bestemd was voor de zus van de patiënt.

Het blindstaren op klantentevredenheid kan uiteindelijk het ziekenhuis geld gaan kosten, en de patiënten hun gezondheid. Rookgordijnen leiden de aandacht af van waar het echt om gaat. Patiëntentevredenheidsonderzoeken verbeteren echt niet drastisch de gezondheidszorg.
Wat wel tot verbetering leidt zijn meer verpleegkundigen die goed worden behandeld. Per slot van rekening zijn verpleegkundigen de sleutel tot patiëntentevredenheid en dan niet op de manier waarop de ziekenhuizen die interpreteren.

Een betere werkomgeving van verpleegkundigen leidt wel tot meer tevredenheid van de patiënten, laat een onderzoek zien onder honderdduizend verpleegkundigen. Meer professionele verpleegkundigen leiden tot minder dode patiënten, minder heropnamen en een verbeterde kwaliteit van de gezondheid.
Als ziekenhuizen de omstandigheden van de verpleegkundige verbeteren in plaats van patiënten te laten geloven dat ze betere zorg krijgen, verbetert ook de kwaliteit van de zorg aanzienlijk.

Noot
*) De naam Stepford is ontleend aan het boek van Ira Levin The Stepford wives uit 1972: griezelig perfecte echtgenotes en huisvrouwen.

The Problem With Satisfied Patients, door Alexandra Robbins, The Atlantic, 17 april 2015: www.theatlantic.com

The Nurses – A year of secrets, drama, and miracles with the heroes of the hospital, door Alexandra Robbins, 368 p., april 2015: www.indiebound.org

Alex Brenninkmeijer in oratie: Grondwet zo dood als een pier

Er is iets aan de hand in Nederland. Onze rechtsorde is te complex en onoverzichtelijk geworden. Respect voor rechten van mensen schiet tekort. De Nederlandse rechtsstaat staat daarom onder druk. De perikelen rond de gaswinning in Groningen en het recht op bad-bed-brood voor uitgeprocedeerde asielzoekers zijn actuele voorbeelden. Het gaat niet om incidenten: er is sprake van systeemfalen.

Voormalig Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer werd per 1 juli 2014 benoemd tot faculteitshoogleraar in de faculteit Recht, economie, bestuur en organisatie aan de Universiteit van Utrecht. Zijn vakgebied is ‘Institutionele aspecten van de rechtsstaat’. Op 20 april 2015 hield hij zijn oratie met de titel: Stresstest rechtsstaat Nederland.

In zijn oratie maakt Brenninkmeijer gebruik van een stresstest (zoals voor banken) als methode om te beoordelen of de rechtsstaat in Nederland – onder ongunstige omstandigheden – standhoudt of niet. Deze methode past hij systematisch toe op concrete onderwerpen, zoals de sanctiewet sociale zekerheid – door Brenninkmeijer ooit bestempeld als ‘doorgeslagen antimisbruikwetgeving’ -, het alcoholslot, de gaswinning Groningen, de bad-bed-brood-discussie, de organisatie en financiering van de rechtspraak en de te beperkte toetsing door de bestuursrechter.

Nederland faalt in de stresstest

De analyse aan de hand van bovenstaande kwesties leidt Brenninkmeijer tot de conclusie dat Nederland faalt in deze stresstest. Kernprobleem is dat in het functioneren van ons huidige democratische systeem onvoldoende waarborgen zijn voor de bescherming van rechtsstatelijke waarden. Bij wetgeving, uitvoering én rechtspraak zijn belangrijke rechtsstatelijke gebreken zichtbaar. Onze democratie functioneert zwak, onder andere zichtbaar in de geringe interesse van de kiezer voor partijpolitiek, de groeiende politieke versplintering met moeizame coalitievorming als gevolg en de rol van de Eerste Kamer. Daarom kan onze democratie stevige rechtsstatelijke waarborgen niet aan en kiest vervolgens voor het verzwakken van die waarborgen.
Brenninkmeijer sloot zijn oratie af met voorstellen ter versterking van de rechtsstaat, zodat Nederland wel de stresstest kan doorstaan: “Voer de constitutionele toetsing in en schaf de Eerste Kamer af. De rol van de Eerste Kamer wordt toch steeds onduidelijker”.

“Nederland wordt in Europa een buitenbeentje genoemd, vanwege het ontbreken van een constitutioneel toetsingsrecht – het mogen toetsen van wetten aan de Grondwet”, staat er in een verslag van de oratie van Brenninkmeijer op de site voor juristen, Mr. Online: “Begin 2015 werd een initiatief-wetsvoorstel hiertoe nog afgeschoten. Brenninkmeijer kan hier weinig waardering voor vinden. ‘Als je wetten niet aan de Grondwet mag toetsen, en je ziet daarnaast dat er maar zelden een rechtszaak over de Grondwet zelf gaat, dan is onze Grondwet dus zo dood als een pier’.”

Politieke opportuniteit

Brenninkmeijer waarschuwt, aldus het verslag op Mr. Online, voor het zogenoemde primaat van de politiek: “In Nederland gaat – zo zeggen politici – de politiek voor, terwijl het begrip democratische rechtsstaat toch echt uit twee woorden bestaat. Er moet een dynamisch evenwicht tussen de twee zijn. Natuurlijk is de democratie belangrijk, maar ook de grenzen van de rechtsstaat moeten altijd in acht worden genomen”.

Als voorbeeld van het primaat van de politiek noemt Brenninkmeijer ‘politieke opportuniteit’. “Veel wetgeving vindt zijn oorsprong direct in regeerakkoorden. Via positieve uitruil weet een van de regeringspartijen zich te verzekeren van een meerderheid in de Tweede Kamer. Politieke opportuniteit heeft dan bepaald of een wetsvoorstel een meerderheid van 50% plus één stem behaalde”.

Ook heerst volgens Brenninkmeijer in Nederland politieke onwetendheid: “Veel politici begrijpen de constitutionele verhoudingen niet. Ze weten niet wat een democratie echt betekent, namelijk méér dan 50% plus één. Daarnaast merk ik dat wetten zo complex zijn dat politici de inhoud niet goed begrijpen. In mijn tijd als Nationale Ombudsman bleek dat uit onderzoek onder deskundigen”.

Lees het hele verslag van de oratie van Brenninkmeijer op Mr. Online: Brenninkmeijer: “Grondwet zo dood als een pier”, 21 april 2015: www.mr-online.nl

Persbericht over de oratie: Faalt Nederland in stresstest? Universiteit van Utrecht, 15 april 2015: www.uu.nl

Prof. dr. Alex Brenninkmeijer is lid van de Europese Rekenkamer en faculteitshoogleraar bij de faculteit Recht, economie, bestuur en organisatie. Tevens is hij betrokken bij het onderzoek binnen één van de strategische thema´s van de universiteit: Instituties van een open samenleving.
Van 2005 tot 2014 was Brenninkmeijer de Nationale ombudsman.

Zorgverleners vechten voor beroepsgeheim in de jeugdzorg. Teken de petitie

Een aantal gerenommeerde zorgverleners doet een oproep aan vakgenoten om een petitie te ondertekenen tot behoud van het beroepsgeheim. Onder hen Robert Vermeiren, hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie en Menno Oosterhoff, kinder- en jeugdpsychiater.
Op dinsdag 20 april 2015 wordt aan Tweede Kamerleden en aan staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid de petitie aangeboden.
Woensdag 22 april 2015 is er van 13.00 tot 17.00 uur een vergadering van de Tweede kamer over de Decentralisatie van de jeugdzorg. Deze vergadering is live te volgen.

Waarom een beroepsgeheim?

Op de site van Ouders Online staat een artikel van de redactie over het belang van het beroepsgeheim. Door de transitie van de jeugdzorg per 1 januari 2015 dreigt het medisch beroepsgeheim uitgekleed te worden.
Zorgverleners – artsen, psychiaters en psychologen – hebben een (medisch) beroepsgeheim. Dat wil zeggen dat de dingen die ze van hun patiënten of cliënten weten of te horen krijgen, niet openbaar gemaakt mogen worden, tenzij met uitdrukkelijke toestemming van de betrokkenen. Dat beroepsgeheim is belangrijk, omdat je anders geen pijnlijke of compromitterende dingen aan je zorgverlener meer durft te vertellen.

Het beroepsgeheim dreigt een wassen neus te worden, als de zorgverleners gaan declareren aan de gemeenten, zoals vanaf 1 januari het geval is. Op hun facturen moeten ze bijvoorbeeld het burgerservicenummer – BSN – van hun patiënt/cliënt noteren, en allerlei informatie over de diagnose. Zodat alle gemeente-ambtenaren, die grotendeels geen eigen beroepsgeheim hebben, opeens allerlei gevoelige informatie te weten komen van iedereen. En vanwege het Syri-informatiesysteem, waarmee alles aan alles gekoppeld gaat worden, zal die informatie zich met grote vaart verder verspreiden, naar nóg veel meer instanties en personen die geen beroepsgeheim hebben.

Klik hier voor steunen en ondertekenen – graag vóór 19.00 uur op maandagavond 20 april 2015 – op site van Privacybarometer: www.privacybarometer.nl

Zorgverleners vechten voor beroepsgeheim, Ouders Online, 19 april 2015: www.ouders.nl
Ouders Online is een onafhankelijke website en service-organisatie voor ouders van kinderen van -1 tot 18+.

 Zorgen over medisch beroepsgeheim jeugdzorg, NOS Nieuws, 20 april 2015: http://nos.nl

 U P D A T E

Het algemeen overleg over Decentralisatie jeugdzorg dat gepland stond voor 22 april werd geannuleerd, en verplaatst naar 29 april 2015, van 14.30 – 18.30 uur in de Suze Groenewegzaal: http://www.tweedekamer.nl

Per direct ontslagen als columnist

Remco de Boer is per direct ontslagen als columnist van De Ingenieur, het vaktijdschrift van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI), de beroepsvereniging van ingenieurs en techniekstudenten.
Voor het aprilnummer van 2015 schreef hij de column Sexy smurf met een aantal rake opmerkingen. Het enige commentaar dat hier te binnen schiet is: Mens ken uzelve. De rol van de nar aan het hof van de koning in de Middeleeuwen blijkt in onze tijd ook nodig.

Ir. De Boer is communicatiespecialist op het gebied van techniek en wetenschap en auteur van het boek Verloren vertrouwen, een reconstructie van de Utrechtse asbestzaak. Een nieuw boek van zijn hand verschijnt in 2015 over de strijd tegen schaliegas.

Lees hier de column Sexy smurf, 14 april 2015: www.deboercommunicatie.nl (column niet meer beschikbaar op site van De Boer communicatie).

Zie ook de video Tegenspraak geven en incasseren: https://beroepseer.nl

column de boer sexy smurf

 

De stem van de samenleving klinkt veel te luid in het onderwijs volgens onderwijspedagoog Gert Biesta

oude foto klaslokaalGert Biesta geldt als een van de spraakmakendste onderwijspedagogen van het moment. Hij gaf een gastcollege in de Amsterdamse Balie op maandag 13 april 2015 in de reeks Mijn idee voor onderwijs. In die reeks draait het om de vraag: waartoe dient onderwijs? Biesta is part-time hoogleraar Education aan Brunel University in Londen en is geassocieerd lid van de Onderwijsraad.
Monique Marreveld, hoofdredacteur van het onafhankelijk vakblad voor het onderwijs Didactief deed verslag van de bijeenkomst:

“Aan de hand van een foto van een klaslokaal uit circa 1910 laat Biesta de zaal zien hoe het volgens velen nu niet meer moet en mag. Aan het eind van zijn college keert hij terug naar dezelfde foto en twijfelt het publiek of het allemaal wel zo anders moet. Want gooien we niet het kind met het badwater weg?

Wie wil er nou conservatief zijn? George Counts die Biesta citeert, had er geen moeite mee: ‘I am a conservative, ik probeer radicale ideeën te beschermen. Kijk nog eens goed naar die foto, zegt Biesta. Als we het onderwijs willen veranderen, hoe dan? Vormen de alternatieven die we tot nu toe hebben gezien, de oplossing?

Nu de twijfel eenmaal is gezaaid in de zaal, is het een makkie voor Biesta.

School als oefenplaats
Onderwijs is een bediende met twee meesters. Als de samenleving haar educatieve vermogens verliest, worden die een taak van de school. De school is een functie van en voor de samenleving en de samenleving heeft terecht verwachtingen van de school. Maar ook is de school een oefenplaats, een plaats tussen huis en straat in, afgeschermd van de eisen van de samenleving. Het is precies die spanning, tussen een samenleving die van alles wil van de school en de school als oefenplaats, die het hart van het onderwijs uitmaakt. Maar goed onderwijs weet beide meesters te dienen.

Momenteel is dat niet het geval, aldus Biesta, de stem van de samenleving klinkt veel te luid in het onderwijs. Er moet veel te veel. Laten we eens nadenken waar het onderwijs voor zou moeten staan?

Met een verademende internationale bril leidt Biesta vervolgens de zaal door zijn verhaal. Kijk naar Schotland, zegt hij, waar de overheid aan de voorkant het curriculum helemaal opengooit, maar het effect van die vrijheid teniet doet omdat ze aan de achterkant de controle voortdurend opvoert: leren we wel de goede dingen? Kijk naar Engeland, waar het curriculum is dicht geschreven en de lerarenopleidingen de facto zijn afgeschaft. Alle opleidingen vinden op school plaats, on the job.

Als er één ding duidelijk wordt uit het verhaal van Biesta is het zijn waardering van de leraar. En zijn persoon als centrum van het onderwijsproces dat draait om inhoud, relatie en doel. Of in eenvoudiger termen: een leerling moet iets leren, van iemand (leraar), met een bepaald oogmerk (doel).

Dat doel is niet enkelvoudig maar multidimensionaal. Het is de bekende drieslag van Biesta: kwalificatie, subjectivering en socialisatie. Immers, je wilt kennis overdragen, traditie, én aan persoonsvorming doen. Een leraar moet expliciet verantwoordelijkheid nemen voor al deze functies en doelen. Hij schaakt als het ware op drie borden tegelijk. ´Goed onderwijs is simultaan schaken, de docent heeft al die partijen in zijn hoofd en in zijn hart.´

Het is een prachtig beeld van de gecompliceerde taak van een docent, die een toehoorder na afloop wel tot de vraag brengt: ‘Ik heb 30 leerlingen in de klas per les, 260 kinderen per week. U heeft het over simultaan schaken. Wat verwacht u eigenlijk van mij?’ Een vraag die Biesta handig terugspeelt”.

Volwassen in de wereld staan
Aan het slot geeft Biesta aan wat de docent morgen te doen staat als het aan hem ligt: ” Daag je leerlingen uit, spreek ze aan (op wat ze zouden kunnen) en wek een verlangen bij ze op om op een volwassen manier in de wereld te staan. En, wacht niet tot de structuren veranderen en je het onderwijs officieel anders kunt aanpakken. Je kunt zelf gewoon spreken en denken, doe dat!”.

Lees het hele verslag van Monique Marreveld: Mijn idee voor onderwijs: Gert Biesta, Didactief online, 15 april 2015: www.didactiefonline.nl

Het gastcollege in de Balie is opgenomen op video en terug te zien op: www.youtube.com/watch?v=AmeFn8LeHLI

Hoogleraar Jac van der Klink in oratie: Er moet een radicale verandering in visie op werk en gezondheid komen

Ondernemingen die investeren in mensen en menselijk kapitaal, in goed personeelsbeleid en in een werkomgeving waarin mensen zich gewaardeerd en waardevol voelen, dat zijn de bedrijven die het in de toekomst gaan maken. Zij frustreren niet de behoeften van mensen naar intrinsieke waarden in het werk die bijdragen aan geluk, welzijn en zingeving (‘capabilities’). Dat zijn de bedrijven die de toekomst zonnig tegemoet kunnen zien en mogen rekenen op een stabiele duurzame groei. Dat betoogt hoogleraar Jac van der Klink in zijn oratie*), getiteld Waarde aan het werk, die hij op vrijdag 17 april 2015 om 16.15 uur houdt aan de Universiteit van Tilburg

Er moet een radicale verandering moet komen in de visie op (duurzaam) werken en gezondheid. De mens moet niet gezien worden als een productiefactor maar als consument van werk, en werk dus als een consumptiegoed. De waarde van werken zit niet alleen in het resultaat maar juist ook in het werken zelf. Werk moet voldoening geven, niet de gezondheid aantasten en bijdragen aan persoonlijke behoeften en ambities. Startwaarden – professionaliteit, goede werkcondities – zijn net zo belangrijk als eindwaarden: output, resultaat, targets. Probleem is dat die waarden in toenemende mate onder druk komen te staan, ofschoon er ook voldoende voorbeelden zijn, zoals bijvoorbeeld Buurtzorg Nederland en het Rijksmuseum, waarin mensen weer centraal worden gesteld en zodoende hun werk als nuttig, waardevol en zingevend ervaren. Een aardig inkomen is leuk, maar niet alleenzaligmakend. Ook creativiteit en participatie zijn belangrijke kernwaarden.

Piketty

Werk moet waarde toevoegen om duurzaam te zijn: voor de arbeidsorganisatie en voor het individu. Thomas Piketty laat zien dat de factor inkomen door arbeid in het kapitalisme historisch gezien steeds sterker ondergeschikt raakt aan de factor kapitaal. Arbeid zal over een paar decennia vrijwel geen (economische) waarde meer hebben ten opzichte van kapitaal, wat wordt versterkt door verdere mechanisering, robotisering en computerisering. We zien dat nu al aan het gemak waarmee productie verschoven wordt naar lagelonengebieden en in de attitude van kapitaalbezitters (denk aan V&D en ABN Amro). In 2016 bezit de rijkste 1% van de wereldbevolking meer dan de rest.

Drastische waardeherziening

Dit betekent, aldus Van der Klink, dat de productieve outputkant van werk minder waarde krijgt. In het huidige denken wordt de outputkant juist sterk benadrukt. Dit in tegenstelling tot hoe de oude Grieken tegen werk aankeken, maar ook in tegenstelling tot wat professionals belangrijk vinden in hun werk (de proceskant; ‘goed’ werk leveren).

Omdat de waarde van werk bijna uitsluitend wordt afgemeten aan het productieve aspect, wordt op crises gereageerd door de ‘productie’ te verhogen wat ten koste gaat van het proces. De zorg bijvoorbeeld wordt vrijwel geheel gestuurd door kosteneffectiviteit. Werknemers in die sector voelen zich daarom niet meer erkend in hun professionaliteit. Historisch gezien is het ook contra-productief.

De oplossing ligt volgens Van der Klink in een drastische waardeherziening, waarbij veel meer het consumptie-aspect van werk wordt benadrukt en de waarde ‘inkomen’ anders worden ingevuld. Werk moet bijdragen aan andere waarden, zoals zin, geluk, creativiteit, welzijn e.d. Vanuit de leerstoel en de Academische Werkplaats voor Arbeid en Gezondheid (AWAG), die ook op 17 april wordt opgericht, zal Van der Klink zich richten op de betekenis van deze visie voor de praktijk van werkenden, leidinggevenden en professionals in het veld van Arbeid en Gezondheid. In de AWAG verbinden Ascender, Dow Benelux, HumanCapitalCare en de NSPOH zich naast onderzoeksinstituut Tranzo aan praktijkgericht onderzoek en kennisuitwisseling in de komende vijf jaar.

Jac van der Klink is sinds 1 oktober 2014 hoogleraar Psychische gezondheid en duurzame inzetbaarheid in arbeid bij het instituut Tranzo, het onderzoeksinstituut op het gebied van zorg en welzijn aan de Universiteit van Tilburg. Van 2006 tot 2014 was hij hoogleraar Sociale geneeskunde, arbeid en gezondheid aan het UMC in Groningen. Momenteel is hij tevens verbonden aan de Netherlands School of Public and Occupational Health (NSPOH) en aan Ascender, een provider van werkgerelateerde advisering en zorg op het gebied van de psychische gezondheid en duurzame inzetbaarheid.

*) De oratie wordt voorafgegaan door het symposium Psychische gezondheid en werk, van 09.30 – 17.00 uur. Symposium en oratie vormen de start van de Academische Werkplaats Arbeid en Gezondheid (AWAG) die op 17 april officieel van start gaat. Naast onderzoeksinstituut Tranzo zijn Ascender, Dow Benelux, HumanCapitalCare en de NSPOH partners in de AWAG.

Oratie Jac van der Klink: Radicale verandering in visie op werk en gezondheid vereist, Tijdschrift voor Bedrijfs- en Verzekeringsgeneeskunde, 5/2015: https://mijn.bsl.nl/oratie-professor-jac-van-der-klink-radicale-verandering-in-visie/633574

Promotie-onderzoek van Bill Banning leidt tot vernieuwend model van professionaliteit van de leraar

omslag leraren wat boeit jullie bill banningWat beweegt de leraar ten diepste? Docent en theoloog Bill Banning miste binnen het onderwijs de reflectie op die vraag, en ging zelf op onderzoek uit. Dat resulteerde in een proefschrift dat hij op 22 april 2015 aan de Universiteit van Tilburg verdedigt. Titel van zijn proefschrift: Leraren, wat boeit jullie? Theoretisch en empirisch onderzoek naar roeping binnen het professioneel zelfverstaan.

Vroeger hoorde je dat leraren vaak uit roeping voor het onderwijs kozen. Maar hoe zit dat nu? En wat valt überhaupt onder roeping te verstaan? In dit proefschrift gaat Bill Banning op deze vragen in. Uit een enquête blijkt dat veel leraren roeping positief associëren met een zich aangesproken weten door jonge mensen en met de daaruit voortvloeiende gedrevenheid om bij te dragen aan hun vorming, kennis en vaardigheden. Ook blijken nogal wat leraren spirituele associaties te hebben bij hun leraarschap.

Ook uit de gehouden diepte-interviews blijkt dat er sprake is van roeping; zo ligt in de persoonlijke en professionele levensgeschiedenis de inspiratiebron voor de volhardende inzet voor leerlingen. Deze beleving van het leraarschap draagt bovendien bij aan de eigen groei als mens en als professional. Deze dynamische beleving van het leraarschap kan als roeping gekenschetst worden. Vaak zonder het als zodanig uit te spreken, weten leraren zich ‘geroepen’ om samen met hun leerlingen tot een gezamenlijke betekenisgeving te komen.

Vernieuwend model van professionaliteit

De uitkomsten van dit onderzoek hebben geleid tot een vernieuwend model van de professionaliteit van de leraar, waarbinnen betekenisgeving en menswaardigheid centraal staan. Hiermee neemt Banning afstand van het op beheersing gerichte instrumentele denken binnen het onderwijs.

Banning publiceerde in 2007 het essay Onderwijsdier in hart en nieren – Een persoonlijke visie op groei, professionaliteit en pedagogisch vermogen dat diende als persoonlijke voorstudie voor zijn proefschrift.
Hij schreef ook een hoofdstuk in het in 2013 verschenen boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs! getiteld ‘Existentieel eigenaarschap: de pedagogische en vakinhoudelijke professionaliteit van de leraar’.

De promotie vindt plaats op 22 april 2015 om 10.15 uur op de campus van de Universiteit van Tilburg: Cobbenhagengebouw, Aula (ingang via Koopmansgebouw).

Meer over het boek Leraren, wat boeit jullie?: inhoudsopgave, voorwoord en inleiding bij Garant uitgevers: www.maklu.be

Een deel van Leraren, wat boeit jullie? (10%) is te lezen op Google books: https://books.google.nl

Lees ook het interview met Banning door Anton de Wit: Bill Banning: Geroepen om les te geven, Managementboek, 13 maart 2015: www.managementboek.nl