Skip to main content

Redactie Beroepseer

Misbruik van macht door managers t.o.v. medewerkers komt vaker voor dan gedacht

machtsmisbruik door managers peter anthonisseMachtsmisbruik door managers in het bedrijfsleven moet uit de taboesfeer. Uit onderzoek van jurist en organisatiedeskundige Peter Anthonisse is gebleken dat machtsmisbruik een groot maatschappelijk probleem vormt en dat het in vrijwel elke organisatie speelt. Zowel getroffen medewerkers als de organisatie zelf ondervinden de negatieve gevolgen ervan. Anthonisse promoveerde in mei 2015 op zijn proefschrift Misbruik van macht door managers – Het slachtofferperspectief dat nu te lezen is op internet.

Anthonisse onderzocht dertien cases bij negen organisaties hoe misbruik van macht door managers zich manifesteert. Meer dan de helft van de daders was vrouw. Het machtsmisbruik in de bij het onderzoek betrokken organisaties waren vaak bij de topmanagers bekend. Toch werden er geen maatregelen genomen. De geleden schade als gevolg van machtsmisbruik is veel hoger dan topmanagers doorgaans aannemen. Zowel getroffen medewerkers als de organisatie zelf ondervinden de negatieve gevolgen ervan.

Anthonisse schrijft in het Voorwoord:
“Intrigerend en fascinerend is dat in organisaties droom en werkelijkheid om tot goede prestaties te komen vaak ver uit elkaar liggen. In principe staan effectieve werkrelaties en een gezond werkklimaat bij ieder hoog in het vaandel. In de praktijk echter kunnen of willen managers en medewerkers individueel of als groep goede onderlinge verhoudingen vaak niet bestendigen en zijn organisaties vaak onmachtig in het creëren en consolideren van een vruchtbaar werkklimaat.
Werkrelaties staan veelvuldig onder druk en ontaarden nogal eens in machtsmisbruik door de managers. De schade is maatschappelijk gezien groot: onnodig slechtere resultaten en beschadigde medewerkers.
Dit onderzoek was explorerend en hypothesevormend van karakter. De invalshoek was een combinatie van psychologie en sociale psychologie en in mindere mate van organisatiekunde. Om inzicht te krijgen in het door slachtoffers beleefde machtsmisbruik werden hun verhalen opgetekend. Daarbij werd gezocht naar antwoorden op de volgende vragen: Wat waren de persoonlijkheidskenmerken van de slachtoffers en hun persoonlijke achtergronden? Hoe zagen de slachtoffers de daders? Wat speelde zich feitelijk af? Waren de medewerkers louter slachtoffer of hadden ze een eigen aandeel? Wat waren naar de mening van de slachtoffers de manifestaties van machtsmisbruik? Welke consequenties had het machtsmisbruik?”

Twee criteria voor definiëren machtsmisbruik

Volgens Anthonisse is er in vrijwel elke organisatie, of dreigt er, machtsmisbruik: “Je moet je als organisatie niet zozeer afvragen óf het plaatsvindt, maar eerder wáár het plaatsvindt”.
In een interview met Pieter van der Meulen van het ondernemersnetwerk VNO-NCW West vertelde Anthonisse dat hij voor het onderzoek machtsmisbruik aan de hand van twee criteria heeft gedefinieerd: “Er is sprake van misbruik wanneer de manager de menselijke waardigheid van werknemers aantast, bijvoorbeeld wanneer managers medewerkers onder hun niveau laten werken, en wanneer de medewerker schade oploopt, bijvoorbeeld als hij ontslagen wordt. Vaak begint het met een vakinhoudelijk meningsverschil, dat vervolgens steeds verder escaleert. In geen van de gevallen die ik heb onderzocht heeft een manager ingegrepen door te de-escaleren, terwijl dit toch bij zijn functie hoort.” Anthonisse vermoedt dat misbruik van macht door managers veel vaker voorkomt dan doorgaans gedacht wordt. “Uit recent internationaal onderzoek onder 30.000 mensen geeft 55 procent aan dat de manager bijdraagt aan het creëren van een negatief werkklimaat. In Nederland was het zelfs 68 procent. En de schade die hierdoor optreedt, is niet alleen voor de getroffenen werknemers”.

Normen en waarden

Volgens Anthonisse zijn er niet voldoende preventieve kaders die machtsmisbruik voorkomen: “We moeten de oplossing niet zoeken in de hiërarchische structuur van organisaties, maar in normen en waarden. Managers moeten erkennen dat het geen goede zaak is, het begint bij de top. Machtsmisbruik moet geëmancipeerd worden, het moet uit de taboesfeer. Werknemers die slachtoffer worden raken gedemotiveerd en raken in het ergste geval hun baan kwijt. Bovendien nemen zij hun onvrede mee naar huis, waardoor het een maatschappelijk probleem wordt. Maar ook de organisatie, en daarmee de manager, loopt schade op. Medewerkers voelen zich minder verbonden met hun bedrijf, waardoor zij minder productief worden en het ziekteverzuim toeneemt. Ook heeft machtsmisbruik door managers een soort besmettingseffect. Medewerkers gaan onderling kletsen en de werksfeer raakt hierdoor verpest, wat leidt tot productieverlies. Managers voelen hun eigen misbruik dus terug in de eigen portemonnee”.

Meerderheid vrouw

Een opvallend resultaat van het onderzoek is dat de meeste daders van machtsmisbruik vrouw zijn. Dat verraste Anthonisse ook, vertelde hij aan tijdschrift Quote: “Ik moet zeggen dat ik ook verrast was. Het onderzoek was niet toegespitst op het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke managers, maar toen ik de resultaten bekeek viel het me wel direct op dat driekwart van de managers in kwestie vrouw was”.
Het idee heerste altijd dat vrouwen minder geneigd zijn tot machtsmisbruik, dat ze zachtaardiger zijn. Zachtaardigheid valt in de categorie feminiene eigenschappen, die traditioneel worden toegedicht aan vrouwen. Andere feminiene eigenschappen zijn draagvlak zoeken, invoelend zijn en hartelijkheid. “Eigenschappen die ik niet terug hoorde in de beschrijvingen van de vrouwelijke daders,” aldus Anthonisse in tijdschrift Opzij.

Machtsmisbruik is nooit helemaal uit te schakelen. Wat we kunnen doen is meewerken aan bewustwording. Mensen bewust maken van machtsmisbruik en managers erop wijzen dat machtsmisbruik verwerpelijk is. Het lijkt erop, aldus Anthonisse in Quote “dat er nog altijd een taboe op machtsmisbruik lijkt te rusten. Individuele gevallen zullen blijven bestaan, maar cruciaal voor de aanpak is dat er openlijk over gesproken kan worden, dat het onderwerp emancipeert. Managers laten conflicten vaak uit de hand lopen, superieuren grijpen ook niet in, terwijl juist zij de-escalerend te werk zouden moeten gaan. Dat is voor de organisatie ook het beste, zo wordt schade voor alle partijen voorkomen”.

Proefschrift Misbruik van macht door managers – Het slachtofferperspectief, door Peter Anthonisse, 2015: https://beroepseer.nl/

Emancipeer machtsmisbruik, door Pieter van der Meulen, VNO-NCW West, 27 mei 2015:
www.vno-ncwwest.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site)

Zijn vrouwen van nature de beste leiders? Dit onderzoek zegt van niet!, Quote, 7 mei 2015: www.quotenet.nl

Machtsmisbruikers, Opzij, 26 mei 2015: www.opzij.nl (Artikel is niet meer beschikbaar op site Opzij)

Exceptional. Over Peter Anthonisse en Eline Jeurissen: www.exceptional.nl/exceptional/

De ombudsman laat ons in zijn rapport het lelijkste gezicht van de overheid zien

omslag rapport ombudsman pgb trekkingsrechtDe ombudsman laat ons het lelijkste gezicht van de overheid zien in zijn rapport over de nieuwe financiering van het persoonsgebonden budget (pgb) schrijft Pieter Klein, adjunct-hoofdredacteur van RTL Nieuws in een column. “De overheid is er voor ons”, begint hij: “De staat, de samenleving, dat zijn wij. Voor ons zijn er rechten, plichten én verantwoordelijkheden in de democratische rechtsstaat.
De achterliggende deal is dat de overheid regels stelt, zorgt dat de boel een beetje netjes en eerlijk verloopt. Dat die overheid ons, u, jou, mij op het netvlies heeft bij de uitoefening van die taak. De klant centraal, als uitgangspunt van de beginselen van zorgvuldig en behoorlijk bestuur.

Gisteren verscheen een vernietigend rapport van de nieuwe Nationale ombudsman, mr. Van Zutphen. Die ombudsman is er om burgers te beschermen tegen wanprestaties van de overheid, en burgers te helpen als ze meneer Kafka in de macht of bureaucratie ontmoeten. Nou, Van Zutphen geeft een visitekaartje af. Mag ik iedereen aanbevelen om dit rapport – over de nieuwe financiering van het persoonsgebonden budget (pgb) – aandachtig te lezen? Het is do-de-lijk.

De ombudsman laat ons het lelijkste gezicht van de overheid zien. Wat moet die namelijk doen? Nieuw beleid grondig voorbereiden om problemen te voorkomen. Goede informatie geven en lúisteren naar burgers. Zorgen voor gebruiksvriendelijkheid en een goede overgang. Vragen en problemen van mensen deskundig, snel beantwoorden en oplossen. Wat is de conclusie in het pgb-dossier? ‘De overheid is op al deze punten tekort geschoten’.

De ombudsman plaatst z’n kritiek in de context van een reeks eerdere stelselwijzigingen op het terrein van sociale zekerheid, toeslagen, fiscaliteit en ICT-blunders, en spreekt in de titel (!) van het rapport van de ‘niet-lerende overheid’. Droge conclusie: ‘De overheid leert niet van eerder gemaakte fouten. En het zijn de burgers die hiervoor uiteindelijk de rekening betalen’. Pragmatische VVD’ers halen misschien even de schouders op. Wisten we al. Foutje. Sorry. Maar dit verwijt zal de sociaal-democratische coalitiepartner in het hart treffen.

Lees al die Kamerstukken en debatten over het #pgb-alarm maar eens terug. Wat je ziet is een bekend, maar verontrustend procedé. Coalitie wil veel geld bezuinigen. Om geen momentum te verliezen, wordt wetgeving erdoor gejaagd. De mede-wetgever (het parlement) brengt te laat te veel wijzigingen aan. Dreigende uitvoeringsproblemen worden gebagatelliseerd. Als het probleem eenmaal daar is, wordt het ontkend, gerelativeerd, wordt informatie achtergehouden en gemanipuleerd (!), allemaal met een uitgestreken smoel, terwijl op de achtergrond de crisismachinerie op volle toeren draait om de schade te beperken. Ondertussen waren hulpbehoevenden en zorgverleners de dupe van een wijziging die – aldus de ombudsman – heel slecht werd geleid. En staatssecretaris Van Rijn zit nog keurig op z’n post, alsof het zo hoort”.

Klein eindigt zijn column met de opmerking dat er schade is aangericht in het vertrouwen in het bestuur en dat de geloofwaardigheid van de overheid achter de einder is vertrokken.

Lees de hele column van Pieter Klein: Het lelijkste gezicht van de overheid, RTL Nieuws, 26 augustus 2015: www.rtlnieuws.nl/columns/column/1002756/het-lelijkste-gezicht-van-de-overheid

Rapport Pgb-trekkingsrecht en de (niet) lerende overheid, de Nationale ombudsman, 25 augustus 2015: www.nationaleombudsman.nl

Leraren willen zeggenschap over lesprogramma’s: Manifest van platform Leraar2032

Woensdag 26 augustus 2015 vindt in De Balie in Amsterdam het debat Leraar2032 plaats. Centraal daarin staan de resultaten van een landelijke peiling in de maanden juni en juli, ingevuld door circa 800 leraren, en een manifest over de rol van de leraar bij het ontwikkelen van lesprogramma’s. Het manifest is opgesteld door platform Leraar2032, een groep van twintig leraren uit het basis-, voortgezet, speciaal en middelbaar beroepsonderwijs. Titel van het manifest: In het curriculum toont zich de meester!

Een grote meerderheid – 67% – van de ondervraagde leraren is van mening dat leraren de belangrijkste stem moeten hebben in het proces van curriculumvernieuwing. De leraren pleiten voor een afgewogen, samenhangend en doorgaand nationaal kerncurriculum. Ze willen een dynamisch curriculummodel dat op alle niveaus, verschillende opleidingen en schoolsoorten kan worden geïmplementeerd. Ook moet er een nationale Lerarenraad komen, die vorm gaat geven aan de centrale rol die leraren en hun vakverenigingen in die curriculumontwikkeling spelen.
Voor dagblad Trouw interviewde Marijke de Vries twee initiatiefnemers van Leraar2032, geschiedenisleraar Alderik Visser en leraar van het jaar Jasper Rijpma.

Ze vinden dat leraren nu veel te weinig inspraak hebben in wat er op het lesprogramma staat. Door de grote hoeveelheid ‘kerndoelen’ waaraan scholen moeten voldoen, is het onderwijs dichtgetimmerd en klagen leerlingen over een gebrek aan samenhang tussen wat zij leren. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs en het werkplezier van leraren. “Als docenten samen nadenken over wat kinderen moeten leren, zullen schoolvakken beter op elkaar aansluiten”, stelt Jasper Rijpma.

Sinds januari 2015 is het Platform Onderwijs2032 onder leiding van Paul Schnabel in opdracht van staatssecretaris Sander Dekker van Onderwijs bezig antwoorden te vinden op de vraag welke kennis en vaardigheden leerlingen nodig hebben om optimaal deel te nemen aan onze toekomstige samenleving. Uiterlijk najaar 2015 komt het platform met een advies. Voor dat advies wordt gebruik gemaakt van ideeën afkomstig van leraren, ouders, studenten en wetenschappers die in 2014 hebben deelgenomen aan de brede maatschappelijke discussie over onderwijsinhoud in het primair en voortgezet onderwijs.

Maar in zo’n brede maatschappelijke discussie, stellen de docenten van Leraar2032, wordt de stem van de docent onvoldoende gehoord. De leraren willen voorkomen dat het debat gekaapt wordt door onderwijsadviesbureaus en andere bedrijfjes die er graag aan willen verdienen.
“Het gevaar is dat zo’n debat al snel uitdraait op een boodschappenlijstje voor het onderwijs. Dat zag je op sociale media gebeuren, onder #2032 werd gepleit voor mindfulness, yoga, leiderschap, gezond eten; zaken waar zulke bedrijven aan denken te kunnen verdienen en die de carrièrekansen van leerlingen zouden moeten vergroten”, aldus Alderik Visser.

De docenten pleiten voor een curriculum waarin evenwichtig aandacht is voor persoonlijke vorming, sociale ontwikkeling en voorbereiding op een baan. Nu draait het op school wel heel sterk om het laatste, vinden Visser en Rijpma.

Manifest In het curriculum toont zich de meester! Over curriculumdynamiek en democratische professionalisering: https://onderwijsdatabank.s3.amazonaws.com/downloads/manifest-In-het-curriculum-toont-zich-de-meester.pdf

Manifest Leraar2032, Onderwijsblog Alderik Visser: http://alderikvisser.blogspot.nl (niet meer beschikbaar op blog Alderik Visser).

Leraren willen zeggenschap over wat leerlingen moeten kennen en kunnen. Onderwijscoöperatie, 25 augustus 2015: www.onderwijscoöperatie.nl (De Onderwijscoöperatie is opgeheven per januari 2019).

Leraren willen meer te zeggen krijgen over lesprogramma’s, door Marijke de Vries, Trouw, 25 augustus 2015: www.trouw.nl

Debat Leraar2032 in De Balie, Amsterdam, op 26 augustus 2015: https://debalie.nl/agenda/debat-leraar2032/ (Niet niet meer beschikbaar).

leraar2032

 

Arts spoedeisende hulp maakt zich zorgen om de zorg: Ik wil weer gewoon arts zijn voor mijn patiënten

Michiel Tebbes is spoedeisende hulp arts, lid van de ‘denktank eHealth’ en de ‘Werkgroep Open EPD’. In zijn blog Zorgen om zorg vraagt hij zich af waar we in Godsnaam mee bezig zijn? “Ik ben van mening dat bij alles wat je in de zorg doet, de vraag ‘Heeft de patiënt er wat aan?’, leidend is.
We zijn doorgeschoten.

Natuurlijk is er het verhaal wat de patiënt mij vertelt, het lichamelijk onderzoek, mijn conclusie en overweging, mijn beleid en wat ik de patiënt heb verteld. Dat moet opgeschreven worden en is ook goed dat het opgeschreven wordt. Deze informatie heeft een rechtstreeks doel bij de behandeling van de patiënt. Op de vraag of de patiënt er wat aan heeft is het antwoord een volmondig JA.

Ook op de formulieren als SPUTOVAMO, osteoporosis-screening en huiselijk geweld is het antwoord een JA.

Maar dan volgt de terreur van de registratie waarvan ik niet zo zeker ben of het wel een JA is… De DOT, de registratie van alle verrichtingen zoals bloedafname, ECG, röntgenfoto, CT-scan, hechten met of zonder verdoving, gips, de ICD10 codering of de diagnose thesaurus, formulieren van verzekeraars of overheid, vragenlijsten van mijn vakvereniging, de landelijke traumaregistratie.

Het toppunt is dat ik in mijn EPD een lijst met standaard zinnen heb. Niet omdat dat nodig is voor de patiënt. Niet omdat de collega die de brief ontvangt daar baat bij heeft. Nee, dat moet omdat de zorgverzekeraar dossiercontrole kan uitvoeren.

Bijvoorbeeld: Bij een hechtwond ben ik verplicht de volgende zin toe te voegen aan mijn dossier: “de wond is onder lokale verdoving, geïnspecteerd, gereinigd en gesloten met [aantal] hechtingen”. Want als er een dossiercontrole van de verzekeraar komt en deze zin staat er niet in dan klopt mijn DOT niet en dan is het niet te declareren. Als er dan al gedeclareerd is ben ik aan het frauderen.

Ik hou van de zorg. Ik ben er op het kwetsbaarste moment van het leven. Ik zit graag aan het bed. Ik luister graag naar de verhalen van mensen. Ik vind het fijn om samen met een patiënt een moeilijke beslissing te kraken. Het is mooi als de uitkomst van gesprekken niet is wat ik in mijn hoofd heb, maar wel het beste voor deze patiënt is. Maar helaas, daar gaat het niet meer om. Het gaat zelfs niet meer om de best betaalbare zorg. Het gaat om de juiste vinkjes en de juiste woorden op de juiste plek in de brief.

Ik wil weer gewoon arts zijn voor mijn patiënten en niet voor de verzekeraar, de overheid of welke registratie-organisatie dan ook. Ik wil een arts voor de patiënt. Gewoon pure zorg” – link naar http://www.compassionforcare.com. Stichting Compassion for care is beëindigd per 13 maart 2024

Zorgen om zorg, door Michiel Tebbes, Meddr, 20 juli 2015: www.meddr.nl

Dialoog tussen Thijs Jansen van Beroepseer en hoogleraar gezondheidszorg Erik Schut over de oogst van tien jaar zorgstelsel

In nummer 4 van het vakblad voor de praktijkhoudende huisarts MedZ staat een interview van Petra Pronk met Thijs Jansen, directeur van Stichting Beroepseer en Erik Schut, hoogleraar economie van de gezondheidszorg aan de Erasmus Universiteit van Rotterdam.
Het onderwerp is het huidige zorgstelsel dat tien jaar geleden werd ingevoerd. Heeft het ons gebracht wat we ervan hadden verwacht? Toegankelijke zorg tegen een voor iedereen betaalbare prijs? Er blijken inmiddels twee partijen lijnrecht tegenover elkaar te staan. Aan de ene kant de voorstanders van een marktachtig zorgstelsel. Aan de andere kant zijn er de critici die vinden dat invoering geleid heeft tot een gigantische bureaucratie en gedemotiveerde zorgprofessionals. De weerstand van vakmensen tegen de overmatige bemoeienis met hun beroepspraktijk groeit.
De onvrede onder huisartsen werd in 2015 zichtbaar tijdens een protestbijeenkomst in Amsterdam van de beweging Het roer moet om die in verzet kwam tegen de almaar toenemende macht van de zorgverzekeraars.

Juist een duurder systeem door geldverslindende bureaucratie

Een systeem dat was ontworpen om de zorgkosten terug te dringen blijkt in de praktijk juist een duurder systeem te zijn. Jansen: “Dit systeem doet niet waarvoor het in het leven is geroepen. Het helpt niet om de kosten in de hand te houden, maar jaagt die juist op doordat het gepaard gaat met een geldverslindende bureaucratie.
Nederland staat bijvoorbeeld wat betreft de ziekenhuizen internationaal op nummer twee qua overheadkosten, direct na de Verenigde Staten (VS), het topland van marktwerking. De bureaucratie van marktachtige zorgstelsels is gigantisch, zoals de VS laat zien. Dat zou te denken moeten geven. Behalve geld, verspilt dit systeem ook menselijk kapitaal, doordat het de motivatie van zorgverleners aantast. Hun werkdruk en administratieve lastendruk is hoog en ze worden gedwongen hun zorg vooral door een financiële bril te zien. De realiteit is dat het systeem dat was ontworpen om de zorgkosten terug te dringen en de kwaliteit van de zorg te verbeteren, op de lange termijn juist leidt tot duurdere zorg en gedemotiveerde professionals. Dat ondermijnt op termijn de kwaliteit van de zorg”.

Teveel gelet op kosten en te weinig op kwaliteit

Erik Schut ziet het anders. Wat hem betreft zijn er belangrijke slagen gemaakt: “Het werkt nog niet optimaal, maar we gaan de goede kant op”. De kritiek op het huidige stelsel vindt hij lang niet altijd terecht. Het verwijt dat de marktwerking niet tot de gewenste kostenbeheersing heeft geleid, klopt wat hem betreft niet: “Sinds 2012 is er een einde gekomen aan de snelle stijging van de zorgkosten. Met name doordat er scherper is ingekocht op geneesmiddelen en doordat er meer wordt ingezet op de eerstelijnszorg. Dat is dus wel degelijk een succes”.

Schut is het ook niet eens met de suggestie dat het vak van huisarts zich niet zou lenen voor marktwerking. Hij vindt het redelijk dat verzekeraars kritisch kijken welke huisartsen hun werk goed doen, en welke minder goed en op grond daarvan differentiatie aanbrengen in contracten en beloningen. En het is ook goed dat verzekeraars actief zoeken naar goedkopere alternatieven voor medicijnen of labkosten, zolang dat niet ten koste gaat van de kwaliteit. We hebben het hier tenslotte wel over gemeenschapsgeld, dus daar moeten we verantwoordelijk mee omgaan”.

Aan het eind van het gesprek geeft Schut toe dat “verzekeraars misschien een beetje zijn doorgeslagen” in hun wantrouwen jegens zorgprofessionals: “Herstel van de beroepseer zou daar een rol in kunnen spelen”. Ook is er in de afgelopen jaren misschien teveel gelet op de kosten en te weinig op kwaliteit.

Lees het hele interview met Thijs Jansen en Erik Schut: Er zit nog muziek in de zorgmarkt voor huisartsen, door Petra Pronk, MedZ no 4, augustus 2015: Klik hier.

er zit nog muziek in de zorgmarkt voo huisartsen medz no4 aug 2015

Project ‘Creatief vermogen en kritisch denken’ zoekt enthousiaste leraren basis- en voortgezet onderwijs

Het Kohnstamm Instituut voor onderzoek van opvoeding en onderwijs zoekt voor het internationale project ‘Creatief vermogen en kritisch denken’ enthousiaste docenten uit het basisonderwijs groep 5 en het voortgezet onderwijs klas 2, die met hun leerlingen willen deelnemen aan een internationaal onderzoeks- en ontwikkelproject. Het Instituut zoekt leraren met interesse in het bevorderen van creativiteit en kritisch denken van leerlingen bij de kunstvakken en/of rekenen-wiskunde.

Er zijn twee speerpunten: het in beeld brengen van de ontwikkeling van leerlingen op de competenties ‘creativiteit’ en ‘kritisch denken’ via een meetinstrument, én het ontwerpen en ontwikkelen van didactische werkvormen waarmee die competenties kunnen worden bevorderd.

Het ontwikkelen van didactische materialen vraagt om een creatieve inbreng van docenten en uitwisseling van ideeën.  Daartoe wordt een professionele leergemeenschap gevormd die enkele keren bij elkaar komt voor het halen en brengen van nieuwe kennis, en die continu uitwisselt via een eigen digitaal platform. Bijzonder is dat de ontwikkelde didactische materialen ook worden gedeeld via een internationale databank voor docenten. Er is een vaste, Nederlandse contactpersoon. Deelnemende klassen krijgen een workshop of een culturele activiteit – theater- of museumbezoek – aangeboden.

Het project wordt uitgevoerd in opdracht van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Aan het project nemen docenten deel uit vijftien verschillende landen: Abu Dhabi, Brazilië, China, Engeland en Wales, Finland, Frankrijk, Hongarije, India, Israël, Nederland, Rusland, Slowakije, Thailand en de Verenigde Staten.

Meedoen aan het project betekent een tijdsinvestering. Daar tegenover staat: nieuwe kennis en nieuwe ideeën. Het Kohnstamm Instituut bepleit dan ook dat schoolleiders de tijdsinvestering compenseren in het kader van de professionaliseringstijd.

Meer info over voorwaarden deelname: www.lkca.nl

Zie ook: Internationaal project ‘Creatief vermogen en kritisch denken’ zoekt enthousiaste leraren (po en vo), juli 2015: Kohnstamm Instituut: www.kohnstamminstituut.uva.nl (adres site is veranderd. Artikel niet meer beschikbaar). Nieuwe site Kohnstamm Instituut: www.kohnstamminstituut.nl

U P D A T E

Stimuleren van creatief vermogen en kritisch denken. Eerste resultaten van het OECD-onderzoek Assessing progression in creative and critical thinking skills in education, Kohnstamm Instituut, oktober 2017: www.kohnstamminstituut.nl/assets/ki17-6.pdf

Creativiteit en kritisch denken in lessen bevorderen, hoe doe je dat? Kohnstamm Instituut: www.kohnstamminstituut.nl/ki17-6.html

Hoogleraar Steve Keen over goede universiteiten en slecht economie-onderwijs

Steve Keen, hoogleraar economie en hoofd van de School of Economics, Politics and History van Kingston University London bekritiseert graag de conventionele economie en het economie-onderwijs aan studenten op de universiteit. Niet alleen de economie zelf, maar ook de academische studies liggen al een tijdje onder vuur sinds de financiële crisis van 2007. Wereldwijd wordt opgeroepen tot vernieuwing van het economie-onderwijs en het aantal initiatieven voor verandering groeit. Bijvoorbeeld de Post-Crash Economic Society in Manchester, de Cambridge Society for Economic Pluralism, het project Curriculum in Open-access Resources in Economics (CORE) in Oxford, het International Student Initiative for Pluralism in Economics (ISIPE) en Rethinking Economics NL.

Keen schrijft in het Amerikaanse zakentijdschrift Forbes over clearing, een service voor studenten die vanwege te lage cijfers niet toegelaten zijn tot een van de prestigieuze universiteiten van hun keuze. Clearing helpt hen alsnog een universiteit te vinden waar ze toegelaten worden. Dat is een van de functies van Clearing: een universiteit van lagere rang aanbieden. Keens eigen Kingston University in Londen is zo’n universiteit voor eerder afgewezen studenten.

Er valt een paradox waar te nemen

Keen herinnert zich hoe opgewonden hij was toen hij veertig jaar geleden vernam dat hij was toegelaten tot Sydney University, de oudste universiteit van Australië, en hoe zijn vreugde werd getemperd door de reacties van vrienden die achter het net hadden gevist. Hij kan zich dus goed voorstellen dat studenten teleurgesteld zijn als ze niet naar ‘Oxbridge’ of andere top-universiteiten kunnen gaan en genoegen moeten nemen met een minder gekwalificeerde universiteit. Dit is de algemene opvartting.

Maar, de situatie is niet zo zwart-wit als studenten denken. Er zijn zeker dingen die een topuniversiteit wel, en een lagere op de ranglijst niet heeft. Imposante gebouwen bijvoorbeeld, of een imposante geschiedenis. Het is inderdaad een geweldige ervaring door Cambridge te lopen met zijn grootse architectuur en je onder te dompelen in de historie.
De kwaliteit van het onderwijs op de universiteit hangt evenwel heel erg af van de mensen die je onderwijzen en volgens Keen zijn de ranglijsten allerminst een perfecte gids. Zeer getalenteerde leraren en onderzoekers zijn er ook op lager gekwalificeerde universiteiten.

Er valt ook een paradox waar te nemen in Keens eigen discipline economie. Topuniversiteiten zijn een bolwerk van slecht economie-onderwijs geworden, zowel wat inhoud als onderwijskwaliteit betreft. Volgens hem vind je het beste onderwijs in economie vaak op de lager gerangschikte universiteiten: “In feite kun je stellen dat hoe hoger de universiteit op de ranglijst staat, des te slechter het onderwijs in economie is. En voordat u denkt dat ik mijn eigen universiteit aan het verkopen ben, citeer ik hier wat de American Economics Association heeft gezegd over de manier waarop economie werd onderwezen in 1991 in de V.S: De commissie vreest dat de afstudeerprogramma’s een generatie van idiots savants zal voortbrengen die technisch vaardig is maar niet veel afweet van de echte economische thema’s*).

De afgestudeerden van 1991 zijn de leraren van nu. Door hun toedoen is de door de commissie voorspelde situatie werkelijkheid geworden. Bovendien bevinden de studenten op de topuniversiteiten zich nu in dezelfde situatie.
Als dit ‘technische’ onderwijs in goede banen was geleid – economen leren vaardigheden die echt werken als ze worden toegepast in het economiebeleid in de echte wereld – zou er geen probleem zijn geweest. Maar dat is er wel. De heersende economen waren de laatsten die enig idee hadden van wat er zou gaan gebeuren. Niet alleen het onderwijs van de jaren negentig was te technisch, het was in feite ook slecht: het beschreef een theoretische wereld die niet of nauwelijks leek op de echte wereld waarin we leven. Het onderwijs van twee decennia geleden vormt de basis voor de opleiding van de huidige studenten op de prestigieuze universiteiten.

Met enige bescheidenheid reageren

De heersende ‘neoklassieke’ economen hadden met enige bescheidenheid kunnen reageren op het falen van hun eigen theorieën die aan de economische crisis van 2008 voorafgingen. Ze hadden hun programma’s kunnen uitbreiden met bijvoorbeeld debat. Zelfs het alom geroemde, degelijke CORE-programma besteedt alleen aandacht aan alternatieve versies van de economie. Studenten van vooraanstaande universiteiten vinden dat programma veel te beperkt.
Het aantal studenten-protestgroepen die een andere economie willen leren op de universiteit is het afgelopen jaar explosief gegroeid. Bij het in 2014 opgerichte ISIPE hebben zich inmiddels al 82 groepen aangesloten.

Op de lager gerangschikte instituten als Kingston University in Londen waar Keen les geeft, kunnen studenten economie zich breder oriënteren dan hun medestudenten op de elite-universiteiten, hoewel de laatsten daar wel om vragen. De reden hiervan is dat stafleden die het eens zijn met de rebellerende studenten, namelijk dat economie-onderwijs pluralistisch moet zijn, een functie krijgen op een universiteit van lagere rang. Niet omdat ze niet voldoende gekwalificeerd zijn, maar omdat ze de heersende economische stroming als misleidend beschouwen en een andere benadering hebben. Dat betekent dat hun bijdragen niet worden gepubliceerd in de belangrijke vakbladen met als gevolg geen baan aan een topuniversiteit. Maar hun kennis van economie is veelomvattender dan van hun rivalen op de elite-universiteiten, juist omdat zij kritisch zijn op de heersende economische stroming en alternatieven hebben onderzocht.

Wat zou een student nu moeten doen? Keen schrijft dat het leven op de universiteit veel meer is dan alleen maar college volgen en studeren: “Studenten die naar Kingston komen om van mij en van andere niet-orthodoxe economen te leren, zullen veel baat hebben bij een brede economische opleiding. Maar daar zullen de campus-ervaring – de campus van Kingston is niet mooi -, de historie en de status van een prestigieuze graad ontbreken.

Wat zou ik doen?

Wat zou ik doen, vraagt Keen? “Zou ik een plaats in Cambridge afwijzen en naar Kingston gaan? Ik zou het niet weten, maar ik herinner me dat mijn keuze voor de Universiteit van Sydney en niet die van New South Wales een reden had. Ik had in mijn middelbare schooltijd een toneelstuk gezien dat gespeeld werd op de afschuwelijk lelijke campus van de Universiteit van New South Wales (sindsdien is er wel wat verbeterd). Mijn keuze voor Sydney hing dus af van de architectuur en niet van wat ik verwachtte te gaan leren”.

Al met al, concludeert Keen, zou hij wellicht toch kiezen voor Oxford of Cambridge, maar hij zou zich ook aansluiten bij de Cambridge Society for Economic Pluralism, of zelf een protestgroep oprichten, wat hij indertijd in Sydney ook heeft gedaan.
“En wat zou ik gedaan hebben als ik het aanbod van Oxbridge niet had gehad en genoegen had moeten nemen met een universiteit lager in rang? Dan zou ik me er niet al te slecht onder voelen: ik zou immers beseffen dat ik, in plaats van mijn tijd door te brengen in die heilige tempels, ik inhoudelijk beter en veelzijdiger economie-onderwijs zou krijgen”.

*) Idiots savants = mensen met een laag IQ en een speciale begaafdheid, gekenmerkt door een uitstekend geheugen voor de meest vreemde feiten. Voorbeeld is de figuur Kim Peek op wie de uit 1988 daterende film Rain Man is gebaseerd, een verstandelijk beperkte man met het savantsyndroom.

Good Universities And Bad Economics, door Steve Keen, Forbes, 13 augustus 2015: www.forbes.com

Report of the Commission on Graduate Education in Economics, Journal of Economic Literature, Vol. 29, No. 3 (Sep., 1991), pp. 1035-1053: http://manoa.hawaii.edu

Petitie van hoogleraren voor vernieuwing van economie-onderwijs, Blogs Beroepseer, 18 mei 2015: https://beroepseer.nl