Skip to main content

Redactie Beroepseer

Hoe de Eigen Kracht-filosofie zo makkelijk onteigend kon worden

Eigen-Kracht-conferenties plaveiden een tijdlang de weg voor radicale innovatie van het sociale domein. Politieke retoriek en pragmatisch opererende wijkteams hebben de vernieuwing echter de wind uit de zeilen genomen, constateren Pieter Hilhorst en Jos van der Lans op Sociale Vraagstukken in hun artikel Vernieuwing van Eigen Kracht-filosofie dreigt te vervliegen:

Stel je een bedrijf voor met een fors aantal laboratoria. In de labs worden steeds nieuwe manieren verzonnen voor hoe de fabriek aan de overkant van de straat kan werken. De nieuwe technieken worden ook uitgeprobeerd en getest. Een deel van de fabriek aan de overkant gaat dan voor even werken volgens de slimste nieuwe inzichten. Als uit de test blijkt dat de nieuwe werkwijze succesvol is, dan krijgt de bedenker van de innovatie een prijs. Hij wordt in het zonnetje gezet als een grote pionier. Met een beetje geluk wordt er ook nog over geschreven in kranten en op websites voor vakgenoten. De uitvinder wordt uitgenodigd op congressen. En daarna wordt de uitvinding voorzichtig teruggebracht naar het lab en in de kast gelegd. De fabriek gaat vervolgens weer over tot de orde van de dag. Dit fictieve bedrijf zou de hoon op zich laden van iedereen. Vernieuwing is dan een speeltje en geen middel om het verschil te maken.

Het sociale domein heeft veel weg van dit fictieve bedrijf. Overal in het land wordt driftig geëxperimenteerd. Zouden er gemeenten zijn waar geen pilot loopt? Deze drang naar vernieuwing en experiment is zonder meer waardevol. Maar een plan kan er op papier nog zo mooi uit zien, dat is geen garantie dat het ook werkt in de praktijk. Het is alleen wel de bedoeling dat als iets werkt, het ook navolging krijgt. Daar wringt geregeld de schoen. Hetty Linden van Volksgezondheid Utrecht (voorheen GG en GD Utrecht), en overheidsmanager van het jaar 2010, heeft wel eens gezegd dat ze alleen mee wilde doen aan pilots waarvoor bij succes ook geld beschikbaar komt om het op grote schaal toe te passen. Bizar genoeg is dat een tegendraads geluid.

Van laboratorium naar fabriekshal

Over één uitvinding in het sociale domein hebben wij de afgelopen jaren veel geschreven: de Eigen Kracht-conferentie. Bij zo’n conferentie krijgt een gezin dat in de sores zit de kans om met familie, vrienden en bekenden een eigen plan te maken om de problemen de baas te worden. Uit onderzoek in Amsterdam bleek dat met een eigen kracht-conferentie veel geld wordt bespaard omdat in veel gevallen dure uithuisplaatsing en onder toezichtstelling voorkomen kan worden. In Amsterdam is mede door de populariteit van de Eigen Kracht-conferenties het aantal uithuisplaatsingen en onder toezichtstellingen in een paar jaar gehalveerd. Die daling heeft ook te maken met een andere manier van werken bij Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (nu Jeugdbescherming Regio Amsterdam), maar kan ook deels op het conto worden geschreven van de eigen kracht-conferenties.

In de loop der jaren zijn er in Nederland meer dan tienduizend conferenties gehouden. In de Wet op de jeugdzorg is zelfs een bepaling opgenomen dat een gezin, als de staat dreigt in te grijpen in dat gezin, de kans krijgt om een familiegroepsplan te maken. Het lijkt daarmee een fenomeen dat daadwerkelijk de sprong heeft gemaakt van laboratorium naar fabriekshal.

Vreemd genoeg neemt sinds de invoering van de Wet op de jeugdzorg en sinds de overdracht van de jeugdzorg aan de gemeenten, het aantal Eigen Kracht-conferenties drastisch af. Hoe kan dat?
Van der Lans en Hilhorst geven twee verklaringen.
Een eerste verklaring zou kunnen zijn dat het begrip Eigen Kracht besmet is geraakt. Eigen Kracht is een synoniem geworden voor eigen verantwoordelijkheid: burgers moesten meer zelf doen en minder leunen op de overheid. Eigen Kracht is een verplichting geworden en een synoniem voor: zoek het zelf maar uit.
Een tweede verklaring is dat sociale wijkteams de bureaucratiekritiek en de kritiek op de verkokering van Eigen Kracht hebben overgenomen met als gevolg minder behoefte aan Eigen Kracht-conferenties.

De conclusie aan het slot is dat de Eigen Kracht-filosofie effectief onteigend is en deels ingelijfd in een platgetreden politieke retoriek over eigen kracht/eigen verantwoordelijkheid en deels opgeslokt door sociale wijkteams, die bovendien overladen worden met allerhande spoedeisende ‘regelzaken’. De mensen om wie het ging zijn nooit eigenaar geworden van de Eigen Kracht-beweging. Er zijn mensen nodig om de beweging voor familiegroepsplannen nieuw leven in te blazen.

Lees het hele artikel Vernieuwing van Eigen Kracht-filosofie dreigt te vervliegen, door Jos van der Lans en Pieter Hilhorst, Sociale Vraagstukken, 15 september 2015: www.socialevraagstukken.nl

Zie ook het interview met Rob van Pagée, oprichter van de Eigen Kracht Centrale, over ontstaan van de Eigen Kracht-conferenties, participatie en samenredzaamheid van burgers, Blogs Beroepseer, 29 mei 2015: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Er zijn meer belemmeringen voor de Eigen Kracht-conferenties, door Gert Schout, Sociale Vraagstukken, 19 september 2015: www.socialevraagstukken.nl

3e rapportage Transitiecommissie: Transformatie is uitnodiging voor professional meer te varen op eigen kompas

omslag mogelijk maken wat nodig isDe Transitiecommissie Sociaal Domein heeft haar derde voortgangsrapportage Mogelijk maken wat nodig is verstuurd aan minister Plasterk van Binnenlandse Zaken.
De Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD) is voor twee jaar ingesteld om te volgen of gemeenten de juiste bestuurlijke, organisatorische en financiële maatregelen nemen om de drie decentralisaties in samenhang te kunnen uitvoeren.

In deze derde rapportage staat het leveren van maatwerk centraal.
Bij de sociale wijkteams ziet de TSD enthousiasme en inzet om de beschikbare ruimte voor maatwerk te gebruiken en vraagstukken integraal op te pakken, maar ze moeten ook opboksen tegen oude systemen en ingehouwen wetmatigheden.

De TSD roept raad, bestuur en management op om de wijkteams hierin te ondersteunen, hen de ruimte en het vertrouwen te geven. Één gezin, één plan, één regisseur, het uitgangspunt van de drie decentralisaties is niet mogelijk zonder volmondige samenwerking tussen al die organisaties die de mensen, de kennis en de kunde moeten leveren om tot dat integrale maatwerk te komen. En daar, in die samenwerking, lijkt het nogal eens mis te gaan. Naast deze kwestie zijn de andere hoofdonderwerpen in deze rapportage privacy en de samenwerking tussen Jeugdhulp en gemeenten.

Transformatie is juist een uitnodiging voor de professional meer te varen op eigen kompas

In de casuïstiek van de wijkteams, maar ook in de volle breedte van het maatschappelijk domein, komt de TSD regelmatig blokkades tegen in de vorm van ervaren regels of ‘waarheden’, die in werkelijkheid lang niet altijd die hardheid hebben. Er is onduidelijkheid of onbekendheid over waar oplossingen zelf genomen kunnen worden, of wat in landelijke of lokale wetten en regels is opgenomen. De transformatie is juist een uitnodiging voor de professional om meer te varen op eigen kompas. De TSD roept bestuurders, raadsleden, wethouders en management op om wijkteams en de andere spelers het maatschappelijk domein de ruimte te bieden en vertrouwen te hebben in hun capaciteiten. Om hun rol te nemen in het bevorderen van maatwerk en integraliteit, in het wegnemen van belemmeringen in lokale regelgeving of in de organisatorische en administratieve
sfeer. Het gaat er niet om te doen wat mogelijk is, maar om mogelijk te maken wat nodig is. Zie het casusboekje Mogelijk maken wat nodig is – 17 casussen uit de dagelijkse praktijk van sociale wijkteams (onderaan te downloaden).

Privacybescherming vraagt om duidelijker afspraken

Het privacyvraagstuk is ingewikkeld en blijkt in de praktijk lastig voor een ‘integrale’ professional in een wijkteam, voor de samenwerking met en tussen zorgverleners en in de administratieve processen. Er bestaan wisselende beelden over wat kan en wat mag; de balans tussen zorgplicht en privacy is niet helder en wordt af en toe oneigenlijk gebruikt in de soms moeizame relatie tussen gemeenten en zorgaanbieders. Hier lijkt eerder sprake te zijn van wantrouwen tussen instituties dan tussen professionals.

Voorop staat dat professionals onderling (al dan niet binnen een wijkteam) informatie zullen uitwisselen in het belang van een cliënt. Iedereen is daarbij gehouden aan professionele standaarden, ook de gemeenteambtenaar door het afleggen van de ambtseed. Of de privacygevoelige informatie ook goed wordt geborgd in de administratieve systemen bij de verschillende betrokken organisaties is lastiger. Daar is over en weer meer aandacht voor nodig en
zijn duidelijke afspraken tussen organisaties onontbeerlijk. Afspraken die, zo concludeert de TSD, nu nog wel eens ontbreken. Zorg over de situatie in de jeugdhulp. De commissie ziet verder in de jeugdhulp een dynamiek tussen gemeenten en aanbieders die zorgen baart. In de stroeve relatie tussen gemeenten en GGZ instellingen worden geregeld allerlei vraagstukken benoemd waarvan soms niet duidelijk is wat nu precies de betekenis ervan is. Het
vermeende gebrek aan kennis bij de gemeenten, het belang van de privacy van de cliënt en de professionele verantwoordelijkheid van de zorgverlener worden dan vaak genoemd.
Van hun kant twijfelen gemeenten aan de bereidheid van de sector om te transformeren en de jeugdhulp in partnerschap aan te gaan. De TSD stelt de vraag of dit soort argumenten de samenwerking in de weg moeten staan. Het lijkt eerder het bewijs van de noodzaak voor samenwerking. Minder machtstaal en meer samenwerking zijn nodig om het onderlinge wantrouwen in de jeugdhulp te doorbreken en tot innovatie te komen. Daarvoor moet de nieuwe rol van opdrachtnemer en opdrachtgever worden aanvaard. Evenals een herdefiniëring van de professionele autonomie van de zorgverlener.

Code Verantwoordelijk Marktgedrag Thuisondersteuning

Naast het reguliere commissiewerk heeft de Transitiecommissie Sociaal Domein in de persoon van Doekle Terpstra de afgelopen maanden, op verzoek van staatssecretaris Martin van Rijn (VWS), met betrokken partijen om de tafel gezeten om tot afspraken te komen voor de inkoop van huishoudelijke hulp. Aanbieders, gemeenten en CNV Zorg & Welzijn stellen fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden centraal bij de inkoop van huishoudelijke hulp. Samen willen ze voorkomen dat medewerkers en mensen die zorg nodig hebben de dupe worden van teveel nadruk op een zo laag mogelijke prijs.

De afspraken zijn maandag 31 augustus 2015 ondertekend door een aantal zorgaanbieders (Cordaan, TSN Thuiszorg, TZorg, Vérian, Vierstroom Hulp Thuis en Zorgkompas), vakbond CNV Zorg & Welzijn en de gemeenten Amsterdam, Breda, Den Haag, Drimmelen, Enschede,‘s-Hertogenbosch, Nijmegen, Utrecht, Rotterdam, Tilburg, Zaanstad, Zeist en de samenwerkende regiogemeenten Drechtsteden Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht. Het doel is dat zoveel mogelijk gemeenten en zorgaanbieders de werkwijze van de code gaan toepassen.

Downloaden Derde rapportage Transitiecommissie Sociaal Domein, 11 september 2015: www.transitiecommissiesociaaldomein.nl

Casusboekje Sociale wijkteams – 17 casussen uit de dagelijkse praktijk van sociale wijkteams, Transitiecommissie Sociaal Domein, 11 september 2015: www.transitiecommissiesociaaldomein.nl

Kamerbrief over de transformatie in het sociaal domein, Rijksoverheid, 7 april 2015: www.rijksoverheid.nl (niet meer beschikbaar op site van Rijksoverheid). Zie: Overall rapportage sociaal domein 2015, Rijksoverheid, 13 mei 2016: www.rijksoverheid.nl/

Docent techniek Wim van de Merwe denkt niet aan stoppen met lesgeven

Er zijn mensen die aan Wim van Merwe vragen of hij het docent zijn nog wel leuk en uitdagend vindt. Ook vragen ze hem wanneer hij stopt met lesgeven.
Van de Merwe (1951) is vmbo-docent metaaltechniek op de christelijke scholengemeenschap Reggesteyn in Rijssen. Daarnaast is hij lasexpert bij Techniek Talent, een samenwerkingsverband van acht technische sectoren, in opdracht van werknemers- en werkgeversorganisaties dat tot doel heeft meer instroom en behoud van (jonge) mensen in de techniek.
Techniek Talent organisseert ook de Vakkanjerwedstrijden. In november 2015 vinden de voorrondes plaats voor werkende en schoolgaande jongeren uit de metaal-, installatie-, elektro- en koudetechniek. De nationale finales vinden plaats in februari en maart 2016. De beste Vakkanjers maken kans op deelname aan EuroSkills 2016 in Gotenburg, Zweden en WorldSkills 2017 in Abu Dhabi.

wim van de merwe met twee leerlingen
Wim van de Merwe met twee van zijn leerlingen

In De Twentsche Courant Tubantia verscheen het interview Meester Wim van de Merwe stopt nooit met lesgeven. Daarin zegt hij: “Als ik minister van Onderwijs was zou ik alle ambtenaren verplichten een dag mee te lopen opeen school die techniek hoog in het vaandel heeft. Zodat die mensen zien wat er nu echt op de werkvloer aan de hand is. Dat is hard nodig want de meesten begrijpen er niets van. Mensen die ik op bzoek krijg, zeggen atlijd: Dit hadden we veel eerder moeten doen”.

Klik hier voor het interview Meester Wim van de Merwe stopt nooit met lesgeven, door Hans Brok, DeTwentsche Courant Tubantia, 8 september 2015: https://beroepseer.nl

http://devakkanjers.nl

http://www.techniektalent.nu

Hieronder video van de WorldSkills in Sao Paulo in augustus 2015 waaraan zestien Vakkanjers hebben meegedaan. Minister Jet Bussemaker bezocht de WorlsSkills en zei: “Zonder vakmanschap zijn wij nergens; dan staat de wereld stil”.
De score voor Nederland was: elf medailles voor excellent vakmanschap.

 

Ingezonden brief aan directeur Curatieve zorg van Ministerie VWS inzake misstanden GGZ

De redactie van PsyNed, het kennis,- nieuws en opinieplatform voor zorgprofessionals in de Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ), ontving in juli 2015 een ingezonden brief, gericht aan de directeur Curatieve zorg van het Ministerie van Volksgezondheid (VWS) inzake misstanden in de GGZ. De brief luidt als volgt:

Geachte mevrouw Esman,

Onder verwijzing naar bijgevoegd artikel uit Algemeen Dagblad (mei 2015) en onderstaand schrijven van twee prominente psychiaters, wenden wij ons graag tot u met het volgende.

Er zijn steeds meer indicaties, niet alleen in dagbladen maar ook in wetenschappelijke literatuur, o.a. in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (bijlage), dat meer en meer patiënten in de GGZ zich gedwongen voelen tot suicide, zich aan te melden voor euthanasie/de Levenseindekliniek en bij de Nederlandse vereniging voor vrijwillige euthanasie omdat, onder regie van VWS, de GGZ is ontmanteld, ‘er geen behandelplaats meer beschikbaar is’ en omdat doodzieke mensen vanuit een klinische omgeving letterlijk op straat worden gezet.

Steeds meer patiënten komen levensbedreigend klem te zitten, terwijl (beloofde) decentrale zorg nonadequaat blijft.

Zijn u en uw departement hier niet systeemverantwoordelijk voor ? En is dat naast een politieke ook niet een ambtelijke verantwoordlijkheid? U voedt immers uw bewindslieden.

Deze schrijnende situatie geldt o.a. voor bordeline patiënten (zie bijlage). Terwijl er inmiddels voldoende academische & praktijk indicaties (zie onder) zijn dat meer dan de helft van deze patiëntenpopulatie genezen kan worden (en tot 72% zelfs grotendeels), wordt er onder de systeemverantwoordlijkheid van VWS direct en indirect steeds vaker voor gekozen deze patiënten niet langer te behandelen. Elke ggz professional (en waarschijnlijk zelfs een basisschoolleerling) kan u uitleggen dat dit korte termijnbeleid inzake GGZ leidt tot maatschappelijke overlast, blijvende invaliditeit/non-participatie, meer risico op drugsproblematiek en aanhoudende zorgconsumptie. Hoe ijzingwekkend en kosteninefficient vindt u dat ?

Uw minister verschuilt zich, aldus kenners, vooral achter het RA Rutte 2 en het uitgavenkader Zorg. U weet wel beter, u wilt voor elke patiënt in medische nood de meest doeltreffende en doelmatige curatieve patientenzorg, toch ?

Dat gezegd hebbende stelllen wij u, naast bovenstaande vragen, ook graag de volgende vragen:

  • Wat vindt u als mens van de casuïstiek, zoals beschreven in de gevoegde krant en bevestigd door onderstaande prominente psychiaters ?
  • Wat vindt u als verantwoordelijke beleidsmaker van de casuïstiek, zoals beschreven in de gevoegde krant en bevestigd door onderstaande prominente psychiaters ?
  • Bent u het met ons eens dat genoemde bezuinigen op de geestelijke gezondheidszorg leidt tot enorme medische en maatschappelijke schade, zo ja waarom, zo nee, waarom niet ?
  • Wanneer denkt u dat dit soort problematiek, zoals oa beschreven in het genoemde krantenartikel, verleden tijd is?
  • Blijkens een recente opiniepeiling (Telegraaf) vindt het algemene publiek dit beleid evenzo gruwelijk. Wat vindt u hiervan?
  • Wanneer maakt u werk van vroegsignalering en preventie, waar GGZ professionals en lpggz al jaren voor pleiten en evident economischer is?

Zoals u bekend is een zgn. ‘burgerbrief’ een in de Grondwet verankerd recht. Een procedureel antwoord of verwijzing naar kamerstukken achten we niet opportuun. Wij verzoeken u vriendelijk ons een inhoudelijk en schriftelijke reactie te sturen.

Met dank en vriendelijke groet,
Marcel Hagemeyer en Louis de Vos

Bijlagen en verwijzingen:

http://www.ggznieuws.nl/home/vaker-zelfmoord-door-bezuinigingen-ggz/
http://m.ad.nl/ad/m/nl/4560/Gezond/article/detail/4026068/2015/05/16/Borderline-patiente-Ik-wil-niet-dood-ik-wil-alleen-hulp.dhtml

http://medischcontact.artsennet.nl/Actueel/Nieuws/Nieuwsbericht/138929/Aantal-suicides-in-de-ggz-gestegen.htm

Zie de brief op de site van PsyNed, alsmede reacties van psychiaters: Ingezonden brief aan de directeur curatieve zorg minvws, inzake misstanden GGZ, PsyNed, 8 juli 2015 (Niet meer beschikbaar op site PsyNed).

Toespraak minister Bussemaker bij opening MBO-jaar 2015: De toekomst van beroepsbegeleidend leren

Dit jaar vond de feestelijke opening van het MBO-jaar 2015 plaats in de voormalige Onderzeebootloods van de Rotterdamse Droogdok Maatschappij. Op het voor de vijfde maal georganiseerde MBO-diner*) op 7 september hield minister Jet Bussemaker van Onderwijs een toespraak voor 210 genodigden uit het onderwijs, het bedrijfsleven en de politiek. Thema was: De toekomst van BBL.
BBL betekent: beroepsbegeleidende leerweg.

In haar toespraak sprak de minister over de kansen en bedreigingen van de snelle technologische ontwikkelingen. Deze leiden tot grote veranderingen in de samenleving en ook op de werkvloer. Banen verdwijnen, vooral op MBO 2 en 3 niveau, maar misschien ook wel op de hogere niveaus. En uiteraard komen er ook nieuwe banen bij. Volgens de minister zal het MBO op deze ontwikkelingen de komende tijd moeten inspelen: “Juist nu we op koers zitten met het realiseren van de ambities van Ruim baan voor vakmanschap en de kwaliteitsafspraken, moeten we verder richting de horizon kijken”. De grote vraag is volgens haar: welke vaardigheden hebben mensen in de toekomst nodig?

Vakmanschap in transitie
Volgens de minister zal het MBO in de toekomst zich zowel moeten richten op vakmanschap als op generieke vaardigheden. Zij sprak in dit verband over ‘vakmanschap in transitie’. Werknemers van de toekomst hebben behoefte aan vaardigheden als flexibiliteit, creativiteit en empathie: “Juist de eigenschappen waarin de mens zich zal blijven onderscheiden van de robot”. De grote vraag waar MBO-scholen voor staan: “Hoe zorg je ervoor dat je studenten traint in die generieke vaardigheden, terwijl ze zich ook moeten specialiseren in hun vak?”

Volgens minister Bussemaker staat het MBO de komende tijd voor fundamentele vragen. Ze legde er drie voor aan het publiek als ‘voedsel om te denken’: vakmanschap in transitie, vervagende grenzen tussen sectoren en opkomst van de regio. Een stelselwijziging sluit zij daarbij niet uit: “Niet het systeem moet het uitgangspunt zijn, maar de vraag wat jongeren moeten leren en bedrijven nodig hebben om met elkaar te werken in de robotsamenleving die eraan komt”.

*) Het diner werd georganiseerd door Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven (SBB) in nauwe samenwerking met de MBO-Raad, Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB), VNO/NCW-MKB en het ministerie van OCW.

Lees de hele Toespraak Opening MBO-jaar 2015, door Jet Bussemaker, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 7 september 2015: www.rijksoverheid.nl (Niet meer beschikbaar op site Rijksoverheid. Ga naar sitearchief en type in zoekveld van grijze linkerkolom de titel van het document: https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#)

Vijfde mbo-diner focust op toekomst bbl, Beroepsonderwijs bedrijfsleven (SBB), 8 september 2015: www.s-bb.nl/nieuws/vijfde-mbo-diner-focust-op-toekomst-bbl (Nieuwsberricht niet meer beschikbaar). Zie de video van de bijeenkomst op Vimeo Mbo-diner 2015: https://vimeo.com/138739271
SBB is de op 1 augustus 2015 nieuw gestarte samenwerkingsorganisatie van beroepsonderwijs en bedrijfsleven. Beroepsonderwijs en bedrijfsleven werken samen in SBB om studenten de beste praktijkopleiding te geven met uitzicht op een baan. Bedrijven krijgen zo steeds de best gekwalificeerde vakmensen.

toespraak minister bussemaker opening mbo jaar2015

 

Wat zijn uw ervaringen met zorg- en hulpverlening in uw gemeente? Vul de vragenlijst in

aandacht voor iedereenWat zijn de ervaringen met het geven van burenhulp, vrijwilligerswerk en mantelzorg? En hoe tevreden zijn mensen die hulp vragen over de manier waarop hun gemeente de toegang tot zorg en ondersteuning regelt? Om daarachter te komen, start de digitale raadpleging Zorg naar gemeenten: Goed voor elkaar?

Het nieuwe zorglandschap kent een grotere bijdrage van burgers in de vorm van burenhulp, mantelzorg en vrijwilligerswerk. Negen cliëntenorganisaties zijn benieuwd naar de ervaringen met het geven van deze ondersteuning. Ook willen zij weten of cliënten tevreden zijn over het contact met de gemeente, onafhankelijke cliëntondersteuning en de uitkomst van het gesprek met de gemeente.

Zo doet u mee

U kunt de vragenlijst invullen via www.zorgnaargemeenten.nl. Dat duurt ongeveer 10 minuten. Mensen die geen internet hebben, kunnen telefonisch hun ervaringen melden: op werkdagen tussen 9 en 17 uur via 0900 235 67 80 (20 cent per gesprek). Meedoen kan van 3 september tot 5 oktober 2015.

Iedereen kan meedoen

De vragenlijst is bedoeld voor mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben én voor mensen die vrijwilliger zijn of onbetaald hulp (kunnen) bieden.

De digitale raadpleging is onderdeel van het programma Aandacht voor iedereen (AVI). Hierin werken negen cliëntenorganisaties samen: Centrale Samenwerkende Ouderenorganisaties CSO, Ieder(in), Koepel Wmo-raden, Landelijk Platform GGz, Mezzo, patiëntenfederatie NPCF, Oogvereniging, Per Saldo, en Zorgbelang Nederland.
Aandacht voor iedereen wordt gefinancierd door het ministerie van VWS en afgestemd met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Door de vragenlijst in te vullen, helpt u mee de zorg door gemeenten te verbeteren.
De resultaten van de raadpleging worden gebundeld en aangeboden aan lokale belangenbehartigers, Wmo-raden en gemeenten. Zij kunnen de ervaringen gebruiken om goede zorg te regelen die past bij wat mensen vragen.

Zorg naar gemeenten: meld uw ervaringen, Aandacht voor iedereen, 3 september 2015: www.aandachtvooriedereen.nl (Artikel niet meer beschikbaar).*)

Zorg naar gemeenten: wat zijn uw ervaringen? Atlas van zorg & hulp, 9 september 2015: Lees meer: www.zorghulpatlas.nl (Artikel niet meer beschikbaar).

Atlas van zorg en hulp: https://zorghulpatlas.nl

Vragenlijst Zorg naar gemeenten: Goed voor elkaar? http://vragenlijst.dezorgvraag.nl (site niet meer actief).

Zie ook Mijn kwaliteit van leven: www.mijnkwaliteitvanleven.nl

U P D A T E

*) Het programma Aandacht voor iedereen (AVI) is eind oktober 2017 beëindigd: https://www.aandachtvooriedereen.nl/avi

Gemeentelijke Monitor – Sociaal Domein Rapport: www.waarstaatjegemeente.nl

Burgerpeiling: https://vng.nl/projecten/burgerpeiling

Zorg naar gemeenten – Op weg naar de bedoeling van de Wmo, AVI-cliëntenmonitor Verdiepend Onderzoek, 23 december 2016: https://www.patientenfederatie.nl/images/projecten/AVI/AVI_rapport_5_Zorg_naar_gemeenten_2016.pdf

 

Professor Jaap Spronk bij afscheidsrede: Financieel onderwijs en onderzoek zijn aan grondige herziening toe

Hoogleraar Jacob Spronk van de leerstoel Financial Management Science neemt op 11 september 2015 na 33 jaar afscheid van de Erasmus Universiteit Rotterdam. In zijn afscheidsrede Let’s change finance betoogt Spronk dat het financieel management meer aandacht nodig heeft voor context en impact. Zowel de financiële onderzoeksagenda als het financieel onderwijs zijn aan een grondige revisie toe.
Volgens hem is een verdachte van de financiële crises erin geslaagd opmerkelijk goed buiten de schijnwerpers te blijven. Die verdachte is misschien niet de grootste boosdoener, maar op zijn minst wel medeplichtig: zijn eigen discipline finance, met inbegrip van subdomeinen als financial management science en financial economics.
“Waar het aan heeft ontbroken in ons vakgebied is het academisch debat en introspectie met betrekking tot de gevolgen van de zuiver financiële manier van denken,” zegt Spronk. “De dingen die we doen, doen we goed – maar er zijn ook andere dingen die we moeten doen”.

Onderliggende aannames
Veel problemen, zoals de niet-financiële gevolgen van beslissingen, zijn binnen deze academische discipline niet aan de orde gesteld, aldus Spronk, terwijl dat wel had moeten gebeuren. Daarnaast werden de kwesties die wel aandacht kregen vaak benaderd op een manier die niet echt helpt bij besluitvorming en management, omdat de onderliggende aannames te onrealistisch waren voor individuele beslissingen. Toch is finance in de loop van de tijd een soort filosofie geworden die zowel de manier van denken als het gedrag van managers en organisaties heeft beïnvloed. Veel van deze kwesties zijn vanuit de financiële wetenschap nooit aangeroerd.

Financiële onderzoeksagenda
Spronk doet suggesties hoe het beter kan, de gevolgen van financiële beslissingen krijgen extra aandacht in zijn betoog. Hij wil een aanzet geven voor het debat met en onder zijn collega’s. Gelet op de financiële crises van 1998, 2001, 2008, de eurocrisis en de meest recente Chinese beurscrisis, verdedigt Spronk de stelling dat de financiële onderzoeksagenda en het financieel onderwijs aan een grondige revisie toe zijn. Dit kan binnen de huidige universiteiten niet gemakkelijk worden gerealiseerd, zegt Spronk, maar hij doet ook suggesties voor de verbetering van het universitaire klimaat. Het uiteindelijke doel is om het financieel management meer oog voor context en impact te geven.

Jaap Spronk is sinds 1970 in dienst van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Voor hij in 2008 bij Rotterdam School of Management (RSM) hoogleraar financial management science werd, was hij verbonden aan de Erasmus School of Economics. Spronk stond aan de wieg van verschillende belangrijke programma’s van RSM en de universiteit Erasmus University Rotterdam, waaronder een MSc en een eenjarige executive master degree in financial management. Hij was lid van het oprichtingsbestuur van het Tinbergen Institute. Bij ESE was hij van 1984 tot 2003 voorzitter van de afdeling Finance.

De afscheidsrede Let’s change finance van professor Spronk wordt gehouden op vrijdag 11 september 2015 om 16.00 uur in de Aula van Woudestein, Faculteit Rotterdam School of Management, Erasmus University.

Herzie financiële onderzoeksagenda en financieel onderwijs, Afscheidscollege prof.dr. Jacob Spronk, 1 september 2015, Erasmus Universiteit Rotterdam: www.eur.nl

Academici zijn in de minderheid op tweederde van Britse universiteiten

Het percentage ondersteunend personeel in de Britse hoger onderwijsinstituten bedraagt 71 procent, aldus een analyse van het Britse magazine Times Higher Education (THE). Gegevens over de jaren 2013-2014 laten zien dat ondersteunend personeel in de meerderheid is op 111 van de 157 instituten. Dat is ruim 60 procent van alle personeel op 27 instituten, met uitzondering van de statistische standaarddeviatie.

Het hoogste percentage – 85 procent – is geregistreerd op de London Business School. Van de grotere instituten – met tenminste 500 academici – is het hoogste percentage ondersteunend personeel – 63 procent – geregistreerd op de Universiteit van Bradford. Het percentage van de Universiteit van Wolverhampton bedraagt 62 procent en van de universiteiten van Durham en Aberystwyth 61 procent. Het totale landelijk gemiddelde is 53 procent.

Brian Cantor, rector van Bradford-universiteit heeft gezegd dat de universiteit onlangs een tienjarenplan heeft gelanceerd, “ontworpen voor een nieuwe strategie voor de universiteit om een van de beste technologie-universiteiten van de wereld te worden”, waar zowel het aantal studenten als stafleden zal toenemen: “Onderdeel van dit plan is een belangrijke groei van de academische staf “.

Een woordvoerder van Durham-universiteit: “Ons ondersteunend personeel wordt op diverse gebieden een adequate bron voor steun aan de academische staf op faculteiten, afdelingen en colleges”.

Een woordvoerder van Wolverhampton-universiteit heeft het hoge percentage ondersteunend personeel toegelicht. De oorzaak is de verscheidenheid aan locaties en de daarmee gepaard gaande dubbele ondersteunende taken. Een andere oorzaak is het aanbod van het “rijke scala aan mogelijkheden aan studenten, als onderdeel van ons streven naar meer toegankelijkheid tot en deelname aan het hoger onderwijs”. Daaraan kan worden toegevoegd de nadruk op loopbaan- en studiebegeleiding: “Ook besteden wij – in tegenstelling tot andere universiteiten – geen enkel onderdeel van onze niet-academische taken uit”.
De London Business School heeft zich onthouden van commentaar.

Een leger aan managers en administratieve medewerkers

Sommige academici hebben hun bezorgdheid geuit over de groei van administratief personeel op de universiteiten. In zijn in 2011 verschenen boek The Fall of the faculty: The rise of the all-administrative university and why It matters schreef Benjamin Ginsberg, hoogleraar politieke wetenschap aan de Amerikaanse John Hopkins-universiteit dat door de groei de kosten waren toegenomen en de academische missie was ondermijnd. In een interview met THE stelde hij voor op de instituten het aantal academici te vergelijken met dat van het administratieve personeel.

De THE heeft ook de kosten van een administratieve functie per universiteit uitgerekend. Voor de Guildhard School is dat een bedrag van 82,000 Engelse pond. Voor de Universiteit van Cambridge is dat 79,000 Engelse pond.
In zestien instellingen waren de gemiddelde administratiekosten hoger dan de gemiddelden voor een academische functie.

De cijfers van het Higher Education Statistics Agency (HESA) zijn gebaseerd op contractvormen. Daarbij horen niet de academici met een administratieve functie, maar wel de zg. blauwe boord-sector zoals vaklieden en technici als monteurs en machine-operators.

Als de analyse beperkt blijft tot de zg. witte boorden-sector zoals managers, de “professionals” en “administratieve en secretariële beroepen” – dan is de London Business School nog steeds de instelling met het meeste administratieve personeel: 79 procent van de totale staf.
Bovenaan de lijst van de grotere instellingen prijkt de kunstacademie van Londen, de University of the Arts London met 52 procent, gevolgd door de Open University met 51 procent. Het landelijk gemiddeld is 43 procent.

In totaal verricht meer dan de helft van het personeel van veertien universiteiten administratieve taken.

Academics in the minority at more than two-thirds of UK universities, door Paul Jump, Times Higher Education, 3 september 2015: www.timeshighereducation.co.uk

Lees ook het commentaar van Kathryn Fowler van de beroepsvereniging van administratief personeel op de universiteit, de Association of University Administrators: There is no contest between academic and administrative staff, Times Higher Education, 3 september 2015: www.timeshighereducation.co.uk

Scholar points finger at administrators in a case of deadly bloat. Interview met prof. Benjamin Ginsberg, door David Matthews, 18 augustus 2011: www.timeshighereducation.co.uk

Aandacht voor ethiek had ICT-falen SVB kunnen voorkomen

Formele aandacht voor ethiek had ict-fiasco’s bij de overheid door organisaties als Capgemini kunnen voorkomen. Dat meent althans bestuurslid Maarten Emons van Ngi-NGN, de beroepsvereniging voor IT-professionals.
Hoofdredacteur Sander Hulsman van het online tijdschrift Computable citeert Emons: “De leiding van de Sociale Verzekeringsbank zou willens en wetens miljoenen teveel hebben betaald aan een automatiseringsproject waarvan al snel duidelijk was dat het gedoemd was te mislukken. Uiteindelijk werd het project zelfs na vier jaar gestopt”. Gevolg: een schadepost van tientallen miljoenen, zo niet ruim honderd miljoen euro.
Het ging hierbij om het Multiregelingensysteem (MRS), dat veertig miljard euro aan uitkeringen voor aow en kinderbijslag moest verwerken. Er zou formeel 43,7 miljoen zijn uitgegeven, maar volgens ex-werknemers van de SVB in het onderzoeksprogramma Zembla is het werkelijke bedrag tientallen miljoenen hoger. Opvallend is dat werknemers die de gang van zaken ter discussie stelden, werden weggehoond.

Emons zegt dat Ngi-NGN is begonnen met de ontwikkeling van een register en beroepscode die moeten zorgen voor een cultuur waarbij medewerkers elkaar eerder aanspreken op hun ongewenste en onethische gedrag.

Eén beroepsvereniging voor ict

Op 3 september 2015 tekenden de Ngi-NGN en de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Informatieprofessionals (KNVI) een intentieverklaring waarin zij uitspreken de samenwerking in de komende tijd verder vorm te geven. Het tekenen van de intentieverklaring is een eerste stap om te komen tot één beroepsvereniging, een platform voor professionals in informatiemanagement, informatietechnologie èn informatievoorziening.

Over Ngi-NGN
Het Ngi-NGN bestaat sinds 1959 en is de Nederlandse beroepsvereniging van en voor ICT-professionals en –managers. Het is een onafhankelijk platform waar leden hun kennis verdiepen en hun netwerk onderhouden. De leden hebben toegang tot inhoudelijke evenementen, zoals lezingen, seminars en congressen.

Over KNVI
De KNVI (Koninklijke Nederlandse Vereniging van Informatieprofessionals) is de beroepsvereniging van bibliothecarissen en medewerkers in het bibliotheek-, archief en informatievak. De KNVI streeft ernaar om in het maatschappelijk, economisch, cultureel en educatief krachtenspel het belang van kwalitatief hoogwaardig informatiemanagement en informatiedienstverlening te positioneren en te bevorderen. De KNVI stelt zich ten doel om het beroep van Informatieprofessional in de meest brede zin te versterken en om de individuele professionals te ondersteunen in hun streven naar continue ontwikkeling. Binnen de KNVI bestaan gespecialiseerde afdelingen.

Op 12 november 2015 vindt het KNVI Jaarcongres Over de grens plaats in Nieuwegein: http://congres.knvi.info (niet meer beschikbaar). Zie voor programma congres op site van IP – vakblad voor informatieprofessionals: https://informatieprofessional.nl/jaarcongres-knvi-ngi-ngn-nvba-sod-op-12-november/

Website Koninklijke Nederlandse Vereniging van Informatieprofessionals (KNVI): www.knvi.nl

ICT-fiasco SVB had voorkomen kunnen worden’, door Sander Hulsman, Computable, 4 september 2015: www.computable.nl
Zie ook de reacties.

Persbericht Digitale transformatie dwingt samenwerking af, Ngi-NGN, 3 september 2015: http://de-knvi.squarespace.com/nieuws/2015/9/3/knvi-persbericht-dd-3-september-2015 (Website is opgeheven).

Beroepsverenigingen KNVI en Ngi-NGN tekenen intentieverklaring, IP – Vakblad voor professionals, 3 september 2015: https://informatieprofessional.nl/