Skip to main content

Redactie Beroepseer

Menno Oosterhoff over “Bureaucrazie”

Bureaucratie, bureaucratisme, kafka, ambtelijke molen, de vierde macht… Menno Oosterhoff voegt een nieuwe term toe aan dit verschijnsel in de samenleving in zijn blog op Medisch Contact: Bureaucrazie.
Oosterhoff is (jeugd)psychiater en teamleider polikliniek dwangspectrum-stoornissen bij Jonx en initiatiefnemer van het OCD Netwerk.*)

Hij schrijft:
Vandaag bespreken we een vreemde eend in de bijt van het spectrum van dwangstoornissen: de bureaucrazie (ook wel bureaucrazy). Met de overige aandoeningen uit dit spectrum heeft de bureaucrazie gemeen, dat er sprake is van tijdrovende uitgebreide procedures/rituelen voor feitelijk geringe of eenvoudig op te lossen onvolkomenheden. De dwanghandeling wordt in de bureaucrazie vaak protocol genoemd.

Ik schets hieronder het klinische beeld:

A. Er is altijd sprake van:

1. De risicoregelreflex. De reflex problemen op te lossen door het instellen van meer regels.

2. Preoccupatie met cijfers, zonder aandacht voor de vraag of die cijfers, vaak prestatie-indicatoren genoemd, ook samenhang hebben met de te bereiken doelen.

B. Er is sprake van drie of meer van de volgende verschijnselen:

1. Een sterk geloof in noodzaak en waarde van de dwanghandelingen, i.c protocollen, beleidsplannnen, richtlijnen, jaarplannen.

2. Onnodig gebruik van Engelse woorden. Bjivoorbeeld corebusiness, benchmark, frontoffice, business case, pilot, update, stakeholders, shared decision making.

3. Eenvoudige zaken ingewikkeld voorstellen. Bijvoorbeeld iets doen – PDCA-cyclus; voors en tegens afwegen – SWOT-analyse; duidelijk zijn – SMART; de baas – CEO; eenvoudig houden – Lean.

4. Gebruik van neologismen zoals proactief of win-win, en van ongebruikelijke woordcombinaties als verandermanagement, verbeterplan, kaderbrief, portfoliodiscussie, aandachtsfunctionaris, zorgleefplan, groeikans, werkbeleving.

5. Veelvuldig gebruik van woorden met drie hoofdletters: HKZ, ROM, HRM, WMO, ICT.

6. Een voorliefde voor vergaderingen, ook al gaan die zelden over de inhoud, maar meestal over de regels.

7. Het volgen van steeds nieuwe trends, zoals zelfsturende teams, zorgpaden.

8. Een geloof dat vernieuwing sowieso vooruitgang is, ook al betreft het nimmer onderzochte maatregelen.

9. Veel evalueren zonder dat dat ooit leidt tot een wezenlijke bijstelling.

C. De verschijnselen hierboven genoemd komen vooral naar voren in groepsverband. Zelden zal een individu voor zichzelf een evaluatie doen of een verbeterplan opstellen.

Lees de hele blog van Menno Oosterhoff: Bureaucrazy, Medisch Contact, 27 januari 2016: www.medischcontact.nl

*) OCD = Obsessive Compulsive Disorder, of Obsessieve Compulsieve Stoornis. www.dwang.eu.

Lees ook de vijfdelige serie over bureaucratisme van Peter van Maurik op Groepsblog Beroepseer. Deel I: https://beroepseer.nl

Bas Vogelvang gekozen tot Lector van het Jaar 2015 – 2016

Bas Vogelvang is op 22 januari 2016 verkozen tot Lector van het Jaar 2015 – 2016. De verkiezing wordt jaarlijks georganiseerd door het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO) en de onderwijsnieuwssite ScienceGuide.

Bas Vogelvang is lector Reclassering en Veiligheidsbeleid bij de Noord-Brabantse Avans Hogeschool. Zijn praktijkgericht onderzoek heeft bijgedragen aan de uitvoer van de Europese beleidsagenda reclassering in het werkveld. Ook ontwikkelde hij reclasseringsonderwijs dat nu in veel landen toonaangevend is.

Een voorbeeld van de grote impact van het onderzoek van Vogelvang is het project Circles of Support and Accountability (COSA). COSA is een methode om zedendaders veilig te laten terugkeren in de maatschappij. Het voornaamste doel van COSA is nieuwe slachtoffers voorkomen. Daarnaast maakte Vogelvang ook indruk in Europa met de ontwikkeling van nieuw onderwijs rond reclasseringswerk en het gevangeniswezen. Hij ontwikkelde onderwijs voor zowel de beroepspraktijk en het hoger beroepsonderwijs als het universitaire onderwijs. Hij bracht hiervoor een consortium samen van experts uit Nederland, Frankrijk, Noorwegen, Letland, Roemenië, Schotland, het Verenigd Koninkrijk en Turkije. Het resultaat is een internationale minor en een digitaal leerplatform.

Het lectoraat Reclassering & Veiligheidsbeleid is een samenwerking tussen Avans Hogeschool en de drie Nederlandse reclasseringsorganisaties. Sinds zijn aantreden als lector bij Avans heeft Vogelvang onderzoeksprojecten van 25 docenten van Avans en vijf medewerkers van Reclassering Nederland begeleid. In totaal studeerden 64 studenten bij het lectoraat af. Bij deze lector zijn zelfs bijna twintig gedetineerden afgestudeerd. Zij kregen de kans hun leven een nieuwe richting te geven.

Internationale uitstraling

ISO en ScienceGuide huldigden Vogelvang op de Dag van de Excellentie in Groningen als “iemand die op een van de meest complexe dossiers landen bij elkaar brengt en weet te inspireren tot vernieuwing van hun onderwijs”.
Internationale uitstraling en een Europese voortrekkersrol stonden ditmaal voorop bij de verkiezing. In de voorbereiding tot de nominaties hadden ISO en ScienceGuide de studentenorganisaties en hogescholen expliciet gevraagd om lectoren voor te dragen die met hun praktijkgericht onderzoek en de vertaalslag daarvan naar het onderwijs een leidende rol in Europa durven te spelen.

De andere drie genomineerden waren:
Harriët Jager-Wittenaar van de Hanzehogeschool Groningen. Haar thema is een nieuw gebied van aandacht en zorg binnen het domein van healthy ageing;
Mariska van der Giessen van Fontys. Zij is bezig op het terrein van de economie en Euregio-samenwerking;
Marca Wolfensberger van de Hanzehogeschool. Zij is de V.S. gehuldigd als pionier op het terrein van HO-excellentie. Haar boek over honoursonderwijs (voor gemotiveerde en talentvolle bachelorstudenten) in verschillende landen in Europa is een handboek op dit terrein: Teaching for Excellence.

De jury analyseerde in haar rapport de verdiensten van de vier genomineerden en vindt dat het HBO trots mag zijn op wat de praktijkonderzoekers in Europa en elders in de wereld presteren: “Ze zijn zeldzame parels van het HBO en een rolmodel voor studenten, beroepenvelden en hoger onderwijs als geheel. Het valt op dat sommige van hen in Europa meer naam maakten dan hier in eigen land en in de sector van het HBO. De hogescholen zijn wellicht toch nog te weinig alert of fier op de bijzondere kwaliteiten en inspiratie die hun lectoraten weten over te brengen”.

Bas Vogelvang Lector van het Jaar, Science Guide, 21 januari 2016: http://scienceguide.nl

Het ISO benoemt Bas Vogelvang tot Lector van het jaar, Nationale Onderwijsgids, 25 januari 2016: www.nationaleonderwijsgids.nl

Online collegereeks Werken met maatschappelijk initiatief

Op dit moment barst het in Nederland van de maatschappelijke initiatieven zoals energiecoöperaties, bewonersbedrijven, zorgcoöperaties en andere sociale, innovatieve wijkontwikkelingen. Deze initiatieven lijken waarde te creëren die leiden tot een duurzaam alternatief voor het huidige economische systeem, de afgebouwde verzorgingsstaat en het traditionele politieke bestel. Ook bedrijven en overheden zien steeds meer de waarde van deze initiatieven in.

Hoe komt het dan dat er naar schatting slechts 1 op de 9 van de circa 10.000 initiatieven succesvol is? Wordt het niet tijd om beter te onderzoeken onder welke voorwaarden maatschappelijke initiatieven tot succes kunnen leiden?

Antwoorden op deze vragen en praktische tips en handvatten om mee aan de slag te gaan krijgt u in de online collegereeks Werken met maatschappelijk initiatief op de site van Omooc waar online colleges voor ambtenaren te volgen zijn.
In deze colleges worden initiatieven behandeld en wordt er gekeken naar interactie en samenwerking – of het gebrek daaraan – tussen initiatief en gemeente.

Sprekers in deze reeks zijn:
– Jan Jonker, hoogleraar duurzaam ondernemen bij Radboud Universiteit Nijmegen
– Rinske van Noortwijk, directeur Greenwish, stichting voor maatschappelijk initiatief
– Boukje Keijzer, directeur 7Zebra’s, creatief adviesnetwerk voor maatschappelijke uitdagingen
– Corine Hansen, organisatieadviseur van Gemeente Hollands Kroon
– Koos Janssen, burgemeester van de gemeente Zeist.

De collegereeks is bedoeld voor bestuurders, raadsleden en ambtenaren en duurt vijf weken. De colleges kun je in je eigen tijd en tempo op ieder gewenst tijdstip volgen op internet.

De vijf videocolleges zijn opgebouwd uit vijf vaste onderdelen:
1. Casus
2. Obstakels en mechanismen
3. Analytisch raamwerk
4. Handelingsperspectief
5. Vraag, oproep, dilemma

Uitspraak van Jan Jonker, hoogleraar duurzaam ondernemen Radboud Universiteit Nijmegen: “Het financieren van maatschappelijke initiatieven met alleen maar geld is niet meer van deze tijd”.

Ga voor meer info en aanmelden naar Omooc: Werken met maatschappelijk initiatief: https://omooc.nl/moocs/werken-met-maatschappelijk-initiatief/

U P D A T E

Bekijk de video’s Werken met maatschappelijk initiatief: https://www.youtube.com/playlist?list=PLls6l13HC35KJ5nJVUvXLraP1TQ8ukeJg

Hieronder de introductiefilm Werken met maatschappelijk initiatief:

 

Is er een toekomst voor de professies of zijn ze ten dode opgeschreven?

In zijn essay Is there a future for the professions? An interim verdict vraagt Howard Gardner zich af of de professies niet bezig zijn uit te sterven. Hij wil ons waarschuwen en ons aanmoedigen ons in te zetten voor hun bestendiging: “Zolang ik me kan herinneren heb ik opgekeken tegen mensen die professional worden genoemd – dokters, advocaten en architecten, om er enkele te noemen. Ik wilde ook een professional worden en ik werd er een. Nu hoop ik dat de jonge, veelbelovende mensen die ik ontmoet ook professionals worden. De laatste jaren evenwel twijfel ik er in toenemende mate aan of de beroepen wel blijven voortbestaan, althans in de hoedanigheid zoals ik ze ken en bewonder. Er zijn veel opvattingen over waarom de beroepen langzaam verdwijnen, of liever gezegd: om zeep worden geholpen, of, om de metafoor door te trekken, bezig zijn zichzelf om te brengen. Ik wil daarom aan het eind van mijn essay een voorlopig oordeel vellen. Omdat mijn eigen leven parallel loopt aan de hoogte- en dieptepunten van de beroepen in de afgelopen zeven decennia, begin ik met een autobiografische schets van mijn leven”.

Professional worden

Gardner, geboren in 1943, schrijft vervolgens over zijn jeugdjaren. Zijn in 1938 uit nazi-Duitsland naar New York gevluchte ouders; zijn jongere zus Marion; zijn studie en de keuze voor het vak psychologie.
Hij duikt in zijn eigen leven voor een overzicht van de ontwikkeling van de beroepen gedurende zeven decennia.

Een professional worden, (inbegrepen hoogleraar worden) was een ambitieus streven en niet direct weggelegd voor iedereen. In de Verenigde Staten waren de meeste professionals Angelsaksische, blanke mannen uit de gegoede klasse. Als je immigrant was, of een kind van immigranten, of Joods, of vrouw of afkomstig uit een arm gezin en/of niet-blank, dan waren je mogelijkheden beperkt. Maar deze barrières waren bezig te verdwijnen tegen de tijd dat Gardner opgroeide.

Op de middelbare school las hij een nummer van het tijdschrift Daedalus van de American Academy of Arts and Sciences dat ging over de beroepen. Redacteur Kenneth Lynn schreef daarin: “Overal in Amerika zijn de beroepen succesvol”.
“En dat was zo”, aldus Gardner: “Mijn beste vrienden en ik kozen bijna allemaal voor een of ander beroep. Op de vijftigste reünie van onze school blikten we terug op onze carrière. Tien van de twaalf van ons waren dokter, advocaat of hoogleraar, de elfde had zijn studie rechten afgerond maar was geen jurist geworden. De twaalfde was filmregisseur. Als we, ook bij andere klasgenoten, de carrière van onze kinderen (en kleinkinderen) hadden gepeild, dan zou het resultaat een lager percentage zijn wat betreft de traditionele beroepen. Daarvoor in de plaats hadden we voortdurend horen verwijzen naar Hollywood, Silicon Valley, Wall Street en termen gehoord als ‘start-ups’, risicokapitaal, hedgefondsen, angel investeerders, Google, Facebook en Amazon (de laatste zijn opgericht door jonge mensen die hebben gestudeerd op respectievelijk Stanford, Harvard, en Princeton)”.

De oorsprong van de beroepen

Als we het hebben over het verval van de beroepen, dan is het misschien nuttig eerst te kijken naar hun oorsprong, in het Westen het klassieke Griekenland. Het prototype van de beroepen is de dokter. Iemand die ervoor kiest dokter te worden is verplicht de Eed van Hippocrates af te leggen. Vandaag gebeurt dat nog steeds. De dokter wordt geacht iedereen die hulp nodig heeft te helpen zonder onderscheid des persoons. Verder mag hij het vertrouwen niet schenden, geen steekpenningen aannemen en geen schade toebrengen aan de patiënt. En hoewel het niet officieel zo is afgesproken, gelden aspecten van deze beloften in de daarop volgende eeuwen ook voor advocaten, architecten, militaire leiders, kerkleiders, ingenieurs en leraren.
Andere voorlopers van de moderne beroepen waren de Middeleeuwse gilden, later de beroepsverenigingen. In de negentiende eeuw begon uiteindelijk de professionalisering en het in aanzien stijgen van de arts, de jurist en de hoogleraar. Ze kregen een bepaalde rol in de maatschappij, die bepaalde capaciteiten en een bepaald soort gedrag vereisten.

Een beroep wordt gevormd door individuen die voldoen aan specifieke maatstaven. Zij verlenen diensten aan andere individuen en instituten en verrichten hun taak op een respectvolle, professionele en neutrale manier. Naarmate de beroepen toegankelijker werden, werden er ook andere tendenzen zichtbaar. Beroepsgroepen die eerst weinig waardering oogstten, stegen in aanzien. Denk aan journalisten, bankiers en accountants.

Markteconomie en digitale revolutie

De gestage ontwikkeling van de beroepen is door twee belangrijke factoren verbroken: de economische en de technologische. De overwinning van de markteconomie en de digitale revolutie doen de beroepen op hun grondvesten schudden en roepen zelfs de vraag op of ze nog wel een toekomst hebben.
Professionals traden in dienst van grote ondernemingen. Grote ondernemingen willen zoveel mogelijk winst maken en de professionals moesten daaraan bijdragen. Een bedrijf als General Electric heeft bijvoorbeeld meer dan duizend juristen in dienst. De salarissen, de bonussen en de aandelen zijn daar aanzienlijk hoger dan van degenen die zelfstandig werken met een partner of in klein teamverband.
Je zou verwachten dat professionals de nieuwe technologieën zouden omarmen, en dat doen ze ook, als deze de uitoefening van het beroep maar niet verstoren.
In de praktijk blijken de technologieën even ontwrichtend te werken als het marktdenken.
Een ervaren advocaat wordt vervangen door een online-programma met een reeks vragen die de cliënt kan beantwoorden, waarna hij een kant en klaar document toegestuurd krijgt. Dergelijke diensten worden in toenemende mate niet door per uur betaalde mensen verleend, maar door apps die snel, efficient en betrouwbaar zijn en net zo goed als de professionals, maar wel veel goedkoper.

Alleen topartsen, topadvocaten en professors zijn nog in staat veel geld te verdienen in een wereld waar “the winner takes all” en waar het sterrendom overheerst. Naar mensen met minder talent en met minder inkomen wordt niet meer gevraagd; hun diensten worden nu verleend door paraprofessionals*). Terwijl senior-partners op grote advocatenkantoren als Skadden Arps en Simpson Thacher met miljoenen naar huis gaan, verdiende de gemiddelde advocaat in de V.S. in 2013 $130,000. Velen verdienen uiteraard minder. Deze ‘gewone’ advocaten verdienen niet die kapitalen noch de achting van de burgers.

We weten niet wanneer en ook niet hoe computertoepassingen een topadvocaat of een topchirurg moeten vervangen. Wat we wel weten is dat veel handelingen wel vervangen kunnen worden door computerprogramma’s. IBMs supercomputer Deep Blue is uiteindelijk ook in staat gebleken de wereldkampioen schaken, Gary Kasparov, te verslaan in 1997.

De Susskinds

In hun in oktober 2015 verschenen boek The future of the professions – How technology will transform the work of human experts beschrijven de Britse vader en zoon Richard en Daniel Susskind dat technologische innovaties in combinatie met trainingsprogramma’s voor paraprofessionals*) de plaats zullen innemen van advocaten. Dat zou volgens hen ook beter zijn voor de gewone cliënt.
Richard Susskind, o.m. IT-adviseur van het hoofd van de rechterlijke macht van Engeland en Wales**), heeft altijd kritiek gehad op de manier waarop advocaten te werk gaan. Daniel Susskind is leraar economie op de Universiteit van Oxford.

Volgens de Susskinds schieten hedendaagse professionals kwalitatief tekort, ook op economisch, technologisch, psychologisch en ethisch gebied. Ze schrijven: “We kunnen ze niet betalen, ze zijn vaak niet bij de tijd, slechts weinig mensen maken gebruik van hun expertise en hun werk is niet transparant. Wij vinden dat, om welke reden dan ook, de huidige beroepen vervangen moeten worden door uitvoerbare alternatieven”.
Zij veronderstellen dat deze ontwikkeling mensen weer zeggenschap en een gevoel van bevrijding zal geven. Mensen krijgen weer controle over hun eigen leven.
De Susskinds gaan tamelijk ver in hun kritiek maar nog niet zo ver als destijds de Ierse schrijver George Bernard Shaw die eens heeft gezegd dat de beroepen een “samenzwering tegen de leek” zijn.
De Susskinds bekritiseren de beroepen vanwege hun minder fraaie eigenschappen: arrogantie, ondoorzichtigheid en elitarisme. Ze raden jongeren aan niet een beroep te kiezen, aangezien volgens hen de sector op sterven na dood is. Beter is het te kiezen voor een carrière als vormgever, procesanalist, datawetenschapper, kennistechnoloog of systeemkundige.

De Susskinds anticiperen in hun boek op te verwachten reacties op hun analyse en voorspellingen. Die gaan over de betrouwbaarheid van professionals, de morele grenzen van de vrije markt, de waarde van het ambacht, het belang van empathie en persoonlijk contact, plezier hebben in je werk, trots zijn op je werk, de voldoening van ‘goed werk’. Al deze reacties worden geriposteerd door de Susskinds.

Of je het nu met de argumenten en tegen-argumenten van de Susskinds eens bent of niet, Gardner schrijft dat de toekomst zoals door hen beschreven nog het meest lijkt op een oefening in rationele deductie en bijgevolg gespeend is van historische en culturele aspecten.
En die kun je niet negeren als je schrijft over de ontwikkeling van de beroepen.

Gardner wijst erop dat er nog veel werk te doen is in de wereld wat betreft het halen van menselijke doelen en manieren om die te bereiken. Bijvoorbeeld maatschappelijk welzijn, medische zorg, leraren die het verschil maken, reagerende ambtenaren, empathische zorgverleners: “Bovendien moeten we letten op de verschijnselen van de ‘tegencultuur’. Juist in een tijd waarin digitale apparaten hun spierballen tonen, is de makersbeweging bezig aan een snelle opmars, waarin het gaat om handwerk en ambachtelijkheid. Wie kan voorspellen hoe de balans er uiteindelijk zal uitzien tussen wat door mensen, door machines of door computers is gemaakt?”
Er zal veel veranderen in de wereld van de beroepen, aldus Gardner, maar het is naïef om te veronderstellen dat rationele redeneringen alleen voldoende zijn om te kunnen anticiperen op de verschillende toekomstmodellen van het beroepenlandschap.

Een kwestie van waarden

Beroepen zijn ontstaan om tegemoet te komen aan zeer fundamentele behoeften en diepe verwachtingen van de mens. Professionals waren een middel om te voldoen aan die behoeften: fysieke gezondheid, geestelijke gezondheid, recht, veilige gebouwen, rechtvaardige financiële stelsels, beheersing van de voornaamste wetenschappelijke disciplines, opvoeding van ‘ons betere ik’.
In theorie zouden deze behoeften en taken ook vervuld kunnen worden in een volledige marktmaatschappij, maar we hebben ervaren dat dat niet zo is. In 2008 kon de vermarkte maatschappij de economische crisis niet voorkomen.
We behoren, aldus Gardner, de markt op een rechtvaardige manier te reguleren. Dat geldt ook voor de digitale maatschappij. Een digitale maatschappij kan nooit waarden voortbrengen.
Een stuk gereedschap kunnen we op twee manieren gebruiken: om harmonie of disharmonie, om hebzucht of onbaatzuchtigheid te produceren. Er bestaat niet zoiets als een zuiver belangeloos algoritme, zoals zo spectaculair wordt gedemonstreerd door techbedrijven met hun onderzoeken waarbij algoritmen worden gebruikt.
Menselijke wezens creëren en herschikken de bits, maar de waarden van die menselijke wezens zijn beslissend. En, menselijke wezens zijn eenvoudigweg niet slim genoeg om te anticiperen op de manier waarop bits worden gearrangeerd.
Sociale media kunnen hechte vriendschappen voortbrengen, maar ook pesterijen en zelfs zelfmoord. Deze media kunnen een gemeenschap opbouwen, maar deze ook weer in snel tempo te gronde richten. Denk daarbij aan de bij scholieren populaire yik yak app waarmee je anoniem kan pesten. Geldige waarden vereisen voortdurend menselijke inspanning, toezicht, kritiek, reflectie, hernieuwing en een gemeenschappelijke ruimte waarin we allemaal een plek hebben waar we om geven. Of, om het wat scherper te formuleren, waar we om zouden moeten geven.

Het verhaal gaat dat er eens een heel mooi kunstobject was, zo mooi dat mensen van over de hele wereld ernaar kwamen kijken. Op een dag zei een van de bezoekers enthousiast: “Wat een prachtige bokaal, zo mooi heb ik er nog nooit een gezien”. Een cynicus grijpt daarop een hamer beet en zegt: “Vindt u dat mooi?  Ik zal u eens laten zien wat mooi is”, en hijj slaat met de hamer de bokaal aan gruzelementen.
Het heeft vele jaren geduurd en veel inspanning gekost om het professionele landschap weer in elkaar te zetten waarin velen van ons zijn opgegroeid en dat we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. De ontwrichtende krachten in onze maatschappij – bedoeld of vanwege het feit dat ze er zijn – hebben het vermogen de beroepen kapot te maken en te vernietigen.

Jammer genoeg hebben hebzucht en het geloof in de onfeilbaarheid van de markt hieraan bijgedragen. “Ik vind”, aldus Gardner, “dat deze factoren als destructieve impulsen teveel in de beroepen te vinden zijn. Het is de hoogste tijd dat degenen die de beroepen naar waarde schatten, ze nieuw leven inblazen, en indien nodig, opnieuw uitvinden.
We dienen te beseffen dat we medeplichtig zijn aan de huidige, onwenselijke situatie en dat we staan voor de principes en waarden van de beste beroepspraktijken. We moeten ervoor zorgen dat ze versterkt worden en niet ondermijnd door toekomstige technologieën. En, voor zover dat mogelijk is, in harmonie met de altijd onvoorspelbaar waaiende winden  van de geschiedenis en de cultuur”.

*) een paraprofessional is iemand die is opgeleid om een arts, jurist, leraar of andere professional te assisteren.
**) Richard Susskind publiceerde in 2009 het boek The end of lawyer. In 2013 verscheen Tomorrow’s lawyers waarin hij een wereld beschrijft van virtuele rechtbanken, online documentenproductie, outsourcing van juridisch werk en web based simulatie.

Is there a future for the professions? An interim verdict, door Howard Gardner, The Professional Ethicist, The Good project, 2 december 2015: www.thegoodproject.org

Over Howard Gardner en goed werk, zie: https://beroepseer.nl

U P D A T E

News from The Professional Honor Foundation in the Netherlands, by Wiljan Hendrikx, in nieuwsbrief The Good Project, februari 2016: http://us11.campaign-archive2.com

Voor de reacties en commentaren die Gardner ontving op zijn essay  Is there a future for the professions? An interim verdict, zie: Responding to “Is there a future for the professions? An interim verdict”,  door  Howard Gardner, 2 februari 2015, The Good Project: www.thegoodproject.org
In het negende antwoord, Other perspectives: A global (as opposed to American) view, reageert hij op een reactie van Thijs Jansen van Stichting Beroepseer: www.thegoodproject.org/good-blog/2016/5/24/other-perspectives-a-global-as-opposed-to-american-view

Zzp’ers zijn de dagloners van de 21ste eeuw. Overheid faciliteert uitbuiting

Yvonne Hofs, redacteur economie van de Volkskrant schrijft in een uitgebreid artikel dat veel zelfstandigen zonder personeel, de zogenaamde zzp’ers, ondanks alle jubelverhalen over het vrije ondernemerschap amper kunnen rondkomen. Ze jagen bovendien ook de samenleving op kosten en richten de economie te gronde. Oorzaak daarvan zijn de subsidies van de overheid voor zzp’ers. Daarmee stimuleert de overheid de wedloop naar de bodem op de arbeidsmarkt waar sprake is  van regelrechte uitbuiting door opdrachtgevers. Bedrijven die vrijwel niets willen betalen, maar de zzp’er voorhouden dat de aangeboden klus ‘wel heel goed staat op je cv’.

Het aantal zzp’ers en eenmanszaken dat bij de Kamer van Koophandel (KvK) staat ingeschreven, nam tussen 2009 en 2014 met 51 procent toe. Inmiddels verdient meer dan één op de tien werkenden zijn hoofdinkomen als zzp’er. Het CBS telde in 1996 330 duizend zzp’ers en in juni 2014 ruim 800 duizend. Die groei zette in 2015 door. “Als het beleid niet verandert, stijgt het aandeel zzp’ers van 12 procent van de werkzame mannen in 2010 naar 19 procent in 2030”, voorspelde het CBS in maart 2015. Onder vrouwen zou dat aandeel van 8 naar 9 procent gaan.
Nergens groeit het aantal zzp’ers zo snel als in Nederland.

De lobby van opdrachtgevers en belangenorganisaties profiteert

Hofs schrijft over de uitwassen die het gevolg zijn van de “pijlsnelle groei van het aantal zzp’ers in Nederland en de schaamteloosheid waarmee sommige werkgevers – pardon, opdrachtgevers – hun groeiende macht op de arbeidsmarkt exploiteren en de zwakke onderhandelingspositie die een bepaalde groep werkzoekenden – pardon, ondernemers – daar tegenover stelt. En ten slotte, maar zeker niet minder belangrijk: het toedekken van deze misstand door opdrachtgevers, die daartoe slim gebruik maken van manipulatie en begripsvervaging”.

“De lobby van opdrachtgevers en belangenorganisaties van zzp’ers profiteert van het feit dat verschillende groepen werkenden die behalve hun zzp-label bij de Belastingdienst weinig tot niets met elkaar gemeen hebben, onder één noemer worden geschaard. De ict-specialist en de bedrijfsconsultant die hun opdrachtgevers voor het uitkiezen hebben en met gemak een paar ton per jaar vangen, heten zzp’ers. De toekomstige mkb’er die zijn startende eenmansbedrijfje zo snel mogelijk wil uitbouwen tot een onderneming mét personeel idem dito. Maar ook de pseudo-zelfstandigen in de bouw en de thuiszorg die zich tegen afbraaktarieven verhuren en nauwelijks kunnen rondkomen, worden op deze grote hoop gegooid”.

De overheid faciliteert de uitbuiting met subsidies

“De opdrachtgevers van zzp’ers proberen de arbeidsrechtelijke verpaupering van een steeds groter deel van de werkende bevolking te verhullen door deze paupers af te schilderen als vrije, ambitieuze ondernemers. Die opdrachtgevers zijn niet alleen bedrijven, maar ook (semi-)publieke instellingen. Zij hebben er alle belang bij de uitbuiting in sommige delen van de arbeidsmarkt te verdoezelen. Zij willen ook verdoezelen dat de overheid die uitbuiting faciliteert door het zzp-schap te subsidiëren. Het bedrijfsleven wil het steeds ruimere aanbod van goedkope arbeiders niet in gevaar brengen. Ook de overheid profiteert als opdrachtgever van dat aanbod. Samen proberen ze dan ook de illusie in stand te houden dat een ploeterende arbeider die smeekt om werk eigenlijk een veelgevraagde bedrijfsconsultant is die soeverein zijn eigen zaakjes regelt”.

“Slecht betaalde zzp’ers verdienen zo weinig dat ze alleen kunnen rondkomen als ze niet of nauwelijks belasting en sociale premies betalen en als ze zorg- en huurtoeslag ontvangen. Die aanzienlijke belastingvoordelen en toeslagen zijn cruciaal voor hun verdienmodel. Zonder zulke aalmoezen kan hun ‘onderneming’ niet voortbestaan. Eigenlijk moet het uurtarief van een zzp’er hóger zijn dan het loon van een werknemer in een soortgelijke functie, omdat de zzp’er meer risico neemt. Hij moet niet alleen zelf in zijn pensioen voorzien, maar ook een buffer aanleggen voor het geval hij werkloos of ziek wordt”.

Onder de kostprijs

“Zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt kunnen onder de kostprijs werken doordat ze hun riante fiscale aftrekposten en toeslagen gebruiken als aanvulling op hun inkomen. Doordat ze netto meer overhouden van hetzelfde bruto inkomen, kunnen ze minder vragen dan een werknemer. Het Centraal Planbureau berekende het verschil: een zzp’er houdt van elke euro die hij verdient 15 tot 25 cent meer over dan een werknemer. De ‘zelfstandige onderneming’ van de zzp’er krijgt dus behoorlijk wat staatssteun”.

Lees het hele artikel Waarom zzp’ers de economie te gronde richten, door Yvonne Hofs, de Volkskrant, 23 januari 2015: www.volkskrant.nl

Zie ook Centraal Bureau voor de Statistiek: Dossier ZZP: www.cbs.nl/nl-nl/dossier/dossier-zzp

U P D A T E

Helft zzp’ers kan belastingvoordeel niet missen, EenVandaag, 13 februari 2016: https://eenvandaag.avrotros.nl/panels/opiniepanel/alle-uitslagen/item/helft-zzpers-kan-belastingvoordeel-niet-missen/

Onderzoek: ‘ZZP-ers en verplichte verzekering’, Opiniepanel EenVandaag, 13 februari 2016: https://docplayer.nl/15596762-13-februari-2016-onderzoek-zzp-ers-en-verplichte-verzekering.html

Blogs over palliatieve zorg van longarts Sander de Hosson trekken steeds meer de aandacht

De blogs van de 38-jarige longarts Sander de Hosson van het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen over stervensbegeleiding trekken landelijk de aandacht. Zijn verhalen over zijn dagelijkse werk – De Hosson is gespecialiseerd in palliatieve zorg – worden door tienduizenden mensen gelezen. Vanaf 20 januari 2016 staan ze maandelijks in de bijlage Gezondheid & Co van het Dagblad van het Noorden (DVHN).
In 2015 ontving De Hosson de Lung Cancer Journalism Award voor Nederland van de patiëntenorganisatie Longkanker Nederland. Deze prijs wordt een keer per jaar uitgereikt aan iemand die ervoor zorgt dat mensen met longkanker op een goede manier in het nieuws komen. Met het winnen van deze prijs dingt hij mee naar de internationale Global Lung Cancer Journalist Award. Daarvoor is zijn verhaal Slotcouplet in het Engels vertaald: The final couplet.

Een jonge patiënt die hij vlak voor zijn overlijden nog helpt trouwen. De slapeloze nachten die hij krijgt omdat hij een patiënt moet helpen met euthanasie. Of een patiënte van ver boven de 90 die vraagt: “Red me niet te veel”. Dit zijn allemaal onderwerpen waarover De Hosson schrijft.

De Hosson in het Dagblad van het Noorden: “De zorg aan mensen in hun laatste fase heeft altijd mijn belangstelling gehad. We zijn er de laatste jaren steeds beter in geworden die palliatieve zorg goed te doen en dat betekent veel voor mensen. Maar kijk eens hoeveel aandacht er is voor geboortezorg en hoe de stervensbegeleiding altijd een beetje in een hoekje achteraf zit”.

Uit zijn verhalen spreekt mededogen met de patiënt maar ook kritiek op de geneeskunde, die soms mensen tegen hun eigen belang in zware behandelingen laat ondergaan. “Er is altijd het gevaar van overbehandeling. Je kan altijd nog nieuwe medicijnen geven of nieuwe ingrepen doen. Maar wordt de kwaliteit van leven van de stervende patiënt daarmee wel beter? Ik weet als geen ander wat het betekent om chemotherapie te krijgen. Daar spreek ik ook over met mijn patiënten. Soms willen mensen per se tot het uiterste gaan om maar een paar weken langer te leven. ‘Ik wil door, ik wil door’, zeggen ze dan. Ik zie het als mijn taak ze dat soms uit het hoofd te praten”.

Hij citeert graag de Franse chirurgijn Ambroise Paré uit de zestiende eeuw: “De geneeskunde geneest maar zelden. Vaak biedt de geneeskunde verlichting, maar altijd biedt de geneeskunde troost”. Hij wil maar zeggen: ook als behandeling van de kanker niet meer mogelijk is, kan een dokter of verpleegkundige nog een belangrijke rol spelen, gewoon door er te zijn voor je patiënt”.

Zie interview met De Hosson: Longarts schrijft over stervende patiënten, door Arend van Wijngaarden, Dagblad van het Noorden, 20 januari 2016: https://dvhn.nl

De Hosson is voortrekker van Stichting Beroepseer.

Lees hier Slotcouplet van Sander de Hosson: http://shosson.webnode.nl

Souhail Chaghouani van gemeente Baarn gekozen tot Jonge Ambtenaar van het Jaar 2016

Souhail Chaghouani is tijdens het Verkiezingsfeest in Theater aan de Schie in Schiedam gekozen tot Jonge Ambtenaar van het Jaar 2016. Chaghouani werkt als teamcoördinator Financieel beleid en beheer voor de gemeente Baarn. De drie andere kandidaten waren Ellen de Milliano van de gemeente Bergen op Zoom; Jorrit Blaas van het Ministerie van OCW en Mark Brouwer van het Ministerie van Defensie.

Juryvoorzitter José Manshanden legt uit waarom de jury koos voor Chaghouani: “Souhail is iemand die de hele avond spannend bleef. Iemand die steeds weet te verrassen. En vooral iemand die op hele verschillende niveaus verbindingen legt: rationeel, emotioneel en maatschappelijk”.

Chaghouani volgt Dagmar Winkelhorst op, die de titel in 2015 in de wacht sleepte. De verkiezing voor de Jonge Ambtenaar van het Jaar wordt jaarlijks georganiseerd door FUTUR, het landelijke netwerk voor Jonge ambtenaren.
De winnaar ontvangt een Ervaringsprijs van VNG International (Vereniging van Nederlandse Gemeenten International) en de felbegeerde wisselbeker.

Publieksprijs

Naast de hoofdprijs was er ook een Publieksprijs. Deze ging naar Mark Brouwer, Kapitein der Mariniers. Ruim 5.000 mensen stemden op hem via de website van FUTUR. De publiekswinnaar ontvangt een opleidingscheque ter waarde van 5.000 euro van de Bestuursacademie Nederland.
Alle vier de finalisten krijgen een coachingstraject bij de Overheidsmanager van het Jaar, aangeboden door de Stichting Verkiezing Overheidsmanager van het Jaar en het dienstverlenende bedrijf Conclusion.

Futur:  http://futur.nl/souhail-chaghouani-is-jonge-ambtenaar-van-het-jaar-2016/ (Bericht over Souhail Chaghouani is niet meer beschikbaar op site van Futur)

U P D A T E

Souhail beste jonge ambtenaar van Nederland, Binnenlands Bestuur, 22 januari 2016: www.binnenlandsbestuur.nl

jonge ambtenaar van het jaar 2016

Op de foto: In het midden Souhail Chaghouani. Links van hem Jorrit Blaas. Rechts Ellen de Milliano en Mark Brouwer

Uitkomst enquête: Rechters maken zich zorgen over rechtspraak

Een behoorlijk grote groep rechters maakt zich zorgen over de ontwikkelingen in de rechtspraak. Er is de komende jaren geen ruimte om te bezuinigen of voor grote veranderingen. De kwaliteit van rechtspraak staat onder druk door een te grote nadruk op bedrijfsvoering.

Dat is de uitkomst van een enquête waar 852 rechters en raadsheren (van de 2.450) aan meewerkten. De enquête was opgesteld door een groep rechters van de rechtbank Midden-Nederland die eerder in het Nederlands Juristenblad het artikel Tegenlicht, de rechterlijke organisatie tegen het licht schreven. Aanleiding voor dit artikel was het Meerjarenplan Rechtspraak, maar daarnaast worden er meer zorgen aan de orde gesteld.

Fundament

De initiatiefnemers pleiten ervoor dat er een “fundament wordt gelegd voor een inspirerende samenspraak tussen bestuurders en de medewerkers”. Dat sluit aan bij de wensen die Frits Bakker, voorzitter van de Raad voor de rechtspraak, uitte in zijn nieuwjaarsspeech op 7 januari. “We realiseren ons dat het van groot belang is de komende tijd het gesprek met elkaar aan te gaan over de zorgen die rechters hebben over de ontwikkelingen binnen de Rechtspraak. Deze week praten we allereerst met de initiatiefnemers van deze enquête. Voor een groot deel onderschrijven we de zorgen. Ook steunen we hun oproep tot een maatschappelijk en politiek debat over wat goede en toegankelijke rechtspraak mag kosten. Deze enquête geeft een goede basis voor dat gesprek”.

Resultaten enquête Tegenlicht – De rechterlijke organisatie tegen het licht, januari 2016: www.rechtspraak.nl/enquete

 Meerjarenplan van de Rechtspraak 2015 – 2020, 31 augustus 2015: https://www.rechtspraak.nl/voorgenomen-besluit-31-augustus-2015.pdf

Nieuwjaarstoespraak Frits Bakker: rechtspraak géén willekeurige kostenpost, 7 januari 2016: www.rechtspraak.nl/Frits Bakker

Enquête rechters: op brede schaal zorgen over rechtspraak, de Rechtspraak, 19 januari 2016: www.rechtspraak.nl