Skip to main content

Redactie Beroepseer

Wim van de Merwe neemt, na bijna veertig jaar in het onderwijs, afscheid als docent metaaltechniek

wim van de merwe afscheid docent metaaltechniek2Na bijna 34 jaar bij scholengemeenschap Reggesteyn gewerkt te hebben en ruim 39 jaar in het onderwijs, heeft Wim van de Merwe op 12 oktober 2016 afscheid genomen als docent metaaltechniek. Maar wie denkt dat de inmiddels 65-jarige Wim van zijn pensioen gaat genieten, heeft het mis. “Ik ga zeker niet achter de geraniums zitten”. Een verslag van het afscheid is te lezen op de site van Stichting A+O Metalektro.

Na zoveel jaren van trouwe dienst, wilde Reggesteyn het vertrek van Wim van de Merwe niet zomaar voorbij laten gaan. Daarom werd hij tijdens een feestelijke bijeenkomst toegesproken door zijn eigen directeur, Gerard Rutterkamp. Die typeerde Wim als een bijzonder mens, iemand die altijd zijn eigen plan trok. “Als jij iets in je hoofd had, dan moest het gebeuren, linksom of rechtsom.” En zonder dat Wim zich iets aantrok van hiërarchie, ervoer Rutterkamp. “Op papier moest ik leidinggeven aan jou, maar daarin ben ik mislukt”.

Maar Wim was tegelijkertijd ook iemand die veel heeft betekend voor het onderwijs en de onderwijsontwikkeling, stelde Rutterkamp. “Dankzij jou hebben honderden leerlingen een prachtige toekomst gekregen in het, volgens jou, mooiste vak: de techniek. In die 34 jaar heb je bovendien de nodige impact gehad op de onderwijsontwikkeling. Je wist door te dringen tot op het hoogste ambtelijke en politieke niveau”. En daar profiteerde Reggesteyn volop van. Want Van de Merwe wist heel wat coryfeeën de school binnen te halen: van Jan-Peter Balkenende tot Mark Rutte. Rutterkamp: “Je was een bevlogen, kritische en van jezelf overtuigde docent en vakman. Dat kwam je ook op kritiek te staan, maar daar trok je je over het algemeen niet veel van aan”.

Betrokken docent

Volgens Gerrit Voortman, van het gelijknamige Rijssense staalbouwbedrijf, was Van de Merwe een hele belangrijke schakel tussen school en bedrijfsleven. “Hij werd door het bedrijfsleven enorm gewaardeerd, hij was een groot promotor van de metaal. En Wim leverde altijd goed personeel af, hij wist die jongens enorm te motiveren. Dat was zijn grote kracht”.
Ook A+O regiomanager Rob Nijhof herinnert zich Van de Merwe als een begeesterd docent. “Hij stopte al zijn vrije tijd erin om zijn leerlingen maar zo goed mogelijk het vak van lasser bij te brengen. Er zijn maar weinig docenten die zo betrokken zijn. Met Wim verdwijnt een echte techniekman uit het onderwijs. Zoals Charles Groenhuijsen ooit zei: ‘er zijn teveel managers in het onderwijs en te weinig Wimmen”.

Laswedstrijden

Van de Merwe zelf kijkt met veel plezier terug op zijn tijd op Reggesteyn. “Ik was soms misschien wel een lastige klant, maar daar bereik je ook dingen mee. Ik heb echt genoten van al die jaren. Het is zo mooi om je eigen kennis aan leerlingen over te dragen en ervoor te zorgen dat de juiste leerling bij het juiste bedrijf terechtkomt”. En waar is hij het meest trots op? “Dat ik hier in de regio laswedstrijden voor vmbo-scholen heb opgezet. Later zijn dat de landelijke laswedstrijden geworden. Het is mooi dat ik aan de basis daarvan heb gestaan”.

Maar niet alles is ten goede veranderd, zegt Van de Merwe. “Ik maak me echt zorgen over het praktijkonderwijs. Op Reggesteyn hebben we nu het vmbo-profiel PIE: Produceren, Installeren & Energie. Er wordt steeds breder lesgegeven. Dat betekent méér onderwijs in dezelfde uren, waardoor het aantal praktijkuren nog maar 16 uur is. Dat is veel te weinig om leerlingen nog wat bij te kunnen brengen. Dat zou minimaal 22 uur moeten zijn”. Het onderliggende probleem volgens Van de Merwe is dat het beschikbare geld niet aan onderwijs wordt besteed. “De school heeft teveel overhead, waardoor het geld niet bij de leerlingen terecht komt. Dat is dood- en doodzonde”.
Eén ding is zeker: de komende jaren zullen we van Wim blijven horen. “Ik geef lascursussen aan het bedrijfsleven en geef ook nog op maandagochtend les op Reggesteyn. En ook bij de WorldSkills Nederland blijf ik betrokken als lasexpert. Daarnaast heeft TechniekTalent.nu mij gevraagd als ambassadeur: om op scholen teams te gaan begeleiden in de voorbereiding op die wedstrijden zowel bij vmbo als mbo. Ik ga dus zeker niet achter de geraniums zitten”.

Wim van de Merwe is voortrekker van Beroepseer.

“Met Wim verdwijnt een echte techniekman uit het onderwijs”, A÷O Metalektro, december 2016: http://ao-metalektro.nl/nieuws/divers-nieuws/449-met-wim-verdwijnt-een-echte-techniekman-uit-het-onderwijs (Artikel is niet meer beschikbaar op site van A+O Metalektro).

 

Foto: In het midden Wim van de Merwe. Links Gerard Rutterkamp, rechts Gerrit Voortman.

Bij overname Telegraaf straks alle Nederlandse landelijke kranten in handen van twee Vlaamse mediabedrijven

krant foto niek verlaan 2René van Zanten, directeur van het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek vraagt zich af hoe het toch komt dat de Vlamingen, geruisloos bijna, het overgrote deel van de Nederlandse dag- en huis aan huisbladen overnemen. Het Vlaamse Mediahuis heeft een bod gedaan op de Telegraaf Media Groep (TMG). Als die overname doorgaat, dan krijgen twee Vlaamse partijen – Persgroep en Mediahuis – negentig procent van de markt in handen. De Persgroep is een Vlaams mediabedrijf en uitgever van o.m. de landelijke dagbladen Het Parool, Trouw, Algemeen Dagblad en De Volkskrant, zes regionale kranten en circa 150 huis- aan huisbladen. Het Mediahuis is sinds februari 2015 eigenaar van NRC Media. Nog niet zo lang geleden was menig land jaloers op de Nederlandse uitgevers en drukkers, die zeer gewaardeerd werden om hun vakmanschap, kwaliteit, degelijkheid en openstaan voor nieuwe ontwikkelingen.

Van Zanten: “Op 8 december hield het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek een bijeenkomst in de Brakke Grond in Amsterdam met als thema ‘Vlaanderen-Nederland’. Eén van de sprekers was Gert Ysebaert, de ceo van het Vlaamse Mediahuis. Aanleiding voor de bijeenkomst was natuurlijk dat Vlaamse uitgevers in rap tempo de Nederlandse dagbladen aan het overnemen zijn. Gespreksleider Joris van Poppel (NOS-correspondent in Brussel) vroeg Ysebaert op het podium – bijna gekscherend – of Mediahuis nog plannen had om TMG over te nemen. Neen, daar kon natuurlijk niet een direct antwoord op komen, want pas vandaag, een week later, is bekend geworden dat Mediahuis een serieus bod heeft gedaan op TMG.

Hardwerkende Belgen

Het verslag van die bijeenkomst is hier*) te lezen. Zeker is dat de sprekers van die middag uiteindelijk een beeld schetsten van enigszins verwende Nederlandse mediabedrijven, die door hun gebrek aan visie en daadkracht prooi worden van ‘de hardwerkende Belgen’. Sterker nog, de doorgaans Vlaamse sprekers stelden dikwijls enigszins verbaasd vast dat de Nederlandse dagbladen, waar ze ooit met heel veel ontzag naar keken, één voor één in handen vallen van onze zuiderburen.

En niet alleen onze dagbladen trouwens. Het Belgische industriële investeringsbedrijf Groep Heylen neemt de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM) in Utrecht over van de Staat en het heeft maar een haartje gescheeld of de Belgen hadden PostNL overgenomen.

Het roept herinneringen op aan het Fyra-debacle: Nederland had een claim bij de Belgische spoorwegen van 300 miljoen euro wegens het niet nakomen van afspraken. Die claim werd kwijt gescholden op voorwaarde dat België een paar Fyra-treinen zou bestellen. Dat deed België en daarmee verviel de claim. Alleen waren de Belgen – anders dan de Nederlanders – zo slim om de treinstellen snel, zonder kosten weer af te zeggen toen bleek dat er tijdens het rijden telkens stukken vanaf vallen.

Eruit gefietst

Nederland wordt er links en rechts uitgefietst. Voor de vorm sputteren we soms een beetje als we uit het zuiden de opdracht krijgen een polder onder water te zetten, maar verder hebben we weinig te vertellen. Onze reputatie van weliswaar enigszins moralistische, maar toch vooral gewiekste onderhandelaars is naar de maan. Als de overname van TMG door gaat, zijn straks alle landelijke kranten in Nederland in handen van Persgroep en Mediahuis. De meeste regionale kranten zijn in handen van de Vlamingen. Hebben we daar gedoe over gehad? Er was een tijd, nog niet eens zo lang geleden, dat je als Nederlandse uitgever wel tien keer nadacht voordat je je oog liet vallen op een plaatselijke krant in Overasselt of Emmer-Compascuum. Je wist namelijk dat je vanaf dat moment een lange tijd vrijwel dagelijks bezoek zou krijgen van een zwik juristen van de mededingingsautoriteit. En nu hebben de Vlamingen, geruisloos bijna, het overgrote deel van al onze dag- en huis aan huisbladen overgenomen”.

Lees het hele artikel van René van Zanten: Eruit gefietst door de Belgen, Stimuleringsfonds voor de journalistiek, 15 december 2016: www.svdj.nl

*) Congres Vlaanderen-Nederland: “We moeten meer samenwerken”, door Marloes Kamer,  SVDJ, 14 december 2016: www.svdj.nl

U P D A T E

De Belg – Christian Van Thillo, de mediakoning van de Lage Landen, door Mark Koster, uitgeverij Prometheus, 2024: https://uitgeverijprometheus.nl/boeken/belg-paperback/

Dagbladen worden steeds uniformer. Oorzaak is duopolie op Nederlandse krantenmarkt, Blogs Beroepseer, 18 oktober 2020: https://beroepseer.nl

Wat is het beste academische economieonderwijs na de crisis?

No 10 van het tijdschrift voor politieke economie TPEdigitaal is gewijd aan het academische economieonderwijs na de crisis. Het inleidende artikel is geschreven in de vorm van een dialoog tussen David Hollanders en Sander Onderstal. Hollanders is docent finance aan de Universiteit van Tilburg. Onderstal is universitair hoofddocent aan de Universiteit van Amsterdam.

SANDER: “Valt het jou ook op dat er de laatste tijd veel ophef is over het academische economieonderwijs?”
DAVID: “Jazeker. Piet Keizer (2015), Ewald Engelen (2015), Joris Tieleman (2015), Frits Bos (2015), Irene van Staveren (2016ab) en Joris Tieleman en Sam de Muijnck (2016) hebben allemaal hun steentje bijgedragen aan de discussie. En in Hollanders (2015) doe ik ook een duit in het zakje”.
SANDER: “In zekere zin is het verrassend dat er zoveel aandacht is voor een relatief kleine opleiding als Economie. Bij ons aan de UvA studeert een veelvoud aan studenten af in bedrijfseconomie en bedrijfskunde. Ik lees zelden opiniestukken in de krant over deze opleidingen”.
DAVID: “De ophef heeft er mijns inziens mee te maken dat inzichten uit de economische wetenschap een centrale rol spelen in het overheidsbeleid en dat de lessen uit de crisis van 2007 – 2008 niet geleerd lijken te zijn. Ik denk dat het academische economieonderwijs nog steeds een te nauwe blik heeft: teveel aandacht voor wiskunde en te weinig voor de zaken die er echt toe doen. Ik zou er in ieder geval voor willen pleiten dat studenten Economie weer belangrijke denkers als Keynes, Marx en Polanyi bestuderen”.
SANDER: “Ik zie je punt over te veel wiskunde. Tegelijkertijd zie ik er weinig heil in studenten lastig vallen met achterhaalde ideeën. We verwachten toch ook niet dat een student Natuurkunde de ideeën van de oud-Griekse filosoof Zeno van Elea serieus neemt?”
DAVID: “Wie?”
SANDER: “Zeno van Elea. Zeno ontwikkelde de paradox van Achilles en de schildpad. De paradox zou moeten aantonen dat alle beweging die wij observeren een illusie is”,

Verder in de dialoog zegt Hollanders dat volgens hem het economieonderwijs verschraalt als we de studenten niet aanmoedigen af te stappen van het gedachtengoed van de mainstream: “Alleen op deze manier komen ze tot waarheidsvinding en kunnen ze deze wereldkundig maken, ook al wijkt deze af van wat gangbaar is in de wetenschap of in de maatschappij”.

Aan het slot van de dialoog besluiten beiden een themanummer te maken. Een uitnodiging werd verstuurd aan een aantal orthodoxe en hetereodoxe economen om hun licht te werpen op het academische economieonderwijs. Dat leverde het volgende resultaat aan reacties op:

Inhoud van TPEdigitaal, december 2016 

Inleiding: Academisch economieonderwijs na de crisis. David Hollanders en Sander Onderstal

Paternalisme als reden voor overheidsingrijpen in een cursus welvaartseconomie. Ben Vollaard

Experimenteren met klaslokaalexperimenten. Jeroen Hinloopen

Pluralisme voor studenten ontwikkelingseconomie. Irene van Staveren

Een IS-LM model met een bankensector. Jochen Mierau en Mark Mink

Buiten-economische kritiek op het academisch arbeidseconomieonderwijs. David Hollanders

Vijf argumenten voor veel wiskunde in het academische economieonderwijs (en vijf mogelijke tegenwerpingen). Sander Onderstal

Economieonderwijs in balans: kiezen en samenwerken. Lans Bovenberg

Klik hier voor downloaden Themanummer: Academisch economieonderwijs na de crisis, TPEdigitaal, jaargang 10 no. 4, december 2016: www.tpedigitaal.nl

Meer info TPEdigitaal: www.tpedigitaal.nl

Zie ook: Economieonderwijs vereist andere prioriteiten, door Sander Onderstal en David Hollanders, Me Judice, 12 december 2016: www.mejudice.nl

tpe digitaal december2016

December-actie Beroepseer: 2 boeken voor de prijs van 1

beroepseer actie 2De verkiezing van Trump en de Brexit illustreren het toenemende populisme in de wereld. Met de Tweede Kamerverkiezingen in zicht is de vraag waar wij in Nederland voor kiezen, populistisch of moreel gezag?

De Stichting Beroepseer kiest voor moreel gezag. Om deze boodschap te ondersteunen hebben wij een kerstaanbieding. Bij aankoop van het essay Ambtelijk vakmanschapen moreel gezag voor € 19,99, krijgt u een gedrukt exemplaar van de bundel Moraliteit in actie cadeau.

Het essay Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag pleit voor het herstel van vertrouwen in de politiek, herstel van overheidsgezag en het actief benutten van morele gezagsbronnen. In de bundel Moraliteit in actie valt te lezen hoe tien succesvolle sociale voortrekkers – onder wie Jos de Blok, Jaco van Hoorn en Barend Rombout- moreel gezag in de praktijk brengen.

Wilt u gebruikmaken van de actie, neemt u dan contact op met Corné van der Meulen via: c.vandermeulen@beroepseer.nl. Verzending is gratis. De actie is geldig tot en met 1 januari 2017.

Meer over Ambtelijk vakmanschap en moreel gezag: https://beroepseer.nl

Meer over Moraliteit in actie: https://beroepseer.nl

Machtspositie van zorgverzekeraar leidt tot opheffing Leidse coöperatie van huisartsen

Het samenwerkingsverband van tien Leidse huisartsen Cello (Coöperatie Eerste Lijn Leiden en Omstreken) houdt na acht jaar op te bestaan. Voor negen mensen die in dienst zijn van Cello is ontslag aangevraagd. Voor zeven van hen, praktijkondersteuners en administratieve krachten, is inmiddels een andere baan geregeld. De circa 25.000 patiënten waarvoor Cello actief was, behouden hun eigen huisarts, maar raken in veel gevallen hun vertrouwde praktijkondersteuner kwijt.

Financieel was het overeind houden van de coöperatie niet meer op te brengen, verklaart bestuurslid, huisarts Walter Schrader. In het Leids Dagblad vertelt hij aan Marieta Kroft: “We krijgen van de zorgverzekeraars nooit de vergoeding waar we recht op hadden, onder andere omdat Cello een initiatief is van huisartsen met een eenmanspraktijk. Wij zitten niet onder één dak. Zorgverzekeraars vinden dat de zorg in de eerste lijn moet worden ondergebracht in groepspraktijken’’.
De eerste lijn is de directe zorg die een patiënt kan krijgen, dus zorg zonder doorverwijzing.

Schrader was een van de oprichters van Cello in 2009. “Scal Medische Diagnostiek stopte met de zorg voor chronische diabetespatiënten. Twintig jaar ervaring dreigde te worden weggegooid. Met een stuk of twaalf huisartsen hebben we toen besloten de diabeteszorg over te nemen’’.
Hoewel de coöperatie gelijk al financiële tegenwerking ondervond, zetten de huisartsen hun initiatief door. Er kwamen in hun pand een fysiotherapeut, diëtisten en er kwamen meer praktijkondersteuners voor chronische longzorg en kwetsbare ouderen. “We waren de eerste huisartsen die een praktijkondersteuner GGZ (geestelijke gezondheidszorg, red.) introduceerden’’.

Daarnaast kwamen allerlei andere initiatieven van de grond. Cello wilde dicht bij de mensen in de wijk staan en meer doen aan preventie. Onder het credo ’wat goed is voor 30.000 patiënten, is ook goed voor 300.000 patiënten’, ontwikkelde de coöperatie meertalige informatiebrieven en behandelprotocollen voor patiënten met verschillende aandoeningen. Ze kwamen voor iedereen beschikbaar.

Schrader vertelt dat Cello ook een voorloper was op het gebied van de E-health ofwel de zorg met behulp van het internet en de lancering van de ’prima-pas’, een elektronisch patiëntendossier waarbij de patiënt zelf bepaalt wie inzage krijgt in zijn medisch dossier.

Opheffing Cello op vrijdag 16 december 2016 om 17.00 uur

Cello heeft een negatief saldo van 40.000 euro. Om de zorgverzekeraars in staat te stellen het bedrag aan Cello alsnog te vergoeden heeft Cello de zorgverzekeraars uitgenodigd naar het adres van Cello, Doezastraat 1 in Leiden, te komen op vrijdag 16 december om 17.00 uur, het officiële moment van opheffing van de coöperatie*).

*) Cello huisartsen Leiden laat Zorgverzekeraar rekening betalen, Cello huisartsenzorg,  14 december 2016: www.leidenhuisarts.nl

Stekker uit coöperatie Leidse huisartsen Cello, door Marieta Kroft, Leidsch Dagblad, 14 december 2016: www.leidschdagblad.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site Leidsch Dagblad).

U P D A T E

Het doek valt voor Leidse coöperatie Cello, ZorgenZ, door Corina de Feijter, 23 januari 2017: https://zorgenz.nl/doek-valt-leidse-cooperatie-cello/

Honderd werknemers en zelfstandigen vertellen over hun werk en beroep

Het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic heeft over een periode van enkele maanden honderd interviews met Amerikaanse werknemers en zelfstandigen gepubliceerd die gaan over de waarde en betekenis van hun werk. Zo waren er interviews met een conciërge, actrice, boerin, pizzakoerier, schrijver van overlijdensberichten, treinconducteur, personeelsmanager en nog vele anderen. Titel van de serie: Inside Jobs – Hear what American workers have to say about their jobs.
De opzet van de serie was aanvankelijk aan de cijfers van maandelijkse rapporten van het Amerikaanse Ministerie van Arbeid een menselijk gezicht te verbinden. De interviewreeks stond onder leiding van twee redacteuren: Adrienne Green en Bourree Lam. In The Atlantic geven beiden een toelichting.
Lam: “In het verleden hebben we gesprekken gehad met mensen met een niet-alledaagse baan. Vorig jaar bijvoorbeeld had ik een interview met een gepensioneerde gijzelingsonderhandelaar. Hoe vermakelijk het ook was hem advies te horen geven over onderhandelingstactieken wat betreft salarisverhoging, op een gegeven moment dachten we niet meer aan ongewoon werk maar aan heel gewoon werk dat meestal niet het nieuws haalt. We wilden praten met Amerikanen uit verschillende sectoren en staten met een verschillende achtergrond qua opleiding en bevolkingsgroep”. De veelal abstracte cijfers werden genegeerd en tevoorschijn kwamen werknemers en zelfstandigen met hun verhaal over hun beroep en hun werk.

Ze lieten me nadenken over mijn eigen gedrag

Adrienne Green begon de serie met de bedoeling zoveel mogelijk te weten te komen van mensen die te lijden hebben onder de situatie waarin ze verkeren en waarover bedrijfsjournalisten zo vaak schrijven: hoe is het te behoren tot een minderheid op de werkvloer? Hoe de balans te vinden tussen werk en ouderschap? Hoe niet overbodig te worden op het werk in tijden van overgang?
Green: “We zijn erin geslaagd onze verhalen te vinden, bijvoorbeeld van de drie vrouwelijke advocaten die hun eigen bedrijf zijn begonnen, of de mijnwerker die bezig is zich aan te passen aan schone energie. Het meest werd ik geraakt door mensen met werk dat door het grote publiek niet bijzonder gevonden wordt. De conciërge bijvoorbeeld die, heel treffend, het respect van mensen voor zijn werk gelijk stelde aan hun vermogen hun eigen afval op te ruimen. Of mensen die buiten de traditionele economie staan, zoals de huismoeder die moeite had met het vinden van haar plek in een feministische beweging die de nadruk legt op prestaties van werkende vrouwen”.

Green raakte onder de indruk van de openhartigheid van de geïnterviewden over hun twijfels, bijvoorbeeld of hun werk wel of niet aansluit bij hun gevoel van eigenwaarde. Ze was ook onder de druk van het gemak waarmee ze ideeën aandroegen over hoe hun werk verbeterd zou kunnen worden: door een hoger loon, meer mensen zoals zijzelf, of meer tijd voor een leven naast hun  werk.

Lam: “Het interview met Mohamed Zaker, de conciërge op de universiteit van Harvard, komt elke keer weer bij me boven als ik iets weggooi. Ik heb sindsdien echt niets meer op de grond laten vallen dat een concierge zou moeten opruimen. Van een ding ben ik me door de serie zeer bewust geworden en dat is de manier waarop de geïnterviewden mij lieten nadenken over mijn eigen gedrag en de directe invloed daarvan op andere mensen. Ze hebben me precies uitgelegd wat ze doen. Ook kreeg ik te horen hoe gemakkelijk je fatsoenlijk gedrag kunt aanleren. Ik vind het zorgwekkend dat we te weinig aandacht schenken aan de mensen om ons heen. Misschien omdat we vinden dat we zelf worden genegeerd”.

Lam vindt dat we geen peiling nodig hebben (hoewel er wel een bestaat) om erachter te komen of een baan of carrière iemand een gevoel van identiteit geeft en of werk ook heel persoonlijk kan zijn: “In Azië, waar ik mijn carrière ben begonnen was een baan meestal maar een baan. Mijn familie zei tegen me de dingen niet zo persoonlijk te nemen op m’n werk: het is maar werk. Maar door deze interviews ben ik gaan beseffen dat bij mensen werk en identiteit nauw verweven zijn”.
Een andere ontdekking voor Lam was dat beroepsverenigingen een belangrijke rol spelen. De mensen zijn enthousiast als ze met vakgenoten kunnen praten en van elkaar kunnen leren.
Deel uitmaken van een beroepsgroep buiten kantoor wordt erg gewaardeerd: “Er zit ook een aspect aan van zelfverwerkelijking. We hoorden steeds weer dat dit werk niet voor iedereen geschikt was, maar wel voor hun. Dat betekent volgens mij dat veel Amerikanen betrokken zijn bij hun organisatie. Het gaat om een ‘wij’-gevoel, dat buiten familie, geloof en werkplek staat”.

We nemen een heel wezen in dienst

Green merkt tenslotte op dat werk een organiserend beginsel blijkt in het leven van Amerikanen. Werk bepaalt hun plaats in de maatschappelijke hiërarchie en in welke mate zij voor zichzelf en degenen die afhankelijk van hen zijn een fatsoenlijk leven kunnen verschaffen. Hoewel dit voor de meeste Amerikanen geldt, nuanceerden geïnterviewden ook de balans tussen hun ‘werk-zelf’ en hun ‘echte zelf’. Voor sommigen begon het echte leven pas na werktijd, voor anderen was werk een alles verterende uitbreiding van hun wezen. Sommigen noemden hun bedrijf of project ‘hun kind’.

Het is niet zo moeilijk ervan uit te gaan dat mensen verheven motieven hebben wat hun werk betreft, zoals andere mensen helpen of bijdragen aan het algemeen belang. Maar veel mensen werken voor brood op de plank om hun gezin te kunnen onderhouden, of om dingen te kunnen doen die ze graag doen.
De grootste les die Green heeft getrokken uit de interviews is dat het goed is als werk een onderdeel vormt van je hele wezen, van wat je tot mens maakt. Eén interview blijft haar zeker bij. Het betreft een interview met Jeni Strand, een personeelsmanager uit Fargo, North-Dakota. Strand merkte op “dat we steeds meer begrip krijgen voor het feit dat we een heel wezen in dienst nemen. We nemen hun gezin in dienst, hun geschiedenis, de dingen die gebeuren in hun leven. We aanvaarden steeds meer dat mensen niet alles achter zich laten bij de deur”. Niemand laat zichzelf achter bij de toegangsdeur bij het betreden van de werkplek. Bij geen van de honderd geïnterviewden was dat het geval. “Dat maakte dit project ook zo interessant voor mij”, aldus Green.
Onze identiteit wordt bepaald door verschillende factoren, en werk is er een belangrijk onderdeel van.

What we learned from interviews with 100 American workers, Adrienne Green and Bourree Lam, The Atlantic, 6 december 2016: www.theatlantic.com

Inside jobs. Hear what American workers have to say about their jobs, The Atlantic: www.theatlantic.com/projects/inside-jobs/

honderd interviews the atlantic

Verslag bijeenkomst over het onbehagen van burgers met Bas Heijne en Gabriël van den Brink

Het onbehagen van burgers beheerst het publieke debat. De ontevreden kiezer zou het vertrouwen in de politieke elite verloren zijn en daardoor naar populistische alternatieven zoeken, treffend geïllustreerd door onder meer de Brexit en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten.

Op 29 november 2016 gingen Bas Heijne en Gabriël van den Brink hierover in gesprek in boekhandel Douwes in Den Haag onder leiding van Thijs Jansen. Beiden hebben een boek over het onbehagen in de maatschappij geschreven.
Van Heijne verscheen in september 2016 Onbehagen. Nieuw licht op de beschaafde mens. Van de Brink publiceerde zijn Onbehagen in de politiek in 1996.

Lees hier het verslag van die bijeenkomst: Twintig jaar Nederlands onbehagen met Bas Heijne en Gabriël van den Brink.

omslag onbehagen

Een vitale democratie delegeert vertrouwen en verantwoordelijkheid naar mensen op de werkvloer

In de column van Hans Goslinga in Trouw over Den Uyl en zijn vooruitziende blik, schrijft hij over de oorzaken van het wegzakken van de Partij van de Arbeid. In de tijd van Den Uyl, zestig jaar geleden, was de PvdA nog sterk met vijftig Kamerzetels. Den Uyls voorganger Willem Drees was als premier begonnen met de opbouw van de verzorgingsstaat. In de tijd van Den Uyl steeg de welvaart en ging er ‘een nieuwe wereld open voor de massa, al was het maar op de bromfiets’.

Bij die materiële voorspoed was volgens Den Uyl wel een fundamentele democratisering geboden om te voorkomen dat de burger vervreemd zou raken van de wereld die hem omringde. De waarschuwing waarmee hij in 1957 zijn visie op de nieuwe opgave van zijn partij besloot, was vooruitziend: ‘Alleen als we de burger de kans geven verantwoordelijkheid te dragen, zal hij niet revolteren’. Den Uyl betoogde ook dat vrijheid pas inhoud krijgt als zij de oneindige waarde van elke mens gestalte geeft. Je kon de gelijkwaardigheid niet afdwingen en met verlies van wezenlijke vrijheid tot uitdrukking brengen, schreef hij. ‘Dan blijft de gelijkheid, doch de waardigheid is verloren’.

Maatschappelijke revolutie

Goslinga vraagt zich of af de fundamentele democratisering die Den Uyl beoogde, is mislukt? Zijn antwoord: “Ik vrees dat het antwoord bevestigend moet zijn. Van verscheidene mensen op de werkvloer hoor ik dat zij de lol in hun werk verliezen door een doorgedraaide verantwoordingsplicht, die hen berooft van hun autonomie, beroepseer en zelfrespect, en die bovendien een papieren werkelijkheid creëert die zich steeds verder verwijdert van de sociale werkelijkheid. Niet het vertrouwen regeert, maar het wantrouwen.
Het probleem reikt dus verder dan de formele kaders van de democratie. Het heeft dan ook weinig zin de oplossingen in vormen van directe democratie te zoeken – dat is een halve eeuw lang vruchteloos geprobeerd. Niet een politieke revolte, aangedreven door tinnegieters en klaplopers, is nodig, maar een maatschappelijke revolutie die vertrouwen en verantwoordelijkheid delegeert naar de mensen op de werkvloer en zo bijdraagt aan een sterk burgerethos, dat een onmisbare voorwaarde is voor een vitale democratie”.

Lees de hele column van Hans Goslinga, Den Uyl zag revolte al van ver aankomen, Trouw, 11 december 2016: www.trouw.nl