Skip to main content

Redactie Beroepseer

Tjeenk Willink in toespraak: ‘Maak mensen niet ondergeschikt aan systeem’

herman tjeenk willink thumb 2“Het bestuur is te veel in zichzelf gekeerd; macht heeft tegenmacht nodig”, aldus minister van staat Herman Tjeenk Willink in zijn toespraak op de Bestuurdersdag van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in Nieuwegein op 1 december 2017. De dag stond in het teken van samenwerking met het nieuwe kabinet. Motto was: De vrijblijvendheid voorbij..

Tjeenk Willink was uitgenodigd te komen spreken vanwege de bijlage bij zijn eindverslag als informateur. Eind mei 2017 kreeg hij de opdracht de kabinetsformatie vlot te trekken.  Hij nam toen het stokje over van minister Edith Schippers die vergeefs had geprobeerd een kabinet te vormen. De bijlage van zijn eindverslag heeft als onderwerp uitvoerbaarheid en uitvoering van nieuw beleid.

Tjeen Willink begint zijn speech met:“Ik weet niet hoe het met u is, maar mij bekruipt zo nu en dan het groeiende en onrustige gevoel, zoniet de overtuiging, dat het beleid dat we voeren onvoldoende oplossingen biedt voor de fundamentele problemen waarvoor we nu staan. Het moge dan op dit moment volgens de CPB*) modellen financieel-economisch goed gaan, de oorzaken van de grote maatschappelijke problemen zijn totnutoe onvoldoende aangepakt. Voorbeelden zijn bekend, ze speelden in de kabinetsformatie een belangrijke rol: klimaat, burgers met een stapeling van problemen, scheidslijnen in de samenleving die scherper worden, de steeds onevenwichtiger verhouding tussen kapitaal en arbeid met als gevolg nieuwe vormen van uitbuiting, het informatie-monopolie van al dan niet grote internationale bedrijven, de geopolitieke situatie en de positie van Europa, om maar de voornaamste te noemen.

Om die problemen daadwerkelijk aan te pakken, daarop een visie te ontwikkelen, moeten bestaande patronen en machtsverhoudingen worden doorbroken. Maar dat lukt niet, vooral niet omdat ons politiek bestuurlijk stelsel zelf-referentiële trekken heeft gekregen, nogal naar binnen gekeerd is geraakt. Komt het daardoor dat een gevoel van urgentie bij de overheid zelf lijkt te ontbreken? Wat de overheid doet, moet of kan, is in belangrijke mate afhankelijk van hoe de overheid functioneert. En dat functioneren zelf levert problemen op.
Zij tast de geloofwaardigheid van de overheid aan. De reactie daarop in de laatste decennia bij de nationale overheid, want daar heb ik het hier in belangrijke mate over, is niet geweest: we lossen die problemen in het functioneren op, maar we schuiven de problemen weg: de verzelfstandiging, privatisering, decentralisatie en het inmiddels weer in onbruik geraakte woord participatiesamenleving”.

De politiek weet niet meer wat de eigen functie is

“De crisis in de democratische rechtsstaat is geen bestuurlijke crisis die met organisatorische maatregelen en reorganisatie hier en een betere manager daar, kan worden opgelost. Al is die suggestie de afgelopen decennia wel gewekt. De crisis is vooral een politieke crisis. De politiek weet niet, of niet meer, wat de eigen functie is en is daardoor sterk afhankelijk geraakt van en georiënteerd op het bestuur. Voor de meeste politici is politiek vooral besturen en besturen vooral regelen. Maar de politieke functie houdt iets anders en meer in. Het steeds opnieuw bepalen wat het algemeen belang vereist, het toedelen van waarden, inhoudelijke keuzes maken. En daarom zijn nodig visies waar het met de maatschappij heen moet en de rol van de overheid daarin.

En open politiek debat, want er zijn meerdere visies, democratie is immers diversiteit. Kennis van de grenzen die democatie en rechtsstaat trekken. Maar de politieke visies zijn verwaterd. Vaak ingewisseld voor financieel-economische overwegingen. Het open politiek debat, met inhoudelijke argumenten en tegenargumenten is sterk beperkt.
De kennis van politici en bestuurders van de grenzen die democratie en rechtsstaat trekken, ontbreekt vaak.
En dat gebrek aan kennis wordt niet meer gecorrigeerd door ambtenaren, journalisten en wetenschappers. De politieke crisis is in belangrijke mate afgewenteld op het bestuur, en dan in het bijzonder op de ambtelijke organisatie en publieke diensten, op andere overheden en op burgers. Dus de civil society”

Tjeenk Willink doet een aantal aanbevelingen om de uitholling van de politiek tegen te gaan, beschreven in de bijlage van mijn eindverslag die gaat over uitvoerbaarheid en uitvoering van nieuw beleid, de ruimte voor professionals op de werkvloer en de resultaten van beleid met effecten en neveneffecten voor burgers. In de bijlage gaat het om een drietal zaken die ook voor de lokale bestuurders van belang zijn.
Over die professionele ruimte merkt hij op dat de ruimte die Den Haag steeds meer aan uitvoering biedt, vaak helemaal niet terecht komt bij de professionals op de werkvloer, maar door anderen wordt ingevuld: verzekeraars, inspecties, financiële controleurs, beroepsgroepen of managers in de eigen organisatie.

In zijn toespraak vat Tjeenk Williink in een notendop de essentie samen van de democratische rechtsstaat, politieke verantwoordelijkheid, functies, beleid, uitvoering en de effecten en neveneffecten voor burgers. Kortom, we krijgen heldere uitleg en tips over hoe onze staat en samenleving het beste kunnen functioneren.

Duur van de video met de toespraak van Herman Tjeenk Willink: 20 min.

Noot
*) Centraal Planbureau levert wetenschappelijke kennis en inzichten aan de overheid nodig voor het voeren van actief economisch beleid.

Interview met William Voorberg: ‘De participatiesamenleving leidt tot groeiende ongelijkheid’

In zijn eerste troonrede, op Prinsjesdag 17 september 2013, had koning Willem-Alexander het over de ‘participatiesamenleving’: “Het is onmiskenbaar dat mensen in onze huidige netwerk- en informatiesamenleving mondiger en zelfstandiger zijn dan vroeger. Gecombineerd met de noodzaak om het tekort van de overheid terug te dringen, leidt dit ertoe dat de klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving. Van iedereen die dat kan, wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving”.

Leven we anno 2017 in een participatiesamenleving? Volgens bestuurskundige Willam Voorberg is op deze vraag het antwoord negatief. Voorberg promoveerde in het najaar van 2017 op een studie naar co-creatie en burgerparticipatie. Titel proefschrift: Co-creation and co-production as a strategy for public service innovation. Voorberg is coördinator van de Erasmus Governance Design Studio, dat oplossingen zoekt voor vraagstukken op het snijvlak van wetenschap en praktijk.

Participatie is niet automatisch goed

Geert Maarse interviewde Voorberg voor Erasmus Magazine (EM), het onafhankelijke, journalistieke magazine van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Maarse’s eerste vraag betreft het tijdstip waarop de komst van de participatiemaatschappij werd aangekondigd. Waarom precies toen?

Voorberg: “Ik zou niet zeggen dat hij aangekondigd werd. Het is meer zo dat er een reeds bestaande ontwikkeling benoemd werd. In de bestuurskunde kennen we drie paradigma’s die beschrijven hoe overheidsbeleid tot stand komt.
In Nederland stonden we lange tijd bekend om onze verzorgingsstaat: Vadertje Staat zorgde voor je, of het nou om je veiligheid of om je gezondheid ging. Dat model kwam in de jaren negentig fors onder druk te staan, omdat het zou leiden tot bureaucratie, trage besluitvorming en hoge kosten.
Toen werd een tweede vorm geïntroduceerd: het marktdenken. Dat manifesteerde zich in Nederland het duidelijkst in de zorg: het ziekenfonds werd afgeschaft en private zorgverzekeraars gingen met elkaar concurreren. De burger werd een klant. Maar ook dat had nadelen: het slaat de publieke dienstverlening plat en alles draait ineens om efficiëntie en geld verdienen.
Men dacht: er moet een andere relatie met die burger mogelijk zijn. Niet iedere burger wil in dezelfde mal gepropt worden. Hij weet heel goed hoe hij een probleem moet oplossen, of kan anderen daar zelfs bij helpen. Daar zag je al jaren tekenen van en bestuurskundigen omschreven dat als New Public Governance. De financiële crisis vormde vervolgens de perfecte window of opportunity om die participatiesamenleving ook publiekelijk te lanceren. Het geld was op, ruimte dus voor een nieuwe manier van beleid maken. Want ook dat is de participatiesamenleving: een bezuinigingsoperatie”.

Sindsdien moet de burger actief meedoen, participeren en co-creëren. Wat betekent dat?

“Ik gebruik graag de metafoor van een band. Dave Grohl, oud-drummer van Nirvana en zanger van de Foo Fighters, heeft eens uitgelegd hoe hij liedjes schrijft. Hij komt met een idee en daarmee gaat ie naar de andere bandleden toe. Dan trekt iedereen dat idee met zijn talenten en vaardigheden in zijn eigen richting. En daarmee wordt het iets waar ze zich allemaal eigenaar van voelen. Dat is in mijn optiek co-creatie: iemand neemt een initiatief – dat kan een burger zijn, maar ook de overheid – en zoekt daar andere partijen bij om iets tot stand te brengen dat nuttig is voor iedereen”.

Maar dat was dus niets nieuws?

“Nou, wat nieuw is, is dat de betrokken burger sindsdien ruimte krijgt om zelf ideeën te ontwikkelen. Bijvoorbeeld dat er een stuk grond braak ligt en dat je niet meer door een hele bureaucratische molen moet om daar een moestuin te beginnen. Sterker nog, soms ligt er al een budget klaar. Daarnaast zie je dat burgers steeds meer betrokken worden bij de gemeentelijke besluitvorming. In Rotterdam had je bijvoorbeeld het Stadsinitiatief, waarbij burgers konden kiezen uit een aantal beeldbepalende projecten. Dat heeft een schaatsbaan en de luchtsingel opgeleverd”.

Het wemelt van de fans over deze nieuwe samenlevingsvorm. Hoor jij daarbij?

“Ik ben redelijk cynisch, vooral over de uitwerking”.

Voorberg legt uit dat de belofte dat iedereen mag meedoen en meepraten niet is ingelost: “Het gaat vaak om hippe initiatieven – moestuinen voor de wijk, speeltuinen voor stadskinderen – die een enorme uitsluitende werking hebben. Het zijn steevast dezelfde mensen die aan de slag gaan met dit soort burgerinitiatieven. Die weten hoe dit werkt en waar je de potjes met geld kunt vinden. Ze zijn hoogopgeleid, linksgeoriënteerd en hebben de sociaal-economische status om hier hun tijd in te kunnen investeren. Dat laatste heb je nodig. Ga maar na, als jij een alleenstaande ouder bent die amper zijn vaste lasten bij elkaar kan verdienen, ga je je niet bezig houden met de herinrichting van de straat. En als je een advocaat bent die zestig uur per week werkt ook niet trouwens”.

Participatie is niet automatisch goed. Wat Voorberg betreft is het tijd voor overheden om echt professioneel met burgerparticipatie aan de slag te gaan.

Lees het hele interview met William Voorberg door Geert Maarse: ‘De participatiesamenleving leidt tot groeiende ongelijkheid’, Erasmus Magazine, 5 december 2017: www.erasmusmagazine.nl

Nieuwe uitgave van Flip the system – een manifest van leraren. Internationale invloed groeit

omslag flip the system ukDe laatste week van november 2017 is het boek Flip the system UK: A teacher’s manifesto gelanceerd in Groot-Brittannië. Er was lang uitgezien naar deze door Het alternatief en Flip the sytem geïnspireerde Britse versie.
Er is twee jaar aan het boek gewerkt. Redacteuren zijn Lucy Rycroft-Smith, van oorsprong lerares en thans werkzaam als onderzoeker bij Cambridge Mathematics, en Jean-Louis Dutaut, leraar burgerschap, media en politiek en voormalig hoofd van een basisschool.

Steeds internationaler

In de zomer van 2015 was al Flip the system verschenen, de internationale versie van het in 2013 verschenen boek Het alternatief – Weg met de afrekencultuur in het ondewijs! onder redactie van René Kneyber en Jelmer Evers.
De conclusies van dit boek zijn nog even relevant als vier jaar geleden, de aanbevelingen worden steeds actueler. Wereldwijd is er een trend naar professionalisering van het onderwijs. Als reactie op dat proces komen leraren op voor hun beroep. In plaats van door te gaan met de van bovenaf opgelegde economische benadering van het onderwijs met nadruk op toetsen, cijfers en protocollen, kiezen zij voor de democratische benadering, voor collectieve autonomie voor leraren, en een systeem waarin leiderschap en bestuur dienend zijn in plaats van leidend. Deze collectieve autonomie voor leraren vooronderstelt een omkering, of flip van het systeem. Het gaat om de regie van het onderwijs zelf in handen nemen in plaats van slechts uitvoerder te zijn van wat beleidsmakers voor plannen bedenken. Zie onderaan een gescande pagina uit Het alternatief met uitleg van de kern van flip the system.

Flip the system UK gaat over het Britse onderwijsstelsel. Het behandelt niet alleen de problemen, maar biedt ook oplossingen. Het manifest is bedoeld als blauwdruk voor een wezenlijke verandering. Met deze uitgave is de internationalisering van het streven naar flip the system weer een stap verder gekomen. In februari 2017 verscheen een Zweedse Flip the system en een Australische editie is in de maak. Lucy Rycroft-Smith daarover in een interview: “We luisteren naar elkaar en we leren van elkaar over hoe we druk moeten uitoefenen op politici en beleidsmakers om het onderwijsstelsel beter, rechtvaardiger en bestendiger te maken. We moeten ophouden met het ziekmakende onderwijsstelsel waarin leraren opbranden en hun beroep vaarwel zeggen. Het is nodig krachtige netwerken op te bouwen voor ons mooie beroep”.

Flip the system UK biedt een kans, aldus Dutaut, op doordacht, rationeel onderwijsbeleid: “We hebben niet een manifest gemaakt omdat we denken dat we Marx en Engels zijn. Het boek gaat ook niet over linkse of rechtse politiek, hoewel we geloven dat de partij die het manifest als eerste omarmt de eerste zal zijn die het lerarenberoep terugwint. Het gaat om democratie en zelfbeschikkingsvermogen, handelend vermogen en professionaliteit”.
Het boek is ook geen verhandeling over traditioneel of progressief onderwijs: “Je bezig houden met de filosofie van het onderwijs vinden we noodzakelijk voor de professionele leraar. Je richting daarin bepalen, op welke manier dan ook – zelfs neutraal blijven kan – is een kenmerk van die professionaliteit. Maar het systeem kent die noodzaak niet. Het kan beide omarmen en nog andere richtingen kiezen. Dat het debat zo verbeten is, is het directe gevolg van de zwakke positie van de leraar. We proberen de controle te krijgen, soms over onze collega’s. We gaan naast politici staan om ook macht te krijgen. Politici buiten dat uit. Dat is niet democratisch”. Dutaut wijst erop dat hij en Rycroft-Smith soms totaal van mening verschillen met elkaar, maar dat ze er desondanks in geslaagd zijn een boek te publiceren. “Stel je eens voor wat dat voor ons beroep zou kunnen betekenen!”.

reeks alternatief flipping the system

Vertrouwen als kenmerk van professionaliteit

Lucy Rycroft-Smith: “Het boek biedt gevarieerde oplossingen, van ethische gedragscodes tot democratische besluitvorming, van gemeenschappelijk onderzoek tot collectieve professionele ontwikkeling, maar de leidraad daarbij is professioneel vertrouwen. Natuurlijk is het zo dat scholen niet in een vacuüm opereren, maar er zijn twee externe hoofdfactoren die daartoe wel kunnen leiden. Ten eerste zijn scholen instellingen die middenin de samenleving staan. Tenzij jouw visie op professionaliteit zich ook richt op een open en transparante samenwerking met de gemeenschap, zal het effect van teruggeven van controle in het klaslokaal aan de leraren van geringe betekenis zijn”.
De andere factor betreft overheidsbeleid dat eenzijdig is gericht op succesmaatregelen en druk van de onderwijsinspectie. Ze dragen bij aan beperkende mogelijkheden een school te laten besturen door de school zelf. Nodig is een moedige regering die zegt wat wel en niet prioriteit heeft. De oplossing is dezelfde als hierboven genoemd, aldus Lucy Rycroft-Smith: “Tot op zekere hoogte kan werken met de gemeenschap aan het uitstippelen van een heldere visie fungeren als een buffer tegen strikte regelgeving. Even belangrijk is professioneel vertrouwen opbouwen. Dan ben je minder geneigd toe te geven aan externe druk en slaag je er beter in met je collega’s de druk te weerstaan. Als dat gebeurt moeten beleidsmakers wel luisteren en zich openstellen”

Het manifest moet ertoe leiden dat leraren en schoolhoofden meer controle krijgen over hun eigen school en klaslokaal. Hoe meer scholen meedoen, des te onvermijdelijker zal het schoolsysteem flip. Als dat gebeurt, zal men beseffen wat dat in feite betekent. De leraar zal dan niet langer het gevoel hebben dat hij bezig is met goed werk ondanks het systeem.

Volgens de redacteuren is lesgeven een politieke daad, gebaseerd op het politieke besluit dat een opgeleide burgerij goed is voor iedereen. We kunnen ons allemaal een maatschappij voorstellen waarin een ander politiek besluit is genomen. We hoeven daarvoor niet ver te kijken.

De redacteuren van Flip the system UK vinden het van vitaal belang dat leraren en schooldirecteuren in dit opzicht een politiek standpunt innemen en zich bemoeien met het invullen van het schoolprogramma. Ter ondersteuning is het nodig netwerken op te bouwen om doelen te bereiken. Dutaut: “Wij vinden dat leraren er zijn om de democratische manier van zijn vorm te geven – meningen baseren op feiten, discussiëren met argumenten en overredingskracht, samenleven op een vreedzame manier en altijd zoeken naar garanties voor aandacht en betrokkenheid”.

Flipping the education system [interview], Lucy Rycroft-Smith and ​Jean-Louis Dutaut, Innovate my school, 27 november 2017: www.innovatemyschool.com

Flip the System UK. A Teacher´s Manifesto, uitgave van Routledge Taylor & Francis Group, 262 p., 2017: www.routledge.com


flip the system schema kneyber evers

Pagina 270 uit Het alternatief: weg met de afrekencultuur in het onderwijs! René Kneyber en Jelmer Evers (red.). Klik hier

Interview met Steven de Waal over maatschappelijk ondernemen, burgerkracht en publiek leiderschap

Steven de Waal (1955) is oprichter en voorzitter van Public SPACE Foundation, een onafhankelijke denktank met doel een maatschappelijke bijdrage te leveren aan het beter functioneren van de publieke sector. In 2000 introduceerde hij het concept van maatschappelijk ondernemen. In een gesprek met Maurits Hoenders legt hij uit wat hij daaronder verstaat: de private non-profit organisatie met publieke dienstverlening zoals ziekenhuizen, woningcorporaties, scholen, universiteiten, publieke omroepverenigingen en pensioenfondsen. Ze hebben een uniek Nederlandse constructie, voortgekomen uit burgerinitiatief van meer dan honderd jaar geleden

Bij alles wat De Waal doet staat de vraag centraal: Hoe kan je burgers zelf initiatief laten nemen en daarmee op hun manier en vanuit hun drijfveren laten bijdragen aan de samenleving en the common good? Hij pleit ervoor de private non-profitorganisatie dichter bij de burger te brengen: “Er is een beweging gaande van burgers die steeds meer het heft in eigen handen neemt en zelf gaat organiseren. Kijk naar de zorg-, energie- en woningcoöperaties die als paddenstoelen uit de grond schieten. Moderne technieken kunnen deze ontwikkeling faciliteren en versterken“.

Nieuwe maatschappelijke elite

Nieuwe technieken helpen burgers elkaar te vinden en diensten, goederen en informatie uit te wisselen. Uit onderzoek blijkt dat niet de huidige bestuurlijke elite, maar een nieuwe, maatschappelijke elite voorloper is in deze trend. Deze maatschappelijke elite probeert zich breed te organiseren en zoveel mogelijk mensen te betrekken en mee te krijgen.
De Waal: “Ik pleit voor een partnerschap tussen overheid, maatschappelijke ondernemingen en burgers die samen op zoek gaan naar het publiek belang en dat van meerwaarde is voor de samenleving. Ik wil af van de, in mijn ogen, regenteske, paternalistische houding van de overheid. Dat vraagt om publiek leiderschap”.
Bij Publiek leiderschap draait het om een waardengedreven visie, om persoonlijke keuzes en kunnen uitleggen hoe je tot die keuze bent gekomen. Voor ambtenaren is dit lastig, aldus De Waal, en dat komt vooral door de houding van de politiek: “Veel politici zijn onzeker over hun positie en verbieden ambtenaren al twintig jaar om zich te mengen in publiek debat. De deskundigste ambtenaren mogen niet publiekelijk verantwoording afleggen, waardoor politici, zonder verstand van zaken, het publieke debat kunnen sturen. In Angelsaksische landen gaat dat heel anders. Daar worden hoge ambtenaren direct door de volksvertegenwoordiging ter publieke verantwoording geroepen. Die mogelijkheid zou ik ook in Nederland graag zien, dat zal hun publiek leiderschap stimuleren”.

Klik hier voor interview met Steven de Waalsteven de waal kl

Steven de Waal: Ik pleit voor een partnerschap tussen overheid, maatschappelijke ondernemingen en burgers die samen op zoek gaan naar het publieke belang

 

Mediaprofessionals geven hun visie op medialandschap anno 2025 ter gelegenheid van 50 jaar LOF fonds

Het Lucas-Ooms Fonds (LOF) bestaat vijftig jaar. Om dat jubileum te vieren vroeg het fonds vijftig mediaprofessionals om hun visie op het medialandschap in het jaar 2025*). Geen gekke vraag, gelet op de razendsnelle ontwikkelingen in de mediawereld.

Het LOF werd in 1967 opgericht en komt voort uit het legaat van mevrouw C. Ooms–Luiken, de weduwe van C.P Ooms. Ooms en J.W. Lucas waren de directeuren van drukkerij en uitgeverij De Spaarnestad in Haarlem. Het LOF is met de uitreiking van de jaarlijkse vakprijzen – de Mercurs – en subsidies voor nieuwe projecten al een halve eeuw stimulator van tijdschriften en tijdschriftjournalistiek. Het vak heeft in vijftig jaar uiteraard een enorme metamorfose ondergaan. LOF richt daarom op het stimuleren van tijdschriftjournalistiek in de breedste en modernste zin van het woord: in schrift en beeld, in print en digitaal.

Het tijdschrift voor journalistiek Villamedia heeft uit de vijftig bijdragen van mediaprofessionals een keuze van negen gemaakt. Zes daarvan zijn te lezen op de site, drie volgen nog:

  1. Peter de Mönnink, CEO van Sanoma-uitgeversconcern, CEO van SBS en CCO van Talpa: “Media, is, was en blijft ‘all about content’, maar de context verandert sterk. […] Uitgangspunt bij het creëren van content is nog altijd dat het gedachtengoed van de makers wordt gezien, gelezen en/of beluisterd”.
  2. Pieter Zwart, data-journalist bij Voetbal International (VI) en bij voetbal-analysesite Catenaccio. Zwart was in 2016 de Mercur BeLOFte van het Jaar, een prijs die wordt toegekend aan opkomend talent: “Als communicatievorm heeft de televisie in 2025 afgedaan. Ik voorzie een uitbouw van investeringen in mobiele applicaties en dus een doorontwikkeling van nu al bestaande trends. Google floreert, De Telegraaf – en dus de krantenjongen – bestaat nog, maar John de Mol zal zijn gedroomde mediaconcern dan niet gerealiseerd hebben”.
  3. Patrick Swart, directeur WPG Uitgevers: “Uitgevers bieden naast content vooral context. Zij worden voorlopers in contextual publishing waarbij het naast de inhoud vooral om de context van het individu gaat. Dit betekent dat inhoud altijd gekoppeld is aan een individu en zijn of haar specifieke situatie of behoefte. Kortom Context is King”.
  4. Jeroen Smit, journalist, schrijver: “In 2025 heeft iedere gemeente op z’n minst een ‘journalistenpraktijk’. Zoals huisartsen zich vanuit hun praktijk ontfermen over de fysieke gezondheid van een gemeenschap zo zullen duizenden journalisten zich net als sociale ondernemers ontfermen over de kwaliteit van kennisuitwisseling in hun gemeente”.
  5. Jildou van der Bijl, algemeen hoofdredacteur LINDA en creatief directeur Mood for Magazines; winnaar Mercur d’Or/LOF-prijs 2015. Van der Bijl interviewt haar zoon van veertien over het toekomstig medialandschap: “Media zullen de jongste generatie moeten volgen”.
  6. Rob Koghee, oprichter van New Skool Media: “General interest zal in hard tempo steeds verder afkalven. Special interest is een veel langer leven beschoren. Je neemt niet zo snel afstand van je hobby of je passie. En de (gratis) media-alternatieven op het web voor special interest zijn dunner gezaaid”.

*) Jubileumuitgave LOF: Media in 2025. November 2017. Meer dan 50 mediaprofessionals filosoferen over de media in 2025. https://issuu.com/mark3670/docs/lof2017_web-2

LOF-visies, Villa Media, 30 november 2017: www.villamedia.nl

Op 14 december 2017 worden voor de twintigste keer de jaarlijkse LOF-prijzen uitgereikt in het De la Mar Theater in Amsterdam. Het programma begint om 19.45 u. Om 20.30 u is de feestelijke uitreiking. Presentator is Beau van Erven Dorens.

Lucas Ooms Fonds: www.lucasoomsfonds.nl

De Mercur d’Or, LOF-prijs voor Magazine: www.lucasoomsfonds.nl/lof-prijzen/

Mercur -prijzen: https://mercurs.nl/

Zes misvattingen in debat over verengelsing van hoger onderwijs. Universiteiten hebben wel degelijk een keus

In Science Guide, het digitale nieuwsmagazine voor de kennissector, schrijft Felix Huygen over verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland. Eerder schreef hij over het onderwerp in de Volkskrant waarin opgeroepen werd de petitie van BON tegen verengelsing te steunen. Daarop werd massaal gereageerd: meer dan zesduizend handtekeningen binnen een paar dagen tijd. Huygen is classicus en hoofdredacteur van het tijdschrift Vakwerk van de lerarenvereniging Beter Onderwijs Nederland.

Alom heerst de opvatting als zou de opmars van het Engels in het hoger onderwijs onvermijdelijk zijn. Deze ontwikkeling zou niet tegen te houden zijn, de wereld globaliseert immers in rap tempo. Volgens Huygen is dat een misvatting. Hij schrijft:

“Bestuurders die verdere verengelsing bepleiten, benadrukken voortdurend dat ze het Nederlands heus heel belangrijk vinden, maar dat de internationalisering nu eenmaal voortschrijdt en dat Nederland niet kan achterblijven. Kortom, het TINA-denken (there is no alternative), een handige retorische strategie die suggereert dat onze handen gebonden zijn.

Het tegendeel is het geval. Het Nederlandse hoger onderwijs stond ook in de jaren negentig internationaal goed aangeschreven, terwijl het onderwijs vrijwel geheel Nederlandstalig was. Er werd toch toonaangevend onderzoek gepubliceerd (vaak in het Engels), studenten lazen zonder problemen Engelstalige studieboeken, en jawel, er zaten ook buitenlandse studenten in de collegezaal. Ook het Vlaamse hoger onderwijs , waar vandaag de dag slechts 2 procent van de bacheloropleidingen en 22 procent van de masteropleidingen Engelstalig zijn (in Nederland zijn deze cijfers respectievelijk 20 en 70 procent), heeft over het algemeen een goede reputatie.

Er is in de meeste gevallen dus geen sprake van een (inhoudelijke) noodzaak tot invoering van het Engels als instructietaal, een voorwaarde die artikel 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs stelt. De massale verengelsing is daarmee niet alleen vermijdbaar, maar zelfs in strijd met de wet.

Gebrek aan realiteitszin

De tweede misvatting luidt: Als docenten en studenten een paar cursussen Engels doen, is het probleem opgelost.

Volgens Huygen zijn er twee problemen zijn deze stelling: “Ten eerste: waarom zou je dan éérst zeventig procent van de universitaire masters Engelstalig maken, evenals een sterk toenemend aantal bacheloropleidingen, en daarna pas taaleisen stellen? Dat is toch het paard achter de wagen spannen? Veel logischer zou het zijn om eerst een hoog minimumniveau te eisen van docenten en studenten voordat ze mogen doceren aan, respectievelijk instromen in, een Engelstalige opleiding.

Maar los hiervan getuigt deze stelling van een gebrek aan realiteitszin. Nederlandse eerstejaarsstudenten beschikken naar schatting over een veertig procent lagere woordenschat in het Engels dan in hun moedertaal. Is er iemand die gelooft dat deze gigantische kloof met een paar cursussen kan worden overbrugd?

Wat betreft de actieve woordenschat is deze kloof nog veel groter. Het zou jaren van onderdompeling in een omgeving van native speakers vergen om het Engels van docenten en studenten op een dergelijk niveau te krijgen, tijd die er in het hoger onderwijs niet is. Als ik voor mezelf spreek: het lezen van complexe teksten in het Engels vormde vaak niet zo’n probleem, maar me op academisch niveau in deze taal uitdrukken ging me allerbelabberdst af. Als ik als student een complexe gedachte wilde uiten, kwam ik in het Engels totaal niet uit mijn woorden, waardoor iedere nuance verloren ging. Voor de meeste van mijn medestudenten gold hetzelfde, wat de discussie – tijdens de Nederlandstalige bachelor nog zeer levendig – doodsloeg.

Het hoeft dan ook geen verbazing te wekken dat overschakeling op het Engels als instructietaal in het hoger onderwijs volgens de KNAW leidt tot dertig procent kwaliteitsverlies. Alleen door het onderwijs in principe in de moedertaal te laten plaatsvinden – tenzij er goede inhoudelijke redenen zijn om voor een andere taal te kiezen – garandeer je dat het niveau van het onderwijs op peil blijft”.

Er zijn nog meer misvattingen, in totaal zes. Lees het hele artikel van Felix Huygen: Misvattingen in het debat over verengelsing, Science Guide, 24 november 2017: www.scienceguide.nl

Petitie voor taalrijk hoger onderwijs, tegen taalverschraling door verengelsing, Beter Onderwijs Nederland, 28 juni 2017: www.beteronderwijsnederland.nl

BON bereidt rechtszaak tegen Nederlandse staat voor inzake verengelsing hoger onderwijs, Beter Onderwijs Nederland, 20 mei 2017: www.beteronderwijsnederland.nl

Opinie: Engels als voertaal vernielt het hoger onderwijs, Felix Huygen, de Volkskant, 28 juni 2017: www.volkskrant.nl

Niet minder maar meer Engels in het onderwijs, Marc van Oostendorp, NRC, 5 juli 2017: www.nrc.nl

Over Nederlands Wetenschappelijk Onderwijs in het Engels, door Paul Kirschner, Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 4 juli 2017: https://onderzoekonderwijs.net

 

U P D A T E

Overstap op volledig Nederlandstalig onderwijs gaat ten koste van welvaart, door Dirk Wolthekker, Folia, 8 oktober 2024: www.folia.nl

Het Nederlands wordt afgeschaft. Videogesprek van Jelle van Baardewijk met filosoof en BON oprichter Ad Verbrugge over de staat van het Nederlands onderwijs. De Nieuwe Wereld, 29 oktober 2022: www.youtube.com/watch?v=970fbsoN_t8

Video: Studium Generale Universiteit Maastricht op 19 oktober 2022 – Lezing en discussie Verengelsing in het hoger onderwijs met prof. dr. Lotte Jensen en prof. dr. Abram de Swaan: www.youtube.com/watch?v=m3KNnEWjBOc

Effecten van Engels als voertaal in het hoger onderwijs, Kohnstamm Instituut, juni 2021: https://kohnstamminstituut.nl/rapport/effecten-van-engels-als-voertaal-in-het-hoger-onderwijs/

Eerste Kamer vindt Engelstalige opleidingen controversieel, Ad Valvas, 3 februari 2021: www.advalvas.vu.nl

Blijkt Engelstalig onderwijs nu toch echt nadelig voor studieresultaten? door Anna Ranzijn, Het Parool, 14 juli 2020: www.parool.nl

‘De verengelsing op de universiteit schiet zijn doel volledig voorbij’,  door Eline Burgman, Erasmus Magazine, 5 februari 2020: www.erasmusmagazine.nl

Het hoger onderwijs mag niet in zijn eentje verengelsen, door Marc Oostendorp, Neerlandistiek, 8 april 2019: https://neerlandistiek.nl

Rechtszaak tegen Engelstalige opleidingen, door HOP, DUB (Universiteit Utrecht), 9 maart 2018: www.dub.uu.nl

Een Engelstalige universiteit is een provinciale universiteit, door Ger Groot, Trouw, 2 februari 2018: www.trouw.nl

Heel Nederland, de universiteit voorop, lijdt aan de Engelse ziekte, door Jean Pierre Rawie, Dagblad van het Noorden, 6 januari 2018: https://www.dvhn.nl/meningen/Heel-Nederland-de-universiteit-voorop-lijdt-aan-de-Engelse-ziekte-22798703.html (Niet meer beschikbaar)

Opinie – Studie Nederlandse taal en cultuur kan niet meer op het hoogste niveau beoefend worden, Lotte Jensen, De Volkskrant, 15 december 2017: www.volkskrant.nl

tweet thijs broer

tweet student nederlands

tweet bezorgd engels universiteit

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Alan Ralston over decentrale maten en vertrouwen in samenwerking tussen professional, instelling en patiënt in de GGZ

tweet klink ggzIn de blog Inkoppen voor Arts & Auto schrijft Alan Ralston psychiater, filosoof en voortrekker van Beroepseer, over een niet-alledaags voorval: “Dat een ex-minister van Volksgezondheid je een puntgave voorzet geeft, panklaar, inknikken maar. Ab Klink tweette, in reactie op de berichtgeving rond Momentum (over moeizame communicatie/non-onderhandeling t.o.v. een nog ongecontracteerde aanbieder die lager wilde gaan dan het geboden tarief) dat hij zich goed kan verplaatsen in het probleem dat het bij de GGZ lastiger is om greep te krijgen op wat ‘goede zorg’ is en de suggestie dat ‘de bal daarvoor bij de psychiaters ligt’. Waarvoor dank! Als ooit veelbelovende rechtsbuiten (MVV jeugd toen Bert van Marwijk nog in het eerste voetbalde en ons in de C-tjes trainde, samen met de onnavolgbare dribbelaar annex levensgenieter Willy van Bommel, ken uw klassiekers) mag ik graag een voetbalmetafoor bezigen.

Nou moet ik wel zeggen dat ik wel wat in de war ben, want ligt de bal nu op onze helft, terwijl Ab, Ruben en Wim op de andere helft de messen slijpen? Of staan ze aan onze zijde en hebben ze ons net op links, of nee wacht, centrum rechts, in de diepte weggestoken? Dat puntje over ‘een beetje meer zelfreflectie misschien’ suggereert een oppositionele opstelling, maar ik heb op het veld ergere dingen naar mijn hoofd geslingerd gekregen, niet in het minst van medespelers. Dus ik ga ervan uit dat we één team zijn, met Ab als veteraan in de klassieke speler-coach modus, ons aansporend tot meer trainingsarbeid zodat we op de wedstrijddag de bal van professionalisme met onze transparante techniek in het goudomrande doel van ‘de beste kwaliteit voor de laagste prijs’ kunnen peren. Ik doe mee!

Genoeg gekkigheid: het enige wat deze vraag met voetbal te maken heeft is dat er miljarden mee gemoeid zijn. Kwaliteit zodanig kunnen operationaliseren dat we als maatschappij onze zorg daarop kunnen afstemmen, dat is de kip met de gouden eieren. Nu is de stelling dat dat voor de GGZ iets anders ligt dan voor de rest van de geneeskunde. Dat is eerder een gradueel dan een absoluut verschil, maar desalniettemin is dat verschil relevant.

Interessant is dat de vragen van Klink epistemische prioriteiten lijken te herbergen, oftewel: voorkeuren waarmee je de werkelijkheid in kaart brengt. Dus voor het definiëren van ‘goede zorg’, kunnen we afleiden, is helderheid en meer vastigheid nodig met betrekking tot diagnoses; meer duidelijkheid over zorgzwaarte; een minder groot placebo-effect, en minder subjectieve uitkomsten.

Nu wilde ik net die handschoen oprapen, toen ik me realiseerde dat de GGZ al járen probeert om juist aan deze epistemische normen te voldoen, via prioritering van de DSM in de vertaling van diagnose via classificatie naar bekostiging, objectivering van behandeluitkomsten door ROM, zorgzwaarte-indicatoren etc. Ik heb zelfs van sommige collega’s af en toe de indruk dat ze het placebo-effect actief proberen te bestrijden, maar dat zeg ik ze alleen tijdens de intervisie.

Het zijn echt niet de minste geesten die zich hiermee hebben beziggehouden, en desalniettemin lijken we beperkte vooruitgang te boeken: ROM is voor het doel van benchmarking t.b.v. zorginkoop vooralsnog (en volgens velen principieel) ongeschikt, de DSM is zowel in wetenschappelijk opzicht als in de rol van sturingsinstrument in zwaar weer gekomen, en ook het beoogde ‘Engelse model’ gestoeld op o.a. zorgzwaarte-indicatoren, is inmiddels door de RCP op inhoudelijke gronden afgewezen.

Is de informatie valide?

Ondertussen zijn we op zijn minst, als je o.a. ‘Zinnige Zorg’ meerekent, een jaar of 20 bezig vat te krijgen op kwaliteit. Maar tot nu toe doen we dat dus globaal langs de meetlat van deze epistemische waarden. Dat is ook wel begrijpelijk, vanuit het macro-perspectief op zorg dat beleidsmakers, politici en zorgverzekeraars nou eenmaal innemen: helderheid, specificiteit, objectiviteit zijn dan van groot pragmatisch nut en kennen een hoge informatie-efficiëntie. Alleen: is de informatie valide?

Het zal Klink niet ontgaan zijn dat er mogelijk een aantal fundamentele kwesties zijn waar de GGZ niet zo heel veel aan kan doen, omdat die meer aan Moeder Natuur en de Staat der Dingen liggen. Het is niet te verwachten dat we binnenkort eenduidige pathogenetische verklaringen zullen kennen van psychische aandoeningen. Deze aandoeningen zijn ontologisch en epistemisch complex, en sterk contextgebonden. Elke wetenschapper, professional, of manager moet wel abstraheren van deze complexiteit om het te kunnen vatten, maar de professional moet telkens weer de vertaling terug maken.

Overigens, ik zei het al, geldt dit natuurlijk ook voor huisartsen, internisten en chirurgen: het is een gradueel verschil. Elke aandoening herbergt betekenis. Functieverlies, pijn, maladaptie: alle kunnen pas werkelijk op waarde geschat worden binnen de (waarden)context van het individu. Voor de GGZ geldt dat de legitieme diversiteit aan waarden groter is dan gemiddeld in de somatiek: er is meer verschil van mening over de vraag of stemmen vervelend zijn dan of een gebroken been lastig is. Dit stelt ons (team NL!) voor een probleem, want dit aspect infiltreert alle punten die dhr. Klink benoemde, en compliceert ze. Hoe meer we abstraheren, objectiveren, en specificeren met het oog op – schijnbare – verheldering, hoe groter het risico dat de concepten die we produceren niet valide zijn. Als we ze vervolgens gaan reïficeren, zijn we nog verder van huis.

Decentrale maten

Zou het mogelijk zijn, om een middenweg te vinden? Ik denk het wel, sterker nog, ik heb aan een debat meegedaan bij MIND over ROM, waarin progressie geboekt werd. Ik stelde daar vast dat we tot voor kort met centraal vastgestelde, monistische en voornamelijk kwantitatieve maten aan het meten waren, en stelde voor om eens te gaan kijken of het ook zou kunnen met decentrale maten (met een grotere zeggingskracht voor de professionals en patiënten die ze gebruiken), vanuit meerdere perspectieven (wetenschappelijk/professioneel/ervaringskennis), met grotere sturing en verantwoordelijkheid voor lokale cliëntenraden (analoog aan de uit Recovery bekende User Research). Deze weg volgend zie ik een weg vooruit waarbij kwaliteit als het ware dichter bij de praktijk wordt gedefinieerd, en meer in handen ligt van patiënten.
Nu is het de vraag, of ik daarmee wel op doel geschoten heb: want, zo luidt het bezwaar, de zorg in Eijsden zou dan nog wel eens heel wat anders er kunnen uitzien dan in Beijum. Klopt. Maar kwaliteit is, Klink zei het al en hij heeft gelijk, subjectief. Maar het is dus wel mogelijk, ook via een waardenhiërarchie (dit moet, dit wordt aanbevolen, dit mag, dit is extra) helderheid in subjectiviteit aan te brengen. En als de klanten in Groningen en Limburg tevreden zijn, zijn wij dat ook.

Als ik uit de polder opstijgende rook goed interpreteer, gaat het momenteel enigszins deze kant op. Is het helder? Nee, niet meteen van een afstand bezien; wel van dichtbij. Is het objectief? Nou, niet helemaal, een beetje, ligt eraan ook wat je van Putnam vindt. Is het efficiënt? Ik denk dat er sprake is van win-win (trainerstaal) als patiënten meer aan het stuur komen over kwaliteit, en er dus niet bij elke tafel een vezekeringsmannetje hoeft aan te schuiven. Kwestie van vertrouwen, nu eens niet in onwillige professionals, maar in de samenwerking tussen professional, instelling en patiënt. Wel regelmatig bellen graag, en de broodjes betalen.

Grapje Ab. Voetbalhumor.

Zo, tijd voor lauwe thee en een hopelijk warme douche. Schoenen uitkloppen voor je naar binnen gaat!”

Inkoppen, door Alan Ralston, Arts & Auto, 29 november 2017: www.artsenauto.nl

 

Canon Sociaal werk viert tienjarig bestaan met interactieve affiche-reclamecampagne

Ter gelegenheid van haar tienjarig bestaan is Canon Sociaal werk Nederland een reclamecampagne gestart die er wat anders uitziet dan gebruikelijk. De Canon beschikt over voorlichters noch mediamanagers, maar doet alles zelf: “Maar we zijn met te weinig om alle prikborden en publiciteitsmogelijkheden optimaal te benutten. Daarvoor hebben we hulp nodig. Van U. Ziet u in uw werk- of studieomgeving mogelijkheden om collega’s of medestudenten op de Canon te attenderen, gebruik dan de daarvoor beschikbare affiches”.

Er kan gekozen worden uit vijftien fraaie affiches. Eerst er een uitkiezen uit de lijst, dan downloaden en vervolgens printen. Affiches in A3 formaat bestellen kan ook. Hieronder een voorbeeld wat je met een affiche kunt doen:

affiche canon sociaal werk nederland volkshuisvesting

De Canon Sociaal werk biedt op de site aan de hand van ‘vensters’ een overzicht van de geschiedenis van het maatschappelijk werk in Nederland. De Canon is begonnen met een editie van tien vensters. Via een aantal tussenstappen en met hulp van verschillende organisaties is de Canon uitgegroeid tot een editie van vijfhonderd vensters. Elk venster vertelt een verhaal over een opmerkelijke gebeurtenis of trend die van invloed is geweest op het denken en doen van het maatschappelijk werk. Beroepsontwikkeling en beroepsorganisatie spelen een belangrijke rol.

Wikipendium van het sociaal werk

De Canon Sociaal Werk staat niet op zichzelf. Deze is onderdeel van een in 2007 van start gegaan historisch project met als doel de bijzondere geschiedenis van het werk van sociale professionals onder de aandacht brengen. In beroepsopleidingen was daarvoor nog maar nauwelijks tijd ingeruimd en in het werkveld werd het verleden door fusies en schaalvergrotingingsprocessen soms letterlijk weggegooid. Meer dan eens zijn archieven achteloos bij het grofvuil gezet. Het gevolg was dat het professionele ambacht dreigde los te raken van kennis, ervaringen en tradities en een al te gemakkelijke prooi werd van technocratische redeneringen.

Canon Sociaal werk heeft zich na tien jaar ontwikkeld tot een wikipendium (combinatie van wikipedia en compendium) en een platform waarop lessen van de rijke geschiedenis kunnen worden vertaald naar de actualiteit van het sociaal beroep. Aan dit educatieve bouwwerk worden voortdurend nieuwe trappen, gangen, vleugels en etages toegevoegd. De redactie van de Canon nodigt iedereen uit suggesties te doen en bijdragen te leveren.

Gezocht: Reclamemakers, Canon Sociaal werk Nederland: www.canonsociaalwerk.eu/nl/reclame.php

Canon Sociaal werk Nederland: www.canonsociaalwerk.eu

affiches canon sociaal werk nederland tienjarig bestaan