Skip to main content

Redactie Beroepseer

leren van integriteitskwesties

Wat kunnen we leren uit onderzoek naar meer dan zeventig jaar integriteitskwesties?

In februari 2015 ontstond maatschappelijke en politieke verontwaardiging over het verleden van Marc Verheijen, sinds 2012 Kamerlid voor de VVD. Hij bleek in zijn tijd als gedeputeerde in Limburg ten onrechte voor enkele duizenden euro’s te hebben gedeclareerd aan dienstreizen en andere uitgaven, terwijl hij daarnaast ook zijn reiskostenvergoeding behield. Bovendien bleek Verheijen campagnekosten van de VVD in rekening te hebben gebracht bij de provincie. Als stichtingsbestuurder van de plaatselijke Floriade had Verheijen bijvoorbeeld met publiek geld een campagnebezoek van VVD-leider Mark Rutte aan de Floriade van 2012 gefinancierd. De gift had een extra wrange bijsmaak doordat het Floriade-project werd afgesloten met € 9 miljoen verlies, waarvoor de participerende Limburgse gemeenten moesten opdraaien.

Ernstiger nog dan dubieuze declaraties en campagnefinanciering was volgens velen de relatie die Verheijen in een eerdere periode (als wethouder Economische Zaken in Venlo tussen 2006 en 2011) had onderhouden met projectontwikkelaar Piet van Pol. De ernstige suggestie van omkoping werd gewekt door een ‘bedelbrief’ van Verheijen aan Van Pol, die weekblad Elsevier in november 2015 onthulde. In deze ‘Beste Piet’-brief nodigde Verheijen Van Pol uit ‘te investeren in een beter Venlo’ door een bijdrage in de VVD-campagnekas te storten.
Van Pol doneerde daarop iets meer dan € 10.000. Dat riep vragen op, temeer omdat Van Pol juist op dat moment steun zocht voor plannen om in Venlo een bioscoopproject te realiseren.
Ook de banden tussen Verheijen (en Van Pol) en de toen al van belangenverstrengeling en corruptie verdachte ‘Limburgse zonnekoning’ Jos van Rey waren reden tot zorg. Vanwege het tumult over zijn verleden koos Verheijen na enig aarzelen eieren voor zijn geld en vertrok eind februari 2015 uit de Tweede Kamer.

‘Koffiegeld’

De discussie over het handelen van Verheijen laat enkele interessante dingen zien. In de eerste plaats is dat een boeiende maatschappelijke discussie over integriteit.
Peter de Koning, voorzitter van de VVD in Limburg, nam het direct voor Verheijen op door het beeld te schetsen van een ambitieuze politicus, die enkel het slachtoffer was van de affaire rondom Jos van Rey. Er zou geen sprake zijn geweest van opzet, maar slechts van onoplettendheid en slordigheid; Verheijen was eigenlijk volstrekt integer. Ook premier Rutte en VVD- fractieleider Halbe Zijlstra sprongen onmiddellijk voor Verheijen in de bres. Rutte bestempelde de hele kwestie als ‘opgeblazen en opgepompt’.

In 2016 lieten Amsterdamse marktmeesters marktkooplieden extra betalen voor een goed plekje op de markt. Geen fraude, vonden ze, maar ‘koffiegeld’.

Het ‘grijze gebied’

Wat kunnen we leren van integriteitskwesties?  Uit hun boek In opspraak. Leren van integriteitskwesties waarvoor onderzoek werd gedaan naar meer dan zeventig jaar integriteitskwesties in het Nederlandse openbaar bestuur – de periode 1945 tot heden – trekken de auteurs Toon Kerkhoff en Patrick Overeem twee belangrijke lessen. Ten eerste: “Onderschat het belang van het publieke debat over integriteit niet”. Immers, normen over goed bestuur verschuiven in de tijd en dat mag geen verrassing zijn voor politici of bestuurders. Ten tweede: “Reageer met prudentie en onderscheidingsvermogen” bij het aankaarten, beoordelen en sanctioneren van niet-integer gedrag. Want valse of overdreven beschuldigingen zijn niet-integer.
Toon Kerkhoff is universitair docent aan het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden. Patrick Overeem is universitair docent aan het Departement Bestuurswetenschap en Politicologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam.

In opspraak. Leren van integriteitskwesties behandelt bekende en verschillende soorten integriteitsschendingen die te maken hebben met dubieuze giften en beloften, onverenigbare nevenfuncties, activiteiten en contacten, misbruik van bevoegdheden of publieke informatie, en wangedrag in privétijd. Voor dit onderzoek is vooral gekeken naar schandalen waarin de norm nog bevestigd moet worden. Ze zitten vaak in het zogeheten ‘grijze gebied’ en er is ophef over. Alle casussen, variërend van de loodsenaffaire uit de jaren zestig tot en met de vakantievilla van Gerd Leers, zijn opgebouwd uit publiek materiaal.

In het laatste hoofdstuk doen de onderzoekers vier aanbevelingen die een perspectief bieden op de omgang met integriteitskwesties in het openbaar bestuur.

  • Wees je als bestuurder bewust van ‘maatschappelijke klimaatverandering’.
  • Reageer met voorzichtigheid en onderscheidingsvermogen.
  • Pas op met het stellen van steeds nieuwe normen. Dat creëert steeds nieuwe schendingen.
  • Integriteitslessen behoren onderwerp te zijn van democratisch debat. Dat voorkomt dat bijvoorbeeld politici zomaar iets roepen over vermeende integriteitsschendingen.

De conclusie is dat al mogen publieke waarden en opvattingen over goed en slecht bestuur veranderen, het blijkt dat niet zozeer de normen en waarden in verschillende tijdsperioden van elkaar afwijken, maar eerder de normen en waarden van degenen die ervan profiteren.

omslag van In opspraak. Leren van integriteitskwesties
In opspraak. Leren van integriteitskwesties
, door Patrick Overeem en Toon Kerkhoff, 132 p., 2018, is een uitgave van het Centre for Public Values & Ethics (CPVE) van de Universiteit Leiden en de Ien Dales Leerstoel en Albeda Leerstoel van het CAOP, Kennis- en dienstencentrum op het gebied van arbeidszaken in het publieke domein. Het boek kan gedownload worden op de site van CAOP: www.caop.nl

Opvattingen integriteit toen en nu, Eric de Kluis, Binnenlands Bestuur, 24 juli 2018: www.binnenlandsbestuur.nl

In opspraak: leren van integriteitskwesties, VSO, 12 juli 2018: www.vso-werkgevers.nl (Verbond Sectorwerkgevers Overheid – VSO – is per 1 januari 2020 opgeheven).

typen integriteitsschendingen

Overleg NZa en Genootschap voor Fysiotherapie over foute communicatie zorgverzekeraar VGZ

Op maandag 6 augustus 2018 vindt er overleg plaats tussen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en het Koninklijk  Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF). Het gaat om fouten die zorgverzekeraar VGZ heeft gemaakt in de communicatie met hun verzekerden.
VGZ had beweerd dat lage rugklachten alleen door bepaalde fysiotherapeuten goed behandeld kan worden. Dat wil zeggen: alleen door gecontracteerde behandelaars. Op de website stond in een bericht dat VGZ “innovatieve overeenkomsten had afgesloten voor behandeling van lage rugpijn”.
Deze benadering schoot de niet-gecontracteerde fysiotherapeuten in het verkeerde keelgat. Ze eisten uitleg en rectificatie die er na maanden uiteindelijk ook kwam. Maar dat gebeurde niet op de gewenste manier. VGZ gaf toe dat de door hun aangeboden manier van behandelen niet beter is dan die van andere behandelaars, maar het bericht stond nog steeds op de website en was niet aangepast.

Daarop besloot de KNGF te beginnen met een rechtszaak als VGZ niet voor 30 juli het bericht van de website zou halen. Dat is gebeurd. De VGZ schrijft in de rectificatie dat onbedoeld in de communicatie met verzekerden een verkeerde indruk is gewekt. Mensen met lage rugklachten kunnen voor behandeling bij alle fysiotherapeuten terecht.

Oproep ervaringen te melden

De KNGF neemt evenwel geen genoegen met deze opstelling en wijst erop op dat verzekerden die de website van VGZ raadplegen nog steeds geleid worden naar alleen VGZ-gecontracteerde behandelaars, degenen die werken in grote samenwerkingsverbanden als Zorg1 of Fysotopics.
In een reactie hierop deelde een woordvoerder van VGZ aan Zorgvisie mee dat op de site van VGZ in het zoekscherm eerst duidelijk wordt aangegeven dat patiënten terecht kunnen bij alle fysiotherapiepraktijken: “Dat wij onze klanten vervolgens in de gegeven selectie wijzen op fysiotherapiepraktijken waar ze voordelen kunnen behalen omdat we daar speciale afspraken mee hebben gemaakt, kan ons niet worden verweten”. De boosheid van fysiotherapeuten “is voor ons geen aanleiding om er nog eens naar te kijken”.

Het geschil wordt nu voorgelegd aan de NZa op 6 augustus 2018. Dan wordt gekeken naar de belangen van beide partijen en spreekt NZa zich uit over de argumenten die het KNGF heeft aangedragen.
Het KNGF is daarnaast ook bezig met onderzoeken van andere mogelijkheden, zoals een kort geding. Intussen roept het KNGF de leden op hun ervaringen en die van hun patiënten te melden via zorgverzekeraars@kngf.nl o.v.v. ‘lage rug VGZ’.

NZa neemt vandaag klacht van het KNGF over VGZ in behandeling, Koninklijk Nederlands Genootschap voor fysiotherapie, 2 augustus 2018: https://www.kngf.nl/actueel/nieuws/2018/augustus/nza-onderzoekt-klacht-van-kngf-over-vgz.htm (Niet meer beschikbaar op KNGF)

VGZ rectificeert, fysio’s blijven boos, Zorgvisie, het magazine voor zorg en management, 1 augustus 2018: www.zorgvisie.nl

Rectificatie VGZ onvoldoende: fysiotherapeuten woest, Bart van de Laak, AM web, platform voor de professional werkzaam in de financiële dienstverlening, 2 augustus 2018: www.amweb.nl

Ruzie om lage rugklachten, Karik van Berloo, Skipr, 3 augustus 2018: www.skipr.nl

Wel of niet een contract afsluiten met de zorgverzekeraar?  VvAA: https://www.vvaa.nl/voor-leden/nieuws/wel-of-niet-contracteren (Bericht niet meer beschikbaar)

Schrappunten fysiotherapeuten. VvAA: www.vvaa.nl/nieuws-en-kennis/ledenthema/ontregel-de-zorg

Zie ook: Landelijke Actiedag Fysiotherapie in Den Haag op 30 mei 2018, Blogs Beroepseer, 22 mei 2018: https://beroepseer.nl


U P D A T E

Fysiotherapeuten en VGZ begraven strijdbijl, Skipr, 9 augustus 2018: www.skipr.nl

Fysiotherapeuten naar NZa en ACM, Zorgvisie, 7 augustus 2018: www.zorgvisie.nl

 

Consumentenbond vraagt hulp publiek ervaringen met thuiszorg te melden

Goede en veilige zorg krijgen is in de thuiszorg niet altijd vanzelfsprekend, zo blijkt uit onderzoek van de Consumentenbond. Van de 50 thuiszorgorganisaties die de Consumentenbond onderzocht komt bijna geen enkele organisatie goed de inspectie door. En meer dan de helft van de organisaties voldoet bij een herbeoordeling nog steeds niet aan de regels voor het leveren van goede en veilige zorg. Toch grijpt de inspectie bijna niet in.

De Consumentenbond heeft rapportages die de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) op haar website publiceerde bekeken. In totaal zijn inspectierapporten van 50 thuiszorgorganisaties bestudeerd. Slechts 2 van de 50 thuiszorgorganisaties voldoen bij het eerste inspectiebezoek aan de eisen voor goede en veilige zorg. Er zijn zelfs 7 organisaties die bij het eerste inspectiebezoek aan geen enkele eis voldoen.

Thuiszorgorganisaties die niet meteen aan de eisen voldoen, krijgen van de inspectie de mogelijkheid om hun onvoldoendes te verbeteren. Dit was bij 35 organisaties het geval. Na enkele maanden heeft de inspectie de thuiszorgorganisaties opnieuw beoordeeld. Nog steeds scoren 19 van de 35 organisaties een onvoldoende. Bij 4 organisaties zijn er helemaal geen verbeteringen te zien.

Meldpunt

De reactie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd luidt: “De inspectie treedt altijd proportioneel op. De maatregel die we treffen moet in verhouding staan tot het risico. De maatregel ‘verscherpt toezicht’ wordt pas opgelegd als we vinden dat er structureel op meerdere fronten iets mis is in de organisatie. Een nog zwaardere maatregel zoals een ‘aanwijzing’ wordt getroffen als er bijvoorbeeld structureel op meerdere onderwerpen dingen niet goed gaan en we geen vertrouwen hebben in de verbeterkracht van de instelling.
Niet voldoen aan de randvoorwaarden voor veilige en goede zorg is inderdaad een risico, maar instellingen krijgen van ons ook de kans te verbeteren. Daarbij is vertrouwen belangrijk. Heeft de inspectie er vertrouwen in dat een zorgaanbieder verder werkt aan verbetering? Zo niet, dan is dat een extra risico en dus wordt de kans op een bezoek in het kader van ons risicotoezicht nog groter”.

Het kabinet wil dat ouderen langer thuis blijven wonen. Het is dan extra belangrijk, aldus de Consumentenbond, dat de zorg aan huis van een gewaarborgde kwaliteit en veiligheid is. Het laten voortbestaan van organisaties die onverantwoorde zorg leveren, is onbegrijpelijk. De Consumentenbond eist snel actie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

De Consumentenbond doet een oproep aan het publiek en vraagt verhalen met ervaringen over de thuiszorg op te sturen naar het meldpunt. De verhalen helpen bij het bepalen van de juiste maatregelen: https://www.consumentenbond.nl/acties/meldpunt-thuiszorg (niet meer beschikbaar)

Wanneer komt er actie? Thuiszorg in de knel door Frouke Tamsma in Gezondgids, augustus 2018: https://aleacare.nl

U P D A T E

VWS neemt maatregelen voor veiliger thuiszorg, door Gerard Spierenburg, Consumentenbond, 26 september 2018. www.consumentenbond.nl
Het ministerie van VWS neemt maatregelen om toezicht op thuiszorgorganisaties te versterken, zo kondigden de bewindspersonen dinsdag 25 september 2018 aan. De maatregelen zijn een reactie op uitkomsten van een onderzoek van de Consumentenbond.

Irene van Staveren over het misplaatste gebruik van de marktmetafoor. De markt is niet de maat der dingen. Marktruil is opportunistisch.

Irene van Staveren schrijft ze om de week een column over economie in dagblad Trouw. Van Staveren is hoogleraar ontwikkelingseconomie aan de Erasmus Universiteit. In haar recentste column schrijft zij dat we niet overal maar ‘markt’ in moeten zien. De markt is niet de maat der dingen: “De markt wordt te pas en te onpas als metafoor gebruikt. Zo hebben we het bijvoorbeeld over de relatiemarkt. Vaak wordt de metafoor onschuldig gebruikt of hooguit pedant, met onvervalste Zuidas-retoriek door financieel specialisten die heel goed weten dat het slechts om een metafoor gaat. Deze vorm van beeldspraak wordt pas problematisch wanneer mensen echt geloven dat de marktprincipes ook opgaan buiten de economie. Zo zijn er in de evolutionaire biologie gerespecteerde wetenschappers die enthousiast beweren dat de samenwerking tussen soorten, zoals poetsvissen en roofvissen, een marktplaats is. In een wetenschapsartikel in deze krant werd enthousiast gesproken over de biologische marktplaats waarop schimmels en planten fosfor en koolstof ruilen tegen een bepaalde prijs. De marktmetafoor is hier niet  alleen misplaatst maar ook gevaarlijk.

Marktruil is opportunistisch

De metafoor klopt niet omdat marktruil juist gekenmerkt wordt door de afwezigheid van lange-termijnrelaties. De econoom Albert Hirschman heeft in 1970, om verwarring tussen marktruil en samenwerking te voorkomen, de begrippen exit, voice en loyalty geïntroduceerd. In zijn boek (met dezelfde titel) legt hij uit dat het er op de markt om gaat steeds weer een deal te sluiten die voor beide partijen het meeste voordeel oplevert.

Marktruil is dus per definitie opportunistisch. Dat noemt hij de exit-keuze: je hebt altijd de vrijheid om niet bij dezelfde winkel je boodschappen te doen. Dat exit-principe is precies waarom we worden bedolven onder advertenties die ons willen verleiden om van aanbieder te veranderen.

De loyalty-keuze is voor langetermijnrelaties, bij regen en zonneschijn, omdat we kiezen voor die gezamenlijkheid op basis van een gedeelde waarde of gemeenschappelijk belang”.

Lees de hele column van Irene van Staveren: We moeten niet overal maar ‘markt’ in zien. De markt is niet de maat der dingen, Trouw, 31 juli 2018: www.trouw.nl

Wie zijn de winnaars en verliezers van de economische crisis?

Voor het Tijdschrift voor arbeidsvraagstukken schreven Peter Smulders en Seth van den Bossche het artikel De winnaars en verliezers van de economische crisis.
Zij schrijven dat er veel is gepubliceerd over de effecten van economische crises op gezondheid, meer speciaal op stress en depressies, maar weinig over de effecten op arbeidsvoorwaarden, -verhoudingen en -omstandigheden. En nog minder over de groeperingen die er tijdens de crises beter of slechter op zijn geworden.
Het artikel probeert in die lacunes te voorzien. Gebruik wordt gemaakt van data van de NEA (Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden) over de 10-jaarsperiode 2007-2016, met gegevens van circa 280.000 werknemers, dus zo’n 28.000 werknemers per jaar.

Autonomie in het werk is afgenomen

Geconcludeerd wordt dat met name op het gebied van arbeidscontracten en arbeidstijden veel veranderde. Flexibele contracten namen gemiddeld zeer sterk toe (van 16 naar 25%), de arbeidsduren namen af van 32 naar 29 uur werknemer per week. Uitdagend werk en autonomie in het werk namen af; werkdruk, burn-out-klachten en baanonzekerheid namen toe. En opvallend was dat conflicten op het werk afnamen. Door middel van een vijftal mechanismen worden de resultaten geïnterpreteerd: bezuiniging, pressie, centralisatie, terug-naar-de-basis en minder onderlinge steun.

De ‘verliezers’ van de crisis

Ten slotte kan worden geconcludeerd dat vooral de jongeren en de lager opgeleiden als de ‘verliezers’ van de crisis aangemerkt kunnen worden. Uitgesproken winnaars van de crisis zijn moeilijk aan te wijzen, want ook bij ouderen en hoger opgeleiden deden zich de meeste verschijnselen – hoewel in mindere mate – voor. Baanonzekerheid nam zelfs het meest toe bij de categorie ouderen

Klik hier voor lezen van het artikel (in PDF) De winnaars en verliezers van de economische crisis, door Peter Smulders en Seth van den Bossche in Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken no 2, zomer 2018: www.tijdschriftvoorarbeidsvraagstukken.nl

Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken. No 2, zomer 2018 is gewijd aan thema Ongelijkheid in arbeid: www.tijdschriftvoorarbeidsvraagstukken.nl

Zijn ambachtelijk werken en zakendoen voorbode van een betere toekomst?

Kantoormensen vluchten weg van hun bureaus en worden ambachtelijk bierbrouwer of bakker. In 1843, het tweemaandelijkse magazine van weekblad The Economist, schrijft Ryan Avent dat een ambachtelijke hausse wijst op het falen van de huidige economie, en misschien ook wel die van de toekomst.

Sandy Wood en Alex Laufer, oprichters van distilleerderij One Eight in Ivy City, een armoedige industriewijk op drie kilometer afstand van de Amerikaanse hoofdstad Washington, zijn begonnen aan hun tweede carrière. Wood was voorheen advocaat immigratiezaken, Laufer runde een biotechnisch laboratorium in Silicon Valley. Ze zijn oude vrienden die op een dag besloten de stap te wagen. Een paar jaar lang verdiepten ze zich in de kunst van het zakendoen, leerden van andere distilleerders het vak, brachten kapitaal bijeen en vonden de juiste plek om hun bedrijf te beginnen. Zelfs nadat ze waren begonnen met het maken van de alcohol, was wachten het devies. Wood en Laufer waren het meest geïnteresseerd in het maken van bourbon en bourbon doet er langer dan een jaar over om te rijpen.
Twee jaar geleden is de distilleerderij geopend. One Eight verkocht ongerijpte dranken als gin en witte whiskey, maar in de herfst van 2017 was het dan eindelijk zover, de eerste bourbon kon worden geproduceerd in het District of Columbia, het federale district waarbinnen Washington D.C. is gelegen. Dat is voor het eerst sinds het einde van de Grote Drooglegging van 1933.

Het ambacht van distilleren beleeft in die regio, maar ook elders in de V.S., een spectaculaire groei. Op grote schaal is dat slechts een druppel in de oceaan, ongeveer twee procent van de Amerikaanse markt, maar de trend zet door en zal zeker het consumentengebruik in de grote steden beïnvloeden.
De eerste wijnmakerij ging ook van start in die regio en de cafés hebben tegenwoordig lokaal bier in het assortiment. Er zijn ambachtelijke zoutjes en ambachtelijk geroosterde koffiebonen te krijgen. Ook zijn er ambachtelijke slagers, leerbewerkers, pottenbakkers, ijsmakers en zelfs traditionele barbiers die je haar knippen en je snor verfraaien. Als je wilt zijn kleermakers bereid een bij je snor passend kostuum te maken.

Plezier in het werk en het leven

Ambachtelijk zakendoen is hard werken, maar zeer de moeite waard. De oprichters van One Eight Distilling hebben plezier in hun leven en dat is niet moeilijk te begrijpen. Ze zijn omringd door goede drank, dat is zeker. Maar bij een rondleiding door hun zaak, vertellen ze hoe ze de leverancier van rogge hadden gevonden, en hoe hun in Duitsland gefabriceerde destillatieketels werken. Die kunnen worden gecontroleerd met een app en dat is handig wanneer een destilleerronde moet beginnen om drie uur in de ochtend. De mannen stralen trots en passie uit. Ze hebben een prachtige baan, en dat weten ze.

Eigenlijk is dat raar. Vandaag de dag richt de wereld zich op tech, op uitleggen hoe daardoor ons leven is veranderd en op voorspellen wat er allemaal nog gaat veranderen in de toekomst. Wat er nog gefabriceerd wordt, wordt gedaan door machines. De inbreng van de mens is beperkt tot het programmeren van de machines en het zich zorgen maken over machines die in de toekomst machines gaan programmeren. Denkers en beleidsmakers worstelen met de vraag wat er gaat gebeuren met de mens als werk zoals we dat nu kennen gaat verdwijnen en de maatschappij iets anders moet bedenken voor de achturige werkdag op kantoor of in de fabriek.

Toch gebeurt het al dat in de rijkste gebieden op aarde op bescheiden schaal slimme mensen als Wood en Laufer bedrijven oprichten die meer lijken op werkplaatsen uit het pre-industriële tijdperk dan op moderne ondernemingen: van de lokale bron van de grondstoffen tot de sterke band met de gemeenschap, van de relatie met leveranciers en klanten tot het uiterlijk van hun producten. Ook de ethiek van ondernemingen als One Eight grijpt terug naar de tijd voordat de industriële revolutie de maatschappij veranderde. De opkomst van dit soort ondernemingen zegt veel over onze behoeften en bevat de sleutel tot de manier waarop we daaraan tegemoet kunnen komen in de toekomst.

Status en connaisseurschap

Avent had nog meer interviews, met twee pottenbakkers, een leerbewerkster en met Sarah Gordon die Gordy’s Pickles heeft opgericht. Pickles zijn in azijn ingemaakte, ingezouten, sterk gekruide groenten met vooral komkommers (augurken) als basis. Gordon was voorheen merknaam- en communicatie-adviseur. Het blijkt dat met de handen werken, het ambacht uitoefenen, grote voldoening geeft. Het fysieke aspect draagt voor een groot deel bij aan het plezier in het werk. Gordon maakt overheerlijke pickles, aldus Avent. Ze zoekt groenten uit, mengt kruiden en legt ze in de pekel. Voor de pottenbakkers geldt hetzelfde, het fysieke contact met de vaas en de hitte van de oven.
Werken in de ambachtelijke economie was in het verleden voor hippies en excentriekelingen. Nu biedt het een zekere status. Pottenbakker Katie Stack, oprichter van Stitch and Rivet, vertelt dat haar advocaat, die breit en haar gebreide spullen door Stitch and Rivet laat verkopen, overweegt haar baan eraan te geven en ook ambachtelijk te gaan werken.

In Nederland is het aantal ambachtelijke bierbrouwers razendsnel gestegen Het aantal is verviervoudigd sinds 2007. Van 90 in 2007 tot 370 in 2017. Het zijn vooral eenmansbedrijven die erbij zijn gekomen. Bij 270 van de 370 brouwerijen is één persoon werkzaam. De grootste groei vond plaats in Amsterdam. (Centraal Bureau voor de Statistiek, juni 2017).

Kennis heeft glitter vervangen als statussymbool. Connaisseurschap is aan een nieuw leven begonnen. Kunst en wijn verzamelen was eens voorbehouden aan de elite, nu bereikt connaisseurschap elke hoek van de ambachtelijke economie. Ga maar eens kijken in de grote steden en je komt mensen tegen die eindeloos kunnen vertellen over chocola of koffie, olijfolie of brood, pepers of draaitafels. En daarbij gaat het niet alleen om speciale kennis maar ook om gedeelde waarden. De rauwe grondstoffen van de ambachtelijke economie zijn afkomstig van scharreldieren en niet-genetisch gemanipuleerde gewassen. Ambachtelijke bedrijven dumpen hun afval niet in de beek, noch ontlopen ze de belasting of prijzen ze hun waar aan in reclames met verleidelijke vrouwen. Ambachtelijke consumptie is een ervaring zonder schuldgevoelens, bedoeld om tegemoet te komen aan hoge ethische normen van degenen die het zich kunnen veroorloven.

Daar komt nog bij dat de ambachtelijke wereld het enige deel van de economie is waarin banen zonder witte boorden status hebben. De persoon met dikbetaalde baan die een enorm hoog bedrag neertelt voor een reep chocola doet dat zonder schuldgevoelens, want die persoon geeft het aan iemand die, cultureel gezien, een metgezel is die tussen vele mogelijkheden voor dit werk heeft gekozen. Maker en koper zijn beiden even tevreden.

Voorbode van een betere toekomst?

Is de ambachtelijke economie een voorbijgaand, nostalgisch verschijnsel of de voorbode van een betere toekomst? Een reden voor twijfel over de belangrijke plaats die deze economie gaat innemen is de elitaire aard van het verschijnsel. De belangstelling van de elite voor een bepaald soort tijdverdrijf is meestal van korte duur. Zodra het grote publiek mee gaat doen, trekt de elite verder. Iedereen kan een connaisseur worden en wat gebeurt er als het connaisseurschap zijn aantrekkelijkheid verliest?
Wat de consument betreft, de ambachtelijk werkende mensen hebben de wereld al veranderd. Kapitalisme kan zich goed aanpassen en de populariteit van ambachtelijke producten heeft ertoe geleid dat grote bedrijven ambachtelijke bedrijven naar zich toetrekken en de ambachtelijke methoden overnemen, naast de zorg voor kwaliteit en ethiek. (Bierbrouwer AB InBev bijvoorbeeld heeft in zeven jaar veertien ambachtelijke brouwerijen in Amerika opgekocht). Je kunt je afvragen of dat echt gemeend is, maar het heeft er wel toe geleid dat producten beter worden.

De belangrijkste vraag is of de groei van de ambachtelijke economie een teken is van een langdurige verandering in werk op grote schaal. Achter die vraag liggen grotere vragen van denkers en beleidsmakers die zich bezighouden met de gevolgen van nog meer automatisering van werk. Wat gebeurt er als machines de economie overnemen en kapitaal en opbrengsten steeds meer terechtkomen in handen van een kleine groep?
Hoe worden de middelen verdeeld? Wat gaan mensen doen met hun tijd als machines het werk doen?

Mogelijke antwoorden zijn zowel apocalyptisch als extreem optimistisch. Een van de meest bediscussieerde antwoorden is een optimistisch antwoord: een gegarandeerd minimum-inkomen waarbij degenen die extreem veel verdienen en groot voordeel hebben bij technologie, de meerderheid subsidiëren. Deze meerderheid kan dan op zoek gaan naar werk waarin men voldoening vindt.

Het zou zo maar kunnen dat de ambachtelijke economie zoals die zich momenteel ontwikkelt de voorbode is van zo’n verschuiving. Met andere woorden, machines bevrijden de mens van de machine. De ambachtelijke economie deelt rijke beloningen uit aan zowel de makers als de consumenten.

Crafting a life, door Ryan Avent, 1843 magazine, februari/maart 2018: www.1843magazine.com

Wijkagent Meissen: Onze beroepseer kost ons langzaam maar zeker onze gezondheid

Wijkagent Frank Meissen heet politievakbond ACP welkom op het politiebureau van Hoorn voor een interview. Meissen had de bond geschreven dat hij op een bijeenkomst in Alkmaar had gehoord wat het nieuwe CAO-voorstel van de werkgever voor gevolgen zou hebben voor de agenten. Die vond Meissen “onfatsoenlijk, misplaatst en een nog grotere afbreuk van het vak!”.*⁾

Meissen steekt meteen van wal tegen ACP en zegt: “Wijkagent zijn is het mooiste vak binnen de politie. Ik heb de binnenstad van Hoorn, een wijk die voldoet aan de norm van de politiewet, 5000 inwoners, winkels, horeca, haven en wat toerisme. Ik ben me er overigens van bewust dat er problematischere wijken kunnen zijn die collega’s in het land hebben”.

Zo creëren we onze eigen problemen

Toch maakt Frank zich ernstige zorgen, aldus ACP, over het politiewerk en over zijn collega’s: “Met de komst van de Nationale Politie, maar ook daarvoor al, zijn collega’s langzaam maar zeker al flexibeler gaan werken. Door gebrek aan keuzes en capaciteit én de toenemende werkdruk, worden de problemen alsmaar groter en moeten we steeds met man en macht aan de bak. We blussen brandjes en uitslaande branden, racen van melding naar melding en komen steeds minder aan alle meldingen toe, terwijl we de mogelijkheden voor preventie volledig laten liggen. Met de manier waarop we nu georganiseerd zijn, creëren we onze eigen problemen”.

‘Gewoon wijkagentwerk’ wordt steeds meer een farce

Een voorbeeld. “Kijk, in mijn basisteam hebben we het wettelijk vereiste aantal wijkagenten, dus 1 per 5000 inwoners. Op papier voldoen we dus aan de wet. Als wijkagent zouden wij 80% in onze wijk aan het werk moeten zijn. Dit halen wij bij lange na niet. Wij moeten steeds vaker bijspringen in de noodhulp, zowel ad-hoc als gepland. Dat is ook logisch als je je wijkagent aanstelt ten koste van je totale bezetting die noodhulp verleent. Het ‘gewone wijkagentenwerk’ in de haarvaten van de samenleving, pro actief werken met partners, wordt daardoor steeds meer een farce. Daardoor weten we op termijn niet meer wat er speelt en gaan we een slag verliezen”.

Meissen noemt nog een aantal punten van zorg. Langdurige ziekte van collega’s bijvoorbeeld. Het wordt steeds moeilijker, trots te zijn op het vak, het pure politiewerk. Meissen: “Het in stand houden van onze beroepstrots en -eer kost ons nu wel langzaam maar zeker onze gezondheid”.

Lees het hele interview met Frank Meissen: Wijkagent Frank: ‘Beroepseer kost ons onze gezondheid’, ACP, 26 juli 2018: https://www.acp.nl/nieuws/wijkagent-frank-beroepseer-kost-ons-onze-gezondheid/ (Niet meer beschikbaar)

*⁾ Politiebonden niet akkoord met nieuw CAO-voorstel, ACP, 26 juli 2018: https://www.acp.nl/nieuws/politiebonden-niet-akkoord-met-nieuw-cao-voorstel/ (Niet meer beschikbaar)

Lees ook: Mijn blauwe hart is gebroken, ACP, 25 juli 2018: https://www.acp.nl/mijn-blauwe-hart-is-gebroken/ (Niet meer beschikbaar)

Marije van der Linde houdt jeugdzorg een spiegel voor

Marije van der Linde leest een column voor naar aanleiding van de filmdocumentaire Alicia die eind november 2017 op NPO 2 werd uitgezonden en die gaat over een dertienjarig meisje dat al acht jaar wacht op een plekje in een pleeggezin of een gezinshuis. De film laat zien wat het met je doet als je opgroeit in kindertehuizen en jaar in jaar uit hoopt op een normaal leven. Onmacht en een gebrek aan perspectief zijn het gevolg.

Alicia is buiten aan het voetballen, vertelt Van der Linde, ze moet binnenkomen voor een gesprek. In dat gesprek met hulpverleners vertelt Alicia niet in haar eigen woorden wat haar bezighoudt, maar dat doet zij in de taal van de hulpverleners. Wat Alicia’s werkelijke verlangen is, mag niet echt op tafel komen. Op haar, op een papiertje geschreven, vraag: ‘Of we ernaartoe kunnen werken dat ik soms een dag of een weekend naar mama kan’, komt Alicia helemaal tegemoet aan de wereld van de professionals. Ze adopteert de taal en de tussenstapjes die ze intussen zo goed kent van al die jaren hulpverlening. Het antwoord komt snel en ferm van de gezinsvoogd: ‘Nee, dat is niet goed, dat is voor jou niet de beste plek’.

Institutionele logica

De professionals bedoelen het allemaal vast goed aldus Van der Linde: “Het is belangrijk om duidelijkheid te geven en geen valse beloftes te doen. Het is een keurig gesprek tot nu toe. Maar wat over het hoofd gezien wordt is dat Alicia bij haar moeder wil zijn en wie wil dat nu niet als kind? Doordat de camera zo dichtbij mag komen, zien we hier iets in beeld komen wat we de institutionele logica zijn gaan noemen. Zo schrijf je trajectplannen, zo stel je doelen op, zo geef je grenzen aan. Het grote probleem is wel dat als de professionele werkwijze alles bepaalt wat hier gaat gebeuren, je de ander er volkomen uitdrukt. Dan krijg je jongeren die afhaken, die weglopen en die niks meer willen. Het is daarom van belang om te begrijpen dat deze ontmoeting tussen hulpverlener en hulpontvanger eigenlijk gaat over macht. En dat het hier gaat om de vraag: wiens logica telt? En als de logica van de een heel erg dominant is, kan de ander zich niet laten zien en blijft voor de ander wat er werkelijk toe doet buiten beeld.

Macht tegenover macht

En dan krijg je zo’n gesprek als aan die tafel. Iets dat aanvankelijk lijkt op een prima gesprek, maar waar alleen bepaalde dingen tellen, alleen als je je op een bepaalde manier laat zien, je op een bepaalde manier leert gedragen, je in bepaalde zinnen praat, je aan bepaalde regels gaat houden, dan doet het ertoe. We zien hier de met mooie woorden versluierde macht van die institutionele logica. Alicia beweegt zich figuurlijk helemaal naar haar hulpverleners toe. En als ze iets durft te tonen van haar grote verlangen, ontmoet ze niet een hulpverlener die ook iets van zichzelf laat zien, maar een functionaris die zich aan veiligheidsregels houdt. En dus gaat Alicia ook uit de relatie. Ze wordt in die positie geduwd door hoe de professionals doen, en je ziet Alicia bijna denken: Als dit het antwoord is op mijn inspanningen om zo naar jullie toe te bewegen, op mijn voorzichtige en in jullie taal verwoorde verzoek, tja, dan kun je het krijgen ook. En dat gebeurt. En dus trekt Alicia ook de kaart van de macht. Als het er zo voorstaat, ga ik weglopen, en het jullie moeilijk maken en een mes in mijn hoofd steken. En dan komt macht tegenover macht te staan”.

Erkend, gezien en begrepen worden, is op zich al helend. Dat is de tegenpool van hulpverleners die blijven steken in een maakbaarheidsideaal en een trajectplan opdringen.

Marije van der Linde is supervisor en coach en als staflid verbonden aan Stichting Presentie. Ze heeft ruime ervaring als leidinggevende en uitvoerende in de hulpverlening, onder andere in het begeleiden van gezinnen, zorgmijders, dak- en thuislozen. Haar betrokkenheid bij kwetsbare mensen loopt als een rode draad door haar loopbaan in zorg en welzijn.

Duur van de video: 8 min.
Marije van der Linde sprak haar column uit op 28 mei 2018 op een van de tien dialoogavonden Stop de carrousel die door heel Nederland werden georganiseerd rond de documentaire over Alicia.

rapport enquete zorgverleners over aanrekkelijkheid van werken in de zorg 2017

Hoe aantrekkelijk is werken in de zorg? Nivel vroeg het aan zorgverleners

Verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners huisartsenzorg zijn er trots op om in de zorg te werken. Zij gaan met plezier naar hun werk en vinden het werk inhoudelijk leuk. Toch staat de aantrekkelijkheid van het werken in de zorg onder druk. Om het vak aanlokkelijk te houden zou er meer personeel moeten zijn en meer gelijkwaardigheid en waardering. Ook minder werkdruk en minder administratieve taken en regels maken het werken in de zorg aantrekkelijker. Dit blijkt uit onderzoek van NIVEL, Nederlands Instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, onder deelnemers aan het Panel Verpleging & Verzorging.

Negen op de tien zorgverleners vindt het werk inhoudelijk leuk en bijna een even grote groep gaat over het algemeen met plezier naar het werk. Ruim vier op de vijf zorgverleners is trots op het werk dat zij doen. Zorgverleners waarderen hun baan dan ook met gemiddeld een 7,5: een ruime voldoende. Deze algehele tevredenheid is sinds 2011 stabiel. Het meest tevreden zijn zorgverleners over de contacten met patiënten en collega’s.

Werkplezier onder druk

Desondanks laat het onderzoek zien dat de aantrekkelijkheid van het werk onder druk staat. Het percentage zorgverleners dat verwacht het huidige werk niet tot hun pensioen te kunnen volhouden, is gestegen van 40 procent in 2013 tot 52 procent in 2017. Nivel-onderzoeker Anke de Veer: ‘De toename heeft waarschijnlijk te maken met het ophogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Daarnaast zien we dat zorgverleners de laatste jaren steeds meer werkdruk ervaren. Om in de toekomst voldoende personeel te hebben moeten werkdrukmaatregelen topprioriteit krijgen.’

Minder werkdruk, administratie en regels

Driekwart van de zorgverleners geeft aan dat een verlaging van de werkdruk het werk aantrekkelijker maakt. Daarnaast willen zorgverleners dat de administratieve taken en de regels in de zorg verminderen. Ten opzichte van 2013 nam de behoefte aan maatregelen hiertoe duidelijk toe. Steeds meer zorgverleners vinden dat er te weinig werkdrukmaatregelen zijn genomen: in 2017 vond ruim de helft van de ondervraagden dat er de afgelopen vijf jaar te weinig werkdrukmaatregelen waren genomen.

Meer personeel, gelijkwaardigheid en waardering

Een grote groep zorgverleners wil meer personeel in de directe zorgverlening. Daarnaast is er een breed gevoelde wens voor meer gelijkwaardigheid tussen de top en de uitvoerenden en voor meer waardering binnen de organisatie. Veelal krijgen zorgverleners voldoende waardering van patiënten en van hun direct-leidinggevenden, maar minder vanuit hun directie.

Monitoronderzoek

Het Nivel rapporteert elke twee jaar over de aantrekkelijkheid van het werken in de zorg op basis van monitoronderzoek onder verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners huisartsenzorg. Zij zijn deelnemer van het Nivel Panel Verpleging & Verzorging. De zorgverleners werken in ziekenhuizen, de GGZ, de gehandicaptenzorg, de thuiszorg, de intramurale ouderenzorg en huisartsenpraktijken. Thema’s die aan bod komen zijn groei- en ontplooiingsmogelijkheden, werkdruk, informatievoorziening, betrokkenheid, waardering, autonomie, leiderschap en werktevredenheid. Het rapport beschrijft de ontwikkelingen in de periode 2011 – 2017 en kwam tot stand met subsidie van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Klik hier voor downloaden De aantrekkelijkheid van werken in de zorg 2017. Cijfers en trends voor verpleegkundigen, verzorgenden, begeleiders en praktijkondersteuners huisartsenzorg, Nivel, juli 2018: www.nivel.nl

Hoe blijft werken in de zorg aantrekkelijk? Nivel, 24 juli 2018: www.nivel.nl