Skip to main content

Redactie Beroepseer

Oproep werk te maken van dilemmalogica: communiceren over problemen i.p.v. over oplossingen

Het platform Overheid in contact brengt experts van buiten en binnen de overheid bij elkaar die vanuit hun eigen discipline en praktijkervaring een bijdrage willen leveren. Op het platform delen zij hun kennis over dienstverlening, het democratisch proces, participatie, netwerken, data, communicatie en leiderschap. De bijdragen kunnen zowel over concrete oplossingen gaan als dieperliggende patronen blootleggen.

Een bloeiende democratie heeft een goed functionerende overheid nodig die dienstbaar is aan de samenleving. De kwaliteit van zowel de dienstverlening als het democratisch proces moeten op orde zijn om gezamenlijk de maatschappelijke taken aan te pakken.
Een ‘overheid in contact’ wil zeggen: een nieuwsgierige en persoonlijke overheid, waar de menselijke maat leidend is.
Het platform nodigt iedereen uit die dat wil – buiten of binnen de overheid, los van functie of hiërarchie – om samen te bouwen aan een dienstbare overheid.
Initiatiefnemer en hoofdredacteur van Overheid in contact is Renata Verloop. Zij helpt als zelfstandig adviseur organisaties in de publieke sector met het vernieuwen en anders inrichten van de communicatie. Overheid in contact is redactioneel volledig onafhankelijk.

Zoek het dilemma nou eens op

Op platform Overheid in contact levert Guido Rijnja regelmatig een bijdrage. Rijnja werkt als adviseur communicatiebeleid bij de Rijksvoorlichtingsdienst en is voortrekker van Stichting Beroepseer. Zijn aandacht gaat onder meer uit naar het omgaan met conflict, weerstand en botsende belangen. Overheden hebben er dagelijks mee te maken. Het behoort zelfs tot de kerntaken van de overheid.

Een recente bijdrage van Rijnja is getiteld Zoek het dilemma nou eens op. Bij problemen, ongemak en onvrede in de samenleving wordt al snel geroepen om een oplossing. Maar, aldus Rijnja, we zouden veel meer stil moeten staan bij het probleem en daarover communiceren. Want problemen zijn zelden eenvoudig en daarmee niet simpel op te lossen. De vraag is: Ben je in staat als zich een spanning voordoet de onderliggende aannames, veronderstellingen en drijfveren zodanig te benoemen, dat mensen de verschillende zienswijzen en de samenhang zien?

Rijnja:  “There’s no good story without conflict, stelde toneelschrijver Bernard Shaw ooit in een terugblik op zijn loopbaan. Waarom focussen we in het contact met burgers dan bij voorkeur op gedroomde uitkomsten, doelen en resultaten? Ieder mens snakt naar eerlijke en tijdige openheid over de problemen die je ervaart. Nou ja, bijna iedereen dan. Hoeveel dilemmalogica stop jij in je werk?

Of het nu gaat om de afschaffing van de dividendbelasting, de dood van grote grazers op de Oostvaardersplassen of het kappen van bomen in een woonwijk: steeds weer zijn er situaties waarin verbazing, woede en verzet over elkaar heen buitelen. Een repeterend patroon is een gigantische behoefte aan erkenning voor wat mensen als unfair, onbillijk, oneerlijk beschouwen. We snappen het niet, roepen ze uit, en ze bedoelen vooral: ze snappen het niet: waar hálen ze de moed vandaan? Een bijbehorend repeterend patroon is ook wel bekend als de risico-regelreflex: er worden direct maatregelen aangekondigd. En daarin schuilt een valkuil van jewelste. Het probleem, het ongemak en de onvrede worden overruled door oplossingen: antwoord op zoek naar vraag.

Eerst erkenning

Waar het in al die voorbeelden om draait is dat mensen bij ‘verstoringen’ eerst erkenning willen hebben, voordat ze de stappen naar oplossingen zetten. Dat is een oer-menselijk gegeven en gebeurt grotendeels onbewust, hele boekenkasten zijn hiermee gevuld. Tik bijvoorbeeld ‘cognitieve dissonantie’ in bij Google: bij een verstoring van de balans zoeken we zo snel mogelijk naar herstel en houvast. Lang leve degene die naast erkenning kan zorgen voor ordening (‘watskeburt’) en daaraan een passend perspectief kan verbinden.

Deze bijdrage op Overheid in Contact is een oproep om meer werk te maken van ‘dilemmalogica’. Hoewel je dat begrip meteen weer mag vergeten, wil ik een punt maken van het communiceren over problemen in plaats van over oplossingen. Bij de laatste categorie vind je de spindoctors, maar ook degenen die framing beschouwen als een interventie waarbij jij als overheidsdienaar voor een ander bepaalt hoe hij of zij de werkelijkheid kan begrijpen. Mee stoppen, met die zendingsarbeid, waar helaas ook de zogeheten ‘kernboodschap’ in geworteld is. Alle ballen op het contact over de opgave, dat wat schuurt en kennelijk iets nodig heeft om weer gladjes te kunnen verlopen.
[ … ]

Dilemmalogica

De combinatie van het complexe karakter van veel opgaven die in de samenleving opduiken en de razendsnelle en openlijke mobilisatie van mensen en meningen via de sociale media en lokale communities wakkerde afgelopen jaar het besef aan dat we meer werk moeten maken van wat ik ‘dilemmalogica’ doopte, maar noem het hoe jij het noemen wilt –ook in omgevingsmanagement en mediation bijvoorbeeld zie je verwante bewegingen. Samengebald gaat het om drie elementen: zorgen erkennen, helpen ordenen en perspectief bieden. Met daaronder een stevig besef dat we als mensen openstaan voor contact en barsten van de vindingrijkheid om woorden te vinden en scenario’s en andere uitkomsten te helpen scheppen”.

Lees het hele artikel van Guido Rijnja Zoek het dilemma nou eens op (zie ook de reacties) op Overheid in contact, 30 augustus 2018: https://www.overheidincontact.nl/zoek-het-dilemma-nou-eens-op/ (Website is opgeheven).

Dilemmalogica: leg het probleem op tafel, door Guido Rijnja, vakblad C, juni 2017: https://www.overheidincontact.nl/wp-content/uploads/2018/08/Dilemmalogica-voor-C-juni-2017.pdf (website is opgeheven).
Website Overheid in Contact heet vanaf oktober 2020: Renata Verloop. Zie: https://www.renataverloop.nl/overheid-in-contact#oproep
Voor meer info:  Dilemmalogica – Dienst Publiek en communicatie, Ministerie van Algemene Zaken: www.communicatierijk.nl/vakkennis/dilemmalogica

Guido Rijnja promoveerde in 2012 op hoe je als ambtenaar kunt omgaan met tegenspel (‘Genieten van weerstand’): www.dewaardering.com

www.genietenvanweerstand.nl

Hoe om te gaan met de risico-regelreflex? Over bestuurlijke overreactie op risico’s en incidenten, Video/Podcast Beroepseer, 22 juni 2015: https://beroepseer.nl

U P D A T E

EHBD: Eerste hulp bij doorhebben, VWS#Dia, 16 februari 2023: https://magazines.rijksoverheid.nl/vws/vwsdia/2023/02/blikveld-guido-rijnja

 

Docent schiet niets op met jeugdhulp. Hans Koppies gaat in tegen de doorgeslagen focus op hulpverlening in het onderwijs

Zondagavond 21 oktober 2018 berichtte het televisieprogramma Nieuwsuur over de groeiende vraag naar jeugdzorg. Dat is een probleem voor de gemeente. Het aantal kinderen en pubers dat professionele hulp zoekt, groeit. Gemeenten die deze jeugdhulp betalen, raken hierdoor steeds dieper in de rode cijfers. Een kleine 90 gemeenten hebben al een beroep gedaan op de zogeheten ‘stroppenpot’, een noodvoorziening. Daarom moeten gemeenten nu noodgedwongen bezuinigen op de zorg of op andere terreinen.

Jeugdhulp is de laatste tijd dagelijks in het nieuws. Ook in het onderwijs. Hans Koppies schreef op zijn blog Pedagoogle van 30 juni 2018 dat de jeugdhulp uit zijn voegen barst en het passend onderwijs wringt.
Koppies is orthopedagoog, publicist en redacteur van De Pedagoog, vakblad van de Nederlandse Vereniging van pedagogen en onderwijskundgen (NVO).

Cirkelredeneringen

Koppies vindt dat de Tweede Kamer zich overgeeft aan cirkelredeneringen. Nadat de Tweede Kamer had vastgesteld dat er veel knelpunten zijn bij onderwijs aan zorgleerlingen, was de conclusie meer geld en meer specialisten in jeugdhulp en onderwijs steken. Maar deze cirkelredenering biedt volgens Koppies geen echte oplossingen voor passend onderwijs en de almaar uitdijende jeugdhulp:

“Als het niet goed gaat met een kind op school – of een leerkracht weet niet hoe het verder moet met het kind – is het gewoon geworden te vragen om kinderpsychiatrisch onderzoek. Kinderpsychiaters zagen hun spreekkamers de laatste decennia vollopen. Teveel kinderen keerden terug met een psychiatrische diagnose; anno 2018 zijn ADHD en autisme niet weg te denken uit de klas. En dan is diezelfde leerkracht opnieuw onmachtig, maar nu vanwege al die kinderen met ADHD en autisme in de klas die een speciale aanpak van de leerkracht verlangen. En daardoor is de werkdruk te hoog. En faalt passend onderwijs. En zijn er (nog) meer psychologen nodig.

Scholen, leerkrachten en leerlingen staan onder hoge druk, met een ‘tegenvallend’ schooladvies als zwaard van Damocles. Onderzoeken laten zien dat bij kinderen met een psychiatrische diagnose de eerste signalen zich veelal voordeden op school. En dat is op zijn zachtst gezegd opvallend. Mede door de perverse prikkel van een bekostigingssystematiek die psychiatrische classificatie als voorwaarde stelde voor geld en hulp, is de wat-is-er-mis-met-dit-kind-benadering leidend geworden. Omdat scholen aangemoedigd werden om intensief samen te werken met jeugdhulp is deze benadering ook in het onderwijs mainstream geworden.

Explosieve toename ADHD en autisme

Uit de geschiedenisboeken: ADHD en autisme waren in de klas een grote zeldzaamheid totdat in 1994 de DSM IV (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) op het toneel verscheen. Verruimde definities zorgden voor een explosieve toename van ADHD en autisme bij kinderen”.

Lees de hele blog van Hans Koppies, Docent schiet niets op met jeugdhulp, 30 juni 2018: https://hkoppies.wordpress.com

Lees ook de blog van Koppies over de te dominante psychiatrische benadering van als problematisch ervaren gedrag van jonge kinderen in de klas: De orthopedagoog als advocaat van het kind, 16 oktober 2018: https://hkoppies.wordpress.com

Tijdschrift Bestuurskunde van oktober 2018

Thema oktobernummer Bestuurskunde: ‘Gezag en geloofwaardigheid van lokale politieke bestuurders’

Het tijdschrift Bestuurskunde van oktober 2018 is een speciaal nummer met als thema gezag en geloofwaardigheid van lokale politieke bestuurders en is geredigeerd door Claartje Brons en Thijs Jansen*⁾. In de Introductie stellen zij de vraag wat er anno 2018 minimaal van lokale bestuurders gevraagd wordt om gezaghebbend en geloofwaardig te zijn? De artikelen proberen op die vraag een gedifferentieerd antwoord te geven.

Zo hebben Stavros Zouridis en Pieter Tops raadsleden gevraagd de bestuursstijlen van wethouders te beoordelen. Bestuurders ontwikkelen in de uitoefening van hun ambt een ‘stijlpatroon’ of bestuursstijl. De bestuursstijl verwijst naar de – vaak impliciete – keuzes van bestuurders. Waar de ene bestuurder zich primair richt op het debat in de gemeenteraad of de Tweede Kamer, zal een andere het accent leggen op het samen met ambtenaren ‘uitdokteren’ van beleid of het ontmoeten van burgers. Twee decennia terug zijn op basis van inductief observerend onderzoek vijf bestuursstijlen geconstrueerd. Intussen is het politieke bedrijf veranderd. De zuilen van weleer zijn vervangen door zwermen, de volatiliteit van kiezers is toegenomen en zakelijkheid en ideologie zijn vervangen door incidentenpolitiek. Het artikel Stijlenspagaat van hedendaags bestuur is een verkenning van de manier waarop de metamorfose van het politiek bedrijf doorwerkt in de stijl van bestuurders.

Gewaardeerde eigenschappen

In het artikel Bekwaam, betrouwbaar en betrokken schrijven Sabine van Zuydam en mede-auteurs over de eigenschappen die volksvertegenwoordigers en bestuurders waarderen in medebestuurders. Geloofwaardigheid blijkt cruciaal voor bestuurders, maar is verre van vanzelfsprekend. Er is al wel kennis over eigenschappen van lokale bestuurders die hen vandaag tot goede bestuurders maakt, maar die kennis is beperkt.
Daarom is onderzocht welke eigenschappen van decentrale bestuurders excellent worden gevonden en in hoeverre er verschil is van ambt tot ambt. Bij het onderzoek is gebruikt gemaakt van tot nu toe onbenutte data uit de Beste Bestuurder-verkiezing van 2015 over bijna alle op dat moment werkzame bestuurders. Geanalyseerd zijn het oordeel van bestuurders en volksvertegenwoordigers over 1.776 medebestuurders. Deze
secundaire kwantitatieve analyse laat zien dat de eigenschappen die bestuurders excellent maken, ambtsgebonden zijn, in tegenstelling tot de impliciete assumptie in veel literatuur over de gewenste eigenschappen van politieke leiders. Betrokkenheid en daadkracht zijn de meest gewaardeerde eigenschappen in burgemeesters en commissarissen van de Koning, terwijl voor wethouders en gedeputeerden deskundigheid voorop staat.

Gezag van wethouders

Wethouder Jocko Rensen schrijft in zijn essay Gezag van wethouders in deze tijd over de manier waarop hij persoonlijk in de praktijk werkt aan het verwerven van gezag en geloofwaardigheid in de vier arena’s waarmee hij te maken heeft: de samenleving, de ambtelijke organisatie, het college van Burgemeester & Wethouders en de gemeenteraad.
De taken voor de functie van de wethouder zijn duidelijk omschreven. Hoe je deze functie persoonlijk invult, is aan elke wethouder zelf. Het wantrouwen van de samenleving in het lokaal bestuur zou niet leidend moeten zijn bij de uitvoering van de werkzaamheden die horen bij deze eervolle functie.
Rensens uitgangspunt als wethouder blijft dan ook dat hij werkt vanuit zijn persoonlijke kernwaarden. Dat is voor hem een voorwaarde om zich te kunnen verbinden met de ‘spelers’ binnen de diverse gezagsarena’s. Samenwerken en samen dienstbaar zijn aan het grotere geheel is zijn ideaal. Persoonlijk handelen en je bewust zijn van je positie en gezag als wethouder helpen in het verkleinen van de kloof van wantrouwen tussen samenleving en lokaal bestuur.

Enquête over waarnemen van eigen gezag

Tenslotte is er een artikel over een enquête betreffende de manier waarop wethouders hun eigen gezag waarnemen van Corné van der Meulen, Thijs Jansen en Niels Karsten. In de afgelopen bestuursperiode vertrok maar liefst één op de vijf wethouders onvrijwillig en vroegtijdig. De forse toename in het aantal vallende wethouders de laatste jaren doet vermoeden dat het gezag van wethouders tanende is. In dit artikel wordt onderzocht of wethouders gezag ervaren in verschillende gezagsarena’s, dat wil zeggen het college van B&W, de ambtelijke organisatie, de gemeenteraad en de samenleving, en uit welke gezagsbronnen zij putten.
Ondanks hun kwetsbare positie blijken wethouders zeer te spreken te zijn over hun eigen gezag in elk van de vier arena’s. Betrouwbaarheid is volgens de respondenten de belangrijkste gezagsbron van wethouders, gevolgd door de persoonlijke invulling van de eigen portefeuille, uitgedragen normen en waarden, deskundigheid en de persoonlijke leiderschapsstijl.
Meer positionele gezagsbronnen, zoals het partijlidmaatschap en de aanstelling door de gemeenteraad, zijn veel minder belangrijk. Daarmee zijn persoonlijke gezagsbronnen voor wethouders nog belangrijker dan voor burgemeesters, wat het belang onderstreept van het dag in, dag uit moeten verdienen van gezag.

Experiment in Hollands Kroon

Een extra artikel is gewijd aan het experiment van deregulering en de effecten daarvan in de Noord-Hollandse gemeente Hollands Kroon. Wat gebeurt er als het aantal regels in het lokale publieke domein radicaal wordt verminderd? De effecten van (radicale) deregulering zijn empirisch nauwelijks systematisch onderzocht, hoewel er een grote vraag is naar ‘minder regels’. De gemeente schafte in een tweejarig experiment een groot deel van haar overlastregels af, in de hoop dat burgers zich daardoor zelfstandiger en socialer zouden opstellen. Critici daarentegen verwachtten dat de maatregel enkel zou leiden tot meer overlast en conflict. De conclusie is dat er weinig is gebeurd: er is noch meer overlast, noch meer burgerbesef. Binnenkort wordt het experiment door de nieuwe gemeenteraad geëvalueerd. Ondertussen nodigt Hollands Kroon andere gemeenten van harte uit om soortgelijke experimenten in deregulering uit te voeren, zodat we meer zich krijgen op de effecten.

Noot
*⁾ Dr. Claartje Brons werkt bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Zij is projectleider toerusting en ondersteuning politieke ambtsdragers en plaatsvervangend programmamanager van het Actieprogramma Versterking Democratie en Bestuur. Drs. Thijs Jansen is directeur van Stichting Beroepseer en docent/onderzoeker aan de Universiteit van Tilburg.

Bestuurskunde no 3, 2018: https://tijdschriften.boombestuurskunde.nl/tijdschrift/bk/2018/3
Bestuurskunde is een Nederlandstalig vier keer per jaar verschijnend wetenschappelijk tijdschrift van de Vereniging voor Bestuurskunde met een onafhankelijke redactie. Het is een tijdschrift van en voor bestuurskundigen en anderen, geïnteresseerd in het verschijnsel openbaar bestuur.

Site Vereniging voor Bestuurskunde: www.bestuurskunde.nl

Genomineerden voor de verkiezing Top 100 Beste Ambtenaar van het jaar 2018 bekend

Wie maakt kans om Beste Ambtenaar van 2018 te worden? Publiek Denken, initiatiefnemer van de verkiezing Top 100 Beste Ambtenaar, organiseert inmiddels de achtste editie, in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BKR) en de gemeente Utrecht. Publiek Denken is een netwerkplatform voor professionals werkzaam in de publieke sector en bestaat uit een kwartaalblad, themamagazines, website, nieuwsbrief, expertmeetings, dialoogtafels en de verkiezing Top100 Beste Ambtenaar.

Voorbeeld voor collega’s

Met deze verkiezing wordt de schijnwerper gericht op ambtenaren die het afgelopen jaar een uitzonderlijke inspanning hebben geleverd en een voorbeeld zijn voor hun collega’s. Het gaat om een beroepsgroep die vooral achter de schermen opereert en waarover we normaliter weinig horen. Wie zijn de succesvolle sleutelfiguren bij de overheid? Wat maakt hen tot een voorbeeld voor anderen?

De genomineerden zijn vanaf 16 oktober 2018 te vinden op de site van Publiek Denken. Stemmen kan op de site tot en met woensdag 31 oktober 18.00 uur. Zie: https://publiekdenken.nl

Het is ook mogelijk via Facebook, Linkedin en Twitter een stem uit te brengen.
Niet alleen ambtenaren kunnen stemmen op hun favoriete kandidaat; iedereen kan een stem uitbrengen.

Na 31 oktober worden de stemmen geteld en voorgelegd aan een deskundige jury onder leiding van Han Polman, commissaris van de Koning in Zeeland en voorzitter van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB).
Er wordt onderscheid gemaakt tussen rijksoverheid en decentrale overheden (gemeenten, provincies en waterschappen) en tussen management, beleid en uitvoerend/ ondersteunend personeel.
Er zijn twee prijzen: een juryprijs en een publieksprijs. De publiekswinnaar wordt gekozen door de online-stemmen. De Beste Ambtenaar wordt aangewezen door de jury.

Prijsuitreiking

De jury komt op 22 november 2018 bijeen om te beslissen wie de Beste Ambtenaar van 2018 wordt. Vervolgens vindt op 13 december in Utrecht de bekendmaking en de feestelijke prijsuitreiking plaats.

Winnaars van 2017 en 2016

De winnaar van de Top 100 Beste Ambtenaar van het Jaar 2017 was Hedzer Pathuis, projectmanager Stationsgebied van de gemeente Utrecht. Met de aanbesteding van Wonderwoods heeft hij in Utrecht iets nieuws laten zien: een breed en open opgezette tender waarbij gestuurd is op kwaliteit. Een plan dat bijdraagt aan gezond stedelijk leven. Wonderwoods omvat twee torens waarin plaats is om te wonen en te werken, en die er uitzien als een verticaal bos. Pathuis is een man zonder pretenties, die de regie voert over een aantal cruciale stedelijke projecten.

Sabine Kern was de Beste Ambtenaar van 2016. Juryvoorzitter Erik Akerboom maakte dat bekend tijdens een feestelijke bijeenkomst in het Politiebureau Hoefkade in Den Haag. Volgens de jury heeft Kern (concessiemanager Openbaar Vervoer van de provincie Limburg) haar sporen verdiend. Er was veel gedoe rondom de aanbesteding van het openbaar vervoer in de provincie, onder andere vanwege bedrijfsspionage door één van de inschrijvers. In deze context heeft Kern orde op zaken gesteld. Ook slaagde ze erin de verbinding te maken tussen de bestuurlijk opdrachtgever, de vervoerder en haar medewerkers; de provinciale organisatie en de samenleving. En dat allemaal in de Limburgse provinciecultuur. Dat was heel knap!

Voor meer informatie graag contact opnemen met Lars van der Linden, projectmanager Publiek Denken, telefoonnummer 06 575 825 83, e-mail lars@publiekdenken.nl

U P D A T E

Finalisten Publiek Denken Top 100 2018 bekend, Publiek denken, 1 november 2018: https://publiekdenken.nl

honderd jaar ministerie OCW jubileumboek

Ministerie van OCW bestaat honderd jaar. Jubileumboek: ‘In de regel vrij – 100 jaar politiek rond onderwijs’

Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bestaat dit jaar honderd jaar. Op 25 september 2018 was het precies een eeuw geleden dat Nederlands eerste minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap J.Th. de Visser aantrad om de Onderwijspacificatie uit te werken in een nieuw bestel. De Pacificatie van 1917 was een compromis waarmee een einde kwam aan de jarenlange schoolstrijd in Nederland en voor mannen het algemeen kiesrecht werd ingevoerd, twee jaar later gevolgd door het vrouwenkiesrecht.
Een groot deel van de negentiende eeuw was de Nederlandse politiek in de greep van de vraag wie het voor het zeggen had op het gebied van de vorming van de jeugd en de ontwikkeling van wetenschap en techniek. Er zat uiteindelijk in 1917 niets anders op, dan allemaal een stukje in te schikken en alle stromingen een plaats te gunnen in onderwijs, cultuur en wetenschap.

Het was geen gemakkelijke taak, want hoe doe je dat? Hoe voer je centraal beleid op een terrein waar iedereen baas in eigen huis mag zijn? En kunnen al die vrije scholen, cultuuruitingen en wetenschappers wel helpen om maatschappelijke problemen aan te pakken, zoals de politiek en samenleving het graag zien? Het maken van OCW-beleid is nog altijd een voortdurend balanceren tussen vrijheid en sturing, tussen zelfbeperking en dadendrang.

‘ In de regel vrij. 100 jaar politiek rond onderwijs, cultuur en wetenschap’

Ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van het ministerie is er een boek verschenen met een overzicht waarin wordt teruggeblikt èn vooruitgekeken op het OCW-beleid sinds 1918. Titel: In de regel vrij. 100 jaar politiek rond onderwijs, cultuur en wetenschap. Diverse auteurs uit verschillende vakgebieden laten daarin hun licht schijnen op de vrijheden en de politieke sturingsmogelijkheden binnen het bestel, in verleden, heden en toekomst. De bundel is geredigeerd door historicus dr. Pieter Slaman, als docent en onderzoeker verbonden aan het Leiden University Dual PhD Centre te Den Haag, waar een aanvullend opleidings- en begeleidingsprogramma wordt geboden aan duale promovendi, die beroepspraktijk en wetenschap met elkaar verbinden.

Portretten

Het boek bevat een reeks portretten van ministers en staatssecretarissen uit de collectie van het Ministerie van OCW. De geschilderde portretten van alle ministers sinds 1973 gaan gepaard met een geschreven portret, gebaseerd op een interview. We krijgen een gevarieerd beeld te zien van de manier waarop zij zijn omgegaan met de spanningen in hun domein. Bij de getekende portretten en foto’s van de staatssecretarissen staat een korte beschrijving van hun prestaties.
De oorspronkelijke portretten hangen naast en vooral hoog boven elkaar aan de muren van de entree van het ministerie van OCW in Den Haag. Het is een bonte verzameling schilderijen, tekeningen en foto’s, divers in stijl, techniek en compositie en gemaakt door diverse, vaak bekende kunstenaars onder wie bijvoorbeeld Paul Citroen, Ans Markus, Sierk Schröder, Riek Wesseling, Sam Drukker, Anton Corbijn en Erwin Olaf.

portret van arie pais minister van onderwijs
Minister Arie Pais (van 1977-1981), geschilderd in 1982 door Kik Zeiler, olieverf op doek.

Een opmerkelijk portret is van de hand van Kik Zeiler. Hij schilderde een magisch-realistisch portret van Arie Pais, minister in het kabinet-Van Agt I. De minister zit niet achter een bureau, maar aan een tafel en is omringd door symbolen die refereren aan de beleidsterreinen van zijn departement: een puntenslijper staat voor onderwijs, een sculptuur van een mythologische figuur voor de kunsten en een microscoop verbeeldt de wetenschap. Op de achtergrond zien we een collage van gebouwen, waaronder het oude ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen (OKW), het Kurhaus en de pier van Scheveningen terwijl boven Den Haag donkere wolken zich samen pakken. Het geheel maakt het portret tot een bijzonder visioen van het ministerschap.
De portrettengalerij van het ministerie van OCW is in zijn huidige presentatievorm onthuld in 2008, toen het departement negentig jaar bestond.

Honderd jaar politiek rond onderwijs

In de regel vrij. 100 jaar politiek rond onderwijs, cultuur en wetenschap beschrijft een eeuw in thema’s, van burgerschap tot wetenschap en van media tot Mammoetwet. Het boek bevat 419 pagina’s en bevat elf hoofdstukken:

1. Baas in eigen school. De strijd tegen staatspedagogiek. 1848 – 1980.
2. Oude vormen, nieuwe tijden. De pacificatie ter discussie. 1980 – 2018.
3. ‘Ter verspreiding van de waarheid, worde geen middel verwaarloosd’. Een eeuw mediabeleid in Nederland.
4. ‘Waartoe toch die klove’. Selectie in het middelbaar onderwijs. 1860 – 2018.
5. De staat, de arbeidsmarkt en het beroepsonderwijs. 1863 – 2018.
6. Verzuiling, verzorging, verzakelijking. Rijkscultuurbeleid. 1918 – 2018.
7. De omhelzing en de wurggreep. Rijksoverheid en hoger onderwijs. 1918 – 2018.
8. Over mogelijkheden, wensen en ‘onvermijdelijke keuzen’. Een eeuw wetenschapsbeleid.
9. De verhoudingen in het onderwijsbestel. 1918 – 1990.
10. Sturen in samenspraak. 1990 – 2018.
11. Slotbeschouwing.

In elk hoofdstuk draait het om de vraag hoe zaken op een nationaal niveau geregeld kunnen worden, en welke ruimte er moet zijn voor burgers en instellingen. Die vraag speelt steeds tegen de achtergrond van grote maatschappelijke veranderingen die Nederland sinds 1918 doormaakte. Vanwege deze vraag, aldus Pieter Slaman in de Inleiding staat het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als organisatie in dit boek niet in het middelpunt van de belangstelling, zoals het dat wel deed in het boek dat verscheen bij het vijfenzeventigjarig bestaan in 1993. Ook gaat het niet om de manier waarop onderwijs werd gegeven, om de inhoud van het cultuuraanbod of om de ontwikkeling van de wetenschap. Dit boek draait om de politieke vraag hoe de Nederlandse samenleving vrijheid, diversiteit en gelijkheid organiseerde in een bestel dat gezamenlijk in stand moest worden gehouden en uitgebouwd. Er is daarom veel aandacht voor maatschappelijke discussies en sociale veranderingen, voor de manier waarop de politiek die vertaalde in wet en beleid, en natuurlijk voor de rol die het onderwijs, de cultuursector en de wetenschap zelf daarin speelden.

Honderd jaar ervaring: een stevige grond onder de voeten

De hoofdstukken worden afgewisseld met intermezzo’s: korte onderbrekingen die dieper ingaan op belangrijke thema’s. Het onderwijs in de overzeese delen van het koninkrijk bijvoorbeeld, of het emancipatiebeleid. Binnen en tussen de hoofdstukken zijn ook kaders geplaatst, waarin aandacht is voor voorbeelden en achtergronden. Beelden uit de dagelijkse praktijk bijvoorbeeld, uitleg over vraagstukken van overleg en bestuur, of cijfers achter de ontwikkelingen.
De slotbeschouwing brengt dit alles in een onderling verband. Slaman: “Bij de grote uitdagingen die ons in de toekomst te wachten staan, kan de Nederlandse ervaring van honderd jaren dienen als stevige grond onder de voeten. Grote uitdagingen zijn er namelijk altijd geweest, en veel daarvan komen vandaag maar al te bekend voor”.

Downloaden In de regel vrij. 100 jaar politiek rond onderwijs, cultuur en wetenschap, door Pieter Slaman e.a., Ministerie van OCW, 2028: https://beroepseer.nl

Pagina uit jubileumboek 100 jaar Miisterie van OCW

calculator bij artikel over onderwijsgeld

Ministerie van Onderwijs doet voorstel aan Kamer over verantwoorden besteding onderwijsgeld op school

Onderwijsbesturen moeten beter gaan verantwoorden hoe zij het onderwijsgeld uitgeven en waarom. Ministers I.K. van Engelshoven en A. Slob van Onderwijs willen dat het bestuur gaat vastleggen hoeveel geld hun scholen krijgen, hoeveel reserves er zijn en hoeveel geld er gebruikt wordt voor het bestuur. De ministers volgen daarmee een advies van de Onderwijsraad op, zo schrijven zij 15 oktober 1018 in een brief aan de Tweede Kamer.

Een onderwijsbestuur krijgt geld in de zogeheten lumpsum¹⁾. Dat houdt in dat het bestuur zelf kan bepalen waar het geld aan wordt uitgegeven. De ministers vinden het belangrijk dat het bestuur zelf keuzes kan blijven maken over de uitgaven. Ze willen de lumpsum dan ook behouden en voorkomen dat die verder onder druk komt als het onderwijsbestuur niet goed verantwoordt waar het geld naartoe gaat.

Verantwoording

“Als een onderwijsbestuur niet goed uitlegt wat men met het geld doet, kan de maatschappij het vertrouwen in het onderwijsstelsel verliezen”, vreest minister Van Engelshoven. “Daarom is het cruciaal om goed te laten zien wat je met het geld doet en waarom. Bij vertrouwen hoort verantwoording”.

Volgens minister Slob zijn er al een aantal onderwijsbesturen goed onderweg met de verantwoording en zijn ook de sectororganisaties zich steeds bewuster van de noodzaak. “Maar het moet echt beter. Alle besturen moeten de wil hebben om het gesprek over hun financiële keuzes te voeren met de betrokkenen – ouders, leraren, medezeggenschapsraden, schoolleiders”, stelt hij.

Openbaar

De ministers vragen de besturen om zo snel mogelijk aan de slag te gaan met het beschikbaar maken van de gegevens. Ze gaan daarvoor een zogeheten benchmark²⁾ maken, waardoor de gegevens ook tussen onderwijsbesturen en scholen vergelijkbaar zijn. “De besturen die voorop lopen, kunnen dan het goede voorbeeld geven. De rest kan zich daaraan optrekken”, aldus Van Engelshoven.

De ministers gaan de wet aanpassen, zodat besturen verplicht worden om te laten zien hoe zij hun financiële middelen over de scholen verdelen. Hiernaast blijft ook de website online, waar alle jaarrekeningen van besturen (op bestuursniveau) vergelijkbaar zijn. Tevens wordt doorgewerkt aan het wetsvoorstel dat publicatie van het jaarverslag van een bestuur verplicht. Slob: “Met de keuze voor de lumpsum hebben scholen veel vrijheid. Daarvoor mag publieke verantwoording over deze publieke middelen terug verwacht worden”.

Ander voorstel: Besteed 70% lumpsum aan docenten en onderwijsondersteunend personeel

Frans van Haandel reageert op de site van het vakblad voor het onderwijs Didactief op het advies van de Onderwijsraad aangaande de lumpsum. Van Haandel is docent wiskunde bovenbouw havo/vwo en won in januari 2018 met oud-docent Hans Duijvestijn de Onderwijsblogprijs 2018 van de Onderwijsraad met de blog Waar is het extra geld voor het VO gebleven?

Volgens Van Haandel valt er nog wel het een en ander af te dingen op de plannen. Doelmatigheid van de besteding kan fors beter. Hij schrijft in Didactief: “De Onderwijsraad heeft helaas alternatieven voor de lumpsum slechts abstract bekeken. Daardoor is ‘geen alternatief voor de Lumpsum gevonden’ en is de ‘oplossing’ voor meer doelmatigheid bureaucratisch van aard, kort gezegd: ‘meer plannen vastleggen en resultaten controleren’. Een gemiste kans”.
Van Haandel schrijft vervolgens hoe het geld beter besteed kan worden.
Klik hier voor lezen van de hele blog Besteed 70% lumpsum aan docenten en OOP, door Frans van Haandel, Didactief, 5 oktober 2018: https://didactiefonline.nl

Reactie op het advies ‘Inzicht in en verantwoording van onderwijsgelden’ van de Onderwijsraad, Brief aan Tweede Kamer, 15 oktober 2018: www.tweedekamer.nl

Betere verantwoording onderwijsgeld nodig, Rijksoverheid, 15 oktober 2018: https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2018/10/12/betere-verantwoording-onderwijsgeld-nodig (Niet meer beschikbaar op Rijksoverheid. Ga naar https://rijksoverheid.sitearchief.nl/#archive en tik in zoekveld in grijze linkerkolom de titel van het nieuwsbericht)

Waar is het extra geld voor het VO gebleven? door Hans Duijvestijn, Frans van Haandel, Onderwijzerblog, 7 mei 2017: https://onderwijzerblog.wordpress.com

Zie ook: Het zwarte gat van de lumpsum, door Flip Bloem, 15 oktober 2018: https://didactiefonline.nl


Noot
1) Lumpsum is een betaling die in een keer wordt gedaan en niet in delen, ook wel partijprijs genoemd, of een forfaitaire of vaste prijs. Meer specifiek is lumpsum de financiering van scholen door de Nederlandse overheid, in Vlaanderen enveloppenfinanciering genoemd.

²) Benchmark is een ‘referentiekader’, een maatstaf om gelijksoortige zaken of diensten met elkaar te vergelijken om bijv. prestaties of resultaten te verbeteren.

omslag Villamedia no 8 oktober 2018

Wat ergert journalisten aan perswoordvoerders en omgekeerd? Twee enquêtes geven antwoord

Wat ergert journalisten aan perswoordvoerders en omgekeerd? De beroepsgroepen storen zich behoorlijk aan elkaar. Dat blijkt uit onderzoek dat Corner-Stone Marketing & Sales Programmes samen met de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) heeft uitgevoerd. De resultaten zijn bekend gemaakt tijdens het Praktijkcongres Succesvol persbeleid 2018 in Bussum op 9 oktober 2018.
De onderlinge ergernissen liegen er niet om, aldus Lars Pasveer op de site van vakblad voor journalisten Villamedia. Het oktobernummer 2018  is  gewijd aan de relatie tussen journalisten en voorlichters:

Woordvoerders zeggen dat journalisten vooringenomen kunnen zijn, onzorgvuldig zijn met uitspraken en gepresenteerde feiten en regelmatig geen wederhoor toepassen. Overigens zegt 89 procent van de ondervraagde journalisten dat hoor- en wederhoor voor hen een standaardonderdeel van het journalistieke proces is.

Journalisten storen zich aan onbereikbaarheid van woordvoerders en merken soms opzettelijke vertraging, in de hoop de angel uit het nieuws te halen. Soms komen woordvoerders na een dag wachten met een vale, nietszeggende quote of dragen het verzoek over aan een collega, die vervolgens opnieuw ingelicht (of overtuigd) moet worden.

Woordvoerders storen zich op hun beurt  aan een gebrek aan inhoudelijke kennis of onvoldoende voorbereiding bij journalisten. Echt rancuneus zeggen de meeste woordvoerders niet te zijn: ook na een slechte ervaring blijven de meeste woordvoerders beschikbaar voor die journalist. Slechts 15 procent zegt een journalist niet meer te helpen na een slechte ervaring.

Toch houden ze graag de vinger aan de pols: slechts 1 procent van de woordvoerders vraagt nooit om inzage van een stuk. Van hen vraagt 32 procent ‘altijd’ inzage en 36 procent ‘vaak’. Die inzage wordt vaak wel gegeven, maar voor 56 procent van de journalisten alleen om feitelijke onjuistheden te corrigeren. Tien procent van de journalisten geeft ‘nooit’ voor publicatie inzage in de tekst.

Er is maar één eigenaar van het verhaal, en dat ben jij

Wat inzage betreft, dat was dertig jaren geleden wel anders. Journalist Willem Pekelder schrijft in zijn artikel Autoriteiten zijn bang voor ons dat midden jaren tachtig een oudere verslaggever van het Rotterdams Nieuwsblad – waar Pekelder ook werkte – na een interview ietwat ontstemd terugkeerde op de redactie: ‘Ze wilden het lezen van tevoren’, riep hij, ‘L-e-z-en… V-a-n-t-e-v-o-r-e-n…’
Vandaag maakt ieder journalist dat mee: “Je houdt een interview, en vervolgens gaat de afdeling communicatie er vrolijk met het rode potlood doorheen. Goed om in zo’n geval te weten: er is maar één eigenaar van het verhaal, en dat ben jij”.
Hoe reageerde Pekelders collega indertijd? ‘Ik heb het volgende geantwoord. Ik vertrouw erop dat u mij juiste informatie geeft. Dan moet u mij vertrouwen dat ik er een waarheidsgetrouw verhaal van maak’.
Pekelder: “Daarmee was de kous af, het interview werd niet ter inzage gestuurd. De eerste tien jaar van mijn journalistieke loopbaan, zo ongeveer tot 1990, vroeg niemand om lezing vooraf.
[…]
Rond het journalistieke interview is een sfeer van georganiseerd wantrouwen ontstaan. Als ik zie hoe ‘vakbroeders’ op internet reputaties door het slijk halen, kan ik daar inkomen. Overheden, bedrijven en instellingen zijn als de dood dat door één fout citaat of verkeerde interpretatie hun zorgvuldig opgebouwde goede naam wereldwijd aan diggelen gaat”.

Pekelder eindigt zijn artikel met een treffend voorbeeld van hedendaagse bedilzucht en een bespiegeling: “Begin dit jaar schreef ik een column over een cultureel festival, waarbij een jonge communicatie-medewerkster opmerkte: ‘Ik wil de tekst van tevoren lezen, hoor’. Niet op ingegaan natuurlijk, maar wel een teken dat het steeds verder gaat met de beheersingsdrift. Misschien straks zelfs zo ver dat de persvrijheid in het gedrang komt.

Op stille momenten vraag ik me wel eens af: hoe redde ik me vroeger toch bij het Rotterdams Nieuwsblad, toen er nog nauwelijks afdelingen marketing en communicatie bestonden? Ik schreef artikelen bij de vleet, en niets werd van tevoren gelezen. Maakte ik daardoor aan de lopende band fouten? Ik geloof van niet. Nul rectificaties in al die jaren.
Naar die begintijd kunnen we niet terug, maar het zou goed zijn als communicatie-afdelingen en geïnterviewden zich zouden beperken tot waar het ooit allemaal om begonnen is, en waar iedereen wel bij vaart: een check op feitelijke onjuistheden. En niet meer”.

De enquêtes

Gevraagd in de enquête naar hun grootste ergernis over woordvoerders (open vraag), komt uit de antwoorden van journalisten de volgende ‘top vijf ergernissen’ naar voren:

1. Niet bereikbaar zijn/traag of niet reageren/aan het lijntje houden
2. Verhullende taal/nietszeggende antwoorden
3. Invloed willen uitoefenen op eindproduct/Nieuws willen controleren
4. Krampachtige omgang/onvriendelijk
5. Slecht geïnformeerd/kwaliteit van antwoorden op vragen laag

De enquêtes bieden een boeiend inzicht in de wereld van journalistiek, persvoorlichting, communicatie en ethische dilemma’s van het vak.
Een van de vragen aan de journalisten betrof de reputatie van journalisten. Hoe die de afgelopen jaren onder druk is komen te staan. Volgens 79% van de respondenten is sprake van reputatieschade terwijl slechts 3% een versterkte reputatie ziet. De overige respondenten zien geen verandering of hebben hierover geen oordeel.
Deze vraag is in in hun enquête ook voorgelegd aan woordvoerders en zij zijn een stuk milder: 2% vindt de reputatie van journalisten versterkt en 44% vindt deze onveranderd. De overige 44% ziet wel reputatieschade.

‘Een beetje zoals de NOS’

Villamedia besteedt ook aandacht aan een tamelijk nieuw, zich snel ontwikkelend verschijnsel bij de overheden. Over hun rol in het verspreiden van nieuws en informatie schrijft Linda Nab in het artikel Werken zoals de NOS. Voorbeeld is de afdeling Marketing en Communicatie Netwerk van de gemeente Utrecht dat twee jaar geleden een ware ‘newsroomheeft ingericht, Newsroom 030, waar alle gemeentelijke kanalen samenkomen. Deze afdeling heeft een bezetting van 80 fte (ca 100 medewerkers). Burgemeester en wethouders hebben samen zeven bestuurscommunicatie-adviseurs en vier woordvoerders (het persteam) tot hun beschikking. Daarnaast zijn er communicatieadviseurs werkzaam op gemeentelijke domeinen (het sociale, fysieke en interne domein) en op specifieke projecten.
Newsroom 030 heeft 12 fte.

De redactie is verantwoordelijk voor de berichten op alle gemeentelijke kanalen: sociale media, website, intranet, webcare en persberichten. In de toekomst komen daar mogelijk ook de wijkberichten en nieuwsbrieven bij. Coördinator en communicatieadviseur Sandra Sluijter: “Voorheen had elk kanaal op verschillende verdiepingen zijn eigen loket, voorzien van een eigen mailbox en medewerkers.
[ … ]
Met de komst van de redactie is er voor collega’s één loket, waar alle expertise over de verschillende gemeentelijke kanalen is gebundeld. Nu kunnen we zeggen: dit onderwerp speelt vandaag. Wat gaan we ermee doen en op welk kanaal? Een beetje zoals de NOS ook werkt. Dat geeft veel meer sturing op de kwaliteit van de content en welke boodschap geschikt is voor welk kanaal”.

Sinds september 2018 is de gemeente in het verlengde van Newsroom 030 gestart met 1Redactie voor alle online communicatiekanalen.

Volgens Sluijter en collega Sjoukje Volten, communicatieadviseur van burgemeester Jan van Zanen van Utrecht, blijven journalisten een belangrijke partij.
Volten: “Zo lopen we regelmatig een rondje met journalisten door het stationsgebied, dat wordt vernieuwd. Laatst nog, konden zij op het nieuwe bollendak boven het stationsplein staan, dat bijna af was”…

Downloaden onderzoeken (beide onderzoeksrapporten bevatten een samenvatting):

Het Grote Journalistenonderzoek 2018: https://www.villamedia.nl/docs/091018_rapportage_%20HetGroteJournalistenonderzoek2018.pdf

Het Grote Woordvoerdersonderzoek 2018: https://www.villamedia.nl/docs/091018_rapportage_HetGroteWoordvoerdersonderzoek2018.pdf

Journalisten en woordvoerders veroordeeld tot elkaar, Lars Pasveer, 10 oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/journalisten-en-woordvoerders-veroordeeld-tot-elkaar

Haal dat meel eens uit je mond (Wat ergert journalisten aan perswoordvoerders en omgekeerd?) Dolf Rogmans, Villamedia no 8, oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/wat-ergert-journalisten-aan-perswoordvoerders-en-omgekeerd

Enquête over journalisten en hun relatie met woordvoerders, NVJ, 10 oktober 2018: www.nvj.nl

‘Autoriteiten zijn bang voor ons’, Willem Pekelder, Villamedia no 8, oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/willem-pekelder-autoriteiten-zijn-bang-voorons
Bekijk ook de fraaie illustratie van Maaike Putman bij het artikel.

Werken zoals de NOS (Newsroom030: Bij de afdeling communicatie van de gemeente Utrecht werkt men zoals bij de NOS), door Linda Nab, Villamedia no 8, oktober 2018: https://www.villamedia.nl/artikel/newsroom030-bij-de-afdeling-communicatie-van-de-gemeente-utrecht-werkt-men-zoals-de-nos

opbouw van netwerk GGZ op maat

Interview met Melanie van Roekel over opbouw van stevige organisatie GGZ op maat

In de zomer van 2018 zijn psycholoog Frits Bosch1) en collega’s begonnen aan de opbouw van het netwerk GGZ op maat – een geestelijke gezondheidszorg op maat – van (ex-)GGZ-patiënten en professionals. Het is een netwerk van gelijkgestemden van verschillende disciplines.

GGZ professional Melanie van Roekel vertelt aan Stichting Beroepseer over het doel van GGZ op maat: “Wij willen een stevige gesprekspartner worden bij overheden en zorgverzekeraars, zodat er meer geluisterd wordt naar zowel de professional als de patiënt. Dat is immers waar het om draait. Het gaat om geestelijke gezondheidszorg, dus zorg voor de geest. Een geest die conform ons classificeringssysteem moet lijden om deze zorg te mogen ontvangen. De enige die kan bepalen of er sprake is van lijden is natuurlijk de patiënt zelf. Het enige wat de zorgverlener doet is proberen aansluiting te vinden en een behandeling geven.

Maar, zowel het lijden van de patiënt als de expertise van de zorgverlener worden niet erkend door de overheid en de zorgverzekeraars. Zij proberen de mens in zijn uniciteit te generaliseren en op te zadelen met voorgeprogrammeerde behandelschema’s die bij wijze van spreken met een strippenkaart kunnen worden afgewerkt. Mijns inziens is dit niet ‘zorg dragen voor de geest’ maar ‘zorg dragen voor reductie van de geest’. Om nog maar te zwijgen van  alle protocollen en verantwoordingsmodules waar zorgverleners mee te maken hebben. Zorg dragen voor de geest doe je met tijd, aandacht en contact.

Door het betalingssysteem evenwel – dat gebaseerd is op de Diagnose Behandel Combinatie (DBC) – wordt de hulp ingeperkt door vergoedingen binnen algemeen geldende tijdsgrenzen waardoor vaak afbreuk gedaan wordt aan de therapeutische relatie tussen behandelaar en patiënt. Desondanks heeft een groot deel van de GGZ-aanbieders nog steeds compassie met hun patiënten en met dezelfde aandacht die zij voor hun patiënten hebben concentreren zij zich nu op het verbeteren van de GGZ”.

Binnen kantoortijden

GGZ op maat richt zich vooral op regelgekte, wachttijden, gecoördineerde en gecontinueerde zorg, toegankelijke zorg en vroeg-signalering.
Van Roekel licht toe: “Om een parallel te trekken met de fysieke gezondheidszorg: als wij fysiek lijden bestaat de mogelijkheid een huisarts, een huisartsenpost of zelfs de spoedeisende hulp te bezoeken. Binnen de geestelijke gezondheidszorg ligt dit een stuk complexer. Zo is het bijvoorbeeld bij grote GGZ-instellingen alleen mogelijk om binnen kantoortijden de eigen hulpverlener te spreken als er sprake is van ernstige psychiatrische problemen zoals suïcidaliteit of psychose. De meeste crises (lees: psychisch lijden) kan men natuurlijk niet in kantoortijden plannen; ze komen vaak in de stille uren van de avond of de weekenden.

Hoe kun je zorg  verlenen als je niet bereikbaar bent? Bij de kleine zelfstandigen zien we dat zij vaak flexibeler zijn met hun agenda, ze zijn sneller bereikbaar en kunnen ondersteuning bieden. Ook behandelen zij een crisis bij de eigen patiënten zelf en verwijzen zij niet of nauwelijks door naar een crisisdienst. Zij stellen zichzelf beschikbaar en geven zelfs hun telefoonnummer af”.

Soms wel vijf verschillende behandelaren

“Met andere woorden, zorg moet toegankelijk zijn en vooral beschikbaar! Wanneer iemand psychisch lijdt is het toch eigenlijk niet meer menselijk om hem of haar zes maanden op een wachtlijst te laten staan? En natuurlijk hebben wachtlijsten allerlei redenen. Verkeerde verwijzingen vanuit huisarts/POH/GGZ 2), minder tijd voor patiënten vanwege administratieve lasten en te weinig gebruik van e-Health en ervaringsdeskundigen zijn hier enkele van. Daarnaast moet er meer uitstroom komen vanuit de Specialistische Geestelijke Gezondheidszorg (SGGZ) om behandelcapaciteit vrij te maken en kennen hulpverleners elkaar te weinig waardoor patiënten vaak bij een verkeerde hulpverlener komen. Een andere belangrijke reden zijn de omzetplafonds waardoor de capaciteit is verlaagd. Wanneer we kijken naar instellingen, richten deze zich teveel op lichte en matig ernstige problematiek waardoor er minder capaciteit is voor patiënten met complexe problematiek. Ook spelen vergrijzing en te weinig opleidingsplaatsen een rol. Dit alles zou eenvoudig kunnen worden getackeld en gebeurt vaak al door vrijgevestigde collega’s.

Binnen mijn netwerk bevindt zich bijvoorbeeld een collega met een wachttijd van maximaal drie maanden. De beste man werkt zelfstandig, heeft een netwerk, kent en wordt gekend, ontvangt passende doorverwijzingen of verwijst gepast door indien nodig, maakt gebruikt van e-Health, heeft lak aan vergrijzing en is volledig gekwalificeerd op meerdere gebieden waarbij hij zichzelf blijft bijscholen. Een recept voor succes omdat hij de ruimte heeft om de zorg te bieden waar hij in gelooft en waar zijn hart ligt en dat is goed te merken aan het beloop van zijn praktijk. Zonder duur gekocht Top GGZ-keurmerk is hij uitmuntend in zijn vakgebied. Toch bijzonder dat zelfstandige therapeuten de wachtlijsten beter kunnen hanteren.

En wat dacht u van het feit dat bij doorverwijzen van patiënten naar de grote instellingen het niet eens zeker is dat de patiënt ook daadwerkelijk bij de behandelaar komt die de huisarts heeft voorgeschreven?  De patiënt ziet soms wel vijf verschillende behandelaren, maar de huisarts krijgt nooit een terugkoppeling of moet een queeste starten om de hoofdbehandelaar überhaupt nog te kunnen achterhalen. In plaats van samen te werken, werken we langs elkaar heen. Samenwerken betekent mét de patiënt, maar de patiënt staat nu vaak langs te zijlijn terwijl hij centraal zou moeten staan”.

Privacy

Een ander belangrijk facet binnen de hulpverlening is uiteraard vertrouwen. Van Roekel daarover: “Vertrouwen vormt de basis maar wordt door het benchmarken met ROM-gegevens3) totaal onderuit gehaald. Patiëntengegevens zijn persoonlijk en vertrouwelijk. Met de komst van ROM zien we hoe de privacy constant word geschonden. Probeer eens te bedenken wat dit doet bij mensen die reeds lijden? Ze krijgen daarbovenop nog eens te horen: Ik ga u helpen maar ik eis wel dat u ROM invult en dat al uw privégegevens bij derden kenbaar worden gemaakt. Wilt u dat niet? Prima… maar dan kunt u ook geen hulp krijgen want ik – (lees: de professional) – word hierop afgerekend.

Verder houden wij ons bezig met de DBC’s, de bureaucratie, de omzetplafonds en de kwaliteitsstatuten. Weinig bekend is dat grote instellingen de erkenning van het ‘keurmerk Top GGZ’ met taart en champagne vieren terwijl zij voor dat keurmerk ieder jaar enkele tienduizenden euro’s neer moeten leggen. We zouden het geld beter kunnen besteden aan de patiënten in plaats van ons te laten drijven door prestige”.

Behandelen op maat

“Als laatste punt tenslotte. Wij  richten wij ons op de specialistische GGZ en de aanpak van complexe problematiek en multidisciplinaire samenwerking. Er moeten voldoende klinische bedden beschikbaar gehouden worden voor patiënten die dat nodig hebben. En om te lang en te veel behandelen tegen te gaan moet, waar dat kan, op tijd afgeschaald worden naar ambulante zorg. Vrijgevestigde psychologen en psychiaters hebben al een groot netwerk in wijken in grote en kleine steden en zijn dicht bij de patiënten gevestigd. Daardoor zijn zij beter in staat om samen met de huisartsen, POH-GGZ  en het sociale domein hulp op maat te bieden zodat de problematiek niet oploopt en de opnamedruk afneemt”.

Een stevige organisatie en actieve gesprekspartner

Het voornemen van GGZ op maat is zoveel mogelijk (oud)patiënten en GGZ-professionals bij elkaar te brengen. Van Roekel: “Alleen gezamenlijk kunnen wij een vuist maken naar de overheid en de zorgverzekeraars. Wij willen horen van de mensen waarin de huidige GGZ niet functioneert. Daar gaan wij ons de komende tijd op richten, door een stevige organisatie te worden, door een actieve gesprekspartner te zijn voor iedereen die ons wenst te spreken en ons om advies vraagt. Het gaat erom ons publiekelijk te verweren tegen de huidige ontwikkelingen.
Iedereen kan zich kosteloos bij ons aansluiten en meepraten en meedenken. Wij zijn heel toegankelijk. In de geestelijke gezondheidszorg gaat het om de geest van de mens, om de mens, het individu. De mening, het gevoel en de beleving van ieder mens telt en worden door ons gehoord en vertaald”.

 Noten
¹) In augustus 2018 kondigde Bosch aan dat hij een boek heeft geschreven en het manuscript naar een uitgever gestuurd. Titel: Help, de psycholoog verzuipt! Op zijn website staan gegevens over het boek te lezen, waaronder een synopsis en een verantwoording: www.fritsbosch.nl
2) POH-GGZ – Praktijkondersteuner Huisarts Geestelijke Gezondheidszorg. De functie POH-GGZ heeft een specifieke plaats in de gezondheidszorg en vraagt daarmee om specifieke kwaliteiten van een professional.
3) ROM – Routine Outcome Monitoring – is van oorsprong een systeem waarbij meetinstrumenten worden gebruikt om de effecten van een individueel behandeltraject te evalueren. Inmiddels is de toepassing veel breder geworden. Door de metingen per instelling te vergelijken – dit heet benchmarken – moet duidelijk worden welke instellingen goede resultaten boeken. Op grond daarvan beslissen zorgverzekeraars bij wie ze de zorg inkopen. Om dit mogelijk te maken is de Stichting Benchmark GGZ opgericht. GGZ-instellingen worden door de verzekeraars verplicht hun ROM-gegevens aan deze stichting aan te leveren.

Meer info bij GGZ op maat: www.ggzopmaat.nl (Website bestaat niet meer)

Zie ook: Netwerk GGZopmaat reageert op bericht over steun Kabinet voor resultaatgerichte beloning in GGZ. Blogs Beroepseer, 7 september 2018: https://beroepseer.nl

Verslag debat over het falende onderwijsbeleid in De Balie op internationale Dag van de Leraar

Vrijdagavond 5 oktober 2018, op de internationale Dag van de Leraar, was er in centrum De Balie in Amsterdam een debat over het falende onderwijsbeleid n.a.v. de publicatie van het boek De sluipende crisis – Waarom het onderwijs niet beter wordt. Daarin stellen de auteurs René Kneyber en Dorien Zevenbergen het begrip onderwijskwaliteit centraal en de manier waarop de politiek met dat begrip omgaat. Wie bepaalt wat die kwaliteit precies is en wie is er verantwoordelijk voor?
René Kneyber is docent wiskunde, lid van de Onderwijsraad en bestuurslid van Stichting Beroepseer; Dorien Zevenbergen is beleidsadviseur van de Onderwijsinspectie. Die avond gingen ze in gesprek met Edith Hooge, hoogleraar Onderwijsbestuur van de Universiteit van Tilburg en Paul van Meenen, Tweede Kamerlid voor D66 en woordvoerder Onderwijs en wetenschap. De avond werd geleid door Rikkert Seveke.

Nepafspraken

Volgens redacteur Frans van Heest van Science Guide – het digitale nieuwsmagazine voor de kennissector – werden er die avond interessante dingen gezegd over bekostiging van het onderwijs en professionalisering van docenten. Hij schreef een verslag van het debat met de duidelijke titel: In het onderwijs worden nepafspraken gemaakt met nepvertegenwoordigers. Dat vinden Kneyber en Zevenbergen namelijk. De afspraken van de overheid met vertegenwoordigers van de sectororganisatie voor het primair onderwijs (PO-Raad) en de Vereniging van scholen in het voortgezet onderwijs (VO-Raad) zijn niet serieus te noemen.
De overheid heeft zich volgens Kneyber te veel teruggetrokken. “Een van de problemen is dat we een heel terughoudende overheid hebben gekregen. En dat niemand bepaalde problemen – zoals het stelsel dat het onderwijs echt in de weg zit – meer durft aan te pakken, vanwege Dijsselbloem”.
Kneyber doelt hier op het in februari 2008 gepubliceerde rapport Tijd voor onderwijs van de parlementaire onderzoekscommissie Dijsselbloem over de onderwijsvernieuwingen in het voortgezet onderwijs. Het rapport baarde veel opzien, maar had geen gevolgen.

Een voorbeeld van de terugtrekkende overheid is volgens Kneyber te zien bij het aantrekken van jonge docenten. “Die terugtrekkende overheid zien we terug in allerlei ambities. In 2013 had iedereen heus wel in het vizier dat er een lerarentekort aan zat te komen. Een van de ideeën destijds was om de jonge docenten vast te houden en om daar geld voor uit te trekken. Daar is toen met de VO-Raad een afspraak over gemaakt. Er zou € 65 miljoen worden geïnvesteerd, dat neerkwam op € 69,35 per leerling via de lumpsum”.

Van deze afspraak is weinig terechtgekomen ziet Kneyber en dat komt door de vrijblijvendheid van dergelijke afspraken. “Het grappige aan dit soort afspraken is dat niemand eigenlijk beseft dat de VO-Raad wel leden heeft in de vorm van schoolbesturen. Maar dat de afspraken die de VO-Raad maakt niet worden nageleefd.
Schoolbesturen hoeven zich niet te verantwoorden aan de overheid en de besturen hoeven zich ook niet te verantwoorden aan de VO-Raad. Als het geld niet uitgegeven wordt aan jonge docenten, dan zit iedereen naar elkaar te kijken en voelt niemand zich verantwoordelijk. Ik noem dat nepafspraken met nepvertegenwoordigers. Dat leidt ertoe dat er wel veel daadkracht is vanuit de overheid, maar er is geen slagkracht. Het probleem wordt daarmee niet opgelost, er zijn niet meer jonge docenten aangenomen.”

Edith Hooge zette vraagtekens bij Kneybers opmerkingen en reageerde: “Wat ik fascinerend vind is dat je zegt: ‘de overheid is sinds Dijsselbloem heel terughoudend geworden’. Ik dacht het niet. Als je kijkt naar wat er is gebeurd dan zie je dat de overheid juist meer en ook hard is gaan sturen op onderwijskwaliteit. En met hard bedoel ik gewoon met wetten en niets geen ‘nepafspraken’.”

Geloofwaardigheidscrisis

De sluipende crisis door René Kneyber en Dorien ZevenbergenMaar wat is nu die sluipende crisis? Kneyber: “De echte crisis is een geloofwaardigheidscrisis. Omdat iedere keer dat ze in Den Haag komen met nieuwe ideeën iedereen in het onderwijsveld zegt: ‘ja dat waait wel weer over’. “Terwijl er soms ook hele goede dingen tussen zitten. Ik zou dat willen problematiseren. Ik vind dat wel een probleem. Ik denk dat er sommige dingen zijn die alleen de overheid kan en dat die daarop moet durven sturen”.

Lees het hele verslag In het onderwijs worden nepafspraken gemaakt met nepvertegenwoordigers, door Frans van Heest, Science Guide, 10 oktober 2018: www.scienceguide.nl

Terugluisteren en -kijken kan ook. Zie hieronder de video van Het debat De Balie leert – Over het falende onderwijsbeleid, 5 oktober 2018. Duur 2u11min

Meer info over boek De sluipende crisis bij uitgeverij Phronese: https://phronese.vrijeboeken.com