Skip to main content

Redactie Beroepseer

De Jonge Akademie opent ‘Iedereen professor Jaar’. Geef universitair (hoofd)docenten en hoogleraren gelijke rechten rondom promotietrajecten

Hoewel universitair (hoofd)docenten tijdens een promotietraject grotendeels dezelfde plichten als hoogleraren hebben, hebben zij niet dezelfde rechten. De Jonge Akademie*) pleit er met Iedereen professor! voor deze rechten los te koppelen van het functieprofiel hoogleraar en deze toe te kennen aan alle universitair (hoofd)docenten.

Je eigen promovendus tot doctor benoemen is een bijzonder moment voor alle wetenschappers. Maar op dit moment is die eer alleen weggelegd voor hoogleraren en een klein aantal universitair hoofddocenten. En dat is niet het enige: verschillende rechten rondom (promotie)plechtigheden zijn op dit moment gekoppeld aan het functieprofiel hoogleraar.

Dit moet anders, vindt De Jonge Akademie, want universitair (hoofd)docenten hebben in een promotietraject wel dezelfde plichten, maar niet dezelfde rechten als een hoogleraar. Terwijl ze in veel gevallen wél de meeste verantwoordelijkheid en leiding nemen in promotietrajecten en expert zijn op het betreffende onderzoeksgebied. Daarom opent De Jonge Akademie op 28 maart 2023 het Iedereen professor Jaar, met als doel het gesprek over Iedereen professor!  binnen universiteiten te bevorderen en er zo voor te zorgen dat jonge universitair (hoofd)docenten meer slagkracht en zelfstandigheid kunnen verkrijgen en minder afhankelijk zijn van een hoogleraar.

Wat is ‘Iedereen professor!’?

Iedere universitair docent, universitair hoofddocent of hoogleraar mag voortaan:

  • een toga dragen;
  • de titel professor voeren;
  • in leescommissies in eigen en andere universiteiten optreden;
  • meestemmen over cum laude;
  • en, indien passend, eigen promovendi promoveren tot de graad ‘doctor’.

Sociale veiligheid

Toga’s, promotierecht, titel: hoewel dit ‘cosmetische’ verschillen zijn, werken ze door in de dagelijkse praktijk van een academische loopbaan en zijn ze zelfs van invloed op de sociale veiligheid. Deze verschillen dragen namelijk bij aan de sterk hiërarchische structuur van de Nederlandse academie. Het opheffen van deze verschillen kan ertoe leiden dat veelal jongere academici zich makkelijker durven uitspreken, vaker zelfstandige promotietrajecten initiëren en begeleiden en eerder gehoord worden bij besluit- en beleidsvorming.

Let wel, Iedereen professor! is geen pleidooi voor algehele nivellering of het ontbreken van bevorderingsmogelijkheden of carrièrepaden. De Jonge Akademie zegt: behoud functieniveaus en laat mensen daarin doorgroeien op basis van transparante en onafhankelijke beoordelingen.
Iedereen professor! moedigt universiteiten, faculteiten en de academische gemeenschap aan om na te denken over bevorderingsmogelijkheden en hoe de takenhiërarchie en verantwoordelijkheidshiërarchie vorm te geven.

Het ‘Iedereen professor Jaar’

Op 28 maart 2023 zijn de nieuwe leden van De Jonge Akademie geïnstalleerd en over een jaar is er weer een nieuwe lichting geïnstalleerd. Tegen die tijd hoopt De Jonge Akademie dat er concrete stappen gezet zijn binnen universiteiten om Iedereen professor! te initiëren. De Jonge Akademie vindt het nu de tijd om het gesprek binnen de Nederlands academie te voeren en om te zetten in acties. Daarvoor nodigt De Jonge Akademie de hele academische gemeenschap uit.
Vragen en op- of aanmerkingen zijn van harte welkom, stuur daarvoor een mail naar dja@knaw.nl

Noot
*) De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen besloot in 2005 tot oprichting van De Jonge Akademie.
De Jonge Akademie functioneert zelfstandig binnen de KNAW, met een eigen werkplan en verantwoordelijkheid voor haar activiteiten en standpunten. De Jonge Akademie en de ‘klassieke’ Akademie werken vooral samen op het gebied van inhoud en interdisciplinariteit.

Downloaden Iedereen professor! Titel, toga en promotierecht voor universitair docenten, universitair hoofddocenten en hoogleraren, De Jonge Akademie, maart 2023: https://beroepseer.nl/wp-content/uploads/2023/03/dja_iedereen_professor_jaar_2023.pdf

Iedereen professor!, De Jonge Akademie: www.dejongeakademie.nl

Advies aan kabinet: Andere aanpak regionaal beleid nodig

Hoewel Nederland relatief klein is, kent ons land aanzienlijke regionale verschillen. Die verschillen zijn er in landschappelijk en cultureel opzicht, maar ook als het gaat om de kansen die mensen hebben om een passende baan te vinden, om onderwijs te volgen op een goed bereikbare locatie en om gezond oud te worden. Bepaalde gebieden in Nederland, veelal gelegen buiten de economische centrumgebieden, hebben te maken met een stapeling van achterstanden op één of meer aspecten. Deze situatie is niet nieuw, maar de ongelijkheid neemt de laatste jaren verder toe.

Doordat de bedrijvigheid zich nu voornamelijk concentreert in economische kerngebieden zoals de Randstad en de regio Eindhoven, geldt datzelfde voor de werkgelegenheid, het aanbod van diensten en voorzieningen enzovoort.
In de regio’s buiten de economische kerngebieden is het vaak rustiger en is er vaak meer ruimte. Dat laatste maakt deel uit van de charme van die gebieden; het wordt als zeer positief ervaren. Deze positieve waardering weegt echter steeds minder op tegen de gegroeide verschillen in brede welvaart en negatieve ontwikkelingen die elkaar versterken. Essentiële voorzieningen in de regio’s brokkelen gelijktijdig af: basisscholen gaan dicht, huisartspraktijken verdwijnen, winkels sluiten hun deuren, bushaltes worden opgeheven. Deze neerwaartse spiraal van verschraling heeft verstrekkende gevolgen voor het gemeenschapsleven in een regio. De leefbaarheid van dorpen, buurten en gemeenschappen komt onder druk te staan en dit leidt in diverse regio’s tot achterstanden. Dit betreft onder meer verschillen in gezondheid (de gemiddelde levensverwachting is in sommige gebieden zeven jaar lager dan elders) en de hoogte van het gemiddelde inkomen. Ook is de beschikbaarheid van culturele voorzieningen, openbaar vervoer en ontmoetingsplekken in bepaalde regio’s onder de maat.
In regio’s als Zeeuws-Vlaanderen, de Kop van Noord-Holland, de Veenkoloniën, Twente en Parkstad Limburg is al langere tijd sprake van forse achterstanden.

De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) en de Raad voor het Openbaar bestuur (ROB)*) hebben het advies Elke regio telt! overhandigd aan minister Bruins Slot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 27 maart 2023. Het advies bevat een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s’.

Investeer in regionale brede welvaart

In het huidige rijksbeleid gaan investeringen vooral naar regio’s die al sterk zijn. De drie raden pleiten voor ander beleid waarin het realiseren van brede welvaart overal in Nederland voorop staat. Hiervoor is het nodig dat de rijksoverheid bij de verdeling van gelden over de regio’s naast economisch rendement ook de bredere maatschappelijke opbrengsten meeweegt. Dit moet  eraan bijdragen dat een betere spreiding van onderwijs, zorg en rijksorganisaties over het land wordt gerealiseerd. Ten tweede willen de raden dat de regio’s zelf kansenagenda’s ontwikkelen voor de lange termijn. Deze moeten de basis vormen voor langjarige en substantiële investeringen in de regio door het kabinet. Ten derde is een forse verbetering van de relaties tussen regio’s en rijk noodzakelijk om het belang van regionale ontwikkeling beter mee te kunnen wegen in het rijksbeleid en om regio’s meer stem te geven in de besluiten hierover.

Zet in op een basis voor vitale gemeenschappen

Om de onwenselijke verschillen tussen regio’s te verkleinen vinden de drie adviesraden dat in het hele land een basis van bereikbare voorzieningen beschikbaar moet zijn. Dit hoeft niet overal in Nederland dezelfde basis te zijn, maar onderwijs, zorg, werk, cultuuraanbod en publieke ontmoetingsruimten moeten wel overal in Nederland bereikbaar en toegankelijk zijn voor mensen.
Alleen dan kunnen regio’s zich op een gezonde manier ontwikkelen en vitaal blijven.

Schep een basis voor vertrouwen en democratie

De huidige verschillen tussen regio’s vinden de drie raden problematisch voor de inwoners van de regio’s waarin de achterstanden zich opstapelen omdat ze bijdragen aan ongelijke kansen en de afnemende vitaliteit van de gemeenschappen waarin mensen wonen. Deze ongelijkheid is schadelijk voor het vertrouwen van mensen in de overheid en in onze democratie. Dit vormt een bedreiging voor Nederland als geheel. Bovendien bemoeilijken de verschillen tussen regio’s ook een effectieve aanpak van grote nationale vraagstukken zoals de energietransitie, de woningbouwopgave, of de hervorming van de landbouw. Juist op deze terreinen zijn er kansen voor de genoemde regio’s en voor heel Nederland.

Noot
*) De drie raden zijn onafhankelijk en adviseren gevraagd en ongevraagd over langetermijnvraagstukken.
De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het brede domein van de fysieke leefomgeving. Voorzitter is ir. J.J. (Jan Jaap) de Graeff.
www.rli.nl
De Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (RVS) is het strategische adviescollege voor regering en parlement op het gebied van zorg en sociaal domein. Voorzitter is prof. dr. M. (Jet) Bussemaker.
www.raadrvs.nl
De Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) is het strategische adviescollege voor regering en parlement over de inrichting en het functioneren van het openbaar bestuur en de financiële verhoudingen tussen rijk, provincies en gemeenten. Voorzitter is drs. J.M.M. (Han) Polman.
www.raadopenbaarbestuur.nl

Downloaden  Advies ‘Elke regio telt! Een nieuwe aanpak van verschillen tussen regio’s’, ROB, 27 maart 2023: www.raadopenbaarbestuur.nl/documenten/publicaties/2023/03/27/elke-regio-telt-een-nieuwe-aanpak-van-verschillen-tussen-regios

Kohnstammlezing van Kim Putters: ‘De toekomst zal het leren’. Hoe kunnen onderwijs, werkgevers en werkenden zélf stappen met lef zetten?

De Kohnstammlezing van 2023, getiteld De toekomst zal het leren is gehouden door Kim Putters op 24 maart 2023. Sinds 16 september 2022 is Putters voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER). In zijn lezing gaat hij in op de vraag hoe onderwijs, werkgevers en werkenden zélf stappen met lef kunnen zetten. Hij houdt een pleidooi voor herbezinning op werken en leren in de toekomst.
Hoe zorgen we dat (jonge) mensen voorafgaand en tijdens hun loopbaan tijd en ruimte krijgen om talenten te ontdekken? En hoe verhoudt zich dat tot het aantrekkelijk maken van beroepen waaraan een tekort is? Leren en ontwikkelen kan soms voelen als topsport. Hoe maken we daar een teamprestatie van, waarbij naast talentontwikkeling ook het waarderen van ieders talent centraal staat?

Fragmenten uit de lezing

“Misschien stelt u zichzelf, net als ik, wel eens de vraag hoe toekomstige generaties zullen terugkijken op onze tijd en wat wij deden. Wellicht moeten we die vraag wat vaker aan onszelf stellen. Wat zullen toekomstige generaties vinden van de uitdagingen waar wij voor stonden, de beslissingen die wij namen – de beslissingen die wij uitstelden?
Laten we ons verbeelden hoe het is om in de schoenen van toekomstige generaties te staan. Om vanuit hun ogen naar onszelf te kijken: naar de visie die wij hadden op de vraagstukken van onze tijd én van de toekomst. Naar hoe wij onze planeet, onze samenleving achterlieten.
Zullen zij ons bewonderen om onze moed om het roer om te gooien en systemen te veranderen? Om onze wijsheid om bij beslissingen niet alleen de belangen en wensen van de huidige generaties mee te nemen, maar ook een stem te geven aan die van toekomstige generaties? Zullen
zij ons als goede voorouders zien?
Vermoedelijk hebben mensen door alle tijden heen gedacht dat de wereld nooit zo razendsnel veranderde als in hun tijd. Ook wij zitten middenin een storm van veranderingen. Alles is in beweging: op het gebied van klimaat, energie, grondstoffen, demograf ie, migratie, zorg, technologie en ICT. En ook op het gebied van veiligheid en defensie, zeker sinds de oorlog in Oekraïne. Het zou heel makkelijk zijn om vandaag een gloom- en doomverhaal te houden. Maar wees niet bang, dat ga ik niet doen”.

Tijd voor een doorbraak

“Ik denk dat wij zoals we hier zitten, allemaal een samenleving willen waarin ieder mens een bijdrage kan leveren en iedereen van de brede welvaart profiteert. Een samenleving die verantwoordelijkheid neemt voor de mensen van nu en voor de generaties van de toekomst. Om dat ideaal te bereiken, is een doorbraak nodig: in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Nu iedereen de urgentie ziet om de tegenstellingen in de samenleving te verkleinen, is het de hoogste tijd om woorden om te zetten in daden.

Daar wil ik het vandaag met u over hebben. We doen dit in drie stappen:

1. Eerst zoomen we verder in op wat ik als de potentieel grootste ‘gelijkheidsmaker’ zie voor de volwassen samenleving: meer inzet op leven lang ontwikkelen.
2. Daarna kijken we hoe we tot een doorbraak kunnen komen, wat daarvoor nodig is en van wie.
3. Tot slot kijken we wat de doorbraak oplevert en wat we nog te doen hebben met het oog op de toekomst.

De wereld verandert in een razend tempo. Heeft het grondrecht op onderwijs niet allang een nieuwe interpretatie nodig, vanuit het idee dat mensen het recht hebben zich een leven lang te (kunnen) ontwikkelen, in het onderwijs, maar ook breder: in het werk en de maatschappij? Wordt het niet tijd om de leerplicht en het onderwijssysteem daarop te herzien?Want waarom zien we leren en ontwikkelen eigenlijk vooral als een plicht van het individu, terwijl het een recht is, dat voor iedereen toegankelijk en aantrekkelijk zou moeten zijn, en dat we als maatschappij gezamenlijk moeten vormgeven.
Ik vraag me af wat Philip Kohnstamm hierover zou zeggen. En u, mensen betrokken bij het pedagogisch- en onderwijsveld, hoe denkt u hier eigenlijk over? Vraagt deze tijd niet om een nieuw onderwijssysteem waarop volgende generaties weer kunnen voortbouwen? Moeten we niet toe naar leerrechten die passen bij een leven lang ontwikkelen als basisrecht?

Het recht op leren is in Europese verdragen vastgelegd en behoort tot de sociale grondrechten, naast het recht op huisvesting, sociale zekerheid en gezondheidszorg. Sociale grondrechten gelden een leven lang. Bij de SER zien we een leven lang ontwikkelen als een van de speerpunten op weg naar brede welvaart en gelijke kansen. De noodzaak daarvan wordt breed gedeeld. Uit de Monitor Leercultuur, een gezamenlijk onderzoek van de SER en TNO, blijkt dat 91 procent van de werknemers leren en ontwikkelen op het werk ‘belangrijk’ of ‘heel belangrijk’ vindt. En toch breekt dat maar niet echt door.

Uit de monitor blijkt zelfs dat het leergedrag blijft afnemen en dat de verschillen tussen groepen groter worden. De mensen die investeren in leven lang ontwikkelen, zijn met name hbo’ers en wo’ers — en dan ook nog eens in vaste dienst en onder de 55 jaar. We lijken leven lang ontwikkelen dus vooral aan de leergierigen over te laten. Wat betekent het voor de rest?

Er zijn in ieder geval twee manieren om naar dit vraagstuk te kijken.

A. Je kunt leven lang ontwikkelen zien als hét voorbeeld van een transitieproces dat ondanks vele proeftuinen en pilots steeds weer vastloopt in belangentegenstellingen en ondoorzichtige regelingen.

B. Je kunt er toch ook op een andere manier naar kijken. Er is de laatste jaren enorm veel gaande op het gebied van leven lang ontwikkelen. Overal in het land draaien proeftuinen, experimenten en pilots, waarin veel organisaties en partijen met enorm veel energie samenwerken en mooie resultaten bereiken”.

Écht onmisbare, vitale beroepen

Putters vindt dat er teveel aandacht gaat naar processen en dat er te weinig ruimte is voor de professionals in het onderwijs en de echte samenwerking met het werkveld: “De systeemwereld en de alledaagse mensenwereld lijken parallelle universums geworden die elkaar nauwelijks meer raken.
Volgens het Platform Perspectief Jongeren, een onafhankelijke commissie die het Nationaal Programma Onderwijs begeleidt, moeten professionals tijd en ruimte krijgen voor een goede pedagogische relatie. Zodat zij elke leerling echt zíen en kunnen inschatten wat iemand nodig heeft. Zonder relatie geen prestatie, schrijft het Platform in zijn advies.

Banen in de techniek, de zorg, het onderwijs en bij overheidsdiensten zullen aantrekkelijker moeten worden. En dan bedoel ik niet alleen in financiële zin. Er moet ook iets veranderen in het imago van bepaalde beroepen. Tijdens de coronapandemie hebben we ontdekt wat de écht onmisbare, vitale beroepen in de samenleving zijn. Wat doen we vandaag met die ervaring? En waarom zouden jongeren voor die beroepen kiezen? Als de aantrekkingskracht van (semi)publieke sectoren wordt bepaald door begeleiding, adequate toetsing van prestaties, ontwikkeling en loopbaanmogelijkheden, dan moeten juist die sectoren ‘kampioen leven lang ontwikkelen’ willen zijn.

In de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt speelt het middelbaar beroepsonderwijs een cruciale rol. Robbert Dijkgraaf, de huidige minister van OCW, is vorig jaar een campagne begonnen voor de emancipatie van het beroepsonderwijs. Het mbo verdient volgens hem alle mogelijkheden en meer waardering, omdat allerlei beroepen staan te springen om mbo-afgestudeerden. Hij benadrukte dat ook in zijn Kohnstammlezing vorig najaar”.

Dowloaden Kohnstammlezing op site Kohnstamm Instituut: De toekomst zal het leren, door Kim Putters, Vossius Pers UvA, maart 2023: https://kohnstamminstituut.nl/wp-content/uploads/2023/03/Putters.pinn_bis.pdf

 Kohnstammlezing

Opvoeding en onderwijs verlangen een kritisch en levendig publiek debat. De docenten en onderzoekers van het Samenwerkingsverband Onderwijs en Opvoeding Amsterdam, een coalitie van opleidings- en onderzoeksinstellingen, proberen maatschappelijke betrokkenheid te combineren met hoogwaardige opleidingen en gedegen onderzoek. Ze zetten daarmee een traditie voort die begon in 1919, het jaar waarin Philip Kohnstamm met de rede Staatspaedagogiek of persoonlijkheidspaedagogiek het ambt van bijzonder hoogleraar in de opvoedkunde aanvaardde.

In die oratie beargumenteerde Kohnstamm dat de pedagogiek als wetenschap pas ‘waarlijk vrucht kan dragen’ indien ze in contact treedt met vragen van levensleer en wereldbeschouwing. Vanuit deze overtuiging ontwikkelde hij concrete methoden om de reken- en leesvaardigheid van kinderen te verbeteren en was hij een praktisch voorstander van het individuele leren van het kind. Kohnstamm werd in hetzelfde jaar tevens directeur van het Nutsseminarium voor Pedagogiek, dat leraren in het voortgezet onderwijs en aan de kweekscholen een pedagogische scholing bood, en waar onderzoek werd verricht ten behoeve van de schoolpraktijk. Beide taken leven voort bij de instellingen die het Samenwerkingsverband Onderwijs en Opvoeding Amsterdam vormen.

Kohnstamm was een veelzijdig geleerde: filosoof, leerpsycholoog en theoloog. Opgeleid als natuurwetenschapper volgde hij in 1908, op 33-jarige leeftijd, zijn leermeester Van der Waals op als buitengewoon hoogleraar in de thermodynamica. Bij zijn inauguratie plaatste hij kanttekeningen bij het dogma van het determinisme. Maar het was meer dan intellectuele twijfel die Kohnstamm al voor de eeuwwisseling aanzette tot maatschappelijke en politieke strijdlust, waarin liberale vrijzinnigheid en een diepgaande christelijke overtuiging samengingen. Kohnstamm was in geen enkel opzicht sektarisch in zijn overtuigingen; hij was een groot voorstander van het openbare debat met mensen van verschillende richtingen.

Kohnstamminstituut: https://kohnstamminstituut.nl/

Proefschrift Janós Betkó over sociaal experiment met bijstandsontvangers. Huidig bijstandsbeleid werkt minst goed voor meest kwetsbaren

János Betkó, beleidsadviseur bij de gemeente Nijmegen op het gebied van maatschappelijke ontwikkeling is gepromoveerd op het proefschrift Effects of welfare policies based on autonomy and unconditionality – A social experiment with social assistance recipients aan de Radboud Universiteit op 23 maart 2023. Onderwerp is het Nijmeegse bijstandsexperiment. De basis voor deze studie is een sociaal experiment met de bijstand dat is gehouden tussen 2017 en 2020. De gemeente Nijmegen, uit onvrede met het strenge beleid van de Participatiewet, organiseerde een experiment waarbij het reguliere bijstandsbeleid werd vergeleken met twee ruimhartigere alternatieven, die meer op onvoorwaardelijkheid waren gestoeld, en waarbij deelnemers meer vertrouwen kregen en autonomie hadden.

In beide alternatieve behandelingen (‘treatments’) mochten deelnemers meer geld bijverdienen naast hun uitkering dan normaal, wat de mogelijkheid gaf voor meer financiële armslag. Daarnaast hadden beide alternatieven een andere regel rondom re-integratie, en de begeleiding daarbij.
De eerste, de ontheffingsgroep, kreeg volledige ontheffing van de re-integratieplicht (en alle daarbij behorende boetes voor eventueel niet-naleven). De tweede, de gecoachte groep, kreeg intensieve begeleiding richting een zelfgekozen doel, die de reguliere re-integratieplicht verving

Vier deelstudies

Als het gaat om experimenten met de bijstand en re-integratie, wordt vaak in eerste instantie (of: alleen maar) gekeken naar het effect op de uitstroom uit de uitkering naar werk. Hoewel belangrijk, zijn andere uitkomsten dat minstens evenzeer, maar de impact van sociaal beleid daarop is veel minder vaak het onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. De interesse in dit proefschrift, aldus Betkó in de Nederlandstalige Samenvatting, ging uit naar enkele van deze andere uitkomsten. Ook is er bijzondere aandacht voor effecten op subgroepen, bijvoorbeeld op basis van migratieachtergrond of opleidingsniveau, en de werking van enkele mechanismen: waarom vindt een bepaald effect plaats?. Over deze onderwerpen zijn er nog lacunes in de bekende literatuur, waarbij dit proefschrift bijdraagt aan het opvullen daarvan

De studie bestaat uit vier deelstudies, waarbij de eerste methodologisch van aard is. Hierin is gekeken wat voor bijstandsgerechtigden (op basis van persoonskenmerken, zoals leeftijd en migratieachtergrond) ervoor kozen om deel te nemen aan het experiment.
In de tweede studie werd ingezoomd op de effecten van het experiment op politiek en sociaal vertrouwen, en welke mechanismen verantwoordelijk zijn voor een eventuele stijging of daling.
In de derde studie was het onderwerp van onderzoek ‘gezondheid’, en is gekeken of er andere effecten waren op deelpopulaties, op basis van beschikbare hulpbronnen.
In de vierde en laatste studie werd gekeken naar het effect van het experimentele beleid op maatschappelijke participatie (zoals vrijwilligerswerk en mantelzorg), en werd wederom gekeken naar effecten op deelpopulaties (zoals migratie-achtergrond en opleidingsniveau).

Toename vertrouwen in lokale politiek

De algemene conclusie is dat er, op treatment-niveau, enkele statistisch significante effecten zijn gevonden. Dit zijn een toename in vertrouwen in de lokale politiek, en een tijdelijke dip in welbevinden voor de ontheffingsgroep. De toename in vertrouwen kan, voor de ontheffingsgroep, deels verklaard worden door een grotere tevredenheid over het beleid, dat als meer passend en minder belemmerend werd ervaren. Wanneer gekeken wordt naar de effecten op specifieke subgroepen binnen de treatments, zien we dat deze effect hebben op verschillende subgroepen, en dan vooral op meer kwetsbare groepen.

Dit is extra interessant wanneer we dit vergelijken met de resultaten van de eerste studie, over wie meededen aan het experiment. Groepen die het meeste baat hebben bij de alternatieve aanpak, zijn ook groepen die ondervertegenwoordigd
zijn. Met andere woorden: het ligt in de rede te veronderstellen dat wanneer de alternatieve treatments zouden worden uitgerold over de hele bijstandspopulatie, effecten groter en positiever zijn, simpelweg omdat de hele bijstandspopulatie meer mensen uit deze kwetsbare groepen bevat.

Relevant vervolgonderzoek

De gevonden resultaten bieden aanknopingspunten voor interessant en relevant vervolgonderzoek. Zo ligt het voor de hand om breder te kijken, bij andere experimenteergemeenten en in andere contexten, waar nog meer het de meest kwetsbaren zijn voor wie het beleid minder goed werkt. En om daar waar dat het geval is de reden daarvan te achterhalen

Ter overweging voor beleidsmakers

De resultaten bieden eveneens een aantal zaken ter overweging voor beleidsmakers. De vraag of het huidige sociaal beleid niet averechts werkt voor juist de meest kwetsbare groepen, is iets dat (los van eventueel academisch vervolgonderzoek) aandacht behoeft. Dat geldt ook voor de resultaten op treatmentniveau: de resultaten van de alternatieve (ruimhartigere, meer op vertrouwen gebaseerde) behandelingen, op de hier onderzochte uitkomsten, wijken weinig af van de resultaten van het reguliere beleid. Dat betekent dat ‘effectiviteit’ geen argument is om het huidige beleid in stand te houden – des te meer omdat het beleid van de Participatiewet relatief streng is, en door veel berokkenen als hard wordt ervaren.

Downloaden proefschrift Effects of welfare policies based on autonomy and unconditionality A social experiment with social assistance recipients, met Samenvatting in het Nederlands, János Betkó, Radboud repository, 23 maart 2023: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/290385/290385.pdf?sequence=1&isAllowed=y

Commissaris van de Koning René Paas: ‘Waar ingewikkeldheid leidt tot onrecht en onbegrip, is eenvoud een opdracht’

“Eenvoud is het kenmerk van het ware”, was de lijfspreuk van de legendarische arts Herman Boerhaave. Op zijn twaalfde jaar, in 1680, krijgt hij een abces aan zijn been waaraan hij jaren lijdt. Uiteindelijk lukt het hem zich te genezen “met zijn eigen water en zout”.
Eind 2019 schreef Commissaris van de Koning in Groningen René Paas een artikel voor de bijlage Het goede leven van het Friesch Dagblad. Op Linkedin verwijst Paas naar dit artikel waarin hij een noodzakelijk pleidooi houdt voor meer eenvoud. Dit in verband met de parlementaire enquête aardgaswinning Groningen.
Eenvoud is de tegenpool van ‘bureaucratisme’: bureaucratie die is verworden tot een klakkeloos toepassen van regels en voorschriften. Bureaucratisme is een gevaarlijke plaag van de moderne maatschappij.
Graag had Paas, wat de Groninger gaskwestie betreft, gezien dat er op drie terreinen tempo ontwikkeld was: de afbouw van de gaswinning, de afhandeling van schade en de aanpak van versterking van huizen. Onorthodoxe maatregelen waren er nodig, daarover leek iedereen het eens.

Er kan veel, maar er mag weinig

2019 Zou het jaar van de uitvoering worden. Maar daarvan is niets terecht gekomen. Paas: “We staan tot onze middel in de stroop. Te veel formele stappen. Te lange aanbestedingsprocedures”.
Hij vervolgt: “De aanbestedingsregels, de zorgvuldige taxaties en berekeningen, ze waren bedoeld om zekerheid en rechtvaardigheid te brengen. Maar ze brachten traagheid en machteloze woede. En de afgesproken versnelling blijkt steeds opnieuw moeilijk te bereiken. Er kan veel, maar er mag weinig.

De Groningse gasellende is uniek, maar dat van die regels is een bekend patroon. Waar je ook werkt, overal zijn de wetten zo ingewikkeld geworden, dat ook doorgewinterde professionals er in vastlopen. Als ik met burgemeesters praat over hun zorg voor verwarde personen, dan zeggen ze dat ze hun verantwoordelijkheid niet waar kunnen maken. Als ik de medewerkers van Veilig Thuis vraag waarover ze opscheppen op verjaardagsfeestjes, dan gaat het over de keer dat ze een jongere konden helpen, ‘ondanks de regels’. En dat is raar, want de regels zijn er om hulpverleners te helpen bij hun werk. Niet om ze tegen te werken.

De antwoorden van burgemeesters en jeugdhulpverleners lijken sterk op wat verpleegkundigen, leraren, politieagenten, maatschappelijk werkers en bijstandsambtenaren zeggen als je vraagt waar ze trots op zijn in hun werk. Zonder aarzelen vertellen ze dan hoe ze mensen echt konden helpen – ondanks de regels. Nederlandse werknemers zijn hoger opgeleid dan ooit tevoren. Maar de regels waaraan ze moeten voldoen – die van de overheid en die van hun eigen protocollen – belemmeren hun professionele ruimte meer dan ooit. De regels zijn vaak tegenstrijdig en zo ingewikkeld dat ook de mensen die ze moeten toepassen ze niet meer helemaal begrijpen.

[ … ]

Ruim tien jaar geleden leidde ik een commissie die de VNG moest adviseren over jeugdzorg. We brachten geduldig een doolhof in kaart: de jeugdzorg leek gemaakt om in te verdwalen. Ik voelde me een soort ‘Alice in Jeugdzorgland’. Want wat is het een ingewikkelde wereld, die van preventie en jeugdgezondheidszorg, van ondersteuning en vele soorten van geïndiceerde zorg voor jeugdigen, van bureaus jeugdzorg en centra voor jeugd en gezin.

Die ingewikkelde wereld was geen natuurverschijnsel. Hij was door mensen gemaakt.

[ … ]

Het begon veelbelovend

Toen ik in 2009 voorzitter werd van Divosa, de vereniging van directeuren van gemeentelijke sociale diensten, was net het rapport ‘Werken naar vermogen’ gepresenteerd. Het ging over de kansen op werk van mensen die niet op eigen kracht het minimumloon kunnen verdienen. Al deze mensen hadden slechte kansen op de arbeidsmarkt. En maar een klein deel van hen kon terecht in sociale werkplaatsen, die allemaal kampten met uitzichtloze wachtlijsten.

Werkgevers werden gek van de ingewikkelde regels. Van de verschillen tussen Wajong, Sociale werkvoorziening en bijstand. We wilden een einde maken aan concurrerende doelgroepen, ambtenaren en uitvoeringsinstanties. Wij stelden daarom voor dat er één eenvoudige regeling zou komen voor de onderkant van de arbeidsmarkt. Dat zou voor iedereen betere kansen bieden. Het voorstel haalde veel verkiezingsprogramma’s en ook het regeerakkoord van het eerste kabinet Rutte.

Het begon veelbelovend. Maar vijf jaar, twee kabinetten en een sociaal akkoord, twee wetsvoorstellen en veel wijzigingsvoorstellen later was het mooie idee van één regeling door de inbreng van allerlei bezorgde betrokkenen vertimmerd tot de Participatiewet die we nu kennen.

[ … ]

Het gevolg laat zich raden. Werkgevers worden nog steeds gek van de ingewikkelde regels. En gemeenteambtenaren en ondernemers maken er het beste van ‘ondanks de regels’.

De reeks is langer te maken”.

Niet in de wet persen en overlaten aan verstandige ambtenaren

Paas concludeert dat het systeem vastloopt, maar we blijven dapper de symptomen bestrijden. Het leidt tot frustratie en gekmakende voorbeelden: “Kennissystemen bij uitkeringsinstanties kunnen onbegrijpelijke regels bijna foutloos toepassen. Maar geen ambtenaar kan het meer uitleggen: ‘Computer says no’.

[ … ]

Als we bij de volgende wetswijzigingen nou eens volstaan met de eenvoudige hoofdregel, in de wetenschap dat een klein deel van de situaties daar niet goed in past. Die proberen we niet in de wet te persen, maar die laten we over aan verstandige, hoogopgeleide ambtenaren. Zij krijgen de opdracht om in individuele gevallen een verstandige beslissing te maken. Om altijd na te denken wat de bedoeling was van de wet. En om te vragen aan de meneer of mevrouw tegenover hem: ‘wat hebt u nodig?’ Dat is geen willekeur. Dat is maatwerk.

[ … ]

Waar ingewikkeldheid leidt tot onrecht en onbegrip, is eenvoud een opdracht. Weersta dus de neiging om elk gaatje meteen met extra regels dicht te smeren. Geef ruimte. Stop de stopverfstaat!”

Lees het hele verhaal: Eenvoud als opdracht, door René Paas, Linkedin, 23 maart 2023: www.linkedin.com/pulse/eenvoud-als-opdracht-ren%C3%A9-paas?trk=public_profile_article_view

Aanbevolen boek: Te goed geregeld. De overorganisatie van Nederland, door Chris van der Heijden. Dit boek verscheen in 2019 en wordt met de dag actueler. Nog verkrijgbaar als e-boek bij uitgeverij Atlas/Contact: www.atlascontact.nl/boek/te-goed-geregeld/

 


Afbeelding helemaal bovenaan is van Gerd Altmann

Democratiseer ons werk! Pleidooi voor een reorganisatie van de economie

Hoe kunnen we de stem van werknemers versterken? was de vraag op een bijeenkomst in Pakhuis de Zwijger in Amsterdam naar aanleiding van de publicatie van het boek Democratiseer ons werk! Het boek is een pleidooi voor de democratisering van de werkplek teneinde het evenwicht tussen economie en samenleving te herstellen.
Voorafgaand aan het boek verscheen in mei 2020 – in 27 talen, waaronder het Nederlands – het manifest Arbeid: meer democratie, minder markt, meer milieuherstel dat door meer dan drieduizend onderzoekers van ruim zevenhonderd universiteiten en wetenschappelijke instellingen van over de hele wereld was ondertekend.

Kort daarna verscheen het manifest in boekvorm, aangevuld met essays: Le Manifeste Travail. De Engelse editie Democratize Work  kwam uit in 2022, waarna de Nederlandse editie Democratiseer ons werk! in februari 2023.
Initiatiefnemers van het manifest zijn drie wetenschappers: Isabelle Ferreras, Julie Battilana, en Dominique Méda. Met negen andere vrouwelijke wetenschappers – economen, filosofen, sociologen en politicologen – schreven zij het boek dat twaalf essays bevat, warm aanbevolen door de Franse econoom Thomas Piketty, auteur van het in 2013 gepubliceerde boek Le Capital au XXIe siècle: “Een fundamentele bijdrage aan het denken over een andere wereld, een ander economisch systeem, een rechtvaardige samenleving die trots is op haar diversiteit. Een essentiële stap naar een participatief socialisme: democratisch, ecologisch en feministisch”.
Kern van het boek is dat werkers niet langer als louter handelswaar worden gezien, door ze een gelijkwaardige stem te geven in het bestuur van ondernemingen.

Helmer Stoel in Jacobin

Naar aanleiding van de publicatie van de Nederlandse editie heeft redacteur Helmer Stoel een artikel geschreven in het tijdschrift Jacobin: Geef werkers, niet alleen aandeelhouders, zeggenschap in ondernemingen. Hij schrijft:
“In maart 2020, tijdens de eerste lockdowns, lag het dagelijkse leven in veel landen stil. Ziekenhuizen waren overvol, schappen van supermarkten leeg, en distributiecentra draaiden overuren. De economische machine haperde. Deze problemen brachten heel duidelijk aan het licht hoe alle sectoren van de economie draaien op mensenwerk. Artsen en verplegers, vrachtwagenchauffeurs en bezorgers, leraren en jeugdhulpverleners – vele beroepsgroepen werden zichtbaarder dan ooit.

Laagbetaalde werkers die structureel over het hoofd worden gezien en nauwelijks waardering krijgen, heetten opeens ‘cruciaal’. Terwijl veel goedbetaalde werkers veilig thuis zaten, stonden de meest kwetsbare groepen – werkers in distributiecentra, seizoensarbeiders – buitenproportioneel bloot aan de gevaren van covid, met alle gevolgen van dien (besmetting betekende vaak baanverlies).

Even vonden linkse en rechtse partijen eensgezind dat de werkers in de zorg meer waardering verdienen. De Tweede Kamer debatteerde over extra investeringen op de lange termijn in de sector. Rutte wees die ideeën van de hand. Toch schroomde hij niet om op persconferenties keer op keer een lofzang op ‘onze zorghelden’ af te steken.

Nu, slechts twee jaar later, lijken we al teruggekeerd naar business as usual. Met de laatste golf van de covidpandemie is ook de maatschappelijke interesse voor deze werkers weggeëbd”.

Positie werkers ondermijnd

Stoel wijst erop dat het goed is ons te herinneren dat de macht van aandeelhouders over ondernemingen sinds de jaren zeventig sluipenderwijs is gegroeid. Winst maken is het allesoverheersende doel geworden. Tegelijkertijd is de invloed van organen die het belang van werkers vertegenwoordigen – ondernemingsraden en medezeggenschapsraden – afgenomen. De behandeling van werkers als een van de vele stakeholders in een onderneming, miskent niet alleen hun onmisbare rol, maar ondermijnt ook hun positie.
De positie van werkers is structureel verzwakt. Een van de redenen is de toename van tijdelijke dienstverbanden en platformwerk. Een andere reden is de decennialange erosie van de vakbonden, traditioneel gezien de organisaties die door collectief onderhandelen de belangen van werkers behartigen.

Democratie op de werkvloer

Stoel: “Met hun pleidooi voor democratisering beroepen de auteurs zich op een oud socialistisch ideaal: dat van de zogeheten ‘economische democratie’ of workplace democracy. De strijd voor inkomensgelijkheid gaat niet ver genoeg, want gelijkheid moet ook op de werkvloer worden gerealiseerd door het invoeren van democratische praktijken. Maar waar radicale varianten van economische democratie de afschaffing van de loonarbeid als inzet hebben, en de vervanging van de bedrijfshiërarchie door het zelfbestuur van arbeiders, kiezen de auteurs voor een minder utopisch, maar daarmee wel haalbaarder voorstel.

Werkers zouden volgens dit voorstel inspraak moeten hebben bij de keuze voor een ceo, het bepalen van de algemene koers van een onderneming, en het maken van beslissingen over de winstverdeling. Voorbeelden die de auteurs noemen zijn Mondragon, een Spaanse organisatie van coöperatieven, en de Amerikaanse detailhandelaar Costco. Bij Mondragon kiest een algemene vergadering ieder jaar het management. En Costco, de ‘anti-Walmart’, zoals The New York Times het bedrijf doopte, staat bekend om zijn relatief hoge lonen en goede arbeidsvoorwaarden”

Stoel beëindigt zijn artikel met: “Al met al zijn het manifest en het boek Democratiseer ons werk! een urgent appèl aan ondernemingen om de jarenlange hegemonie van aandeelhouders te doorbreken, niet alleen voor werkers, maar ook voor de planeet. Want de arbeid die werkers dagelijks investeren is essentieel; de winst van aandeelhouders niet”.

Lees het hele artikel Geef werkers, niet alleen aandeelhouders, zeggenschap in ondernemingen, door Helmer Stoel, Jacobin Nederland, 21 maart 2023: https://jacobin.nl/democratiseer-werk/

Jacobin Nederland: https://jacobin.nl/

Democratiseer ons werk! (€ 20,00) is een uitgave van Starfish: www.starfishbooks.org/product/isabelle-ferreras-democratiseer-ons-werk/

Downloaden Manifest Arbeid: meer democratie, minder markt, meer milieuherstel (vertaald door Ingrid Robeyns, Universiteit van Utrecht), 16 mei 2020: https://beroepseer.nl

Democratize work: https://democratizingwork.org

Democratiseer ons werk! Pakhuis de Zwijger, Amsterdam, 15 februari 2023: https://dezwijger.nl/programma/democratiseer-ons-werk

Promotieonderzoek ouderenzorg: zorgverleners lijden onder gebrek aan waardering voor hun werk en worden slecht betaald

Veel onderzoeken over problemen in de ouderenzorg richten zich op werkdruk, personeelstekorten en administratieve last. Met haar onderzoek onder laagbetaalde zorgprofessionals in de ouderenzorg heeft Saskia Duijs zichtbaar gemaakt wat de verborgen en verzwegen redenen zijn die de gezondheid van zorgmedewerkers onder druk zetten. Saskia Duijs promoveerde aan de Vrije Universiteit op 17 maart 2023 op het proefschrift The Caring Class dat ingaat op gezondheidsongelijkheid onder betaalde zorgmedewerkers.

Onder begeleiding van fotograaf Janine Schrijver fotografeerden zorgmedewerkers en mantelzorgers in 2018 en 2019 hun eigen leven en werk. Hieruit selecteerden de medewerkers de voor hun meest aansprekende foto’s. Daarnaast gingen de onderzoekers en medewerkers samen in gesprek met collega’s, beleidsmakers en zorgorganisaties. De thema’s die duidelijk naar voren kwamen, waren armoede, racisme en discriminatie. In de tweede fase van het onderzoek, tussen 2019-2021, namen de onderzoekers van Amsterdam UMC 153 interviews bij zorgmedewerkers af en analyseerden die.

De onderzoekers waren op zoek naar de manier waarop maatschappelijke ongelijkheden doorsijpelen naar de werkvloer, met name in de zorg voor ouderen. Duijs: “Over armoede, discriminatie en racisme wordt in de zorgsector te weinig gesproken. We hebben onderzocht wat de impact hiervan is op de gezondheid van zorgmedewerkers en op de keuze om zzp’er te worden”.

Gebrek aan waardering

Er werd niet alleen gekeken naar ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, maar ook tussen mensen met en zonder geldzorgen en tussen witte mensen en mensen van kleur. Zo kwam uit het onderzoek naar voren dat alle betaalde zorgverleners lijden onder het gebrek aan waardering voor hun werk. Daarnaast bleek dat met name de korter opgeleide vrouwen financieel echt in de knoop komen, zeker als ze thuis ook nog voor iemand moeten zorgen. Dit is het gevolg van de lage lonen in combinatie met kleine contracten. Ook bleek dat witte mannelijke medewerkers vaker meer kregen betaald dan hun vrouwelijke collega’s of vaker een leidinggevende functie kregen. De mannen met donkere huidskleur moesten harder werken om deze voordelen te krijgen.

Moeilijk kunnen rondkomen in loondienst

De slecht betaalde banen in de ouderenzorg zorgen er ook voor dat mensen in loondienst moeilijk kunnen rondkomen. De financiële zorgen die daarbij kunnen ontstaan kunnen leiden tot allerlei andere moeilijkheden zoals psychosociale problemen of ziekte. Angst voor armoede en schulden is vaak ook de reden voor zorgmedewerkers om te kiezen voor het onzekere werk als zzp’er. Zo koos een moeder van een kind met een kwetsbare gezondheid om verder te gaan als zzp’er. Toen de coronapandemie uitbrak moest ze kiezen tussen onbeschermd doorwerken met alle risico’s van dien voor haar kind, of tijdelijk niet werken en in de schulden komen.

Zzp’ers verdienen meer aandacht

Daarnaast bleek dat de zzp’ers meer uren werkten of werkten ze door als ze ziek waren om geen inkomsten mis te lopen. Ze ervoeren stress of waren moe en uitgeput. Het zzp-schap was voor hun gezondheid minder goed. Onderzoeker Petra Verdonk: “We zien dat door zzp-schap mensen uit beeld raken, in ieder geval van zorgorganisaties of gemeenten die in de gelegenheid zijn om te helpen. Dit onderwerp verdient veel meer aandacht, zeker met de huidige inflatie en verwachte recessie, en kan ook niet opgelost worden door zorgmedewerkers en zorgorganisaties alleen. Het is daarbij zorgwekkend dat we meerdere zzp’ers van kleur spraken die door de toeslagenaffaire geen beroep meer durven te doen op toeslagen, zoals de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) tijdens de covid-19-pandemie”.

Saskia Duijs: “Met het onderzoek willen we de vaak onbesproken oorzaken van verzuim en uitstroom onder de aandacht brengen bij zorgorganisaties en beleidsmakers, om bij te dragen aan de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Dat is zeer belangrijk, zeker nu het tekort aan zorgpersoneel alleen maar groter wordt”.

Passage uit artikel met interview met Saskia Duijs in weekblad
De Groene Amsterdammer:

Vaak nemen medewerkers in de ouderenzorg ook in hun persoonlijke leven veel zorgtaken op zich, als ouder of mantelzorger bijvoorbeeld. „Je ziet dat het een zorgzame groep is. Dat maakt het ook een kwetsbare groep.”

Voor haar onderzoek nam Duijs 153 interviews af, vooral bij ‘helpenden’ en ‘verzorgenden’. Dat zijn de mensen ‘aan het bed in de laagste loonschalen, met maandsalarissen van 1.900 tot 2.500 euro bruto bij een voltijdbaan. Deeltijdbanen, met salarissen tussen de 1.200 en 1.800 euro bruto, komen vaker voor. In grote steden gaat het vaak om vrouwen met een migratieachtergrond, zag ze. Hoge werkdruk, lage lonen en racisme in de zorg – zowel van cliënten als van opdrachtgevers – drukken deze mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt verder de marge in, zag Duijs. Zij beschouwt deze groep als een aparte klasse in de samenleving: the caring class. In haar proefschrift spreekt ze van ‘precarisering’ van deze zorgende klasse.

In de coronapandemie moest de ouderenzorg vechten voor een plek aan tafel, terwijl in die sector de hardste klappen vielen

Wat is precarisering?

„Dat is wanneer mensen niet meer kunnen rondkomen van hun werk en in armoede dreigen te belanden, of daar al zijn, of wanneer mensen zo hard moeten werken dat hun gezondheid eronder lijdt. Precarisering ontstaat niet vanzelf. Het is geen natuurwet, maar gevolg van beleid. We moeten niet alleen beschrijven dat het steeds meer mensen overkomt, we moeten kritisch kijken naar de politieke keuzes die dit in de hand werken”.

Proefschrift: The Caring Class: Precarization of paid care workers in long-term care and its relation to health, an intersectional perspective, Saskia Elise Duijs, 17 maart 2023: https://doi.org/10.5463/thesis.55

Armoede en discriminatie groot probleem in de ouderenzorg, Vrije Universiteit: https://vu.nl/nl/onderzoek/armoede-en-discriminatie-groot-probleem-in-de-ouderenzorg

‘Wij zijn slijtende werkpaarden’ , door Roos Menkhorst en Catrien Spijkerman, De Groene Amsterdammer, 15 maart 2023: www.groene.nl/artikel/wij-zijn-slijtende-werkpaarden

Saskia Duijs op Linkedin: https://nl.linkedin.com/in/saskiaduijs

 

Afbeelding bovenaan: omslag van proefschrift met foto gemaakt door Janine Schrijver

Achter kunstmatige intelligentie schuilt heel wat mensenwerk

“Om kunstmatige intelligentie bruikbaar te maken, is er heel wat menselijke arbeid nodig en die speelt zich grotendeels af achter de schermen”. In het artikel van Elisa Hulstaert voor het Belgische weekblad Knack legt Stefan Lefever uit hoe mensen worden uitgebuit in de wereld van technologie en kunstmatige intelligentie (artificiële intelligentie, AI). Lefever is technisch directeur digitale transformatie bij Imec, onderzoekscentrum voor nano-elektronica en digitale technologie met hoofdvestiging in Leuven.

Heel wat machines, lezen we in Knack, lijken op eigen houtje te denken, te leren en beslissingen te nemen vanwege artificiële intelligentie (AI). Dankzij AI tonen navigatieapps je op elk moment van de dag de snelste route, helpen slimme thermostaten je energie te besparen en doen streamingdiensten aanbevelingen die passen bij je persoonlijke filmsmaak. We beseffen evenwel niet dat achter de ‘slimme’ technologie vaak nog een leger mensen schuilgaat dat het eigenlijke werk verricht.

Bijzonder weinig betaald

In het Noorden van Antananarivo, de hoofdstad van Madagaskar, monitort een team van 126 mensen in realtime videobeelden van ‘slimme’ bewakingscamera’s in een Franse supermarkt. Als zij iets verdachts opmerken, sturen ze de veiligheidsagent in de winkel een bericht zodat hij in actie kan komen.
“Die 126 mensen in Madagaskar vormen al jaren de zogezegde artificiële intelligentie achter de slimme camera’s”, zegt de Frans-Italiaanse socioloog Antonio Casilli tijdens een online presentatie voor de European Trade Union Institute (ETUI). Casilli schreef het in 2019 gepubliceerde boek En attendant les robots, enquête sur le travail du clic: “Het zijn mensen die naar Europese normen bijzonder weinig betaald worden”. Soms is het goedkoper om werknemers in lagelonenlanden in te schakelen dan om artificiële intelligentie te trainen. Om goede resultaten op te leveren, moet dat systeem het onderscheid kunnen maken tussen klanten die hun telefoon in hun broekzak steken en klanten die een chocoladereep wegmoffelen. Makkelijk voor mensen, maar moeilijk voor artificiële intelligentie.

Stefan Lefever: “Ïn de beginjaren van artificiële intelligentie werd er vooral gefocust op de algoritmes. Vandaag worden heel wat bestaande algoritmes beschikbaar gesteld en kun je die als ontwikkelaar relatief makkelijk gebruiken. Daardoor is de kwaliteit van de data belangrijker geworden. Die moet continu verbeterd worden, maar dat is een repetitief en tijdrovend proces”.

Terwijl AI sterk is in het maken van complexe berekeningen, mist het de cognitieve vaardigheden die de gemiddelde vijfjarige wel heeft. Kinderen weten dat een netjes gekapte poedel en een stoere rottweiler allebei honden zijn. Om datzelfde inzicht te verwerven, heeft AI eerst een enorme hoeveelheid bruikbare data nodig. Maar vooraleer data bruikbaar zijn, moeten ze verzameld, voorbereid en gelabeld worden.
Lefever: “Afhankelijk van de complexiteit van de data gaan verschillende profielen ermee aan de slag. Dat kunnen data-analisten, -wetenschappers of -ingenieurs zijn, en dat zijn dure profielen om in te schakelen. Bovendien kunnen domeinexperts, zoals artsen die tumoren aanduiden op röntgenfoto’s, geen patiënten behandelen zolang ze data aan het labelen zijn. Niet alleen hun werk, maar ook hun tijd is kostbaar. Daarom wordt naar alternatieven gezocht”.

Sinds 2005 zijn er bedrijven op internet bezig via platformen met zoeken naar mensen die eenvoudige taken voor een paar cent per opdracht online uitvoeren. Ze tekenen bijvoorbeeld vierkanten rond tomaten of olijven in salades, zodat slimme apps je op basis van een foto kunnen vertellen hoeveel calorieën je bord telt. Het zijn taken die nodig zijn om artificiële intelligentie te trainen en slim te doen lijken.
Niet alleen grote techbedrijven als Meta, Amazon of Google doen een beroep op zulke outsourcingsdiensten, maar ook startups. Via platform Amazon Mechanical Turk zijn dat 500.00 mensen uit 200 landen.

Onzichtbaar

De Amerikaanse computerwetenschapper Timnit Gebru met specialiteit algoritmische vooringenomenheid en datamining: “Elke zogenaamde automatisering levert een nieuwe groep uitgebuite arbeiders op. Die arbeiders blijven vaak onzichtbaar, maar maken het leven van het brede publiek wel een stuk makkelijker”.

Het idee dat technologie ons werk overneemt, blijkt voorlopig ongegrond. Studies tonen aan dat het ontstaan van hightech jobs gepaard gaat met een grote creatie van lowtech jobs. Gebru en haar collega’s beseffen dat artificiële intelligentie niet verder ontwikkeld behoort te worden. Zij is van mening dat als we technologie willen die écht voor mensen werkt, we de behoeften van mensen centraal moeten stellen, niet die van multinationals.

Lees het hele artikel Onzichtbare uitbuiting: ‘Om AI bruikbaar te maken, is er heel wat menselijke arbeid nodig’, door Elisa Hulstaert, KNACK, 20 januari 2023: www.knack.be/nieuws/technologie/hoe-ai-tot-kolonisatie-kan-leiden-elke-zogenaamde-automatisering-levert-een-nieuwe-groep-uitgebuite-arbeiders-op/

Lees ook: ‘Wachten op de robots’. Onderzoek naar de ‘onzichtbare’ microwerkers op digitale platforms, Blogs Beroepseer, 3 februari 2020: https://beroepseer.nl/

AI talks @ ETUI: What is a “really ethical” AI? The role of human labour and natural resources in automation. The European Trade Union Institute (ETUI). Video met gastspreker Antonio A. Casilli, hoogleraar Polytechnisch Instituut Parijs. Online discussie op 14 oktober 2022: www.etui.org/events/ai-talks-etui-what-really-ethical-ai

ETUI Internet and Platform Work Survey (IPWS): www.etui.org/etui-internet-and-platform-work-survey-ipws

Niet meer meewerken aan onzin in de jeugdzorg. Maaike van der Aar: ‘Doe iets met de ideeën, vanuit het werkveld aangereikt’

“Hoe lang gaan we deze glijbaan af? Wanneer zeggen we: het is klaar? Artikelen met ronkende ‘oplossingen’ van wethouders die op de stoel van de zorgprofessional gaan zitten en beweren dat je er met judo ook wel bovenop komt. Die denken met het schrappen van het aantal aanbieders de jeugdzorg te verbeteren, zonder te kijken wie die aanbieders zijn, voor welke zorgvraag ze een antwoord bieden. Die van lichte zorg een karikatuur maken”.
Aan het woord is Maaike van der Aar, landelijk bestuurder van vakbond FNV Jeugdzorg. In FNV Magazine Zorg & Welzijn vertelt ze: “Het lijkt exemplarisch geworden. Politici die professionals in de krant laten weten hoe jeugdzorg moet worden uitgeoefend, rechten negeren en zo de autonomie en zeggenschap van professionals uithollen”.

In een diepe la

Ze vervolgt: “Met gekromde tenen zag ik een Kamerdebat tussen staatssecretarissen René Peters (CDA, Justitie en Veiligheid) en Maarten van Ooijen (CU, Jeugd en Preventie). Het leek wel een gesprek tussen twee mannen op een verjaardagsfeestje die – niet gehinderd door professionele kennis – casuïstiek bespraken. Ze weten niet waar ze het over hebben. Dit moet je overlaten aan degenen met dat hbo- of universitaire diploma. Een kind met een serieuze zorgvraag stuur je niet naar judo. En dat het om een serieuze zorgvraag gaat, ontdek je misschien pas na een half jaar. Niemand zegt tijdens een eerste ontmoeting: ‘Ik eet batterijen’ of ‘Ik snij mijzelf’.  Op deze manier wordt alles kapotgemaakt. De jeugdzorg, maar ook het vertrouwen dat we hebben in de politiek. Ja, zevenduizend aanbieders in de jeugdzorg in een land als Nederland is belachelijk. Maar kies op basis van de bestaande zorgvraag je aanbieders, organisaties die voldoen aan eisen zoals duurzaam ondernemen, bepaalde expertises. Doe iets met de ideeën die vanuit het werkveld zijn aangereikt.

Sinds 2018 is er van alles ontwikkeld, nieuwe protocollen, andere manieren van verantwoording afleggen, hebben we alternatieven en adviezen aangereikt … Dat ligt allemaal in een diepe la. Het Rijk, gemeenten en werkgevers zijn allemaal debet aan de desastreuze arbeidsmarktcijfers”.

Zelf grenzen stellen

“We kunnen nóg een keer op het Malieveld gaan staan. We kunnen nóg een keer een brief aan de Tweede Kamer sturen, massaal acte de présence geven op de publieke tribune en Kamerdebatten bijwonen. Maar dit leidt niet tot wezenlijke en structurele verbeteringen. De verantwoordelijke partijen moeten eindelijk hun werk gaan doen. Tot dat gebeurt, zit er voor werknemers maar één ding op: zelf grenzen stellen. Niet meer meewerken aan onzin zoals tijdschrijven. Keuzes maken in het werk. Wat doe je nog wel, wat doe je niet, wat kun je binnen je beschikbare tijd doen en wat moet je laten liggen. Alleen zo kunnen werknemers tijd winnen voor wat ze het belangrijkst vinden: zelf gezond blijven en het mogelijk maken dat ze er voor hun cliënten zijn”.

Volgens Van der Aar kunnen op dit moment alleen de medewerkers in de jeugdzorg zelf verbeteringen aanbrengen door met de door henzelf aangereikte alternatieven en adviezen inhoud te geven aan hun beroep.

Lees het hele artikel ‘Het is tijd dat we zeggen: het is klaar’ door Karen de Jager, FNV Magazine Zorg & Welzijn, no 1, 11 maart 2023: https://zorgenwelzijn.fnv-magazine.nl/012023/jeugdzorg-bereikt-grens (Niet meer beschikbaar)

Aanbevolen: Manifest De Jeugdsprong feestelijk gepresenteerd, Blogs Beroepseer, 17 mei 2021: https://beroepseer.nl/actueel-in-beroepseer/manifest-de-jeugdsprong-feestelijk-gepresenteerd/

De illustratie bovenaan is gemaakt door Françoise Nick bij het artikel over de jeugdzorg in FNV magazine Zorg & Welzijn, no 1, 2023