Skip to main content

Redactie Beroepseer

Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs

Op het Blogcollectief Onderzoek Onderwijs staat een artikel van de hand van H. Minkema over Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs, in het bijzonder didactiek.
Hij noemt daarin het in januari 2006 gepubliceerde rapport Naar meer evidence-based onderwijs van de Onderwijsraad.
Het rapport was een pleidooi om het onderwijs meer evidence-based te maken als uit onderzoek mocht blijken dat een bepaalde lespraktijk of methode voordelen biedt of nadelen verkleint. Bij dit advies heeft de Raad zeker ook de (vak)didactiek op het oog: men heeft het over ‘bewezen effectieve taalmethoden’, ‘nieuwe lesboeken’ of ‘kleinere groepsgrootten’.

De Raad heeft een kennelijk vertrouwen in de brede toepasbaarheid van de resultaten van de onderwijswetenschappen: als hoofdprobleem ziet men dat die te weinig worden ‘benut’ en te weinig ‘verzameld en verzilverd’. Kortom: uit de onderwijskunde groeien prachtige bloemen. Maar waarom wil het onderwijs die maar niet plukken? vraagt Minkema zich af?

Minkema is leraar Nederlands en gepromoveerd onderwijsonderzoeker en vakdidacticus: “Als ‘mediator’ (niet mijn term) tussen onderwijs en onderzoek heb ik wel eens idee waar er kinken in de kabels zitten. Zo vind ik het jammer dat veel leraren niet of nauwelijks kennisnemen van onderwijsonderzoek, laat staan er enthousiast aan deelnemen; maar betreur eveneens dat onderwijsonderzoekers zelden ervaren zijn in of goed zicht hebben op de onderwijspraktijk. Dat van meet af uit elkaar groeien tussen beroepspraktijk en wetenschappelijke studie leidt tot een nogal ongelukkig huwelijk; het bemoeilijkt een vruchtbare uitwisseling van wensen, opvattingen en ervaringen. Daardoor houden leraren en onderwijs­onderzoekers er wederzijdse karikaturen op na.
Uit mijn functie zou men misschien afleiden dat ik voorstander ben van die evidence-based benadering van onderwijsvernieuwingen, die worden ‘benut’ mits het effect ervan eerst naar wetenschappelijke maatstaven is gebleken. Maar dat is toch niet zo. Althans niet op het voor de onderwijskwaliteit belangrijke terrein van de didactiek – de manier waarop een leraar lesgeeft en als gevolg daarvan zijn leerlingen leren”.

De scholen bepalen hoe ze het onderwijs inrichten
Volgens Minkema is onderwijs geen geneeskunde. In de geneeskunde heeft de evidence based benadering al een decennium een flinke poot aan de grond: “Hartstikke interessant (mijn vrouw is internist en een pleitbezorger van evidence-based medicine). Maar op minstens twee wezenlijke punten verschillen onderwijs en geneeskunde van elkaar, hetgeen toepassing van de evidence-based benadering in de didactiek tot een hachelijke onderneming maakt.
Met mijn kritiek stel ik vast een aantal collega-onderzoekers teleur, want zij zien – met de beste bedoelingen – graag dat de resultaten van hun didactische of (toegepast!) onderwijskundige onderzoek in de praktijk worden ‘geïmplementeerd’. Maar ik vind dat noch OCW noch de wetenschap over didactische aangelegenheden gaan. Dat heeft ook te maken met het welbekende onderscheid tussen het ‘wat’ en het ‘hoe’ van onderwijs: de overheid bepaalt een minimum aan ‘wat’ geleerd moet worden op school en de scholen bepalen zelf ‘hoe’ ze dat onderwijs inrichten”.

Minkema gaat verder met het benoemen van de verschillen tussen geneeskunde en onderwijs en die tussen leraren, klassen en leerlingen onderling: “Het menselijke, gevarieerde aspect – zowel van leraar als van leerling – en de daarmee samenhangende keuzes leggen in de effectiviteit van onderwijs feitelijk veel meer gewicht in de schaal dan in de geneeskunde. Omdat dat menselijke aspect vele vormen kent, vele gedaanten op hetzelfde moment in een klaslokaal, en ook nog eens wisselt over de momenten (humeur), is hier met een evidence-based protocol geen peil op te trekken. Het onderwijs is maar gedeeltelijk maakbaar of voorspelbaar, en de effectiviteit van de te maken keuzes  is nauwelijks bewijsbaar. Dat betekent niet: helemaal niet. Maar aanzienlijk minder dan de evidence-based benadering ons wil doen geloven”.

Leraren zijn geen uitvoerders van andermans ideeën. Volgens Minkema kunnen…”Alleen de leraren zelf hun eigen plussen en minnen en die van hun leerlingen voldoende in ogenschouw nemen om verstandige beslissingen te nemen over ‘wat werkt’ op een gegeven moment, voor een gegeven doel”.

Ethiek ontwikkelen dat onderwijsonderzoek kansen op beter onderwijs biedt
Maar, leraren hebben daarnaast ook een boodschap aan didactisch onderzoek: “Zoals gezegd ben ik naast leraar ook onderwijsonderzoeker en vakdidacticus, en niet voor niks natuurlijk. Net als mijn collega-onderzoekers ben ik een optimist, en meen dat er steeds verstandiger theorieën en adviezen mogelijk zijn over onderwijs en didactiek, die de willekeur overstijgen (dat is al heel wat). Daarbij moeten we domweg onze beperkingen kennen, erkennen, en ernaar handelen. Didactisch onderwijsonderzoek kan en moet relevante ideeën testen, die didactische beslissingen in de beroepspraktijk schragen. Conclusies uit dergelijk onderzoek moeten niet als ‘richtlijn’ aan de politiek worden aangeboden, of aan de schoolleiding ter ‘implementatie’. Maar ze kunnen dienen als gefundeerd ‘advies’ aan de leraren, en wel vrijblijvend. Want leraren willen best wel weten welke rekendidactiek of kaartlees-strategie of groeperingsvorm bij hun collega’s voordelen bleek te hebben boven andere – al is dat dan nog niet in hun eigen setting vastgesteld. En zij kunnen in hun eigen setting de kwaliteit daarvan beproeven, desnoods in aangepaste vorm. Dat is hun verantwoordelijkheid, niet die van de onderzoekers.
Leraren zouden van hun kant de ethiek moeten ontwikkelen dat onderwijsonderzoek kansen biedt, kansen op beter onderwijs. En dat goed onderwijs geven meer is dan vasthouden aan gewoontes of zomaar wat aanmodderen. Het is belangrijk dat we blijven zoeken naar vormen van beter onderwijs, effectiever en efficiënter onderwijs, motiverender onderwijs.
Het is belangrijk dat leraren zich daar actief (meedoen) of passief (lezen over) in verdiepen”.

Blijven zoeken i.p.v.  overgaan op evidence-based onderwijsvernieuwingen
Minkema besluit met te schrijven dat…”‘blijven zoeken’ op zichzelf ook een reden is om niet over te gaan op het implementeren van evidence-based onderwijsvernieuwingen. Want stilstand is achteruitgang. Als we morgen het protocol ‘groepsspreekbeurten’ algemeen verplichtend zouden invoeren omdat ‘uit onderzoek blijkt’ dat leerlingen er wat meer van leren dan van solistische spreekbeurten (‘significant op p=0.01, met een effectgrootte van 0,3 s.d.’), dan staat de ontwikkeling van die didactiek stil. Als onderwijzers twintig jaar geleden de didactiek van het ‘realistisch rekenen’ verplicht hadden moeten uitventen omdat dit toen onderzoeksmatig de beste optie leek, hadden we nu niet gerede aanleiding gezien om op onze schreden terug te keren en de basisvaardigheden hernieuwde aandacht te geven. Juist in de variëteit aan didactieken die leraren voor zichzelf toepassen, ook de conservatieven onder ons, schuilt de mogelijkheid tot ervaring en vergelijking. Dat is een groot goed, dat gekoesterd moet worden”.

Als we dat niet doen, dan krijgen we te maken met horrorscenario’s waarmee het onderwijs in Californië te maken kreeg. Autoriteit en vakmanschap van leraren worden daar miskend. Leerkrachten mogen alleen nog de van hogerhand voorgeschreven tekst van schoolboeken volgen.

Klik hier voor de blog Kritiek op een evidence-based benadering van onderwijs, in het bijzonder didactiek van H. Minkema op Blogcollectief Onderzoek Onderwijs, 20 augustus 2012: https://onderzoekonderwijs.net

Reactie op negativisme onder Twitterjongeren

Twitter, en de anonimiteit die het schijnbaar geeft, is voor sommige (zielige) mensen een reden om zich over alles en iedereen te beklagen. Elke tweet is wel een of andere aanval op andere twitteraars of organisaties. Soms terecht, maar meestal zijn dat de uitzonderingen. Pesten en afkraken zonder zelf met redelijke alternatieven te komen is een bedenkelijke trend. De Britse schoonspringer Tom Daley kreeg ermee te maken bijvoorbeeld. De naam voor dergelijke twijfelachtige personages is Trollen. De naam wordt overigens ook als werkwoord gebruikt.

De zeventienjarige scholier Kevin Curwick uit Minnesota, V.S., is een tegenbeweging begonnen. Hij werd een beetje moe en depressief van alle negatieve dingen die zijn mede-scholieren online zetten.
Zijn initiatief kreeg de titel, en hashtag, #NiceItForward. En met het account @OsseoNiceThings geeft hij het goede voorbeeld. Daarmee zet hij zijn mede-studenten positief in het spotlicht: Tiener in de VS is een tegenbeweging begonnen.
Het initiatief kreeg in de V.S. al redelijk wat aandacht en daardoor zijn andere scholieren soortgelijke initiatieven op hun scholen gestart.

“Ik zie en hoor hier in NL ook regelmatig over jongeren, maar oudere jongeren en volwassenen mogen zich ook aangesproken voelen, die via cyberbullying in een bepaalde hoek gezet worden. Dus ik hoop dat jongeren die dit lezen, of desnoods onderwijspersoneel, dit oppikken en hier in NL ook een soortgelijke tegenbeweging starten. Lijkt me niet verkeerd…”, aldus Hermaniak van Twittermania.

Zie verder: http://twittermania.nl (Site is opgeheven).

internettrol

Promotie over samenwerking van economie en theologie

Kunnen theologen en economen van elkaar leren hoe je waardevolle, zinvolle beslissingen neemt? Dat kan, denkt Aloys Wijngaards. Hij promoveert op 24 augustus 2012 aan de Radboud Universiteit op een onderzoek naar de mogelijkheden van samenwerking van economie en theologie.

Wijngaards, religiewetenschapper, concludeert dat de beste discussies tussen theologen en economen, over wat waarde- en zinvol is in economisch gedrag, te voeren zijn als de economen gedragseconomen zijn, gelukseconomen of economen die de capability approach aanhangen.
Met de standaard economische benadering kunnen theologen of religiewetenschappers minder goed uit de voeten. De gebreken van de standaard economische benadering – die uitgaat van nuts-maximalisatie en de calculerende burger die altijd rationeel handelt – zijn inmiddels voldoende duidelijk. Maar deze benadering is, aldus Wijngaards, toch nog steeds de benchmark.
Wijngaards: “Als je colleges economie gaat volgen, zoals ik gedaan heb, begin je daarmee – andere theorieën worden gepresenteerd als aanpassingen aan dat standaardmodel”.

Waarden en zingeving
Daarom onderzocht Wijngaards drie relatief nieuwe economische benaderingen. Gedragseconomen gebruiken inzichten uit de psychologie om economisch gedrag te begrijpen; gelukseconomen onderzoeken hoe het nastreven van geluk daarin een rol speelt; capability approach­-economen (van wie de bekendste Amartya Sen is) gaan ervan uit dat vrijheid een belangrijke voorwaarde én doel is dat ook het economisch handelen vormt. Voor al deze economen geldt dat ze waarden en zingeving zélf op de agenda zetten. Er is dus ruimte voor een gesprek over waarden en zingeving, en economen en theologen kunnen elkaar daarin ook verder brengen, aldus Wijngaards.

Model
Om de samenwerking te stimuleren, ontwierp hij een model waarin de relatie tussen waarden en economische keuzes uitgewerkt worden: “Een model voor het nemen van waardevolle economische beslissingen, zo zou je het kunnen noemen. Het begint bij waarden als ‘solidariteit’ en ‘eerlijk delen’ en vertaalt die begrippen naar normen, gedragsregels en uiteindelijk: beslissingen”.
Wijngaards’ model kan ook bruikbaar zijn, denkt hij, voor organisaties die bepaalde waarden onderschrijven en die dat ook in hun handelen tot uiting willen laten komen: “Nemen zij de beslissingen die ze moeten nemen? Daarover kunnen betrokkenen aan de hand van dit model een goed gesprek voeren met elkaar.”

Meer informatie over de promotie van Aloys Wijngaards (Arnhem, 1981), zoals locatie en aanvangstijd, zie de site van de Radboud Universiteit in Nijmegen: www.ru.nl/actueel/agenda/overzicht_van/volledige-agenda/@856808/waarde-theologie/ (Gegevens niet meer beschikbaar)

U P D A T E

Proefschrift Wordly theology on connecting public theology and economics, met Nederlandse samenvatting, door Aloys Wijngaards, Nijmegen 2012: https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/93624/93624.pdf?sequence=1

Religiewetenschapper bij de Nederlandse Bank, Radboud Universiteit: www.ru.nl

Nieuwe Voortrekker: René Kneyber

Beroepseer heeft een nieuwe Voortrekker: René Kneyber. We hebben al eerder met hem kennis kunnen maken, in juni jl. nog als mederedacteur bij de presentatie van het boek Gezagsdragers – De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers en in de video van vorig jaar: Op praktijk gerichte lerarenopleiding hard nodig.

Kneyber is vmbo-docent en begon zijn loopbaan als een onzekere leerkracht die geen orde wist te houden in de klas. Maar dat veranderde en binnen tien jaar tijd is hij al pionierend uitgegroeid tot een autoriteit op het gebied van orde en gezag in het onderwijs. Zijn eerste boek over dit onderwerp, Orde houden in het vmbo, werd een groot succes.

Klik hier voor verder lezen: https://beroepseer.nl

 

 

 

 

Hulpwebsites voor hulpverleners en politiemensen met ptss

Rick Franx is een politieagent die een ernstige vorm van ptss – post traumatische stress-stoornis – heeft gekregen. Op een speciale website – ptss-support.nl – strijdt hij voor erkenning van ptss en voor betere zorg voor politiemensen die een trauma hebben opgelopen.

Hij vertelt op die website zijn eigen verhaal, over de oorzaak en de gevolgen van de ptss, hoe hij elke dag met spanning, angst en verdriet naar zijn werk ging en last kreeg van nachtmerries. Hij vertelt ook over zijn behandeling en de wens andere mensen die zich net zo voelen als hij wakker te schudden en ervan te overtuigen dat behandeling leidt tot goede resultaten.

Franx (1986) werkt niet meer bij de politie, hetgeen hij erg betreurt.
Zijn website stelt hij open voor lotgenoten. Zij kunnen een column schrijven of hun verhaal kwijt op het Forum; er is een vraagbaak. Van die mogelijkheden wordt druk gebruik gemaakt. Binnen drie weken na de start van de site had Franx bijvoorbeeld al veertig mails ontvangen van ptss’ers bij het politiekorps die soms al jaren thuiszaten of ontslagen waren.

Anderhalf jaar geleden heeft Franx een andere site gelanceerd voor steun aan professionele hulpverleners: “Daarmee kunnen we de hulpverleners in de zorg, bij de brandweer, politie of Defensie een hart onder de riem steken. Laten zien dat we respect hebben voor hun werk.
[…] De site is een burgerinitiatief omdat het mij mateloos irriteert dat hulpverleners tegenwoordig zoveel met geweld te maken krijgen. Je kan de krant niet openslaan of er staan incidenten in rond geweld tegen hulpverleners. Alleen in 2012 zijn dat er nu al 218, heb ik geteld. Deze mensen komen in aanraking met geweld terwijl ze iemand proberen te helpen. Een aantal daarvan houdt daar ook ptss aan over…..
[…] Ook Afghanistanveteranen met ptss komen op mijn site terecht via internet. Om die groep maak ik me zorgen. Die zijn geïsoleerd, komen niet meer buiten. Die zijn dan 24 en hebben voor de rest van hun leven een trauma. Ik probeer ze door te sturen naar bijvoorbeeld de BNMO (Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en Dienstslachtoffers). Het is zo belangrijk om er wél over te praten. Dat is ook de bedoeling van mijn site, dat mensen hun verhaal kwijt kunnen”.

www.ptss-support.nl (Site is opgeheven)

Hulp voor hulpverleners: www.hulpvoorhulpverleners.nl
Stichting Hulp voor hulpverleners heeft haar activiteiten moeten staken per 1 juli 2016

Video Trots op de hulpverlener met Franx, Ivo Opstelten, Ahmed Marcouch en anderen, 14 juni 2012: www.youtube.com/watch?v=ggXTmLA9rk0

U P D A T E

Het nieuwe platform voor hulp bij ptss is Mentaal gezond: https://mentaalgezond.nl (Website is niet meer actief)

Zie voor posttraumatische stress-stoornis (PTSS) de website Mentaal vitaal van het Trimbos Instituut: www.mentaalvitaal.nl/psychische-aandoening/posttraumatische-stress-stoornis

René Kneyber

ren kneyber grRené Kneyber (1978) is docent wiskunde in het vmbo en geeft inmiddels tien jaar les op het Oosterlicht College in Nieuwegein.
Sinds 2009 publiceert hij boeken en artikelen over orde en gezag in het onderwijs en geeft hij daarin trainingen. Hij is een ware autoriteit geworden op het gebied van orde houden in de klas en wordt regelmatig gevraagd om commentaar en advies. Zijn eerste boek was getiteld Orde houden in het vmbo; dit jaar verscheen De ordegenerator, een praktijkboek behorend bij het in 2011 gepubliceerde Orde houden in het voortgezet onderwijs.

“Niemand geloofde dat het iets met mij zou worden,” aldus René Kneyber over zijn beginperiode als docent: “Orde houden was toch niet te leren?” Maar intussen heeft hij een zeer effectief programma ontwikkeld waar zowel beginners als gevorderden, stuntels en natuurtalenten mee uit de voeten kunnen. Hiermee hoopt hij een belangrijk tegenwicht te bieden aan de grote uitval onder startende docenten: “Mijn start was verschrikkelijk. Dat wil ik mijn nieuwe collega’s in het onderwijs graag besparen”.

Kneyber staat nog steeds met veel plezier voor de klas. De onderwijspraktijk is een goede voedingsbodem voor zijn advieswerk: “Het eerste wat het je biedt is een experimenteertuin om nieuwe dingen in uit te proberen. Die bevindingen kan ik dan weer kwijt in mijn trainingen. Dat maakt mij als trainer ook authentiek. Practice what you preach is bij mij heel letterlijk het geval”.
Daarnaast werken al zijn activiteiten buiten de klas ook weer door in zijn eigen lessen: “Het is een natuurlijke kruisbestuiving”.

Kneyber ondervindt regelmatig dat hij tussen wetenschap en praktijk in zit. Hij merkt dat in scholen wetenschappelijk onderzoek niet erg leeft, maar dat er in wetenschap wel een boel antwoorden liggen die de praktijk verder kunnen helpen.
Onderzoeken en uitpluizen om vervolgens met praktische tips te komen is inmiddels Kneybers tweede natuur. Dat maakt voor hem beroepseer ook een aansprekend thema: “De effecten van beroepstrots zijn natuurlijk duidelijk, maar om dat praktisch te realiseren in een organisatie, dat is een lastige puzzel”.
Zelf ziet hij in het onderwijs voldoende beroepstrots: “In het onderwijs is men vaak erg trots op het werk. Niet gek, want het vak van onderwijzer is een van de meest autonome beroepen. Maar met de beroepseer is het slecht gesteld. In Nederland ziet men een baan van onderwijzer niet als de mooiste en beste baan, daar valt dus nog een wereld te winnen”.

René Kneyber redigeerde met Thijs Jansen en Gabriël van den Brink het in juni 2012 verschenen boek Gezagsdragers – De publieke zaak op zoek naar haar verdedigers.
In oktober 2013 verscheen het door René Kneyber en Jelmer Evers geredigeerde boek Het Alternatief – Weg met de afrekencultuur in het onderwijs!, het vijfde boek in de serie over beroepseer. Een tweede deel verscheen in 2015:  Het alternatief II – De ladder naar autonomie. Een internationale, Engelstalige versie kwam uit bij uitgever Routledge, Londen en New York in 2015: Flip the system. Changing education from the ground up. Het boek werd gepresenteerd op het 7e Wereldcongres Education International dat gehouden werd van 10 – 26 juli 2015 in Ottawa, Canada.

In november 2014 werd Kneyber benoemd tot lid van de Onderwijsraad voor de periode 2015 – 2018. In januari 2919 volgde herbenoening. De raad telt tien leden – allen op persoonlijke titel benoemd door de Kroon – en staat onder voorzitterschap van Edith Hooge.

Kneyber is de eerste leraar die lid werd van deze in 1919 opgerichte raad. Een historisch moment dus.

Neem zelf initiatief en verminder regels met goede oplossingen

paarse krokodilVeel briljante ideeën worden in de kiem gesmoord. Het kabinet biedt ons nu al weer bijna een jaar de mogelijkheid daar verandering in brengen door onder voorwaarden wet- en regelgeving tijdelijk buiten werking te stellen. Wettelijke regels of procedures van organisatorische, bestuurlijke of technische aard mogen niet onnodig knellen en ze mogen slimmer werken niet in de weg staan.

Eigen verantwoordelijkheid, initiatief, ondernemen en innovatie hebben ruimte nodig.
Als organisaties kunnen aantonen dat ze op een andere manier hun taken beter en met minder kosten kunnen uitvoeren, krijgen ze de mogelijkheid om te experimenteren met een nieuwe werkwijze waarbij de regels even buiten spel worden gezet.
In maart 2012 verscheen het document Van regels naar ruimte met aanwijzingen over hoe burgers, professionals en mede-overheden een idee kunnen voorleggen dat moet leiden tot minder bureaucratie en betere dienstverlening van de overheid.  Als het idee kansrijk is, kan uiteindelijk de wetgeving voor landelijk gebruik worden aangepast.

Op een aparte, nieuwe website –  Goed opgelost! geheten – staat een verzameling goede voorbeelden die laten zien hoe het anders kan. Ze laten zien hoe mensen in de publieke sector regels hebben afgeschaft, processen opnieuw hebben ingericht, administratieve lasten hebben teruggedrongen of hun werk anders hebben georganiseerd. Zo is zichtbaar dat innoveren in de publieke sector mogelijk is.
Goed opgelost! is een initiatief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en bedoeld om een bijdrage te leveren aan de gezamenlijke inspanning van overheidsorganisaties om de administratieve lasten en de regeldruk voor burgers en professionals terug te dringen.

Toch richten de voorbeelden op Goed opgelost! zich niet alleen op het terugdringen van administratieve lasten. Uiteindelijk is voor professionals vooral belangrijk hoe zij hun werk beter kunnen doen. Als het goed is verdwijnen administratieve lasten en regels dan vanzelf. Via deze site kunnen organisaties ook zelf nieuwe, goede voorbeelden aanmelden. Het is de bedoeling dat de verzameling voorbeelden van Goed opgelost! blijft groeien.
Bent u zelf betrokken (geweest) bij een interessant project en is uw werk en dat van uw collega’s een geschikt goed voorbeeld voor Goed opgelost!? Op de site van Goed opgelost! is een formulier te downloaden met instructies over hoe een beschrijving van een goed voorbeeld ingestuurd dient te worden, de Handleiding voorbeeld indienen Goed opgelost: http://goedopgelost.overheid.nl (Website is opgeheven)

Zie Deel uw goede voorbeeld op Goed Opgelost! Een verzameling goede voorbeelden voor professionals in de publieke sector, 19 maart 2012: https://beroepseer.nl

Op You Tube is een video met animatie te zien over Goed opgelost! Klik hier. (Video is niet meer beschikbaar)

En dan is er nog de Kafkabrigade, de eerste hulp bij bureaucratisch onbehagen en opgericht “om bureaucratische toestanden te onderzoeken waar geen touw meer aan vast te knopen is”.
De Kafkabrigade is op zoek naar… “Goede ideeën voor alternatieve werkwijzen bij maatschappelijke organisaties: in brede zin, variërend van sportclubs en –bonden tot belangenorganisaties en alles wat daar tussen zit die problemen ondervinden met onnodige regels en bureaucratie en graag hun werk anders zouden willen uitvoeren”.
Deze zoektocht naar voorbeelden is onderdeel van het project Van Regels naar Ruimte.
Dus werkt u bij een maatschappelijke organisatie en heeft u een idee voor een alternatieve werkwijze? Kent u een maatschappelijke organisatie met goede ideeën, die door regels in de weg wordt gezeten? Laat het de Kafkabrigade weten!

Alle tips en suggesties zijn welkom. Uiteindelijk zal de Kafkabrigade een aantal van deze ideeën uitwerken tot een voorstel, waar het ministerie mee aan de slag kan gaan.
Mail naar info@kafkabrigade.nl

www.kafkabrigade.nl

Document Van regels naar ruimte. Passende regels, betere service en slimmer werken, maart 2012: https://beroepseer.nl

Zie ook op Blogs Beroepseer: Minder onnodige regels voor burgers en professionals, 22 juni 2012: https://beroepseer.nl

U P D A T E

Deel uw goede voorbeeld met Goed opgelost!

TNS NIPO heeft in opdracht van het ministerie van BZK een onderzoek uitgevoerd naar de mate waarin gemeenten praktijkvoorbeelden op de website Goed Opgelost! overnemen in de praktijk: Goed opgelost, door Peggy Timmermans, Michiel van Bruxvoort en Marc Jette, rapport Rijksoverheid, 7 mei 2015.

Howard Gardner over dromen en werkelijkheid

In het programma Cognoscenti van de Amerikaanse lokale, publieke radiozender van Boston, WBUR-FM, sprak Howard Gardner*) over American dreams, American reality:
“Waarom bewonderen mensen in de wereld al die Amerikaanse instituties, juist op het moment waarop we er alles aan lijken te doen die instituties om zeep te helpen? Dat is de vraag die mijn collega’s en ik ons stellen. Die vraag komt voort uit ons Good Work Project – een grootschalig initiatief waar we nu bijna twintig jaar aan werken. Met het oog op het definiëren van wat “goed werk” is in de verschillende domeinen van de Amerikaanse maatschappij, hebben we diepgaande gesprekken gevoerd met ongeveer 1500 mensen, van ervaren professionals tot nieuwe immigranten.

De mensen vertelden ons wat ze dachten aan te treffen in de Verenigde Staten: een rechtssysteem waar recht gesproken wordt; een vrije pers die de feiten onderzoekt en kwalijke zaken aan de kaak stelt; accountants die de boekhouding controleren en rapporteren als er iets niet klopt; artsen die niet gebonden zijn aan farmaceutische bedrijven; universiteiten en hogescholen waar studenten gemakkelijk terecht kunnen, van studierichting kunnen veranderen en zich niet decennialang in de schulden hoeven steken; en tenslotte een politiek stelsel waar je met succes je werk kunt doen zonder je ziel te hoeven verkopen aan rijke geldschieters.

Ik ben echt niet zo naïef om te denken dat deze dromen ooit werkelijkheid waren in de V.S., maar in de afgelopen decennia zijn we verder dan ooit afgedreven van deze idealen.
Stijgen op de maatschappelijke ladder wordt steeds onwaarschijnlijker (de 1 procent heeft zich stevig verschanst); onze rechtbanken worden in toenemende mate bevolkt door ideologen en staan onder enorme druk zaken politiek te behandelen; de serieuze media worden ondermijnd door de bloggers-wereld en komen in gevaar door de absurde veronderstelling dat nieuws gratis en voor niets vergaard en gecontroleerd kan worden; sommige van onze grootste accountantsfirma’s hebben toegegeven dat ze zich hebben laten omkopen; een groeiend aantal artsen zit vast aan farmaceutische bedrijven; het op algemene vorming gerichte hoger onderwijs wordt weggesaneerd vanwege de kosten en de – door slecht advies ingegeven – eis van nuttigheid. En wat de politiek betreft, hoef ik alleen de titel van een recent verschenen boek te citeren: “Het is nog erger dan het eruit ziet”.

Waarom is de toestand zo slecht geworden? Wat kunnen we ertegen uitrichten? Ik heb drie belangrijke factoren die tot deze situatie hebben geleid eruit gelicht.
Ten eerste de vernietigende rol van de technologie. Expertise wordt in twijfel getrokken; soms terecht, soms niet, en dat heeft ertoe geleid dat een deel van de bevolking wantrouwend is geworden en er eerder toe bereid is de wijsheid van de massa te geloven of de luidruchtigste blogger te kopiëren.

Ten tweede het geloof – begonnen met de verkiezing van Ronald Reagan – dat regelgeving altijd slecht is, dat de markten altijd goed zijn en dat elk domein van het leven beter overgelaten kan worden aan de ongecontroleerde krachten van de markt. Als de rijken nog rijker worden, is dat alleen maar een teken dat de markten werken.

Ten derde is er de zelfgenoegzame houding – misschien aangemoedigd door de val van het communisme en de wereldwijde stijging van het BNP in de jaren negentig – dat onze instituties de beste zijn. Dat ze zullen blijven floreren en dat – dankzij het geloof in Amerika’s uitzonderlijke en unieke status – het niet nodig is ze te onderhouden. Het aloude adagium luidt immers: “God zorgt voor weduwen, wezen en de V.S.”

Sinds we te maken hebben met ontwikkelingen die nog maar een paar decennia aan de gang zijn, is het mogelijk ze te keren. En ze moeten worden gekeerd.
Uit ons onderzoek komt het volgende naar voren.
Begin in de jeugdjaren, thuis zowel als op school, het met volharding en gestaag invoeren van waarden die noodzakelijk zijn om een “goede” werker en een “goed” burger te worden. Als jonge mensen beginnen met werken, behoren ervaren professionals met uitmuntend vakmanschap en de hoogste maatstaven hun tot voorbeeld zijn, de veelbelovendste beginnelingen onder hun hoede te nemen en te begeleiden naar groei en zelf-ontwikkeling.
Tenslotte moeten we niet aarzelen strenge regels in te voeren: harde maatregelen treffen bij onethisch gedrag en, als die niet voldoen of geen effect hebben, strafwetten toepassen op degenen die bijdragen aan de dystopische ontwikkelingen die ik hier heb geschetst.

Als ik moedeloos word van de ontwikkelingen, put ik moed uit de woorden van antropologe Margaret Mead die ik boven mijn bureau heb hangen: “Twijfel er niet aan dat een kleine groep betrokken mensen de wereld kan veranderen, zo is het altijd geweest”.

*) Howard Gardner is hoogleraar Cognitie- en onderwijswetenschappen aan de Graduate School of Education aan de Harvard-universiteit in de V.S.

Bron: American Dreams, American Realities, Cognoscenti, 9 augustus 2012: Cognoscenti.wbur.org

Voor meer info over Howard Gardner en het Goed Werk Project zie de video: Howard Gardner over goed werk: https://beroepseer.nl

Het Goed werk gereedschap: https://beroepseer.nl

Toepassing Goed werk gereedschap – De praktijk: https://beroepseer.nl

In het boek Beroepstrots – een ongekende kracht is het hoofdstuk opgenomen: Het GoodWork Project – enkele resultaten van vijftien jaar onderzoek, door Howard Gardner, Mihaly Csikszentmihalyi en William Damon: https://beroepseer.nl/beroepstrots/

Hollandse Zaken over geld en moraal

Wie de laatste uitzending van Hollandse Zaken – Eerst het geld, dan de moraal? – heeft gemist kan deze terugzien op internet. Op 8 augustus 2012 was er een discussie over geld en moraal, de publieke zaak, marktwerking, graaiers en het old-boys-netwerk.

In zorg, onderwijs en bij de woningcorporaties volgen affaires elkaar in hoog tempo op. Woningcorporatie Vestia en onderwijsgigant Amarantis trokken de meeste aandacht met financieel wanbeheer, megalomane plannen en zelfverrijking. Vestia-topman Erik Staal kreeg bij zijn vertrek 3,5 miljoen mee. De weggestuurde Amarantis-baas Bert Molenkamp ontving 2,5 ton. Ook in ziekenhuizen en de jeugdzorg lijken sommige bestuurders meer voor het geld dan voor goede zorg te gaan.

Hoe raken bestuurders en managers zo van het morele pad? Hoe kan het dat zij het zicht verliezen op de taken waarvoor ze zijn aangesteld: goede zorg, goed onderwijs en goede woningen? En wat ondernemen de goed bijverdienende dames en heren in de Raden van Toezicht om dit soort wantoestanden te keren?
Gasten in het programma waren Johan Klinkenberg, directeur van woningcorporatie BO-EX in Utrecht; Warner Boer, tot voor kort docent Nederlands, burgerschap en communicatie bij ROC ASA in Leusden; Els Frigge, huurder bij Vestia in de Rotterdamse wijk Zevenkamp; Ellen van den Berg, voormalig groepsbegeleider bij instelling Zonnehuizen dat failliet ging als gevolg van wanbeleid. Martien de Langen, directeur van woningcorporatie Stadgenoot uit Amsterdam; Lilian Marijnissen, bestuurder zorg bij de Abva Kabo; Jannes Verwer, voorzitter van de Raad van Commissarissen van woningcorporatie Woonstad Rotterdam.

Voor terugkijken van Eerst het geld, dan de moraal? ga naar: www.maxvandaag.nl