Skip to main content

Redactie Beroepseer

Jonge medisch specialisten lijden aan stress en burnout door managementtaken

Specialisten die net klaar zijn met hun opleiding voelen zich onvoldoende voorbereid op zelfstandige praktijkvoering. Ze hebben soms het gevoel in het diepe te worden gegooid en die plotselinge zelfstandigheid kan zelfs zorgen voor paniek. De oorzaak is de gebrekkige voorbereiding op management, bestuurlijke zaken en het omgaan met financiële aspecten van de gezondheidszorg. Dit blijkt uit het onderzoek Mind the gap –  the transition to hospital consultant van Michaël Westerman, die op 19 december 2012 promoveerde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam.

Westerman verrichtte interview- en vragenlijstonderzoek in binnen- en buitenland. De resultaten laten zien dat beginnend specialisten zich wel goed voorbereid voelen op de noodzakelijke medische kennis en vaardigheden, maar dus niet op de managementtaken, terwijl die taken wel de helft van hun huidige werkzaamheden betreffen.

Het niet voorbereid zijn op algemene administratieve taken is de oorzaak van burnout onder nieuwe specialisten: tien procent van hen voldoet aan de criteria van burnout en bijna twintig procent voelt zich emotioneel uitgeput.
Westerman pleit dan ook voor extra training en toenemende zelfstandigheid tijdens de opleiding en gestructureerde coaching en inwerkprogramma’s voor beginnend specialisten.

Westerman is in oktober 2012 begonnen aan zijn opleiding tot internist bij het Amsterdamse Sint Lucas Andreas Ziekenhuis. Na zijn studie geneeskunde vond hij zichzelf te jong om de kliniek in te gaan. Daarom besloot hij eerst promotie-onderzoek te doen.

Op de site van Mednet verscheen op 19 november 2012 een interview met Westerman, door Suzanne Bremmers: Overgang aios naar specialist niet altijd probleemloos – Oplossing ligt bij progressieve zelfstandigheid in opleiding. (Artikel niet meer beschikbaar op site Mednet( Wel op: https://www.yumpu.com/nl/document/view/37389072/overgang-aios-naar-specialist-niet-altijd-probleemloos-mednet

aA

Het onderwijs wordt niet beter van al die ranglijsten

Internationale ranglijsten. Het is voor de leek al niet meer te volgen. PISA, PIRLS en TIMSS. We dalen, we stijgen, we zitten in de top-10 en we zijn weer uit de top-10. Nu wil staatssecretaris Dekker graag in de top-5 (NRC, 11-12-12). De internationale ranking was de basis van het beleid van Van Bijsterveld en nu is het de basis van het beleid van de nieuwe staatssecretaris en minister. Logisch toch? Nee, want er zijn heel veel problemen met zo’n uitgangspunt.

Ten eerste is het heel lastig om landen te vergelijken. Het verschil in taalbeheersing tussen Nederlandse en Vlaamse kinderen is nog wel te vergelijken. Maar het verschil tussen Duitse en Nederlandse taalbeheersing? Of hoe onze leerlingen zich verhouden tot Chinese of Japanse leerlingen met een totaal andere tekenset? Bovendien zijn talen als Fins en Zuid-Koreaans veel makkelijker te beheersen dan Nederlands en kent een land als Finland weinig allochtone leerlingen. Nederland zou aanzienlijk beter scoren als de allochtone leerlingen uit de statistieken worden weggelaten, dus hoe slecht doen we het dan echt?
Bovendien zijn er ernstige bedenkingen over hoe de informatie voor de ranglijsten tot stand komt. Zo zijn er bij de Nederlandse cijfers al vraagtekens te zetten. Nederland geeft onwelgevallige informatie, zoals de gemiddelde klassengrootte, niet door, en van gegevens als het salaris is het maar de vraag of ze representatief zijn. Daarnaast zijn er signalen dat China leerlingen van het platteland uit de scores weglaat en dat in Singapore alleen maar leerlingen getoetst worden waarvan de ouders welgesteld zijn.

Ten tweede leidt de nadruk op internationale toetsen tot uitholling en vervlakking van het onderwijs. Met name rekenen en taal worden getoetst en nu al zien we een eenzijdige nadruk op deze onderdelen. De vraag die de politiek zich steeds stelt: hoe komen we hoger op die lijsten? Het eenvoudige en kortzichtige antwoord is door meer te toetsen volgens die internationale standaarden. We scoren dan misschien wel beter, maar hebben onze kinderen ook meer geleerd? Wat schieten we er eigenlijk mee op als we goede vakmensen zonder diploma van het ROC moeten sturen omdat ze niet kunnen rekenen?

Als laatste is de retoriek zelf schadelijk. Uit onderzoek blijkt dat als de politiek veel internationale vergelijkingen maakt, zoals tijdens de Amerikaanse verkiezingen, het vertrouwen van het volk in het onderwijs afneemt. Bovendien richt de retoriek zich met name op de kwaliteit van docenten, want dat is onweerlegbaar de belangrijkste factor in schoolprestaties. Maar ja, als de scores dalen, komt dat dus ook meteen door de docenten. In Amerika is daar een term voor: teacher bashing. De toch al niet zo sterk vertegenwoordigde beroepsgroep krijgt bewust alle klappen van de politiek. In het regeerakkoord worden we zelfs als enige beroepsgroep genoemd die eerder ontslagen zou moeten worden. Andere beperkende factoren, zoals klassengrootte, het teveel aan lesuren en financieringstekort, blijven daardoor bewust buiten schot.

En bewust leraren afvallen, dat kan in Nederland. Het vertrouwen in docenten is zelfs zo laag dat ze niet als volwaardige gesprekspartner worden gezien. Leraren zouden een centrale rol moeten spelen in ons onderwijsbeleid. In tegenstelling tot politici, bestuurders, ambtenaren en beleidsadviseurs zijn wij de experts die praktijk, theorie en beleid verenigen. Waar zijn eigenlijk de leraren die beleid maken en tegelijkertijd voor de klas staan? Niet op OCW, bij de PO/VO Raad of bij de Onderwijsraad bijvoorbeeld. De echte expertise dringt zo te weinig door op beleidsniveau en de boodschap is dat lesgeven de minst belangrijke taak in het onderwijs is. De wereld op zijn kop.

Het bevreemdende aan de plannen van onze regering is nog wel dat het lessen trekt uit de verkeerde landen. Zowel Singapore als Finland hebben een enorm vertrouwen in docenten, en worden ze serieus genomen als volwaardige professionals. In plaats van een voorbeeld te nemen aan de top, waar onze politiek zo graag bij wil horen, kijken ze naar het beleid van middelmatige landen als de Verenigde Staten waar er een laag vertrouwen is in docenten en een sterke nadruk op toetsen. Met de huidige retoriek en eendimensionale maatregelen die staatssecretaris Dekker voorstelt, komt Nederland nooit in de top-5. Nee, het is de blauwdruk voor een steeds verder gaande verslechtering.

René Kneyber en Jelmer Evers

Dit artikel verscheen in andere versie op 18 december 2012 in NRC Handelsblad: Het onderwijs wordt niet beter van al die ranglijsten: https://www.nrc.nl

Jelmer Evers (1976) is docent geschiedenis en was genomineerd voor leraar van het jaar 2012.
René Kneyber (1978) is docent wiskunde en schreef meerdere boeken over orde en gezag. Beiden zijn Voortrekker van Stichting Beroepseer.

Klantmanagers richten beroepsvereniging op

Na een lange voorbereiding is in november 2012 de Beroepsvereniging voor Klantmanagers – BvK – opgericht. Belangrijkste doel van de vereniging is de professionalisering van het vak van klantmanager. Het lidmaatschap staat open voor “professionals die zich bezighouden met de uitvoering van sociale wet- en regelgeving binnen een gemeentelijke organisatie, en die participatie en re-integratie van burgers als taak hebben”.

Sytze Hamstra is de eerste voorzitter van de vereniging, hij is klantmanager van de gemeente Overbetuwe: “We hebben een vrij lange aanlooptijd gehad. Alles bij elkaar ongeveer een jaar. Vooral omdat we een tijdje met een grote groep klantmanagers uit het hele land bezig zijn geweest te bepalen wat onze doelgroep precies moest worden. Daarbij  hebben we  erg veel hulp gehad van adviseurs met veel expertise en we zitten eraan te denken om een aantal van hen gastlid te maken”. Daarnaast speelt de BvK met het idee om op den duur ook professionals van verwante beleidsterreinen als lid toe te laten, bijvoorbeeld van de Wmo, Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hamstra: “Al een tijd geleden wisten we dat we een beroepsvereniging wilden en nodig hadden. Maar doordat er steeds nieuwe wetgeving kwam, waren we vooral bezig daarop in te spelen en was er weinig tijd voor andere dingen”.
Nu drie rijksoverheidstaken gedecentraliseerd worden en overgeheveld naar de gemeenten waardoor het werk van gemeenten nog belangrijker en verantwoordelijker zal worden, voelden de oprichters dat ‘het is nu of nooit’ was: “Ik ben ervan overtuigd dat de tijd nu echt gekomen is om dit door te zetten. En verandering begint altijd bij jezelf, dus heb ik mezelf voorgedragen als voorzitter voor de BvK. Je kunt wel blijven roepen dat iets beter moet, maar als je dat echt belangrijk vindt, moet je zelf het initiatief nemen en niet langs de zijlijn blijven staan.”

De vereniging wil het vak van klantmanager verder professionaliseren door actief bij te dragen aan het delen van kennis tussen klantmanagers van verschillende gemeenten. Ook wil de vereniging gaan optreden als gesprekspartner voor o.m. het ministerie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Voor dat doel zal nauw worden samengewerkt met Divosa, de Nederlandse vereniging van gemeentelijke managers op het terrein van participatie, werk en inkomen.

Twee maanden voor de oprichting van de BvK, in september 2012, werd op een conferentie van het lectoraat Arbeidsparticipatie van de Hanzehogeschool Groningen het tweejarige onderzoeksprogramma Laveren tussen belangen afgesloten en het gelijknamige boek gepresenteerd door lector Louis Polstra, programmaleider van het project. Het lectoraat Arbeidsparticipatie was in de zomer van 2009 van gestart gegaan met het onderzoek om de dilemma’s waarmee klantmanagers en werkcoaches dagelijks te maken krijgen in kaart te brengen, evenals de oplossingsstrategieën die zij hanteren. Onder de aanwezigen op de conferentie waren veel klantmanagers van sociale diensten. Docenten en studenten hebben samen met hen het onderzoek verricht.

Downloaden Laveren tussen belangen door Louis Polstra, Kenniscentrum Arbeid Hanzehogeschool Groningen, 2011: https://beroepseer.nl

Beroepsvereniging voor Klantmanagers, BvK: https://debvk.nl/ (vereniging en website zijn opgeheven).:  Zie voortaan bij beroepsvereniging SAM voor uitvoerders in het publieke sociaal domein: https://sam.nl/

Protestactie rechters: vóór kwaliteit en tegen productie-draaien

In NRC Handelsblad van 15 december 2012  verscheen een artikel van Marcel Haenen over rechters die aan de alarmbel trekken. Een vooralsnog geheime groep raadsheren is in opstand gekomen tegen de in hun ogen steeds zwaardere productie-eisen die aan het rechtspreken worden gesteld. De rechters zeggen hun  werk niet goed meer te kunnen doen. Ze voelen zich ook niet vertegenwoordigd door hun eigen bestuursorgaan, de Raad voor de Rechtspraak.

Dit blijkt uit een anoniem manifest dat door raadsheren van het gerechtshof in Leeuwarden is opgesteld. In het pamflet klagen de rechters dat er nauwelijks nog aandacht is voor de kwaliteit van hun werk. Ze schrijven alleen nog maar te worden afgerekend op de aantallen vonnissen die ze maken. Het heeft ertoe geleid dat de kwaliteit zodanig onder druk is komen te staan dat veel zaken niet de aandacht kunnen krijgen die ze verdienen, en dat onverantwoorde keuzes worden gemaakt om aan de productie-eisen tegemoet te komen.

De Raad voor de Rechtspraak is volgens de actiegroep “losgezongen van de praktijk op de werkvloer”. De Raad zou zijn ingekapseld door de politiek in Den Haag.
Het manifest is volgens woordvoerder F. Steringa van het hof in Leeuwarden opgesteld door “een behoorlijke grote groep” raadsheren. Verdere toelichting wil ze niet gegeven. De schrijvers van het manifest willen anoniem blijven: “We willen via het manifest eerst intern peilen wat er leeft”, zegt Steringa. In het manifest worden andere rechters opgeroepen te reageren.

Leendert Verheij, president van het Gerechtshof van Den Haag, zegt begin volgend jaar het manifest met zijn raadsheren te willen bespreken: “Het mag geen schimmengevecht in de media worden.”

Volgens het Tweede Kamerlid Peter Oskam (CDA) is het heel begrijpelijk dat de Nederlandse rechters rebelleren tegen het huidige systeem waarin ze gedwongen worden steeds meer productie te draaien. Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie moet de magistraten financieel te hulp schieten.
Oskam  zit sinds een paar maanden in het parlement en werkte daarvoor tien jaar als rechter en tien jaar als officier van justitie.

Lees verder op de site van NRC: Rechters in manifest: we kunnen werk niet meer goed doen door Marcel Haenen, 15 december 2012: https://www.nrc.nl

Politiek reageert verdeeld op ‘rebellerende rechters’, door Marcel Haenen, NRC, 15 december 2012: https://www.nrc.nl/

Klik hier voor het uitgelekte anonieme manifest: https://beroepseer.nl

In NRC Handelsblad van 17 december 2012 staat een vervolg op het artikel van zaterdag 15 december 2012 van Marcel Haenen.
Onder de kop Tweederde van rechters vindt goede rechtspraak onmogelijk schrijft hij dat veertig van de in totaal zestig raadsheren die werken bij het gerechtshof in Leeuwarden van mening zijn dat ze niet goed meer kunnen rechtspreken. De president van dit gerechtshof, Fred van der Winkel, spreekt van “een verontrustend groot aantal”.

Een van de opstellers van het pamflet, die anoniem wil blijven “omdat we ons protest als een collectieve actie willen presenteren”, zegt: “Eigenlijk is vrijwel iedere raadsheer in Leeuwarden het met het pamflet eens. Niet iedereen tekent omdat men bang is voor gedonder of ze zijn het niet met alle formuleringen eens. Feit is dat een overweldigende meerderheid het huidige financieringssysteem voor rechtspraak afwijst omdat we als rechters voortdurend te horen krijgen dat alles sneller en goedkoper moet. We laten ons bij het nemen van een juridische beslissing steeds meer leiden door de kosten. Voor kwaliteit van rechtspraak is geen enkele interesse.”

Verarming van de Nederlandse rechtspraak
In de Volkskrant schrijft Wil Thijssen op 18 december 2012 dat de ondertekenaars van het manifest betogen dat de rechtspraak steeds meer gaat lijken op een koekjesfabriek waarin productiecijfers en minutenprijzen leidend zijn. “Wij moeten onze targets halen”, zegt Menno Zandbergen, senior raadsheer en een van de initiatiefnemers: “Daar gaan perverse prikkels van uit. Het wordt verleidelijk om bijvoorbeeld getuigen niet op te roepen, of te vonnissen als dat niet nodig is, omdat je anders je doelen niet haalt”.

De trend die zichtbaar is bij ziekenhuizen, universiteiten, in de woningbouw en het onderwijs zet zich volgens hem nu door in de rechtspraak, met de aanstelling van gerechtsbesturen die directief optreden en op grote afstand van de werkvloer staan. Dat tast de onafhankelijkheid van rechters en de kwaliteit van de rechtspraak aan. De Raad voor de Rechtspraak zou niet zozeer de belangen van rechters behartigen, alswel die van politiek Den Haag.

Vrijdag 21 december 2012 hebben de opstellers van het manifest een gesprek met de Raad voor de Rechtspraak. Voorzitter Erik van den Emster stelt in een schriftelijke reactie dat hij “de zorgen deelt” over de productiedruk binnen de rechtspraak en de gevolgen hiervan voor de kwaliteit. Dat de rechters geen inspraak hadden in de benoeming van de gerechtsbesturen, noemt hij “feitelijk onjuist”: “Bij de benoeming is veel aandacht geweest voor lokale inspraak”.

“Aandacht was er inderdaad, inspraak niet”, aldus Zandbergen. Hij hekelt een Twitterbericht van de raad dat modernisering van de rechtspraak onder rechters weerstand oproept: “Daar gaat het manifest helemaal niet over. Wij begrijpen dat een herziening van de gerechtelijke kaart en modernisering noodzakelijk zijn. Wij klagen ook niet over de werkdruk. Wij klagen over de kwaliteit, over een verarming van de Nederlandse rechtspraak”.

Tweederde van rechters vindt goede rechtspraak onmogelijk, door Marcel Haenen, 17 december 2012, NRC Handelsblad: https://www.nrc.nl

Rechters in actie tegen ‘uitholling’ van rechtspraak, door Wil Thijssen, de Volkskrant, 18 december 2012: www.volkskrant.nl

Praten met leraren tijdens lerarendiner

Op 6 december 2012 vond het eerste “lerarendiner” plaats in Rotterdam. Ruim zestig leraren uit alle sectoren van het onderwijs zaten met elkaar aan tafel op uitnodiging van de Onderwijsraad, het adviesorgaan voor de regering op het terrein van het onderwijs. In januari 2013 volgt een tweede lerarendiner in Zwolle. Onderwerp van gesprek was de vraag Wat is moderne professionaliteit?

Jelmer Evers, docent geschiedenis op de school voor havo/vwo UNIC in Utrecht schrijft op zijn blog dat hij … “vorige week het genoegen had om twee inspirerende bijeenkomsten over het onderwijs mee te maken. De eerste was op donderdagavond. Samen met 70 andere collega’s was ik uitgenodigd voor het lerarendiner van de Onderwijsraad. De tweede was de ochtend daarna. Samen met Dick van der Wateren en Amber Walraven gingen we in gesprek met Jelle Kaldewaij van het nieuwe Regieorgaan Onderwijsonderzoek. Daarover later meer.

Bij de Onderwijsraad kwam de professionele ruimte van de leraar aan bod. Een cruciaal onderwerp waarover ik een uitgesproken mening heb: die is er te weinig. De Onderwijsraad kaderde het als volgt in (lees hier het verslag van de Raad zelf):

“Het gaat niet over de buitenkant van het leraarschap, dus niet over de arbeidsvoorwaarden, de beloning of het register. Het gaat over de binnenkant: wat drijft je als leraar, waar loop je tegenaan en wat heb je nodig?”

Na een introductie van de voorzitter gingen we in vier groepen uit elkaar om het onderwerp verder uit te diepen. Wij zaten onder leiding van Hugo de Jonge in een VO-groep. Er was een enorme betrokkenheid onder de docenten, maar ook een duidelijk verschil in pedagogische en didactische visie. Dit waren allemaal docenten die doordacht handelden vanuit vertrouwen in hun eigen expertise en professionaliteit. Een zeer breed gedragen mening was dat die veel te veel onder druk stond. Het aantal lessen, de klassengrootte staan kwaliteit in de weg. Daarnaast werd er ook een cultuur van wantrouwen ervaren. Vanuit de overheid en de inspectie die veel te veel stuurt op cijfers en lijstjes. Met als grote boosdoener het verschil tussen CE en SE, wat tot soms onwerkelijke situaties leidt: een leerling niet een hoog cijfer kunnen geven voor een opdracht omdat hij niet goed was in toetsen. Maar ook in scholen. Opmerkelijk veel collega’s benoemden het feit dat dure externen werden ingevlogen terwijl de benodigde expertise al in de scholen aanwezig was. Gelukkig waren er ook voorbeelden van het tegendeel. Mijn eigen ervaring is wat dat betreft positiever.

Daarna kwam de vraag hoe we daar nu mee omgaan. Door voor jezelf en je expertise op te komen en door zelf ruimte te creëren  Ook hier hele mooie voorbeelden. Er moet ook meer een aanspreekcultuur komen in het onderwijs. Natuurlijk kwamen in deze groep voorbeelden naar voren van docenten die niet voldeden. Die ken ik ook. Maar terecht volgde daarop dat onkunde overal te vinden is, niet alleen in het onderwijs.

Aan “er mee omgaan” zitten gewoon grenzen. We kwamen als groep toch steeds weer uit op die randvoorwaarden. Uiteindelijk bleek dat de scheiding die de Onderwijsraad wilde maken eigenlijk niet te maken is. Inspectiedruk, maar  ook arbeidsvoorwaarden, in dit geval lesuren en klassengrootte, spelen een cruciale rol in de professionele autonomie. Dat sluit aan bij mijn eigen pleidooi om nu eindelijk eens op te houden met elkaar voor de gek houden. Om op te houden met oproepen (met name van mensen die niet voor de klas staan) om gewoon “aan de slag te gaan”. Het is een illusie om te denken dat we een fundamentele structurele kwaliteitsslag kunnen maken onder de huidige omstandigheden en in deze beleidscultuur.

En helaas heeft de Onderwijsraad hier ook een rol in. Symbolisch wel te verstaan, maar daarom niet minder belangrijk. Op mijn eerdere schriftelijke vraag waarom er geen docenten in de Onderwijsraad zaten kreeg ik eigenlijk het antwoord: docenten zijn niet goed genoeg. Dat waag ik, gezien de samenstelling van de Raad, te betwijfelen. Ik kreeg deze avond ook verschillende antwoorden. Maar er zitten toch docenten in? Dat bleken dus oud-docenten te zijn die al heel snel bestuurder zijn geworden of universitair docenten. Bestuurders en professoren zijn inderdaad heel erg goed vertegenwoordigd. Daarnaast hoorde ik de redenering dat er traditioneel bepaalde expertise aanwezig moest zijn: politiek, onderwijskunde, onderwijseconomie, etc. Op mijn vraag waarom er niet iemand inzat die praktijkervaring en theorie vanuit het PO en VO vertegenwoordigde werd niet-begrijpend en enigszins lacherig gereageerd. Waarom? Een andere redenering was dat je werd “gevraagd” (door wie?) op persoonlijke titel, dit in tegenstelling tot eerdere antwoorden. Tot zover de wens om de beste mensen voor de klas te krijgen. Je wordt als docent niet voor vol aangezien. Twee diners houden of een consultatieronde hier en daar is toch echt wat anders dan structureel aan tafel zitten als volwaardige partner.

Het eten was heerlijk en de toegift van de ‘Canon van het Onderwijs’ zeer welkom. Ik heb de Onderwijsraad oprecht bedankt voor een goede avond. Maar toch ging ik weg met een dubbel gevoel. Het was aan de ene kant een enorm inspirerende avond die me eens te meer deed beseffen dat de oplossing voor problemen in het onderwijs voor een groot deel bij docenten ligt. Aan de andere kant ging ik toch weg met een kater. De antwoorden van de Onderwijsraad stelden me zeer teleur. Ik blijf het te gek voor woorden vinden dat in een onderwijsraad leraren niet vertegenwoordigd zijn. Misschien over een paar jaar”.

lerarendiner 2012Lees ook Wat is moderne professionaliteit? – Verslag lerarendiner 6 december op de website van de Onderwijsraad: www.onderwijsraad.nl
Evers heeft meegewerkt aan de op 1 oktober 2012 op Nederland 2 uitgezonden documentaire De avond van het onderwijs waarin hij liet zien hoe hij zijn leerlingen individueel en op maat onderwijs geeft.
Zie ook de video met Jelmer Evers: Een andere manier van lesgeven: klik hier.

Blog van Jelmer Evers, Praten met leraren, 13 december 2012: www.jelmerevers.nl

 

Verpleegkundigen bovenaan lijst eerlijke beroepen

Het is december. Weer tijd voor lijstjes maken. Derek Thompson, redacteur van het Amerikaanse tijdschrift The Atlantic publiceerde de uitslagen van zijn favoriete jaarlijkse peiling, het geven van een waarderingscijfer voor eerlijkheid aan verschillende beroepen. De vraag die aan deelnemers van de Gallup-enquête in de periode 26 – 29 november 2012 werd gesteld was: Kunt u vertellen wat voor cijfer u zou geven voor eerlijkheid en ethisch normbesef aan mensen die werken in de volgende 22 beroepen? Deelnemers konden antwoorden met: zeer hoog, hoog, gemiddeld, laag of heel laag. Gallup is een in 1935 opgericht Amerikaanse bedrijf, vooral bekend vanwege zijn opiniepeilingen.

De uitslag laat zien dat verpleegkundigen bovenaan de lijst staan. Zij worden het betrouwbaarst gevonden met een score van 85 procent. Volgen:

2. apothekers 3. artsen  4. ingenieurs  5. tandartsen, 6. politiemensen  7. leraren  8. geestelijken  9. psychiaters, 10. chiropractors  11. bankiers  12. journalisten  13. zakenlieden  14. gouverneurs 15. advocaten  16.verzekeringsagenten  17. leden van de Senaat, 18. zorgpraktijkmanagers  19. effectenmakelaars  20. advertentieverkopers  21. leden van het Congres.
Het laagst op de lijst, op de 22ste plaats, staan de autoverkopers met 8 procent.

Honesty/Ethics in Professions, Gallup, 26-29 november, 2012: www.gallup.com

The Least-Trusted Jobs in America: Congress Members and Car Salespeople, door Derek Thompson, The Atlantic, 3 december 2012: www.theatlantic.com

gallup ranking 2012

Ruim baan voor leraren

Roelof Bisschop pleitte in de Tweede Kamer tijdens de behandeling van de onderwijsbegroting voor 2013 voor meer ruimte voor leraren. Zij weten het volgens hem namelijk beter dan politici. De regering moet de daad bij het woord voegen: minder verantwoording, minder bureaucratie! Dat kan bijvoorbeeld door het aanpakken van de Inspectie. Het toezichtkader kan volgens Bisschop voor een belangrijk deel niet door de wettelijke beugel.
Bisschop is sinds 20 september 2012  lid van de Tweede Kamer voor de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Voordien was hij leraar geschiedenis en directeur van een scholengemeenschap.

Bisschop in de Tweede Kamer: “Van goed naar excellent onderwijs, dat is natuurlijk een prachtige ambitie, maar de vraag die onmiddellijk opkomt is: hoe wordt die ambitie ingevuld en wat betekenen die begrippen? Wat is excellent onderwijs? De tweede vraag die daarmee samenhangt, is: brengt het voorgenomen beleid dit dichterbij? Naar mijn vaste overtuiging is de vrijheid van onderwijs voor alle geledingen, voor alle levensovertuigingen van cruciaal belang, wil je als overheid de stap van goed naar excellent onderwijs überhaupt kunnen maken. Dat heeft ermee te maken dat opvoeding en onderwijs in elkaars verlengde verzorgd kunnen worden, en dat is een basisvoorwaarde voor een veilig leerklimaat.
Ik had mij voorgenomen om een viertal punten aan de orde te stellen. In de eerste plaats wil ik een moment stilstaan bij het doel van onderwijs, in de tweede plaats bij de bekostiging ervan, in de derde plaats ga ik in op het toezicht en in de vierde plaats op het thema vertrouwen. Dan sluit ik af met enkele losse opmerkingen”.

Bij het derde punt aangekomen, die over het toezicht, wettelijke regelgeving en het toetsen van de inspectie zei Bisschop: “Het volgende adagium is eerder al verwoord. De overheid gaat over wat er moet worden aangeboden in het onderwijs, en de scholen gaan erover hoe dat in het onderwijs vorm krijgt. De scholen maken de didactische, methodologische en pedagogische keuzes. Dit zouden wij zonder meer als basisuitgangspunt moeten hanteren. Wij signaleren dat er nadrukkelijk sprake is van overcontrole. Mijn fractie heeft heel bewust de vinger gelegd bij de controle zoals die op dit moment door de inspectie plaatsvindt. Daarover hebben wij een factsheet opgesteld. Ik noem een paar voorbeelden die daarin staan. Het gaat daarbij om controles die de inspectie uitvoert, maar die geen wettelijke basis hebben. Ik noem het handelingsgericht werken. De inspectie vraagt om handelingsplannen. Ik ben er niet zeker van of hier bij alle inspectiebezoeken om wordt gevraagd, maar wij zijn er ettelijke malen tegenaan gelopen. Men vraagt ook om handelingsplannen voor leerlingen die geen extra ondersteuning nodig hebben. Als je het hebt over onnodige bureaucratische belasting, dan is dit er nadrukkelijk een voorbeeld van.

Een ander thema waarop de inspectie toetst, is opbrengstgericht werken. In de wet worden alleen de resultaten genoemd. Aan de scholen wordt echter een uitgebreide verantwoording gevraagd over de manier waarop zij tot die resultaten komen. Hieruit blijkt een overkill aan controle. Dat moeten we niet willen. Ik heb ten behoeve van de Kamerleden een niet uitputtende factsheet bij de Griffie afgegeven, met het verzoek om dat onder de leden te verspreiden. Op die manier kunnen zij zelf zien wat de kwaliteitsaspecten zijn die in het toetsingskader een plek hebben. Zij kunnen ook beoordelen hoe zich dat verhoudt of niet verhoudt tot bijvoorbeeld de wettelijke regelgeving. Ik vraag ook de minister wat zij aan deze handelwijze van de inspectie denkt te doen. Ik zou het ‘de inspectie getoetst’ willen noemen. Laten wij ook dit eens tegen het licht houden. Dit kon weleens een belangrijk punt worden bij de verlichting van de plicht voor administratieve verantwoording die op scholen rust. Op die manier kunnen scholen weer veel meer toekomen aan hun eigenlijke taak”.

Een duidelijk niet-christelijke leraar van een middelbare school merkte na kennisname van Bisschops inbreng op: “De SGP had trouwens een f*cking (excuse me) goede bijdrage op 5 december”.

Lees de volledige bijdrage van Bisschop aan het onderwijsbegrotingsdebat in de Tweede Kamer van 5 december 2012, Ruim baan voor leraren, op de website van SGP: www.sgp.nl

Het factsheet Inspectie getoetst! is te downloaden op site van Verus: https://www.verus.nl/files/oud_besturenraad/redactie/manifest-sgp.pdf (Niet meer beschikbaar)

Zadkine laat studenten in de steek

Op woensdag 12 december 2012 overhandigt ROOD-Rotterdam, de jongeren van de Socialistische Partij, een “sfeerrapport” aan de commissie Jeugd, Onderwijs, Cultuur en Sport van Rotterdam (JOCS). Met het rapport luidt ROOD de noodklok over de toestand op het ROC Zadkine voor middelbaar beroepsonderwijs in de regio Rotterdam, in de hoop dat de gemeente Rotterdam snel stappen gaat ondernemen. Zadkine is een onderwijsreus met 18.000 ingeschreven studenten, 2000 medewerkers en ruim 7.000 mensen die voortgezet volwassenenonderwijs volgen.
ROOD bezocht in de afgelopen maanden, na de eerste signalen van misstanden, diverse locaties van Zadkine om te luisteren naar wat de studenten te vertellen hadden. De uitkomst is schokkend.
Studenten van Zadkine zijn het zat. Vaak hebben ze te maken met uitval van lessen, te weinig docenten, onvoldoende ruimte, een te kort aan middelen en slechte communicatie.

Afgelopen oktober maakte Zadkine bekend dit jaar, net als in 2011, een verlies van vele miljoenen te lijden. Voor dit jaar waarschijnlijk 19 miljoen. Door dit tekort moet de mbo-school 150 extra voltijdbanen schrappen – eerder waren er al 275 geschrapt – en honderdduizend vierkante meter aan gebouwen verkopen. Volgens het bestuur zou het onderwijs zo veel mogelijk worden ontzien.
Dit laatste lijkt nu absoluut niet het geval te zijn. Tom Weerdmeester van ROOD-Rotterdam: ”Het lijkt alsof Zadkine er alles aan doet om juist te bezuinigen op het onderwijs. Studenten worden zo veel mogelijk op één locatie ‘gepropt’. Soms zo erg dat er les moet worden gegeven in de centrale hal”.

Volgens sommige studenten moet je blij zijn als je überhaupt les krijgt. Veel leerlingen kampen met uitval van lessen en vakken en zijn bang dat ze op deze manier niet op tijd hun studie kunnen afronden. “Zadkine is het slachtoffer geworden van slecht management. Docenten en leerlingen moeten hier niet de dupe van worden”, aldus Tom Weerdmeester.

Enkele citaten van studenten uit het sfeerrapport:

“Onze studie is English Business and Fashion, maar we hebben niet eens Engelse les!”
”We hebben dure digi-programma’s gekocht. Maar er zijn niet genoeg computers, de werkruimte beperkt zich tot de kantine”.
”Excursies moeten we zelf betalen maar niemand weet waar we heen gaan en of ze wel doorgaan”.

Lees op de site van SP-Rotterdam, Zat van Zadkine, 10 december 2012: https://rotterdam.sp.nl

Overzicht inbreng politieke partijen tijdens behandeling onderwijsbegroting 2013

De Besturenraad, centrum voor christelijke onderwijs, heeft een overzicht gemaakt van de onderwerpen die de politieke partijen hebben ingebracht tijdens de behandeling van de OCW-begroting van 2013.
De ‘casus Amarantis’ bepaalde in hoge mate het debat op 5 december 2012, maar er kwam veel meer aan de orde. Diverse woordvoerders besteedden in de behandeling aandacht aan thema’s als ‘vertrouwen, ruimte en voldoende tijd’ en ‘niet toegeven aan de reflex om op elk incident te reageren met nieuwe regelgeving’.

Ook het thema ‘economisering van het onderwijs’ met prestatiebekostiging, brede vorming en de eindtoets had de aandacht van verschillende woordvoerders. Daarnaast was er aandacht voor het leerlingenvervoer.
Over de problematiek van de krimpgebieden wordt divers gedacht. Waar de ene partij de vorming van samenwerkingsscholen wil stimuleren, pleit een andere partij juist voor kleinschaligheid en keuzevrijheid.
Diverse woordvoerders hebben gepleit voor een versterking van de medezeggenschap in het onderwijs. Dat is mede naar aanleiding van de problemen bij scholengroep Amarantis.

Klik hier voor een overzicht van de inbreng van de verschillende politieke partijen: www.verus.nl

Website Besturenraad www.besturenraad.nl (Niet meer beschikbaar. Besturenraad heet sinds mei 2014 Verus, vereniging voor christelijk onderwijs in Nederland: www.verus.nl)

Lees ook Pleidooi in Kamer voor versterking medezeggenschap, 6 december 2012: www.verus.nl