Skip to main content

Redactie Beroepseer

Decentralisatie leidt volgens veel mensen tot ongelijkheid

Het decentralisatiebeleid biedt beleidsvrijheid aan gemeenten en de mogelijkheid tot lokaal maatwerk. Burgers zien hier lang niet altijd de voordelen van. Velen verwachten dat er een toename van ongelijkheid zal ontstaan. Gemeenten hebben dus nog heel wat uit te leggen.

Sinds 1 januari 2015 hebben gemeenten meer taken gekregen bij de ondersteuning van ouderen en mensen met beperkingen (Wet maatschappelijke ondersteuning 2015), de jeugdzorg (Jeugdwet) en de begeleiding naar werk (Participatiewet). Volgens de pleitbezorgers van grotere gemeentelijke beleidsvrijheid ontstaat hierdoor ruimte voor lokale verschillen. Dat is een pluspunt, gemeenten zouden zo namelijk beter kunnen inspelen op de behoeften van hun inwoners en de lokale situatie. En daardoor, zo is de gedachte, kunnen middelen op lokaal niveau optimaal ingezet worden: efficiënter, effectiever en maatwerk.

In een artikel op de site van Sociale vraagstukken schrijft Maaike den Draak, wetenschappelijk medewerker bij het Sociaal Cultureel Planbureau dat burgers vooral negatief zijn over centralisaties: “Veel burgers weten niet wat ze van deze decentralisaties kunnen verwachten en vooral niet wat de eventuele voordelen ervan zouden kunnen zijn, zo blijkt uit het Continu Onderzoek Burgerperspectieven (COB) van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). De reacties zijn vaker negatief dan positief: 47 procent verwacht dat de nadelen groter zullen zijn dan de voordelen, terwijl slechts 13 procent meer voordelen ziet en 22 procent het niet weet (zie figuur). Opvallend is dat betrokkenen – de mensen die zeggen privé of in het werk te maken te hebben met ten minste een van de drie wetten – negatiever in hun oordeel zijn dan buitenstaanders (58 procent versus 40 procent). Gevraagd naar de positieve punten van de decentralisaties kan iets minder dan een derde van alle mensen niets noemen, terwijl vrijwel iedereen iets negatiefs te melden heeft. De meest gehoorde negatieve punten zijn: de achterliggende bezuinigingen, twijfel over de deskundigheid van gemeenten en het (mogelijk) ontstaan van verschillen tussen gemeenten.

Verschillen tussen gemeenten geven aanleiding tot zorg
In 2013 voorspelden Roel in ‘t Veld en Albert Jan Kruiter het al: niet iedere burger zal de mogelijke verschillen tussen gemeenten accepteren. Uit het COB blijkt inderdaad dat velen het ontstaan van lokale verschillen niet zozeer als pluspunt zien, maar juist als iets om zich zorgen over te maken. De mogelijkheid om af te kunnen stemmen op lokale behoeften wordt door een groep (14 procent) spontaan als positief punt van de decentralisaties genoemd, want ‘wat in Rotterdam goed werkt kan heel anders zijn dan in Urk of Groningen’. Een iets grotere groep (16 procent) daarentegen noemt de mogelijke verschillen tussen gemeenten juist als negatief punt (‘hoe goed of slecht je geholpen wordt is afhankelijk van de gemeente waarin je woont…, pure willekeur dus!’).

Ongeveer 73 procent van de mensen verwacht dat de verschillen tussen gemeenten (veel) groter zullen worden, terwijl 29 procent van de bevolking die verschillen nu al te groot vindt en 37 procent vindt dat de verschillen niet groter mogen worden. Tussen de groepen zit een duidelijke overlap: de ruime meerderheid van de mensen die verwachten dat de verschillen zullen toenemen, vindt dit onwenselijk.

Lees het hele artikel: Veel burgers zijn nog niet gewonnen voor grotere gemeentelijke bevoegdheid, door Maaike den Draak, Sociale Vraagstukken, 21 januari 2015 www.socialevraagstukken.nl

Het kwartaalblad Burgerperspectieven van december 2014 met medewerking van Maaike den Draak is gewijd aan het thema: Decentralisaties in het sociale domein. Zie: www.researchgate.net/publication/271076325_Burgerperspectieven_20144

Gesprekken over onderwijsvernieuwing en ict met drie leraren en een hoogleraar

Wat vinden onderwijskrachten van ict in het onderwijs? Wat voor rol moet ict in het onderwijs spelen. Kennisnet ging in gesprek met enkele leraren en een hoogleraar  om op die vraag een antwoord te krijgen in de serie Filosofen over onderwijsvernieuwing en ict.
Kennisnet is de publieke ict-partner voor het onderwijs en voorziet het basisonderwijs, voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs van onafhankelijk advies over inzet en uitvoering van ict.

Het eerste gesprek is met Hester IJsseling, filosoof, groepsleerkracht, middenbouwcoach op een basisschool en eindredacteur van het in december 2014 gelanceerde nieuwe tijdschrift De nieuwe leraar.
Over ict vertelt zij onder meer: “Hoe je het ook wendt of keert, die digitalisering lijkt een onomkeerbaar feit, met positieve en negatieve effecten. Wat ik er mooi aan vind is dat het een democratiserend effect lijkt te hebben. Iedereen kan persoonlijk bij vrijwel alle informatie komen. Mensen zijn niet meer afhankelijk van bemiddelaars daarin. Digitalisering lijkt zo de mogelijkheid te vergroten om een onafhankelijk oordeel te vormen. Al kun je dat oordeelsvermogen zelf niet in je eentje ontwikkelen louter door op internet te grasduinen.
Daarin is voor het onderwijs een belangrijke rol weggelegd. Oordeelsvermogen is geen technische vaardigheid die je uit een boekje of via een tutorial op YouTube kunt leren. Daar heb je leraren voor nodig die zelf oordeelkundig en verstandig zijn, en die dat zijn geworden doordat ze zelf goed zijn opgeleid, veel hebben gelezen en gezien en ervaren en daarover hebben nagedacht en met anderen over hebben gesproken.

Naast programmeren zou ik ook meer willen weten over de zogenaamde ‘captology’, de psychologie van de manipulatie die makers van applicaties toepassen om ons maximaal te beïnvloeden. Daar zouden idealiter leraren hun leerlingen ook inzicht in moeten bijbrengen. Ik ben van mening dat mensen die van het manipuleren van anderen hun beroep maken slecht zijn opgevoed en geen manieren hebben geleerd. Daar ligt ook een taak voor scholen: om met kinderen in gesprek te gaan over wat deugt en wat niet. Wat ons terugbrengt tot het belang en de rol van filosofie in het onderwijs. Leer mensen na te denken over wat ze doen. En dat kun je anderen alleen leren als je het zelf, als leraar, ook doet: nadenken.”

“We geloven niet in revolutie”

Het tweede gesprek was een dubbelgesprek met Simon Verwer en Eke Rebergen, beiden filosoof en docent voor de klas. Rebergen doceert communicatie en multimedia design, Verwer logica en argumentatieleer. Samen hebben zij een onderzoeks- en ontwikkelingsafdeling van het Nederlandse onderwijs opgericht, De Denkfiguren geheten.
De discussie over digitalisering op school is voor De Denkfiguren eigenlijk al achterhaald. Zij voeren een veel fundamentelere discussie over het schoolcurriculum 2030 waarop wordt aangestuurd door staatssecretaris Sander Dekker.
Verwer: “Er wordt iets geschetst van keuzes en vrijheid, maar het wordt gegoten in de infrastructuur die al bestaat. Zoveel natuurkundedocenten, bepaalde methodes, bepaalde resultaten. Maar als je alleen denkt vanuit die infrastructuur kom je er niet.”
Rebergen: “Wij horen niet bij de groep die van het huidige onderwijssysteem afwil, we geloven niet in revolutie. Love the system, dat is ook ons motto. Maar dat betekent niet dat het systeem niet zou moeten veranderen. Daarom is vandaag de dag onderzoek nodig, moeten we ruimte zoeken bínnen het systeem.”

De Denkfiguren hebben onlangs het voorstel gedaan op elke school een ‘creatief directeur’ in te voeren. Verwer: “Dat is goed ontvangen maar de vraag is: blijft het lippendienst of wordt er echt wat mee gedaan? Mensen zien de potentie wel, maar in de praktijk heb je andere ijkpunten, je moet het belang van zo’n directeur hard kunnen maken. Je moet er een rekenformule bij aanbieden die duidelijk maakt hoe dat in de planning kan worden opgenomen. Maar dat is niet een rekensom van tien euro erin, tien euro eruit. Het aanstellen van een creatief directeur staat voor een bepaalde visie op het onderwijs.”

 “Het ontbreekt aan gezond onderwijspedagogisch denken”

De derde gesprekspartner van Kennisnet is Ger Biesta, onderwijspedagoog, lid van de Onderwijsraad en auteur van verschillende boeken over onderwijs w.o. The beautiful risk of education dat in februari 2015 in een Nederlandse vertaling verschijnt: Het prachtige risico van onderwijs.
Volgens Biesta “wordt er vergeten dat onderwijs niet alleen een machine is om kennis en vaardigheden over te dragen, maar ook een taak heeft kinderen en jongeren te helpen een plek in de wereld te verwerven en op een volwassen manier in de wereld te staan.”

Met technologie in het onderwijs is in principe niets mis, aldus Biesta: “Onderwijs heeft altijd een technologische component gehad en kan niet zonder: de lei en de griffel, het schoolbord, het schoolboek enzovoorts. Maar technologie dient altijd ten dienste te staan van wat wij – als mensen, als opvoeders, als docenten – met het onderwijs willen bereiken. Pas wanneer we daarover voldoende helderheid hebben, kunnen we kijken hoe bepaalde technologie daarbij kan worden ingezet. Wat dat betreft zie ik toch veel situaties waar de wereld op haar kop is gezet en technologie als ‘feit’ wordt gezien en er dan vervolgens de vraag is wat we er in het onderwijs mee moeten. Vanuit mijn optiek ontbreekt het in de discussie over technologie in het onderwijs aan gezond onderwijspedagogisch denken.”

Voor lezen van de interviews, ga naar site van Kennisnet: Filosofen over onderwijsvernieuwing en ict, januari 2015 (interviews niet meer beschikbaar op site van Kennisnet: https://www.kennisnet.nl).

 

Onderzoek naar de hoge beloning van thuiszorgbestuurders: ‘Over de top’

Terwijl overal in het land thuiszorgmedewerkers op straat worden gezet, zorgen hun bestuurders goed voor zichzelf. 52 van hen verdienen meer dan de 178.000 euro, die volgend jaar ook in de zorg als wettelijk maximum geldt.
Dat blijkt uit het onderzoek Over de top van de SP naar de inkomens van 84 bestuurders van in totaal 50 instellingen.

Thuiszorgorganisatie Cordaan spant de kroon, door een van zijn bestuurders ruim drie ton te betalen. Careyn en Omring Noord-Holland staan ook in de top 3. Zij betalen bestuurders respectievelijk bijna drie ton en ruim 280.000 euro, zo blijkt uit jaarverslagen over 2013.

Schril contrast
SP-Kamerlid Tjitske Siderius vindt dat het niet kan dat bestuurders tonnen opstrijken terwijl duizenden medewerkers hun baan verliezen en de zorg voor de cliënten verschraalt: “Er wordt keihard bezuinigd op de zorg”, zegt zij.
“Cliënten verliezen hulp of krijgen minder uren. Ouderen komen hierdoor in een isolement. Dat is in schril contrast met de inkomens van de bestuurders. Daarom moet er worden ingegrepen”.

Het SP-Kamerlid is boos omdat minister Schippers heeft besloten de nieuwe wet normering top-inkomens pas volgend jaar in te voeren. Daarom geldt voor bestuurders in de zorg sinds 2013 een maximum van 228.000 euro. Wie meer verdient houdt dat salaris vier jaar en bouwt daarna in drie jaar af.

‘Verlagen’
Siderius: “Schippers moet zich gewoon aan de wet houden en nu salarissen verlagen. Verder moeten bestuurders zelf ook salaris inleveren als ze medewerkers ontslaan of dwingen genoegen te nemen met een lager loon”.

Deze week heeft de SP geprobeerd in discussie te gaan met minister Schippers. De regeringspartijen hielden echter het debat tegen.

Onderzoek SP naar de beloning van thuiszorgbestuurdersOver de top’, deel II, januari 2015, waarin opgenomen lijst van bedragen die topbestuurders verdienen en van het aantal mensen dat ontslagen is bij de instellingen: https://www.sp.nl/sites/default/files/overdetop2015.pdf

SP boos over hoge lonen top thuiszorg, RTL Nieuws, 16 januari 2015: www.rtlnieuws.nl

Brabantse huishoudhulpen moeten loon inleveren, Nu.nl, 16 januari 2015: www.nu.nl

Zie ook: Wereldwijde aversie tegen veel te hoge financiële beloning van bestuurders en directeuren, Blogs Beroepseer, 29 december 2014: https://beroepseer.nl

In duurzame zorg is de patiënt de oplossing, niet het probleem

Zorginstellingen moeten wereldwijd heel anders tegen patiënten gaan aankijken willen zij komen tot een duurzaam zorgstelsel dat gekenmerkt wordt door lage kosten en een hoge kwaliteit. Dat betekent dat instellingen moeten gaan inzien dat de patiënt bepalend is voor de wijze waarop de zorg in de toekomst verleend wordt.

Hoewel de uitdagingen voor de zorgsector bekend zijn, worstelen zowel overheid als private sector nog altijd met de wijze waarop zij zinvolle veranderingen kunnen aanbrengen die een duurzame gezondheidszorg tot gevolg hebben, dat wil zeggen zorg van hoge kwaliteit tegen een betaalbare prijs. In het rapport ‘Staying Power’ verkent KPMG met een groot aantal wereldwijde leiders uit de zorg de mogelijkheden om de zorg structureel te veranderen.

Uit deze verkenning blijkt dat het vermogen om de zorg anders in te richten, betekent dat het laten wegvallen van verschillen tussen 1e en 2e lijns zorg en deze niet langer te koppelen aan traditionele zorginstellingen, de weg vrijmaakt om te komen tot een meer verantwoorde zorg en een betere gezondheid voor de consument. Dat betekent bijvoorbeeld dat het ‘thuis’ van de patiënt, maar ook zijn woonomgeving een prominentere rol gaan spelen.

Zorg daadwerkelijk aan huis
“Eén van de belangrijkste uitgangspunten voor het realiseren van betaalbare zorg van hoge kwaliteit is dat de zorg niet alleen dichter bij huis wordt geleverd, maar daadwerkelijk aan huis”, zegt Anna van Poucke, voorzitter van KPMG Gezondheidszorg.

Van Poucke: “Wereldwijd gaan de meeste zorgstelsels inmiddels uit van de gedachte dat de zorg niet langer in het ziekenhuis maar in de woonomgeving moet worden geleverd. Zelden echter wordt de noodzakelijke volgende stap gezet: nulde- en eerstelijns zorg aan huis. Het is niet langer vol te houden om ouderen en chronisch zieken in het ziekenhuis te blijven verzorgen en het gewoonweg doorschuiven van deze patiënten naar aan de lokale, gemeenschappelijke voorzieningen zou deze weer kunnen overbelasten.

Nieuwe zorgmodellen, zoals het geïntegreerde zorgsysteem in Singapore, stellen de patiënt centraal in het midden en gaan vanuit deze gedachte aan het werk. Daarnaast is de betrokkenheid van mensen van essentieel belang, betrokken medewerkers leveren immers waarde. Artsen, verpleegkundigen en andere medewerkers in de zorg zijn de kracht achter de zorgverlening, dus elke poging om te komen tot veranderingen in de zorg vereist hun volledige inzet. In de zorg is de betrokkenheid van de medewerkers in het algemeen sterker dan hun verlangen naar financiële beloning. Die betrokkenheid kun je zo goed benutten om de veranderingen te realiseren waar de patiënt baat bij heeft.”

Actieve rol personeel
Zorginstellingen moeten volgens Van Poucke hun personeel dan ook zoveel mogelijk betrekken bij de veranderprogramma’s en de mensen een actieve rol toebedelen in het ontwikkelen en uitdragen van de visie van de organisatie.

Van Poucke: “Een effectieve transformatie kan bovendien zelden worden beperkt tot een enkele organisatie in de gezondheidszorg. Allianties, partnerships en netwerken, ook met hele nieuwe partijen, doen de grenzen tussen de verschillende aanbieders van zorg steeds meer vervagen. In ontwikkelingslanden zoals India, zijn volledig nieuwe zorgmodellen in opkomst die laten zien wat de waarde is wanneer op verschillende locaties en bij diverse partners een uniforme zorgaanpak gehanteerd wordt. Een aanpak die niet alleen leidt tot een hoger en consistenter niveau van zorg, maar ook tot schaalvoordelen.

In deze aanpak wordt de meeste zorg dicht bij huis geleverd door huisartsen en mantelzorgers in de omgeving van de patiënt, ondersteund door e-health en telemedicine. Patiënten worden alleen doorverwezen naar ziekenhuizen als de zorg in en om het huis niet langer adequaat is.”

Buurtzorg
KPMG vergeleek zeshonderd thuiszorgorganisaties met meer dan twintig cliënten op kwaliteit en kosten waaronder ook Buurtzorg. Het rapport, dat in opdracht van het ministerie van VWS is gemaakt, wordt binnenkort naar de Tweede Kamer gestuurd. Het ministerie en zorgverzekeraars willen weten of het experiment met regelarme zones*), waaraan Buurtzorg deelneemt, leidt tot andere uitkomsten. Vooral zorgverzekeraars vreesden dat als wijkverpleegkundigen zelf gaan indiceren welke zorg nodig is, dit tot meer uren zorg zou leiden. Dat is dus niet het geval.

Het onderzoek maakt ook een einde aan de aanhoudende discussie tussen Buurtzorg en enkele verzekeraars over de effectiviteit van Buurtzorg. Enkele verzekeraars beweren dat Buurtzorg efficiënter zou kunnen werken als het uurtarief omlaag zou gaan. Het gemiddelde uurtarief van Buurtzorg is met 54,47 euro één van de allerhoogste in de thuiszorg. Het gemiddelde uurtarief in de thuiszorg bedraagt 48,74 euro. Maar Buurtzorg compenseert dit relatief hoge tarief door een derde minder uren zorg per cliënt te leveren. Buurtzorg levert per cliënt gemiddeld 108 uur zorg, terwijl het landelijk gemiddelde op 168 uur ligt.

Buurtzorg-directeur Jos de Blok ziet hierin een bevestiging dat de inzet op zelfredzaamheid leidt tot andere uitkomsten. “Wij werken met veel hoogopgeleide verpleegkundigen. Die beoordelen problemen anders en komen met oplossingen die de zelfredzaamheid bevorderen. Cliënten zijn bij ons korter in behandeling. Qua kosten scheelt dat per cliënt zo’n 3000 euro aan kosten”.

*) Staatssecretaris Veldhuijzen van Zanten start experiment regelarme instellingen, CDA, 31 januari 2012: www.cda.nl

Rapport KPMG International: Staying power – Success stories in global healthcare, 17 december 2014: www.kpmg.com

Buurtzorg levert 35 procent minder zorg, door Bart Kiers, Zorgvisie, 15 januari 2015: www.zorgvisie.nl

buurtzorg jos de blok kpmg rapport

 

Tweehonderd protesterende huisartsen zijn het nieuwe jaar gestart zonder contract met zorgverzekeraar VGZ

Van de ongeveer 2150 huisartsen aan wie zorgverzekeraar VGZ een contract heeft voorgelegd, zijn er zo’n tweehonderd niet van plan om dat ook te tekenen. De protesterende huisartsen hebben verschillende bezwaren. Zo willen ze zelf kunnen besluiten tot een bepaald medicijn of laboratorium, vinden zij de vergoeding voor extra verrichtingen te laag, en biedt het contract onvoldoende garanties voor de privacy van patiënten. Een van de weigeraars is huisarts Patrick Albert in Reuver, initiatiefnemer van de niet-tekenactie in Noord-Limburg. Het steekt hem dat geld wordt weggehaald bij de zorg om huisartsen premies te geven als zij goedkoop doorverwijzen en voorschrijven: ‘Het contract is strijdig met mijn beroepseed, want ik mag geen financieel belang hebben bij mijn adviezen aan patiënten’.

Huisartsen hoeven geen overeenkomst met een zorgverzekeraar te tekenen, want inschrijftarieven en consulten kunnen ook zonder contract gedeclareerd worden, schrijven Joost Visser en Heleen Croonen op de site van Artsennet. Contractvrij werken is voor huisartsen een nieuw fenomeen, maar in andere disciplines is het al langer aan de orde. Psychologen, psychiaters, fysiotherapeuten, tandartsen en andere paramedici werken al jaren contractvrij. De enige nadelen: meer gedoe over geld met de patiënt en pestende zorgverzekeraars.

Fysiotherapeuten Eveline Bosselaar en Corenne Boeve zijn een website gestart om zich met andere contractvrij werkende collega’s te verbinden: contractvrijfysiotherapie.nl. Al snel sloten 170 fysiotherapeuten zich aan. Ook psychologen en psychotherapeuten kiezen er steeds vaker voor om zonder contract te werken. Zij wisselen informatie uit op de website zorgvoorkwaliteit.nu, waar 400 grotendeels contractvrij werkende psychologen hun steunbetuiging vastlegden. Ook de website contractvrijepsycholoog.nl is een platform voor praktische tips.

Psycholoog-psychotherapeut Kees Kleywegt heeft een psychotherapiepraktijk aan de Amsterdamse Keizersgracht en is een van de initiatiefnemers van zorgvoorkwaliteit.nu. Pas sinds 1 januari 2015 werkt hij contractvrij, de maanden ervoor heeft hij gebruikt om zijn patiënten voor te lichten over de ‘juiste’ polis. “Mijn grootste bezwaar tegen de contracten van de zorgverzekeraar is het omzetplafond. Dit betekent dat een behandeling tussentijds gestopt moet worden als het plafond bereikt is, of dat ik nieuwe patiënten zou moeten weigeren. Voor een psycholoog is dit niet werkbaar”.

‘Bij een vermoeden van fraude’
Klinisch psycholoog-psychotherapeut Liedeke Vis heeft een praktijk aan de Utrechtse Weerdsingel en zij werkt al sinds 2008 contractvrij. “De voornaamste reden was dat in de contracten staat dat de zorgverzekeraar ‘bij een vermoeden van fraude’ inzage in mijn dossier kan krijgen. Ik heb hierover contact gehad met een jurist, die aangaf dat ik daarmee elk recht tot beroepsgeheim opgaf”, aldus Vis. “Ik pleeg geen fraude, nooit, maar dit kan gewoon niet”. Ook in het huisartsencontract van VGZ staat dat de verzekeraar inzage mag vragen. De Nederlandse Zorgautoriteit vult aan dat controle op fraude altijd mogelijk is, ook zonder contract, binnen de grenzen van de wet. Psychiater Kaspar Mengelberg kan de bezwaren van de huisartsen tegen deze zin echter goed invoelen. “Dit kan echt niet. Het beroepsgeheim wordt alleen verbroken via een getrapte toegang, die in een ministeriële verordening beschreven staat”. Zelf heeft hij nooit een contract met een zorgverzekeraar gehad. De ggz mag zelf een rekening sturen naar de patiënt als er geen contract is met de zorgverzekeraar, in tegenstelling tot de huisartsen*).

‘Pesten’ door zorgverzekeraars
Zowel psychiater Mengelberg als psychotherapeut Vis is tevreden over het werken zonder contract; ze voelen zich bevrijd van de eisen van de zorgverzekeraars. Ook is het prettig dat de patiënt door de rekeningen een heldere inzage krijgt in de kosten. Bovendien hoeft daar geen dbc-naam op te staan, dankzij eerdere juridische strijd van Mengelberg.
Maar er is ook een keerzijde. De patiënt krijgt een rekening, en moet de kosten voorschieten. Dit kan omzeild worden, bijvoorbeeld met een ‘acte van sessie’, waarmee de zorgverlener toestemming krijgt van de patiënt om direct bij de zorgverzekeraar te declareren, of door de rekening pas te innen als de zorgverzekeraar al heeft uitgekeerd aan de patiënt. Tweede probleem is dat de patiënt niet alles terugkrijgt als hij de ‘verkeerde’ polis heeft. Er gaat tijd zitten in het bespreken van de financiën, en dat is zonde van de behandeltijd. Psychiater Mengelberg maakt wel eens mee dat patiënten vanwege het voorschieten naar een andere behandelaar gaan die wel gecontracteerd is door de zorgverzekeraar. Het derde probleem, door beide zorgverleners genoemd, is opmerkelijk – het probleem van ‘pesten’ door zorgverzekeraars. Psychotherapeut Vis: “Zorgverzekeraars raken regelmatig de nota kwijt. Soms moet hij vier keer verstuurd worden, soms zelfs twee keer aangetekend. Het kan dus maanden duren voor de rekening betaald wordt”.

Lees de hele blog Werken zonder contract heeft ook voordelen, door Joost Visser en Heleen Croonen, Artsennet, 14 januari 2015: http://medischcontact.nl

*) Onderaan de blog op Artsennet  staat een toelichtend kader: Contractvrij werken: huisartsen versus ggz, waarin een woordvoerder van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) vermeldt dat huisartsen de patiënt geen rekening mogen sturen voor de niet-gecontracteerde zorg. Psychologen en psychiaters mogen dit wel. Lees ook de reactie van bedrijfsarts J.W. van Leeuwen.

Lees op Artsennet ook de blog: LHV: ‘Verzekeraars spreken niet echt met huisartsen’, waarin voorzitter Ella Kalsbeek van de Landelijke Huisartsenvereniging (LHV) zegt dat gesprekken, brieven en e-mails met zorgverzekeraars niets opleveren: “Er lijkt geen echte communicatie mogelijk”.
Kalsbeek baseert haar oordeel op de voorlopige uitkomsten van een online-enquête over de marktmacht van verzekeraars, gehouden onder de leden van de LHV. Van de duizend huisartsen die binnen 24 uur reageerden, zochten er 421 contact met de zorgverzekeraar over het contract. Driekwart is vervolgens mondeling, per brief of per e-mail met een vertegenwoordiger van de zorgverzekeraar in contact geweest; van hen geeft opnieuw driekwart aan dat daarbij geen sprake was van echte communicatie. “Je zou verwachten dat de partijen in zo’n contact hun ideeën en standpunten zouden uitwisselen”, zegt Kalsbeek. Maar dat bleek niet het geval”.

De definitieve uitslag van de enquête wordt binnenkort bekend gemaakt.

Innovatieve plannen blijken ook niet erg gewaardeerd te worden door de zorgverzekeraar. Vier plannen werden afgewezen: wachtkamergesprekken, een website met bekkenbodemoefeningen, opsporen en begeleiden van rokende zwangeren, internettherapie: de zorgverzekeraar zag er niets in.
De LHV gaat met Zorgverzekeraars Nederland en het ministerie van VWS over de problemen praten, aldus Kalsbeek.

LHV: ‘Verzekeraars spreken niet echt met huisartsen’, door Joost Visser, Artsennet, 9 januari 2015: www.medischcontact.nl

Zie ook de nieuwsbrief van 14 januari 2015 van Vereniging voor Praktijkhoudende huisartsen (VPHuisartsen) met nieuws over de weigerhuisartsen van VGZ en de berustende rol van de NZa : http://ymlp.com/zpEZ9Q

VvAA steunt huisartsen in discussie met VGZ: www.vvaa.nl (Artikel niet meer beschikbaar op site VvAA).

 

Tweede Kamer gaat in gesprek over rol zorgverzekeraar

Op initiatief van Kamerleden Corinne Ellemeet (GroenLinks), Hanke Bruins Slot (CDA) en Pia Dijkstra (D66) organiseert de Tweede Kamer op maandag 19 januari 2015 een rondetafelgesprek met deskundigen, zorgverzekeraars en vertegenwoordigers van patiënten en artsen over het zorgstelsel en de rol van zorgverzekeraars. Ellemeet, Bruins Slot en Dijkstra willen weten hoe de rol van zorgverzekeraars kan worden aangepast en verbeterd zodat zij meer in dienst van de patiënt gaan functioneren.

De afgelopen tijd zijn er verschillende rapporten uitgebracht over het zorgstelsel, hierover is een breed debat aangevraagd door GroenLinks, CDA en D66. Voorafgaand aan dat debat hebben de drie partijen het initiatief genomen voor een rondetafelgesprek zodat vanuit verschillende expertises belicht kan worden op welke manier zorgverzekeraars beter kunnen bijdragen aan een solidair en innovatief zorgstelsel. Onder meer Chris Oomen (zorgverzekeraar DSW), Bart Combee (directeur Consumentenbond) en Petra Schout (Patiëntenfederatie NPCF) zullen daarover in gesprek gaan met de Kamerleden.

GroenLinks-Kamerlid Corinne Ellemeet: “Het debat over de vrije artsenkeuze heeft nog maar eens bewezen dat er grote maatschappelijke onrust is over de rol van zorgverzekeraars. De macht en verantwoordelijkheden van zorgverzekeraars zijn de afgelopen tijd enorm toegenomen, maar dat lijkt niet in het voordeel van de patiënt uit te vallen. Wij zijn geïnteresseerd in óplossingen voor het tekortschieten van zorgverzekeraars. Wat moet er anders zodat de patiënt echt baat heeft bij hun rol in ons zorgstelsel”.

CDA-Kamerlid Hanke Bruins Slot: “Het piept en het kraakt op dit moment met groeiende wachtlijsten in de GGZ en een onoverzichtelijk woud van verschillende zorgpolissen. Wij willen kijken hoe zorgverzekeraars meer in dienst van de patiënt kunnen werken”.

Het rondetafelgesprek vindt plaats in de Groen van Prinstererzaal van de Tweede Kamer en is vrij toegankelijk voor pers en publiek. Het programma is als volgt:

Eerste ronde van 10.00 – 11.00 uur

CZ Zorverzekering – Wim van der Meeren
Erasmus Universiteit – Erik Schut
Vereniging Samenwerking Algemene Ziekenhuizen – Yvonne Snel
Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie (KNGF) – Henk Jansen
Patiëntenfederatie NPCF – Petra Schout

Tweede ronde van 11.15 – 12.15 uur

DSW Zorgverzekeraar– Chris Oomen
Achmea Zorverzekeraar– Norbert Hoogers
Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP) – Judith Veenendaal
Consumentenbond – Bart Combee
Erasmus Universiteit – Wynand van der Ven
Landelijk Platform GGz (LPGGZ) – Marjan ter Avest

Bij lezing van de namen van de genodigden, rijst de vraag: Doen het Comité Vrije artenskeuze en de huisartsen niet mee aan dit rondetafelgesprek?*)

Zie site GroenLinks: Tweede Kamer gaat in gesprek over rol zorgverzekeraar, 12 januari 2014: https://groenlinks.nl

Site Tweede Kamer met info over vergaderingen en debatten: www.tweedekamer.nl

De bijeenkomst is live te volgen op: http://www.tweedekamer.nl/vergaderingen/livedebat
Klik op Groen van Prinstererzaal.

*) Update: Op een later gepubliceerde lijst van deelnemers aan het rondetafelgesprek staat toegevoegd Mevrouw Ella Kalsbeek van de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV).

Nieuwe beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden

Tot op heden waren er vier beroepscodes voor verpleegkundigen en verzorgenden, maar nu is er één nieuwe Beroepscode. Op 8 januari 2015, tijdens het symposium De sleutel tot een goede beroepsuitoefening is de Beroepscode officieel gepresenteerd en overhandigde Bart Cusveller de eerste Beroepscode aan prof. dr. Marieke Schuurmans, hoogleraar Verplegingswetenschap UMC Utrecht en lector Zorg voor Ouderen Hogeschool Utrecht en aan Corien Harder als vertegenwoordigster van alle verpleegkundigen en verzorgenden.

Het afgelopen jaar hebben beroepsverenigingen en vakbonden van zorgprofessionals zoals V&VN, NU’91, FNV Zorg & Welzijn, CNV Zorg & Welzijn, RMU sector Gezondheidszorg en Welzijn ‘Het Richtsnoer’, Healthcare Christian Fellowship Nederland en CGMV vakorganisatie voor christenen hard gewerkt aan één beroepscode. Het resultaat van deze unieke samenwerking is de nieuwe Beroepscode van Verpleegkundigen en Verzorgenden.

De Beroepscode is een leidraad voor het handelen als professional en geeft aanknopingspunten om te bepalen hoe je je in je beroepsuitoefening als professional gedraagt. De code biedt ook handvatten om in complexe situaties een weloverwogen afweging te maken over wat goede zorg in deze situatie vraagt. De Beroepscode is tegelijk geactualiseerd.
Nieuw in deze beroepscode zijn de afspraken over het omgaan met gewetensbezwaren, het gebruik van elektronische dossiers, sociale media en mobiele telefoons, en het samenwerken met informele zorgverleners. In het artikel over bescherming van de privacy van de zorgvrager staat nu ook dat een verpleegkundige of verzorgende ernaar streeft de privacy van de zorgvrager te beschermen.

Leiderschap en partnerschap

Marieke Schuurmans is zeer te spreken over de nieuwe beroepscode: “De nieuwe Beroepscode is een sleutel tot goede beroepsuitoefening. Juist nu in een tijd waarin de gezondheidszorg voor grote uitdagingen staat. De grootste en meest flexibele beroepsgroep in de zorg: de verpleegkundigen en verzorgenden tonen met deze beroepscode leiderschap en partnerschap. Zij kunnen aangesproken worden op goede beroepsuitoefening. Daar staat de Beroepscode voor”.

De Beroepscode van Verpleegkundigen & Verzorgenden is hier te downloaden: www.venvn.nl
Ook in posterformaat te bestellen.

Eén beroepscode van verpleegkundigen en verzorgenden, Verpleegkundigen & Verzorgenden in Nederland, 11 januari 2015: www.venvn.nl

Beroepscode: document voor professionele beroepsuitoefening, Zorg in de praktijk, onafhankelijk online communicatieplatform, 8 januari 2015: http://zorgenz.nl

Patrick Pelloux, arts en redacteur van Charlie Hebdo: Schrijven met tranen

patrick pelloux charlie hebdoDe aangrijpende beelden en woorden van Patrick Pelloux na de aanslag op Charlie Hebdo met twaalf doden en elf gewonden zijn de wereld rondgegaan en zullen menigeen in het hart hebben geraakt. Ondanks de dood van de belangrijkste redactieleden verschijnt er woensdag toch weer een nieuwe editie van het weekblad. “We zullen het schrijven met onze tranen”, verklaarde Pelloux die zijn tranen nauwelijks kon bedwingen.

Op de site van Arts en auto schrijft Ignace Schretlen, arts, publicist en beeldend kunstenaar in een blog hoe de 51-jarige arts Patrick Pelloux door een bespreking met de brandweer wat later op de redactievergadering van Charlie Hebdo zou verschijnen en daardoor ontkwam aan de rampzalige aanslag. Pelloux is redacteur van Charlie Hebdo en als arts verbonden aan de Franse ambulancedienst Service d’Aide Médicale Urgente. Als een van de eersten werd hij geconfronteerd met het bloedbad.
Pelloux kreeg in 2003 in Frankrijk nationale bekendheid toen hij direct al waarschuwde voor de medische gevolgen van de hittegolf die Europa in augustus van dat jaar teisterde. Het ging om één van de heetste zomers ooit, waarbij alleen al in Frankrijk meer dan veertienduizend mensen door de hitte overleden. Pelloux hekelde het feit dat men nauwelijks was voorbereid op deze ramp, waarvan met name ouderen het slachtoffer waren. Hij bepleitte toen op kortst mogelijke termijn een aantal noodmaatregelen.

Van zijn betrokkenheid tot en verantwoordelijkheid voor de zorg in de Franse samenleving, geeft hij ook blijk in zijn publicaties. Voor Charlie Hebdo schrijft Pelloux al vele jaren een kroniek, waarin hij niet alleen middels anekdoten verhaalt over zijn werkzaamheden, maar waarin hij vooral laat zien op welke wijze politieke besluiten kunnen doorwerken op de werkvloer.

Zijn bijdragen voor Charlie Hebdo zijn in 2007 gebundeld in Histoire d’urgences. Het weekblad stond toen onder hoofdredacteurschap van Philippe Val, die ook als zanger en cabaretier bekend werd. Val was toen jarenlang beducht voor de impact van de islamitische revolutie en onder zijn gezag werden de Deense spotprenten van Mohammed opnieuw afgedrukt. In 2012 volgde een tweede deel van Histoire d’urgences.
Nederland kent maar weinig artsen van het kaliber van Patrick Pelloux, die hun bezieling en betrokkenheid tot de volksgezondheid op meerdere fronten tegelijk tot uiting laten komen.

Lees de hele blog van Igance Schretlen, Schrijven met onze tranen, Arts en auto, 9 januari 2014: www.artsenauto.nl

Nederlandse gezondheidszorg wordt supermarktgeneeskunde

Dirk Van Duppen, huisarts en voorzitter van Geneeskunde voor het Volk, een over heel België verspreid netwerk van elf groepspraktijken met meer dan 25.000 ingeschreven patiënten, schreef een blog over de gezondheidszorg in Nederland. Volgens hem krijgen we hier een supermarktgeneeskunde. Aan de hand van feiten, cijfers en grafieken laat hij zien hoe het het Nederlandse zorgverzekeringsstelsel is vergaan sinds afschaffing van het ziekenfonds en de invoering van de nieuwe zorgverzekeringswet in 2006: één markt van volledig private en winstgestuurde zorgverzekeraars.
Iedereen moest zich aansluiten voor het basispakket bij een zorgverzekeraar. De zorg zou door concurrentie tussen de zorgverzekeraars goedkoper en beter worden en tot meer transparantie leiden, iedereen zou weten wat de zorg kost.

Na toetsing van deze voorspellingen aan de feiten en de cijfers, constateert Van Duppen dat de zorgpremie elk jaar omhoog gaat.
In 2015 wordt de stijging nog forser. In de Zorgwijzer krijg je een overzicht van het grote aantal zorgverzekeraars met uiteenlopende tarieven en aanbiedingen en vooral forse premieverhogingen die variëren van drie procent tot meer dan tien procent.

Het almaar toenemende ‘eigen risico’-bedrag

In 2008 werd het eigen risico ingevoerd, het bedrag dat je volledig uit eigen zak moet betalen, vooraleer je van tussenkomst van de zorgverzekeraar kunt genieten. Dat bedrag neemt jaar na jaar toe: in 2009:  € 155; 2010: € 165; 2011: € 170; 2012: € 220; 2013: € 350; 2014: € 360; 2015: € 375. Een stijging van 142 procent op zes jaar tijd. Globaal betekent dit dat de patiënt vandaag hierdoor 3,2 miljard euro zorgkosten extra uit eigen zak betaalt.
Het eigen risico geldt niet voor consultatie bij de huisarts en basale verloskundige zorg. Maar wel voor de geneesmiddelen die de huisarts voorschrijft of de technische onderzoeken en verwijzingen voor specialistenzorg en ziekenhuiszorg.

Het rapport Brede heroverwegingen Curatieve Zorg (2010) van de Inspectie der Rijksfinanciën dat adviezen moet geven tot besparingen, adviseert om het bedrag van het ‘wettelijk eigen risico’ nog meer op te trekken, tot 775 euro.
Daarnaast suggereert het rapport: “Een eigen bijdrage van € 5 per huisartsenconsult. De gedragseffecten voor huisartsenzorg zijn relatief groot omdat verzekerden zelf kunnen beïnvloeden of ze wel of geen zorg vragen”. Terwijl juist internationaal overal, ook bij de Belgische professoren huisartsgeneeskunde, gepleit wordt om in de eerste lijn de remgelden af te schaffen.

hema reclame zorgverzekering

De ‘basispremie vanaf 73 euro per maand’ die je op de bovenstaande advertentie van Hema kunt lezen heeft betrekking op een verzekering waarbij bovenop de 375 euro wettelijk verplichte eigen risico ook nog eens 500 euro zogenaamd vrijwillig eigen risico bijkomt. M.a.w. bij die relatief lage basispremie betaal je wel de eerste 875 euro van het jaar aan gezondheidszorg volledig uit eigen zak, voordat je beroep kunt doen op de Zorgverzekeraar. De basispremie bij Hema met het wettelijke 375 euro eigen risico bedraagt immers 97 euro per maand.

Andere punten die Van Duppen onder de loep neemt en becommentarieert zijn:

– Grote verspilling door concurrentie, reclame en overstapkosten.
– Artsen en zorgverstrekkers slachtoffer van een gigantische bureaucratie.
– Patiënt wordt verknipt in ziektebeelden.
– Meer en meer diensten worden uit het verplichte basispakket gehaald.
– Zorgverzekeraars monopoliseren gezondheidsgegevens.
– Lessen voor België.
– Zorgtoelage, huurtoelage, kinderopvangtoelage.
– Nederlandse Zorgverzekeringswet van 2006 schaft solidariteit aan inkomstenzijde af.
– Solidariteit langs de uitgavenzijde: de acceptatieplicht, wordt meer en meer omzeild.
– Monopolievorming door vier grote spelers op een chaotische markt van meer dan 50 verschillende zorgverzekeraars.
– Durfkapitaal voor ziekenhuizen.
– Als het ziekenhuis een bank was… dan was het al lang gered! De eerste faillissementen van ziekenhuizen zijn een feit.

Lees de hele blog: Nederlandse gezondheidszorg wordt supermarkt geneeskunde, blog Uit de community, door Dirk Van Duppen, op site De wereld van morgen, 6 januari 2015: www.dewereldmorgen.be

Dirk van Duppen is sinds 2014 gemeenteraadslid van Antwerpen voor de PVDA+. Hij is initiator van het Kiwi-model in België. Daarbij worden de beste geneesmiddelen door de ziekteverzekering aangekocht via openbare aanbestedingen en gratis verstrekt aan patiënten. Van Duppen publiceerde in 2004 het spraakmakende boek De Cholesteroloorlog. Waarom geneesmiddelen in België zo duur zijn. In 2009 kreeg hij voor zijn jarenlange maatschappelijk engagement de Prijs voor de Democratie.